Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 20-12-2019 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 13284
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 45 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 110
En exact om acht uur ging de zoemer. “Loop maar naar binnen, mensen. Fred, je weet de weg.” We deden de deur open. De liftdeur ging even later open en Fred z’n massieve gestalte kwam naar buiten. Zowaar netjes in pak, maar gelukkig zonder stropdas. En achter hem: een lange vrouw in een mooie jurk. “Zo, dame en heer… dit is een beter welkom dan de laatste keer!” Een brede lach verscheen op Fred’s gezicht. “Mag ik jullie voorstellen? Dit is mijn vriendin Wilma. Wilma, dit zijn Kees en Joline, mijn vroegere en huidige leidinggevenden.” We schudden handen. “Hoi, ik ben Wilma.” Ze stak iets boven mij uit en Fred zag me kijken. “Ja Kees, ze is langer dan jij…”
Joline wenkte hen naar binnen. “ Kom mensen… Binnen brandt de verwarming. Beter dan hier op dit tochtige balkon. Wilma, denk om je hoofd: de lamp hangt voor jullie nogal laag.” Ze glimlachte en zei: “Ach, ik loop wel vaker tegen de lamp… Gelukkig iets minder dan die burger hier naast me.” Fred keek me aan. “Ja, dat is sinds een paar weken mijn bijnaam. ‘Burger’. Potdomme.” Wilma haalde haar schouders op. “Hij is nu toch burger? Ik snap niet wat daar mis mee is. Ik ben het al 27 jaar en vind het prima.” Joline gaf haar een arm. “Ik ook. Dat militaire gedoe… Ga maar aan de bar zitten, mensen; het voorafje wordt zo opgediend door de chef-kok himself.”

“Hoho, Joline… Mag ik deze dame eerst even laten genieten van het uitzicht?” Fred nam Wilma bij een hand en loodste haar naar het raam. “Kijk mop… Dáár ligt de Oirschotse Heide. Heb ik menigmaal overnacht. Ik zei niet ‘geslapen’. En Kees ook, een jaar of wat geleden.” Hij keek me aan. “Nooit gedacht dat we er nog eens op uit zouden kijken met onze vriendinnen, hé Kees?” Ik grinnikte. “In die tijd in ieder geval niet. Er waren nachten waarin ik vurig hoopte dat ik de Oirschotse Heide nooit van m’n leven meer zou zien.” Wilma keek Joline aan. “Zullen wij…” Verder kwam ze niet. Ze keek naar de foto van de Passiebloem.
“Wauwww… Wie heeft die gemaakt?” Joline wees naar mij. “Mijn vriendje is héél soms, als hij z’n technische knobbel even loslaat, best wel artistiek.” Ik boog. “Thank you, madam…” Fred zei droogjes: “Dat moet dan een foto zijn met een sluitertijd van een duizendste van een seconde. Langer komt Kees niet uit z’n technische zelf.” Ik keek hem aan. “En bedankt, maat. Ik hou ook van jou…” Joline wees naar de bar. ‘Zoals ik net al zei… Laten we gaan zitten, anders is het voorafje koud. En wordt de Chef nijdig.”

Fred, Wilma en Joline gingen zitten. Ik liep naar de andere kant van de bar en haalde de pasteitjes uit de oven. “Madames et monsieur: de vulling komt niet uit een blikje, maar is eigen recept.” En met een blik op Fred: “En hier heb ik iets meer dan een duizendste van een seconde over gedaan, vriend, dus gedraag je en flikker het niet in één keer in die kliko die jij ‘slokdarm’ noemt.” Wilma giechelde. “Oh, je kent hem?” Ik zette de pasteitjes op de bar. “Ik heb jouw vriendje eens een complete frikadel naar binnen zien gooien. Hij kauwde niet eens en het ding was binnen een seconde weg.” Fred grinnikte. “Ja, deep throaten is altijd een specialiteit van me geweest…”
Het was een fractie van een seconde stil. Toen schoten Joline en ik in een gierende lach en keek Wilma nogal verwijtend. “Frederik van Laar! Gedraag jij je een beetje? Je bent niet thuis in je holle boom, hoor.” Nog nahikkend zei ik: “Wilma, ik hem al een paar jaar, dus voor mij hoeft hij zich niet anders voor te doen dan hij is, hoor.” En Joline vulde aan: “Ik ken ‘m iets minder lang, maar lang genoeg, Wilma.” Fred keek haar aan. “Nou hoor je het eens van een paar anderen, kleintje.” Ze schudde haar hoofd en keek ons aan. “Weet waar je aan begint. Als die burger hier naast me eenmaal loskomt…” Ik grijnsde. “Dan krijgt hij van mij wéér een trap voor z’n kont, praat hij een week niet tegen me, komt dan z’n excuses maken en drinken we ons diezelfde avond toeterlampion. Been there, done that, got the T-shirt, Wilma.”

Ze keek van mij naar Fred. “Ik geloof dat jij me iets moet vertellen, vriend…” Terwijl we lekker de pasteitjes naar binnen werkten, vertelde Fred zijn versie van het incidentje op de schietbaan. En wat ik niet wist, vertelde hij nu: Hij had een week lang er vreselijk de pest over in dat hij door zijn stommiteit een goeie vriendschap op het spel had gezet. En thuis had hij dat tegen zijn ouders verteld, waarop zijn moeder simpel had gezegd: ‘Dan ga je maandag naar je korporaal en je maakt, in aanwezigheid van al je maten, je excuses aan hem.’ Hij keek me aan. “En de rest is historie…” Ik knikte. “Ja. Die avond overigens nogal nevelige historie. En de volgende ochtend…” Fred gromde. “De enige veldloop waarbij ik gierend over m’n nek ben gegaan, verdomme.” “Nou Kees, van dit pasteitje ga ik niét over mijn nek, hoor…” Wilma likte haar vingers af. “Mag ik het recept?”
Ik keek haar aan. “Dat gaat je ernstig veel geld kosten, mevrouw.” Ze trok een wenkbrauw op. “Verkóóp jij je recepten dan?” “Nee, maar als jij deze pasteitjes als ‘voorafje’ maakt, haalt die vent naast je een grootverpakking van die pasteibodems uit de supermarkt en zet ze suggestief op het aanrecht. En voor het hoofdgerecht heeft meneer geen belangstelling.” “Hé maat”, onderbrak Fred me, “wanneer heb jij mij eten zien overslaan? Volgens mij zit jij iets uit je duim te zuigen.”
Wilma knikte. “Ik moet Fred gelijk geven. Alles wat ik kook, gaat op.” Ze lachte. “Daarom kook ik afgewogen porties. Anders groeit meneer dicht.” Fred keek beledigd. “Dichtgroeien? IK? Echt niet, mop. Ik sport nog steeds hoor… Drie keer in de week hardlopen in de pauze, één avond sportschool. Bijna evenveel als toen ik in dienst zat. Kees, heb je nóg zo’n pasteitje?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee vriend. Ik heb er expres maar vier gemaakt. Ik ken je langer dan vandaag. Tijd voor het hoofdgerecht.”

Fred keek gespeeld teleurgesteld, totdat ik een schaal uit de oven haalde. “Alsjeblieft. Aardappelschotel met de goulash van mijn schoonmoeder. Levensgevaarlijk, want je blijft ervan eten.” Even later had iedereen opgeschept. “Willen jullie wat drinken? Een wijntje, een biertje of iets fris?” Wilma zei: “Geef mij maar iets fris, Joline.” Fred knikte. “Mij ook. Ik moet terugrijden.” “Dan houden wij het ook bij fris. Wel zo solidair.” Met de glazen op de bar en iedereen aan het eten vroeg Joline: “Vertel eens… Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?”
Fred verslikte zich bijna en Wilma moest lachen. “Wil je dat écht horen?” Ik knikte. “Ik wil wel eens horen waar jij de moed vandaan haalde om met deze meneer in zee te gaan, Wilma…” Wilma en Fred wisselden een blik van verstandhouding. “The floor is yours, lady…” Ze knipoogde naar hem. “Ik zal je niet ál te belachelijk maken. Drie jaar geleden besloot ik om lid te worden van de Klub van Lange Mensen, de KLM. Reden: als je lid werd, kreeg je voordeel bij bepaalde kledingwinkels. Met mijn lengte, 1,95 meter, is kleding stervensduur. En over schoenen hoef je het al helemaal niet te hebben… Enfin, ik kreeg mijn lidmaatschap en daarmee ging ik naar een bijeenkomst in Amersfoort. Tenslotte moet je weten waar je lid van wordt, nietwaar? Ik met de trein vanuit Rhenen naar Amersfoort. En een paar honderd meter voor het hotel waar die bijeenkomst gehouden werd zie ik die meneer daar en hij mij. Half Veldhoven had een week lang elektriciteit gehad van die vonken die toen oversloegen. We hebben elkaar ongeveer tien seconden aan staan gapen, midden op de stoep, over de hoofden van andere voorbijgangers heen. En zijn niet naar die bijeenkomst gegaan. Een paar straten verderop zat een restaurantje, daar zijn we een kop koffie wezen drinken. En nog een. En nog een. En een paar broodjes. En kwamen er achter dat we elkaar best wel aardig vonden… Ik was met de trein vanuit Rhenen gekomen; Fred met de auto uit Tiel. Zei hij. De schurk. Hij bood aan om me naar huis te brengen en dat heb ik maar geaccepteerd. En zo is het gekomen…”

Joline keek nieuwsgierig. “Waarom zei je nou net ‘de schurk’, Wilma?” “Omdat de rotzak helemaal niet uit Tiel kwam… Hij woonde toen op een appartement in Soest.” Ik grinnikte. “Ik zat ook even te denken, makker. Wist niet dat jij bij Flipje was gaan wonen…” Hij haalde z’n schouders op. “Je moet toch wát? Als ik gezegd had waar ik daadwerkelijk woonde had ik haar waarschijnlijk niet naar huis mogen brengen en wist ik niet waar ze woonde…” Joline zat met een brede lach naar mij te kijken. “Wat heb jij op je lever, Jolientje?” Ze wees op Fred en mij. “Jullie lijken wel enorm op elkaar… Allebei jokken over waar je woont om het mooie meisje maar naar huis te kunnen brengen…”
Ik stak mijn hand op. “Wacht even dame: ik heb niet gejokt over waar ik woonde, hoor. Ik heb het alleen wat later gezegd, toen we al met 120 kilometer per uur op de A27 richting Ter Aar reden. Voor die tijd heb ik helemaal niks over mijn woonplaats verklapt…” Joline keek naar Wilma. “Ik had ’s avonds laat pech met mijn auto. Was de laatste die vertrok uit ons kantoorgebouw, waar ik toen nog receptioniste was. Kees was vlak voor me vertrokken, maar stond gelukkig met z’n auto nog op de parkeerplaats en bood me aan om me naar huis te brengen in Ter Aar, iets onder Schiphol. En pas in de auto, op de snelweg, vertelde hij dat hij in Veldhoven woonde. ‘Ja, da’s een stukje omrijden…’ zei hij nog doodleuk… Ik schaamde me toen kapot.”

Ik knipoogde naar haar. “Gelukkig heb je me dat later ‘in natura’ terugbetaald, liefje…” Joline’s ogen schoten vuur. “Kees Jonkman! Je wekt de indruk dat ik meteen bij je in de koffer ben gedoken! En dat stel ik niet zo op prijs! Ik ben…” “Jaja... een net meisje”, vulde ik alvast aan. “Ja hoor schat. Dat duurde iets meer dan een week. Een week waarin we elkaar af en toe zagen en héél af en toe konden knuffelen, toen we eenmaal onze liefde voor elkaar hadden uitgesproken. En een paar héle goede gesprekken…” Joline’s ogen glansden bij de herinnering en ze keek me aan. “Inderdaad. Hele goede gesprekken.” En tot mijn stomme verwondering zei ze daarna schalks: “En na een week heb ik meneer inderdaad ‘in natura’ terugbetaald. Of hij mij, daar zijn de geleerden het nog niet over eens. In ieder geval was het de moeite van een week wachten waard.” Ik knikte plechtig. “Hier heb ik niets meer aan toe te voegen dan een gehoorzaam: ‘Je hebt gelijk, schat’. Verder doe ik er het zwijgen toe…”

Wilma en Fred zaten te grinniken. “Kees, wij zouden broers moeten worden.” Ik keek hem aan. “Dat zijn we toch al? A sort of…” Hij knikte. “Klopt. En daar ben ik verdomd blij mee, sergeant.” “Fred, wanneer kap je eens met dat ‘ge-sergeant’ van je? Mijn vriendje heet Kees, en dat weet je bliksems goed.” Hij keek Joline aan. “Lieve Jolien. Kees was in Afghanistan mijn buddy. Hij als plaatsvervanger, ik als MAG-schutter. Toen hij bevorderd werd tot sergeant, werd ik plaatsvervanger. Wij bleven buddy’s. In het begin sprak ik hem nogal pesterig steeds met ‘sergeant’ aan, in plaats van met ‘Kees’. Maar na een paar weken ging dat pesterige eraf en wás hij ‘mijn sergeant’. En toen we terugkwamen uit de zandbak en Kees afscheid had genomen om te gaan studeren, heb ik ’s avonds in m’n bedje thuis even liggen janken, dat mogen jullie best weten.”

Ik keek hem aan. “Dat heb je me nooit verteld, vriend…” Hij schudde zijn hoofd. “Dat hoefde jij toen ook niet te weten. Gelukkig kon ik een maand later de onderofficiersopleiding in. Daar had ik afleiding genoeg. En ik was dolblij dat we contact hielden. En sinds een maand ben ik nóg blijer, nu weer collega’s zijn. En Wilma is ook blij, nietwaar, mop?” Ze knikte. “Geen belachelijke werktijden meer, geen ‘dingen die je niet wilt weten’, geen stomme oefeningen van twee weken… Nee, meneer is gewoon rond zes uur thuis. Behalve als hij zonodig moet helpen een of ander boefje in te rekenen of iemand uit een namaak-helikopter moet trekken … Het enige nadeel aan zijn normale werktijden is, dat het ons een stuk meer brood kost…” Ik grinnikte. “Ja, dat zal wel. Ik heb zijn broodtrommel gezien. Het valt me mee dat daar geen brugclassificatiesticker op zit.” "Een wát?" Ik legde uit. "Op elk militair voertuig zit een gele, ronde sticker die aangeeft hoeveel het ding beladen maximaal mag wegen. Dat is de brugclassificatiesticker. En in Duitsland zie je bij bruggen een bordje hoeveel een voertuig maximaal mag wegen om over die brug heen te mogen. Nog een erfenisje uit de Koude Oorlog. Op Fred z'n broodtrommel zou zo'n sticker niet misstaan."

Fred keek in de ovenschaal. “Over brood gesproken… Heb je een boterham voor me? Dan veeg ik die schaal even schoon. Zonde om die restjes goulash af te wassen.” “Zeg meneer van Laar, gedraag jij je een beetje?” Wilma kleurde. “Geeft niks, Wilma. We kennen hem langer dan vandaag…” Joline knipoogde naar mij en ik gaf Fred nam twee boterhammen. Hij veegde daarmee de overschaal brandschoon. Hij likte zijn lippen af. “Jongens, wat is dát lekker… Hier kun je me om drie uur ’s nachts voor wakker maken.” Hij leunde voldaan achterover.
Ik pakte de schaal op en zette die onder water. “Nou Fred, als jij klaar bent… Wij pakken de andere schaal nog even, hoor.” Een kleinere schaal kwam uit de oven. Fred keek me lang en somber aan. “Je blijft nog steeds een enorme rotzak, Kees…” Wilma schoot in de lach. “Kees, zet die schaal maar niet op tafel, want dan is die ook leeg.” Joline knikte. “Mee eens. Ik heb gezien wat Fred naar binnen heeft gestouwd… Daar kan ik een week op leven. Bovendien…” Ze knipoogde “...is dat ons middageten voor morgen. En we hebben nog een lekker dessert. Kees: aan ’t werk!” Ik stond op.
“Overigens: het recept van die goulash is geclassificeerd als ‘geheim’. Dat heb ik aan mijn aanstaande schoonmoeder moeten beloven. Ik heb haar goulashrecept eerlijk geruild voor mijn recept van een lendebiefstukje. Een ruil tot volle tevredenheid van beide partijen, mag ik wel stellen.” “Op jullie bruiloft zal ik eens met je schoonmoeder praten, Kees…” Joline giechelde. “Kijk dan maar uit wat je zegt… Kees kan geen kwaad bij haar doen. Als jij één verkeerd woord over hem zegt, heb je een draai om je oren te pakken.”

Ze keek naar mij. “Kees, denk je dat die toetjes vanzelf uit de vriezer marcheren, of…” Ik hief mijn handen op. “Oké, oké. Ik ben al aan het werk hoor…” Ik pakte de ingrediënten voor het dessert wat ik eerste keer voor Joline gemaakt had: Vanilleijs met peper. Zette de ijscoupe’s op de bar, schepte in elke coupe twee bolletjes ijs en legde er een kringel slagroom omheen. Toen pakte ik de pepermolen. “Wát doe jij nou? Peper op je ijs? Idioot…” Fred gromde en trok de pepermolen uit m’n handen. “Zou meneer van Laar zich even niet met de bereiding van dit kostelijke dessert willen bemoeien?” Joline keek hem strak aan. “Oei… die blik heb ik in Gorinchem vaker gezien. Maar dan was hij gericht op mijn pupil… Neem me niet kwalijk mevrouw mijn direct leidinggevende.” Langzaam, en met zijn ogen op Joline gericht gaf hij de pepermolen aan mij terug. “Goed zo. En zo meteen braaf je toetje eten en niet miepen, meneertje.” Om Joline’s mond was een spottend trekje te zien. Fred keek naar Wilma. “En zo zit ik dus op het werk onder de plak…” Ze haalde haar schouders op. “Is wel eens goed voor jou, ventje.”
En met een blik naar mij: “Ik ben héél benieuwd hoe dat smaakt, Kees…” Ik pakte de mint-chocolaatjes en zette die in het ijs. “Het is niet helemaal wat het wezen moet, Wilma. Normaal wordt het ijs omgeven door een slotgracht van Bailey’s. Maar ja, omdat jullie nog moeten rijden, doen we dat maar niet. Dat serveer ik nog wel een keertje als jullie hier blijven logeren.” Ik zette de desserts voor hen neer. “Smakelijke voortzetting, mensen.”

Even later kon de complimenten in ontvangst nemen en verklapte ik de functie van de peper. “Kees… Werkt peper ook op die manier als je aan het zoenen bent?” Fred keek me uiterst serieus aan. “Probeer het eens, zou ik zeggen. Eerst natuurlijk bij jezelf…” Wilma keek Joline aan. “Soms hé… soms…” Joline knikte. “Ik ken het gevoel. Zeg maar niks meer. Wij moeten binnenkort eens samen een dagje uit gaan. Dan gaan die twee maar een dagje vissen of ‘Stoere mannendingen doen’, zoals ze dat zelf noemen. Wat neerkomt op een avond bier zuipen in een kroeg en elkaar verhalen vertellen hoe goed ze vroeger waren…” Het dessert ging schoon op en we dirigeerden Wilma en Fred naar de bank. Joline maakte koffie en ik ruimde de etensboel op in de afwasmachine.

“Zo… Héhé, even uitbuiken hoor. Kees, mijn complimenten voor je kookkunst.” Wima keek me aan en ik boog. “Dank je wel. Een mengsel van recepten van mijn moeder, zelf uitgedachte recepten en recepten van m’n schoonmoeder. De zelf uitgedachte recepten zijn het resultaat van een aantal jaren op kamers wonen en dom gokwerk.” Met de koffie voor ons vroeg Joline: “Wilma, wat doe jij voor de kost?” “Ik ben hoofd financiële recherche van een middelgrote verzekeringsmaatschappij. Ik heb economie gestudeerd in Utrecht. Begonnen als adviseur van een kleine verzekeraar, In de tussentijd 's avonds m'n Master gedaan aan Nijenrode en na het behalen van m’n Master overgestapt naar mijn huidige werkgever. Als financieel rechercheur begonnen en na een jaar heb ik gesolliciteerd op deze vacature… En ik kreeg de job!” Fred zat te glunderen en vulde aan: “We deden bijna hetzelfde werk: alleen Wilma zocht de boeven in het financiële circuit en ik in het militaire. En soms overlapte dat elkaar…” Wilma gniffelde. “Er waren avonden dat onze conversaties in bed resulteerden in een brainwave van één ons tweeën. En die sprong dan het bed uit en ging op de computer wat speurwerk doen. En soms klonk er dan midden in de nacht een triomfkreet: ‘Béét!’ En dan waren we de volgende ochtend wat slaperig…” Fred zei droogjes: “Want dat moest dan wel gevierd worden…” Joline trok een gezicht en hield haar handen tegen haar oren. “Piééép... Information overload!”

We lachten samen. “Maar Kees…” Wilma keek mij aan. “Jij hebt samen met Fred in Afghanistan gezeten…” Ik onderbrak haar. “Stop, dame. Wij hebben niet ‘gezeten’. Wij zijn daar samen op missie geweest. Als Infanterist. Veel de poort uit, patrouilles lopen, patrouilles rijden, Forward Observation Posts betrekken en inrichten en een aantal keren hard gevochten. De lui op de base, die hebben ‘gezeten’ ja. Wij niet zo veel. In ruim vier maanden tijd heb ik twee paar schoenen versleten en was vijf kilo afgevallen.” Ze haalde haar schouders op. “Oké, op missie geweest dan. Maar Fred vertelt daar niet zoveel over…” Ik keek haar aan, toen naar Fred en antwoordde behoedzaam: “Ja… én?” Ze keek wat geïrriteerd. “Kun jij me wat vertellen?” Ik keek weer naar Fred. Zijn gezicht was plotseling verstrakt en uiterst gesloten. “Wilma… Ik ga geen dingen vertellen die misschien nieuw voor je zijn. Dat moet Fred écht zelf doen…”

Binnen twee minuten was het gesprek van lekker luchtig omgeslagen in bloedserieus en ik voelde me een beetje klemgezet. Joline redde de situatie. Ze boog zich voorover naar Wilma toe. “Wilma, ook ik weet waarschijnlijk nog niet de helft van wat onze mannen daar hebben gedaan. Ik hoop ooit het complete verhaal te horen. Maar ik weet één ding: zij hebben daar dingen gedaan en gezien die wij hopelijk nooit te zien krijgen en al helemaal niet zouden moeten doen. Maar… ze moeten er zelf mee komen. Op het moment dat de tijd daar rijp voor is. Je kunt het niet uit ze trekken, want dan slaan ze dicht. Fred heeft een paar weken terug in Gorinchem op kantoor zeer compact in een paar zinnen het verhaal geschetst hoe Kees sergeant is geworden en hij korporaal. Toen ik dat aan Kees vertelde gromde die: ‘Fred moet eens leren z’n grote bek te houden.’ En pas na lang aandringen van mij en met behulp van een paar wijntjes heeft Kees dat verhaal verteld. En dat kostte moeite. Ja, de psychologen roepen allemaal: ‘je moet er over praten!’ maar de realiteit is dat ze dat alleen doen als ze onder elkaar zijn. En héél soms geven ze iets prijs aan ons. En de keren dat Kees dat deed ben ik behoorlijk geschrokken, dat kan ik je wel vertellen. Geef het de tijd…”

Ik keek haar aan. “Dank je wel, schat. Ik had het niet beter kunnen verwoorden.” En Fred gromde: “Eensgelijks hier.” Hij trok Wilma naar zich toe. “Mop, ik heb jou er nooit mee willen belasten. Het was mijn eerste missie en het was binnen vier dagen bloederig raak… En daarna nog een aantal keren. Heeft heel veel met me gedaan.” Wilma keek hem aan. “Dat weet ik, knul. Je droomt er soms van en af en toe praat en roep je in je slaap. En volgens mij is het niet goed als je zó droomt…” Ik keek hem recht aan. “Fred, dat is inderdaad foute boel. Als jij herbelevingen hebt… Dat is niet goed, man!” Hij keek me peinzend aan. “Kees, ik vind het verrekte moeilijk om sommige dingen aan Wilma te vertellen. Je hoort vaker dat vrouwen, als ze het complete verhaal horen, plotseling van hun man willen scheiden. Dat risico wil ik niet lopen.”
Ik boog naar voren, keek hem strak aan en zei: “Gelúl, Fred. Een ander woord heb ik er niet voor. Ik zie een vrouw naast jou zitten die stapeldol is op jou. En niet geheel toevallig zit er eentje naast mij die dat op mij is. Joline wéét een deel van wat ik in Bosnië deed en ze heeft het complete verhaal van mijn bevordering gehoord. En ze zit hier nog steeds. En weet je waarom? Omdat ze in mij gelóóft, korporaal van Laar. En omdat ze van me houdt. Nergens anders om. En ik moet me héél sterk vergissen of Wilma staat exact zó in de wedstrijd als het om jou gaat.”
Ik keek naar Wilma. “Of niet?” Ze zei niets, maar pakte Fred z’n hand en keek hem aan. Verder niets. En toen gebeurde er iets wat ik nooit verwacht had. Op Fred z’n wangen verschenen tranen.

Joline zag het ook, stond op, trok mij overeind en zei zachtjes: “We laten jullie even alleen, wij gaan een stukje lopen. Jullie moeten hier samen uitkomen. Bel ons maar mobiel als we weer binnen kunnen komen.” Ze keek me aan. “Jas aan, mee jij.” Ik knikte. Stil liepen we de kamer uit, pakten onze jassen en gingen naar beneden. “Die rooien het wel samen, Kees, maar het heeft even tijd nodig… Fred maakt nu mee wat jij een aantal weken geleden meemaakte, tijdens je spaarzame emotionele momentjes. Alleen Fred heeft het langer opgekropt, denk ik…” Ik knikte langzaam. “Ik hoop dat het goed gaat daarboven tussen die twee, Joline. Ik heb Fred nog maar één keer zien janken: aan het graf van Peter. Voor de rest was hij altijd de Fred zoals jij hem kent: jolig, vol streken, keihard werkend en op z’n tijd een grote, grommende beer als iemand hem voor de voeten liep…” Joline knikte. “Ja. En misschien was dat wel de dikke muur waar hij achter schuilde. Een muur waar jij, lekker tactisch en diplomatiek als je bent, nu een grote barst in hebt geslagen…”

Ze keek me aan. “En dat is misschien maar goed ook, sergeant Jonkman.” Het was de eerste keer dat ze mij met m’n rang aansprak en ik keek haar stomverbaasd aan. “Waarom…” “Omdat je net voor de volle honderd procent in je rol zat als groepscommandant. Niet gespeeld, niet als grap, nee… Je wás die sergeant. Die zijn korporaal even tot de orde ging roepen.” Ze hield stil en keek me aan. “En weet je, sergeant? Ik was op dat moment verdomd trots.” We stonden schuin onder een lantaarnpaal en ik kon haar ogen zien. Die blauwe ogen me nu recht aankeken. Ze knikte. “Ja. Trots dat jij mij uitgekozen heb als jouw vrouw. En dat mag je best weten. Op dit soort momenten komt de échte Kees Jonkman naar boven.” Ik omarmde haar. “Dank je wel schat. Dat is het mooiste compliment wat je mij kunt geven…” Ik kuste haar zachtjes.
En tijdens die kus ging mijn telefoon. Geen nummermelding. “Met Kees.” “Hé maat, met die jankerd op je bank. Jullie kunnen weer boven komen, hoor…” Fred z’n stem klonk bijna normaal. “Mooi makker. Ik hoop dat je gedweild hebt.” “Heb ik al gedaan!” hoorde ik Wilma roepen. “Prima. Over vijf minuten zijn we boven.” Ik verbrak de verbinding. “We kunnen naar boven.” Joline knikte. “Wat dacht je ervan om hen aan te bieden om vannacht gebruik te maken van de slaapbank? Ik wil ze niet zó laten vertrekken… Dan drinken we samen een borrel, of twee of drie desnoods, zien we wel wat er komt en blijven ze hier maffen.”
Ik keek haar lang aan. “Joline, ik kom er net achter dat ik ga trouwen met de meest verstandige vrouw op aarde. Prima plan!” Ze knipoogde. “Héhé… Het duurde een paar maanden, maar dan komt zelfs Kees Jonkman er achter hoe slim ik in feite ben…” Ik gaf haar een zachte tik op haar billen. “Verwaand nest.”

Toen we de deur van de kamer opendeden, vonden we Fred en Wilma in elkaars armen liggend op de bank. Joline kuchte even en ze lieten elkaar met duidelijke tegenzin los. “We hebben wat dingetjes besproken, mensen. En dat klaart de lucht.” Wilma keek ons aan, over de schouder van Fred. “Mooi”, zei Joline. “Wij hebben óók wat dingetjes besproken. Wij stellen voor dat jullie hier vannacht blijven. Of er veel van slapen komt weet ik niet, maar dat zal me een biet zijn. Veel belangrijker vinden wij dat jullie misschien wel een katalysator nodig hebben om over Afghanistan te praten. Misschien zijn wij die katalysator wel. We bieden jullie dat in ieder geval aan.” Ze glimlachte. “In ieder geval zouden wij graag zien dat jullie hier blijven pitten. Dat heeft als voordeel dan je ook een neut kan drinken. Dat kletst ook wat makkelijker. En de bank waarom jullie nu zitten kun je ombouwen tot slaapbank. Volgens mijn broer Ton en zijn geliefde Clara slaapt dat prima…” Wilma keek ons met grote ogen aan. “Willen jullie dat écht?”

Wij knikten en ik zei: “Volgens mij sprak Joline net gewoon ABN en geen Chinees. En ik ben het voor de volle honderd procent met haar eens. Dus… Tenzij dat jullie morgen héle belangrijke dingen te doen hebben…” Ze keken elkaar aan en Wilma stond op, liep naar Joline toe en omarmde haar. Fred liep naar mij en even later voelde ik zijn enorme handen op mijn schouders. Hij keek me aan. “Je hebt me ditmaal een geestelijke trap onder m’n kont gegeven, sergeant Jonkman. Maar ik ga er nu geen week mee wachten om je te bedanken… Je bent een échte buddy, Kees.” “Graag gedaan, maat… Wat wil je drinken? Ik heb een prima Whisky staan…” Hij knikte. “Dat klinkt goed… Maar eerst Joline bedanken.” Hij liep naar haar toe, omarmde haar en kuste haar op haar voorhoofd. “Dank je wel, Joline. Je bent een schat. Mag ik dat zeggen?” Joline keek hem aan. “Je bent toch Kees z’n bud? Dan mag jij dat zeggen, Fred.” Ze omarmde hem ook.
En plotseling voelde ik een arm op mijn schouders. “Kom hier, Kees. Ik moet jou ook bedanken.” Wilma kuste me drie keer op de wangen. “Voor die trap onder Fred's kont en dat kwartiertje van zonet. Héél kostbaar.” Ik knipoogde naar haar. “Graag gedaan. En dan ga ik nu wat drank inschenken. Wat zal het wezen, Wilma?” “Heb je rode wijn? Dan daar graag een glaasje van.” De dames gingen dus aan de rode wijn, Fred en ik aan de whisky. Ik trok een mooie fles wijn open en schonk in. Vervolgens kwam de whisky aan de beurt. Beide flessen liet ik op tafel staan. Joline toverde nog ergens een bak zoutjes en een blok kaas vandaan.

Even was het stil, en toen bromde Fred: “Wat wil je weten, moppie?” Wilma keek hem aan. “Het verhaal van die bloederige confrontatie na vier dagen.” Hij keek mij aan. “Vertel jij het, Kees?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Jouw belevenissen, jouw verhaal, jouw emoties. Dáár heeft ze recht op. Niet op mijn versie.” Fred haalde diep adem. “En bedankt hé… Dit is de eerste keer dat ik het volledige verhaal vertel aan iemand die er niet bij was…”
De volgende tien minuten was hij aan het woord. Feitelijk verschilde zijn verhaal nauwelijks van het mijne, maar zijn emoties zaten duidelijk dieper. Met name het deel waarop hij de Taliban van de richel afschoot met lange mitrailleursalvo’s. “Ik zag ze vallen, de een na de ander. Maar kon ik anders? Nee. Ze hadden ons zó kunnen neermaaien als ze helemaal achter ons langs waren getrokken… Nu was ik de enige die ze kon stoppen. Het heeft drie kisten mitrailleurmunitie gekost. Drie maal tweehonderd en dertig patronen. Binnen vijf minuten…” Hij zweeg, zijn ogen starend.
“En dat heb je verdomd goed gedaan, Fred. Door jouw vuur kreeg de rest van het peloton de tijd om zich om te draaien en het vuuroverwicht te hernemen. Als jij niet zo snel had gereageerd hadden wij hier niet gezeten, vriend. Neem dat ook in je gedachten mee.” Hij keek me aan. “Kees, weet jij hoe het voelt om de inslagen van je schoten in mensen te zien? Op dertig meter afstand?”

Ik voelde me verstrakken. “Ja, dat weet ik, verdomme. Ik was er bij, Fred, weet je nog? Ik heb de commando’s gegeven en ook een paar magazijnen in Taliban gepompt. Ik heb ze geroken, ik heb net als jij de gewonden verzorgd en de doden gefouilleerd…En bovendien: anderhalf jaar eerder had ik al een paar keer met dat bijltje gehakt met mijn Accuracy in Bosnië. En het maakt weinig uit of je iemand op 800 meter een kogel door zijn neuswortel jaagt terwijl je door je richtkijker kijkt. Ook dán zie je iemands hersenen tegen de muur achter hem spetteren. Zó staat je doel een sjekkie te roken, en een kwart seconde later ligt hij. Of zij. En als jij dat niet doet, schiet hij en zijn het jóuw hersenen die de grond vies maken." Ik haalde diep adem. "Of die van je maten. Wil je dát liever, meneer van Laar? Nee? Nou, kap dan met dat stomme gejammer en denk verdomme eens na met die paar hersencellen die je in je kop hebt. We hebben niet van niets in Oirschot eindeloos op contactdrills lopen oefenen. Dát, meneer de mitrailleurschutter, is de enige redding. Automatisch handelen. Je wordt van achteren beschoten? Vuren op zes uur! Dát was precies het commando wat ik gegeven heb. En jij maakte het mogelijk met je salvo’s met lichtspoor. Een andere optie was er niet. Jij hebt het tot sergeant-majoor geschopt, hebt er meer dan tien dienstjaren opzitten. Ik maar drie. Ik dacht dat jij na kon denken, nondeju!”

De laatste paar zinnen béét ik in zijn gezicht. Tijdens mijn tirade was hij wit geworden en ik bereidde me in gedachten voor op een vechtpartij die ik bij voorbaat zou verliezen. Toen keek hij me aan. Niet woest, maar eerder schuldbewust en bang. Ik kreeg een deja-vu. Exact zo keek hij tijdens het incident op de schietbaan, toen hij een ongecontroleerd salvo loste en ik hem van de baan aftrapte. Joline leunde voorover. “Ik denk dat Kees gelijk heeft, Fred. Ik heb zijn versie gehoord, nu de jouwe… Ik heb er geen bal verstand van, maar… ik denk dat Kees gelijk heeft.” Ik hoorde hem grommen.
“Ja, verdomme, natuurlijk heeft hij gelijk. Dat weet ik, rationeel gezien, óók wel. Maar emotioneel is het een heel ander verhaal… Hij heeft geen nachtmerries ’s nachts…” Ik zag Joline’s gezicht niet maar zag haar verstrakken. “Oh? Heb jij de laatste maanden naast hem geslapen? Volgens mij niet. En ik kan je uit de eerste hand vertellen dat Kees, zeker toen wij elkaar nog maar nét kenden, ook wel eens door het bed spookte. Lúl niet, Fred."

Het was stil. Toen boog Wilma zich naar hem toe. “Je moet hier uit komen, schatje. Dit gaat op de lange duur niet goed.” Hij haalde een paar keer diep adem. “Fred…” Ik aarzelde, maar zette tóch door. “Jij gaat maandag het Veteraneninstituut eens bellen, maat. En als je wilt, ben ik er bij. Ik wil je hier uit halen. Volgens mij heb je dit al die tijd verdrongen. En het menselijk brein is nét een snelkookpan; op een gegeven moment komt het er uit. En als het veiligheidsventiel dicht zit, gaat het via een andere manier, op een moment dat je het niet kunt gebruiken…Het zij psychisch, hetzij fysiek. Want dit kan ook zijn weerslag hebben op je lichaam.” Hij keek me aan. “Kees… Graag.” Ik ging aan de andere kant naast hem zitten en sloeg mijn arm om hem heen. “Daar zijn we buddy’s voor, vriend. Ik wil jou niet de vernieling in zien gaan, zoals een aantal van onze collega’s. Wij gaan maandag bellen. En tot die tijd blijven jullie hier.”
Wilma knikte. “Goed plan, Kees. Dan rij ik morgen wel even heen en weer voor wat schone kleren en zo.” Joline humde instemmend. “En dan rij ik met jou mee. Kunnen wij eens kletsen over andere dingen en laten we die kerels hier even alleen.” Ze pakte haar glas. “En nu een neut, verdorie. Waar drinken we op?” Fred keek haar aan, stond op, pakte zijn glas en sloeg zijn arm om Wilma heen. Hij hief zijn glas. “Op mijn bud en zijn vriendin. Twee lui die je door dik en dun helpen. Proost!”
Hij gooide zijn glas in één keer achterover. Ik wilde nog waarschuwen, maar was al te laat. Fred verslikte zich. Wéér schoten hem de tranen in de ogen, maar nu van de drank. Toen hij klaar was met hoesten keek hij op de fles. “Verdomme, dat had je wel eens mogen zeggen, Kees… Dit is écht vuurwater.” Ik grinnikte. “Daarom gooi ik er altijd ijsblokjes in, maat. Dan is het nog wel te pruimen. Nu staat jouw maag in de fik…”
Wilma giechelde. “Ach Kees, er ligt in ieder geval een bodempje in. Zijn maagwand zal niet meteen doorschroeien.”

Joline greep weer in, pakte de fles en zei: “Volgens mij hebben we in de berging nog een krat pils. Als het niet over de uiterste houdbaarheidsdatum is, moeten jullie dat maar een leegmaken. Dat vuurwater van Kees is voor de écht grote jongens.” Ze borg de fles op. “Kees…?” Ik mopperde. “Ja hoor… Kees is weer de klos. Mag door weer en wind naar berging om het pils te pakken.” Ik knipoogde naar Joline en liep naar buiten. Lift in, naar beneden, berging in…Het kratje bier was vrijwel onaangetast en kon nog een half jaar mee. Toen ik weer boven was, stond Fred bij de foto uitleg te geven over ‘Spotters Peak’. Alsof er niets gebeurd was.
Toen pas besefte ik achter welke facade hij zich had verschanst. De rest van de avond vertelde hij over zijn latere uitzendingen, met name de laatste in Mali. “Zand. Overal zand. Tot in je eten aan toe. En als er weer eens een zandstorm over het kamp was gegaan knarste alles. Je wapen, je uitrusting, de deuren, de voertuigen, de computers… Alles, werkelijk alles zat onder het zand en stof. Rotzooi. Ik had een laptop in mijn slaapcontainer; die was binnen een maand naar de bliksem. Op het laatst kon je de toeren van de ventilator tellen. Opengemaakt om te kijken of er nog iets te redden was… He-le-maal vol met stof. Gelukkig had ik alle bestanden op een SDD gezet, zo’n harde schijf zonder bewegende delen, een soort maxi-SD-kaart. Daar kon niks aan kapot. Maar die laptop kon ik wegflikkeren.”
Hij keek naar Wilma. “Mop, als wij ooit kinderen krijgen… Ik verdom het om een zandbak voor ze te maken.” Wilma lachte zachtjes. “Dan maak ik die wel. En ik vul ‘m met heel fijn zand, zodat jij je weer thuis voelt, schatje.”

Rond een uur of twaalf vonden we het welletjes geweest. Ik verbouwde de bank tot bed. “Gaan jullie dat redden met z’n tweeën?” Wilma keek twijfelend. “Ik weet ’t niet, Kees. Twee meter is een beetje krapjes voor ons.” Fred keek ook niet zo vrolijk. Ik keek Joline aan en die knikte. “Ik zal ons bedje even van schoon beddegoed voorzien. Twee meter tien lang. Dan slapen jullie dáár en wij maffen wel op de bank.” Ze keek ondeugend. “Kunnen we die óók eens inwijden…”
Fred protesteerde. “Zijn jullie helemaal van de pot gerukt? Hebben jullie een matje? Dan slaap ik daar wel op en Wilma op de bank.” Joline schudde beslist haar hoofd. “Nee meneer van Laar. Jij doet netjes wat ik zeg. Jij slaapt, met je liefje, op ons ruime bed. En geen gezeur. Even geduld a.u.b. Neem nog een biertje, dan verschonen Kees en ik het bed even.”
We verdwenen in de slaapkamer en even later lagen er schone lakens en dekbedhoezen op bed. Ik inspecteerde de badkamer nog even en legde er nieuwe tandborstels neer. “Goed dat we die eergisteren gekocht hadden, schat.” Joline was in de weer met handdoeken, zeepjes, tandpasta en washandjes en knikte. “Anticiperen was toch een goeie eigenschap van ons?” Ze grinnikte. Samen liepen we weer terug naar de woonkamer. “Mevrouw, meneer… Uw sponde is gereed. Er liggen nieuwe tandenborstels in de badkamer, schone handdoeken, zeep, washandjes en u hoeft u geen zorgen te maken dat wij morgenochtend naakt door uw slaapkamer lopen; dit huis heeft nóg een badkamer met douche, daar maken wij wel gebruik van.” “Ach Joline ik heb Kees al vaker in z’n nakie gezien hoor. Daar word ik niet warm van.” Fred was weer zijn ouwe zelf. Joline liep naar hem toe en tikte op zijn neus. “Fred van Laar… Probeer jij nou voor elkaar te krijgen dat Kees en even later ik in ons ondergoed door de slaapkamer lopen als jullie daar liggen? Forget it. Je zou hevig van de leg raken van mijn pikante lingerie. Dat wil ik je niet aandoen en mijn nieuwe vriendin zeer zeker niet!” Hij schokschouderde. “Nou ja… Het was te proberen. Toch?” Wilma keek hem aan. “Gedraag jij je een beetje, Fredje?” Meer zei ze niet, maar ik zag dat hij capituleerde. Zonder woorden.

We wensten elkaar welterusten. “Vanaf morgenochtend om negen uur staat het ontbijt op de bar, mensen. En als jullie langer blijven liggen, hebben we daar alle begrip voor. Dit was een nogal hevig avondje. Welterusten.” Ze wensten ons ook een goede nacht en de deur ging dicht. “Zo, meneertje, nu maken we ons bedje nog even op… Zullen we de slaapzakken gebruiken? Wel zo makkelijk…” Joline liep naar de inloopkast en haalde onze slaapzakken er uit. Na het tandenpoetsen lagen we lekker knus tegen elkaar in de bijna donkere kamer.

“Kees…”
“Hmm?”
“Wij zijn goed bezig, geloof ik.”
“Dat weet ik wel zeker, schoonheid. Dank je wel voor je support.”
Ze was even stil. “Fred is nu een van mijn mensen, Kees. En daar moet ik óók voor zorgen.” Ik knikte. “Klopt. Maar volgens mij is hij bij Wilma in hele goeie handen…” Joline giechelde. “Ja, die temt hem wel. Leuke meid.” Ik knikte. “Ja. Zeker weten. En nu lekker slapen, beauty. Ik ben er wel aan toe. Blij dat ik geen psycholoog ben.”
“Je zou het best wel aardig doen, vriendje van me. Af en toe iemand keihard uitvloeken werkt ook voor de therapeut helend…” Ik gromde. “Ik zal het op jou uitproberen, goed?” Een giechel en even later twee warme lippen op de mijne was Joline’s reactie. “Kom, slapen jij. Morgen is het weer vroeg dag. Welterusten, Kees.” Lekker maffen, Jolientje…” “Ben al bijna bezig”, was het gapende antwoord. Ik lag nog een tijdje naar het plafond te staren tot ik uiteindelijk ook in slaap viel…
Lees verder: Mini - 112
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...