Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 27-03-2024 | Cijfer: 9.8 | Gelezen: 7055
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 63 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 303
Even later reed Lot in de grijze Volvo richting Nijmegen. Margot zat naast Joline, die reed en ik hing op de achterbank te suffen. Ik hoorde nauwelijks wat de dames bespraken; ik was hondsmoe. Niet zozeer van het kruipen door al hoeken en gaten in Geldrop, maar veel meer van alle emotie in verband met Duyvestein. Het duurde dan ook niet lang of ik was in slaap gevallen.
Een paar verkeersdrempels in Veldhoven brachten me bij bewustzijn. Eenmaal thuis werd ik naar de bank verbannen; de dames zouden koken. En tijdens het eten werd Margot bijgepraat over de toestand in Nijmegen. Ze was, net als wij, witheet. Joline kapte het gesprek over ‘Amsterdam’ op een gegeven moment af.
“Kees, Margot: nu stoppen. We gaan ons nu concentreren op leuke dingen: het concert in den Bosch, morgen. Daar heeft Kees z’n kop bij nodig. Hij moet daar niet zitten spelen met Duyvestein voor ogen, anders komt er geen fatsoenlijke noot uit die bugel. Duidelijk?” We knikten braaf en Joline glimlachte. “En daarom ga jij na het eten nog even spelen, echtgenoot van me. Niet te lang, maar wel even een paar dingen van je af blazen. Goed begrepen?” Ik knikte.
“Op één ding na, Jolien. Na het eten kijk ik even of Jan van Ommeren me de naam van die ontslagen collega heeft gemaild. En als dat zo is, wil ik hem bellen en uitnodigen voor een gesprekje in Gorinchem. Oké?” Ze knikte. “Prima. Maar daarna ga je blazen! Majoor…” Ze knipoogde. Na het dessert keek ik op m’n laptop. Inderdaad een mail van Jan met de naam en het telefoonnummer van Ing. Geri van Loon. Nou, maar eens bellen dan. Ik toetste de nummers in en even later klonk:

“Van Loon, goede avond.”
“Meneer van Loon, goede avond. U spreekt met Kees Jonkman uit Veldhoven. Mag ik u even storen, of zit u nog te eten?”
“Nee, we zijn net klaar, meneer. Vertelt u het maar.”
“Meneer van Loon, uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat u, tot een paar weken geleden werkte bij ingenieursbureau Duyvestein in Amsterdam…”
Ik werd onderbroken. “Ja. En daar ben ik weg.”
“Ik heb er beeld bij, meneer. En mijn vraag is dan ook: heeft u ondertussen al een andere werkgever?”
Het was even stil. “Ik ben bezig met een aantal sollicitaties, meneer… sorry, ik ben uw naam even kwijt…”
“Jonkman. Kees Jonkman. Ik ben teamleider van ingenieursbureau Developing Technics uit Gorinchem.”
Weer een stilte en toen, behoedzaam: “Wacht even… ik heb uw naam wel eens gehoord, geloof ik.
“Dat zou kunnen. Maar daar gaat dit gesprek niet over. Meneer van Loon, u heeft dus nog geen nieuwe baan, begrijp ik?”
“Klopt, meneer Jonkman. Hoezo?”
“Dan stel ik voor dat u morgenochtend of anders maandag eens naar Gorinchem rijdt en onder het genot van een kop koffie eens aan mij laat zien wat u in uw mars heeft. U bent me aanbevolen door Jan van Ommeren als ontwerper. Als dat zo is, en u past bij onze bedrijfscultuur, bent u van harte welkom. En daar wil ik een gesprek met u over hebben.”
Het was duidelijk dat hij snel één en één bij elkaar kon optellen. “Meneer Jonkman, de naam Developing Technics werd in Amsterdam de laatste tijd met nogal veel nijd uitgesproken. En dat klonk toen niet positief. En uw naam werd meestal voorafgegaan door nogal wat bijvoeglijk naamwoorden.”
Ik grinnikte. “Dat is de beste referentie die ik ooit gehad heb. Maar… Heeft u belangstelling en tijd? Zo niet, gewoon zeggen, dan verpruts ik uw avond niet.”
“Natuurlijk heb ik belangstelling. Morgen zei u?”
“Ja, of anders maandag… Ik smeed het ijzer graag als het heet is.”
“Ik ben er morgen. Hoe laat en waar?”
“Ik stuur u zo meteen een mailtje met adresgegevens van DT. En voor meer info kunt u op onze website kijken, dan weet u globaal wie we zijn en wat we doen.”
Hij gniffelde. “Een beetje weet ik al. Een waterkrachtcentrale in Bosnië, geloof ik.”
“Hoho, zover zijn we nog niet, maar u heeft het bij het rechte eind; we zijn in de race daarvoor.”
“Dat had ik, tussen een aantal vloeken door, al begrepen. Hoe laat verwacht u mij, meneer Jonkman?”
“Nou… U woont in Gouda, zie ik hier… Als u nu eens rond een uur of tien bij ons binnenloopt? Dan heeft u ook minder last van files, zeker als u binnendoor via Bergambacht en Schoonhoven rijdt.”
“Oké, tien uur ben ik er.”
“Mooi. In ons bedrijfsgebouw even aan de balie vertellen wie u bent, dan wordt u opgehaald, oké?”
“Is goed. Alvast hartelijk dank, meneer Jonkman.”
“Wij hebben goed personeel nodig, meneer van Loon. Als u mij kunt overtuigen van uw kunnen, bent u van harte welkom. Tot morgen!”
Ik legde mijn telefoon neer, typte wat gegevens in een mailtje en stuurde dat weg.
Zo. Ook weer geregeld. Laptop dicht, even lekker blazen.

En dat luchtte behoorlijk op. Zelfs het thema van de film ‘Bridge over the river Kwai’ hielp om mijn dip te verdrijven; ondanks dat het thema zo vaak gespeeld moest worden. Hoe dan ook: na dik een half uur kwam ik met minder sores aan m’n kop de huiskamer weer in.
“Zo. Dat ziet er beter uit, Kees. Je hebt je kop weer leeggemaakt?” Joline keek me indringend aan toe ze me een zoen gaf en ik knikte. “Ja. Heerlijk. Een paar weken geleden dacht ik na een uurtje blazen dat iedereen op de wereld in een orkest zou moeten spelen of op een koor zou moeten zingen; zou heel veel ellende schelen.” Joline giechelde. ”Ik weet ‘t niet, Kees. Als ik op een bugel zou moeten blazen, zou ik waarschijnlijk héél veel boze blikken van Greet krijgen. En of dat nou zo bevorderlijk is voor de wereldvrede… Ik waag het te betwijfelen.”
“Niet iedereen is gezegend met gevoel voor een instrument, schat. Maar jij hebt een mooie alt, dat heb ik je vorig jaar, toen we nét een relatie hadden, al een keer verteld.” Ze trok een grimas. “Ja, dat weet ik nog. ‘…hoewel je om een of andere reden bij een blonde vrouw meestal een sopraan verwacht.’ Met een bepaalde, plagende ondertoon in je stem.” Margot giebelde. “En toen, Jolien? Een draai om z’n oren?” Joline schudde haar hoofd. “Nee, toen nog niet. We hadden nét een paar dagen een relatie. Dan moet je nog even de schijn ophouden, Margot.” We grinnikten samen, toen stond Margot op. “Koffie?” We knikten, maar ik zei: “Een slap bakje, Mar. Ik denk dat ik er over niet al te lange tijd in lig. Straks nog even m’n uniform nakijken en dan gaat deze jongen gestrekt.” Joline knikte. “Goed plan. En deze dame ligt er naast.”
Zo gezegd, zo gedaan. Na de koffie maakte ik nog een keer mijn baretembleem vrij van restjes koperpoets, en keek mijn uniform na. Dat zag er keurig uit: alle onderscheidingen netjes op hun plaats, een strakke vouw in de broek, schoenen glimmend… Ik paste nog even het schone overhemd; één van mijn militaire overhemden had een nogal strakke kraag en dat speelde niet lekker. Dit overhemd was dat in ieder geval niet. Stropdas onder de epauletten van het overhemd; geen kans om die te vergeten. En vooruit: die ‘clip-stropdas’ die standaard bij het nette pak werd verstrekt, in een zak van het jasje. Zakdoek in de andere zak, schone poetsdoek in de bugelkoffer… Kees Jonkman was er klaar voor. Het uniform en de bugelkoffer hing en zette ik op de gang; geen kans dat ik wat vergat.

“Joline… Ga je mee naar bed?” Die keek op van haar boek. “Ja. Lekker slapen. Hebben we nodig. Morgenavond zal het wel laat worden, vrees ik. Zo’n gigantische afterparty na een concert…” Margot ging er ook in. “Gisteravond was het ook laat. Welterusten.” Een knuffel volgde, daarna liepen we de slaapkamer in. Uitkleden, tanden poetsen… Even later lagen we naast elkaar in bed. “Moet ik jou nog een slaapmiddeltje toedienen, Kees?”
Ik draaide me naar Joline om. “Heel lief aangeboden, schat, maar tenzij je zelf de slaap niet kan vatten: ik denk dat ik vrij snel in slaap val. Mijn kwaadheid er uitgeblazen en de rest is deels uit onze handen. Vrijdag zien we wel weer, in Nijmegen. En volgende week maandag natuurlijk. Dan komt er vuurwerk. Maar da’s pas over vijf dagen. Geen zin om je daar nu al druk over te maken.” Ik gaf haar een lange zoen. “We hebben een prima gevechtsplan, schat. Een plan waar jij een groot aandeel in hebt gehad. Knáp. En nu lekker slapen, schoonheid. Tenzij…”
Ik keek haar vragend aan, maar Joline schudde haar hoofd. “Nee hoor. Ik val ook snel in slaap, denk ik. En zo niet, dan wissel ik deze pyjama wel even voor iets wat meer spectaculairder oogt.” “Ohlala, madame…” “Ja, een lekkere panty. Om me daarmee heerlijk op mijn poesje te verwennen, want jij ligt toch te zagen.” Haar stem klonk plagend en ze kuste me. “Welterusten, mooie toeteraar.” “Lekker slapen, mooie vrouw.”
Ze kroop tegen me aan en was na een paar minuten in slaap gevallen. Ik lag, ondanks mijn stoere praat, tóch nog even te piekeren. Niks over het hoofd gezien? Alles waterdicht? Hoe zouden ze in Nijmegen reageren?... Káppen, Kees! Het is een goed plan. Morgen eerst dat concert. En daar ga je van genieten! En nu ontspannen. Adem in – adem uit. Spieren aantrekken – en ontspannen, één voor één…

Buzzzz… buzzzz… kláp. Over mij heen reikend had Joline de wekker een opdonder gegeven. “Goedemorgen Kees.” Een zoentje volgde. “Hé schoonheid. Lekker geslapen?” Ze knikte. “Ja. Panty niet nodig gehad. Helaas voor jou, maar wel zo lekker.” “Dan ga je dat vandaag maar compenseren, mevrouw.” Ze lachte lief. “Zeker weten. Vanavond, in Den Bosch. Om maar indruk te maken op die andere militairen.” Ik gniffelde en ze keek wantrouwend. “Wát?”
“Op Greet hoef je geen indruk meer te maken, schat…” Haar ogen fonkelden. “Pas jij een beetje op met je enge uitspraken? Er uit, meneer. Douchen, scheren en aankleden. Márs!” Het ochtendritueel verliep zonder bijzonderheden. Ontbijten, brood klaarmaken voor de lunch, een paar oude boterhammen mee voor de paardjes, spullen pakken en instappen. In Gorinchem hing ik mijn uniform eerst op m’n bureau, daarna liep ik richting koffiehoek. Lot stond al met Joline en Margot te praten. Ze keek me aan. “Morgen 16:00 is prima, Kees.” Ik knikte. “Zeg je dat zo ook even tegen de chef?” “Uhuh… En ik heb gisteravond Rogier moeten kalmeren. Die was witheet. Ik heb ‘m nog nooit zó kwaad gezien…”
Joline legde een hand op haar arm. “Niet hier, Lot. Zo dadelijk maar even in mijn bureau stoom afblazen, oké?” Toen de rest van DT binnenkwam was er even ‘small talk’, daarna gingen we aan het werk. Ik lichtte de Piraten in over de toestand in Nijmegen. Bij Frits kwam ook de stoom uit z’n oren. “Wel potdomme! Meike heeft een jaar of drie geleden in dat ziekenhuis gelegen! En daar konden die kloothommels zomaar een storing ensceneren? Doodschoppen, die lui. Met een paar kilo lood aan hun poten…” “Jajaja, Frits, zo kan ‘ie wel weer. Je dochter loopt nog steeds rond, dus heeft ’t geen zin om je nu, achteraf daar kwaad om te maken. Ontspan, man.”
Henk keek hem aan en Frits zuchtte diep.” “Ja, maar…” “Geen ‘ja maar’, Frits. Theo, Fred, Kees en Jolien en onze toekomstige collega Rogier laten die lui kliedernat gaan. Iedereen die ermee te maken heeft of heeft gehad, gaat achter tralies. Da’s voldoende. Ze krijgen nooit meer de kans om zoiets te flikken én ze zijn meteen een aantal klanten kwijt. Want andere ziekenhuizen laten hen vallen als de spreekwoordelijke baksteen. En wie weet, krijgen wij ze wel als klant, maar dat boeit me nu niet zo erg. We hebben werk zát!”
Ik knikte. “Ja. En daarom heb ik gisteravond een nu nog werkloze collega gebeld of hij zin had om hier eens te komen praten.” Het werd in één klap stil. “Oh? Wie dan, Kees?” “Ene Geri van Loon. Die is een paar weken geleden door Duyvestein er uit getrapt omdat hij het niet eens was met onder andere hun manier van ‘zaken doen’. Volgens hun sinds gisteren ex-hoofd JZ een betrouwbare, integere vent en een goeie ontwerper. Dus wellicht dat ik om elf uur weer eens met een nieuw gezicht hier naar binnen loop en hem met jullie kennis laat maken.” “Jij laat er geen gras over groeien, Kees…” Henk keek me aan. “Nee. Als hij inderdaad een vakman is, én hij past bij dit stel idioten is het zonde als we hem aan een ander bedrijf kwijtraken. Iets met ‘koeien smelten als ze heet zijn’ en ‘ijzer bij de hoorns vatten’ en zo. Dus hierbij het vriendelijke verzoek om je vanochtend een beetje te gedragen en niet, zoals gebruikelijk elkaar met je laptopje de hersens in te slaan. Hij staat om tien uur bij Anneke. En als hij daar niet om tien uur staat, is het eerste minpunt al binnen.”
Ik grijnsde en Henk zuchtte. “Ik heb nú al medelijden met hem. Enfin, Kees z’n uniform hangt op z’n bureau, dus hij weet meteen dat hij te maken krijgt met ijzeren discipline.” “Ja, daar staan de piraten wel om bekend”, zei Frits droogjes. “Bij mij thuis ten minste wel; als ik over DT begin te vertellen staat Meike al in de houding.” We lachten. “Tja, logisch als je twee weken onder het bewind van Fred hebt geleefd. Het Vreemdelingenlegioen is er een kinderoppas bij…”

“Kom heren, even de stand van de volgende week alvast doornemen. Wie weet is het maandag oorlog in Nijmegen en moet de majoor Jonkman ingrijpen… Ja, Henk, dat méén ik; het zou zomaar kunnen zijn dat Fred en ik met bloedspoed de A15 in oostelijke richting moeten afjagen. Dus…”
We spraken de diverse projecten snel door, inclusief het lasbedrijf in Geldrop. “Daar moet ik binnenkort heen voor de projectpresentatie. En ik neem Gerben mee. Hij wordt daar de projectleider.” Ik kreeg bijval, want ondertussen wist men wel wat Gerben z’n sterke punten waren.
Henk deed ook een waardevolle duit in het zakje: “Heren, voor volgende week donderdag en vrijdag niets inplannen; gistermiddag kwam Ingrid met de mededeling dat we vandaag over twee weken met de hele kudde naar Dordrecht mogen. HUET-training, gevolgd door een diner op kosten van de chef. We gaan met een bus naar Dordrecht, volgen daar de training, onze partners worden rond 16:00 bij de Merwedekade verwacht, we klimmen dan op een rondvaartboot en gaan, al varend, een lekker hapje eten. Rond 20:00 zijn we weer in Gorinchem. Daar worden we weer met een bus naar DT gebracht, klimmen in onze eigen auto en gaan weekend vieren. Want de dag na zo’n uitje komt er van productie toch niks terecht, zei de baas. De uitnodiging met het complete programma volgt maandag.” Een applausje volgde.
“Oh ja, Ingrid had nóg een mededeling: Alle teams moeten een of ander toneelstukje, een show of iets geks opvoeren tijdens die vaartocht. Want alleen maar dom eten en zuipen… Dat vond mevrouw maar niks.” We keken elkaar aan. “Nou, dat wordt een Piraten-act, Kees. Zijn we aan onze stand verplicht, denk ik.” Ik knikte. “Ja. Dan kunnen we meteen testen wie er niet goed heeft opgelet tijdens die HUET-training. Want die verzuipt natuurlijk…” Geloei in de ruimte en Henk vervolgde: “Nou, we hebben het er volgende week wel even over. Goeie ideeën alvast opschrijven en uitwerken. En nu aan ’t werk heren. Onze potentieel nieuwe collega moet niet denken dat we hier aan het lamballen zijn.”

Ik ging naar m’n eigen kantoor en begon samen met Gerben de aantekeningen en foto’s van het lasbedrijf uit te werken. Ik liet hem z’n gang gaan; hij had bewezen dat hij goed thuis was in dit soort installaties en dat bleek ook nu weer. Om kwart voor tien joeg ik hem naar de groepsruimte. “Dank voor je input, Gerben. Maar zo dadelijk komt die Geri van Loon hier; die wil ik eerst onder vier ogen spreken, oké?” Hij knikte. “Snap ik.”
Expres liet ik een tekening van het lasbedrijf op mijn beeldscherm staan. Eens kijken of meneer van Loon daar iets zinnigs over kon zeggen. Drie minuten voor tien stond Irene voor de deur. “Kees… Meneer van Loon voor jou.” “Dank je wel, Irene.” Ik stond op en een man van middelbare leeftijd stond in de deur. Kalend, gedrongen en een bescheiden buikje. Ik stak m’n hand uit. “Goedemorgen. Ik ben Kees Jonkman. Welkom bij DT. Koffie of thee?” “Geri van Loon, aangenaam. En een bakje koffie zou fijn zijn.” “Kom dan maar meteen mee, dan halen we dat op.” We liepen naar de koffiehoek en tapten een beker koffie uit de automaat. “Da’s even wat anders dan ik gewend was… In Amsterdam werd de koffie gebracht.”
Ik knikte. “Ja. Behalve bij de stagiairs. Die moesten zelf hun koffie zetten op de benedenverdieping. Maar meneer van Loon: hier werkt het anders. Maar goed, daar komt u het aanstaand uur vrij snel achter.” We liepen terug naar mijn bureau en gingen zitten.

“Meneer van Loon, ik speel open kaart met u. Gisteren heb ik een gesprek gehad met meneer van Ommeren. Die vertelde mij dat u enige tijd geleden ontslagen bent bij Duyvestein. Omdat u zich niet kon vinden in het bedrijfsbeleid. Kunt me daar wat meer over vertellen?” Hij aarzelde en zei toen: “Meneer Jonkman, het is precies wat u zegt; ik kon me niet vereenzelvigen met het beleid van Duyvestein. Laat ik het zó stellen: Duyvestein heeft een harde kop; ik ook. En dat botste. Meer wil ik er niet over kwijt.” Ik liet een stilte vallen; ondanks dat van Ommeren had gezegd dat hij integer was, liet meneer van Loon weinig los. En hij zat met zijn handen te frunniken; hij was niet op zijn gemak. Oké, misschien kwam ik er later in het gesprek nog achter. Nu eerst maar eens kijken wat de man technisch in z’n mars had.
“Meneer van Loon, kunt u eens laten zien waar u de laatste tijd mee bezig bent geweest?” Hij greep in z’n tas en haalde er een klapper uit. “Ik heb een paar projecten gedaan als projectleider…” Schema’s van een koelinstallatie op een kantoortoren, een centrale verwarming van een school, de veiligheidsinstallatie van een attractie in de Efteling… Het stelde niet zo veel voor. Deze man kon qua niveau niet tippen aan DT. Als dát het gemiddelde niveau van de Zuidas was, had DT niets te vrezen van Duyvestein & Co. Ik was er snel klaar mee.
“Meneer van Loon: wat u mij liet zien zag er interessant uit. Met name dat laatste ontwerp. Ik ga het geheel voorleggen aan mijn directeur en vervolgens aan onze afdeling personeelszaken. Mijn directeur voor goedkeuring of ik iemand extra in mijn team mag aannemen, personeelszaken over uw salaris.” “Ik wil wel graag een indicatie van dat salaris, meneer Jonkman.” Ik lachte even. “Dat is logisch. Eén momentje.”
Uit een van mijn lades viste ik de salarisstaat van DT. “Mag ik uw CV even inzien, meneer van Loon?” Hij gaf me een CV van vier A4tjes. “Oké, u bent 20 jaar geleden afgestudeerd, heeft daarna bij 3 verschillende firma’s gewerkt en werkte de laatste twee jaar bij Duyvestein als… Wat is een ‘Cohortleider’, als ik vragen mag?” “Dat is de chef van een viertal ontwerpteams. En elk team bestaat uit 8 ontwerpers, een teamchef en een secretaresse. Ik was de chef van 41 mensen.” Oké… Dan zou u bij DT de directeur zijn! We hebben momenteel nét 40 mensen in dienst…” Hij lachte wat scheef. “Ik ben wel ambitieus, maar zóveel nou ook weer niet, meneer Jonkman.”
Ik wees een bedrag aan. “Dit is slechts een indicatie, maar dat zou u, gezien uw leeftijd en ervaring kunnen gaan verdienen. Bij gebleken geschiktheid.” Hij keek geschokt. “Dat is ruim 700 euro netto minder dan ik bij Duyvestein verdiende… En ik word gewoon teamlid? Nee, meneer Jonkman, dat is een aanbod wat ik niet ga accepteren. Als ik hier ga werken wil ik minimaal een team leiden. Ik ga niet opnieuw onder aan de ladder starten.” Ik keek hem aan. “Dan dank ik u voor uw tijd, meneer van Loon. Maar dit is mijn bod; daar kan misschien honderd euro verschil in zitten, maar meer gaat het niet worden. Take it or leave it.” Hij schudde zijn hoofd.
“Nee. De firma Developing Technics gaat niet van mijn expertise gebruik maken voor een hongerloontje. Daar trap ik niet in.” Hij pakte zijn klapper, pakte zijn tas in en stond op. “Succes met zoeken naar nieuw personeel, meneer Jonkman.” “Dank u wel, meneer van Loon. Sorry dat ik wellicht verkeerde verwachtingen heb geschept, maar…” Hij onderbrak me. “Dat heeft u inderdaad. Dit bezoek was zonde van mijn tijd.” Hij draaide om richting deur en wees op mijn uniform. “En wat is dat?”
“Dat is het uniform van een majoor van de Landmacht, meneer van Loon. Mijn uniform om precies te zijn; ik ben reservist en vanavond moet ik ergens opdraven.” “Reservist? ‘Dad’s Army’? Ik reageerde niet op belediging. “Ik loop even met u mee naar de uitgang.”
Bij de buitendeur gaf ik hem een hand. “Ik wens u een goeie reis naar huis, meneer van Loon.” “Dank voor uw tijd, meneer Jonkman.” Hij draaide zich om en liep naar zijn auto. Hij startte, draaide en reed weg. Ik zwaaide nog, maar hij keek niet. Oké… Tot zover de ‘integere’ meneer van Loon. Jaja… ammehoela! En die opmerking over ‘Dad’s Army’ deed de deur letterlijk voor hem dicht. Ik tapte nog een bak koffie; de vorige had ik koud laten worden.
Langs de receptie lopend zag ik Irene zitten. “Hé Irene… Een vraag. Jij heb stiekem best wel mensenkennis… Wat dacht jij van die meneer die ik net op bezoek had?” Ze stond op en deed de deur dicht. “Recht voor z’n raap, Kees?” Ik knikte. “Oké. Iemand die zichzelf héél belangrijk vind. Anderen vinden dat waarschijnlijk niet. Toen hij hier stond zei hij: ‘Meisje, ik ben ingenieur van Loon. Kun je mij als zodanig aankondigen bij meneer Jonkman?’ Toen had ik al gegeten en gedronken… En hij keek me bijzonder ontstemd aan toen ik hem introduceerde zónder zijn titel. Jammer dan.”
Ik gaf haar een klap op haar schouder. “Prima meid. Met jou kan ik praten!” Ze keek nieuwsgierig. “Gaat hij hier werken, Kees?” “Wat denk je zelf? Dit soort types zijn niet welkom bij DT, Irene. Wat wij hier willen hebben zijn vaklui. Of ze nou ontwerpen, op Backoffice dingen doen of charmant zitten te zijn op de receptie… Ze zijn vaklui. Ja, jij ook, mevrouw van Hurk. Ik hoor thuis regelmatig zéér positieve verhalen over jou.”
Ze werd rood. “Dank je wel, Kees.” “Nee, niks ‘dank je wel, Kees’… Jij hebt niet voor niets binnen nu time een vast contract én meteen opslag gekregen. Bij mij duurde het ruim drie maanden voordat ik dat vaste contract kon tekenen…” Ze giebelde. “Zal Theo wel een reden voor gehad hebben…” Ik zuchtte maar weer. “Je bent af en toe een krengetje, Irene. Ik ga maar weer naar m’n Piraten. Die denken ten minste nog dat ik ergens verstand van heb...”

Via mijn eigen bureau liep ik de groepsruimte binnen en een paar hoofden draaiden om. “Hé Kees… Alleen?” Ik knikte. “Ja. Deze meneer dacht dat hij hier minimaal als teamleider kon binnenfietsen. En wat hij me liet zien was niet zo indrukwekkend. En in het voorbijgaan maakte hij nog een vuile opmerking over reservisten van de Landmacht…” Frits keek nieuwsgierig. “En toen, Kees? Heb je hem bij kop en kont gepakt en de deur uitgeslingerd? Dan heb je dat wel heel geruisloos gedaan…” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Hij vroeg een salarisindicatie. Die heb ik hem gegeven: héél gemeen van mij natuurlijk: bijna de onderste trede van jullie schaal. En daar wenste meneer niet mee akkoord te gaan. Nou ja, dan niet. Ik heb ‘m netjes een handje gegeven en hij is vijf minuten geleden vertrokken.”
Henk haalde z’n schouders op. “Jammer jongens. Toch nog keihard buffelen omdat de heer Jonkman nogal een pietlut is als het op personeel aankomt…” Een lachbui klonk en ik deed even hard mee. “Henk heeft gelijk, jongens. Sorry, maar ik heb geen zin in een soort Adema in mijn team.” Frits keek bijzonder smerig. “No thank you…” “Ik loop even naar Theo, lui.”

Snel bracht ik Theo op de hoogte. Die haalde zijn schouders op. “Jammer. Aan de nadere kant: ik zou er niet zo van gecharmeerd zijn als hier ex-personeel uit 020 rondliep, Kees.” Ik grijnsde. “Ik begrijp dat je niet zo blij bent met Kees Jonkman?” Een diepe zucht volgde. “Jij was daar stagiair, lulhannes. En je hebt na 6 maanden de deur nogal nadrukkelijk achter je dichtgetrokken om vervolgens twee jaar lang te revalideren op de TH in Eindhoven. Daarna is een normaal mens wel genezen van kapsones. Maar soms…” Hij zweeg en keek me gemeen lachend aan.
Ik ging er niet op in, maar zei: “Nou ja, onze charmante receptioniste had ook geen positieve indruk van meneer z’n attitude. ten minste één ding waar Irene en ik het over eens zijn.” Ik verdween maar weer naar m’n kantoor. Nog een uurtje tekeningen doorpluizen, daarna even wandelen, eten, omkleden en naar Den Bosch. Dan zou ik mooi op tijd zijn. Om twaalf uur gingen we rustig richting paardenwei. Die waren weer blij met DT en de paar boterhammen uit Veldhoven.

Op de terugweg… Telefoon. Nadia! Samen met Joline liet ik me even terugzakken.
“Hé Nadia… Vertel het eens.”
“Ik heb meneer van Ommeren aangenomen, Kees. Goeie vent.”
“Als jij dat zegt, dan zal het wel zo zijn, Nadia. Gefeliciteerd. Wanneer start hij?”
“Aanstaande maandag. Hoezo?”
“Dus je geeft de arme kerel niet eens de tijd om af te kicken van die bende in Amsterdam? Strenge tante ben jij, hoor.”
“Hohoho, meneer, niks ervan. Hij wilde dat zelf. Om z’n eigen woorden te gebruiken: ‘Ik heb geen trek om nog een paar weken thuis te freewheelen. Dan ben ik compleet uit m’n ritme.’ Dus heeft hij een lang weekend om te wennen aan het idee dat hij ’s morgens een andere oprit van de A1 moet pakken.”
“Nou, ik hoor het al. Ik wens hem bij voorbaat al sterkte!”
“Zal hij nodig hebben… Ook bij ons is het af en toe een gekkenhuis, Kees. Nou ik hang op, anders kom je weer met onzin. Doe je de groeten aan je lieve echtgenote?” Joline riep: “Dank je wel, Nadia! Tot ziens!”

De verbinding werd verbroken. “Mooi. Dan is Jan van Ommeren in ieder geval onder de pannen, schat. Die andere vent uit Amsterdam… Het scheelde weinig of ik had ‘m met een enorme trap onder zijn hol DT uitgetrapt.” Joline keek nieuwgierig. “Oh? Vertel!”
“Meneer liet me wat ontwerpen zien; sorry, maar als eerstejaars student had ik het beter gedaan. En vervolgens vroeg hij om een salaris-indicatie. Die gaf ik; de schaal van een junior-ontwerper, onderste trede. En toen begon meneer te mauwen dat hij niet opnieuw onder aan de ladder wenste te beginnen; hij was in Amsterdam chefje van 40 mensen. Zei hij. Maar ik ga het eens navragen bij Jan van Ommeren. Volgens mij blufte hij als een malle.
In ieder geval: meneer wenste niet voor dat salaris bij DT te komen werken. En toen hij mijn bureau uitliep maakte hij nog een vuile opmerking over mijn uniform en reservisten in het algemeen; toen had ik het helemaal gehad met deze meneer. Irene was ook al niet zo content met hem en die dame heeft best wel mensenkennis.”
Joline knikte. “Dat heeft ze zeker. Kortom: geen nieuwe aanvulling voor het piratenteam dus?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Want dan zou meneer van Loon de scepter willen zwaaien en Kees zou terug naar af gaan als groepslid. Wel zo rustig natuurlijk; je loopt dan geen kans om plotseling aangesteld te worden als directeur a.i.” Joline giebelde. “Ja, dat is wel een voordeel…”
Ondertussen waren we weer bij DT aangekomen en liepen we de groepsruimte in. Rustig eten, af en toe een geintje… Wéér even ‘ontstressen’, want het gesprekje met van Loon had me meer opgewonden dan ik van te voren kon denken. En toen iedereen richting zijn of haar bureau ging, liep ik naar m’n eigen bureautje. Joline liep mee. “Omkleden, Kees. De tenue-inspectie doe ik wel.” Even later stond ‘Majoor Jonkman’ in de ruimte. “Je ziet er prima uit, schatje. Mijn knappe kerel…” Een zachte zoen volgde. “En nu wegwezen jij, anders slaan alle dames bij DT steil achterover als ze jou zien. En dat kost de firma productie.” “Als ze nou eens héél aardig voor me zijn, lever ik die productie wellicht, schat…”
Ze keek me strak aan en greep tussen mijn benen. “Dit fabriekje is van mij, meneer. En de productie ook. Goed begrepen?” Ze begon te knijpen. “Ja schat, goed schat… Als je niet loslaat gaan alle productiemachines naar de bliksem, schat…” Met een grom liet ze me los. “Pas op, Kees Jonkman…” Een zoen volgde, toen een pets op m’n billen. “Wegwezen jij! En vanavond mooi blazen!”

Ik pakte m’n weekendtas met burgerkleren en de bugelkoffer en liep richting uitgang. “Kees!” Anneke zat achter haar receptionisten-desk en riep. “Jawel mevrouw?” Ze knipoogde. “Jij had het gisteren over andere knappe vrouwen zoenen…” Ik keek gespeeld verontwaardigd. “Maar mevrouw! Ik ben een eerzaam getrouwd man. Bovendien: zwaar onder de knoet van de Blonde Feeks van Gorinchem. Als ik u nu zou gaan zoenen, weet ik zeker dat ik kinderloos blijf. Dus…” Ze lachte. “Ik snap het. Maar je bent zo een stuk knapper dan gisteren, Kees!” Ik gniffelde. “Dank je wel, Anneke. Tot volgende week!” Zo. Weer een compliment gescoord. En van een dame die ook getrouwd was en dol was op haar man. Dat had ze een keer verteld. Dus zo’n geintje kon prima; we wisten wat we aan elkaar hadden. In de auto, onderweg richting Den Bosch ging mijn telefoon. Via de handsfreeset nam ik op.

“Kees Jonkman…”
“Dag Kees, Jan hier. Ik wilde je even zeggen dan ik vanaf aanstaande maandag weer een job heb. In Arnhem, bij mevrouw Bongers.”
“Dat wist ik al Jan. Nadia had me al gebeld. Gefeliciteerd!”
“Ja, dank je wel. En heb jij Geri van Loon al gesproken?”
“Ja. En, sorry dat ik het wat bot zeg, maar die gaat niét bij DT werken, Jan. Jij vond het een integere vent? Dan heeft hij bij jou wellicht de schijn opgehouden, maar bij mij is hij hard door de mand gevallen.”
Het was even stil. “Vertel eens…”
“Meneer dacht dat hij bij DT kon beginnen als teamleider. In Amsterdam was hij chef van 4 teams van 10 man elk, verte…”
Ik werd onderbroken door “Wááát? Zei hij dat? Dat had ik niet achter hem gezocht, Kees. Hij was ontwerper, niks meer.”
Inwendig hoorde ik een stemmetje zeggen ‘Goed ingeschat, Kees!’
“Hoe dan ook: hij liet me wat van zijn projecten zien en ik was niet bijzonder onder de indruk van de complexiteit. En als klap op de vuurpijl maakte hij een nogal cynische opmerking over mijn status als reserve-militair. Mijn uniform hing op mijn bureau omdat ik nu onderweg ben naar een militaire meeting. Hij noemde reservisten ‘Dad’s Army’. En als je mij over de pis wilt hebben, moet je dat vooral doen.”
Even was het stil. “En nu, Kees?”
“Nou, da’s simpel Jan. Meneer van Loon krijgt geen plekje op de loonlijst van DT.”
Ík heb ‘m netjes bedankt voor zijn tijd en komst, hem een hand gegeven en dat was dat.”
Een brom klonk aan de andere kant. “Stom van hem om zich zó op te stellen. Je kan er op wachten dat je dan door de mand valt. “
“Inderdaad stom. Ik hou niet van lui die spelletjes spelen om zich belangrijker voor te doen dan ze zijn. En dat is het laatste wat ik er over zeg, Jan. Hoe dan ook: Jij proficiat met je nieuwe job en ik schat dat we elkaar nog wel een paar keer spreken binnenkort. Goed weekend alvast!”
Ik verbrak de verbinding.
Nou, Kees… Tot zover het personeel uit Amsterdam. De een zwaar door de mand gevallen, de ander binnen een dag een nieuwe baan. En nu: voorlopig even met andere dingen bezig gaan: het concert. Lekker muziek maken met andere goeie musici. En even dollen met Greet…

In Den Bosch reed ik rechtstreeks naar de St. Jan. We konden daar op ‘de Parade’ parkeren; er waren plaatsen vrijgemaakt voor de leden van de Fanfare en de VIP’s. Een vriendelijke parkeerwachter liet me door. “Zet u de auto een beetje ‘krap’ neer, meneer? Dat scheelt weer een paar plaatsjes.” Ik gehoorzaamde braaf en kon nog nét fatsoenlijk uitstappen. Baret op, bugelkoffer mee… Ik liep naar de truck van de fanfare; daar waren al wat collega’s bezig met het uitladen van de ‘flightcases’, de grote kisten waar de wat massievere instrumenten in werden vervoerd.
“Goedemiddag, keiharde werkers!” “Hoi Kees. Loop maar naar binnen, daar staat de koffie en thee al klaar.” De lucht in de kathedraal (dit was geen kerk) was koel, vergeleken met buiten. Zo’n graad of 18, hooguit. Akoestisch gezien prima. Warmere lucht ‘verstikte’ het geluid.
“Kijk eens aan… een majoor der Infanterie, zo te zien op weg naar een feestje!” Het stemgeluid van Greet kwam van boven, van de orgelgalerij.
“Hé wachtmeester! Ehh… je hebt het verkeerde instrument bij je!” Een grinnik was haar reactie. “Kom maar eens boven jij. Met je ‘verkeerde instrument’. Barbaar.” Ze wees. Deur door, trap op… En toen stond ik op de orgelgalerij. Greet kwam me tegemoet en gaf me een hand.
“Eerst even kijken, Kees.” Ze wees omhoog. Een wereld aan houtsnijwerk was te bewonderen. “Dit orgel, althans, de orgelkas, in tijdens het twaalfjarig bestand gemaakt. En is een soort stripverhaal…” Greet legde uit wat de diverse beelden betekenden. Ik zag duiveltjes, vrome, nogal dikke engeltjes, een vrouw die op een trommel speelde, een andere vrouw met een afgeslagen (?) hoofd in een hand… Ik raakte niet uitgekeken.
“Nou Greet, ik weet niet of ik onze kinderen later zo’n stripverhaal laat lezen, hoor.” Ik wees naar de vrouw met het afgehakte hoofd in haar hand. Ze haalde haar schouders op. “Ach, met zo’n pa als jij kan de rest alleen maar meevallen…” Ik keek naar de speeltafel. Drie klavieren, een pedaal en een enorme hoeveelheid registers. “Hoe raak je daar als organist in vredesnaam wijs uit, Greet?” Ze lachte zachtjes. “Dat zul je vanavond wel horen, Kees.”
Ik keek haar aan. “U bedoelt?” Nu lachte ze voluit. “Ik was hier vanmiddag om twaalf uur al. En toen de speelde de vaste organiste, een vriendin van me. Die vroeg of ik een stuk wilde spelen. Tja, dat laat ik me geen twee keer zeggen. Spelen op een van de grootste en mooiste orgels van Nederland…
En terwijl ik speelde kwam de kwartiermakersploeg van de Fanfare binnen. Met nogal wat lawaai. Ik hoorde dat, en improviseerde vanuit ‘O Thou That Tellest Good Tidings To Zion’ uit de Messiah van Händel via de ‘Reveille’ naar ‘Bridge over the river Kwai’ en sloot af met Händel: het Hallelujah. Daarna was het even stil beneden, totdat ze mijn hoofd boven deze balustrade uit zagen komen.
Enfin, mijn vriendin en ik naar beneden, ze raakte aan de praat met Klaas, onze dirigent en uiteindelijk werd besloten dat ik vóór het concert wat mag spelen en tijdens de pauze ook. Zachtjes natuurlijk, want als dit orgel op volle kracht gaat…” Ze grinnikte. Ik schudde mijn hoofd. “Je hebt het weer lekker voor elkaar, mevrouw. Niks op tegen trouwens.” We kletsten nog even door, tot Greet naar beneden wees. “We gaan de club even helpen, Kees. Die flightcases moeten netjes opgeborgen worden als ze leeg zijn. Niet zwaar, wel lomp.”
We liepen de trap af, ik deed m’n jasje uit en even later waren we met vier man even bezig om die kisten netjes onder het orgel op te bergen. De rest van de groep was al bezig om het podium op te bouwen. Dat duurde even. Helpen was ‘not done’. “Jullie moeten zuinig zijn op je vingers!” Ik liep de kerk door, even later samen met Hendrik en Wendy. We genoten van de lichtval in het gebouw. Toch even wat anders dan de relatief moderne kerk in Eindhoven…
En ik kon de constructie van het gebouw bewonderen. Dat mensen in de middeleeuwen zoiets konden neerzetten… Zonder moderne gereedschappen en hulpmiddelen zoals hijskranen, steigers, computers om krachten te berekenen… Letterlijk steen voor steen gebouwd. En alle versieringen, zoals de beschilderingen van de plafonds… “Hendrik, Wendy, Kees! Komen jullie? We gaan repeteren!” Een kreet van Greet bracht ons weer met de voeten op aarde. “Coming!” En na het stemmen klonk de ‘Reveille’. Zes koperblazers klonken als één instrument. De klank bleef lang hangen in de kerk. Mooi! Rustig werkten we het programma af. Klaas had er weinig op aan te merken. Het enige waar hij de nadruk op legde was het tempo. “Rustig spelen, mensen! Ik neem de tijd, dat moeten jullie ook doen. Hij experimenteerde met zijn metronoom, zo’n apparaat wat het tempo aangaf.
“We spelen op 85 procent van het tempo waarin we normaal spelen. Anders buitelen de klanken ongecontroleerd over elkaar heen. Rusten: iets langer dan normaal. Dus: goed op mijn inzetten letten!” De Grenadiersmars klonk fors. En in feite vond ik het een beetje een dissonant in een kerk. Bij uitstek een religieuze omgeving, en daar klonk dan een opgewekte, best wel strijdbare mars. Nou ja…

Om vijf uur waren we klaar met repeteren. “Klonk goed mensen! We maken er vanavond iets moois van.” Klaas keek tevreden. De adjudant die een week geleden de tenue-inspectie had gehouden stond op. “We steken zo dadelijk het plein over, lui. We eten bij Silva Ducis. Er zijn twee menu’s; die zijn voor rekening van Zijne Majesteit. Het drinken mag je zelf betalen.” Even later liepen we een ‘Grand Café’ binnen. Houten vloer, simpele stoeltjes, maar zo te zien wel gezellig. Maar goed, gezelligheid maak je samen. En dat zou in dit gezelschap wel lukken… En dat klopte. We zaten met 8 mensen aan één tafel. De meesten kenden elkaar natuurlijk al lang, maar mij niet en ik hen nauwelijks. Dat leverde wel boeiende gesprekken op.
En ik kon de vraag stellen die me al een paar weken dwarszat. Ik vroeg het aan een van de trompettisten. “Jullie hebben vrijwel allemaal een HBO of universitaire studie achter rug. En toch zijn de meesten van jullie soldaat der eerste klasse of korporaal. Een paar onderofficieren en één officier. Iemand met een HBO-opleiding is officier-waardig… Leg eens uit?”
Hij grinnikte. “Kees, wij zijn in feite part-time militairen. In een gewone week oefenen we ’s morgens vanaf half negen. Tot twaalf uur, dan gaan we eten. Een paar mensen blijven dan nog op de kazerne omdat ze in een van onze ensembles spelen, de rest gaat richting hun woonplaats. Want ’s middags geven de meesten les op scholen of hebben privé-leerlingen.
En ’s avond staan we voor een koor of een brassband of we spelen in een gelegenheidsbandje of zo. Daarom beginnen we ook wat later dan de doorsnee militair. En het salaris? Tja, het is een basis-salaris en met de overwerktoeslag die we krijgen is het redelijk te doen, zelfs voor een simpele korporaal als ik. De rest sprokkelen we bij elkaar met de andere activiteiten en dan kun je redelijk rondkomen.
Heel veel musici zijn stinkend jaloers op ons, want de basis die wij verdienen, krijgen zij niet. En vergeet niet: we bouwen hier pensioen op. Een doorsnee musicus moet daar zelf voor sparen.”
Ik knikte langzaam. “Dus jullie maken best lange dagen…” Hij knikte. “Soms wel, soms niet. Kijk, in de vakanties heb je veel minder privé lessen en scholen zijn dan sowieso dicht. Maar de maand Mei is bijvoorbeeld een gekkenhuis; alle herdenkingen, bevrijdingsdag en koningsdag-gerelateerde optredens. In Juni de Veteranendag, in Juli de Nijmeegse Vierdaagse… Vaak in het weekend weg. Kortom: best een druk bestaan, maar aan de andere kant: muziek is mijn vak en mijn trompet is m’n liefje…”
“Nou, wees dan maar blij dat je geen doedelzak speelt, Tijmen! Anders was je een ‘pijper’ geweest…” “Ga jij nou maar lekker met je stokken tekeer, Appie. Het valt me mee dat je ze niet meegenomen hebt om hier je pizza mee te nuttigen!”
Ik grinnikte. “Zo te horen zijn jullie wel aan elkaar gewaagd.” Tijmen keek me aan. “We kennen elkaar al een jaar of vijf, Kees. En Greet en jij kunnen elkaar ook behoorlijk plagen, hebben we gemerkt.”
Ik knikte. “Zoals mijn schoonmoeder zou zeggen: ‘Greet is een echt mens’. En dat houdt in: ze is zoals ze is. Speelt geen toneel. Ik heb nu bijna een jaar les van haar en mijn spel is 200 procent er op vooruit gegaan. Die 50 euro per uur die ik voor mijn lessen betaal zijn in feite een schijntje. Maar vertel dat maar niet aan haar, anders ben ik het dubbele kwijt.”
Appie grijnsde. “Hoeveel heb je er voor over dat wij onze mond houden, Kees?”
Ik legde mijn hand in zijn nek en kneep even. “Wil jij die stokken van jou vanavond nog gebruiken om te drummen? Zo niet, gewoon even zeggen hoor. Ik weet er nog wel een warm en donker plaatsje voor…”
“Oei, Ap, nu wordt het uitkijken! Als een majoor dat tegen je zegt…”

Na het hoofdgerecht volgde er nog een stukje ijstaart en daarna een kop koffie of thee. En na het afrekenen van de drankjes liepen we rustig weer terug naar de kerk. Klaas riep ons bij elkaar. “Even concentreren, lui…” De hele fanfare ging achter in de kerk in een kring op de grond zitten. “Kees, Wendy, Hendrik… Jullie ook!” Klaas riep ons bij de les. “Vijf minuten. Niets zeggen, ogen gesloten houden en contact maken met de lui om je heen. Niks zweverigs aan; Vanavond zijn wij één muziekinstrument.”
Na vijf minuten stond hij op. “Dank jullie wel. We maken er een mooi concert van. Om kwart voor acht op je stoel zitten; vijf voor acht, als Greet klaar is met haar preludes, gaan we stemmen.” Greet trok haar jasje aan en liep richting orgeltrap.
“Wachtmeester!”
Ze draaide zich om. “Wat is er, lompe Infanterist?”
“Maak er daarboven ook wat moois van, Greet.”
Ze glimlachte. “Ik doe m’n best, Kees. Dank je wel.”

Ook ik trok mijn uniformjas aan. Geen drinken nu meer, behalve af en toe een slokje water. En nu nog even een toilet opzoeken… Ah, dáár. Op het toilet vond ik Klaas, die ook nog even moest afwateren. “Zin in, Kees?” Ik knikte. “Ja. Natuurlijk ben ik nerveus, maar die vijf minuten concentratie net… Héél waardevol, Klaas.” “Het heeft me behoorlijk wat moeite gekost om dat in te voeren. Dat soort dingen passen niet zo goed bij ons militaire beroep. ‘Zweverige onzin’ is de mildste term die ik gehoord heb. Maar in de artiestenwereld zie het vaak. En het wérkt.”
We wasten onze handen en op dat moment ging de deur open en kwam er een overste binnen. “Hé Klaas! Zijn jullie er klaar voor?” Toen zag hij mij. “Goede avond majoor…”Hij keek naar mijn naamplaatje. “…Jonkman.”
Klaas stelde me voor. “Dit is Kees Jonkman. Een van de solisten vanavond. Speelt bugel.” Ik gaf de overste een hand.
Hij bekeek me nogal kritisch. “Ik wil straks, na het concert, even met je spreken, Klaas.”
Toen ging hij ook plassen en Klaas en ik verdwenen uit het toilet.
“Dat was mijn commandant, Kees.” Ik humde.
“Ik denk dat ik weet waar dat gesprekje over gaat, Klaas. Een Infanterist in jullie clubje?”
Hij zuchtte. “Dat zou zo maar eens kunnen. Maar tijdens de aankondigingen zal daar iets over verteld worden. Ik hoop dat hij het dan begrijpt.” Ik gaf hem een por. “Als je hulp nodig hebt…” Hij grijnsde.

Het orgel begon te spelen en ik keek naar boven. Natuurlijk was Greet niet zichtbaar; die zat verstopt achter het ‘rugwerk’, de kleinere orgelkas vóór het grote orgel. Zachtjes klonk één van de minder bekende stukken van Händel door de kerk. Die ondertussen aardig vol begon te stromen!
Op een gegeven moment zag ik Pa en Ma binnenkomen, gevolgd door Claar, Ton, Mel en Rob. En even later Margot, Gerben, Charlotte en Rogier. Met daar achter Joline, Tony en Rob Senior. Ik keek op m’n horloge: negen voor acht. Het kon nog. Snel liep ik naar Joline toe. Ze had haar zwarte jurkje aan, haar collier om en zag er prachtig uit.
“Hoi schoonheid. Ik ben blij dat jullie er zijn.” Ik kuste haar en ze sloeg haar armen even om me heen. “Hoi schatje… Maak er wat moois van.” Ik bromde: “Zeker weten.”
We lieten elkaar los en ze keek me aan. “Ik ben trots op jou.” Achter me hoorde ik Rogier. “Kijk nou… The beauty and the beast…” Joline draaide zich om bitste: “Ja. En denk er aan: deze beauty kan in een oogwenk ook in een ‘beast’ veranderen, meneer van der Vlist!” Lot knikte. “En ik ben haar getuige!”
Ik wees. “Ik moet opdraven, schat. Op tijd is vijf minuten voor tijd en zo.” Ze knikte. Tony gaf me een lieve knipoog en ik verdween richting podium. Greet stopte met spelen, kwam even later tevoorschijn en liep snel naar het podium.
Stemmen! Een kakofonie aan geluid, die na een minuut veranderde in één reeks tonen.
En exact om acht uur klom Klaas onder applaus op zijn verhoging en hief zijn dirigeerstok. Vier trompetten en twee bugels bliezen de ‘Reveille’. Inderdaad als één instrument… Toen de laatste klank weggeëbd was, stapte een van de fluitistes, Annemarieke, achter een katheder, opzij van de Fanfare.

“Burgemeester, dames en heren wethouders, generaal, geachte genodigden en muziekliefhebbers… Welkom in de St Janskathedraal hier in Den Bosch. En welkom bij een van de concerten van de Regimentsfanfare Bereden Wapens. Wij zijn blij dat we hier mogen spelen. Een prachtige kerk met een enorm mooie akoestiek. We hopen dat onze muziek hier tot zijn recht komt. Voor degenen die al in slaap gesukkeld waren: het stuk wat net gespeeld werd was de ‘Reveille van de Bereden Wapens’. Op de diverse kazernes meestal op een tijdstip gespeeld waarop de normale mens zich nog een paar keer omdraait…” Gelach.
Ze vertelde wat over de geschiedenis van de fanfare en eindigde met:
“U heeft hem al zien dirigeren, maar ik wil hem toch aan u voorstellen: onze Fanfare staat onder de bezielende leiding van de Eerste luitenant Klaas Spoel.” Applaus.
Klaas stond op en boog.
“En vanavond worden wij ondersteund door een viertal solisten. Eentje daarvan heeft u al gehoord op het orgel: wachtmeester Greet Zwart.” Ook zij stond op en boog.
“U ziet ook twee burgers in onze fanfare: Hendrik Zwart bespeelt straks het keyboard en Wendy van Dalen laat ons haar prachtige stem horen.” Beiden stonden op en bogen.
“De laatste solist én gastmusicus is weliswaar militair, maar valt een beetje ‘uit de toon vanwege zijn andere onderdeels-emblemen. Hij komt van de Infanterie en is daar trots op: reserve-majoor Kees Jonkman op de bugel.” En ook ik stond op en boog.

“Tot zover de introductie. Wij hopen dat u geniet van ons concert. Tijdens het volgende werk gaan we ook u aan het werk zetten. U hoort en ziet het vanzelf: let goed op onze dirigent Klaas.” Die hief zijn baton en de drums speelden een kort intro horen, daarna vielen de dwarsluiten in met het thema van de River Kwai March. Na dit een keer gespeeld te hebben draaide Klaas zich om en dirigeerde het publiek, de fluiten zachtjes op de achtergrond. Zo klonk het thema nog twee keer, met de ‘tegenmars’ van bugels en trombones er doorheen. Toen het ‘tussenstuk’, zoals ik het altijd noemde voor de hele fanfare, daarna weer drie keer het thema, gefloten door het publiek, afgewisseld hard en zachtjes.
Klaas bespeelde het publiek leuk; een paar keer wees hij naar iemand op de voorste rij en schudde hij meewarig zijn hoofd, op andere momenten gaf hij iemand anders een ‘thumbs up’. Met de mars afgelopen klonk er applaus. Annemarieke nam het woord weer.
“Wellicht vraagt u zich af waarom het thema van deze mars altijd gefloten wordt. Wel, het was de Japanse krijgsgevangenen in Burma verboden om hun militaire marsen te zingen. Dus floten ze…” Ze kondigde de volgende mars aan en ik kon even ontspannen. De volgende drie nummers hoefde ik niet mee te spelen. Ik genoot van de muziek. In deze kerk kon het geluid mooi weg en de galm als de fanfare stil was duurde zeker een seconde.
Het laatste stuk voor de pauze werd aangekondigd: “Speciaal voor majoor der Infanterie Jonkman: De Grenadiersmars! Als fanfare der Bereden Wapenen spelen we die normaal natuurlijk nooit, maar goed; onze dirigent, Luitenant Spoel, heeft ook zo z’n wat zwakkere momentjes…” Gelach uit de kerk en ik pakte mijn bugel op. De eerste maten werden rustig door bugels gespeeld, Greet en ik dus, daarna werd het thema door de hele fanfare herhaald. En nogal krachtig! Dat twee keer, daarna het intermezzo om af te sluiten met weer twee keer het thema. Dat klonk heerlijk! Ik zat een partij te genieten tijdens het spelen en vond het jammer dat de mars zo kort was.
Tijdens het applaus liep Annemarieke naar haar catheder. “Zo. Nu de enige Infanterist onder ons vanavond aan zijn trekken is gekomen, kunnen we rustig pauzeren. Wie weet was hij anders weggelopen en hadden we een paar mooie solo’s gemist. Maar die hoort u na de pauze! En over pauze gesproken: Tijdens de pauze hoort u Greet Zwart op het prachtige orgel achter u. Ik hoop dat ze het een beetje rustig aan doet, want als ze alle registers uittrekt, kunnen ze het in Vught nog horen, denk ik. Geniet ook daarvan. Over een half uur beginnen we weer, dames en heren.” Ze lachte. “Enfin, u hoort het wel, denk ik.”
Greet glipte snel weg en liep door de kerk naar achteren, Hendrik met zich meenemend. Geroezemoes van stoelen die verschoven werden en mensen die begonnen te praten. Ik maakte mijn bugel schoon en stond op. Zo. Héhé, even uitrekken. Die klapstoeltjes zaten na drie kwartier niet meer zo lekker…
Joline kwam naar me toe en gaf me een knuffel. “Hé, knappe kerel van me…” Achter me hoorde ik Tijmen, met wie ik tijdens het eten had zitten kletsen, zeggen: “Waarom krijgt hij wel een zoen en ik niet? Ik heb ook goed gespeeld hoor…” Joline keek om me heen naar de spreker en zei lief lachend: “Omdat deze lompe Infanterist mijn trouwring draagt. En die zie ik nergens aan jouw vingers, dus…” Ik draaide me om. “Je bent ruim een jaar te laat, Tijmen. Sorry. De tweeweekse cursus ‘Omgaan met teleurstellingen voor trompettisten’ start over een maandje. Er zijn nog plekken over.” Hij grinnikte en stak zijn duim op.

“Loop je mee, schat? Ik heb nu wel behoefte aan een lekker drankje.” We liepen naar de zijkant van de kerk waar een aantal mensen druk bezig was om drankjes te serveren. “Wat wil jij, Jolien?” “Geef mij maar een appelsap.” “Twee appelsap graag…” De meneer achter de geïmproviseerde bar keek me aan. “Appelsap voor een Infanterist? In mijn tijd dronken we bier!” Hij lachte. “Dat zal best, maar waarschijnlijk hoefde u toen niet op een bugel te blazen. Het staat nogal slordig als ik tijdens een indrukwekkende solo plotseling een enorme boer moet laten.”
Hij schoot in de lach. “Dat is inderdaad niet zo handig… Alsjeblieft! Van een voormalig mede-Infanterist.”
Ik zocht Joline weer op en samen kletsten we even met collega’s van DT. Fred natuurlijk als lawaaierig middelpunt.

Plotseling werd ik op mijn schouder getikt.
“Majoor…”
Een vrouwelijke kapitein stond achter me. “Kunt u even meekomen? Commandant OOCL wil u even spreken.” OOCL… Oh ja, de ‘brigade’ waar deze fanfare onder viel.
“Sorry schat, ik moet misschien op het matje komen.” Om Joline’s mond vormde zich een lachje. “Dan loop ik wel even mee. Als raadsvrouwe, zeg maar.” Ze boog zich naar me toe en vervolgde zachtjes: “Misschien moet ik wel met m’n tieten zwaaien om jou weer eens uit de nesten te halen.” Ik schoot in de lach. We liepen achter de kapitein aan en die stopte bij een klein gezelschap.

Met onder andere Klaas Spoel, de overste die mij in het toilet zo indringend bekeken had en… een brigade-generaal. Ik nam kort de houding aan. “Majoor Jonkman, generaal.”
“Plaats rust majoor. En wie is deze knappe juffrouw?”
“Ik ben géén juffrouw, generaal. U mag mij aanspreken met Mevrouw Jonkman.”
Joline’s stem was nogal koel; de term ‘juffrouw’ was duidelijk in haar verkeerde keelgat terechtgekomen. De overste en de kapitein werden een beetje rood, de generaal wendde zich naar mij.
“Ik ben de commandant OOCL, majoor. En ik vind er wat van als er in mijn Fanfare der Bereden Wapenen plotseling een Infanteriemajoor zit met het schouderembleem van de 13e Lichte Brigade. Verklaar!”
Ik zuchtte.
“Generaal... Eén: als u wilt weten wie en wat ik ben: vraag maar aan de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht.
Twee: ik ben gevraagd om bij de fanfare te spelen. Voor dit concert. Ik maar er geen deel van uit; ik ben gevraagd omdat ik de bugel blijkbaar aardig hanteer.
Drie: ik ben Kees Jonkman. Reserve-majoor der Infanterie. Als ik als gastspeler ben uitgenodigd om in deze mooie fanfare te spelen ga ik mij niet anders voordoen, generaal.”
De generaal bleef mij aankijken. “U durft, majoor.”
Ik knikte. “Generaal, ik ben niet afhankelijk van een loopbaan bij Defensie; in het dagelijks leven ben ik geef ik leiding aan een groep uiterst vakbekwame ingenieurs bij een gerenommeerd ingenieursbureau in Gorinchem. Mijn directeur en zijn vrouw zijn hier vanavond ook. Als u vindt dat ik hier niet pas, of uw fanfarekorps bezoedeld met mijn Infanterievoorkomen: dan nú zeggen.
Dan pak ik mijn mooie bugel, klim in mijn auto en verdwijn richting ons huis in Veldhoven. En ú mag het uit gaan leggen aan het publiek in deze mooie kerk.”
Hij moest een paar keer slikken. “U bent nogal direct, majoor. Maar goed, ik wilde even weten hoe de vork in de steel zat. Dat is me nu wel duidelijk. Mijn excuses.” Hij stak zijn hand uit en ik accepteerde die.
Toen draaide hij zich naar Joline. “Ik hoop dat ook u mijn verontschuldigingen accepteert, mevrouw Jonkman.”
Joline toonde nu haar lieve lachje en knikte.
Hij keek me weer aan. “En dat verhaal over de IGK, majoor?” Ik grijnsde. “De huidige IGK was mijn commandant Battlegroup in Afghanistan, generaal. Hij heeft daar wel eens last van mij en mijn bud gehad.”
“Ik kan me er iets bij voorstellen…”, mompelde de overste en ik grijnsde.
“Ik zie een paar opvallende zaken, majoor”, zei de generaal. “Een rood erekoord, scherpschuttersspeld, gevechtsinsigne… Niet gebruikelijk voor een hoofdofficier.”
“Lang verhaal, generaal. Té lang voor deze pauze; ik wil me even voorbereiden op de rest van dit concert, want dan moet ik écht aan de bak. Als ik in Apeldoorn ben, en u heeft tijd voor me, kom ik wel een keer op bezoek bij u.” Hij knikte. “Kom dan maar langs. En majoor: artiesten mag je nooit succes wensen maar Toi-toi-toi. Dus bij deze.”
“Gelukkig ben ik geen artiest, generaal. Ik spring niet door hoepels. Geniet er van.”

Ik maakte rechtsomkeert en liep samen met Joline terug richting podium. “Ik ga een uitspraak van mezelf herhalen, Kees…” “Dat doe je wel vaker schat. Met name in bed.” Ze keek me met open mond aan en schoot toen in de lach. “Opschepper! Nee, de uitspraak die ik ga herhalen is de volgende: ‘AU! Die kwam aan!’ Dezelfde als in mijn eerste appje aan jou, na die confrontatie met Klaas vlak voor mijn desk.”
Ik gniffelde. “Oh ja, die… Nou hopelijk heeft deze confrontatie dezelfde positieve gevolgen, schat.” Ik gaf haar een zoen, midden tussen allerlei andere mensen en het boeide me niet. “Dank voor je back-up schat.” Ze giechelde. “Graag gedaan. En ik hoefde niet eens met m’n tieten te zwaaien, Kees.” Haar blik veranderde meteen in ‘achterdochtig’. “En kijk uit wat je nu gaat zeggen… majoor!” Ze imiteerde Greet.
Ik trok haar even tegen me aan. “Jij weet precies wat ik nodig heb, Jolien. Even een lolletje.” Ze giechelde. “Ja. Goed hé? En nu weer naar je fanfare, Kees. Lekker toeteren…” Een knipoog en ze verdween tussen de andere mensen. Ik liep even achter het podium langs. Daar zaten de anderen zich nog even te ontspannen. Klaas kwam er even later ook bij.
“Kees, mijn directe baas is niet zo blij met jou.” Ik haalde m’n schouders op. “Zijn probleem, Klaas. Na het concert mag je verdergaan; nu even niet. Ik moet me nog even mentaal voorbereiden. Zo meteen moet ik fors aan de bak.” Hij knikte. “Sorry. Ik laat je met rust.”

Ik ging op een flightcase achter het podium zitten. Ogen dicht, me even helemaal afsluiten van de buitenwereld. Stuk voor stuk vielen alle ergernissen, geluiden, trillingen en geuren weg en hoorde ik gedachten alleen nog maar de muziek van ‘Sound the trumpet’. Prima om me even te concentreren…
Lees verder: Mini - 305
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...