Door: Keith
Datum: 11-05-2023 | Cijfer: 9.2 | Gelezen: 6118
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 56 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 56 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 259
Dinsdagochtend… De dames moesten om 06:30 vertrekken, ik kon nog even thuis blijven. Achter de computer nog wat werk verzetten. Ik was de details van de tekening van het lasbedrijf aan het bekijken, toen er een melding van Outlook kwam. Nieuw bericht. Aha, een reactie op mijn mailtje richting Amsterdam. Al lezend kwam ik er achter dat meneer Duyvestein niet zo blij was geweest met mijn bericht.
“Ik doe geen zaken met waarnemend directeuren. Geef mijn mail direct door aan Dhr. Koudstaal. Ik verwacht vandaag antwoord. Van hem.”
Geen aanhef, geen ondertekening, helemaal niks. Hork. Die kon z’n vet krijgen. Met iets meer power dan normaal typte ik het antwoord.
“Geachte heer Duyvestein. Zoals een oud Nederlands spreekwoord luidt: ‘Commandeer je hondje en blaf zelf.’ Ik zwaai momenteel de scepter bij DT. Dhr. Koudstaal heeft me uitdrukkelijk opdracht gegeven pas te bellen wanneer DT in brand staat. Zover is het nog niet. Als het dringend is wat u te roepen heeft, kunt u me bellen. Vriendelijke groet, Ir. C. Jonkman.’
Send.
Zo, nu weer verder met die verwarmingsinstallatie… Drie minuten later ging mijn telefoon. Hé, het nummer van Duyvestein! Die had blijkbaar zin in een confrontatie. Lekker laten wachten, Kees. Als het spannend is, belt hij nog wel een keer. Ik liet hem lekker bellen. Toen mijn telefoon zweeg, belde ik Fred.
“Hé maat. Kun jij mijn telefoon vandaag even in de gaten houden en alles opnemen?”
“Dat gebeurt standaard, Kees.”
Hij grinnikte. “Zeker bij jouw telefoon, vriend.”
“Mooi, want er is weer eens iets loos…”
Kort vertelde ik hem van de laatste mails uit Amsterdam.
Fred lachte. “En die lui denken DT een opdracht te kunnen ontfutselen?” “Hoho Fred, zover is het nog niet, hoor. Maar ik word een beetje pissig als DT op deze manier benaderd word door een of andere omhooggevallen boomkikker.”
Er klonk een grom aan de andere kant.
“Ik hou je in de gaten, meneer Jonkman. En je begrijpt natuurlijk wel dat, wanneer ik bespeur dat jij leuke dames uit Amsterdam aan het bellen bent, ik dat onmiddellijk doorgeef aan mijn charmante cheffin?”
“Ja hoor, doe maar. Hebben we vandaag reden voor goedmaaksex. Doei, Fred…”
Ik hing grinnikend op.
En nog geen drie seconden daarna ging mijn telefoon weer. Duyvestein. Nog maar een keertje laten wachten. Is goed voor ‘m. Na een aantal keren overgaan was het weer stil. Een minuut daarna ging het ding weer af.
“Developing Technics, met Kees Jonkman, goedemorgen.”
“Jonkman, je spreekt met Duyvestein. Waarom laat je mij zolang wachten?”
Ik ontplofte. “Wel verdomme, wie denk je wel die je bent? Denk je nou echt dat iedereen gaat rennen als jij iets roept?”
Het antwoord kwam meteen.
“Ja. In mijn bedrijf rent iedereen als ik iets roep, anders staan ze op straat. En dat verwacht ik van jou ook. Je hebt je titel deels aan mijn bedrijf te danken, Jonkman.”
Aha, hij herinnerde zich mij dus wél! Ik haalde even adem.
“Meneer Duyvestein, ik heb mijn titel niet aan jullie te danken hoor. Dat is een kwestie van keihard studeren geweest. En ten tijde van mijn stage bij jouw bedrijf een kwestie van heel vaak ruzie hebben met je financiële afdeling, als ze weer eens kwaliteits-componenten hadden vervangen door rommel uit China. Gelukkig zag mijn stage-begeleider wél in dat ik meestal gelijk had en heeft me een prima beoordeling gegeven. En gelukkig voor hem was hij vrij snel daarna ook bij jullie weg. Ik hoop dat hij nu in een bedrijf werkt waar hij wél op waarde wordt geschat. Maar goed, daar bel je natuurlijk niet over. Wat heb je op je lever? Rap graag, want ik heb het druk.”
Het was even stil; meneer had blijkbaar moeite om woorden te zoeken.
“Jonkman, je bent nog steeds een arrogante lul. Geef me het nummer van Koudstaal maar. Met hem doe ik zaken, niet met jou.”
Ik werd steeds kwader.
“Meneer Duyvestein, er zijn een paar zaken die je moet weten. Ten eerste is het ronduit onbeschoft om iemand alleen met z’n achternaam aan te spreken; dat doe je maar binnen je eigen toko. Ten tweede: als ik je het nummer van mijn directeur geef, wat ik niét doe, zou je ook weer mijn aangename stemgeluid horen; zijn telefoon schakelt automatisch naar mij door. En de directeur van DT is momenteel op een welverdiende vakantie met zijn echtgenote. Die ga ik niet storen omdat een concurrent gaat bang is om een opdracht mis te lopen en gaat dreigen met een proces. Dat soort telefoontjes krijgt hij regelmatig en is hij na drie minuten weer vergeten. Dus: nee, ik ga je niet zijn telefoonnummer geven waarop hij bereikbaar is. Je wacht maar tot hij terug is óf je doet zaken met mij. Goed begrepen?”
“Snotjong. Ik had je…”
Ik onderbrak hem meteen. “Wát zei je daar? Snotjong? Dat zou je niet durven zeggen als we recht tegenover elkaar stonden, meneer Duyvestein. Weet je wat? Probeer dat proces maar aan te gaan met je juridische afdeling van 5 mensen. Of zijn het er ondertussen meer? Zou me niks verwonderen, want die hebben het hartstikke druk met het afwimpelen van schadeclaims, natuurlijk. Ik ga ophangen, want ik heb het druk. Probeer me niet meer te bereiken, tenzij je wat nuttigs te melden hebt, anders doe ik aangifte wegens stalking.”
Ik hing op en liep naar de keuken. Tijd voor nog een bak koffie en even stoom afblazen. Wát een eikel… Terwijl de koffie doorliep ging de telefoon wéér. Potdomme… Op de display kijkend moest ik grijnzen. Fred.
“Hé krijger, zeg het maar…” “Kun jij voortaan een beetje beleefder zijn, Kees? Het is niet zo goed voor je netwerk als je de directie van een concurrent uit loopt te vloeken.”
“Netwerken is jouw ding, maat. Weet ik niks van.”
“Dat zijn digitale netwerken, sukkel. Geen feestjes van de KVK of zo. Maar je was weer lekker op dreef, Kees. Als Theo dit over drie weken hoort, ligt hij onder z’n bureau van het lachen.”
Ik bromde. “Ik hoop in ieder geval dat ik niet op hoef te draven bij mevrouw de groot-aandeelhoudster van DT voor billenkoek. Heb ik niet zo’n zin in.”
Het equivalent van een stoomtrein klonk: Fred’s manier om te grinniken, toen hing hij op.
Prima; Fred wist feilloos de momenten in te schatten voor een geintje. Had ik nu wel nodig gehad. Met een verse bak koffie naast me ging ik weer aan het werk. Tot negen uur, toen bereidde ik me even voor op een confrontatie met meneer van der Zee, de werkvoorbereider van dat installatiebedrijf. Ik nam me voor om zakelijk te blijven. Niet je frustratie en woede van het telefoongesprek van vanmorgen meenemen, Kees! Om tien voor tien parkeerde ik voor de deur van het lasbedrijf. Gelukkig nu meer plaats… Ik stapte uit en op dat moment parkeerde er een Mercedes naast me. De bestuurder stapte ook uit.
“Kees Jonkman?” Ik keek de spreker verrast aan. Die stak zijn hand uit. “Wim de Jong. Ik kom ook even kijken hoe de zaken ervoor staan, Kees.” Hij trok met zijn mondhoek. “En mijn werkvoorbereider wellicht een beetje beschermen.” Ik bromde wat en hij vervolgde: “Je hoeft hem niet op z’n nummer te zetten, Kees. Heb ik al gedaan. Kom, naar binnen.”
Ik schudde mijn hoofd. “Ik wacht nog even, meneer. Eén van mijn medewerkers komt ook zo.” “Oké, dan wachten we samen.” Een minuut later kwam de auto van Gerben aanrijden. Hij maakte kennis en we liepen naar binnen. Na een praatje met de voorman liepen we samen rond. Helm, veiligheidsschoenen en oorkappen waren hard nodig; het was een behoorlijk kabaal in de hal. Er werd geboord, gelast, gehamerd…
Even later kwam een andere man binnen. Nogal schuchter. Wim tikte op mijn schouder. “Even mee richting kantoor, Kees.” De andere man liep ook mee; dat zou van der Zee wel zijn. En dat bleek: even later schudden we handen. “Mijn verontschuldigingen, meneer Jonkman.”
Ik keek hem kort aan. “Ik neem aan dat dit niet meer voorkomt, meneer van der Zee.” Hij schudde zijn hoofd. “Mooi. Dan gaan we ongestoord door met dit project. Zand er over.” Na wat technische praat gingen we weer de herrie in. Wim nam een kwartiertje later afscheid. “Jullie rooien het wel samen, Kees?” Ik knikte en met een zwaai verdween hij.
Gerben en ik bleven de hele dag; ik praatte hem bij over het project en hij bleek een goeie observator te zijn. En niet bang uitgevallen; op een gegeven moment klom hij ook op een rolsteiger, zeven meter hoog, om een detail te bekijken. Tijdens de lunchpauze zaten we bij de installateurs in de kantine kletsten we samen. Van der Zee was er niet bij; die zat in een van kantoren achter zijn telefoon en at daar zijn brood op. Ik vroeg aan Gerben: “Ben jij in staat om dit project te managen?” Hij knikte. “Gaat lukken, Kees. Dit is een vrij kleine installatie, geen probleem.” Hij gniffelde.
“Ga jij je morgen maar weer aan je directietaken wijden.” Ik gaf hem een tik op z’n hoofd. Dezelfde als gisteren bij Margot: met de knokkels. “Au, verdomme! Ben je helemaal gek?” Eén vinger omlaag, vijf vingers omhoog. “Pak er maar vijf, Gerben. Nú!” De installateurs keken verwonderd.
“Wat…?”
“Als er bij ons iemand een krachtterm gebruikt, mag hij boete doen in de vorm van vijf keer opdrukken. En niet goed is opnieuw!” De voorman, meneer van Meel, keek naar zijn vijf mensen. “Hmmm…. Geen gek idee. Zouden we bij ons eens moeten invoeren!” “Dan lagen we vaker op de grond dan dat we aan het werk waren, van Meel! Ga je dat willen?”
Hij mopperde wat, maar werd uitgelachen. Ondertussen was Gerben klaar met boete te doen. “Zo, ik hoop dat je hiervan geleerd hebt, meneertje. Geen toespelingen op mijn huidige, tijdelijke functie. En ook niet richting mevrouw Jonkman, want dan krijg je een draai om je oren van je van omrolt. En voor de duidelijkheid: van háár.”
Hij gromde, terwijl hij over zijn hoofd wreef. “Ik had al wat opgevangen van Henk… Ik kijk wel uit. Ik blijf deze week wel hier. Wel zo veilig, geloof ik.” Van Meel keek vragend. “Uw echtgenote die klappen uitdeelt? Vertel eens, meneer Jonkman…”
Ik begon te lachen.
“Bijna een jaar geleden gingen wij samen even boodschappen doen. Voor de ingang van de supermarkt hingen wat jongens rond. Een stuk of tien, zo’n jaar of zestien, zeventien. Meer branie dan hersens. Deden geen stap opzij als iemand er aan kwam met een volgeladen boodschappenkar. Enfin wij willen naar binnen lopen en er worden wat seksistische opmerkingen richting mijn echtgenote, toen nog mijn vriendin, gemaakt. En voor hij het wist, klapte de leider van het zootje ongeregeld tegen de grond met pijn in z’n oor. Vervolgens stond er een lange blonde furie over hem heen die beloofde hem bewusteloos te mappen als hij verder commentaar had. Even later was het clubje verdwenen. Héél gek…”
“Zouden meer mensen moeten doen”, was het commentaar van een van de installateurs. “Ouders zijn momenteel veel te soft voor de kinderen. Het zijn allemaal prinsjes en prinsesjes. Incasseringsvermogen is nul komma nul en het woord ‘Nee!’ begrijpen ze niet.” Ik knikte. “Met jou kan ik praten. Ook al hebben wij nog geen kinderen.”
Even daarna stond meneer van Meel op. “Kom kerels. Aan ’t werk. Vandaag wil ik het inlaatgedeelte gereed hebben, tot de warmtewisselaars. Die wil ik er morgen in- en aansloten hebben.” Zonder gemekker stonden de heren op en wij liepen ook mee. Ik keek het werk nog een uurtje aan, liep met Gerben samen de hele installatie door, toen vond ik het wel welletjes. “Morgen sta je op eigen benen, Gerben. Ben ik in Gorinchem. Als er wat is, of als iets niet duidelijk is, kun je bellen of appen, oké?” Hij knikte. “Mooi. Loop zo even mee naar buiten.” Ik nam afscheid van de harde werkers. Dat moest ik in de productiehal bijna schreeuwend doen; meneer van Meel zwaaide.
Samen met Gerben liepen we naar buiten. “Luister Gerben: Zo te zien is van Meel een prima vent. Maar hou van der Zee in de gaten. Ik denk niet dat hij ons nog een loer gaat draaien, maar je weet nooit.” “Maak je niet dik, Kees. Ik heb wat ervaring met dat soort lui. Ik bel wel als er wat is. Mazzel!” Ik stapte in de auto en reed het kleine stukje terug naar Veldhoven.
Meteen maar boodschappen doen, dan hoefde Joline niet. Of de zussen; in ieder geval zouden de dames koken. Voor de supermarkt belde ik Charlotte. “Hé Lot, Kees hier. Wat willen jullie eten vanavond? Ik sta nu voor de supermarkt.” “Poe… Verzin maar iets leuks, Kees. We maken er wel wat van. Mar en ik koken vanavond.” “Oké. Ik vis wel wat uit het schap. Tot straks!” Naar binnen… Oké, loopgroep vanavond, dus het moest niet te ‘zwaar’ zijn. Dus: pasta en sla. Het dessert maakte ik wel: chocolademousse. Thuis wijdde ik me aan het dessert: chocoladepudding mengen met slagroom en opkloppen tot een luchtig geheel. Verdelen over vier schaaltjes en deze als de bliksem in de koelkast.
Toen pakte ik de bugel. Nog weinig gestudeerd deze week! En donderdag moest ik weer bij Greet verschijnen… Of niet? Voor de zekerheid maar even bellen. Ik draaide haar nummer.
“Met Greet Zwart!” Ze klonk opgewekt, gelukkig.
“Hoi Greet, Kees hier. Hoe is het met Anita?”
Ze lachte. “Jij wilt natuurlijk weten of je donderdag op moet draven? Het antwoord is ‘prima, Kees’. Ik ben nu nog even mantelzorger voor die schat hier naast me, maar vanaf vrijdag gaan we op vakantie. Drie weken naar…”
Ik kon het niet laten en onderbrak haar. “Lesbos?”
Het was even stil, toen hoorde ik Anita schateren, gevolgd door een gepiept ‘AU, verdorie!”
En een boze Greet die snauwde: “Majoor Jonkman: je bent een botte, vrouw- en lesbo-onvriendelijke zandhaas. En voor de duidelijkheid: wij gaan heel braaf naar een zomerhuisje bij Garderen. Eigendom van goede vrienden van ons. Over een maand verwacht ik je op donderdag weer in de kerk. Je krijgt per mail nog wel huiswerk van me.”
Ik protesteerde. “Hé, echt niet, wachtmeester! Jij vakantie, dan ik ook vakantie!”
“Niks ervan. Jij hebt je vakantie al gehad, majoor! Toen lag je in Scandinavië te rollebollen met je kersverse echtgenote. Het arme wicht.”
“Daar weet jij als volbloed lesbienne he-le-maal niks van, wachtmeester.”
De stem van Anita klonk. “Houden jullie even op? Jullie maken me aan het lachen en dat doet nog steeds verrekte pijn, Kees!”
“Sorry Anita, het spijt me. Maar af en toe moet ik die vriendin van je even naar rechts richten.”
Er klonk een brom van Greet. “Dat doe je maar in je eigen tijd, majoor. En hou je mail maar in de gaten.”
Ze verbrak de verbinding en ik grinnikte. Er zou huiswerk komen, dat wist ik zeker. Nou ja… elke avond Clarke spelen ging ook vervelen.
Toen pakte ik de bugel. Toch maar een halfuurtje spelen. Lekker alles van me afblazen, met name de communicatie met Duyvestein. Even later klonken Regula Mühlemann en Kees Jonkman samen door het appartement. Ja, lekker ‘een moppie toeteren’ en niet studeren. Soms nodig… Rond kwart over vijf een appje van Charlotte. “17:30 thuis! En honger!” Nou ja, dan zet ik de pasta maar alvast op. Hebben de dames een dagje geen kook-dienst. Daarna was ik druk in de keuken bezig: pasta in het kokende water, saus maken, vlees braden, groenten snijden…
En om half zes hoorde ik de voordeur en kwamen drie dames binnen. “Zo Kees… Jij bent goed bezig! Ik dacht dat wij zouden koken vandaag!” Margot keek in de keuken. “Oh… Dát ruikt lekker! Ik denk dat ik vanavond niet veel presteer bij de loopgroep!” Ik keek haar aan. “Ergens vanavond gaat deze uitspraak tegen je gebruikt worden, dame. Je doet het maar rustig aan met die pasta.” Hoe dan ook, even later zaten we lekker te eten, na een waarschuwing van Joline.
“Meiden, rustig aan met opscheppen, anders ligt dit kostelijke voedsel over een uurtje ergens langs het cooperparcours. Ik ken die trainer ondertussen een beetje.” Ze keek me waarschuwend aan. “Je doet het maar eens een beetje rustig aan, Kees! Het is ten slotte vakantie.”
“Ja schat, goed schat. Dat compenseer ik vanavond in bed wel, schat…” Een drievoudige boze blik was het antwoord. Na één bordje pasta ruimde ik de borden op. “Omkleden, dames. De rest komt na het lopen, evenals het dessert. Gaan we nu niet aan beginnen.” Lot stond op, ruimde mee op en trok de koelkast open.
“En wat is het… Ohhhh! Lekker!” Ik zag dat ze een vinger in een van de schaaltjes doopte. De vinger werd smakkend afgelikt. “Daar krijg je ernstig spijt van, Lotje. En het schaaltje waar jij met je smerige tengels in hebt zitten roeren, is straks voor jou, denk er aan!” Ik smeet de koelkast dicht en leunde er met m’n rug tegenaan. “Omkleden Charlotte Bongers! En rap! Vanavond ben je bij terugkomst helemaal gesloopt, dus zorg maar dat je snelle loopkleren aan hebt. En of je straks nog zin hebt in een toetje… Ik denk het niet!”
Ze keek sip, kwam toen vlak voor me staan en zei met een lief stemmetje: “Kan ik u niet op andere gedachten brengen, trainer? Normaal bent u best aardig voor me…” Ze maakte langzaam twee knoopjes van haar jurkje open. “Wegwezen! Omkleden! Joline, zeg er wat van! Lot staat me hier gewoon te verleiden!” Droogjes kwam uit de voorkamer: “Ja, én? Dan hebben wij er ook lol van. Hoeven we niet zo achterlijk hard te rennen en zo. Lot, als je de kans krijgt: trek hem maar in bed, hoor! Hoeven we niet dom te rennen.”
Ze knipoogde naar me. “Tenslotte heeft hij alleen maar een stel installateurs op de vingers staan kijken vandaag. Geen poot uitgestoken natuurlijk…” Ik gromde. “Mevrouw Jonkman… Pas op jij!” Éven later waren we omgekleed; alle vier in korte broek en T-shirt. “Loop maar voor me uit, dames. Heb ik ten minste een leuk uitzicht.” Margot keek ondeugend. “Ja, nu wel. Straks ren jij voor ons uit. Hebben wij een leuk uitzicht. Nietwaar, meiden?”
We liepen de deur uit, lift in en beneden op een sukkeldrafje richting verzamelplek. Daar stonden drie mensen: de manager van Philips, Linda en… Ben! Ik zag Lot even schrikken, maar ze herstelde zich meteen. “Hoi lui… Nog niet aan vakantie toe?” Linda schudde haar hoofd. “Nee, Kees. Over twee weken gaan we pas weg. Ik heb wel vakantie, maar eerst twee weken lekker ontspannen thuis rondhangen.”
“Nou, vergeet het ‘hangen’ maar, Linda. Dat doe je maar in je eigen tijd. Oké lui… een rondje warming up. Daarna gaan we eens aan het werk.” Na het eerste rondje volgden er nog tien. In een wisselend tempo, met tussendoor nog wat oefeningen voor armen en rug. Nogal hijgend stopten we uiteindelijk om acht uur en namen Linda en de man van Philips afscheid..
“Ik denk… dat ik een… week eerder op… vakantie ga, Kees”, hijgde Ben. “Meer trainen, Ben. Je hebt tijd zat nu je school ook vakantie heeft.”
Hij bromde: “Ja, dat denkt iedereen. Docenten hebben zeeën van vakantie… Vergeet het maar, Kees. Deze week heb ik elke dag zitten vergaderen met collega’s. Vanaf half negen tot vier uur ’s middags, onafgebroken. Roostervergaderingen, nieuwe leermethodieken, de nieuwe regeltjes uit Den Haag, en een gesprek met een stel ouders die persé wilden dat ik hun kind in de vakantie bijles gaf…
En toen ik zei dat ook een wiskundeleraar recht had op vakantie, keken ze me aan alsof ik plotseling Swahili sprak. “Jullie leraren bársten van de vakantie! Ga deze zomer maar een keertje niét naar Gran Canaria.” Enfin, na die opmerking heb ik ze minder vriendelijk maar bijzonder dringend verzocht mijn lokaal te verlaten…”
“Sorry dan voor mijn opmerking, Ben. Ik had het kunnen weten.” Hij knikte en keek naar Lot. “Charlotte, kan ik nog even met je praten?” “Wij gaan dan alvast richting huis, Lot”, zei Joline. Charlotte knikte en draaide zich naar Ben. “Kom, dan lopen we dat rondje nóg een keer. Alleen dan wandelend.” Margot keek tijdens de wandeling naar huis een paar keer om. “Maak jij je zorgen, Mar?” Ze keek twijfelend. “Aan de ene kant niet, maar aan de andere kant…”
Joline legde haar arm om het meisje heen. “Jouw zus zit ondertussen redelijk stevig in het zadel, Margot. Net als jij. Als Ben gekke dingen wil doen, is zij uitstekend in staat om van zich af te bijten, dat weet je net zo goed als ik. Maar volgens mij is die zorg onterecht. Weet je nog wat Ben’s moeder tegen hem gezegd had? ‘Als jij Charlotte kwaad of verdriet doet, heb je een probleem, Ben.’ Die kijkt wel uit.” Thuisgekomen zette ik de pasta in de magnetron. “Zo. Avondmaaltijd, tweede deel. Inclusief dessert deze keer.” Toen de magnetron piepte hoorde ik de voordeur: Lot. Die kwam met een glimlach naar binnen.
“We hebben wat uitgepraat, mensen. Uiteindelijk ging het voor Ben ook wat te snel. Ja, het is een aardige vent en volgens mij vindt hij mij ook wel leuk, maar een relatie? Hij was geschrokken van onze geschiedenis. Heeft daar een aantal nachten over liggen prakkezeren. En zag er tegenop om bij tijd en wijle therapeut te zijn. ‘Dat moet ik op school al genoeg zijn, Charlotte. Voorlopig nog even geen relatie, het leven is al moeilijk genoeg.’
Toen zei hij: ‘Met name op de dinsdagavond…’ En moesten we allebei vreselijk lachen. Enfin, we hebben met een net zoentje afscheid genomen; volgende week is hij op vakantie voor een aantal weken.” Ze keek opgelucht. Joline legde haar armen op Lot’s schouders.
“Goed, dame. Nu weten we dat Ben geen last heeft dat jullie geen stelletje geworden zijn. Maar ik heb nog niks gehoord wat dat met jou doet…” In gedachten gaf ik Joline een dik compliment. Lot had inderdaad verteld over Ben. Niet over zichzelf. Ik zou daar compleet aan voorbij gegaan zijn…
“Geen zorgen over maken, Jolien. Ik had buikpijn toen Ben en ik die zondagmiddag op zijn bed lagen. En de dagen erna, totdat ik er een einde aan maakte. Een uur later was de buikpijn over. En toen hij net vroeg om even te praten, sloeg de buikpijn meteen weer toe. En die is nu voorbij, gelukkig!” Ze lachte voorzichtig. Margot sloeg haar armen om haar zus heen. “Ik ben blij voor je, zusje.”
Joline wenkte me naar de slaapkamer. “Laat die twee maar even alleen, Kees. Quality-time voor twee zussen.” Ik knikte. “Jij was zojuist beregoed bezig, schat. Door Lot haar verhaal heen prikken en vragen hoe het met háár was…”
Joline glimlachte. “Dank je wel. Halverwege het verhaal over Ben voelde ik dat ik het moest vragen. Maar gelukkig is ze er nuchter onder. En ze heeft een goeie therapeute. Margot heet ze.”
“Vlak die andere ook niet uit… Die heet Joline.” Ze lachte me toe. “Dank je wel. Da’s lief.” Ik wees naar de woonkamer. “Zullen we weer…?” Joline schudde haar hoofd. “Nee. Zij quality-time, dan wij ook…” Ze trok me naar zich toe. “Even lekker zoenen met jou, Kees.” “Niks op tegen, schat. Zelfs niet in trainingspak.” Joline reageerde door me te kussen, zodat ik niets meer kon zeggen. Haar tong gleed over mijn lippen, ze duwde zich tegen me aan. Na een lange, intieme, zoen liet ze me los. “Jij zoent heerlijk, Jolien. Dat mag uren duren…”
Ze keek zelfverzekerd. “Dat weet ik natuurlijk al lang, maar… ik heb honger! Kom, we gaan die twee zussen even lastig vallen.” In de kamer vonden we Mar en Lot op de bank. Armen om elkaar heen, tegen elkaar aan leunend. Lot keek Joline aan. “Dank je wel, Jolien. Voor je steun, zonet. Had ik even nodig, ook al had ik dat eerst niet door.” ‘Joline knipoogde. “Graag gedaan Lot. Gaan we eten, jongen en meiden? Dit meisje heeft ondertussen behoorlijk trek en de pasta is opnieuw warm. Dus…”
Het eten ging er goed in. Toen ik schaaltjes met het dessert pakte ging het schaaltje waar overduidelijk een vinger in had gezeten richting Charlotte. “Alsjeblieft, Lotje. Als het schaaltje nog langer in de koelkast had gestaan, hadden we een prachtige groene bacteriekweek op mijn met veel liefde bereidde chocolademousse kunnen aanschouwen. Omdat jij er met je smerige tengels in heb gezeten. Smakelijke voortzetting.” “Je kunt beter spreken van ‘smakelijke voortplanting’, Kees. Want daar zijn die bacteriën natuurlijk druk mee bezig…”
Margot giechelde, Joline en Lot keken vies. Ondanks dit intermezzo smulden de dames van het dessert en ik kreeg complimenten. Daarna gingen we douchen. Tijdens het afdrogen zei Joline: “Wat doen we vanavond met de meiden, Kees?” Ik haalde de handdoek van mijn hoofd. “Moeten ze aangeven, schatje. Als zij samen willen knuffelen, moeten ze dat lekker doen. Als ze jou erbij willen hebben slaap ik wel in een van hun bedden. Maar ik wil vannacht in ieder geval goed slapen, schat. En ja, dat klinkt natuurlijk ongeloofwaardig uit de mond van een vent, maar deze dagen hakken er best in. Al dat, en dat is geen geintje, ‘directiegedoe’… Ik sta 24/7 op ‘aan’ en dat is vermoeiend.”
Ze keek me nauwlettend aan. “Dan gaan wij vanavond lekker vroeg slapen, meneertje. Geen leuke spelletjes vannacht. Maar Kees…” Ze keek me van dichtbij strak aan. “Ik wil géén excuses horen in de zin van: ‘Het was vandaag zo druk op het werk…’ Eerlijk zijn tegen Jolientje.” Ik knikte. “En jij ook, schat. Geen zin is gewoon ‘geen zin’ en niet ‘ik heb hoofdpijn’. Oké?” Ze knikte en we bezegelden die afspraak met een zoen. “Zo. En nu soepel aankleden en over een uurtje het bed in.” Ik knikte. “Ja. Lekker.”
Een paar minuten daarna liepen we de kamer in. Lot en Margot kwamen even later ook binnen. We dronken nog wat warms en om negen uur gaapte Margot lang en nadrukkelijk. “Ik ga m’n bedje in, mensen…” Joline knikte. “Wij ook, Mar. Het is mooi geweest.” We wensten de zussen welterusten en even later lagen we in bed. “Geen slaapmiddeltje nodig, Kees?” Ik schudde mijn hoofd. “Lief van je, maar nee, schat. Ik denk dat de zaag over vijf minuten start.” “Mooi. Die van mij ook. Welterusten schatje.” Een lieve zoen volgde en toen rolde ze tegen mijn rug aan. Baloe had blijkbaar ook een drukke dag gehad; die zweeg in alle talen. En even later hoorde ik dat Joline sliep. Bij mij duurde het ook niet veel langer…
De woensdag vlóóg voorbij! ’s Morgens een bespreking met alle teamleiders: snel de lopende projecten doornemen en ingrijpen waar nodig. Gelukkig waren er weinig bijzonderheden. Eén klant van Miranda die een beetje dwars lag met aanvullende eisen, maar Miranda zei met een lachje: “Die kan ik zelf wel baas, Kees.” Meteen vulde Klaas aan: “De arme kerel… Ik zou niet graag in zijn schoenen staan.” Gelach.
Na de rondvraag had ik nog één mededeling. “Dames, heren… Morgen gaat ons juridisch genie afstuderen. Ik had graag dat van ieder team er minimaal één vertegenwoordiger is. Want Angelique heeft alle teams stuk voor stuk wel een keertje uit de shit gehaald. Leg dat voor aan je team. Morgen om 15:00 begint de plechtigheid, dus ik wil na de lunch vertrekken. Rekening houden met files, parkeren en zo…” Rob zei droogjes: “Nou, vanuit het Nautische team weet ik al één vrijwilliger. Ene Henry Claassen.” Joline vulde aan: “En het hele Backoffice gaat mee. Ze behoort tot mijn team.” Ik knikte. “Logisch. Dan moet iemand van de andere teams zolang maar de receptie bezetten en telefoons aannemen. Informeer even in je team en geef me de namen voor vanmiddag door, oké? Dan kunnen we ook even kijken hoe we het doen met auto’s, carpoolen en zo.”
Na de bespreking ging ik aan het werk: mails, telefoontjes, nog meer mails… Aan tekenen kwam ik nauwelijks toe. Nou ja, ik had ook geen eigen projecten. Tussen de middag even rennen; we deden het kalm aan, ook wel eens lekker. Gewoon drie kilometer rustig looppassen, zonder gekke dingen tussendoor. ’s Middags een telefoontje naar Gerben. Bij het lasbedrijf ging het goed. De monteurs lagen voor op schema; meneer van Meel had zijn mensen prima in de hand, zei Gerben. De werkvoorbereider had hij niet gezien. Ik haalde in gedachten mijn schouders op. De man lag ook niet zo lekker binnen zijn bedrijf, dat had ik al gemerkt. Kortom: het was half vijf voor ik er erg in had.
Thuisgekomen werd ik in een stoel gecommandeerd. “Je gaat maar even uitpuffen, Kees. Deze twee zussen gaan koken.” Margot knipoogde. “En vooruit, omdat we de beroerdsten niet zijn: Joline mag naast je zitten. Let wel: zítten! En handjes thuis!” Ik keek Joline aan. “Hoorde jij net wat ik hoorde?” Joline knikte. “Zeker… Maar ze zei niks over zoentjes, Kees.” Ze boog zich voorover en kuste me. Een ondeugend tongetje gleed tussen mijn lippen door. Een tijdje zaten we lekker te zoenen, tot twee handen ons nogal ruw uit elkaar trokken en een bitse stem zei: “Het zou fijn zijn als meneer en mevrouw Jonkman nog compleet aangekleed aan tafel verschijnen en niet hier op de bank van de geneugten der huwelijkse staat liggen te genieten!”
Lot stond achter ons. “Verdorie Lot… Wij lagen niet, wij zaten nog steeds netjes. Er is nog geen kledingstuk verwijderd, we zaten netjes wat zedige zoentjes uit te wisselen.” Joline mopperde en Margot, in de keuken, lachte. “Mijn lieve zusje bromde net dat ze bijna jaloers was op jullie!” Ik keek Lot aan. “Daar is geen reden voor, Lotje. En als die reden er wel is: kom maar eens tussen ons in zitten. Maar misschien wordt Margot dan jaloers…”
Die kwam de keuken uit. “Zeker weten! Dan gaat het eten naar de bliksem! Hebben we voor niks in de keuken gestaan, zijn jullie gek geworden! Overeind en aan tafel!” “Bij Kees staat er al lang wat overeind, Margot…” Joline giechelde en ik hoorde twee diepe zuchten. “Zitten, jullie!” Margot wees op de bar.
Het eten smaakte prima: aardappelen, zomerworteltjes en witlofsalade. Geen vlees, wel een lekkere jus. “Waarom geen vlees, Margot?” Joline keek haar aan. Margot haalde haar schouders op. “Jij eet toch niet zoveel vlees? En Kees went er maar aan.” “Ik zit er niet zo mee, dames. Ja, vlees is best lekker, maar een dagje zonder overleef ik wel, hoor. En desnoods rij ik morgen tussen de middag wel even langs de firma met de grote letter M…”
Verder kwam ik niet; Joline’s ogen stonden meteen in de stand ‘laserstraal’. “We hadden het over vlees, meneer mijn echtgenoot. Niet over die substantie die men in het zojuist genoemde etablissement tussen de broodjes propt. Jij mag daar alleen eten als je iemand op het parkeerterrein van die tent ongenadig op z’n zielement geeft en daarna laat arresteren. Goed begrepen?” Ik gniffelde. “Dan heb ik daar nog een maaltijd te goed, schat.”
“Hoezo?”
“Nou, toen ik een gesprekje met een zekere de Rooij had, heb ík daar niet gegeten, hoor. Jij wel, samen met Wilma en Fred.” Ze mopperde: “Irritante betweter…” wat de zussen deed grinniken. “We zullen binnenkort wel eens een paar hamburgers maken, Kees. Zullen beter smaken dan die lappen leer bij de Mac.” “Fijn plan, lieve dames. Tot zover het onderwerp ‘vlees’. Hebben jullie wel een dessert?”
Charlotte knikte, liep naar de keuken en kwam met een puddingvorm aan. Ze zette er een bord op, kieperde het geheel om en haal de vorm weg. Toen stond er een mooie vanillepudding op het bord. “Zo. Die is prima gelukt, al zeg ik het zelf.” Lot keek tevreden. En een hap later kreeg ze van drie kanten complimenten: de pudding smaakte heerlijk! “Die komt in de receptenklapper, Lot! Meid, wat is dit lekker!”
Ze lachte even, maar meteen verstrakte haar gezicht. “Een recept van mijn moeder, Joline. Wil jij die wel in je receptenklapper hebben?” Joline boog zich naar haar toe. “Lot… en dat geldt ook voor Margot: Sommige andere recepten in de klapper hebben óók een nare historie of komen van lui af die geen knip voor de neus waard zijn.
Eentje daarvan weet ik sowieso: het recept van ‘hangop’. Komt van een vrouw uit het geboortedorp van mijn grootmoeder Sietske. Dat scheen een kreng van een mens te zijn met een vent die overtuigd NSB-er was. Maar ze kon heerlijk koken, en mijn grootmoeder, toen nog een jong meisje, had haar, nog in de oorlog, om het recept gevraagd. Mijn overgrootmoeder was witheet toen ze er achter kwam… totdat ze het proefde. En uiteindelijk kwam het recept wél in de klapper terecht. Want de attitude van een persoon proef je niet.”
Ondanks het beladen onderwerp giebelde Joline. “En wie weet: had betrokken dame dat recept ook wel ergens anders opgedoken.” Ze keek Charlotte aan. “En een ander voorbeeld zijn de oliebollen van Wilma. Fred en Wilma vierden afgelopen Oud en Nieuw bij ons. En Wilma bracht twee grote zakken mee: oliebollen en appelflappen. Héérlijk! ‘Recept van mijn moeder’, zei ze erbij. Nou dat namen we voor kennisgeving aan, niks mis mee, toch?
Totdat we ergens in April pas hoorden dat de moeder van Wilma na een gillende vechtscheiding vertrokken was. Nadat ze jaren lang het gezin had geterroriseerd… Zoals Fred eens opmerkte: ‘Ze had maar één goeie kant: haar rug. Want die was zichtbaar als ze opdonderde.’ Ondanks dat waren die oliebollen en appelflappen heerlijk.”
Joline keek mij aan. “We moeten Wilma nog steeds om het recept vragen, Kees.” Ik knikte, zonder commentaar. Nu even geen geintjes. Lot en Mar keken nog steeds twijfelend.
Joline legde een hand op hun handen.
“Luister schatten… Als die pudding in de receptenklapper komt, als dat ten minste mag van jullie, en wij gaan over twintig jaar die pudding weer eens eten, denken we aan twee lieve meiden. Die we uit de shit mochten trekken en waar we veel van houden. En onze twee drielingen ook: die kennen jullie als ‘tante Mar’ en ‘tante Lot’. Nog steeds lieve meiden, waar onze zes irritante rot-pubers altijd bij terecht kunnen en uit kunnen huilen als ze weer eens op hun falie hadden gekregen van hun strenge Pa of blonde bitcherige Ma.” Bij de laatste zin brak er een brede glimlach door op de gezichten van de zussen.
“Ja, bij dat laatste heb ik wel beeld, geloof ik”, giebelde Margot. “Die blonde bitch…” Joline hief haar hand op. “Pas jij een beetje op, Margootje?” Lachend besloten we de maaltijd. De zussen werden naar de bank verbannen. “Jullie hebben gekookt. Dan wassen wij af en maken koffie, oké?” En droogjes voegde ik er aan toe: “En denk er aan: zitten! Handjes thuis!” Twee ondeugende blikken kwamen mijn kant uit. “Hoor hem…”
Even later kwamen we ook de kamer in, met de koffie en voor mij een beker warme melk. “Zo. Nog even lekker onderuit zakken, dames. En daarna gaat deze jongen in z’n bedje. Als jullie daar nog niet aan toe zijn: prima, maar zoals ik daarstraks al tegen Joline zei: ‘deze weken sta ik 24/7 op aan’. En da’s best vermoeiend.” Margot knikte. “Snappen we, Kees. Geen punt.” Kortom: een half uurtje later lag ik in bed. Joline bleef nog met de zussen kletsen. Ook prima. Waarschijnlijk kon ze een kanon naast me afschieten als ik eenmaal sliep…
Donderdagochtend werd ik een kwartier voor tijd wakker… In een leeg bed! Geen Joline, wel een briefje op haar kussen. ‘Ik slaap vannacht wel bij Mar en Lot, Kees. Jij ligt al heerlijk te zagen…’ Ik gniffelde. In slaap vallen als Kees Jonkman de motorkettingzaag op hoog vermogen laat loeien is wat moeilijk… Enfin, er uit, kopje thee maken voor de dames. Wakker was ik al.
Tien minuten later klopte ik aan “Lieve dames… Het is bijna opsta-tijd. En om dat enigszins te verzachten heb ik hier lekkere thee.” “Kom maar binnen, Kees.” Op het bed zag ik een blond hoofd tussen twee bruine krullebossen. “Goedemorgen dames… Lekker geslapen?” Drie knikjes. “Ja. Vanaf een uur of één.” Joline giebelde weer eens. “En daarvoor hebben we nog twee uur leuke dingen gedaan, Kees.”
Ze kwamen overeind: drie mooie dames in nogal doorschijnende nachtponnetjes. Ik gaf Joline een zoen. “Dat mag, meiden. Dat was part of the deal, toch?” Ook Margot en Charlotte kregen een lange zoen en Lot zei: “Dank je wel dat dat hier mag.” Ik keek haar aan. “Ik weet van mevrouw Jonkman dat ze vreselijk van jullie geniet, meiden. En als ik jullie zo bekijk is dat wederzijds.” Twee knikkende hoofden. “Mooi. En ik heb heerlijk en lang geslapen, vandaar dat ik wat vroeger wakker was. Mag ik mijn kopje thee in jullie charmante gezelschap nuttigen?”
Margot schoof iets op. “Kom er maar bij, Kees.” Ze tilde het dekbed op en in de gauwigheid had ik even uitzicht op een lang been in nylon. “Ohlala dame… Dat zag er best wel sexy uit!” Margot giechelde. “Ja. Dat vond Joline vannacht ook… Toen ze lekker tussen mijn benen lag.”
Joline knikte. “En dat was heerlijk, schat. Je hebt heerlijke benen om tussen te liggen.” Even zweeg ze en ging toen zachtjes verder: “En een heerlijk poesje.” Margot kleurde even en keek naar mij. “Wat vind jij ervan, Kees?” “Ik vind dat Joline groot gelijk heeft. Ik heb jouw poesje nu een paar keer geproefd en ik ben er in geweest: inderdaad heerlijk.” Ik kreeg een stomp van Margot. “Dat bedoel ik niet, gek. Wat vind jij ervan dat Joline hier geslapen heeft?”
Ik keek haar glimlachend aan. “Lieve Margot: ik vind het prima. Ze heeft mijn toestemming, jullie hebben mijn toestemming. Als Joline het niet prettig vindt, is ze groot en wijs genoeg om dat jullie duidelijk te maken. En vice versa. En ik weet dat ze het heerlijk vind om ook met jullie te vrijen. En voor de duidelijkheid: Joline is niet mijn eigendom.”
Joline knikte. “En zo is dat, meiden. Bovendien… Wie vroeg aan jullie of ze bij jullie kon slapen omdat er een soort dieselaggregaat in mijn bed lag? Volgens mij was dat Joline Jonkman – Boogers. Of niet soms?” Charlotte giebelde en keek mij ondeugend aan. “Ja, dat aggregaat hebben even gehoord, gisteravond.” Ik gromde: “Wacht maar tot je Fred hoort snurken, dan piep je wel anders, Lot.” Joline snoof. “Jullie ontlopen qua snurkvolume elkaar niet zoveel, schatje. In ieder geval gisteravond niet. Sjongejonge… Enfin, toen heb ik van de nood maar een deugd gemaakt.”
Ondertussen was de thee op en trapte Joline het dekbed naar onderen. “Dames… en Kees: er uit!” Ik keek naar drie mooie vrouwen in best wel sexy nachtgoed. “Even wachten dames… Dit is best wel een mooi uitzicht op de vroege morgen. Kan ik van genieten!” “Dat zal best Kees, maar we gaan nu écht douchen en aankleden.” Margot streelde met een in nylon gehulde voet even over mijn been. “Zo. Genoeg genoten. Er uit en douchen!”
Ik keek sip. “Ik had juist plannen om de directie van DT te bellen met de mededeling dat we ziek waren…” “Die hoef je niet te bellen, Kees. Of vind je het leuk om jezelf aan de telefoon te hebben?” Joline klonk nuchter. Ik zuchtte maar weer eens.
Douchen en ontbijten; Joline en de zussen reden even later weg richting Gorinchem. Ik bleef nog even thuis: mails lezen en verdelen. Vanuit Amsterdam bleef het stil. Meneer Duyvestein had óf bakzeil gehaald, óf was aan het broeden op vervolgstappen. En anders zijn juridische afdeling wel…. Om acht uur stapte ik in de auto en reed de twintig minuten naar het lasbedrijf. Van daaruit zou ik rechtstreeks naar Utrecht, naar de verdediging van Angelique, rijden. Dus een net pak achter in de auto. Bij die lassers was wel een omkleedruimte; hard nodig in die business…
Gerben had weinig bijzonderheden te melden en liet me de installatie zien. De warmtewisselaars zaten op hun plaats, de meeste leidingen ook. Meneer van Meel zei dat men waarschijnlijk vrijdag halverwege de middag gereed zou zijn. “En dan kunnen we volgende week testen en inregelen, meneer Jonkman!”
Tijdens de koffie complimenteerde ik de monteurs met hun vlotte werk. “En het ziet er bijzonder netjes uit, heren! Keurig afgewerkt, de gaten netjes dichtgepleisterd, leidingen keurig in lijn… vakwerk!” Meneer van Meel trok wat met z’n mond en ik keek hem vragend aan. “Onze directeur heeft ons nogal dringend iets medegedeeld. Letterlijk zei hij: ‘Ik wil nul komma nul klachten; jullie leveren vakwerk af. Ik wil niet dat mijn bedrijf een slechte naam krijgt bij Developing Technics!’ Nou, dan weet je het wel…”
Ik gniffelde en keek Gerben aan. “Wat vind jij er van, Gerben?” Hij grinnikte. “Met zo’n opbeurende speech zou ik ook keihard werken, Kees. Maar zonder dollen: hier is inderdaad vakwerk geleverd. Dit wordt een hele nette installatie. Zelden zo netjes zien werken.”
Meneer van Meel keek tevreden, de andere medewerkers ook. Ik stak m’n duim op. “Goed om te horen! En niet alleen DT is tevreden als jullie goed werk afleveren; dit lasbedrijf zelf natuurlijk ook. En via dit bedrijf komt het wellicht ook Damen Shipyards ter ore; ze zijn een van hun toeleveranciers. Wie weet…” Achter me hoorde ik plotseling: “Da’s goed om te weten meneer Jonkman! Dus mensen: vandaag er weer keihard tegenaan! Degene die er met de pet naar gooit mag dat gaan uitleggen bij directeur, daar zorg ik hoogstpersoonlijk voor!” De stem van de werkvoorbereider, meneer van der Zee. Die nogal zelfgenoegzaam keek. Het gezicht van meneer van Meel veranderde op slag en de rest van de medewerkers stond op en ging zwijgend richting productiehal.
Gerben’s gezicht was ook nogal gesloten en ik dacht er het mijne van. Terwijl we even later door de hal liepen vroeg ik zachtjes aan Gerben: “En wat denk jij van meneer de werkvoorbereider, Gerben?” Hij keek minachtend. “Loop even naar buiten.” Zwijgend liepen we naar een binnenplaatsje van het bedrijf. Gerben keek me aan. “Van der Zee moet je op een kantoortje opsluiten en ’s avonds om 5 uur weer vrijlaten, Kees. Wát een lul. Het enige wat hij gisteren heeft gedaan is, áls hij al de productiehal in kwam, lui uitfoeteren. Meneer heeft blijkbaar ogen met ingebouwde verrekijkers en laser-waterpassen: van beneden af bleek hij te kunnen zien dat er een buis niet helemaal in lijn was gemonteerd.
Ondanks dat meneer van Meel hem garandeerde dat het wél zo was. En toen een van de monteurs tegen hem zei dat hij zelf maar moest komen kijken, op zeven meter hoogte, zei meneer doodleuk dat zelfs zijn dochtertje van zeven jaar kon zien dat de bewuste buis slordig gemonteerd was. En ik ben zelf naar boven geklommen Kees. Die buis zat perfect.” Ik knikte. “Ik meende al te zien dat hij niet lekker in de markt lag. Bij van Meel niet, maar ook niet bij de monteurs.” Ik keek hem aan. “En jij, Gerben? Heb jij de heren ook alleen maar vanaf deze vloer zien ploeteren?”
Hij schudde het hoofd. “Ik heb tegen van Meel gezegd dat ik waar nodig ook kon helpen. Ja, ik moet de grote lijnen in de gaten houden, zorgen dat één en ander conform specificaties gebouwd wordt, maar ook ik heb op de steiger staan beulen, hoor. Die lange buizen zijn best zwaar, kan ik uit ervaring vertellen…”
Ik grijnsde. “Doet me denken aan die week ‘strafkamp’ die ik kreeg toen ik eens met een slecht rapport thuiskwam. Mijn moeder is bouwkundig ingenieur en ik moest na een slecht kerstrapport een week lang met haar mee naar een van haar projecten. Ik heb een week lang lopen opperen en kloteklussen doen. In de kou; het vroor nog net niet, maar regende. Je kent het wel: zo'n miezerregentje wat weinig voor lijkt te stellen, maar je na een uur doornat en ijskoud maakt. En op de vrijdagavond na die week vroeg mijn moeder wat ik wilde: voortaan m’n best doen op het Atheneum of overstappen naar het VMBO om de rest van m’n leven keihard met mijn lichaam te werken… Toen wist ik het wel. Het Paasrapport zag er een stuk beter uit, dat kan ik je wel vertellen!”
Gerben grinnikte.
“Prima levensles, Kees. Slimme moeder heb jij.” Ik knikte. “En een even slimme Pa. Want die nam me een dag later mee naar zijn werkkamer. Hij is binnenhuisarchitect. En hij maakte me duidelijk dat op het moment dat je wel de hersens hebt om te studeren maar er te beroerd voor bent, je in feite een enorme trap onder je hol verdiende… En daarna zei hij: ‘Jongeman, de mensen die dag-in-dag-uit op de bouwplaats lopen te zwoegen… voor sommigen is dat het hoogste wat ze kunnen bereiken. En daar heb ik diep respect voor. Maar lui die er vroeger de kantjes van af liepen en uiteindelijk ‘maar’ op de bouwplaats, in een magazijn of als stratenmaker zijn geëindigd: ze doen heel stoer en zo, roepen dat ze bloedhekel hebben aan stropdassen, maar hebben hun hele leven spijt van hun lamlendige houding als puber. En dat, jongeman, wens ik jou niet toe!’ En twee jaar later haalde ik mijn diploma. Summa cum laude.” Gerben knikte. “Mooi verhaal man…”
“Levensles nummer één voor de jonge Kees Jonkman.” Ik grinnikte. “Toen bijzonder hard nodig. En man, wat heb ik geslapen die week… Ik kwam compleet kapot thuis. En de volgende ochtend werd ik bijna aan m’n haren uit m’n bed gesleurd door mijn moeder. “Hé lui varken! Wakker worden, goed ontbijten en met mij mee! Aan het werk!” Ontsnappen was er niet bij.
En mijn zusjes maar lachen, de krengetjes…” “Je zusjes?” Ik knikte. “Ja. Een tweeling, drie en een half jaar jonger dan ik. Altijd super-populair en toen al razend knap. Altijd een school vriendinnen om hen heen terwijl ik een einzelganger was. In de 4e en 5e klas had ik als bijnaam ‘klassenerd’, omdat ik na die week ‘bouwvakvakantie’ altijd met school bezig was. Geen fijne periode…”
Ik keek hem aan. “En hoe kwamen we hier ook alweer op? Oh ja, jij hebt ook lopen buffelen daarboven. Dit in tegenstelling tot meneer van der Zee dus. Ga jij hem vertellen dat hij…” Gerben schudde zijn hoofd al. “Nee, hoef ik niet te doen. De jongens zaten gisteren na het werk nog even uit te puffen, wat te drinken en een sjekkie te roken en hun gal te spuwen. Van der Zee was toen al weg.
Meneer van Meel zei dat hij wel naar de directeur ging om een en ander te vertellen. ‘Dat hoort ook bij mijn taak als voorman’, zei hij. Ik knikte. “Klopt. Als direct leidinggevende moet je soms je mensen aansporen, motiveren, op hun flikker geven desnoods, maar je moet ook voor hen opkomen als iemand anders de zaak voor hen verkloot of met de eer wil gaan strijken. Slecht nieuws moet door de directie verteld worden, goed nieuws door de direct leidinggevende. Een citaat uit een of ander duf managementsboek waar onze directeur, Theo regelmatig uit citeert…”
“Nou dat boek heeft meneer van der Zee niet gelezen óf hij begreep de tekst niet. Enfin: meneer van Meel neemt die klus op zich. Gelukkig maar, want ik begon me al af te vragen of ik iets moest gaan zeggen.” Ik klopte op zijn schouder. “Het is hún bedrijf, Gerben. Pas escaleren als het écht uit de klauwen loopt. En meneer van der Zee en ik zijn geen vrienden; hij heeft me gewoon voor staan liegen. Tot twee keer toe. Ja, hij heeft z’n excuses aangeboden, maar ja… woorden kunnen ook zonder betekenis uitgesproken worden.”
Ik keek hem aan. “Hou je maar rustig. Meneer van Meel regelt dit wel, daar ben ik van overtuigd. Goeie vent. En desnoods zetten wij maandag, als het systeem helemaal is getest, een verhaaltje op papier voor de directeur waarin we meneer van Meel en zijn ploegje de hemel in prijzen en meneer van der Zee helemaal niet noemen..."
Ik keek op m’n horloge. “Ik ga me even omkleden Gerben. Vanmiddag moet ons juridisch genie, jou welbekend, haar titel ‘Meester in de rechten’ in ontvangst nemen. Waar…” Hij wees me een kleedruimte, achter de kantine. Ik haalde mijn pak op, kleedde me snel om. Handen wassen, kam door m’n haren… Netjes liep ik de kantine weer in, waar de heren juist aan hun boterham begonnen. “Eet smakelijk allemaal! Meneer van Meel, ik ga er van tussen. Een collega van DT studeert vanmiddag af, daar moet ik bij zijn. Morgenmiddag kom ik nog even langs, oké?”
“Prima, meneer Jonkman. Dan is de baas er waarschijnlijk ook.”
Ik knikte. “Tot zover heb ik alleen nog maar goeie dingen gezien hier!”
Eén van de monteurs wees op de Veteranenspeld. “U bent veteraan?” Ik knikte. “Bosnië en Afghanistan. Hoezo?”
“Ik ben ook veteraan. Ook Bosnië, Dutchbat II, YPR-monteur in Potocari.”
Ik keek hem aan.
“Ik ben van SFOR 9. YPR-chauffeur en Schutter Lange Afstand. In mijn tijd was het waarschijnlijk heel wat rustiger dan in jouw tijd…” Hij gromde. “Breek me de bek niet open. Maar gelukkig net op tijd daar weg, voordat daar de pleuris uitbrak…”
Ik kapte het gesprek af. “Sorry, ik moet weg. Maar wil graag nog eens met je verder kletsen!” Hij knikte. “Ik ook. Wil wel eens weten hoe het land er later uitzag…”
“Doen we! Hetzij morgen, hetzij maandag, oké?” Een opgestoken duim was de reactie en ik vertrok. Héhé…
Meneer van der Zee had een volgend probleem. En dat probleem heette van Meel. En Gerben. Deze keer Kees niet.
In de auto gebuikte ik de tijd om even om te schakelen van installatiewerk, ijzervijlsel en de geur van een metaalbedrijf naar een academische omgeving. Angelique die haar dissertatie verdedigde… Hahaha… op een sinaasappelkistje achter haar spreekgestoelte. Ik zou me kapot lachen als er inderdaad een kistje stond. En haar er een aantal keren zwaar mee pesten. Maar Gien, de moeder van Angelique zou er ook zijn. Zo trots als een moeder maar zijn kon, denk ik.
Mooi voor haar: haar dochter waar ze zich zo veel voor had ontzegd nu met een academische titel, haar huis wat verbouwd en vergroot werd, een fijne aanstaande schoonzoon in de vorm van Henry… Ook bij hen was er binnen het afgelopen jaar één en ander ten goede gekeerd.
“Ik doe geen zaken met waarnemend directeuren. Geef mijn mail direct door aan Dhr. Koudstaal. Ik verwacht vandaag antwoord. Van hem.”
Geen aanhef, geen ondertekening, helemaal niks. Hork. Die kon z’n vet krijgen. Met iets meer power dan normaal typte ik het antwoord.
“Geachte heer Duyvestein. Zoals een oud Nederlands spreekwoord luidt: ‘Commandeer je hondje en blaf zelf.’ Ik zwaai momenteel de scepter bij DT. Dhr. Koudstaal heeft me uitdrukkelijk opdracht gegeven pas te bellen wanneer DT in brand staat. Zover is het nog niet. Als het dringend is wat u te roepen heeft, kunt u me bellen. Vriendelijke groet, Ir. C. Jonkman.’
Send.
Zo, nu weer verder met die verwarmingsinstallatie… Drie minuten later ging mijn telefoon. Hé, het nummer van Duyvestein! Die had blijkbaar zin in een confrontatie. Lekker laten wachten, Kees. Als het spannend is, belt hij nog wel een keer. Ik liet hem lekker bellen. Toen mijn telefoon zweeg, belde ik Fred.
“Hé maat. Kun jij mijn telefoon vandaag even in de gaten houden en alles opnemen?”
“Dat gebeurt standaard, Kees.”
Hij grinnikte. “Zeker bij jouw telefoon, vriend.”
“Mooi, want er is weer eens iets loos…”
Kort vertelde ik hem van de laatste mails uit Amsterdam.
Fred lachte. “En die lui denken DT een opdracht te kunnen ontfutselen?” “Hoho Fred, zover is het nog niet, hoor. Maar ik word een beetje pissig als DT op deze manier benaderd word door een of andere omhooggevallen boomkikker.”
Er klonk een grom aan de andere kant.
“Ik hou je in de gaten, meneer Jonkman. En je begrijpt natuurlijk wel dat, wanneer ik bespeur dat jij leuke dames uit Amsterdam aan het bellen bent, ik dat onmiddellijk doorgeef aan mijn charmante cheffin?”
“Ja hoor, doe maar. Hebben we vandaag reden voor goedmaaksex. Doei, Fred…”
Ik hing grinnikend op.
En nog geen drie seconden daarna ging mijn telefoon weer. Duyvestein. Nog maar een keertje laten wachten. Is goed voor ‘m. Na een aantal keren overgaan was het weer stil. Een minuut daarna ging het ding weer af.
“Developing Technics, met Kees Jonkman, goedemorgen.”
“Jonkman, je spreekt met Duyvestein. Waarom laat je mij zolang wachten?”
Ik ontplofte. “Wel verdomme, wie denk je wel die je bent? Denk je nou echt dat iedereen gaat rennen als jij iets roept?”
Het antwoord kwam meteen.
“Ja. In mijn bedrijf rent iedereen als ik iets roep, anders staan ze op straat. En dat verwacht ik van jou ook. Je hebt je titel deels aan mijn bedrijf te danken, Jonkman.”
Aha, hij herinnerde zich mij dus wél! Ik haalde even adem.
“Meneer Duyvestein, ik heb mijn titel niet aan jullie te danken hoor. Dat is een kwestie van keihard studeren geweest. En ten tijde van mijn stage bij jouw bedrijf een kwestie van heel vaak ruzie hebben met je financiële afdeling, als ze weer eens kwaliteits-componenten hadden vervangen door rommel uit China. Gelukkig zag mijn stage-begeleider wél in dat ik meestal gelijk had en heeft me een prima beoordeling gegeven. En gelukkig voor hem was hij vrij snel daarna ook bij jullie weg. Ik hoop dat hij nu in een bedrijf werkt waar hij wél op waarde wordt geschat. Maar goed, daar bel je natuurlijk niet over. Wat heb je op je lever? Rap graag, want ik heb het druk.”
Het was even stil; meneer had blijkbaar moeite om woorden te zoeken.
“Jonkman, je bent nog steeds een arrogante lul. Geef me het nummer van Koudstaal maar. Met hem doe ik zaken, niet met jou.”
Ik werd steeds kwader.
“Meneer Duyvestein, er zijn een paar zaken die je moet weten. Ten eerste is het ronduit onbeschoft om iemand alleen met z’n achternaam aan te spreken; dat doe je maar binnen je eigen toko. Ten tweede: als ik je het nummer van mijn directeur geef, wat ik niét doe, zou je ook weer mijn aangename stemgeluid horen; zijn telefoon schakelt automatisch naar mij door. En de directeur van DT is momenteel op een welverdiende vakantie met zijn echtgenote. Die ga ik niet storen omdat een concurrent gaat bang is om een opdracht mis te lopen en gaat dreigen met een proces. Dat soort telefoontjes krijgt hij regelmatig en is hij na drie minuten weer vergeten. Dus: nee, ik ga je niet zijn telefoonnummer geven waarop hij bereikbaar is. Je wacht maar tot hij terug is óf je doet zaken met mij. Goed begrepen?”
“Snotjong. Ik had je…”
Ik onderbrak hem meteen. “Wát zei je daar? Snotjong? Dat zou je niet durven zeggen als we recht tegenover elkaar stonden, meneer Duyvestein. Weet je wat? Probeer dat proces maar aan te gaan met je juridische afdeling van 5 mensen. Of zijn het er ondertussen meer? Zou me niks verwonderen, want die hebben het hartstikke druk met het afwimpelen van schadeclaims, natuurlijk. Ik ga ophangen, want ik heb het druk. Probeer me niet meer te bereiken, tenzij je wat nuttigs te melden hebt, anders doe ik aangifte wegens stalking.”
Ik hing op en liep naar de keuken. Tijd voor nog een bak koffie en even stoom afblazen. Wát een eikel… Terwijl de koffie doorliep ging de telefoon wéér. Potdomme… Op de display kijkend moest ik grijnzen. Fred.
“Hé krijger, zeg het maar…” “Kun jij voortaan een beetje beleefder zijn, Kees? Het is niet zo goed voor je netwerk als je de directie van een concurrent uit loopt te vloeken.”
“Netwerken is jouw ding, maat. Weet ik niks van.”
“Dat zijn digitale netwerken, sukkel. Geen feestjes van de KVK of zo. Maar je was weer lekker op dreef, Kees. Als Theo dit over drie weken hoort, ligt hij onder z’n bureau van het lachen.”
Ik bromde. “Ik hoop in ieder geval dat ik niet op hoef te draven bij mevrouw de groot-aandeelhoudster van DT voor billenkoek. Heb ik niet zo’n zin in.”
Het equivalent van een stoomtrein klonk: Fred’s manier om te grinniken, toen hing hij op.
Prima; Fred wist feilloos de momenten in te schatten voor een geintje. Had ik nu wel nodig gehad. Met een verse bak koffie naast me ging ik weer aan het werk. Tot negen uur, toen bereidde ik me even voor op een confrontatie met meneer van der Zee, de werkvoorbereider van dat installatiebedrijf. Ik nam me voor om zakelijk te blijven. Niet je frustratie en woede van het telefoongesprek van vanmorgen meenemen, Kees! Om tien voor tien parkeerde ik voor de deur van het lasbedrijf. Gelukkig nu meer plaats… Ik stapte uit en op dat moment parkeerde er een Mercedes naast me. De bestuurder stapte ook uit.
“Kees Jonkman?” Ik keek de spreker verrast aan. Die stak zijn hand uit. “Wim de Jong. Ik kom ook even kijken hoe de zaken ervoor staan, Kees.” Hij trok met zijn mondhoek. “En mijn werkvoorbereider wellicht een beetje beschermen.” Ik bromde wat en hij vervolgde: “Je hoeft hem niet op z’n nummer te zetten, Kees. Heb ik al gedaan. Kom, naar binnen.”
Ik schudde mijn hoofd. “Ik wacht nog even, meneer. Eén van mijn medewerkers komt ook zo.” “Oké, dan wachten we samen.” Een minuut later kwam de auto van Gerben aanrijden. Hij maakte kennis en we liepen naar binnen. Na een praatje met de voorman liepen we samen rond. Helm, veiligheidsschoenen en oorkappen waren hard nodig; het was een behoorlijk kabaal in de hal. Er werd geboord, gelast, gehamerd…
Even later kwam een andere man binnen. Nogal schuchter. Wim tikte op mijn schouder. “Even mee richting kantoor, Kees.” De andere man liep ook mee; dat zou van der Zee wel zijn. En dat bleek: even later schudden we handen. “Mijn verontschuldigingen, meneer Jonkman.”
Ik keek hem kort aan. “Ik neem aan dat dit niet meer voorkomt, meneer van der Zee.” Hij schudde zijn hoofd. “Mooi. Dan gaan we ongestoord door met dit project. Zand er over.” Na wat technische praat gingen we weer de herrie in. Wim nam een kwartiertje later afscheid. “Jullie rooien het wel samen, Kees?” Ik knikte en met een zwaai verdween hij.
Gerben en ik bleven de hele dag; ik praatte hem bij over het project en hij bleek een goeie observator te zijn. En niet bang uitgevallen; op een gegeven moment klom hij ook op een rolsteiger, zeven meter hoog, om een detail te bekijken. Tijdens de lunchpauze zaten we bij de installateurs in de kantine kletsten we samen. Van der Zee was er niet bij; die zat in een van kantoren achter zijn telefoon en at daar zijn brood op. Ik vroeg aan Gerben: “Ben jij in staat om dit project te managen?” Hij knikte. “Gaat lukken, Kees. Dit is een vrij kleine installatie, geen probleem.” Hij gniffelde.
“Ga jij je morgen maar weer aan je directietaken wijden.” Ik gaf hem een tik op z’n hoofd. Dezelfde als gisteren bij Margot: met de knokkels. “Au, verdomme! Ben je helemaal gek?” Eén vinger omlaag, vijf vingers omhoog. “Pak er maar vijf, Gerben. Nú!” De installateurs keken verwonderd.
“Wat…?”
“Als er bij ons iemand een krachtterm gebruikt, mag hij boete doen in de vorm van vijf keer opdrukken. En niet goed is opnieuw!” De voorman, meneer van Meel, keek naar zijn vijf mensen. “Hmmm…. Geen gek idee. Zouden we bij ons eens moeten invoeren!” “Dan lagen we vaker op de grond dan dat we aan het werk waren, van Meel! Ga je dat willen?”
Hij mopperde wat, maar werd uitgelachen. Ondertussen was Gerben klaar met boete te doen. “Zo, ik hoop dat je hiervan geleerd hebt, meneertje. Geen toespelingen op mijn huidige, tijdelijke functie. En ook niet richting mevrouw Jonkman, want dan krijg je een draai om je oren van je van omrolt. En voor de duidelijkheid: van háár.”
Hij gromde, terwijl hij over zijn hoofd wreef. “Ik had al wat opgevangen van Henk… Ik kijk wel uit. Ik blijf deze week wel hier. Wel zo veilig, geloof ik.” Van Meel keek vragend. “Uw echtgenote die klappen uitdeelt? Vertel eens, meneer Jonkman…”
Ik begon te lachen.
“Bijna een jaar geleden gingen wij samen even boodschappen doen. Voor de ingang van de supermarkt hingen wat jongens rond. Een stuk of tien, zo’n jaar of zestien, zeventien. Meer branie dan hersens. Deden geen stap opzij als iemand er aan kwam met een volgeladen boodschappenkar. Enfin wij willen naar binnen lopen en er worden wat seksistische opmerkingen richting mijn echtgenote, toen nog mijn vriendin, gemaakt. En voor hij het wist, klapte de leider van het zootje ongeregeld tegen de grond met pijn in z’n oor. Vervolgens stond er een lange blonde furie over hem heen die beloofde hem bewusteloos te mappen als hij verder commentaar had. Even later was het clubje verdwenen. Héél gek…”
“Zouden meer mensen moeten doen”, was het commentaar van een van de installateurs. “Ouders zijn momenteel veel te soft voor de kinderen. Het zijn allemaal prinsjes en prinsesjes. Incasseringsvermogen is nul komma nul en het woord ‘Nee!’ begrijpen ze niet.” Ik knikte. “Met jou kan ik praten. Ook al hebben wij nog geen kinderen.”
Even daarna stond meneer van Meel op. “Kom kerels. Aan ’t werk. Vandaag wil ik het inlaatgedeelte gereed hebben, tot de warmtewisselaars. Die wil ik er morgen in- en aansloten hebben.” Zonder gemekker stonden de heren op en wij liepen ook mee. Ik keek het werk nog een uurtje aan, liep met Gerben samen de hele installatie door, toen vond ik het wel welletjes. “Morgen sta je op eigen benen, Gerben. Ben ik in Gorinchem. Als er wat is, of als iets niet duidelijk is, kun je bellen of appen, oké?” Hij knikte. “Mooi. Loop zo even mee naar buiten.” Ik nam afscheid van de harde werkers. Dat moest ik in de productiehal bijna schreeuwend doen; meneer van Meel zwaaide.
Samen met Gerben liepen we naar buiten. “Luister Gerben: Zo te zien is van Meel een prima vent. Maar hou van der Zee in de gaten. Ik denk niet dat hij ons nog een loer gaat draaien, maar je weet nooit.” “Maak je niet dik, Kees. Ik heb wat ervaring met dat soort lui. Ik bel wel als er wat is. Mazzel!” Ik stapte in de auto en reed het kleine stukje terug naar Veldhoven.
Meteen maar boodschappen doen, dan hoefde Joline niet. Of de zussen; in ieder geval zouden de dames koken. Voor de supermarkt belde ik Charlotte. “Hé Lot, Kees hier. Wat willen jullie eten vanavond? Ik sta nu voor de supermarkt.” “Poe… Verzin maar iets leuks, Kees. We maken er wel wat van. Mar en ik koken vanavond.” “Oké. Ik vis wel wat uit het schap. Tot straks!” Naar binnen… Oké, loopgroep vanavond, dus het moest niet te ‘zwaar’ zijn. Dus: pasta en sla. Het dessert maakte ik wel: chocolademousse. Thuis wijdde ik me aan het dessert: chocoladepudding mengen met slagroom en opkloppen tot een luchtig geheel. Verdelen over vier schaaltjes en deze als de bliksem in de koelkast.
Toen pakte ik de bugel. Nog weinig gestudeerd deze week! En donderdag moest ik weer bij Greet verschijnen… Of niet? Voor de zekerheid maar even bellen. Ik draaide haar nummer.
“Met Greet Zwart!” Ze klonk opgewekt, gelukkig.
“Hoi Greet, Kees hier. Hoe is het met Anita?”
Ze lachte. “Jij wilt natuurlijk weten of je donderdag op moet draven? Het antwoord is ‘prima, Kees’. Ik ben nu nog even mantelzorger voor die schat hier naast me, maar vanaf vrijdag gaan we op vakantie. Drie weken naar…”
Ik kon het niet laten en onderbrak haar. “Lesbos?”
Het was even stil, toen hoorde ik Anita schateren, gevolgd door een gepiept ‘AU, verdorie!”
En een boze Greet die snauwde: “Majoor Jonkman: je bent een botte, vrouw- en lesbo-onvriendelijke zandhaas. En voor de duidelijkheid: wij gaan heel braaf naar een zomerhuisje bij Garderen. Eigendom van goede vrienden van ons. Over een maand verwacht ik je op donderdag weer in de kerk. Je krijgt per mail nog wel huiswerk van me.”
Ik protesteerde. “Hé, echt niet, wachtmeester! Jij vakantie, dan ik ook vakantie!”
“Niks ervan. Jij hebt je vakantie al gehad, majoor! Toen lag je in Scandinavië te rollebollen met je kersverse echtgenote. Het arme wicht.”
“Daar weet jij als volbloed lesbienne he-le-maal niks van, wachtmeester.”
De stem van Anita klonk. “Houden jullie even op? Jullie maken me aan het lachen en dat doet nog steeds verrekte pijn, Kees!”
“Sorry Anita, het spijt me. Maar af en toe moet ik die vriendin van je even naar rechts richten.”
Er klonk een brom van Greet. “Dat doe je maar in je eigen tijd, majoor. En hou je mail maar in de gaten.”
Ze verbrak de verbinding en ik grinnikte. Er zou huiswerk komen, dat wist ik zeker. Nou ja… elke avond Clarke spelen ging ook vervelen.
Toen pakte ik de bugel. Toch maar een halfuurtje spelen. Lekker alles van me afblazen, met name de communicatie met Duyvestein. Even later klonken Regula Mühlemann en Kees Jonkman samen door het appartement. Ja, lekker ‘een moppie toeteren’ en niet studeren. Soms nodig… Rond kwart over vijf een appje van Charlotte. “17:30 thuis! En honger!” Nou ja, dan zet ik de pasta maar alvast op. Hebben de dames een dagje geen kook-dienst. Daarna was ik druk in de keuken bezig: pasta in het kokende water, saus maken, vlees braden, groenten snijden…
En om half zes hoorde ik de voordeur en kwamen drie dames binnen. “Zo Kees… Jij bent goed bezig! Ik dacht dat wij zouden koken vandaag!” Margot keek in de keuken. “Oh… Dát ruikt lekker! Ik denk dat ik vanavond niet veel presteer bij de loopgroep!” Ik keek haar aan. “Ergens vanavond gaat deze uitspraak tegen je gebruikt worden, dame. Je doet het maar rustig aan met die pasta.” Hoe dan ook, even later zaten we lekker te eten, na een waarschuwing van Joline.
“Meiden, rustig aan met opscheppen, anders ligt dit kostelijke voedsel over een uurtje ergens langs het cooperparcours. Ik ken die trainer ondertussen een beetje.” Ze keek me waarschuwend aan. “Je doet het maar eens een beetje rustig aan, Kees! Het is ten slotte vakantie.”
“Ja schat, goed schat. Dat compenseer ik vanavond in bed wel, schat…” Een drievoudige boze blik was het antwoord. Na één bordje pasta ruimde ik de borden op. “Omkleden, dames. De rest komt na het lopen, evenals het dessert. Gaan we nu niet aan beginnen.” Lot stond op, ruimde mee op en trok de koelkast open.
“En wat is het… Ohhhh! Lekker!” Ik zag dat ze een vinger in een van de schaaltjes doopte. De vinger werd smakkend afgelikt. “Daar krijg je ernstig spijt van, Lotje. En het schaaltje waar jij met je smerige tengels in hebt zitten roeren, is straks voor jou, denk er aan!” Ik smeet de koelkast dicht en leunde er met m’n rug tegenaan. “Omkleden Charlotte Bongers! En rap! Vanavond ben je bij terugkomst helemaal gesloopt, dus zorg maar dat je snelle loopkleren aan hebt. En of je straks nog zin hebt in een toetje… Ik denk het niet!”
Ze keek sip, kwam toen vlak voor me staan en zei met een lief stemmetje: “Kan ik u niet op andere gedachten brengen, trainer? Normaal bent u best aardig voor me…” Ze maakte langzaam twee knoopjes van haar jurkje open. “Wegwezen! Omkleden! Joline, zeg er wat van! Lot staat me hier gewoon te verleiden!” Droogjes kwam uit de voorkamer: “Ja, én? Dan hebben wij er ook lol van. Hoeven we niet zo achterlijk hard te rennen en zo. Lot, als je de kans krijgt: trek hem maar in bed, hoor! Hoeven we niet dom te rennen.”
Ze knipoogde naar me. “Tenslotte heeft hij alleen maar een stel installateurs op de vingers staan kijken vandaag. Geen poot uitgestoken natuurlijk…” Ik gromde. “Mevrouw Jonkman… Pas op jij!” Éven later waren we omgekleed; alle vier in korte broek en T-shirt. “Loop maar voor me uit, dames. Heb ik ten minste een leuk uitzicht.” Margot keek ondeugend. “Ja, nu wel. Straks ren jij voor ons uit. Hebben wij een leuk uitzicht. Nietwaar, meiden?”
We liepen de deur uit, lift in en beneden op een sukkeldrafje richting verzamelplek. Daar stonden drie mensen: de manager van Philips, Linda en… Ben! Ik zag Lot even schrikken, maar ze herstelde zich meteen. “Hoi lui… Nog niet aan vakantie toe?” Linda schudde haar hoofd. “Nee, Kees. Over twee weken gaan we pas weg. Ik heb wel vakantie, maar eerst twee weken lekker ontspannen thuis rondhangen.”
“Nou, vergeet het ‘hangen’ maar, Linda. Dat doe je maar in je eigen tijd. Oké lui… een rondje warming up. Daarna gaan we eens aan het werk.” Na het eerste rondje volgden er nog tien. In een wisselend tempo, met tussendoor nog wat oefeningen voor armen en rug. Nogal hijgend stopten we uiteindelijk om acht uur en namen Linda en de man van Philips afscheid..
“Ik denk… dat ik een… week eerder op… vakantie ga, Kees”, hijgde Ben. “Meer trainen, Ben. Je hebt tijd zat nu je school ook vakantie heeft.”
Hij bromde: “Ja, dat denkt iedereen. Docenten hebben zeeën van vakantie… Vergeet het maar, Kees. Deze week heb ik elke dag zitten vergaderen met collega’s. Vanaf half negen tot vier uur ’s middags, onafgebroken. Roostervergaderingen, nieuwe leermethodieken, de nieuwe regeltjes uit Den Haag, en een gesprek met een stel ouders die persé wilden dat ik hun kind in de vakantie bijles gaf…
En toen ik zei dat ook een wiskundeleraar recht had op vakantie, keken ze me aan alsof ik plotseling Swahili sprak. “Jullie leraren bársten van de vakantie! Ga deze zomer maar een keertje niét naar Gran Canaria.” Enfin, na die opmerking heb ik ze minder vriendelijk maar bijzonder dringend verzocht mijn lokaal te verlaten…”
“Sorry dan voor mijn opmerking, Ben. Ik had het kunnen weten.” Hij knikte en keek naar Lot. “Charlotte, kan ik nog even met je praten?” “Wij gaan dan alvast richting huis, Lot”, zei Joline. Charlotte knikte en draaide zich naar Ben. “Kom, dan lopen we dat rondje nóg een keer. Alleen dan wandelend.” Margot keek tijdens de wandeling naar huis een paar keer om. “Maak jij je zorgen, Mar?” Ze keek twijfelend. “Aan de ene kant niet, maar aan de andere kant…”
Joline legde haar arm om het meisje heen. “Jouw zus zit ondertussen redelijk stevig in het zadel, Margot. Net als jij. Als Ben gekke dingen wil doen, is zij uitstekend in staat om van zich af te bijten, dat weet je net zo goed als ik. Maar volgens mij is die zorg onterecht. Weet je nog wat Ben’s moeder tegen hem gezegd had? ‘Als jij Charlotte kwaad of verdriet doet, heb je een probleem, Ben.’ Die kijkt wel uit.” Thuisgekomen zette ik de pasta in de magnetron. “Zo. Avondmaaltijd, tweede deel. Inclusief dessert deze keer.” Toen de magnetron piepte hoorde ik de voordeur: Lot. Die kwam met een glimlach naar binnen.
“We hebben wat uitgepraat, mensen. Uiteindelijk ging het voor Ben ook wat te snel. Ja, het is een aardige vent en volgens mij vindt hij mij ook wel leuk, maar een relatie? Hij was geschrokken van onze geschiedenis. Heeft daar een aantal nachten over liggen prakkezeren. En zag er tegenop om bij tijd en wijle therapeut te zijn. ‘Dat moet ik op school al genoeg zijn, Charlotte. Voorlopig nog even geen relatie, het leven is al moeilijk genoeg.’
Toen zei hij: ‘Met name op de dinsdagavond…’ En moesten we allebei vreselijk lachen. Enfin, we hebben met een net zoentje afscheid genomen; volgende week is hij op vakantie voor een aantal weken.” Ze keek opgelucht. Joline legde haar armen op Lot’s schouders.
“Goed, dame. Nu weten we dat Ben geen last heeft dat jullie geen stelletje geworden zijn. Maar ik heb nog niks gehoord wat dat met jou doet…” In gedachten gaf ik Joline een dik compliment. Lot had inderdaad verteld over Ben. Niet over zichzelf. Ik zou daar compleet aan voorbij gegaan zijn…
“Geen zorgen over maken, Jolien. Ik had buikpijn toen Ben en ik die zondagmiddag op zijn bed lagen. En de dagen erna, totdat ik er een einde aan maakte. Een uur later was de buikpijn over. En toen hij net vroeg om even te praten, sloeg de buikpijn meteen weer toe. En die is nu voorbij, gelukkig!” Ze lachte voorzichtig. Margot sloeg haar armen om haar zus heen. “Ik ben blij voor je, zusje.”
Joline wenkte me naar de slaapkamer. “Laat die twee maar even alleen, Kees. Quality-time voor twee zussen.” Ik knikte. “Jij was zojuist beregoed bezig, schat. Door Lot haar verhaal heen prikken en vragen hoe het met háár was…”
Joline glimlachte. “Dank je wel. Halverwege het verhaal over Ben voelde ik dat ik het moest vragen. Maar gelukkig is ze er nuchter onder. En ze heeft een goeie therapeute. Margot heet ze.”
“Vlak die andere ook niet uit… Die heet Joline.” Ze lachte me toe. “Dank je wel. Da’s lief.” Ik wees naar de woonkamer. “Zullen we weer…?” Joline schudde haar hoofd. “Nee. Zij quality-time, dan wij ook…” Ze trok me naar zich toe. “Even lekker zoenen met jou, Kees.” “Niks op tegen, schat. Zelfs niet in trainingspak.” Joline reageerde door me te kussen, zodat ik niets meer kon zeggen. Haar tong gleed over mijn lippen, ze duwde zich tegen me aan. Na een lange, intieme, zoen liet ze me los. “Jij zoent heerlijk, Jolien. Dat mag uren duren…”
Ze keek zelfverzekerd. “Dat weet ik natuurlijk al lang, maar… ik heb honger! Kom, we gaan die twee zussen even lastig vallen.” In de kamer vonden we Mar en Lot op de bank. Armen om elkaar heen, tegen elkaar aan leunend. Lot keek Joline aan. “Dank je wel, Jolien. Voor je steun, zonet. Had ik even nodig, ook al had ik dat eerst niet door.” ‘Joline knipoogde. “Graag gedaan Lot. Gaan we eten, jongen en meiden? Dit meisje heeft ondertussen behoorlijk trek en de pasta is opnieuw warm. Dus…”
Het eten ging er goed in. Toen ik schaaltjes met het dessert pakte ging het schaaltje waar overduidelijk een vinger in had gezeten richting Charlotte. “Alsjeblieft, Lotje. Als het schaaltje nog langer in de koelkast had gestaan, hadden we een prachtige groene bacteriekweek op mijn met veel liefde bereidde chocolademousse kunnen aanschouwen. Omdat jij er met je smerige tengels in heb gezeten. Smakelijke voortzetting.” “Je kunt beter spreken van ‘smakelijke voortplanting’, Kees. Want daar zijn die bacteriën natuurlijk druk mee bezig…”
Margot giechelde, Joline en Lot keken vies. Ondanks dit intermezzo smulden de dames van het dessert en ik kreeg complimenten. Daarna gingen we douchen. Tijdens het afdrogen zei Joline: “Wat doen we vanavond met de meiden, Kees?” Ik haalde de handdoek van mijn hoofd. “Moeten ze aangeven, schatje. Als zij samen willen knuffelen, moeten ze dat lekker doen. Als ze jou erbij willen hebben slaap ik wel in een van hun bedden. Maar ik wil vannacht in ieder geval goed slapen, schat. En ja, dat klinkt natuurlijk ongeloofwaardig uit de mond van een vent, maar deze dagen hakken er best in. Al dat, en dat is geen geintje, ‘directiegedoe’… Ik sta 24/7 op ‘aan’ en dat is vermoeiend.”
Ze keek me nauwlettend aan. “Dan gaan wij vanavond lekker vroeg slapen, meneertje. Geen leuke spelletjes vannacht. Maar Kees…” Ze keek me van dichtbij strak aan. “Ik wil géén excuses horen in de zin van: ‘Het was vandaag zo druk op het werk…’ Eerlijk zijn tegen Jolientje.” Ik knikte. “En jij ook, schat. Geen zin is gewoon ‘geen zin’ en niet ‘ik heb hoofdpijn’. Oké?” Ze knikte en we bezegelden die afspraak met een zoen. “Zo. En nu soepel aankleden en over een uurtje het bed in.” Ik knikte. “Ja. Lekker.”
Een paar minuten daarna liepen we de kamer in. Lot en Margot kwamen even later ook binnen. We dronken nog wat warms en om negen uur gaapte Margot lang en nadrukkelijk. “Ik ga m’n bedje in, mensen…” Joline knikte. “Wij ook, Mar. Het is mooi geweest.” We wensten de zussen welterusten en even later lagen we in bed. “Geen slaapmiddeltje nodig, Kees?” Ik schudde mijn hoofd. “Lief van je, maar nee, schat. Ik denk dat de zaag over vijf minuten start.” “Mooi. Die van mij ook. Welterusten schatje.” Een lieve zoen volgde en toen rolde ze tegen mijn rug aan. Baloe had blijkbaar ook een drukke dag gehad; die zweeg in alle talen. En even later hoorde ik dat Joline sliep. Bij mij duurde het ook niet veel langer…
De woensdag vlóóg voorbij! ’s Morgens een bespreking met alle teamleiders: snel de lopende projecten doornemen en ingrijpen waar nodig. Gelukkig waren er weinig bijzonderheden. Eén klant van Miranda die een beetje dwars lag met aanvullende eisen, maar Miranda zei met een lachje: “Die kan ik zelf wel baas, Kees.” Meteen vulde Klaas aan: “De arme kerel… Ik zou niet graag in zijn schoenen staan.” Gelach.
Na de rondvraag had ik nog één mededeling. “Dames, heren… Morgen gaat ons juridisch genie afstuderen. Ik had graag dat van ieder team er minimaal één vertegenwoordiger is. Want Angelique heeft alle teams stuk voor stuk wel een keertje uit de shit gehaald. Leg dat voor aan je team. Morgen om 15:00 begint de plechtigheid, dus ik wil na de lunch vertrekken. Rekening houden met files, parkeren en zo…” Rob zei droogjes: “Nou, vanuit het Nautische team weet ik al één vrijwilliger. Ene Henry Claassen.” Joline vulde aan: “En het hele Backoffice gaat mee. Ze behoort tot mijn team.” Ik knikte. “Logisch. Dan moet iemand van de andere teams zolang maar de receptie bezetten en telefoons aannemen. Informeer even in je team en geef me de namen voor vanmiddag door, oké? Dan kunnen we ook even kijken hoe we het doen met auto’s, carpoolen en zo.”
Na de bespreking ging ik aan het werk: mails, telefoontjes, nog meer mails… Aan tekenen kwam ik nauwelijks toe. Nou ja, ik had ook geen eigen projecten. Tussen de middag even rennen; we deden het kalm aan, ook wel eens lekker. Gewoon drie kilometer rustig looppassen, zonder gekke dingen tussendoor. ’s Middags een telefoontje naar Gerben. Bij het lasbedrijf ging het goed. De monteurs lagen voor op schema; meneer van Meel had zijn mensen prima in de hand, zei Gerben. De werkvoorbereider had hij niet gezien. Ik haalde in gedachten mijn schouders op. De man lag ook niet zo lekker binnen zijn bedrijf, dat had ik al gemerkt. Kortom: het was half vijf voor ik er erg in had.
Thuisgekomen werd ik in een stoel gecommandeerd. “Je gaat maar even uitpuffen, Kees. Deze twee zussen gaan koken.” Margot knipoogde. “En vooruit, omdat we de beroerdsten niet zijn: Joline mag naast je zitten. Let wel: zítten! En handjes thuis!” Ik keek Joline aan. “Hoorde jij net wat ik hoorde?” Joline knikte. “Zeker… Maar ze zei niks over zoentjes, Kees.” Ze boog zich voorover en kuste me. Een ondeugend tongetje gleed tussen mijn lippen door. Een tijdje zaten we lekker te zoenen, tot twee handen ons nogal ruw uit elkaar trokken en een bitse stem zei: “Het zou fijn zijn als meneer en mevrouw Jonkman nog compleet aangekleed aan tafel verschijnen en niet hier op de bank van de geneugten der huwelijkse staat liggen te genieten!”
Lot stond achter ons. “Verdorie Lot… Wij lagen niet, wij zaten nog steeds netjes. Er is nog geen kledingstuk verwijderd, we zaten netjes wat zedige zoentjes uit te wisselen.” Joline mopperde en Margot, in de keuken, lachte. “Mijn lieve zusje bromde net dat ze bijna jaloers was op jullie!” Ik keek Lot aan. “Daar is geen reden voor, Lotje. En als die reden er wel is: kom maar eens tussen ons in zitten. Maar misschien wordt Margot dan jaloers…”
Die kwam de keuken uit. “Zeker weten! Dan gaat het eten naar de bliksem! Hebben we voor niks in de keuken gestaan, zijn jullie gek geworden! Overeind en aan tafel!” “Bij Kees staat er al lang wat overeind, Margot…” Joline giechelde en ik hoorde twee diepe zuchten. “Zitten, jullie!” Margot wees op de bar.
Het eten smaakte prima: aardappelen, zomerworteltjes en witlofsalade. Geen vlees, wel een lekkere jus. “Waarom geen vlees, Margot?” Joline keek haar aan. Margot haalde haar schouders op. “Jij eet toch niet zoveel vlees? En Kees went er maar aan.” “Ik zit er niet zo mee, dames. Ja, vlees is best lekker, maar een dagje zonder overleef ik wel, hoor. En desnoods rij ik morgen tussen de middag wel even langs de firma met de grote letter M…”
Verder kwam ik niet; Joline’s ogen stonden meteen in de stand ‘laserstraal’. “We hadden het over vlees, meneer mijn echtgenoot. Niet over die substantie die men in het zojuist genoemde etablissement tussen de broodjes propt. Jij mag daar alleen eten als je iemand op het parkeerterrein van die tent ongenadig op z’n zielement geeft en daarna laat arresteren. Goed begrepen?” Ik gniffelde. “Dan heb ik daar nog een maaltijd te goed, schat.”
“Hoezo?”
“Nou, toen ik een gesprekje met een zekere de Rooij had, heb ík daar niet gegeten, hoor. Jij wel, samen met Wilma en Fred.” Ze mopperde: “Irritante betweter…” wat de zussen deed grinniken. “We zullen binnenkort wel eens een paar hamburgers maken, Kees. Zullen beter smaken dan die lappen leer bij de Mac.” “Fijn plan, lieve dames. Tot zover het onderwerp ‘vlees’. Hebben jullie wel een dessert?”
Charlotte knikte, liep naar de keuken en kwam met een puddingvorm aan. Ze zette er een bord op, kieperde het geheel om en haal de vorm weg. Toen stond er een mooie vanillepudding op het bord. “Zo. Die is prima gelukt, al zeg ik het zelf.” Lot keek tevreden. En een hap later kreeg ze van drie kanten complimenten: de pudding smaakte heerlijk! “Die komt in de receptenklapper, Lot! Meid, wat is dit lekker!”
Ze lachte even, maar meteen verstrakte haar gezicht. “Een recept van mijn moeder, Joline. Wil jij die wel in je receptenklapper hebben?” Joline boog zich naar haar toe. “Lot… en dat geldt ook voor Margot: Sommige andere recepten in de klapper hebben óók een nare historie of komen van lui af die geen knip voor de neus waard zijn.
Eentje daarvan weet ik sowieso: het recept van ‘hangop’. Komt van een vrouw uit het geboortedorp van mijn grootmoeder Sietske. Dat scheen een kreng van een mens te zijn met een vent die overtuigd NSB-er was. Maar ze kon heerlijk koken, en mijn grootmoeder, toen nog een jong meisje, had haar, nog in de oorlog, om het recept gevraagd. Mijn overgrootmoeder was witheet toen ze er achter kwam… totdat ze het proefde. En uiteindelijk kwam het recept wél in de klapper terecht. Want de attitude van een persoon proef je niet.”
Ondanks het beladen onderwerp giebelde Joline. “En wie weet: had betrokken dame dat recept ook wel ergens anders opgedoken.” Ze keek Charlotte aan. “En een ander voorbeeld zijn de oliebollen van Wilma. Fred en Wilma vierden afgelopen Oud en Nieuw bij ons. En Wilma bracht twee grote zakken mee: oliebollen en appelflappen. Héérlijk! ‘Recept van mijn moeder’, zei ze erbij. Nou dat namen we voor kennisgeving aan, niks mis mee, toch?
Totdat we ergens in April pas hoorden dat de moeder van Wilma na een gillende vechtscheiding vertrokken was. Nadat ze jaren lang het gezin had geterroriseerd… Zoals Fred eens opmerkte: ‘Ze had maar één goeie kant: haar rug. Want die was zichtbaar als ze opdonderde.’ Ondanks dat waren die oliebollen en appelflappen heerlijk.”
Joline keek mij aan. “We moeten Wilma nog steeds om het recept vragen, Kees.” Ik knikte, zonder commentaar. Nu even geen geintjes. Lot en Mar keken nog steeds twijfelend.
Joline legde een hand op hun handen.
“Luister schatten… Als die pudding in de receptenklapper komt, als dat ten minste mag van jullie, en wij gaan over twintig jaar die pudding weer eens eten, denken we aan twee lieve meiden. Die we uit de shit mochten trekken en waar we veel van houden. En onze twee drielingen ook: die kennen jullie als ‘tante Mar’ en ‘tante Lot’. Nog steeds lieve meiden, waar onze zes irritante rot-pubers altijd bij terecht kunnen en uit kunnen huilen als ze weer eens op hun falie hadden gekregen van hun strenge Pa of blonde bitcherige Ma.” Bij de laatste zin brak er een brede glimlach door op de gezichten van de zussen.
“Ja, bij dat laatste heb ik wel beeld, geloof ik”, giebelde Margot. “Die blonde bitch…” Joline hief haar hand op. “Pas jij een beetje op, Margootje?” Lachend besloten we de maaltijd. De zussen werden naar de bank verbannen. “Jullie hebben gekookt. Dan wassen wij af en maken koffie, oké?” En droogjes voegde ik er aan toe: “En denk er aan: zitten! Handjes thuis!” Twee ondeugende blikken kwamen mijn kant uit. “Hoor hem…”
Even later kwamen we ook de kamer in, met de koffie en voor mij een beker warme melk. “Zo. Nog even lekker onderuit zakken, dames. En daarna gaat deze jongen in z’n bedje. Als jullie daar nog niet aan toe zijn: prima, maar zoals ik daarstraks al tegen Joline zei: ‘deze weken sta ik 24/7 op aan’. En da’s best vermoeiend.” Margot knikte. “Snappen we, Kees. Geen punt.” Kortom: een half uurtje later lag ik in bed. Joline bleef nog met de zussen kletsen. Ook prima. Waarschijnlijk kon ze een kanon naast me afschieten als ik eenmaal sliep…
Donderdagochtend werd ik een kwartier voor tijd wakker… In een leeg bed! Geen Joline, wel een briefje op haar kussen. ‘Ik slaap vannacht wel bij Mar en Lot, Kees. Jij ligt al heerlijk te zagen…’ Ik gniffelde. In slaap vallen als Kees Jonkman de motorkettingzaag op hoog vermogen laat loeien is wat moeilijk… Enfin, er uit, kopje thee maken voor de dames. Wakker was ik al.
Tien minuten later klopte ik aan “Lieve dames… Het is bijna opsta-tijd. En om dat enigszins te verzachten heb ik hier lekkere thee.” “Kom maar binnen, Kees.” Op het bed zag ik een blond hoofd tussen twee bruine krullebossen. “Goedemorgen dames… Lekker geslapen?” Drie knikjes. “Ja. Vanaf een uur of één.” Joline giebelde weer eens. “En daarvoor hebben we nog twee uur leuke dingen gedaan, Kees.”
Ze kwamen overeind: drie mooie dames in nogal doorschijnende nachtponnetjes. Ik gaf Joline een zoen. “Dat mag, meiden. Dat was part of the deal, toch?” Ook Margot en Charlotte kregen een lange zoen en Lot zei: “Dank je wel dat dat hier mag.” Ik keek haar aan. “Ik weet van mevrouw Jonkman dat ze vreselijk van jullie geniet, meiden. En als ik jullie zo bekijk is dat wederzijds.” Twee knikkende hoofden. “Mooi. En ik heb heerlijk en lang geslapen, vandaar dat ik wat vroeger wakker was. Mag ik mijn kopje thee in jullie charmante gezelschap nuttigen?”
Margot schoof iets op. “Kom er maar bij, Kees.” Ze tilde het dekbed op en in de gauwigheid had ik even uitzicht op een lang been in nylon. “Ohlala dame… Dat zag er best wel sexy uit!” Margot giechelde. “Ja. Dat vond Joline vannacht ook… Toen ze lekker tussen mijn benen lag.”
Joline knikte. “En dat was heerlijk, schat. Je hebt heerlijke benen om tussen te liggen.” Even zweeg ze en ging toen zachtjes verder: “En een heerlijk poesje.” Margot kleurde even en keek naar mij. “Wat vind jij ervan, Kees?” “Ik vind dat Joline groot gelijk heeft. Ik heb jouw poesje nu een paar keer geproefd en ik ben er in geweest: inderdaad heerlijk.” Ik kreeg een stomp van Margot. “Dat bedoel ik niet, gek. Wat vind jij ervan dat Joline hier geslapen heeft?”
Ik keek haar glimlachend aan. “Lieve Margot: ik vind het prima. Ze heeft mijn toestemming, jullie hebben mijn toestemming. Als Joline het niet prettig vindt, is ze groot en wijs genoeg om dat jullie duidelijk te maken. En vice versa. En ik weet dat ze het heerlijk vind om ook met jullie te vrijen. En voor de duidelijkheid: Joline is niet mijn eigendom.”
Joline knikte. “En zo is dat, meiden. Bovendien… Wie vroeg aan jullie of ze bij jullie kon slapen omdat er een soort dieselaggregaat in mijn bed lag? Volgens mij was dat Joline Jonkman – Boogers. Of niet soms?” Charlotte giebelde en keek mij ondeugend aan. “Ja, dat aggregaat hebben even gehoord, gisteravond.” Ik gromde: “Wacht maar tot je Fred hoort snurken, dan piep je wel anders, Lot.” Joline snoof. “Jullie ontlopen qua snurkvolume elkaar niet zoveel, schatje. In ieder geval gisteravond niet. Sjongejonge… Enfin, toen heb ik van de nood maar een deugd gemaakt.”
Ondertussen was de thee op en trapte Joline het dekbed naar onderen. “Dames… en Kees: er uit!” Ik keek naar drie mooie vrouwen in best wel sexy nachtgoed. “Even wachten dames… Dit is best wel een mooi uitzicht op de vroege morgen. Kan ik van genieten!” “Dat zal best Kees, maar we gaan nu écht douchen en aankleden.” Margot streelde met een in nylon gehulde voet even over mijn been. “Zo. Genoeg genoten. Er uit en douchen!”
Ik keek sip. “Ik had juist plannen om de directie van DT te bellen met de mededeling dat we ziek waren…” “Die hoef je niet te bellen, Kees. Of vind je het leuk om jezelf aan de telefoon te hebben?” Joline klonk nuchter. Ik zuchtte maar weer eens.
Douchen en ontbijten; Joline en de zussen reden even later weg richting Gorinchem. Ik bleef nog even thuis: mails lezen en verdelen. Vanuit Amsterdam bleef het stil. Meneer Duyvestein had óf bakzeil gehaald, óf was aan het broeden op vervolgstappen. En anders zijn juridische afdeling wel…. Om acht uur stapte ik in de auto en reed de twintig minuten naar het lasbedrijf. Van daaruit zou ik rechtstreeks naar Utrecht, naar de verdediging van Angelique, rijden. Dus een net pak achter in de auto. Bij die lassers was wel een omkleedruimte; hard nodig in die business…
Gerben had weinig bijzonderheden te melden en liet me de installatie zien. De warmtewisselaars zaten op hun plaats, de meeste leidingen ook. Meneer van Meel zei dat men waarschijnlijk vrijdag halverwege de middag gereed zou zijn. “En dan kunnen we volgende week testen en inregelen, meneer Jonkman!”
Tijdens de koffie complimenteerde ik de monteurs met hun vlotte werk. “En het ziet er bijzonder netjes uit, heren! Keurig afgewerkt, de gaten netjes dichtgepleisterd, leidingen keurig in lijn… vakwerk!” Meneer van Meel trok wat met z’n mond en ik keek hem vragend aan. “Onze directeur heeft ons nogal dringend iets medegedeeld. Letterlijk zei hij: ‘Ik wil nul komma nul klachten; jullie leveren vakwerk af. Ik wil niet dat mijn bedrijf een slechte naam krijgt bij Developing Technics!’ Nou, dan weet je het wel…”
Ik gniffelde en keek Gerben aan. “Wat vind jij er van, Gerben?” Hij grinnikte. “Met zo’n opbeurende speech zou ik ook keihard werken, Kees. Maar zonder dollen: hier is inderdaad vakwerk geleverd. Dit wordt een hele nette installatie. Zelden zo netjes zien werken.”
Meneer van Meel keek tevreden, de andere medewerkers ook. Ik stak m’n duim op. “Goed om te horen! En niet alleen DT is tevreden als jullie goed werk afleveren; dit lasbedrijf zelf natuurlijk ook. En via dit bedrijf komt het wellicht ook Damen Shipyards ter ore; ze zijn een van hun toeleveranciers. Wie weet…” Achter me hoorde ik plotseling: “Da’s goed om te weten meneer Jonkman! Dus mensen: vandaag er weer keihard tegenaan! Degene die er met de pet naar gooit mag dat gaan uitleggen bij directeur, daar zorg ik hoogstpersoonlijk voor!” De stem van de werkvoorbereider, meneer van der Zee. Die nogal zelfgenoegzaam keek. Het gezicht van meneer van Meel veranderde op slag en de rest van de medewerkers stond op en ging zwijgend richting productiehal.
Gerben’s gezicht was ook nogal gesloten en ik dacht er het mijne van. Terwijl we even later door de hal liepen vroeg ik zachtjes aan Gerben: “En wat denk jij van meneer de werkvoorbereider, Gerben?” Hij keek minachtend. “Loop even naar buiten.” Zwijgend liepen we naar een binnenplaatsje van het bedrijf. Gerben keek me aan. “Van der Zee moet je op een kantoortje opsluiten en ’s avonds om 5 uur weer vrijlaten, Kees. Wát een lul. Het enige wat hij gisteren heeft gedaan is, áls hij al de productiehal in kwam, lui uitfoeteren. Meneer heeft blijkbaar ogen met ingebouwde verrekijkers en laser-waterpassen: van beneden af bleek hij te kunnen zien dat er een buis niet helemaal in lijn was gemonteerd.
Ondanks dat meneer van Meel hem garandeerde dat het wél zo was. En toen een van de monteurs tegen hem zei dat hij zelf maar moest komen kijken, op zeven meter hoogte, zei meneer doodleuk dat zelfs zijn dochtertje van zeven jaar kon zien dat de bewuste buis slordig gemonteerd was. En ik ben zelf naar boven geklommen Kees. Die buis zat perfect.” Ik knikte. “Ik meende al te zien dat hij niet lekker in de markt lag. Bij van Meel niet, maar ook niet bij de monteurs.” Ik keek hem aan. “En jij, Gerben? Heb jij de heren ook alleen maar vanaf deze vloer zien ploeteren?”
Hij schudde het hoofd. “Ik heb tegen van Meel gezegd dat ik waar nodig ook kon helpen. Ja, ik moet de grote lijnen in de gaten houden, zorgen dat één en ander conform specificaties gebouwd wordt, maar ook ik heb op de steiger staan beulen, hoor. Die lange buizen zijn best zwaar, kan ik uit ervaring vertellen…”
Ik grijnsde. “Doet me denken aan die week ‘strafkamp’ die ik kreeg toen ik eens met een slecht rapport thuiskwam. Mijn moeder is bouwkundig ingenieur en ik moest na een slecht kerstrapport een week lang met haar mee naar een van haar projecten. Ik heb een week lang lopen opperen en kloteklussen doen. In de kou; het vroor nog net niet, maar regende. Je kent het wel: zo'n miezerregentje wat weinig voor lijkt te stellen, maar je na een uur doornat en ijskoud maakt. En op de vrijdagavond na die week vroeg mijn moeder wat ik wilde: voortaan m’n best doen op het Atheneum of overstappen naar het VMBO om de rest van m’n leven keihard met mijn lichaam te werken… Toen wist ik het wel. Het Paasrapport zag er een stuk beter uit, dat kan ik je wel vertellen!”
Gerben grinnikte.
“Prima levensles, Kees. Slimme moeder heb jij.” Ik knikte. “En een even slimme Pa. Want die nam me een dag later mee naar zijn werkkamer. Hij is binnenhuisarchitect. En hij maakte me duidelijk dat op het moment dat je wel de hersens hebt om te studeren maar er te beroerd voor bent, je in feite een enorme trap onder je hol verdiende… En daarna zei hij: ‘Jongeman, de mensen die dag-in-dag-uit op de bouwplaats lopen te zwoegen… voor sommigen is dat het hoogste wat ze kunnen bereiken. En daar heb ik diep respect voor. Maar lui die er vroeger de kantjes van af liepen en uiteindelijk ‘maar’ op de bouwplaats, in een magazijn of als stratenmaker zijn geëindigd: ze doen heel stoer en zo, roepen dat ze bloedhekel hebben aan stropdassen, maar hebben hun hele leven spijt van hun lamlendige houding als puber. En dat, jongeman, wens ik jou niet toe!’ En twee jaar later haalde ik mijn diploma. Summa cum laude.” Gerben knikte. “Mooi verhaal man…”
“Levensles nummer één voor de jonge Kees Jonkman.” Ik grinnikte. “Toen bijzonder hard nodig. En man, wat heb ik geslapen die week… Ik kwam compleet kapot thuis. En de volgende ochtend werd ik bijna aan m’n haren uit m’n bed gesleurd door mijn moeder. “Hé lui varken! Wakker worden, goed ontbijten en met mij mee! Aan het werk!” Ontsnappen was er niet bij.
En mijn zusjes maar lachen, de krengetjes…” “Je zusjes?” Ik knikte. “Ja. Een tweeling, drie en een half jaar jonger dan ik. Altijd super-populair en toen al razend knap. Altijd een school vriendinnen om hen heen terwijl ik een einzelganger was. In de 4e en 5e klas had ik als bijnaam ‘klassenerd’, omdat ik na die week ‘bouwvakvakantie’ altijd met school bezig was. Geen fijne periode…”
Ik keek hem aan. “En hoe kwamen we hier ook alweer op? Oh ja, jij hebt ook lopen buffelen daarboven. Dit in tegenstelling tot meneer van der Zee dus. Ga jij hem vertellen dat hij…” Gerben schudde zijn hoofd al. “Nee, hoef ik niet te doen. De jongens zaten gisteren na het werk nog even uit te puffen, wat te drinken en een sjekkie te roken en hun gal te spuwen. Van der Zee was toen al weg.
Meneer van Meel zei dat hij wel naar de directeur ging om een en ander te vertellen. ‘Dat hoort ook bij mijn taak als voorman’, zei hij. Ik knikte. “Klopt. Als direct leidinggevende moet je soms je mensen aansporen, motiveren, op hun flikker geven desnoods, maar je moet ook voor hen opkomen als iemand anders de zaak voor hen verkloot of met de eer wil gaan strijken. Slecht nieuws moet door de directie verteld worden, goed nieuws door de direct leidinggevende. Een citaat uit een of ander duf managementsboek waar onze directeur, Theo regelmatig uit citeert…”
“Nou dat boek heeft meneer van der Zee niet gelezen óf hij begreep de tekst niet. Enfin: meneer van Meel neemt die klus op zich. Gelukkig maar, want ik begon me al af te vragen of ik iets moest gaan zeggen.” Ik klopte op zijn schouder. “Het is hún bedrijf, Gerben. Pas escaleren als het écht uit de klauwen loopt. En meneer van der Zee en ik zijn geen vrienden; hij heeft me gewoon voor staan liegen. Tot twee keer toe. Ja, hij heeft z’n excuses aangeboden, maar ja… woorden kunnen ook zonder betekenis uitgesproken worden.”
Ik keek hem aan. “Hou je maar rustig. Meneer van Meel regelt dit wel, daar ben ik van overtuigd. Goeie vent. En desnoods zetten wij maandag, als het systeem helemaal is getest, een verhaaltje op papier voor de directeur waarin we meneer van Meel en zijn ploegje de hemel in prijzen en meneer van der Zee helemaal niet noemen..."
Ik keek op m’n horloge. “Ik ga me even omkleden Gerben. Vanmiddag moet ons juridisch genie, jou welbekend, haar titel ‘Meester in de rechten’ in ontvangst nemen. Waar…” Hij wees me een kleedruimte, achter de kantine. Ik haalde mijn pak op, kleedde me snel om. Handen wassen, kam door m’n haren… Netjes liep ik de kantine weer in, waar de heren juist aan hun boterham begonnen. “Eet smakelijk allemaal! Meneer van Meel, ik ga er van tussen. Een collega van DT studeert vanmiddag af, daar moet ik bij zijn. Morgenmiddag kom ik nog even langs, oké?”
“Prima, meneer Jonkman. Dan is de baas er waarschijnlijk ook.”
Ik knikte. “Tot zover heb ik alleen nog maar goeie dingen gezien hier!”
Eén van de monteurs wees op de Veteranenspeld. “U bent veteraan?” Ik knikte. “Bosnië en Afghanistan. Hoezo?”
“Ik ben ook veteraan. Ook Bosnië, Dutchbat II, YPR-monteur in Potocari.”
Ik keek hem aan.
“Ik ben van SFOR 9. YPR-chauffeur en Schutter Lange Afstand. In mijn tijd was het waarschijnlijk heel wat rustiger dan in jouw tijd…” Hij gromde. “Breek me de bek niet open. Maar gelukkig net op tijd daar weg, voordat daar de pleuris uitbrak…”
Ik kapte het gesprek af. “Sorry, ik moet weg. Maar wil graag nog eens met je verder kletsen!” Hij knikte. “Ik ook. Wil wel eens weten hoe het land er later uitzag…”
“Doen we! Hetzij morgen, hetzij maandag, oké?” Een opgestoken duim was de reactie en ik vertrok. Héhé…
Meneer van der Zee had een volgend probleem. En dat probleem heette van Meel. En Gerben. Deze keer Kees niet.
In de auto gebuikte ik de tijd om even om te schakelen van installatiewerk, ijzervijlsel en de geur van een metaalbedrijf naar een academische omgeving. Angelique die haar dissertatie verdedigde… Hahaha… op een sinaasappelkistje achter haar spreekgestoelte. Ik zou me kapot lachen als er inderdaad een kistje stond. En haar er een aantal keren zwaar mee pesten. Maar Gien, de moeder van Angelique zou er ook zijn. Zo trots als een moeder maar zijn kon, denk ik.
Mooi voor haar: haar dochter waar ze zich zo veel voor had ontzegd nu met een academische titel, haar huis wat verbouwd en vergroot werd, een fijne aanstaande schoonzoon in de vorm van Henry… Ook bij hen was er binnen het afgelopen jaar één en ander ten goede gekeerd.
Lees verder: Mini - 261
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10