Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 28-08-2019 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 13574
Lengte: Lang | Leestijd: 18 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 86
Melissa sprong uit de Golf, rende naar Joline toe en omhelsde haar. “Hoi lieverd! Dank je wel dat we welkom zijn!” Ze knuffelden elkaar. Rob stapte iets bedaagder uit en keek me aan. “Moet ik jou nou ook zo knuffelen, Kees? Laat maar, ik zie het antwoord al…”
Hij liep op me af en gaf me een hand. “Hoi makker. Goed jullie weer te zien en fijn dat we mogen aanhaken.” Ik grinnikte. “Ik ben allang blij dat ik niet meer om de dag hoef te koken… Welkom Rob en als je wilt knuffelen: als die twee daar elkaar hebben losgelaten, kun je je uitleven op je zus.” Melissa kwam op mij af en vloog me om de hals. “Hoi zussie… Goed om je weer te zien. Welkom in Colleville. De lunch is gereed, dames en heer. Als u wilt aanschuiven…?”
Toen ik met de koffie buiten kwam snoof Rob genietend. “En een écht bakje koffie… Honderd keer beter dan dat Franse bocht.” Eenmaal aan het eten vroeg Joline naar hun beweegredenen om ook deze kant uit te komen. “Nou, we wilden er in ieder geval een weekje tussenuit samen. Deze week kon dat; Mel heeft geen colleges die ze absoluut niet kan missen. Volgende week maandag moet ze weer in Wageningen zijn. Dus toen we bestemmingen gingen bekijken kwam Mel op het idee om in ieder geval even bij jullie aan te wippen…”
Joline keek ondeugend. “Definieer ‘aanwippen’, broer.” Hij keek haar sceptisch aan. “Zucht… Bij jullie langsgaan dan. Zo goed? En van het een kwam het ander. In ieder geval: wij zijn hartstikke blij dat jullie zo gastvrij zijn, maar voel je niet verplicht om de hele tijd samen op te trekken. En wij hebben een eigen tent mee, dus jullie kunnen lekker achterin blijven slapen.” Joline schudde haar hoofd. “Laat die tent maar in je auto. Jullie slapen lekker achterin de camper. Ruimte genoeg. En we zijn grote jongens en meiden.” Mel lachte. “Dank je wel lieverd. Daar ben ik erg blij mee. Want ik ben niet zo’n held om ’s morgens vroeg een tentje op te vouwen.”
Ook Rob vond het prima. “Kunnen we in ieder geval klaverjassen in bed. Altijd gezellig.” Na de lunch wasten Joline en Melissa af en ik hielp Rob om hun spullen in de camper onder te brengen. Daarna zaten we onder de luifel en keek Joline mij aan. “Zo Kees… Vertel maar eens. We zitten nu op een camping achter Colleville Sur Mer. Wat is hier gebeurd op 6 juni 1944?”

Ik pakte mijn laptop erbij en zette die op de tafel, de oude Duitse kaart in beeld. Het volgende kwartier was ik bezig om zaken uit te leggen, toen zei ik: “Tot zover de theorie. Ik stel voor dat we wat lichte etenswaren en wat drinken in een rugzakje persen en gaan lopen naar Widerstandsnest 60, een van de Duitse posities achter Omaha Beach. Pas dan kunnen we zien wat de Duitsers konden zien. Vervolgens naar Widerstandsnest 61, en daarna lopen we zo ver als mogelijk het strand op om het geheel vanaf Amerikaanse zijde te bekijken. Over twee uur is het volle eb, dus dan kunnen we een behoorlijk eind het strand op.” Ik pakte mijn rugzak. “Nog even wachten, lui…” Ik liep de camper in en pakte mijn baret. “Die heb ik op de begraafplaats nodig.” Ook de baret verdween in de rugzak.
We verlieten de camping aan de achterzijde en liepen in westelijke richting. Via een half-verhard, door bomen overschaduwd weggetje liepen we een stoppelveld op, wat in westelijke richting iets opliep. Ik ontdekte vage sporen van loopgraven: zigzag door het terrein. Een paar geisoleerde bossages op de akker bleken beton te bevatten: bomen en struiken hadden de bunkertjes in de loop der jaren overwoekerd.
Ik wees het gezelschap er op. “Dit zijn ‘Tobruks’. Kleine één- of tweemansbunkertjes, geschikt om een mitrailleur op te zetten of, zoals die daar achter, het torentje van een ouwe Franse Renault tank met een licht kanon er in. De Duitsers hadden in 1940 een heleboel van die Franse tankjes buitgemaakt en zetten ze overal in waar de dreiging niet zo hoog was.” Plotseling kwamen we over de top van de helling en lag de zee voor ons, zo’n 60 meter lager. Het was helder; we konden kilometers ver kijken. “Ga hier maar even zitten en laat het uitzicht op je inwerken”, zei ik.
Een paar minuten zaten we zwijgend te kijken, toen vertelde ik, aan de hand van de kaart op de laptop, een stukje geschiedenis. “Omdat het onmogelijk was om de hele kust de verdedigen hadden de Duitsers om de paar honderd meter “Widerstandsneste” (Wn) geplaatst. Een stelling op een plaats waar het terrein al een tactisch voordeel gaf, versterkt met een kanon, mortieren en mitrailleurs. Wij staan hier in Widerstandsnest 60. Een Duitse stelling, bestaande uit een paar mitrailleursnesten, een paar mortieropstellingen, een luchtafweerkanon, een middelzwaar antitankkanon, een waarnemingspost en een schuilbunker. Alles bij elkaar bezet door zo’n 40 Duitse militairen. Stelt op papier niet zoveel voor. Maar: zestig meter boven zeeniveau, een hoge, steile helling aan de zeekant en waarneming tot de horizon. En die is hier best ver. De schootsvelden van de mitrailleur en het geschut geconcentreerd op het stuk strand vóór Colleville. Links hiervan twee andere Widerstandsneste, wat zwaarder bewapend met onder andere het beruchte 88mm antitankkanon in een bunker en ondersteund door kanonnen die de Duitsers een paar kilometers landinwaarts hadden geplaatst. En waarom hier? Als je naar links kijkt zie je dat dáár, bij Colleville, het land geleidelijk oprijst uit de zee. En er zijn toegangswegen het land in. Zo ook bij Vierville, een stukje meer naar het westen. Hier, vlak voor ons loop je vanuit zee dood tegen deze heuvel: zestig meter hoog en uiterst steil. En dat is vrijwel overal op dit stuk kust het geval. Al met al werden deze paar kilometer strand, van Vierville tot Colleville verdedigd door een paar honderd Duitse militairen in een beperkt aantal Widerstandsneste. Maar ze beheersten álle toegangswegen landingwaarts. De Widerstandsneste konden kruisvuur op het strand geven en elkaar ook ondersteunen. Iedereen die via Colleville het land in wilde, moest daar een enorme prijs voor betalen. En dat gold ook voor Viervlle, een paar kilometer westelijk. Daarom is het strand hiervoor een van de meest bloederige stukjes Europa geweest. Deel van het stuk strand wat bij de Amerikanen onder de codenaam “Omaha-Beach” bekend stond.”

Ik haalde even adem. “Wie van jullie heeft de film ‘De langste dag’ gezien?” Rob en Melissa knikten. “Drie dagen geleden, als voorbereiding op ons tripje hierheen.” Ik wees naar de vervallen achteringang van een bunkertje vlak voor ons. “Deze bunker is een van de meest bekende bunkers uit de film. In de film ziet de Duitse majoor Pluskat vanuit deze bunker de invasievloot naderen en waarschuwt hij zijn hoofdkwartier. Die geloven hem niet, totdat de scheepsartillerie van de invasievloot hun bombardement begint. Overigens was Pluskat, volgens andere bronnen, ten tijde van de invasie op bezoek bij een stel dames van lichte zeden, maar in hoeverre dat waar is…” Melissa gniffelde. “Kerels… ze blijven altijd hetzelfde. Denken maar aan één ding…” “ En daar ben jij vaak genoeg maar wat blij mee, schatje.” Rob trok even aan haar haren. Joline snoof. “Vinden jullie het een probleem als wij ons even buiten deze discussie houden? Mooi, dank je wel.” Ik keek haar aan. “Ik mis iets, schat.” Joline trok een wenkbrauw op. “Je bekende opmerking ‘Ik ben een net meisje.’ Die mis ik.” “Ga nou maar door met je verhaal, Kees.” Ik knipoogde naar haar. “Goed schat… Goed, stel je voor: het is zes juni 1944, vijf uur in de ochtend, plaatselijke tijd…”

Het volgende halve uur was ik bezig om te verduidelijken wat hier aan Duitse zijde was gebeurd. Joline, Melissa en Rob werden stil, stelden hooguit af en toe een vraag. Vervolgens liepen we een smal, door bomen omzoomd weggetje steil naar beneden, naar de kust, naar Widerstandsnest 61. Een grote bunker beheerste de toegangsweg naar het binnenland. “Hierin stond een Duits 88mm kanon. Een vreselijk berucht ding, in staat om alle Geallieerde tanks met één schot te vernietigen. De schietopening is niet rechtstreeks naar zee, maar dwars over het strand: alle voertuigen die richting Colleville willen gaan, moeten voor dat kanon langs. Uiteindelijk heeft één van de slechts drie aan land gekomen amfibietanks het kreng uitgeschakeld.”
Vanaf Wn 61 liepen we het strand op tot het water. Het was nu bijna eb, het strand was breed. We moesten om een aantal diepe geulen heen slingeren. Aan de rand van het water stopte ik. “Draai je nu eens om naar de kust…” Die kust bevond zich op zo’n 300 meter afstand. “Dit zagen de Amerikaanse Infanteristen, toen ze uit hun landingsboot moesten springen, ongeveer op deze plaats.
Met een paar verschillen: Het is nu eb; op 6 juni 1944 werden de mannen twee uur voor hoogwater eruit gezet, rond een uur of vijf in de ochtend. Rotweer, de zee was nog steeds ruw van een storm, twee dagen ervoor. Nog bijna donker, het tijdstip waarop de mens het minst waakzaam is. Er stond hier nog één tot anderhalve meter water. En dit nu zo mooie strand lag bezaaid met hindernissen, deels voorzien van springladingen en mijnen. Verplaats je eens in de gedachtenwereld van de soldaat die hier uit z’n landingsvaartuig springt.

Hij is gierend zeeziek, want hij heeft zojuist met dertig andere soldaten een paar uur in een soort schoenendoos meegevaren. Geen droge draad meer aan zijn lijf, want die landingsboten zijn open. Hij heeft er al een paar zien zinken; opengereten door Duits mortiervuur of op een hindernis gevaren en opengereten door een landmijn. Als hij in het water springt, komt dat tot borsthoogte. Steenkoud water, want het is nog voorjaar. Hij probeert zijn geweer droog te houden. Kansloos, want een meter verder stapt hij in een diepe kuil en gaat bijna kopje onder. Hij kijkt achterom om zijn buddy te waarschuwen voor die kuil; dat hoeft niet meer. Op hetzelfde moment dat hij in die kuil stapt, wordt de landingsboot besproeid met een mitrailleursalvo vanuit Wn 61. De jongens die op de klep stonden, worden binnen een halve seconde neergemaaid. Stom toeval: zijn struikelen in die kuil zorgde dat hij niet geraakt werd. Iemand tikt hem van achteren aan, hij kijkt om en ziet een van zijn makkers uit de boot drijven. Dood: een gapend gat in zijn zwemvest waar het bloed uitstroomt. Hij raakt in paniek, op zoek naar zijn sergeant. Nergens te zien. Een andere, onbekende, sergeant verzamelt wat mensen om zich heen achter een hindernis. Hij sluit zich maar bij hem aan. Beter dan alleen. Even kan hij uitrusten in de schijnveiligheid achter de hindernis, wachtend op een order.
Hij kijkt om zich heen. Bange gezichten, sommigen onder het bloed. Achter zich: brandende landingsboten, en de volgende golf landingsboten die er al aankomt. Hij ziet niet één van de beloofde 30 amfibietanks. En al het water om hen heen wordt verscheurd door inslagen van mitrailleurs, geschut, mortieren, raketten… Het geluid is dof; zijn oren zijn dichtgeslagen. Hij kijkt zijn wapen na. Zeiknat, maar zijn instructeur heeft verteld dat de M1 Garand het ook doet als hij nat is. “Als je de loop maar drooggemaakt hebt! Anders klapt de loop uit elkaar!” Hij hoort het zijn instructeur nog zeggen. Was hij maar hier, die veeleisende klootzak met z’n keurig gestreken overhemd en zijn Texaanse accent... Hij kijkt voor zich. Zeker nog tweehonderd meter water, behoorlijke branding, een heuvelrug die barst van de mondingsvlammen van mitrailleurs en geschut. Dat aanlokkelijke land lijkt plotseling helemaal niet meer zo aanlokkelijk…”

Ik keek op. “Sorry mensen… Ik liet me even meeslepen.” Joline streelde even over mijn gezicht. “Geeft niet, Kees. Jij weet een beetje hoe het voelt. Wij absoluut niet. Heeft mij in ieder geval een beeld gegeven wat voor moed die soldaten hebben gehad om hier aan land te komen. Die gedenktekens staan er niet voor niets.” Ik wees naar een heuvel westelijk van Colleville. Een stenen obelisk torende hoog boven het landschap uit. “Dáár gaan we heen. De laatste halte voor vandaag: de Amerikaanse begraafplaats. Vlak achter de plaats van WN62. Ik vertel daar helemaal niets; op zo’n plaats past alleen stilte. Luisteren naar je eigen gedachten. Hooguit de namen op de stenen hardop lezen.”
Op weg naar de begraafplaats liepen we over de parkeerplaats bij het strand. “Kijk om je heen. Dit is de enige plaats hier waar je van het strand landinwaarts kunt. Exact in het kruisvuur van Wn60, 61 en 62. Levensgevaarlijk om hier lang op één plaats te blijven.” We liepen omhoog richting Amerikaanse begraafplaats. “Op dit duin zie je wat lage begroeiing in het weiland. Gegarandeerd met er onder de overblijfselen van de bunkers van Wn 62. Dit was een hele harde noot om te kraken.”

Even later liepen we de ingang van de begraafplaats op. “Als we elkaar kwijtraken jongens: om 17:00 hier weer verzamelen.” Een uur lag liepen we over de begraafplaats. We lazen namen hardop. Kwamen veel grafstenen tegen zonder naam. “A comrade in arms.” Achterop de begraafplaats stonden een aantal banken. We gingen zitten. “Kees…” Ik keek Melissa aan. “Wat raakt jou hier het meest?” Ik pakte een fles water en nam een slok. “De stenen zonder naam. "Known unto God." Jongens, mannen hier aan land gekomen en anoniem gesneuveld. En waarom anoniem? Ik heb in Afghanistan sommigen van mijn mannen keihard op hun flikker gegeven omdat ze hun herkenningspaatje niet droegen op patrouille. Daar staat niet alleen je naam op, maar ook je bloedgroep. In 1944 nog veel belangrijker dan nu. Waarom niet dragen? “Het zit zo ongemakkelijk, Kees.” Hadden deze mannen hun ‘dogtag’ ook niet gedragen? Of waren ze zó uit elkaar gescheurd dat ze nauwelijks meer als mens te herkennen waren? Of pas jaren later gevonden, in een van de moerassen op het schieteiland Cotenin? Compleet verteerd…
En de familie in Amerika, die nu nog steeds niets weet van de dood van hun geliefde… Ja, ‘missed in action’ tijdens D-Day. Dat is waarschijnlijk het enige wat men weet. Dát, lieve zus, vind ik het meest aangrijpend.” Het was stil, op het fluiten van de vogels na. En op de achtergrond het ruisen van de zee. “Kom. We lopen rustig terug richting camper.” We liepen weer terug naar de ingang. Tussen de duizenden kruisen. Verspreid er tussen een enkele Davidsster.
Vlak voordat we de begraafplaats verlieten pakte ik mijn baret uit m’n rugzak, zette hem op, keek over de begraafplaats en bracht de militaire groet. Daarna maakte ik rechtsomkeert en groette de Amerikaanse vlag. Toen verdween de baret weer in de rugzak. Joline sloeg haar arm om me heen. “Mooi gebaar, Kees.” Rob bromde: “Mee eens, zus”, en Melissa pakte mijn hand en kneep er zachtjes in. Zwijgend liepen we naar de camping.

Toen we daar drie kwartier later aankwamen, zei Melissa: “Ik ga koffie maken. Even de emoties van vandaag laten zakken.” Rob volgde haar de camper in en Joline keek me aan. “Dank je wel, Kees. Voor je uitleg, maar ook dat je ons hier mee naar toe hebt genomen. Weer een kijkje in jouw belevingswereld.” Ze trok me tegen zich aan en kuste me zachtjes. “Ik weet niet of dit de geschikte plek is, maar… Wil je ons vanavond meer vertellen over Bosnië of Afghanistan? Ik weet er weinig van en Melissa vertelde vanmiddag dat je ook voor hun een redelijk gesloten boek bent geweest.” Ik keek haar aan. “Poeh… Ik weet niet of ik dat hier kan, schat. Dit is een uiterst beladen plaats…” “Júist hier, Kees Jonkman. Misschien dat wij een beetje meer kunnen aanvoelen wat het met jou heeft gedaan. Van Ton weet ik dat hij vrij veel over Afghanistan verteld heeft aan Clara. Van jou weet ik nog bijna niks. En Mel en Rob ook niet.” “Ik zal het proberen, Joline. Ik weet dat ik bij jullie veilig mijn emoties kan tonen.” We stonden even dicht tegen elkaar. Joline streelde mijn rug en ik de hare, totdat Melissa en Rob uit de camper kwamen en stil de koffie op tafel zetten. “Dank jullie wel. Ik zal vanavond iets proberen te vertellen over Afghanistan.” Rob knikte. “Goed plan, vriend.”
Lees verder: Mini - 88
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...