Door: Keith
Datum: 10-12-2018 | Cijfer: 9.3 | Gelezen: 27582
Lengte: Lang | Leestijd: 29 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Lang | Leestijd: 29 minuten | Lezers Online: 1
Dit wordt een vervolgverhaal. Komt rustig op gang; verwacht niet meteen stomende sex-scenes in de eerste regels, dan zit je verkeerd.
Mini 1
Ze was me al een paar keer opgevallen: de jonge vrouw met lange blonde haren die bij de receptie van het gebouw zat waar onze firma gevestigd was. Eén keer liep ze door de hal heen toen ik net klaar was met m’n werk. Je kon haar met recht een ‘opvallende verschijning’ noemen.
Een jaar of 25, zeker 1.85 meter lang, een mooi gezicht, blauwe ogen, een prachtige glimlach en lange goudblonde haren, meestal in een vlecht of staart gebonden. Slank, altijd gekleed in een witte blouse met een vest er overheen, en een zwarte rok met hoge hakken er onder, waardoor haar lange benen nóg langer leken, Ze groette vrijwel iedereen bij naam als men het gebouw binnenkwam of verliet.
Mij niet; ze hield het bij een afstandelijk maar beleefd “Een fijne avond meneer”. Maar ja, ik werkte hier nog maar een paar weken en er zaten zeker zeven bedrijven in het pand. Die beleefde, maar onpersoonlijke groet bleef dus een aantal weken zo. En om met een vage smoes naar haar naam te vissen had ik geen zin in.
Tot ik haar ’s avonds laat met een bedrukt gezicht op de parkeerplaats tegenkwam. Het was iets voor tienen, donker, ik had overgewerkt en wilde naar huis. De parkeerplaats was leeg, op mijn auto en een Mini na. De blonde receptioniste had me gegroet met “Fijne avond en een prettig weekend, meneer!” en ik had haar ook een prettig weekend gewenst.
Ik was in mijn auto nog bezig met iets op te zoeken in mijn tas, toen ze, een paar minuten na mij, ook het gebouw verliet en op slot draaide. Ze liep naar de enige auto op het parkeerterrein behalve de mijne, een witte Mini. En uit die Mini kwam even later een naar, rochelend geluid. “Startmotor naar de bliksem…” dacht ik. Ik stapte uit en liep er naar toe. Op het moment dat ik vlak achter de Mini liep ging het bestuurdersportier open. De blonde receptioniste stapte uit en stampte op de grond en gaf toen een klap op de auto.
“Rotding! Waarom juist nu? Verdomme!” “Because it’s a bloody stubborn English car. And they quit the moment you need them most”, zei ik droog. Ze draaide zich snel om, haar ogen spuwden vuur. “Wát??” “That’s because they can’t handle the fact they have to drive at the wrong side of the road”, vervolgde ik. “Brittania rules de waves and those kind of things. Maar wat zijn de problemen?”
Ze kon er niet om lachen en antwoordde kribbig. “Geen flauw idee. Ik heb geen verstand van auto’s. Als ik probeer te starten hoor ik een boel kabaal, maar starten: ho maar.” Ze keek nijdig. “Ik meende al zoiets te horen… Volgens mij is je startmotor ter ziele. Dat is niet zo maar te maken. En slepen is in het donker geen optie. Ik denk dat je een bergingsdienst en je garage moet bellen: de bergingsdienst om de auto naar de garage te brengen en je garage om ‘m te laten maken. En iemand anders om je naar huis te brengen.”
Ze keek zo mogelijk nóg donkerder. “Nou, dat wordt een dure grap dus… Ik denk dat ik dan maar met het OV naar huis ga… als ik het nog haal.” Ik keek op m’n horloge. “Hoezo? Het is nog geen tien uur.” “Waar ik woon, gaan de bussen maar tot elf uur. Als ik de laatste bus niet haal, moet ik twee kilometer lopen.” “En met die hoge hakken van je, is dat geen pretje”, vulde ik aan. “Waar moet je heen?” “Naar Ter Aar… Kun je me misschien naar het station brengen? Dan haal ik in ieder geval nog een trein.”
Ik schudde m’n hoofd. “Nee, dat kan ik niet maken. Ik rij je wel naar je huis. Ik kan je zo laat op de avond niet het risico laten lopen om ergens halverwege te stranden. Morgen is het zaterdag, dan heb je alle tijd om de garage te bellen en je auto op te laten halen. Tenminste… als je dat ziet zitten.” Ze lachte. “Dat zou heel fijn zijn! Maar is dat voor jou niet een heel eind om?” Ik dacht even na. “Ter Aar… ter Aar…. Tussen Alphen aan de Rijn en Schiphol, toch? Ja, dat is een stukje omrijden. Maar zoals ik al zei: morgen is het zaterdag. Weekend en zo. Uitslapen is dus een optie. Ik breng je wel naar huis. Pak de spullen uit je auto die je nodig hebt, zoals autopapieren, ANWB-pas, telefoonnummers van je garage en zo, dan start ik alvast mijn auto. Als die het ten minste wél doet.”
Ik draaide me om en liep naar mijn auto, startte en reed langzaam naar de hare toe. In het licht van de koplampen zag ik haar uitstappen. Haar lange benen waren gedurende een seconde zichtbaar. Mooi! Ze deed haar Mini op slot en liep naar mijn auto. “Zo… mag ik mijn spullen achterin leggen?” Ik knikte. Het achterportier ging open, haar tas zette ze op de achterbank en ze deed haar jas uit. Toen kwam ze naast me zitten.
“Ik heb me nog niet eens voorgesteld… Joline Boogers, een van de receptionistes hier.” Ze gaf me een hand. “Ja, dat had ik al een paar weken door. Kees Jonkman. Ik werk sinds kort bij Developing Technics als teamleider. En als jij een adres voor me hebt, klop ik dat in het navigatiesysteem en kunnen we rijden.” Ze gaf me haar adres. “U komt op uw bestemming aan om 23 uur 11” meldde het systeem. “Nou, fasten seatbelts, no smoking and prepare for take-off dan maar… Moet je niet even naar huis bellen dat je wat later komt?”
Ze keek me niet aan toen ze antwoord gaf. “Ik kan wel bellen, maar er gaat niemand opnemen.” Het kwam er wat kort uit. Oh jé… Gevaarlijk terrein, Kees… Verder niet op in gaan. Laat het initiatief maar bij haar liggen, dat is veiliger…
Ik reed zonder iets te zeggen weg. Het eerste stuk van de rit, door de bebouwde kom, had ik sowieso even alle aandacht nodig voor het verkeer. Eenmaal op de A27 zette ik de cruise-control aan en kon me iets ontspannen.
Joline zei plotseling: “Sorry voor mijn nogal lompe reactie… Ik had een vriend, maar die heb ik gedumpt. Ik vond hem met een vriendin van me in haar bed. Nou ja, ex-vriendin inmiddels. Sinds die tijd woon ik in m’n uppie.” Ik keek haar even aan. “Love hurts”. “Ja, nogal. Maar een paar weken geleden heb ik mezelf onderhanden genomen; geen zielig gedoe meer, voorlopig keihard werken zodat ik dat flatje vaarwel kan zeggen en iets beters kan gaan bewonen. Volgend jaar wil ik verhuisd zijn! En jij? Wat doe jij, waar woon je?” Ze was duidelijk niet van plan haar hart uit te storten.
“Ik ben elektrotechnisch ingenieur, sinds een aantal weken teamleider van Team Drie bij DT. Mijn team ontwerpt de stuurschakelingen voor grote transformatoren in de offshore. En ik woon in Veldhoven. Na m’n studie in Eindhoven ben ik daar blijven hangen. Ik ken de stad, ik heb een aantal vrienden daar, dus waarom verhuizen naar elders? Ik vond mijn flatje midden in de huizencrisis. Niemand wilde het hebben, want er moest heel veel aan gebeuren en nu woon ik daar alweer twee jaar.”
Ze fronsde even. “Dus jij moet zo meteen nog helemaal terugrijden naar Eindhoven?” Ik knikte. “Ja. Héél vervelend, zeker omdat ik dan een charmante bijrijdster ga missen. Maar ja… c’est la vie!” Ze was even stil. “Je moet bij mij in ieder geval een kop koffie drinken om wakker te blijven. Anders laat ik je niet weggaan!”
“Hmmm…. Nu kan ik natuurlijk antwoorden dat ik met ingang van heden gestopt ben met koffiedrinken, maar dat klinkt wel héél erg onwaarschijnlijk.” Ze keek me kort aan. “Kees Jonkman, ik schatte je in als een nette heer. Je drinkt bij mij een kop koffie waar een paard de hik van krijgt en daarna rij je uiterst geconcentreerd naar Veldhoven, begrepen?” Ze lachte erbij. “Zeker Freule. Is er nog iets anders van uw dienst, Freule?” Ze begreep de grap gelukkig en antwoordde geaffecteerd: “Nee. Rijden, James. En een beetje vlot graag!”
“Helaas Freule… ‘een beetje vlot’ houdt voor mij in: snelheden die op de Deutsche Autobahn wél, maar in dit kikkerlandje niet zijn toegestaan. Ik beken dat ik zo af en toe alle teugels laat vieren en de PK’s op volle toeren laat draaien, maar niet in Nederland. Daarvoor is mijn rijbewijs me te lief. Dus ik moet me helaas beperken tot het tempo voor het plebs, zijnde 130 kilometers per uur op sommige stukken snelweg en elders zelfs 120 of 100. Het is niet anders, helaas. De privileges van de hogere klasse zijn de laatste jaren aan inflatie onderhevig geweest.” Joline schudde lachend haar hoofd. “Waar gaat het heen met dit land? Schande!”
Ik zette de CD-speler aan en even later klonken de triosonates van Bach door de auto. “Best mooi” was Joline haar commentaar even later. “Ik luister weinig naar klassieke muziek, maar dit kan ik wel waarderen.” “Nou, zet je stoel naar achteren, leuning een beetje achterover, ogen dicht en geef je eraan over. Bach is mooi, en Bach op een Engels orgel is je reinste toverij.”
Ze keek me aan. “En jij dan?” Ik klopte op het stuur. “Sorry… maar iemand moet dit Zweedse rendier in bedwang houden. Als ik m’n ogen dicht doe, liggen we vijf seconden later in de vangrail.” Ze schudde haar hoofd. “Nee, ik bedoel: als ik m’n ogen dicht doe, hou jij dan je ogen op de weg?”
Het was maar goed dat de auto donker was. Ik voelde dat ik moest blozen. Want natuurlijk had ik, als er straatverlichting was, meerdere malen naar haar mooie benen zitten kijken. “Betrapt. Ik zal me gedragen Freule. In zeker 95 procent van de tijd zal ik me concentreren op de weg en het schaarse overig verkeer. Voor de rest van de tijd geef ik geen garantie.” Ik hoorde een grinnik naast me.
Ze deed inderdaad de rugleuning naar achteren en ontspande. Haar hoofd was naar me toe gedraaid, dus al te vaak naar haar prachtige benen kijken ging niet. Bovendien moest ik het verkeer in de gaten houden. Haar hoofd zakte langzaam een beetje weg, dus viste ik een kussen van de achterbank en legde dat tussen haar hoofd en de hoofdsteun. Ik kon me echter niet aan de indruk onttrekken dat ze deed alsof ze sliep, maar ondertussen mij aan het bekijken was. Zo af en toe zag ik de reflectie van lichten in haar ogen, als ik naar haar keek. Haar haren lagen als een blonde wolk om haar hoofd.
En ja, soms keek ik even naar haar benen. Lange benen, nu enigszins opgetrokken, waardoor haar rok iets omhoog was geschoven. Zeker 10 centimeter boven de knie was nu zichtbaar. Haar panty glansde zacht in het licht van de lantaarns. Ik moest mezelf dwingen om me op de weg te concentreren. Iets voor Utrecht hoorde ik nog iets anders, dwars door Bach heen: ze snurkte zachtjes.
Ik keek even: haar hoofd was wéér weggezakt, haar nek in een vrij onhandige hoek. Voorzichtig drukte ik haar hoofd iets omhoog en het kussen goed, toen hield het snurken op. Ze trok één been wat op, zodat haar rokje opkroop, bijna tot haar slipje. Ik kreeg het er warm van en het leidde me enorm af.
Ik stopte op een parkeerplaats. Een greep op de achterbank leverde haar jas op. Die drapeerde ik zo goed en zo kwaad en zo kwaad als het ging over haar benen en daarna kon ik weer rijden, zonder telkens naar haar benen te willen staren. Een tijdje later gaf de navigatie aan dat we nog vijf minuten van de plaats van bestemming waren, dus ik schudde Joline voorzichtig aan haar schouder. “Wakker worden, schone slaapster, we zijn er bijna.”
Ze rekte zich uit. “Oh, heb ik geslapen? Niet echt gezellig.” “Klopt. Je snurkte zelfs. En dat dwars door Bach heen… Cultuurbarbaar!” Joline lachte en zei: “Ik zal het nooit meer doen.” Ze ontdekte haar jas over haar benen. “Heb jij me toegedekt?”
Ik knikte. “Ik werd onverantwoordelijk afgeleid door jouw mooie benen. Ik kon ze vrijwel tot je slipje bewonderen. Met 120 kilometer per uur is dat toch wat link, dus om te voorkomen dat we beiden op de Intensive Care van een willekeurig ziekenhuis wakker worden, ben ik maar gestopt en heb ik je toegedekt. ten slotte is de IC van welk ziekenhuis dan ook geen plek om te willen ontwaken. Zelfs niet in het gezelschap van een knappe dame als jij.”
Ze trok haar jas weg en ik hoorde haar zacht grinniken. “Jij hebt tijdens Bach dus een mooi uitzicht gehad…” Ik keek even opzij. “Ik beken. En weet ondertussen dat je een zwart slipje aan hebt. Sorry.” “Hmmmm” hoorde ik naast me. Ik keek haar even aan. “Sorry. Ik ben niet van steen en een stel uiterst fraaie damesbenen kan ik niet negeren.’De man is geen aardappel’, zou Toon Kortooms gezegd hebben.”
Ze legde haar hand op mijn arm. “Dat mag, is niet erg. Je bent een heer. Ik heb het wel eens anders meegemaakt…” Haar stem stierf weg. Ik keek snel opzij, en zag haar ogen peinzen. Gelukkig draaiden we snel daarna een parkeerplaats op. Auto uit, hal in, vier trappen op, ze deed de deur open en we stonden in een klein, spaarzaam gemeubileerd flatje.
“We zijn er! Koffie over tien minuten. Ga zitten en maak het jezelf gemakkelijk.” Een halletje met vier deuren: toilet annex badkamer, woonkamer/keuken en waarschijnlijk 2 slaapkamers. Ze hing haar jas en vest aan twee schroeven in de muur. Een mooie witte blouse kwam daaronder vandaan, waar vaag de contouren van een BHtje te zien waren.
Ik liep de woonkamer in. Weinig meubels, en de meubels die er stonden vertoonden duidelijk gebruikssporen. Wél een mooi uitzicht over de weilanden met in de verte Schiphol. Ik zag een vliegtuig opstijgen vanaf de Aalsmeerbaan; de kist denderde vrijwel recht over de flat heen. “Dat is meteen de reden waarom ik dit flatje bewoon: lekker goedkoop dankzij de lawaaiige buren. Maar daar wen je aan. Hoe drink je je koffie?” “Zwart met suiker”, antwoordde ik. “Sorry, ik heb geen ultramoderne koffiecomputer, dus geen Latte Machiato, cappuchino of andere buitenissige variaties, maar gewoon een bakje Roodmerk.”
“Een goede kop koffie is als het oog van een mooie vrouw: Warm, groot en donker”, zei ik. Ze draaide zich om. “Oh, dus ik ben niet mooi? Mijn ogen zijn blauw.” Ik knikte. “Dat had ik reeds een tijdje geleden geconstateerd. En blauw, gecombineerd met lang goudblond haar heeft haar eigen onovertroffen charme. Kun je niet vergelijken met koffie. Als ik je met die opmerking beledigd heb: sorry.” Lachend zei ze: “Ik vergeef het je. Voor één keer. Ga je weer de fout in moet ik je opsluiten in de kerkers van mijn kasteel, zijnde de fietsenberging.”
Ze liep naar het keukenblok en was in de weer met de koffie. Ik ging op de brede, maar oude bank zitten en kon haar nu van dichtbij observeren terwijl ze bezig was. Ze was inderdaad een bijzondere verschijning. Een prettig gezicht met inderdaad mooie blauwe ogen en volle lippen. Waarschijnlijk iets aangezet met lippenstift. Een prachtig wit gebit. Lange blonde krullen, in bedwang gehouden door een simpele zwarte haarband. Ze was lang en slank, met kleine borsten, een platte buik, mooie heupen en prachtige lange benen. Haar blouse en rok vormden een simpele, maar verbluffende combinatie. De rok liet haar knieën net vrij en golfde om haar heupen en benen. Mooie voeten in open schoentjes met hakken die tikten over de oude laminaatvloer...
De hele observatie had misschien twee seconden geduurd, maar het beeld stond meteen op m’n netvlies gebrand. Wauw, wat een vrouw. “Zo… koffie.” Ze kwam met twee mokken aanlopen. Na het neerzetten keek ze op haar horloge. “In feite is het al veel te laat voor koffie; we zouden nu aan de wijn of een borrel moeten zitten.” “Tja, dat zou gekund hebben, ware het niet dat ik absoluut geen alcohol drink als ik binnen tien uur moet rijden. Dus een bak koffie: prima. Die borrel wacht thuis wel op me.”
Ik nam een slok koffie: die was goed. Lekker sterk en voldoende suiker. Zou ik nodig hebben op de terugweg. Joline nam tegenover me plaats en sloeg haar benen over elkaar. Ik moest moeite doen om er niet naar te kijken en me op haar gezicht te concentreren. “Nou, daar zit ik dan. Gered door een prins op een wit paard, maar met een auto die grondig stuk is.” Ik nam nog een slok, om even na te denken over het juiste antwoord.
“Ik begrijp dat het wat moeilijk zichtbaar was in het donker, maar mijn auto is toch echt donkerblauw. En jouw auto is niet, zoals je zo mooi zegt “grondig stuk”; er moet waarschijnlijk alleen een nieuwe startmotor in. Dat kost weliswaar geld, maar ook weer geen kapitalen. Ik denk dat een gereviseerde startmotor zo’n 150 euro kost; dan moet de ouwe er uit en de nieuwe erin, dat duurt een uurtje, dan nog de bekende kosten zoals milieubijdrage, BTW, vermakelijkheidsbelasting, gebruik gereedschap enzovoorts… Alles bij elkaar zal het ongeveer 300 tot 350 euro kosten. En ja, daar kun je een maand van eten, dus is het wel serieus geld. Maar ook geen wereldramp.”
Haar gezicht werd somber. “Nou, daar gaat m’n spaargeld van de afgelopen twee maanden… Verdomme!” Ik zag tranen opwellen. “Kom op Joline, je hebt toch een goeie baan als receptioniste?”
Ze keek op. “Ja, de baan is op zich goed, alleen…” Ze stokte even en barstte toen uit: “…Het is een hele andere manier van leven! Ik kom uit een welgesteld gezin. Thuis was er altijd een overvloed aan geld, mijn ouders hebben allebei een academische baan. Tijdens mijn studie kreeg ik een royale toelage van m’n ouders. De auto heb ik van hen gekregen toen ik m’n Bachelor haalde.
Maar een aantal maanden geleden wilde ik gaan samenwonen met mijn ex-vriend. Dat vonden m’n ouders maar niks en stelden me voor de keuze: óf mijn vriend de bons geven, óf ik moest het zelf maar uitzoeken en hun financiële ondersteuning hield op. En ik, met m’n eigenwijze stomme kop, bleef bij die hufter die binnen een week lag te wippen met m’n nu ex-vriendin. De reden? “Omdat zij haar benen wél open doet.”
Ik heb hen opgesloten in haar kamer, m’n waardevolle spullen in een koffer gepropt en ben gevlucht. Gelukkig werkte ik toen al als receptioniste en had dus een vast inkomen.
Ik heb een maand kunnen onderduiken bij een studiegenoot voordat ik dit flatje kon huren. Maar ik ben nu veel geld kwijt aan woon-werkverkeer. En dan komt dit er nog een keertje bij… Verdomme!”
Ze stond op, pakte een zakdoek en snoot haar neus. “En nu zit ik bij jou uit te janken. Het moet niet veel gekker worden…” “Mag ik je autopapieren eens zien?” Ze wees op tafel, waar het mapje lag. Aandachtig bladerde ik door het service-boekje.
“Jij bent eerste eigenaar van die Mini… de auto is altijd bij een merkdealer onderhouden, zie ik.” Ze knikte. “En keurig op tijd zijn beurten gehad… nog geen twee jaar oud… Dan zou je garantie moeten hebben op bepaalde onderdelen. Een startmotor is geen ding wat binnen twee jaar kapot mag gaan. Volgens mij kun je een beroep doen op garantie, in ieder geval voor de kosten van de startmotor zelf, misschien, heel misschien ook wel op de reparatiekosten. Ik ga je niet bij maken met een dooie mus, maar morgen, voordat je de garage belt, moet je de garantiebepalingen maar eens goed doorspitten. Dat zou serieus geld kunnen schelen.”
Ik keek naar een gezicht wat binnen een minuut van huilen richting verbazing was gegaan. De traansporen waren nog zichtbaar, maar haar ogen stonden blij. “Kees, dank je wel! Hoe kan ik…” Ik kapte dat meteen af. “Niet. Zoals ik al zei: ik ga je niet bij maken met een dooie mus. Als je een bonafide garage hebt, zullen ze daar spontaan mee komen, en anders was jij er zelf wel achter gekomen als je de regeltjes door had gelezen. Want dat zou je morgenochtend toch al hebben gedaan, denk ik. Nu heb ik je alleen maar een slechte nacht bespaard, verder niks. Geef me nog maar een mok van dat anti-slaapmiddel, daarna ga ik zuidwaarts.”
Joline stond op, pakte mijn mok en liep vlak langs me heen naar de keuken, haar mooie heupen wiegend. Ik rook een vleug parfum. Ze knielde even om iets uit een kastje te halen en haar rok kroop wat op. Ze betrapte me tijdens het kijken en glimlachte. Toen ze terugkwam, ging ze naast me op de leuning van de bank zitten en gaf ze me een zoen op mijn haren. “Je bent een lieverd. Zo ben ik er slechts weinig tegen gekomen. Ik hou je op de hoogte van de uitkomst van morgen.”
Ze kwam mij te dichtbij; ik voelde haar panty de rug van mijn hand strelen en een heup raakte mijn schouder. Ik rook weer haar lichte parfum. Snel trok ik m’n hand van de leuning af, maar niet zonder de warmte van haar been te voelen. Alarm! Wegwezen, of je gaat domme dingen doen, Kees!
Ik pakte de mok en stond op. “Nog even van het uitzicht genieten hier… Kijk, daar komt er weer een!” Een vliegtuig steeg op en heel even leek het of de landingslichten recht in de flat schenen. Toen trok de piloot op en verdween de kist met huilende motoren in de wolken. Het was een C130 Hercules. Het geluid van die motoren zou ik nooit meer vergeten.
Binnen een tiende van een seconde was ik weer terug op het vliegveld van Tarin Kowt, Afghanistan. De emotie knalde naar binnen en ik voelde m’n ogen weer branden. Zeven jaar geleden ondertussen en nóg… Verdomme!! In gedachten hoorde ik weer ‘Amazing Grace’ spelen op een paar bagpipes en een bugel. Twee rijen militairen die de eregroet brengen, met daar tussenin zes man die een kist dragen met de Nederlandse vlag erop…
Zes man in “langzame pas” marcherend en draaiend voor de oprijplaten van de C130… De commandant er achter, zachtjes de bevelen gevend... Om even later er weer uit te komen, nog steeds in de maat, maar zonder kist… Zonder mijn loopmaatje…
Ik hoorde het langzaam wegstervende geluid van de turboprops en zag in gedachten eenzelfde C130 boven de bergen van Afghanistan wegvliegen, wiegend met de vleugels… In gedachten stond ik wéér grienend de eregroet te brengen…
Plotseling werd ik me gewaar van een hand op mijn schouder. “Kees… Kees!” Ik keek verward opzij in een paar blauwe ogen, omlijst door blond haar en kwam weer tot mezelf. “Ik heb je een paar keer geroepen, maar je was plotseling onbereikbaar ver weg. Wat is er aan de hand?”
Ze keek bezorgd. “Herinnering aan vroeger, sorry. Als ik diep nadenk ben ik compleet weg in m’n eigen bubbel.” Ze keek me aan. “Die bubbel van jou is dan wel erg ondoordringbaar. Ik heb je drie keer geroepen! Gaat het wel?” Ik knikte. “Jawel. Ik heb een speciaal gevoel bij sommige typen vliegtuigen.”
Ze trok zich wat terug en naar buiten kijkend dronk ik m’n koffie op; als ik weer op de bank zou gaan zitten zou de verleiding wel eens te groot kunnen worden om die mooie benen aan een nader onderzoek te onderwerpen… Want in de reflectie van het raam kon ik zien dat ze weer op de leuning was gaan zitten, haar arm achter mijn laatste zitplaats.
Met de mok leeg draaide ik me om. “Joline, ik hoop dat het allemaal financieel meevalt. In ieder geval dank voor je charmante gezelschap, de koffie en de gastvrijheid; ik moet nu echt richting huis, anders ben ik morgen een wrak.” Ze keek me indringend aan; ik verdronk in die prachtige blauwe ogen. “Kees, dank je wel voor je hulp en je goede raad. Ik hou je op de hoogte. Rij veilig naar huis en zet je auto aan de kant als je suf wordt.” Ik lachte. “Suf worden? Met twee mokken van deze heksendrank achter de kiezen?”
Ze bleef me aankijken. “Je begrijpt me wel. Iets met een bubbel…Be careful.” Ze liep voor me uit naar de deur en gaf me vlak voor de deur een zoen op mijn wang. “Dank je wel. Ik vergeet deze avond niet.”
Beneden gekomen keek ik omhoog: ze stond nog op de galerij. Haar rok woei om haar benen en ze deed geen poging die in bedwang te houden. Zo had ik toch nog een mooi, maar veel te kort uitzicht op haar bovenbenen. Ik zwaaide, stapte in, startte en reed zo geruisloos mogelijk weg. Vlak voor de oprit van de snelweg was een carpoolplaats.
Daar stopte ik even om goed na te denken. Wat wilde ik met deze vrouw? Een meisje was ze niet meer; ze had duidelijk wat minder prettige kanten van het leven gezien. Voor mezelf sprekend: ik had wel een klik met haar: ze had humor, stijl en ze was bijzonder knap. Had zij ook een klik met mij? Ze had een paar keer iets willen zeggen, maar het uiteindelijk toch niét gezegd. Ze was heel bewust met haar been tegen mijn hand komen zitten; dat doe je niet als je iemand niet mag. Ze was niet bang geweest om haar emoties te tonen en was oprecht bezorgd toen ik plotseling ‘weg’ was.
Nou ja, ik was er in ieder geval uitgekomen als ridder op het witte paard, dat was al heel wat meer dan de, zeldzame, vrouwelijke studiegenoten in Eindhoven ooit tegen me gezegd hadden. Het grootste compliment van een vrouw wat ik tijdens mijn studie had gekregen was: “Je bent best wel een toffe gast, Kees.” In gedachten reed ik weg. En de Triosonates van Bach maakten plaats voor ELO: Mr. Blue Sky. Betere muziek om wakker bij te blijven…
Mini 1
Ze was me al een paar keer opgevallen: de jonge vrouw met lange blonde haren die bij de receptie van het gebouw zat waar onze firma gevestigd was. Eén keer liep ze door de hal heen toen ik net klaar was met m’n werk. Je kon haar met recht een ‘opvallende verschijning’ noemen.
Een jaar of 25, zeker 1.85 meter lang, een mooi gezicht, blauwe ogen, een prachtige glimlach en lange goudblonde haren, meestal in een vlecht of staart gebonden. Slank, altijd gekleed in een witte blouse met een vest er overheen, en een zwarte rok met hoge hakken er onder, waardoor haar lange benen nóg langer leken, Ze groette vrijwel iedereen bij naam als men het gebouw binnenkwam of verliet.
Mij niet; ze hield het bij een afstandelijk maar beleefd “Een fijne avond meneer”. Maar ja, ik werkte hier nog maar een paar weken en er zaten zeker zeven bedrijven in het pand. Die beleefde, maar onpersoonlijke groet bleef dus een aantal weken zo. En om met een vage smoes naar haar naam te vissen had ik geen zin in.
Tot ik haar ’s avonds laat met een bedrukt gezicht op de parkeerplaats tegenkwam. Het was iets voor tienen, donker, ik had overgewerkt en wilde naar huis. De parkeerplaats was leeg, op mijn auto en een Mini na. De blonde receptioniste had me gegroet met “Fijne avond en een prettig weekend, meneer!” en ik had haar ook een prettig weekend gewenst.
Ik was in mijn auto nog bezig met iets op te zoeken in mijn tas, toen ze, een paar minuten na mij, ook het gebouw verliet en op slot draaide. Ze liep naar de enige auto op het parkeerterrein behalve de mijne, een witte Mini. En uit die Mini kwam even later een naar, rochelend geluid. “Startmotor naar de bliksem…” dacht ik. Ik stapte uit en liep er naar toe. Op het moment dat ik vlak achter de Mini liep ging het bestuurdersportier open. De blonde receptioniste stapte uit en stampte op de grond en gaf toen een klap op de auto.
“Rotding! Waarom juist nu? Verdomme!” “Because it’s a bloody stubborn English car. And they quit the moment you need them most”, zei ik droog. Ze draaide zich snel om, haar ogen spuwden vuur. “Wát??” “That’s because they can’t handle the fact they have to drive at the wrong side of the road”, vervolgde ik. “Brittania rules de waves and those kind of things. Maar wat zijn de problemen?”
Ze kon er niet om lachen en antwoordde kribbig. “Geen flauw idee. Ik heb geen verstand van auto’s. Als ik probeer te starten hoor ik een boel kabaal, maar starten: ho maar.” Ze keek nijdig. “Ik meende al zoiets te horen… Volgens mij is je startmotor ter ziele. Dat is niet zo maar te maken. En slepen is in het donker geen optie. Ik denk dat je een bergingsdienst en je garage moet bellen: de bergingsdienst om de auto naar de garage te brengen en je garage om ‘m te laten maken. En iemand anders om je naar huis te brengen.”
Ze keek zo mogelijk nóg donkerder. “Nou, dat wordt een dure grap dus… Ik denk dat ik dan maar met het OV naar huis ga… als ik het nog haal.” Ik keek op m’n horloge. “Hoezo? Het is nog geen tien uur.” “Waar ik woon, gaan de bussen maar tot elf uur. Als ik de laatste bus niet haal, moet ik twee kilometer lopen.” “En met die hoge hakken van je, is dat geen pretje”, vulde ik aan. “Waar moet je heen?” “Naar Ter Aar… Kun je me misschien naar het station brengen? Dan haal ik in ieder geval nog een trein.”
Ik schudde m’n hoofd. “Nee, dat kan ik niet maken. Ik rij je wel naar je huis. Ik kan je zo laat op de avond niet het risico laten lopen om ergens halverwege te stranden. Morgen is het zaterdag, dan heb je alle tijd om de garage te bellen en je auto op te laten halen. Tenminste… als je dat ziet zitten.” Ze lachte. “Dat zou heel fijn zijn! Maar is dat voor jou niet een heel eind om?” Ik dacht even na. “Ter Aar… ter Aar…. Tussen Alphen aan de Rijn en Schiphol, toch? Ja, dat is een stukje omrijden. Maar zoals ik al zei: morgen is het zaterdag. Weekend en zo. Uitslapen is dus een optie. Ik breng je wel naar huis. Pak de spullen uit je auto die je nodig hebt, zoals autopapieren, ANWB-pas, telefoonnummers van je garage en zo, dan start ik alvast mijn auto. Als die het ten minste wél doet.”
Ik draaide me om en liep naar mijn auto, startte en reed langzaam naar de hare toe. In het licht van de koplampen zag ik haar uitstappen. Haar lange benen waren gedurende een seconde zichtbaar. Mooi! Ze deed haar Mini op slot en liep naar mijn auto. “Zo… mag ik mijn spullen achterin leggen?” Ik knikte. Het achterportier ging open, haar tas zette ze op de achterbank en ze deed haar jas uit. Toen kwam ze naast me zitten.
“Ik heb me nog niet eens voorgesteld… Joline Boogers, een van de receptionistes hier.” Ze gaf me een hand. “Ja, dat had ik al een paar weken door. Kees Jonkman. Ik werk sinds kort bij Developing Technics als teamleider. En als jij een adres voor me hebt, klop ik dat in het navigatiesysteem en kunnen we rijden.” Ze gaf me haar adres. “U komt op uw bestemming aan om 23 uur 11” meldde het systeem. “Nou, fasten seatbelts, no smoking and prepare for take-off dan maar… Moet je niet even naar huis bellen dat je wat later komt?”
Ze keek me niet aan toen ze antwoord gaf. “Ik kan wel bellen, maar er gaat niemand opnemen.” Het kwam er wat kort uit. Oh jé… Gevaarlijk terrein, Kees… Verder niet op in gaan. Laat het initiatief maar bij haar liggen, dat is veiliger…
Ik reed zonder iets te zeggen weg. Het eerste stuk van de rit, door de bebouwde kom, had ik sowieso even alle aandacht nodig voor het verkeer. Eenmaal op de A27 zette ik de cruise-control aan en kon me iets ontspannen.
Joline zei plotseling: “Sorry voor mijn nogal lompe reactie… Ik had een vriend, maar die heb ik gedumpt. Ik vond hem met een vriendin van me in haar bed. Nou ja, ex-vriendin inmiddels. Sinds die tijd woon ik in m’n uppie.” Ik keek haar even aan. “Love hurts”. “Ja, nogal. Maar een paar weken geleden heb ik mezelf onderhanden genomen; geen zielig gedoe meer, voorlopig keihard werken zodat ik dat flatje vaarwel kan zeggen en iets beters kan gaan bewonen. Volgend jaar wil ik verhuisd zijn! En jij? Wat doe jij, waar woon je?” Ze was duidelijk niet van plan haar hart uit te storten.
“Ik ben elektrotechnisch ingenieur, sinds een aantal weken teamleider van Team Drie bij DT. Mijn team ontwerpt de stuurschakelingen voor grote transformatoren in de offshore. En ik woon in Veldhoven. Na m’n studie in Eindhoven ben ik daar blijven hangen. Ik ken de stad, ik heb een aantal vrienden daar, dus waarom verhuizen naar elders? Ik vond mijn flatje midden in de huizencrisis. Niemand wilde het hebben, want er moest heel veel aan gebeuren en nu woon ik daar alweer twee jaar.”
Ze fronsde even. “Dus jij moet zo meteen nog helemaal terugrijden naar Eindhoven?” Ik knikte. “Ja. Héél vervelend, zeker omdat ik dan een charmante bijrijdster ga missen. Maar ja… c’est la vie!” Ze was even stil. “Je moet bij mij in ieder geval een kop koffie drinken om wakker te blijven. Anders laat ik je niet weggaan!”
“Hmmm…. Nu kan ik natuurlijk antwoorden dat ik met ingang van heden gestopt ben met koffiedrinken, maar dat klinkt wel héél erg onwaarschijnlijk.” Ze keek me kort aan. “Kees Jonkman, ik schatte je in als een nette heer. Je drinkt bij mij een kop koffie waar een paard de hik van krijgt en daarna rij je uiterst geconcentreerd naar Veldhoven, begrepen?” Ze lachte erbij. “Zeker Freule. Is er nog iets anders van uw dienst, Freule?” Ze begreep de grap gelukkig en antwoordde geaffecteerd: “Nee. Rijden, James. En een beetje vlot graag!”
“Helaas Freule… ‘een beetje vlot’ houdt voor mij in: snelheden die op de Deutsche Autobahn wél, maar in dit kikkerlandje niet zijn toegestaan. Ik beken dat ik zo af en toe alle teugels laat vieren en de PK’s op volle toeren laat draaien, maar niet in Nederland. Daarvoor is mijn rijbewijs me te lief. Dus ik moet me helaas beperken tot het tempo voor het plebs, zijnde 130 kilometers per uur op sommige stukken snelweg en elders zelfs 120 of 100. Het is niet anders, helaas. De privileges van de hogere klasse zijn de laatste jaren aan inflatie onderhevig geweest.” Joline schudde lachend haar hoofd. “Waar gaat het heen met dit land? Schande!”
Ik zette de CD-speler aan en even later klonken de triosonates van Bach door de auto. “Best mooi” was Joline haar commentaar even later. “Ik luister weinig naar klassieke muziek, maar dit kan ik wel waarderen.” “Nou, zet je stoel naar achteren, leuning een beetje achterover, ogen dicht en geef je eraan over. Bach is mooi, en Bach op een Engels orgel is je reinste toverij.”
Ze keek me aan. “En jij dan?” Ik klopte op het stuur. “Sorry… maar iemand moet dit Zweedse rendier in bedwang houden. Als ik m’n ogen dicht doe, liggen we vijf seconden later in de vangrail.” Ze schudde haar hoofd. “Nee, ik bedoel: als ik m’n ogen dicht doe, hou jij dan je ogen op de weg?”
Het was maar goed dat de auto donker was. Ik voelde dat ik moest blozen. Want natuurlijk had ik, als er straatverlichting was, meerdere malen naar haar mooie benen zitten kijken. “Betrapt. Ik zal me gedragen Freule. In zeker 95 procent van de tijd zal ik me concentreren op de weg en het schaarse overig verkeer. Voor de rest van de tijd geef ik geen garantie.” Ik hoorde een grinnik naast me.
Ze deed inderdaad de rugleuning naar achteren en ontspande. Haar hoofd was naar me toe gedraaid, dus al te vaak naar haar prachtige benen kijken ging niet. Bovendien moest ik het verkeer in de gaten houden. Haar hoofd zakte langzaam een beetje weg, dus viste ik een kussen van de achterbank en legde dat tussen haar hoofd en de hoofdsteun. Ik kon me echter niet aan de indruk onttrekken dat ze deed alsof ze sliep, maar ondertussen mij aan het bekijken was. Zo af en toe zag ik de reflectie van lichten in haar ogen, als ik naar haar keek. Haar haren lagen als een blonde wolk om haar hoofd.
En ja, soms keek ik even naar haar benen. Lange benen, nu enigszins opgetrokken, waardoor haar rok iets omhoog was geschoven. Zeker 10 centimeter boven de knie was nu zichtbaar. Haar panty glansde zacht in het licht van de lantaarns. Ik moest mezelf dwingen om me op de weg te concentreren. Iets voor Utrecht hoorde ik nog iets anders, dwars door Bach heen: ze snurkte zachtjes.
Ik keek even: haar hoofd was wéér weggezakt, haar nek in een vrij onhandige hoek. Voorzichtig drukte ik haar hoofd iets omhoog en het kussen goed, toen hield het snurken op. Ze trok één been wat op, zodat haar rokje opkroop, bijna tot haar slipje. Ik kreeg het er warm van en het leidde me enorm af.
Ik stopte op een parkeerplaats. Een greep op de achterbank leverde haar jas op. Die drapeerde ik zo goed en zo kwaad en zo kwaad als het ging over haar benen en daarna kon ik weer rijden, zonder telkens naar haar benen te willen staren. Een tijdje later gaf de navigatie aan dat we nog vijf minuten van de plaats van bestemming waren, dus ik schudde Joline voorzichtig aan haar schouder. “Wakker worden, schone slaapster, we zijn er bijna.”
Ze rekte zich uit. “Oh, heb ik geslapen? Niet echt gezellig.” “Klopt. Je snurkte zelfs. En dat dwars door Bach heen… Cultuurbarbaar!” Joline lachte en zei: “Ik zal het nooit meer doen.” Ze ontdekte haar jas over haar benen. “Heb jij me toegedekt?”
Ik knikte. “Ik werd onverantwoordelijk afgeleid door jouw mooie benen. Ik kon ze vrijwel tot je slipje bewonderen. Met 120 kilometer per uur is dat toch wat link, dus om te voorkomen dat we beiden op de Intensive Care van een willekeurig ziekenhuis wakker worden, ben ik maar gestopt en heb ik je toegedekt. ten slotte is de IC van welk ziekenhuis dan ook geen plek om te willen ontwaken. Zelfs niet in het gezelschap van een knappe dame als jij.”
Ze trok haar jas weg en ik hoorde haar zacht grinniken. “Jij hebt tijdens Bach dus een mooi uitzicht gehad…” Ik keek even opzij. “Ik beken. En weet ondertussen dat je een zwart slipje aan hebt. Sorry.” “Hmmmm” hoorde ik naast me. Ik keek haar even aan. “Sorry. Ik ben niet van steen en een stel uiterst fraaie damesbenen kan ik niet negeren.’De man is geen aardappel’, zou Toon Kortooms gezegd hebben.”
Ze legde haar hand op mijn arm. “Dat mag, is niet erg. Je bent een heer. Ik heb het wel eens anders meegemaakt…” Haar stem stierf weg. Ik keek snel opzij, en zag haar ogen peinzen. Gelukkig draaiden we snel daarna een parkeerplaats op. Auto uit, hal in, vier trappen op, ze deed de deur open en we stonden in een klein, spaarzaam gemeubileerd flatje.
“We zijn er! Koffie over tien minuten. Ga zitten en maak het jezelf gemakkelijk.” Een halletje met vier deuren: toilet annex badkamer, woonkamer/keuken en waarschijnlijk 2 slaapkamers. Ze hing haar jas en vest aan twee schroeven in de muur. Een mooie witte blouse kwam daaronder vandaan, waar vaag de contouren van een BHtje te zien waren.
Ik liep de woonkamer in. Weinig meubels, en de meubels die er stonden vertoonden duidelijk gebruikssporen. Wél een mooi uitzicht over de weilanden met in de verte Schiphol. Ik zag een vliegtuig opstijgen vanaf de Aalsmeerbaan; de kist denderde vrijwel recht over de flat heen. “Dat is meteen de reden waarom ik dit flatje bewoon: lekker goedkoop dankzij de lawaaiige buren. Maar daar wen je aan. Hoe drink je je koffie?” “Zwart met suiker”, antwoordde ik. “Sorry, ik heb geen ultramoderne koffiecomputer, dus geen Latte Machiato, cappuchino of andere buitenissige variaties, maar gewoon een bakje Roodmerk.”
“Een goede kop koffie is als het oog van een mooie vrouw: Warm, groot en donker”, zei ik. Ze draaide zich om. “Oh, dus ik ben niet mooi? Mijn ogen zijn blauw.” Ik knikte. “Dat had ik reeds een tijdje geleden geconstateerd. En blauw, gecombineerd met lang goudblond haar heeft haar eigen onovertroffen charme. Kun je niet vergelijken met koffie. Als ik je met die opmerking beledigd heb: sorry.” Lachend zei ze: “Ik vergeef het je. Voor één keer. Ga je weer de fout in moet ik je opsluiten in de kerkers van mijn kasteel, zijnde de fietsenberging.”
Ze liep naar het keukenblok en was in de weer met de koffie. Ik ging op de brede, maar oude bank zitten en kon haar nu van dichtbij observeren terwijl ze bezig was. Ze was inderdaad een bijzondere verschijning. Een prettig gezicht met inderdaad mooie blauwe ogen en volle lippen. Waarschijnlijk iets aangezet met lippenstift. Een prachtig wit gebit. Lange blonde krullen, in bedwang gehouden door een simpele zwarte haarband. Ze was lang en slank, met kleine borsten, een platte buik, mooie heupen en prachtige lange benen. Haar blouse en rok vormden een simpele, maar verbluffende combinatie. De rok liet haar knieën net vrij en golfde om haar heupen en benen. Mooie voeten in open schoentjes met hakken die tikten over de oude laminaatvloer...
De hele observatie had misschien twee seconden geduurd, maar het beeld stond meteen op m’n netvlies gebrand. Wauw, wat een vrouw. “Zo… koffie.” Ze kwam met twee mokken aanlopen. Na het neerzetten keek ze op haar horloge. “In feite is het al veel te laat voor koffie; we zouden nu aan de wijn of een borrel moeten zitten.” “Tja, dat zou gekund hebben, ware het niet dat ik absoluut geen alcohol drink als ik binnen tien uur moet rijden. Dus een bak koffie: prima. Die borrel wacht thuis wel op me.”
Ik nam een slok koffie: die was goed. Lekker sterk en voldoende suiker. Zou ik nodig hebben op de terugweg. Joline nam tegenover me plaats en sloeg haar benen over elkaar. Ik moest moeite doen om er niet naar te kijken en me op haar gezicht te concentreren. “Nou, daar zit ik dan. Gered door een prins op een wit paard, maar met een auto die grondig stuk is.” Ik nam nog een slok, om even na te denken over het juiste antwoord.
“Ik begrijp dat het wat moeilijk zichtbaar was in het donker, maar mijn auto is toch echt donkerblauw. En jouw auto is niet, zoals je zo mooi zegt “grondig stuk”; er moet waarschijnlijk alleen een nieuwe startmotor in. Dat kost weliswaar geld, maar ook weer geen kapitalen. Ik denk dat een gereviseerde startmotor zo’n 150 euro kost; dan moet de ouwe er uit en de nieuwe erin, dat duurt een uurtje, dan nog de bekende kosten zoals milieubijdrage, BTW, vermakelijkheidsbelasting, gebruik gereedschap enzovoorts… Alles bij elkaar zal het ongeveer 300 tot 350 euro kosten. En ja, daar kun je een maand van eten, dus is het wel serieus geld. Maar ook geen wereldramp.”
Haar gezicht werd somber. “Nou, daar gaat m’n spaargeld van de afgelopen twee maanden… Verdomme!” Ik zag tranen opwellen. “Kom op Joline, je hebt toch een goeie baan als receptioniste?”
Ze keek op. “Ja, de baan is op zich goed, alleen…” Ze stokte even en barstte toen uit: “…Het is een hele andere manier van leven! Ik kom uit een welgesteld gezin. Thuis was er altijd een overvloed aan geld, mijn ouders hebben allebei een academische baan. Tijdens mijn studie kreeg ik een royale toelage van m’n ouders. De auto heb ik van hen gekregen toen ik m’n Bachelor haalde.
Maar een aantal maanden geleden wilde ik gaan samenwonen met mijn ex-vriend. Dat vonden m’n ouders maar niks en stelden me voor de keuze: óf mijn vriend de bons geven, óf ik moest het zelf maar uitzoeken en hun financiële ondersteuning hield op. En ik, met m’n eigenwijze stomme kop, bleef bij die hufter die binnen een week lag te wippen met m’n nu ex-vriendin. De reden? “Omdat zij haar benen wél open doet.”
Ik heb hen opgesloten in haar kamer, m’n waardevolle spullen in een koffer gepropt en ben gevlucht. Gelukkig werkte ik toen al als receptioniste en had dus een vast inkomen.
Ik heb een maand kunnen onderduiken bij een studiegenoot voordat ik dit flatje kon huren. Maar ik ben nu veel geld kwijt aan woon-werkverkeer. En dan komt dit er nog een keertje bij… Verdomme!”
Ze stond op, pakte een zakdoek en snoot haar neus. “En nu zit ik bij jou uit te janken. Het moet niet veel gekker worden…” “Mag ik je autopapieren eens zien?” Ze wees op tafel, waar het mapje lag. Aandachtig bladerde ik door het service-boekje.
“Jij bent eerste eigenaar van die Mini… de auto is altijd bij een merkdealer onderhouden, zie ik.” Ze knikte. “En keurig op tijd zijn beurten gehad… nog geen twee jaar oud… Dan zou je garantie moeten hebben op bepaalde onderdelen. Een startmotor is geen ding wat binnen twee jaar kapot mag gaan. Volgens mij kun je een beroep doen op garantie, in ieder geval voor de kosten van de startmotor zelf, misschien, heel misschien ook wel op de reparatiekosten. Ik ga je niet bij maken met een dooie mus, maar morgen, voordat je de garage belt, moet je de garantiebepalingen maar eens goed doorspitten. Dat zou serieus geld kunnen schelen.”
Ik keek naar een gezicht wat binnen een minuut van huilen richting verbazing was gegaan. De traansporen waren nog zichtbaar, maar haar ogen stonden blij. “Kees, dank je wel! Hoe kan ik…” Ik kapte dat meteen af. “Niet. Zoals ik al zei: ik ga je niet bij maken met een dooie mus. Als je een bonafide garage hebt, zullen ze daar spontaan mee komen, en anders was jij er zelf wel achter gekomen als je de regeltjes door had gelezen. Want dat zou je morgenochtend toch al hebben gedaan, denk ik. Nu heb ik je alleen maar een slechte nacht bespaard, verder niks. Geef me nog maar een mok van dat anti-slaapmiddel, daarna ga ik zuidwaarts.”
Joline stond op, pakte mijn mok en liep vlak langs me heen naar de keuken, haar mooie heupen wiegend. Ik rook een vleug parfum. Ze knielde even om iets uit een kastje te halen en haar rok kroop wat op. Ze betrapte me tijdens het kijken en glimlachte. Toen ze terugkwam, ging ze naast me op de leuning van de bank zitten en gaf ze me een zoen op mijn haren. “Je bent een lieverd. Zo ben ik er slechts weinig tegen gekomen. Ik hou je op de hoogte van de uitkomst van morgen.”
Ze kwam mij te dichtbij; ik voelde haar panty de rug van mijn hand strelen en een heup raakte mijn schouder. Ik rook weer haar lichte parfum. Snel trok ik m’n hand van de leuning af, maar niet zonder de warmte van haar been te voelen. Alarm! Wegwezen, of je gaat domme dingen doen, Kees!
Ik pakte de mok en stond op. “Nog even van het uitzicht genieten hier… Kijk, daar komt er weer een!” Een vliegtuig steeg op en heel even leek het of de landingslichten recht in de flat schenen. Toen trok de piloot op en verdween de kist met huilende motoren in de wolken. Het was een C130 Hercules. Het geluid van die motoren zou ik nooit meer vergeten.
Binnen een tiende van een seconde was ik weer terug op het vliegveld van Tarin Kowt, Afghanistan. De emotie knalde naar binnen en ik voelde m’n ogen weer branden. Zeven jaar geleden ondertussen en nóg… Verdomme!! In gedachten hoorde ik weer ‘Amazing Grace’ spelen op een paar bagpipes en een bugel. Twee rijen militairen die de eregroet brengen, met daar tussenin zes man die een kist dragen met de Nederlandse vlag erop…
Zes man in “langzame pas” marcherend en draaiend voor de oprijplaten van de C130… De commandant er achter, zachtjes de bevelen gevend... Om even later er weer uit te komen, nog steeds in de maat, maar zonder kist… Zonder mijn loopmaatje…
Ik hoorde het langzaam wegstervende geluid van de turboprops en zag in gedachten eenzelfde C130 boven de bergen van Afghanistan wegvliegen, wiegend met de vleugels… In gedachten stond ik wéér grienend de eregroet te brengen…
Plotseling werd ik me gewaar van een hand op mijn schouder. “Kees… Kees!” Ik keek verward opzij in een paar blauwe ogen, omlijst door blond haar en kwam weer tot mezelf. “Ik heb je een paar keer geroepen, maar je was plotseling onbereikbaar ver weg. Wat is er aan de hand?”
Ze keek bezorgd. “Herinnering aan vroeger, sorry. Als ik diep nadenk ben ik compleet weg in m’n eigen bubbel.” Ze keek me aan. “Die bubbel van jou is dan wel erg ondoordringbaar. Ik heb je drie keer geroepen! Gaat het wel?” Ik knikte. “Jawel. Ik heb een speciaal gevoel bij sommige typen vliegtuigen.”
Ze trok zich wat terug en naar buiten kijkend dronk ik m’n koffie op; als ik weer op de bank zou gaan zitten zou de verleiding wel eens te groot kunnen worden om die mooie benen aan een nader onderzoek te onderwerpen… Want in de reflectie van het raam kon ik zien dat ze weer op de leuning was gaan zitten, haar arm achter mijn laatste zitplaats.
Met de mok leeg draaide ik me om. “Joline, ik hoop dat het allemaal financieel meevalt. In ieder geval dank voor je charmante gezelschap, de koffie en de gastvrijheid; ik moet nu echt richting huis, anders ben ik morgen een wrak.” Ze keek me indringend aan; ik verdronk in die prachtige blauwe ogen. “Kees, dank je wel voor je hulp en je goede raad. Ik hou je op de hoogte. Rij veilig naar huis en zet je auto aan de kant als je suf wordt.” Ik lachte. “Suf worden? Met twee mokken van deze heksendrank achter de kiezen?”
Ze bleef me aankijken. “Je begrijpt me wel. Iets met een bubbel…Be careful.” Ze liep voor me uit naar de deur en gaf me vlak voor de deur een zoen op mijn wang. “Dank je wel. Ik vergeet deze avond niet.”
Beneden gekomen keek ik omhoog: ze stond nog op de galerij. Haar rok woei om haar benen en ze deed geen poging die in bedwang te houden. Zo had ik toch nog een mooi, maar veel te kort uitzicht op haar bovenbenen. Ik zwaaide, stapte in, startte en reed zo geruisloos mogelijk weg. Vlak voor de oprit van de snelweg was een carpoolplaats.
Daar stopte ik even om goed na te denken. Wat wilde ik met deze vrouw? Een meisje was ze niet meer; ze had duidelijk wat minder prettige kanten van het leven gezien. Voor mezelf sprekend: ik had wel een klik met haar: ze had humor, stijl en ze was bijzonder knap. Had zij ook een klik met mij? Ze had een paar keer iets willen zeggen, maar het uiteindelijk toch niét gezegd. Ze was heel bewust met haar been tegen mijn hand komen zitten; dat doe je niet als je iemand niet mag. Ze was niet bang geweest om haar emoties te tonen en was oprecht bezorgd toen ik plotseling ‘weg’ was.
Nou ja, ik was er in ieder geval uitgekomen als ridder op het witte paard, dat was al heel wat meer dan de, zeldzame, vrouwelijke studiegenoten in Eindhoven ooit tegen me gezegd hadden. Het grootste compliment van een vrouw wat ik tijdens mijn studie had gekregen was: “Je bent best wel een toffe gast, Kees.” In gedachten reed ik weg. En de Triosonates van Bach maakten plaats voor ELO: Mr. Blue Sky. Betere muziek om wakker bij te blijven…
Lees verder: Mini - 2
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10