Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Datum: 01-08-2022 | Cijfer: 9.1 | Gelezen: 1263
Lengte: Lang | Leestijd: 16 minuten | Lezers Online: 1
Hoop
Het was moeilijk. Ondanks de goede zorgen en zijn geborgenheid bij Zoe en Zirm gingen Peter zijn gedachten steeds terug naar Caro. Zijn besluit om haar te zoeken en ook terug te keren naar Durod stond vast, hij moest het enkel nog maar vertellen aan Zoe. Uiteindelijk, na het enkel dagen voor zich uitgeschoven te hebben, vertelde hij op een avond zijn besluit aan Zoe. Ze was triestig maar ze begreep het en er werd afgesproken dat hij drie dagen later zou vertrekken. Die tijd zou hij nodig hebben om de nodige voorbereidingen voor de lange tocht te maken en proviand in te slaan. De avond voor zijn vertrek stonden Zoe en Zirm hem op te wachten: kom laat ons nog een laatste maal naar buiten gaan, zei Zoe. Even later stonden we met ons drieën naakt naast de bank in de ondergaande zon. Zoe kuste me zwoel op de mond en al snel begonnen onze tongen een heerlijk gevecht. Speeksel liep al snel van onze kin. Zirn had blijkbaar liever directe actie want ze had met een hand mijn ballen vastgenomen die ze zachtjes begon te kneden terwijl een vinger van haar andere hand zich een weg zocht in mijn anus. Mijn lul werd al snel hard en ik wreef hem tegen Zoe haar klit. Terwijl onze tongen elkaars speeksel ritmisch van de ene mond naar de andere verplaatsten, greep ik Zoe haar borsten en begon ze hard te kneden. Zoe liet een kreun in haar keel ontsnappen en greep mijn penis vast en begon hem te masseren. Zirm liet mijn ballen los en trok haar vinger uit mijn kont, maar daarna trok ze mijn billen uiteen en voelde ik haar tong mijn anus binnendringen. Ik voelde me enorm geil. Ga op de bak liggen Zirm, zodat Peter je kan neuken, zei Zoe toen ze hijgend ons tonggevecht beëindigde. Zirm ging onmiddellijk met wijd open benen op de bank liggen en toen ik mijn lul in haar stootte zei ze: oh ja Peter, doe het ruw en diep. Ze weet wat ze wil, zei Zoe lachend en ze ging schrijlings over haar dochter staan en duwde haar kut tegen haar mond. Terwijl ik haar bij de heupen vastnam en met ruwe stoten neukte, likte ze gulzig Zoe haar kut. Het duurde dan ook niet lang of Zirm kwam met een luide kreun klaar. Peter, ga jij nu op de bank liggen, zei Zoe nu is het mijn beurt. En toen ik op de bank lag liet Zoe mijn lul in haar kut zakken en begon ze in een traag tempo mij te neuken. Ondertussen had Zirm haar kut tegen mijn mond geduwd en begon ik al haar geil eruit te likken. Al gauw bewerkte mijn tong ook haar klitje. Zoe’s tergend trage neukbeweging maakte mij zo geil dat ik kreunde. Ik greep Zoe haar borsten, kneep in haar tepels. Ze verhoogde het neuktempo en ik voelde mijn hoogtepunt naderen. Het was echter Zirm die met een luide gil een tweede keer klaarkwam en haar geil in mijn mond liet lopen. Bijna gelijktijdig spoot in met schokkende bewegingen mijn zaad diep in Zoe terwijl ook zij schokkend klaarkwam.

De volgende ochtend nam ik van hun afscheid. Ik bedankte hen voor hun toewijding en beloofde dat ik na mijn zoektocht naar Caro en een kort verblijf in Durod terug zou komen. Een lange tocht lag me voor de boeg. Ik had besloten om na mijn vertrek uit Fader de Groene Naaldbergen over te steken naar Selland en eerst Bastin aan te doen om daar naar Caro te informeren. Als dat niets opleverde zou ik via Xintan naar Durod reizen. Het zou een hele tocht worden, want ik had geen paard om het sneller te laten verlopen. Maar het gaf me onderweg meer mogelijkheid om rond te vragen naar Caro.

Na drie dagen had ik de Groene Naaldbergen achter me gelaten en liep ik door de vlakte naar de kust. Het was een verlaten gebied met slechts een paar dorpjes. Ze bleken half verlaten te zijn en de inwoners hielden zich niet bezig met wat buiten hun dorp gebeurde. Er viel dus geen nieuws te rapen. Na nog vier dagen stappen bereikte ik de kust en het stadje Bastin. Ik nam mijn intrek in een taverne aan de stadsrand. Na het avondmaal nam ik nog een kroes bruin bier en vroeg de herbergier of hij iets opgevangen had van overvallen in het binnenland, maar daarover had hij niets vernomen. Het gesprek ging verder en ik vertelde hem het waarom van mijn zoekactie. Hij reageerde hierop door me erop te wijzen dat mensen die op de vlucht waren hier dikwijls de oversteek maakten naar Virgod Eiland. Het eiland is echter niet toegankelijk voor mannen, vertelde hij me er nadrukkelijk bij. Hij gaf me wel het adres van de man die de overvaarten voor zijn rekening nam zodat ik, als ik wou, bij hem kon informeren of hij Caro kende.

De volgende ochtend begaf ik mij dan ook naar het opgegeven adres. De schipper deed de deur open nadat ik aangeklopt had en hij keek me niet bepaald vriendelijk aan. Wat moet je, zei hij kregelig. Ik vertelde hem van mijn zoektocht en vroeg hem of hij misschien een jonge vrouw met halflang zwart haar en haar kind had overgezet. Daarover moet ik hard nadenken, zei hij nors en hij stak zijn hand geopend voor zich uit. Ik legde een goudstuk in zijn hand, maar hij bleef zwijgen. Pas toen ik een tweede goudstuk er had naast gelegd zei hij: enkele maanden geleden heb ik een vrouw met die beschrijving overgezet. De goudstukken verdwenen in zijn broekzak. Hij wilde zich omdraaien en terug naar binnen gaan, maar ik vroeg hem: kan je me overzetten? Hij bekeek me vanonder zijn borstelige wenkbrauwen: mannen worden niet toegelaten op het eiland. Ik kan je niet helpen. Maar ik moet weten of zij daar is, was mijn antwoord. Mannen worden er gevangen genomen en gedood, ik denk niet dat jij graag dood wil zijn, maar vooral, ik heb een goede vertrouwensrelatie met Moeder Talin, die wil ik niet verbrodden door mannen op het eiland af te zetten. Ik wil je voor de overtocht betalen, zei ik hem wanhopig. De schipper zweeg even en dacht na. Voor twintig goudstukken zet ik je ’s nachts over, dat wil zeggen, ik vaar tot een klein zandstrand aan de achterkant van het eiland en op vijftig meter van de kust spring je in het water en zwem je naar dat strand. Daarna sta je er alleen voor en weet dat je nooit levend het eiland zult verlaten. Ik dacht even na over zijn voorstel, maar het zou de enige mogelijkheid zijn om Virgod Eiland te bereiken. Als Caro inderdaad op het eiland was, dan zou ze wel weten hoe we terug naar het vasteland konden komen, maar als het natuurlijk niet Caro was die de schipper had overgezet, dan had ik wel een probleem. Goed, ik neem je voorstel aan, zei ik tegen de schipper. Hij bekeek me nogmaals, haalde zijn schouders op en zei: goed, zorg dat je hier vanavond bent, een uur nadat de tweede zon is ondergegaan, daarna draaide hij zich om, slofte naar binnen en deed de deur achter hem dicht.

Die avond stond ik de schipper op te wachten op het afgesproken uur. Ik had me een zak van broedier leer aangeschaft waarvan men beweerde dat die, goed dichtgeknoopt, waterdicht zou zijn. Ik had er wat kleren en schoenen ingestopt alsook een beurs met goudstukken en mijn mes. De rest van mijn spullen had ik in de taverne gelaten, de herbergier had me beloofd ze voor me te bewaren tot wanneer ik ze terug kwam halen. Heb je de twintig goudstukken voor me, was het eerste wat de schipper zei toen hij aangewandeld kwam. Nadat ik hem die gegeven had volgde ik hem naar zijn boot. Je hebt geluk dat de zee kalm is, zei hij bij het buitenvaren van de kleine haven, maar je zal toch moeten opletten dat de zee je niet op de rotsen werpt in plaats van het strand. Daarna zweeg hij en concentreerde hij zich op die nachtelijke overvaart. We voeren in een grote boog om het eiland heen. De steile rotsen gaven het een onherbergzame en ontoegankelijke indruk. Uiteindelijk bereikten we een kleine baai omringt met steile rotswanden, die eindigde op een klein zandstrand. Er stond ook een klein gebouwtje. Hoe je van het strand naar het hoger gelegen eiland kon geraken was me een raadsel. Hier moet je het water in en kan je naar het strand zwemmen, zei de schipper toen we aan het begin van de baai gekomen waren. Haast je, want ik wil hier niet lang blijven liggen. Zonder iets te zeggen deed ik mijn kleren en schoenen uit en stopte die ook in de waterdichte zak. Bedankt, zei ik nog tegen de schipper toen ik het water insprong. Veel geluk, het gaat je goed, was zijn korte antwoord, want hij was al druk bezig de boot te keren om terug te varen.

Het water was koud en er stond veel stroming. Ik had er alle moeite mee om in het midden van de baai te blijven zodat ik ver weg bleef van de gevaarlijke rotsen. Ik deed er langer over dan ik had gedacht maar uiteindelijk bereikte ik het strand, waar ik uitgeput bleef liggen. Even later greep ik de waterdichte zak, die ik op mijn rug had gebonden en opende die. Nu ja, waterdicht is die toch niet dacht ik toen mijn natte kleren en schoenen tevoorschijn kwamen. Ik wrong ze uit en deed ze aan, ze zullen wel drogen als straks de zon opkomt dacht ik. Ik keek om me heen. Het kleine huisje dat vanop de boot te zien was, bleek een groot boothuis te zijn. Ik liep erheen en voelde voorzichtig aan de deur, maar die bleek op slot te zijn. Hier was dus gelukkig niemand. In elk geval zou ik moeten zorgen dat ik door niemand opgemerkt werd, maar toch zou ik zoveel mogelijk moeten rondkijken om te zien of Caro hier aanwezig was. Toen ik me omdraaide bemerkte ik aan het andere einde van het strand een steile smalle trap die langs de kliffen naar boven liep. Ik kan best nu naar boven gaan en me dan ergens schuilhouden want nu is het nog donker, dacht ik bij de aanblik van die steile trap. Met mijn lederen zak opgebonden op mijn rug, stapte ik naar de andere kant van het strand en begon de klim naar boven.

De laatste tien treden moest ik voorzichtig zijn. Toen mijn hoofd juist boven de rotsen uitstak nam ik de omgeving in me op. Links en rechts liep een hoge muur van de klifrand naar de achtergevel van een groot gebouw. Van de trappen waarop ik stond liep een pad naar een deur in die achtergevel. Verder was er een groot raam in de achtergevel. De tuin was verlaten maar juist toen ik verder de trap omhoog wou lopen, was er een beweging achter het grote raam. Nu pas bemerkte ik de vrouw die in een grote zetel bij het raam zat, een kaars om een klein tafeltje verlichte het boek waarin zij zat te lezen. Het was duidelijk, ik kon enkel veilig het eiland rondlopen als ik over de muur aan de zijkant klom. Gelukkig stond er een boom niet ver van de muur die me wel zou toelaten om over de muur te geraken. Maar dat kon niet ongezien vanuit het huis. Ik zal geduld moeten hebben, flitste er door mijn hoofd. Ik besloot om terug af te dalen naar het strand en later een poging te wagen. Eenmaal beneden liep ik terug naar het boothuis en verschool mij tussen de rotsen en het boothuis.

De tijd verstreek. Buiten het ruisen en klotsen van het water tegen de rotsen was het stil. Op een bepaald ogenblik dacht ik een snikkende vrouw te horen, maar de vermoeidheid en verbeelding zal wel de oorzaak geweest zijn van dat geluid. Juist voor de eerste zonsopgang kwam een vrouw langs de trap naar beneden. Zij had een mand bij en toen ze beneden was herkende ik haar als de vrouw in de zetel. Ze liep naar het boothuis toe. Ik hield me stil en zo goed mogelijk verborgen. Het geluid van een sleutel die zich ronddraait in een slot. De vrouw stapte binnen en even later werd een tweede deur met een sleutel geopend en daarna terug op slot gedaan. Dit was misschien de kans om ongemerkt op het eiland te geraken. Ik verliet zijn schuilplaats en liep zo stil mogelijk langs de zijkant van het boothuis tot aan de deur. Voorzichtig keek ik naar binnen. Een boot dobberde op het water, achteraan was een tweede deur, maar verder niemand te zien. Hij hoorde een vrouw zeggen: … eten meegebracht. Maar eerst … benen spreiden … Dit was dus inderdaad zijn kans. Zo snel ik kon liep ik naar de trap en klom naar boven. Er was geen beweging achter het grote raam, dus liep ik naar de boom en klom erin. Via een zijtak slaagde ik erin om op de muur te komen en met een sprong stond ik in het bos dat tot aan de klif liep.

De zoektocht naar Caro kon beginnen. Het zou een moeilijke klus worden: ik mocht niet opgemerkt worden en moest toch nog zorgen voor eten en drinken. Ik zou de weg die langs de kliffen liep volgen. Dat kon ik doen door in het bos te blijven, zodat ik de mensen die op de weg liepen kon gadeslaan zonder zelf gezien te worden. Het was ook al snel duidelijk dat huisjes die langs de weg stonden met een rood kruis op de deur niet bewoond waren. Na een dag vruchteloos de weg gevolgd te hebben besloot ik dan ook het risico te nemen en in een leegstaand huisje te slapen. Het was me gelukt wat eten te stelen dat in een voorraadschuurtje van een huisje lag, dus ik kon enkele dagen voort. In de late namiddag van de tweede dag zag ik plots een vrouw op de weg die mij bekend voorkwam. Domani?, riep ik stil. Ze draaide zich om in de richting vanwaar het geluid kwam. Ik stapte uit het bos, na me vergewist te hebben dat er geen andere mensen op de weg waren. Domani, jij bent het werkelijk, hoe kom jij hier? Peter, wat een verrassing, het is niet veilig voor je hier. Waarom ben je hier? Kom, volg me maar, zei ze snel, ik woon hier niet ver vandaan. Ik volgde haar door het bos en even later zaten we tegenover elkaar in haar huisje.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...