Door: Dannyboy
Datum: 04-08-2023 | Cijfer: 9.4 | Gelezen: 7335
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 63 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 63 minuten | Lezers Online: 1
Vorige jaar had ik Zazie, een van de geweldige auteurs op deze site, uitgedaagd om een verhaal te schrijven over slechtziendheid en slechthorendheid. (Mijn beperkingen) Tot mijn grote vreugde heeft ze mijn uitdaging geaccepteerd. Niet gelezen? Lees dan haar verhaal: ‘In het land der zienden 14’. Op haar beurt heeft ze mij uitgedaagd om een sprookje te schrijven dat zich afspeelt in het verleden. Verdorie, ik had het kunnen weten. Ik ben namelijk slecht in geschiedenis. Maar ik kon haar uitdaging moeilijk weigeren. Ik moest toegeven dat het heel leuk en vooral leerzaam was. Het is helaas geen sprookje maar wel een verhaal dat zich afspeelt in het verleden. Ik hoop dat Zazie me vergeeft. Ten slotte heeft ze ook alleen over slechtziendheid geschreven. Dus, we staan quitte. 😜 Heel veel leesplezier!
‘’Danny! Heb je weer zin in om een proefpersoon te zijn?’’
Ik las het whatsapp bericht wel drie keer om er zeker van te zijn dat ik het wel goed gelezen had. Het was weer zover. Dat werd ook eens tijd, dacht ik. Ik legde mijn telefoon op het bureau en leunde achterover op mijn comfortabele bureaustoel met mijn handen op mijn achterhoofd. Mijn blik ging over het grote kantoor waar dertig werknemers hard aan het werk waren. Het was weer zo’n doodsaaie dag. Ik zuchtte diep en sloot mijn ogen om mezelf even te ontspannen.
Niemand keek naar mij. Niemand zei iets tegen mij. Alsof ik niet bestond. Mijn bruine haren hingen weer voor mijn ogen. Geïrriteerd schoof ik mijn haren opzij. Misschien moest ik toch maar eens naar de kapper gaan. Ik keek naar mijn handen. Mijn vingers waren dun, net als mijn polsen. Waarom werkte ik hier in vredesnaam? Waarom wilde ik zo graag een kantoorbaan? Hier was elke dag hetzelfde. Iedereen zat met zijn luie reet op de stoel achter de computer te werken. Dat was vijftien jaar geleden ook niet veel anders toen ik hier op de eerste dag kwam werken.
Ik wreef vermoeid in mijn ogen. Ik wist dat ik een saai leven leidde maar toch wilde ik er niets aan veranderen. Waarom wist ik ook niet. Misschien was ik gewoon een lafaard. De klok gaf 17:00 aan. Precies op dat moment stond iedereen op, alsof ze geen minuut langer wilden werken. De werkdag zat er alweer op. Ik sloot de PC af, trok mijn jas aan en pakte mijn telefoon van het bureau. Niemand zei gedag tegen me. Ik was ook gewend geraakt om ook geen gedag tegen ze te zeggen. Met de tram ging ik naar mijn tweekamerappartement. Eenmaal thuis hing ik mijn jas aan de kapstok, haalde de kant-en-klaar maaltijd uit de koelkast en gooide die in de magnetron. In de slaapkamer ontdeed ik me van mijn pantalon en blouse en bekeek mezelf even in de spiegel. Mijn huid was spierwit en ik kon mijn ribben tellen. Ik wendde mijn blik af en trok mijn trainingsbroek en shirt aan. Terug in de keuken haalde ik de maaltijd op en ging op de bank voor de televisie zitten met mijn voeten op de tafel. Natuurlijk was er niets leuks op de televisie. Ik keek naar het programma dat over relatieproblemen ging terwijl ik de smakeloze maaltijd opat. Toen het eten op was, zette ik het bord op de salontafel, zakte ik onderuit op de bank en dommelde zoals elke avond weg in mijn gedachten.
Zo ging het elke dag. Vijftien jaar lang. Opstaan, ontbijten, naar het werk, weer thuis, eten, televisie kijken, douchen en slapen. En nog te bedenken dat ik pas vijfendertig was. Ongeveer op de helft van het leven. Ik had nog nooit een relatie gehad. Natuurlijk maakte ik weinig kans bij de vrouwen. Mijn zelfvertrouwen was ver te zoeken. En dan nog te zwijgen over mijn uiterlijk. Ik was niet bepaald knap maar ook niet echt lelijk. Ik was eigenlijk een doodnormale man met een saaie kantoorbaan.
Ping.
Een bericht van Kurt…
‘’Danny! Reageer nou eens! Kom je morgen? Ik heb iets heel groots gemaakt! Dit ga je echt gaaf vinden! Ik weet het zeker. Kom je morgen?’’
Kurt was mijn klasgenoot op de middelbare school en hij was mijn enige vriend. Hij was absoluut een nerd met zijn platte muffe haren. Zijn kleren waren niet al te best maar het kon hem niets schelen. Daarvoor had hij geen tijd, zei hij altijd. Zijn karakter was compleet anders dan dat van mij. Hij kon echt flink kletsen terwijl ik liever stil was.
Hij was de reden dat mijn leven toch een beetje de moeite waard was. Ik was namelijk zijn proefpersoon voor zijn projecten. Hij was uitvinder van beroep. Hij probeerde van alles en nog wat uit te vinden. Het waren allemaal kleine uitvindingen die eigenlijk nergens op sloegen. Het vreemde was dat het allemaal wel had gewerkt. Kurt was genie. Ik vond het altijd leuk om een proefpersoon te zijn want sommige uitvindingen waren gevaarlijk. Maar dat kon me niet zo veel schelen omdat mijn leven toch saai was. Proefpersoon zijn was het enige waarin ik plezier had. Soms kreeg ik er een kick van.
Ik werd meestal één keer per drie maanden gevraagd om een proefpersoon te zijn. Maar het was alweer vijf jaar geleden dat ik gevraagd werd. Kurt had gezegd dat hij met iets heel groots bezig was en dat hij meer tijd nodig had. Nu was het eindelijk zover. Dus ik stuurde een bericht naar hem dat ik morgen zou komen. Daarna ging ik naar bed.
De volgende dag stond ik op de stoep voor het huis van Kurt. Hij liet me vrolijk binnen. ‘’Welkom, welkom! Lang niet meer gezien!’’ Hij schudde mijn hand wild van enthousiasme. ‘’Ik heb iets heel moois uitgevonden. Dit ga je echt geweldig vinden. Geloof me maar!’’
Ik glimlachte slechts en knikte. Hij bracht me naar de woonkamer die een puinhoop was met allerlei spullen van zijn uitvindingen. Het huis van Kurt was net een opslagplaats. Zijn echte huis was in de kelder. Hij bood me drinken aan en vertelde enthousiast wat hij allemaal had gedaan met zijn nieuwe uitvinding. Alleen wilde hij nog niet vertellen wat het was. Hij bleef maar ratelen en had niet door dat ik niet luisterde. Waarom zou ik? Ik snapte er niets van. Na één uur was hij eindelijk uitgepraat en we gingen naar de kelder.
We namen de trap van zeker minstens vijftig treden naar beneden. Kurt knipte opgewonden het licht aan en de enorme zaal werd verlicht.
‘’Tadaa!’’ zei hij met een grijns. Ik wist niet waar ik eerst moest kijken. Het was enorm groot. De grootste die ik ooit had gezien.. Midden in de zaal stond een gigantische glazen cilinderbuis. Om de buis heen stonden de kasten van machines met lichtgevende knoppen. Op de vloer slingerden allerlei dikke stroomkabels door elkaar heen. De grote glazen buis had een deur die open stond. Ik wist meteen dat ik daarin moest gaan, alleen had ik werkelijk geen idee wat het moest voorstellen.
‘’Is het niet prachtig?’’ vroeg hij grijnzend toen hij me met grote ogen rond zag kijken.
‘’Wat is dat?’’ mompelde ik zacht.
Kurt bleef breed grijnzen. ‘’De tijdmachine.’’
Ik knipperde met mijn ogen en zei niets.
‘’Kom op,’’ zei hij enthousiast en trok me mee naar de gigantische glazen buis. Hij vertelde me over de technische dingen waar ik geen bal van snapte. Ik bestudeerde de glazen buis en vroeg me af of het wel veilig was. Zou het überhaupt werken? Wat als het fout ging? Zou ik dood gaan?
Hij porde in mijn zij. ‘’Durf je het?’’
Ik keek hem aarzelend aan en dan naar de glazen buis. Wat maakte het toch uit? Ik had toch een saai leven. Ik haalde mijn schouders op en knikte instemmend.
‘’Ik wist dat je zou doen!’’ zei hij enthousiast. ‘’Naar welke tijd zou je willen gaan?’’
Ik haalde mijn schouders op.
‘’Ach, ik verzin wel iets. Stap maar in!’’ zei hij opgewonden.
Ik moest eerst een trapje van drie treden beklimmen voordat ik in de glazen buis stapte. Kurt sloot de deur en dook achter de machines. Ik keek om me heen om te kijken wat er zou gebeuren. Ik voelde mijn hart sneller kloppen en de kick gierde door mijn lichaam. Door de glazen buis zag ik dat Kurt allerlei knoppen bediende.
Eerst gebeurde er niets. Maar plotseling begonnen de machines te grommen. De lichten van de kelder begonnen te knipperen. Onder me voelde ik het trillen wat steeds erger werd. Er stroomde witte rook die de glazen buis langzaam vulde. Ik zag niets meer maar ik wist dat ik nog in de buis stond.
Plotseling voelde ik me heel erg slecht. Ik was misselijk en duizelig. Ik had het gevoel dat er iets uit mijn lichaam getrokken werd. Ik kon het niet beschrijven hoe ik me voelde. Het was heel beangstigd. Het leek alsof het ding mijn ziel eruit zoog. Het werd erger en erger. Ik dacht even dat al mijn ingewanden uit mijn lichaam getrokken werden maar dat was niet het geval. Het was een verschrikkelijk gevoel. Ik dacht dat ik dood ging. Misschien ging ik wel dood. Toen verdween mijn zicht en ik verloor mijn bewustzijn…
Mijn ogen vlogen wijd open. Het eerste wat ik zag was duisternis. Geruisloos krabbelde ik overeind en trok mijn versleten tunica en sandalen aan. Ik sloop de tent uit. De helder witte maan verlichtte de omgeving. Het was een kamp en het was stil. Hier en daar stonden de mensen, gekleed in versleten tunica of toga, om de wacht te houden. Iedereen droeg een zwaard en een ijzeren schild. Zwijgend ging ik op de steen zitten en tuurde over het hele kamp.
Op een of andere manier wist ik precies wie ik was en waar ik was. Het leek alsof mijn geest samengevoegd was met de geest van het lichaam wat ik nu bezat. Het was alsof twee zielen in één lichaam zaten maar ik bezat dat lichaam nu. Ik liet mijn ogen weer over de omgeving glijden, over duizenden tenten. In de verte zag ik, door de zilveren gloed van de maan een glooiing van de berg die uitmondt in de kraker van de vulkaan Vesuvius. Ik bevond me in het zuiden van Italië. En het was in 73 voor Christus.
Ik stond op en liep rustig zigzaggend langs de tenten. De mensen die de wacht hielden, waren mager en zagen er onervaren uit als ik zag hoe ze met de zwaarden omgingen. Ik bekeek mijn lichaam. Ik was redelijk gespierd en had veel littekens op mijn lichaam. Ik voelde me sterk en krachtig. De mensen die hier verbleven op het kamp waren allemaal ontsnapte slaven. Ooit was ik ook slaaf geweest. Nu was ik de slavenleider van het legerkamp van 100.000 rebellenslaven. Ik wist wat mijn naam was. Spartacus, een Gladiator uit het Romeinse Rijk.
Ik had het kunnen weten dat Kurt me naar hier had gestuurd. We hadden ooit samen de serie Spartacus gekeken. Ik schudde die gedachte weg, wandelde rustig verder en dacht diep na. Als ik me goed herinnerde zouden de drie legioenen van ongeveer 6000 soldaten onder de leiding van Gaius Claudius Glaber ons eerst aanvallen. Maar ik wist dat we ze gemakkelijk zouden kunnen verslaan. Daarna besefte de senaat dat we niet zomaar te verslaan waren. Hij vroeg Marcus Licinius Crassus, de politicus en de rijkste man van Rome, om Spartacus, mij dus, te verslaan. In mijn lichaam steeg de woede op, de geest van Spartacus reageerde. Ik begreep hem direct. Die schoft Marcus was rijk geworden door de slavenhandel. Ik groef weer in mijn hersenen. Marcus zou een legermacht van 50.000 getrainde soldaten op ons afsturen. Als ik me goed herinnerde, konden we hun linies doorbreken maar uiteindelijk werden we achterhaald door het legioen van hem en we werden verslagen. Maar ik was van plan om dat niet te laten gebeuren.
De volgende dag riep ik de generaals Crixus, Castus en Oenemaus bij elkaar. Tot mijn grote verrassing sprak ik vloeiend Latijn. Ik vertelde ze dat de plannen gewijzigd waren. Ik had ze gezegd dat er mogelijk legioenen aan kwamen en dat we ons moesten voorbereiden. Ik gaf Oenemaus een opdracht om een leger van 30.000 volgelingen mee te nemen naar een andere plek om een kamp op te slaan en zich te verstoppen voor de legioenen die eraan kwamen. Zo konden ze stiekem van achteren de vijand aanvallen. Ik had daarbij niet gezegd dat ik wist wat Gaius en zijn leger van plan waren. Ons leger zou zich terugtrekken op de helling van de Vesuvius. Het leger van Gaius zou een kamp langs de enige toegankelijke route zetten met het plan ons uit te hongeren zodat wij ons zouden overgeven. Vandaar dat ik Oenemans met 30.000 rebellen op pad stuurde om zich te verstoppen. Castus bleef op het hoofdkamp om dit te leiden. Ik had tegen de generaals gezegd dat ik een plannetje had, dat ik iets wilde maken. Ik kon ze moeilijk uitleggen wat het betekende omdat ze het niet kenden. Ik vroeg ze of ze mij wilden helpen. Ik had een aantal dingen nodig. Ik vroeg aan Castus of hij een groep volgelingen naar de vulkaan kon sturen om daar zo veel mogelijk gele brokjes te verzamelen en naar hier te brengen. Castus keek wel even vreemd op maar ik beloofde hem dat ik een demonstratie zou geven als ik alle benodigde dingen had. Hij zei dat hij het zou regelen. Ik vroeg de generaals of er veel asresten van het verbrande hout in de buurt lagen. Crixus zei dat er een bos was wat zwaar aangetast was door de vulkaanuitbarsting. Ik vroeg hem meteen of hij een groep volgelingen naar het bos kon sturen om de asresten van hout op te halen. Hij knikte maar ik zag vraagtekens in zijn ogen. Ik zei tegen ze dat de gele brokjes en de asresten van het hout uit elkaar moesten blijven en dat ze goed opgeborgen moesten worden, ergens achterin op het kamp.
Als laatste vroeg ik ze of er een boerderij met veel dieren hier ergens in de buurt was. Crixus antwoordde dat er een boerderij was op ongeveer vijf uur lopen van hier. Perfect, dacht ik. Ik vertelde dat ik daarheen wilde gaan en dat ik voor een paar maanden daar zou verblijven en ik had een groep rebellenslaven nodig die niet vies waren van smerig werk. Drie generaals keken me opnieuw vragend aan. Ik knarsetandde. Hoe kon ik het uitleggen? Ze zouden het toch niet snappen. Ik zei dat ik de spullen uit de boerderij nodig had en dat ik tijd nodig had om iets te maken. Ik beloofde ze nogmaals dat ik een demonstratie zou geven als ik alle dingen verzameld had. Ik vroeg ze of ze me wilden vertrouwen. Dat deden ze. Crixus zou met me mee gaan naar de boerderij.
Crixus nam me apart. ‘’Wat is er aan de hand met jou? Je bent ineens zo anders.’’
Ik keek hem strak aan. Ik wist dat hij Galliër was. ‘’Het is moeilijk uit te leggen maar je moet me vertrouwen.’’
Hij keek me lang aan maar knikte uiteindelijk. ‘’Ik ga mensen zoeken die met ons mee gaan.’’ Hij wilde weglopen maar ik hield hem tegen. ‘’Ik heb heel veel potten en urnen nodig. Laat de kar vol met urnen en potten.’’
Hij staarde me heel even ongelovig aan maar schudde zijn hoofd en liep zonder iets te zeggen weg.
De reis naar de boerderij met een groep volgelingen verliep zonder problemen. Toen ik de boerderij zag was ik blij verrast dat er veel dieren waren. Ik liep rechtstreeks naar de grote stal en deed de deur open. De stank kwam me tegenmoet. Er lag een grote hoeveelheid mest. Precies wat ik nodig had. Mijn volgelingen en Crixus keken me vreemd aan toen ik zei dat ze goed moesten opletten wat ik zo ging doen en dat ze me straks moesten helpen. Ik moest echt even nadenken hoe ik het moest doen. Kurt had me ooit verteld hoe het werkte. Uiteindelijk ging ik aan de slag. Ik moest mijn best doen om niet over te geven van de stank. Het ging eerst wat stroef maar uiteindelijk had ik de smaak te pakken. Langzaam begrepen de volgelingen me en hielpen me mee, gelukkig zonder vragen te stellen. Crixus en de overige rebellen hielden de wacht. Crixus vond het allemaal maar vreemd maar zei niets. Het proces duurde inderdaad maanden omdat het drogen zo lang duurde. En ik had heel veel nodig. Heel veel. Gelukkig werkten de rebellen goed mee.
Na zo’n drie maanden waren we klaar. Alle potten en urnen waren gevuld met zwarte poeder. De salpeter. Natuurlijk kreeg ik vragen wat dat spul was. Ik had ze beloofd dat ik een demonstratie zou geven als het zover was.
In die tijd waren we inderdaad aangevallen door het legioen van 6000 Romeinen onder de leiding van Gaius. Maar dankzij de verrassingsaanval van het leger van Oenemaus hadden we ze simpel verslagen. Helaas vielen daarbij wel 14.000 rebellenslaven van ons.
Toen we terug kwamen bij het kamp bij de vulkaan, vroeg ik aan Oenemaus en Castus of het gelukt was met het bijeenzoeken van de grondstoffen. Ze knikten en brachten me naar het achterste gedeelde van het kamp. Daar zag ik twee plekken die afgedekt waren met een groot zeil. Castus deed het zeil een beetje opzij en ik zag tientallen potten gevuld met gele steentjes. Oenemaus deed het bij het andere zeil en ik zag genoeg houtskool. Ik was zeer tevreden en bedankte ze voor het goede werk. Ik gaf de volgelingen het bevel om de potten en urnen gevuld met zwart poeder naast de plek waar het houtskool lag, te zetten, maar wel iets verder van elkaar. Ik vroeg de generaals om hier een paar wachters neer te zetten om ervoor te zorgen dat er niemand bij kon komen. Ik legde ze uit dat het gevaarlijk spul was en dat ik straks een kleine demonstratie zou geven. Ze knikten begrijpend en gingen gelijk aan de slag. Alleen Oenemaus bleef even hangen en bedankte me voor het geweldige idee om een klein leger te verstoppen voor de legioenen van de vijand. Hij vroeg me hoe ik dat wist. Ik zei dat ik gewoon een voorgevoel had. Ik waarschuwde ze wel dat er sowieso nog meer legioenen zullen komen.
Toen de wachters op de plek stonden, ging ik gelijk aan de slag. Ik moest de gele steentjes, de zwavel en de asresten van het hout, het houtskool, fijn maken en daarna mengde ik de salpeter, de zwavel en het houtskool bij elkaar. Het buskruit. Die stopte ik voorzichtig in een klein voorwerp die ik op het kamp vond. Zo had ik een klein explosief gemaakt. Ik hoopte alleen dat het ging werken.
Eind van de middag riep ik iedereen bij elkaar voor de demonstratie maar vertelde dat ze voldoende afstand moesten houden. Ik stond midden in de cirkel en legde een klein bommetje op de grond en strooide een lange strook van het buskruit. Toen ik daarmee klaar was, liep ik naar Crixus en hij gaf me een fakkel. Ik grijnsde naar hem. ‘’Goed opletten.’’ Ik stak het buskruit aan en hij vatte meteen vlam. Ik stapte snel achteruit terwijl de vlam langzaam naar de bom ging. Iedereen hield hun adem in en keek met grote ogen toe. Toen de vlam het bommetje bereikte, ontplofte die met een kleine maar krachtige knal. Om me heen deinsde iedereen achteruit en slaakte een kreet van verbazing. Mijn generaals hadden hun handen bij hun zwaarden gelegd, alsof ze dachten dat er dreiging was. Ik liep naar het midden in de cirkel, de plek waar het bommetje ontploft was en keek om me heen, naar de verbaasde gezichten van de volgelingen. ‘’Het poeder wat ik net gemaakt heb, is buskruit. Het is heel gevaarlijk spul. Maar stel je voor dat ik dit voorwerp tien keer groter maak. Dan zou die ‘boem’ veel groter zijn.’’ Er heerste een stilte op het kamp. Ik grijnsde met mijn tanden bloot. ‘’Die ‘boem’ is voor de soldaten van Rome!’’ Er klonk luid gejuich en gejoel. Ik stak mijn hand op waardoor iedereen stil viel. ‘’We gaan naar Rome. Onderweg zullen we de dorpjes plunderen en de slaven bevrijden. Maar als we in Rome zijn, gaan we aanvallen. We gaan al die schoften pakken!’’
Iedereen brulde het uit van enthousiasme. Ik glimlachte van binnen. Ik wist dat Spartacus eerst naar Gallië wilde gaan maar uiteindelijk ging hij toch weer zuidwaarts, waarschijnlijk naar Sicilië. Maar de rebellenslaven wilden eigenlijk naar Rome. Daarom had ik ze hun zin gegeven.
De volgende weken was ik druk bezig om het buskruit te maken. Het was veel werk en dat allemaal in mijn eentje. Ik nam geen risico om hulp te vragen bij de volgelingen. Ondertussen hadden twee legioenen van Gaius ons aangevallen. Maar we waren erop voorbereid en versloegen ze gemakkelijk. Er waren wel veel doden gevallen. Ons kamp telde nu ongeveer 65.000 rebellen. Ik wist dat het leger van Marcus Crassus onze volgende tegenstander was. Hun leger telde ongeveer 50.000 man. We waren wel in de meerderheid maar de soldaten van Marcus waren getraind en droegen ijzeren pantsers. Ze hadden betere wapens dan wij. Maar nu had ik ervoor gezorgd dat wij de betere wapens hadden. Het buskruit. Nu moesten we alleen een geschikte plek vinden voor het slagveld. Dat zullen we wel tegenkomen als we naar Rome reisden. Toen ik klaar was met het maken van het buskruit, konden we vertrekken. We vervoerden het buskruit, wat in de vaten zat, uiterst voorzichtig. Eén verkeerde beweging en we waren er allemaal geweest. Het reizen met het hele kamp ging erg langzaam maar ik wist dat we niet helemaal naar Rome hoefden te gaan want ik wist dat het leger van Marcus eraan kwam. Ik moest er alleen zorgen dat ik een goede plek vond.
Na een week reizen namen we een pauze. Ik ging naar de generaals Crixus, Castus en Oenemaus. Ik had ze verteld dat ik een geschikte plek nodig had voor het slagveld. Castus had iets gevonden. We klommen een kleine heuvel op tot we aan de top kwamen. Ik keek mijn ogen uit. Er strekte zich een enorme open vlakte uit. Het was perfect! Ik wist zeker dat het leger van Marcus hier naar toe zou komen omdat het op de route lag naar ons kamp bij de vulkaan.
‘’Hier slaan we ons kamp op,’’ zei ik terwijl ik over de vlakte keek.
‘’Je bent overtuigd dat er een groot leger van Rome komt?’’ zei Crixus die naast me kwam staan.
‘’Ja,’’ antwoordde ik kortaf.
‘’Hoe weet je dat allemaal?’’ vroeg Oenemaus. ‘’De vorige aanvallen had je ook goed voorspeld.’’
Van internet, dacht ik grinnikend. Maar dat kon ik natuurlijk niet zeggen. ‘’Gewoon, ik heb een voorgevoel.’’
Oenemaus haalde zijn brede schouders op. ‘’Ik denk dat ze ook komen.’’
‘’We moeten ons voorbereiden,’’ zei Castus terwijl hij richting het kamp liep. Oenemaus ging met hem mee. Crixus keek me aan. ‘’Heb je een plan?’’ Mijn ogen gleden over de grote vlakte. ‘’Ja, dat heb ik.’’
Wekenlang was ik bezig om explosieven te maken terwijl de rebellen druk aan het trainen waren. We hadden de zwaarden en schilden van de legioenen van Caius overgenomen. Ze waren groter en scherper. Ook sommige volgelingen droegen harnassen, maar niet allemaal omdat ze niet sterk genoeg waren. Toen ik uiteindelijk klaar was met het maken van de explosieven, ging ik met een groep volgelingen naar de open vlakte. Ergens in het midden groeven we een kuil en daar plaatsten we een groot vat met buskruit in en legden we er aarde overheen. Twee honderd meter verderop verstopten we nog een vat onder de grond. Daarna verstopten we de kleine explosieven verspreid over de vlakte. Toen we daarmee klaar waren, keek ik even rond. Het ging pittig worden, besefte ik. Mijn volgelingen waren allemaal opgewonden. Ze wilden graag zien wat voor schade de explosieven zouden aanrichten. We gingen terug naar het kamp. Nu was het wachten op het leger van Marcus Crassus.
Een kleine drie weken later rende een van de volgelingen naar ons toe. ‘’We hebben de verkenner van de vijand gezien! Moeten we achter hem aan?’’
Ik schudde mijn hoofd. ‘’Nee, laat hem gaan. Het is juist de bedoeling dat hij ons ziet. Dan komt het leger wel vanzelf naar hier.’’
Crixus had de verkenner op pad gestuurd om te kijken waar het kamp van Marcus stond. Al snel kregen we het antwoord. Het kamp van Marcus bevond zich op twee dagen reizen van hier. De verkenner vertelde dat er een enorm leger was. Hij schatte 50.000 soldaten. Dat was voor mij geen verrassing maar de generaals moesten wel even slikken. Twee dagen later konden we vanaf de heuvel het leger van Marcus zien. Het was duidelijk dat ze zich aan het voorbereiden waren voor het gevecht, net als wij.
De volgende dag stond ik op de open vlakte, ver weg van waar de explosieven lagen. Ik had een tunica en sandalen aan. Aan het harnas had ik geen behoefte. Mijn zwaard stond vastgebonden aan mijn gevest, net als twee kleine messen. Ik had een ijzeren schild in mijn hand. Naast me stonden de generaals Crixus, Oenemaus en Castus. Zij droegen alle drie ook geen ijzeren pantsers. Achter ons stond een leger van 40.000 rebellenslaven klaar, allemaal gekleed in gevechtsoutfit. De meesten hadden zwaarden maar sommigen kozen voor speren. Ik kon merken dat iedereen nerveus was, net als ik. Ik wist dat ik kon vechten dankzij de ervaringen van Spartacus die nu verbonden was met mijn geest. Maar ik vroeg me af of ik in de echte wereld ook zou sterven als ik hier doodging.
Ik zette die akelige gedachte snel opzij. Het kon me niets schelen. Ik ging hoe dan ook vechten, voor de rebellenslaven. Ze werkten hard om te overleven. Daar had ik veel respect voor. Ten slotte was ik Spartacus. Ik kon natuurlijk niet weglopen.
De zon stond nu helemaal bovenaan en de lucht was helderblauw.
Helemaal aan de andere kant van de open plek verschenen lange rijen soldaten, allemaal glinsterend door hun ijzeren harnassen. Ze kwamen langzaam naar ons toe, naar de plek waar de explosieven lagen. Ik hoorde Crixus zachtjes grommen en ik keek hem aan. Hij had geen angst in zijn blik. Ik merkte dat ik de woede in mijn lichaam voelde. De geest van Spartacus reageerde, alsof hij aanvoelde dat het leger van de vijand in aantocht was. Ik negeerde dat gevoel, rechtte mijn rug en keek strak naar het naderende leger van Marcus Crassus. Langzaam maar zeker liep het leger van Romeinen over het veld waar de explosieven lagen. Ze waren er nog niet, ze moesten nog verder lopen. We wachtten geduldig af. Gelukkig waren we ruim buiten de schietafstand van Romeinen.
Een half uur waren het heel leger van Marcus op de open vlakte. Ik moest echt even slikken. Ze waren echt met heel veel. Gelukkig bevond het grootste gedeelde van het leger zich op de juiste plek. Ik legde mijn hand op het lemmet van het zwaard en schoof hem langzaam uit mijn gevest. Ik stak de kling van het zwaard in de lucht en brulde: ‘’Voor de vrijheid!’’
‘’Voor de vrijheid!’’ klonk het geschreeuw achter me. ‘’Voor de vrijheid! Voor de vrijheid!’’ Het geschreeuw galmden door de open vlakte heen. Ik liet mijn zwaard zakken waardoor het geschreeuw ophield. Het was bijna zover. Nog eventjes nog. Het leger van Marcus liep rustig op ons af. Ze maakten geen haast.
Ik stak mijn hand op. ’’Bogen gereed!’’ schreeuwde ik. Ik hoefde niet achterom te kijken want ik wist dat ze klaar stonden met de bogen. Mijn ogen waren vast gericht op het naderende leger. Nog heel eventjes.
‘’Vuren!’’ brulde ik woest uit. Het salvo van de pijlen vloog in de lucht, richting het leger van Marcus. De Romeinen namen geen moeite om hun schild op te heffen om zich te beschermen want onze pijlen bereikten ze niet. Ik hoorde het gelach van de Romeinen.
Ik grijnsde breed. Het eerste salvo pijlen was niet bedoeld om hen te raken maar om een teken te geven aan het kleine leger dat verstopt was op de heuvel die aan de westkant van de open vlakte lag. Een tel later vlogen duizenden brandende pijlen in de lucht, recht op de doel af. De soldaten van Romeinen zagen ze niet snel genoeg aankomen en er vielen al een paar doden maar het was niet veel. De pijlen ketsten af tegen de harnassen en de schilden. Ons leger stond gespannen te wachten op de eerste explosie. Maar die kwam er niet. Het tweede salvo brandende pijlen volgde snel.
Er klonk geschreeuw aan de andere kant van de open vlakte. Ik zag dat alle soldaten hun schilden omhoog hielden. Verdomme, waarom gebeurde er niets? Had ik het wel goed gedaan?
Toen klonk een oorverdovende knal, zo heftig dat de aarde onder mijn sandalen trilde. Een grote groep van Romeinse soldaten vloog letterlijk in de lucht door de verwoestende explosie. Naast me wankelde Crixus naar achteren met een bleek gezicht. Een paar rebellenslaven waren zelfs gevallen van verbijstering. Ik bleef kaarsrecht staan maar trilde wel een beetje van opwinding.
Toen volgden de heleboel knallen erachteraan. Het was enorme chaos. Iedereen schreeuwde het in paniek uit. De soldaten vlogen in de lucht, net als de aarde. De rookwolken stegen op boven de vlakte. De knallen bleven maar gaan tot het tweede vat met verwoestende kracht ontplofte. Weer liet het de aarde onder onze voeten trillen. Ik moest zelfs een stapje achteruit te zetten. De explosie was zo extreem dat de schokgolf tegen mijn lichaam duwde. De hele open vlakte was ravage geworden. De plekken waar twee vaten in zaten, waren nu twee enorme gaten geworden. Achter me klonken de kreten van verrukking.
Ik wist dat bijna alle explosieven ontploft waren. Het was tijd. Ik hief mijn zwaard omhoog, waar iedereen mijn voorbeeld nam. ‘’Voor de vrijheid,’’ brulden we met allen en stormden op het zwaar gehavende leger van Marcus af. Omdat bijna alle Romeinse soldaten verbijsterd waren wat er allemaal gebeurd was, reageerden ze langzaam. We sloegen genadeloos toe. We overrompelden ze. Ik haalde uit met mijn zwaard en hoofden van de soldaten rolden van over de grond. Sommige soldaten vielen me aan met het zwaard. Ik beschermde me met mijn schild en stak de kling van mijn zwaard in zijn hals en het bloed spatte uit zijn hals. Toen de soldaat naar de grond stortte, was ik al bij de volgende soldaat, die geen kans kreeg om aan te vallen. Want hij was zijn hoofd kwijt. Ik keek vlug om me heen en zag dat we goed bezig waren. We waren eenheid en stormden over het leger van Marcus heen. Het was enorme chaos. Er werd veel geschreeuwd van paniek en pijn. De aarde kleurde rood van het bloed. Het ketsen van de zwaarden galmden door de vlakte heen. Door mijn gemaakte explosieven waren we ineens in de meerderheid.
Na ruim twee uur was het gevecht bijna voorbij. We waren aan de winnende hand. Ik zat onder het vuil, het bloed en het zweet. Een klein deel van het Romeinse leger had zich teruggetrokken naar het kamp. Daar had ik op gerekend. Ons legertje dat op de heuvel stond, was naar het kamp van Marcus gegaan om hen te omsingelen.
‘’Spartacus!’’
Ik draaide mijn hoofd met een ruk om. Castus, die ook onder het bloed zat, stormde op me af. ‘’Crixus is gewond.’’
We renden naar hem toe. Crixus lag zwaargewond op de grond tussen de lijken. Ik knielde voor hem neer en ondersteunde zijn hoofd. Hij keek me vermoeiend aan maar met een kleine lachje rond zijn gebarsten lippen. ‘’Het was prachtig, die boem.’’ Hij hoestte even.
Ik grijnsde. ‘’Dank je.’’ Ik keek naar zijn bovenlichaam. Er zat een gapende snee in zijn borst. Hij ging het niet redden. Hij hoestte het bloed uit en keek me opnieuw aan. ‘’Hoe… wist je…’’ Hij hijgde zwaar. ‘’Van die boem.’’
‘’Van mijn vriend,’’ antwoordde ik zacht.
Crixus kreeg het voor elkaar om klein beetje te glimlachen. ‘’Bedank hem namens mij.’’ Hij haalde diep adem. Hij had niet lang meer. ‘’Vecht voor de vrijheid… Voor Gallië.’’ Zijn hoofd viel slap op mijn hand. Ik legde het hoofd voorzichtig op de grond en deed zijn ogen dicht. Zwijgend stond ik op en voelde de woede door mijn lichaam razen. Die Marcus gaat eraan, dacht ik.
De veldslag was afgelopen. We hadden gewonnen. Ik liep met grote passen op het kamp van Marcus Crassus af. Mijn generaals en volgelingen volgden me. Zoals ik had verwacht was het kamp van de vijand omsingeld door mijn andere leger. Er waren ongeveer 5000 Romeinse soldaten op het kamp. Vooraan stond een man in een purper toga. Ik wist dat purper kleding in deze tijd erg duur was. Alleen de rijkste Romeinen droegen de purper outfit. Zijn gezicht was schoon en hij droeg veel sieraden. Ik stond vijf meter voor Marcus en keek hem nors aan. Marcus was echter kalm en oogde arrogant.
Ik klemde het lemmet van mijn bebloede zwaard stevig vast.
Marcus deed zijn mond open maar zijn kaak verstrakte. Zijn ogen sperden wijd open. Een punt van de kling stak uit zijn nek. Er stroomde bloed uit. Daarna viel Marcus op de knieën en viel dood voorover op de grond. Ik liet mijn ogen over het levenloze lichaam van Marcus glijden en keek naar de vrouw, die was gekleed in een witte tunica met wat purper strepen. Ze had het zwaard nog vast en het puntje van de kling kleurde rood van het bloed. Ze liet het zwaard op de grond vallen en knielde voor me neer. Ze keek me met haar prachtige donkere ogen aan. ‘’Ik dien voor u,’’ zei ze met een heldere stem.
Ik had in mijn leven nog nooit zo’n prachtige vrouw gezien. Haar blik was zacht en indringend tegelijkertijd. Haar lange zwarte haren waren beeldig opgestoken in een ingewikkelde knot. Ze was slank en had een prachtige licht gebruind huid. De schoonheid straalde uit bij haar.
Plotseling hoorde ik een woeste gebrul van de man achter de vrouw en stormde op haar af met het zwaard. Met een snelle beweging stak ik de kling van mijn zwaard dwars door zijn nek. Het bloed stroomde over zijn hals. Ik trok mijn zwaard terug en de man viel opzij op de grond. Alle soldaten van het leger grepen hun zwaarden.
Ik gromde: “Als jullie willen blijven leven, laat je je wapens op de grond vallen. Ik ben de man van het woord. Jullie blijven leven als jullie geen gekke dingen doen. De keuze is aan jullie.’’
De Romeinse soldaten keken elkaar aan. De eerste soldaat liet zijn zwaard op de grond vallen waarbij de rest zijn voorbeeld volgden. Mijn volgelingen raapten de wapens op.
Ik keek de vrouw aan die met haar donkere ogen naar me staarde. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen. Ze was duidelijk niet bang.
Ik keek om me heen. Het kamp van Marcus was beter dan onze kamp. ‘’Oenemaus, Castus?’’ Ik voelde dat ze naast me stonden. ‘’We verblijven hier om uit te rusten en ons voorbereiden voor de reis naar Rome. Haal de rest naar hier.’’ De generaals verdwenen zonder iets te zeggen. Nu had ik volledig aandacht op de vrouw die geduldig op me zat te wachten. ‘’Je dient voor mij?’’
Haar ogen keken me indringend aan. ‘’Ja, Ik dien voor u, Spartacus.’’
Ik betrad de barak van Marcus en trok mijn wenkbrauw op bij het zien van alle luxueuze spullen. Er stond zelfs een groot bed met een matras van veren. Arrogante schoft, dacht ik grommend. De vrouw keek me kalm aan. ‘’Zal ik je wassen?’’ Ik was inderdaad erg smerig. Ze wachtte niet op mijn antwoord en nam een emmer met water en een doekje. Toen ze mijn tunica wilde vastpakken, greep ik haar smalle pols stevig beet en keek haar indringend aan. ‘’Waarom?’’
‘’Dat ik mijn man vermoordde?’’ vroeg ze kalm terwijl ze me met haar donkere ogen aankeek. Haar gezicht was prachtig en schoon.
‘’Ja,’’ reageerde ik waarna ik haar pols losliet.
‘’Omdat ik aan jouw kant sta,’’ zei ze terwijl ze naar mijn smerige tunica keek. ‘’Doe je het zelf of zal ik het doen?’’
Ik hield haar in de gaten terwijl ik me van mijn smerige kleren ontdeed. Uiteindelijk stond ik naakt voor haar. Ik wist dat er geen taboe was in het Romeinse Rijk. Haar donkere ogen scanden razendsnel mijn gebruinde, gespierde lichaam. Ik moest toegeven dat ik een beetje jaloers was op Spartacus. Hij had ten minste mooi gereedschap tussen zijn benen hangen. De vrouw pakte de natte doek en wilde die op mijn borst leggen, maar weer greep ik haar pols. ‘’Wat wil je van me?’’
‘Ik wil je wassen. Zoals ik al zei, ik sta aan jouw kant.’’ Ze wilde zich losrukken maar ik verstevigde de greep op haar pols. ‘’Waarom?’’ Ik vertrouwde haar niet helemaal.
Ze keek me weer rustig en zelfverzekerd aan. ‘’Laat me je wassen en ik zal je alles uitleggen.’’ Die vrouw had wel pit. Dat mocht ik wel.
Voordat ik haar losliet, zei ik gevaarlijk zacht: ‘’Als je iets flikt, ben je er geweest.’’
‘’Ik weet het,’’ mompelde ze alleen maar. Ze rukte haar pols uit mijn hand en begon mijn borst voorzichtig te wassen. ‘’Toen ik Marcus kende, waren we nog jong. Hij was toen nog aardig. Maar na het overlijden van zijn vader erfde hij zijn geld, bezittingen en status. Hij werd nog rijker door slavenhandel en zilvermijnen. Hij veranderde, hij werd arrogant en wreed. Vroeger had hij een gevoelig karakter. De laatste tijd had hij echter weinig tijd voor me en ook steeds minder interesse in me. We hadden nauwelijks seks terwijl hij toch hoeren neukte. Maar hij had me nodig, als echtgenote. En ik had geen keus. Hij was te machtig in Rome.’’
Ze depte de vuile doek in de emmer en maakte mijn arm, die vol met kleine sneetjes zat, voorzichtig schoon. Ze keek me aan en zag dat ik luisterde. ‘’We hadden slaven in onze villa. Heel veel slaven. Met een van hen raakte ik goed bevriend. Het was een vrouw die me elke dag hielp met aankleden en mijn haar. Ze was altijd zachtaardig en vriendelijk tegen me. Onze band werd steeds hechter. Ik hield het geheim voor Marcus. Als hij dit had geweten, had hij haar zonder pardon gedood. Dat deed hij wel vaker bij slaven als hem iets stoorde.’’
Ze maakte de doek weer schoon in het water en ging aan de slag met mijn benen. Zonder mij aan te kijken ging ze verder: ‘’Toen raakte ze zwanger. Ze had seks met een van de mannen van Marcus. Ik wist wat het betekende. Marcus wilde geen zwangere slaven. Ik smeedde een plannetje om mijn vriendin te helpen ontsnappen. Toen het zover was, stond Marcus ineens bij de deuropening.’’ De vrouw zweeg even. Ik legde mijn hand, die inmiddels schoon was, op haar slanke schouder. Ze keek me droevig aan. ‘Mijn vriendin greep mijn nek beet, alsof ze me wilde wurgen. Ze zei tegen me dat ik een goed mens was en dat het haar speet. Plots stak het puntje van de kling van Marcus’ wapen dwars door haar nek heen, vlak voor mijn ogen. Ze viel voor mijn voeten dood neer. De tranen stroomden over mijn wangen. Marcus dacht dat ik bang was, maar ik huilde voor mijn lieve vriendin.’’ Ze stopte even met praten, schudde haar hoofd en begon mijn kruis te wassen. ‘’Ze stierf voor mij.’’
Ik hapte even naar adem toen ze mijn kruis aanraakte. Ze deed het rustig en teder. Toen ze klaar was, ruimde ze de spullen op en keek me aan. Haar ogen maakten een wandeling langs mijn schone lichaam. Ze merkte dat mijn lid halfstijf was en beet zachtjes op haar lip.
‘’Trek je kleren uit,’’ gebood ik haar met een rustige stem. Ze keek me aan, maakte haar tunica los en liet het op de grond vallen. Ik ademde diep toen ik haar schoonheid zag. Ze was slank. Haar heupen waren niet breed en ze had kleine, stevige peervormige borsten met kleine bruine tepels. Tussen haar benen had ze wat schaamhaar. Ze maakte haar knot los en haar zwarte haren vielen los langs haar slanke lichaam. Haar lichtbruine huid was volmaakt en had nauwelijks littekens. Ze was oogverblindend mooi. Haar donkere ogen richtten zich steevast naar mijn ogen, maar ik haar blik af en toe snel naar beneden zag flitsen, naar mijn inmiddels volle erectie die naar haar wees.
‘’En toen?’’ vroeg ik zacht.
Ze sloot haar ogen maar ze was zich bewust van mijn blik op haar lichaam. ‘’Ik kon niet veel doen. Als ik hem zou vermoorden, was het tevens mijn dood geweest. Ik besloot om zijn echtgenote te blijven spelen.’’ Ze opende haar ogen en keek me meteen indringend aan. ‘’Toen ontsnapten jij en je vrienden. Jullie bevrijdden de slaven. Ik besloot om jullie te helpen en bevrijdde een groep slaven uit onze villa. Ik voelde me verplicht om te helpen voor mijn vriendin. Ik moest echter achterblijven. Als Marcus erachter kwam dat ik het had gedaan, had hij alle overige slaven vermoord. Dat risico kon ik niet nemen.’’
Ik keek haar verrast aan. ‘’Heb jij de slaven bevrijd?’’
Ze knikte en keek opnieuw naar mijn erectie. ‘’Een vijftigtal. Meer kon ik niet doen. Ik weet niet eens of ze het gered hebben. Maar het voelde goed.’’
Ik bekeek haar. Ze was een dappere vrouw. En beeldschoon.
‘’Toen jij en Marcus daarnet tegenover elkaar stonden,’’ zei ze plots, ‘’zag ik mijn kans schoon om hem te wreken voor wat hij mijn lieve vriendin heeft aangedaan. Ik wilde hem vermoorden op dezelfde manier als hij bij mijn vriendin deed. Dus ik stak het zwaard in zijn nek. Ik wist dat je me zou beschermen.’’ Ze keek me helder aan met haar donkere ogen.
Ik stak mijn hand uit en ze pakte die voorzichtig mijn hand aan. Haar huid voelde zacht tegen mijn ruwe hand. Ik trok haar rustig naar me toe en voelde de warmte van haar lichaam tegen mijn huid stralen.
‘’Je bent dapper,’’ fluisterde ik.
Ze glimlachte een klein beetje maar haar blik was droevig.
‘’Wat is jouw naam?’’ vroeg ik zachtjes terwijl ik diep in haar ogen keek. Ze hief haar hoofd een beetje op om me aan te kijken.
‘’Zara,’’ fluisterde ze. ‘’Mijn naam is Zara.’’
‘’Een mooie naam voor een mooie vrouw.’’
Er verscheen een kleine glimlach op haar mooie gezicht. ‘’Dat heeft al zo lang niemand meer tegen me gezegd.’’ Haar ogen schitterden. Mijn hand gleed naar haar rug en trok haar zachtjes naar me toe, waardoor onze naakte lijven tegen elkaar gedrukt werden. Ze bleef in mijn ogen kijken. ‘’Ik sta aan jouw kant, Spartacus,’’ fluisterde ze zacht tegen mijn lippen. Ik streek zacht met mijn lippen langs de hare. ‘’Ik weet het.’’
Toen vonden onze monden elkaar. Ze omhelsde mijn nek en drukte zich nog steviger tegen me aan, alsof ze me nooit los wilde laten. De kus was teder. Ze rook en proefde heerlijk. Ze maakte geluidjes van verlangen. Ik streelde met mijn eeltige vingertoppen over haar ruggengraat terwijl we intenser aan het zoenen waren. Mijn lippen vonden de weg naar beneden. Mijn tanden schuurden in een lome liefkozing langs haar hals waarbij ze haar hoofd kreunend naar achteren gooide. Ik kuste haar op de plek waar haar hart snel in haar hals klopte. God, wat verlangde ik naar haar. Haar zijdezachte vingertoppen streelden over de littekens op mijn borstkas en daarna legde ze haar hand plat op mijn bonzende hart.
Ik keek haar begerig aan. ‘’Je hebt geen flauw idee hoe mooi je bent, Zara,’’ fluisterde ik schor terwijl ik haar zwarte haren achter haar oor legde zodat ik haar volmaakte gezicht kon bekijken. Ze glimlachte een stralende glimlach en drukte haar lippen weer op de mijne. Ondertussen gleed haar hand rustig naar beneden, langs mijn littekens naar mijn erectie. Haar slanke vingers sloten zich om mijn stam. Het gevoel van opwinding overspoelde me en ik beet zachtjes in haar onderlip. Ze verstevigde de greep op mijn lid en trok heel zachtjes naar achteren waardoor de top ontbloot kwam te staan. Ik ademde diep. Ze verbrak de kus en kneep in mijn erectie zodat ik opnieuw naar adem moest happen.
‘’Wat ben je een wreed wezen,’’ gromde ik zacht.
Zara lachte ondeugend en kuste me weer met haar zachte lippen. De zoen was wild. Ze liet mijn erectie los en greep mijn nek terwijl onze tongen in een erotische dans belandden. Ik streelde haar warme billen. Ze hees zichzelf omhoog en klemde zich met haar benen om mijn middel. Ze was licht als een veer.
Ik liet me op het matras vallen, met haar boven op me, terwijl we elkaar begerig zoenden. Ze kwam overeind. Haar donkere ogen glansden. Ze was zich bewust van mijn erectie onder haar en ik voelde haar intense warmte op mijn mannelijkheid. Ze bekeek mijn bovenlijf en liet haar vingertoppen langs al mijn littekens glijden. Soms huiverde ik een beetje bij de gevoelige wondjes. Onze ogen maakten oogcontact. Ik zag enkel lust en verlangen in haar ogen. Ze legde haar hand op mijn hart en glimlachte toen ze voelde dat mijn hart tekeer ging. Ze kuste op de plek waar mijn hart lag en dwaalde af. Haar tong cirkelde even rond mijn navel. Mijn lijf spande zich aan en ontspande weer. Een golf van genot vulde me toen haar natte lippen de top van mijn lid kusten. Langzaam verdween hij in haar mond. Ze zoog er zachtjes aan. Ik ademde zwaar door mijn neus. ‘’Zara,’’ gromde ik schor. Ze likte plagerig rondjes langs mijn top en nam hem vervolgens diep in haar mond. Rustig bewoog ze heen en weer. Ik kreunde zuchtend en legde mijn handen onder mijn hoofd. Dit voelde zo goed. Ze pakte de onderkant van mijn stam en trok die rustig af terwijl ze hem krachtig zoog.
Ik legde mijn hand op haar hoofd en Zara keek me opgewonden aan. Ik wilde mijn kruit niet meteen verschieten. Mijn hand gleed langs haar wang naar haar kin en duwde haar kin zachtjes naar me toe. Ze liet zich door mijn hand leiden en kroop over me heen met haar gezicht vlak voor het mijne. Ze glimlachte ondeugend toen ze hem voelde koppen tussen haar benen. Ik rolde haar van me af en ging op mijn zij liggen terwijl mijn vingers hun weg over de rondingen van haar stevige borstjes vervolgden. Ik nam haar harde tepel tussen mijn ruwe vingers en kneep er krachtig in. Zara haalde scherp adem en kromde haar rug, naar mijn vingers toe, alsof ze meer wilde. Dan liet ze zich weer op het matras vallen. Ik kuste haar in haar nek en snoof haar geur op. ‘’Je bent lekker, wist je dat?’’ gromde ik zacht terwijl ik haar borst masseerde. Ze hijgde licht van opwinding. ‘’Hoe?’’ fluisterde ze toen ze haar hoofd naar me draaide, waarbij onze neuzen elkaar rakelings aanraakten.
‘’Wat?’’ vroeg ik zacht met rauwe stem. Mijn vingers streken rustig over haar platte buik. Ik wilde haar eigenlijk ter plekke pakken. Ze was zo opwindend mooi, maar ik wilde ook lang van haar kunnen genieten.
‘’Dat geboem op het slagveld,’’ zei ze fluisterend terwijl ze in mijn ogen staarde. ‘’Hoe heb je het gedaan?’’
Er verscheen een woeste grijns op mijn gezicht. ‘’Van mijn vriend geleerd.’’
‘’Ga je nog vertellen hoe je…’’ Ze snakte naar adem toen ze mijn vingers over haar schede voelde glijden.
Ik beet in haar oorlel terwijl mijn twee vingers rustig in haar gleden. Ze huiverde even en ontspande zich weer. ‘’Misschien later,’’ zei ik grommend tegen haar huid. Of misschien nooit, dacht ik bij mezelf.
Zara kreunde zachtjes toen ze voelde dat mijn vingers tussen haar benen heen en weer bewogen. Ze duwde haar heupen omhoog omdat ze meer wilde. Ik glimlachte in haar nek. Ze was geweldig.
‘’Jij bent van mij,’’ gromde ik tegen haar hals die trilde door de geluiden van haar kreunen. Ik zocht met mijn duim haar gevoelige plekje. Toen ik dat vond, schreeuwde ze het hijgend uit. ‘’Alsjeblieft!’’
Ik beet in haar oorlel en fluisterde in haar oor: ‘’Zeg dat je van mij bent.’’
Ik bracht mijn vingers nog dieper in haar en ze draaide onrustig met haar heupen. Ik voelde dat ze het warm kreeg. ‘’Zeg het.’’
‘’Ik ben van jou, Spartacus,’’ zei ze hijgend. ‘’Al sinds mijn vriendin vermoord werd.’’ Ik drukte mijn duim op haar gevoelige plek en ze schreeuwde het uit. Ze begon als een slang te kronkelen en slaakte een diepe kreun.
‘’Jij bent van mij,’’ zei ik glimlachend terwijl ik haar bleef strelen met mijn vingers tot de laatste huivering was weggestorven, en ze slap en bevredigd naast me lag.
Zara opende haar ogen en keek me gelukzalig aan. Ze voelde mijn hardheid tegen haar heup prikken. Ze duwde me op mijn rug en klom boven op me. Haar lichtbruine huid glansde een beetje van het zweet. Haar ogen keken me verlangend aan. Ze wilde meer. ‘’Ik ben van jou,’’ prevelde ze terwijl ze mijn zwaard vastpakte. ‘’En jij bent van mij,’’ voegde ze eraan toe terwijl ze mijn zwaard tergend langzaam in haar warme schede bracht.
Het gevoel rondom mijn mannelijkheid deed me sidderen. Ze was zo heet en nat. Zara legde haar handen op mijn brede borstkas en staarde me aan met glazige ogen. Traag begon ze me te berijden. Haar peervormige borsten wipten op en neer bij elke beweging. Ademloos keek ik toe hoe ze mij, Spartacus, de slavenleider, de ruige gladiator, helemaal gek maakte met haar volmaakte lichaam en verleidelijke handelingen. Ze begon sneller te bewegen en er kwamen opwindende geluidjes uit haar keel. Haar zwarte haren dansten heen en weer terwijl ze me met een indringende blik bleef aankijken.
Maar nu was het mijn tijd. Grommend greep ik haar beet en met een vloeiende beweging draaiden we om zonder dat mijn zwaard haar schede verliet. Ik lag boven haar, groot en gespierd, en keek haar met een woeste grijns aan. Zara keek uitdagend terug met haar fonkelende ogen. Ik gaf haar een harde stoot en haar lichaam schokte. Ik begroef mijn gezicht in haar nek en kuste haar warme huid. ‘’Je bent van mij,’’ gromde ik terwijl ik haar weer een harde en diepe stoot gaf. Haar slanke vingers grepen mijn slordige haren beet en ze kreunde diep bij elke stoot die ik haar gaf. ‘’Ik ben van jou. Neem me zo vaak als je wilt.’’ Ik rilde even van haar woorden maar hervatte het bewegen weer met een grom.
‘’Kijk me aan,’’ zei ze hijgend. Ik hief mijn hoofd op om haar aan te kijken. Ze greep mijn nek en dwong me om haar te kussen. Haar tong boorde zich dwars door mijn lippen heen en onze tongen worstelden wild van begerigheid. Ze bewoog haar heupen op het ritme van de mijne. Elke centimeter van haar lichaam gloeide en ze spande zich aan. Ze blies haar adem in mijn mond waardoor ik de kus moest verbreken. De ontlading schokte in haar lijf en ik stootte hard en snel in haar om haar genot zo lang mogelijk te rekken. Toen bereikte ook ik mijn climax. Het genotsgevoel drong tot in mijn botten en ik kwam met een dierlijke grom klaar terwijl ik me in haar leegde. Hijgend trok ik mijn zwaard uit haar verhitte schede en ik viel opzij naast haar neer. Toen was het stil, op onze zware ademhaling na.
Zara draaide zich naar me toe, legde haar hand op mijn borst en kuste me in mijn zij. Ik bleef roerloos liggen. Dit was ongelooflijk. Ze was geweldig.
‘’En nu?’’ prevelde ze terwijl haar vingers teder over mijn borst streelden.
Ik wist wat ze bedoelde. ‘’Gewoon doorgaan waar we gebleven waren. We gaan naar Rome.’’
Een paar dagen later stonden we klaar om te vertrekken naar Rome. Zara stond naast me. De generaals Oenemaus en Castus stonden aan mijn andere zijde. Ik hief mijn zwaard op en brulde: ‘’Op naar Rome!’’ Achter me klonk het gejuich en geschreeuw.
Plotseling voelde ik me misselijk en duizelig. Er trok iets aan me. Wat gebeurde er nou allemaal? Wacht? Nee! Nee! Niet nu! Ik schreeuwde het uit maar er kwamen geen geluiden uit mijn mond. Ik keek paniekerig naar Zara maar ze had niets door. Het trekken in mijn lichaam werd erger en erger. NEE! Toen werd het zwart voor mijn ogen.
Ik knipperde met mijn ogen. De witte rookwolkjes streken mijn gezicht. Ik wist meteen waar ik was. Terug in de echte wereld, in de cilinder buis. Toen vloog de deur open en de rookwolkjes gleden uit de buis en ik zag het bezorgde gezicht van Kurt. ‘’Danny! Godzijdank! Je leeft nog! Ik maakte me ernstig zorgen om je! Gaat het wel met je?’’
Ik keek naar mijn handen. Mijn vingers waren dun en ik had geen littekens. Zwijgend stapte ik de buis uit en keek om me heen. Kurt keek me met grote ogen aan. ‘’Danny! Je was vier dagen bewusteloos. Maar op een of ander manier bleef jouw lichaam kerngezond, alsof je gewoon at en dronk.’’ Hij keek me gretig aan. ‘’Het heeft gewerkt, hé?’’
Ik keek opnieuw naar mijn handen. Vier dagen? Ik was maandenlang weg. Ik keek naar mijn vriend en glimlachte slechts.
‘’Ik wist het!’’ jubelde hij blij. ‘’Ik ben echt een genie!’’
Ik sloot mijn ogen en dacht aan Zara. Wat zal ik haar missen. Misschien kon ik weer teruggaan. Maar niet vandaag. Zwijgend liep ik naar de trap en hoorde Kurt achter me aan hollen. ‘’Danny! Je moet je verslag doen! Ik wil alles weten!’’
Ik liep een paar treden op en keek hem aan. ‘’Ik moet een bedankje van Crixus aan je doorgeven.’’
Kurt zijn ogen werden groot. Voordat hij de vragen wilde afvuren, liep ik de trap al op.
Buiten liep ik naar de tram, dit keer met rechte rug en zelfverzekerd. Ik pakte mijn telefoon en zag zoals ik verwacht had, de gemiste oproepen van mijn baas. Ik belde hem en kreeg meteen een boze preek van hem. Ik sloot mijn ogen en wachtte tot hij klaar was maar hij bleef maar doorgaan.
‘’Hou je bek dicht,’’ snauwde ik hem toe. Hij was meteen stil. ‘’Je kan naar de hel lopen. Ik neem ontslag.’’
‘’Niets daarvan!’’ schreeuwde hij. ‘’Ik verwacht dat je over een uur hier bent!’’
‘’De groeten,’’ mompelde ik en hing meteen op. Ik blokkeerde zijn nummer meteen en met een voldane glimlach liep ik naar de tramhalte.
Onderweg botste ik tegen een vrouw die behoorlijk haast had. Ze had wat spullen in haar handen en die vielen op de grond. Ze draaide zich geschrokken om waarbij haar zwarte haren sierlijk in de lucht vlogen. Toen maakte mijn hart drie, misschien wel vier sprongen over. Ik staarde naar haar gezicht, naar haar donkere ogen. Ze leek sprekend op Zara. Hoe was het mogelijk?
‘’Meneer?’’ vroeg de vrouw ongemakkelijk toen ik haar bleef aanstaren.
Ik knipperde met mijn ogen. ‘’O, mijn excuses, mevrouw.’’
Ze glimlachte flauwtjes. O, lieve hemel… die glimlach… dat kon toch niet waar zijn?
‘’Dat geeft niet. Het was mijn schuld. Ik had beter moeten opletten. Mijn excuses,’’ zei ze terwijl ze haastig de spullen bij elkaar raapte. Toen kwam de tram en ze vloekte zachtjes. Ik begreep het meteen. ‘’Moet je de tram halen?’’
Ze knikte met paniek in haar ogen.
‘’Ik help je wel,’’ zei ik vlug en raapte haar spullen op en we renden naar de tram. We hadden het op het nippertje gehaald.
Opgelucht ging ze op de stoel zitten en ik overhandigde haar de spullen en nam tegenover haar plaats.
‘’Dank u wel en nogmaals mijn excuses,’’ zei ze vriendelijk.
‘’Geen probleem,’’ zei ik glimlachend. Ondertussen liet ik mijn ogen langs haar lichaam glijden. Ze had een licht gebruind huid. Verder kon ik niet zien omdat ze een jas droeg. Maar haar gezicht… haar donkere ogen…
‘’Mijn naam is trouwens Zazie,’’ zei de vrouw plots.
Ik knipperde met mijn ogen en schudde mijn hoofd om helder te zijn. ‘’Een mooie naam voor een mooie vrouw,’’ zei ik zonder na te denken. Mijn wangen werden warm.
Ze glimlachte met een stralende glimlach. ‘’Dank u wel, dat is aardig. Wat is uw naam?’’
‘’Spartac… Eh, Danny,’’ zei ik. ‘’Mijn naam is Danny.’’
Ik bleef onbeschaamd in haar ogen kijken. Ze bestudeerde mijn blik. ‘’Kennen we elkaar toevallig niet ergens van?’’
‘’Misschien wel, ja…’’
‘’Danny! Heb je weer zin in om een proefpersoon te zijn?’’
Ik las het whatsapp bericht wel drie keer om er zeker van te zijn dat ik het wel goed gelezen had. Het was weer zover. Dat werd ook eens tijd, dacht ik. Ik legde mijn telefoon op het bureau en leunde achterover op mijn comfortabele bureaustoel met mijn handen op mijn achterhoofd. Mijn blik ging over het grote kantoor waar dertig werknemers hard aan het werk waren. Het was weer zo’n doodsaaie dag. Ik zuchtte diep en sloot mijn ogen om mezelf even te ontspannen.
Niemand keek naar mij. Niemand zei iets tegen mij. Alsof ik niet bestond. Mijn bruine haren hingen weer voor mijn ogen. Geïrriteerd schoof ik mijn haren opzij. Misschien moest ik toch maar eens naar de kapper gaan. Ik keek naar mijn handen. Mijn vingers waren dun, net als mijn polsen. Waarom werkte ik hier in vredesnaam? Waarom wilde ik zo graag een kantoorbaan? Hier was elke dag hetzelfde. Iedereen zat met zijn luie reet op de stoel achter de computer te werken. Dat was vijftien jaar geleden ook niet veel anders toen ik hier op de eerste dag kwam werken.
Ik wreef vermoeid in mijn ogen. Ik wist dat ik een saai leven leidde maar toch wilde ik er niets aan veranderen. Waarom wist ik ook niet. Misschien was ik gewoon een lafaard. De klok gaf 17:00 aan. Precies op dat moment stond iedereen op, alsof ze geen minuut langer wilden werken. De werkdag zat er alweer op. Ik sloot de PC af, trok mijn jas aan en pakte mijn telefoon van het bureau. Niemand zei gedag tegen me. Ik was ook gewend geraakt om ook geen gedag tegen ze te zeggen. Met de tram ging ik naar mijn tweekamerappartement. Eenmaal thuis hing ik mijn jas aan de kapstok, haalde de kant-en-klaar maaltijd uit de koelkast en gooide die in de magnetron. In de slaapkamer ontdeed ik me van mijn pantalon en blouse en bekeek mezelf even in de spiegel. Mijn huid was spierwit en ik kon mijn ribben tellen. Ik wendde mijn blik af en trok mijn trainingsbroek en shirt aan. Terug in de keuken haalde ik de maaltijd op en ging op de bank voor de televisie zitten met mijn voeten op de tafel. Natuurlijk was er niets leuks op de televisie. Ik keek naar het programma dat over relatieproblemen ging terwijl ik de smakeloze maaltijd opat. Toen het eten op was, zette ik het bord op de salontafel, zakte ik onderuit op de bank en dommelde zoals elke avond weg in mijn gedachten.
Zo ging het elke dag. Vijftien jaar lang. Opstaan, ontbijten, naar het werk, weer thuis, eten, televisie kijken, douchen en slapen. En nog te bedenken dat ik pas vijfendertig was. Ongeveer op de helft van het leven. Ik had nog nooit een relatie gehad. Natuurlijk maakte ik weinig kans bij de vrouwen. Mijn zelfvertrouwen was ver te zoeken. En dan nog te zwijgen over mijn uiterlijk. Ik was niet bepaald knap maar ook niet echt lelijk. Ik was eigenlijk een doodnormale man met een saaie kantoorbaan.
Ping.
Een bericht van Kurt…
‘’Danny! Reageer nou eens! Kom je morgen? Ik heb iets heel groots gemaakt! Dit ga je echt gaaf vinden! Ik weet het zeker. Kom je morgen?’’
Kurt was mijn klasgenoot op de middelbare school en hij was mijn enige vriend. Hij was absoluut een nerd met zijn platte muffe haren. Zijn kleren waren niet al te best maar het kon hem niets schelen. Daarvoor had hij geen tijd, zei hij altijd. Zijn karakter was compleet anders dan dat van mij. Hij kon echt flink kletsen terwijl ik liever stil was.
Hij was de reden dat mijn leven toch een beetje de moeite waard was. Ik was namelijk zijn proefpersoon voor zijn projecten. Hij was uitvinder van beroep. Hij probeerde van alles en nog wat uit te vinden. Het waren allemaal kleine uitvindingen die eigenlijk nergens op sloegen. Het vreemde was dat het allemaal wel had gewerkt. Kurt was genie. Ik vond het altijd leuk om een proefpersoon te zijn want sommige uitvindingen waren gevaarlijk. Maar dat kon me niet zo veel schelen omdat mijn leven toch saai was. Proefpersoon zijn was het enige waarin ik plezier had. Soms kreeg ik er een kick van.
Ik werd meestal één keer per drie maanden gevraagd om een proefpersoon te zijn. Maar het was alweer vijf jaar geleden dat ik gevraagd werd. Kurt had gezegd dat hij met iets heel groots bezig was en dat hij meer tijd nodig had. Nu was het eindelijk zover. Dus ik stuurde een bericht naar hem dat ik morgen zou komen. Daarna ging ik naar bed.
De volgende dag stond ik op de stoep voor het huis van Kurt. Hij liet me vrolijk binnen. ‘’Welkom, welkom! Lang niet meer gezien!’’ Hij schudde mijn hand wild van enthousiasme. ‘’Ik heb iets heel moois uitgevonden. Dit ga je echt geweldig vinden. Geloof me maar!’’
Ik glimlachte slechts en knikte. Hij bracht me naar de woonkamer die een puinhoop was met allerlei spullen van zijn uitvindingen. Het huis van Kurt was net een opslagplaats. Zijn echte huis was in de kelder. Hij bood me drinken aan en vertelde enthousiast wat hij allemaal had gedaan met zijn nieuwe uitvinding. Alleen wilde hij nog niet vertellen wat het was. Hij bleef maar ratelen en had niet door dat ik niet luisterde. Waarom zou ik? Ik snapte er niets van. Na één uur was hij eindelijk uitgepraat en we gingen naar de kelder.
We namen de trap van zeker minstens vijftig treden naar beneden. Kurt knipte opgewonden het licht aan en de enorme zaal werd verlicht.
‘’Tadaa!’’ zei hij met een grijns. Ik wist niet waar ik eerst moest kijken. Het was enorm groot. De grootste die ik ooit had gezien.. Midden in de zaal stond een gigantische glazen cilinderbuis. Om de buis heen stonden de kasten van machines met lichtgevende knoppen. Op de vloer slingerden allerlei dikke stroomkabels door elkaar heen. De grote glazen buis had een deur die open stond. Ik wist meteen dat ik daarin moest gaan, alleen had ik werkelijk geen idee wat het moest voorstellen.
‘’Is het niet prachtig?’’ vroeg hij grijnzend toen hij me met grote ogen rond zag kijken.
‘’Wat is dat?’’ mompelde ik zacht.
Kurt bleef breed grijnzen. ‘’De tijdmachine.’’
Ik knipperde met mijn ogen en zei niets.
‘’Kom op,’’ zei hij enthousiast en trok me mee naar de gigantische glazen buis. Hij vertelde me over de technische dingen waar ik geen bal van snapte. Ik bestudeerde de glazen buis en vroeg me af of het wel veilig was. Zou het überhaupt werken? Wat als het fout ging? Zou ik dood gaan?
Hij porde in mijn zij. ‘’Durf je het?’’
Ik keek hem aarzelend aan en dan naar de glazen buis. Wat maakte het toch uit? Ik had toch een saai leven. Ik haalde mijn schouders op en knikte instemmend.
‘’Ik wist dat je zou doen!’’ zei hij enthousiast. ‘’Naar welke tijd zou je willen gaan?’’
Ik haalde mijn schouders op.
‘’Ach, ik verzin wel iets. Stap maar in!’’ zei hij opgewonden.
Ik moest eerst een trapje van drie treden beklimmen voordat ik in de glazen buis stapte. Kurt sloot de deur en dook achter de machines. Ik keek om me heen om te kijken wat er zou gebeuren. Ik voelde mijn hart sneller kloppen en de kick gierde door mijn lichaam. Door de glazen buis zag ik dat Kurt allerlei knoppen bediende.
Eerst gebeurde er niets. Maar plotseling begonnen de machines te grommen. De lichten van de kelder begonnen te knipperen. Onder me voelde ik het trillen wat steeds erger werd. Er stroomde witte rook die de glazen buis langzaam vulde. Ik zag niets meer maar ik wist dat ik nog in de buis stond.
Plotseling voelde ik me heel erg slecht. Ik was misselijk en duizelig. Ik had het gevoel dat er iets uit mijn lichaam getrokken werd. Ik kon het niet beschrijven hoe ik me voelde. Het was heel beangstigd. Het leek alsof het ding mijn ziel eruit zoog. Het werd erger en erger. Ik dacht even dat al mijn ingewanden uit mijn lichaam getrokken werden maar dat was niet het geval. Het was een verschrikkelijk gevoel. Ik dacht dat ik dood ging. Misschien ging ik wel dood. Toen verdween mijn zicht en ik verloor mijn bewustzijn…
Mijn ogen vlogen wijd open. Het eerste wat ik zag was duisternis. Geruisloos krabbelde ik overeind en trok mijn versleten tunica en sandalen aan. Ik sloop de tent uit. De helder witte maan verlichtte de omgeving. Het was een kamp en het was stil. Hier en daar stonden de mensen, gekleed in versleten tunica of toga, om de wacht te houden. Iedereen droeg een zwaard en een ijzeren schild. Zwijgend ging ik op de steen zitten en tuurde over het hele kamp.
Op een of andere manier wist ik precies wie ik was en waar ik was. Het leek alsof mijn geest samengevoegd was met de geest van het lichaam wat ik nu bezat. Het was alsof twee zielen in één lichaam zaten maar ik bezat dat lichaam nu. Ik liet mijn ogen weer over de omgeving glijden, over duizenden tenten. In de verte zag ik, door de zilveren gloed van de maan een glooiing van de berg die uitmondt in de kraker van de vulkaan Vesuvius. Ik bevond me in het zuiden van Italië. En het was in 73 voor Christus.
Ik stond op en liep rustig zigzaggend langs de tenten. De mensen die de wacht hielden, waren mager en zagen er onervaren uit als ik zag hoe ze met de zwaarden omgingen. Ik bekeek mijn lichaam. Ik was redelijk gespierd en had veel littekens op mijn lichaam. Ik voelde me sterk en krachtig. De mensen die hier verbleven op het kamp waren allemaal ontsnapte slaven. Ooit was ik ook slaaf geweest. Nu was ik de slavenleider van het legerkamp van 100.000 rebellenslaven. Ik wist wat mijn naam was. Spartacus, een Gladiator uit het Romeinse Rijk.
Ik had het kunnen weten dat Kurt me naar hier had gestuurd. We hadden ooit samen de serie Spartacus gekeken. Ik schudde die gedachte weg, wandelde rustig verder en dacht diep na. Als ik me goed herinnerde zouden de drie legioenen van ongeveer 6000 soldaten onder de leiding van Gaius Claudius Glaber ons eerst aanvallen. Maar ik wist dat we ze gemakkelijk zouden kunnen verslaan. Daarna besefte de senaat dat we niet zomaar te verslaan waren. Hij vroeg Marcus Licinius Crassus, de politicus en de rijkste man van Rome, om Spartacus, mij dus, te verslaan. In mijn lichaam steeg de woede op, de geest van Spartacus reageerde. Ik begreep hem direct. Die schoft Marcus was rijk geworden door de slavenhandel. Ik groef weer in mijn hersenen. Marcus zou een legermacht van 50.000 getrainde soldaten op ons afsturen. Als ik me goed herinnerde, konden we hun linies doorbreken maar uiteindelijk werden we achterhaald door het legioen van hem en we werden verslagen. Maar ik was van plan om dat niet te laten gebeuren.
De volgende dag riep ik de generaals Crixus, Castus en Oenemaus bij elkaar. Tot mijn grote verrassing sprak ik vloeiend Latijn. Ik vertelde ze dat de plannen gewijzigd waren. Ik had ze gezegd dat er mogelijk legioenen aan kwamen en dat we ons moesten voorbereiden. Ik gaf Oenemaus een opdracht om een leger van 30.000 volgelingen mee te nemen naar een andere plek om een kamp op te slaan en zich te verstoppen voor de legioenen die eraan kwamen. Zo konden ze stiekem van achteren de vijand aanvallen. Ik had daarbij niet gezegd dat ik wist wat Gaius en zijn leger van plan waren. Ons leger zou zich terugtrekken op de helling van de Vesuvius. Het leger van Gaius zou een kamp langs de enige toegankelijke route zetten met het plan ons uit te hongeren zodat wij ons zouden overgeven. Vandaar dat ik Oenemans met 30.000 rebellen op pad stuurde om zich te verstoppen. Castus bleef op het hoofdkamp om dit te leiden. Ik had tegen de generaals gezegd dat ik een plannetje had, dat ik iets wilde maken. Ik kon ze moeilijk uitleggen wat het betekende omdat ze het niet kenden. Ik vroeg ze of ze mij wilden helpen. Ik had een aantal dingen nodig. Ik vroeg aan Castus of hij een groep volgelingen naar de vulkaan kon sturen om daar zo veel mogelijk gele brokjes te verzamelen en naar hier te brengen. Castus keek wel even vreemd op maar ik beloofde hem dat ik een demonstratie zou geven als ik alle benodigde dingen had. Hij zei dat hij het zou regelen. Ik vroeg de generaals of er veel asresten van het verbrande hout in de buurt lagen. Crixus zei dat er een bos was wat zwaar aangetast was door de vulkaanuitbarsting. Ik vroeg hem meteen of hij een groep volgelingen naar het bos kon sturen om de asresten van hout op te halen. Hij knikte maar ik zag vraagtekens in zijn ogen. Ik zei tegen ze dat de gele brokjes en de asresten van het hout uit elkaar moesten blijven en dat ze goed opgeborgen moesten worden, ergens achterin op het kamp.
Als laatste vroeg ik ze of er een boerderij met veel dieren hier ergens in de buurt was. Crixus antwoordde dat er een boerderij was op ongeveer vijf uur lopen van hier. Perfect, dacht ik. Ik vertelde dat ik daarheen wilde gaan en dat ik voor een paar maanden daar zou verblijven en ik had een groep rebellenslaven nodig die niet vies waren van smerig werk. Drie generaals keken me opnieuw vragend aan. Ik knarsetandde. Hoe kon ik het uitleggen? Ze zouden het toch niet snappen. Ik zei dat ik de spullen uit de boerderij nodig had en dat ik tijd nodig had om iets te maken. Ik beloofde ze nogmaals dat ik een demonstratie zou geven als ik alle dingen verzameld had. Ik vroeg ze of ze me wilden vertrouwen. Dat deden ze. Crixus zou met me mee gaan naar de boerderij.
Crixus nam me apart. ‘’Wat is er aan de hand met jou? Je bent ineens zo anders.’’
Ik keek hem strak aan. Ik wist dat hij Galliër was. ‘’Het is moeilijk uit te leggen maar je moet me vertrouwen.’’
Hij keek me lang aan maar knikte uiteindelijk. ‘’Ik ga mensen zoeken die met ons mee gaan.’’ Hij wilde weglopen maar ik hield hem tegen. ‘’Ik heb heel veel potten en urnen nodig. Laat de kar vol met urnen en potten.’’
Hij staarde me heel even ongelovig aan maar schudde zijn hoofd en liep zonder iets te zeggen weg.
De reis naar de boerderij met een groep volgelingen verliep zonder problemen. Toen ik de boerderij zag was ik blij verrast dat er veel dieren waren. Ik liep rechtstreeks naar de grote stal en deed de deur open. De stank kwam me tegenmoet. Er lag een grote hoeveelheid mest. Precies wat ik nodig had. Mijn volgelingen en Crixus keken me vreemd aan toen ik zei dat ze goed moesten opletten wat ik zo ging doen en dat ze me straks moesten helpen. Ik moest echt even nadenken hoe ik het moest doen. Kurt had me ooit verteld hoe het werkte. Uiteindelijk ging ik aan de slag. Ik moest mijn best doen om niet over te geven van de stank. Het ging eerst wat stroef maar uiteindelijk had ik de smaak te pakken. Langzaam begrepen de volgelingen me en hielpen me mee, gelukkig zonder vragen te stellen. Crixus en de overige rebellen hielden de wacht. Crixus vond het allemaal maar vreemd maar zei niets. Het proces duurde inderdaad maanden omdat het drogen zo lang duurde. En ik had heel veel nodig. Heel veel. Gelukkig werkten de rebellen goed mee.
Na zo’n drie maanden waren we klaar. Alle potten en urnen waren gevuld met zwarte poeder. De salpeter. Natuurlijk kreeg ik vragen wat dat spul was. Ik had ze beloofd dat ik een demonstratie zou geven als het zover was.
In die tijd waren we inderdaad aangevallen door het legioen van 6000 Romeinen onder de leiding van Gaius. Maar dankzij de verrassingsaanval van het leger van Oenemaus hadden we ze simpel verslagen. Helaas vielen daarbij wel 14.000 rebellenslaven van ons.
Toen we terug kwamen bij het kamp bij de vulkaan, vroeg ik aan Oenemaus en Castus of het gelukt was met het bijeenzoeken van de grondstoffen. Ze knikten en brachten me naar het achterste gedeelde van het kamp. Daar zag ik twee plekken die afgedekt waren met een groot zeil. Castus deed het zeil een beetje opzij en ik zag tientallen potten gevuld met gele steentjes. Oenemaus deed het bij het andere zeil en ik zag genoeg houtskool. Ik was zeer tevreden en bedankte ze voor het goede werk. Ik gaf de volgelingen het bevel om de potten en urnen gevuld met zwart poeder naast de plek waar het houtskool lag, te zetten, maar wel iets verder van elkaar. Ik vroeg de generaals om hier een paar wachters neer te zetten om ervoor te zorgen dat er niemand bij kon komen. Ik legde ze uit dat het gevaarlijk spul was en dat ik straks een kleine demonstratie zou geven. Ze knikten begrijpend en gingen gelijk aan de slag. Alleen Oenemaus bleef even hangen en bedankte me voor het geweldige idee om een klein leger te verstoppen voor de legioenen van de vijand. Hij vroeg me hoe ik dat wist. Ik zei dat ik gewoon een voorgevoel had. Ik waarschuwde ze wel dat er sowieso nog meer legioenen zullen komen.
Toen de wachters op de plek stonden, ging ik gelijk aan de slag. Ik moest de gele steentjes, de zwavel en de asresten van het hout, het houtskool, fijn maken en daarna mengde ik de salpeter, de zwavel en het houtskool bij elkaar. Het buskruit. Die stopte ik voorzichtig in een klein voorwerp die ik op het kamp vond. Zo had ik een klein explosief gemaakt. Ik hoopte alleen dat het ging werken.
Eind van de middag riep ik iedereen bij elkaar voor de demonstratie maar vertelde dat ze voldoende afstand moesten houden. Ik stond midden in de cirkel en legde een klein bommetje op de grond en strooide een lange strook van het buskruit. Toen ik daarmee klaar was, liep ik naar Crixus en hij gaf me een fakkel. Ik grijnsde naar hem. ‘’Goed opletten.’’ Ik stak het buskruit aan en hij vatte meteen vlam. Ik stapte snel achteruit terwijl de vlam langzaam naar de bom ging. Iedereen hield hun adem in en keek met grote ogen toe. Toen de vlam het bommetje bereikte, ontplofte die met een kleine maar krachtige knal. Om me heen deinsde iedereen achteruit en slaakte een kreet van verbazing. Mijn generaals hadden hun handen bij hun zwaarden gelegd, alsof ze dachten dat er dreiging was. Ik liep naar het midden in de cirkel, de plek waar het bommetje ontploft was en keek om me heen, naar de verbaasde gezichten van de volgelingen. ‘’Het poeder wat ik net gemaakt heb, is buskruit. Het is heel gevaarlijk spul. Maar stel je voor dat ik dit voorwerp tien keer groter maak. Dan zou die ‘boem’ veel groter zijn.’’ Er heerste een stilte op het kamp. Ik grijnsde met mijn tanden bloot. ‘’Die ‘boem’ is voor de soldaten van Rome!’’ Er klonk luid gejuich en gejoel. Ik stak mijn hand op waardoor iedereen stil viel. ‘’We gaan naar Rome. Onderweg zullen we de dorpjes plunderen en de slaven bevrijden. Maar als we in Rome zijn, gaan we aanvallen. We gaan al die schoften pakken!’’
Iedereen brulde het uit van enthousiasme. Ik glimlachte van binnen. Ik wist dat Spartacus eerst naar Gallië wilde gaan maar uiteindelijk ging hij toch weer zuidwaarts, waarschijnlijk naar Sicilië. Maar de rebellenslaven wilden eigenlijk naar Rome. Daarom had ik ze hun zin gegeven.
De volgende weken was ik druk bezig om het buskruit te maken. Het was veel werk en dat allemaal in mijn eentje. Ik nam geen risico om hulp te vragen bij de volgelingen. Ondertussen hadden twee legioenen van Gaius ons aangevallen. Maar we waren erop voorbereid en versloegen ze gemakkelijk. Er waren wel veel doden gevallen. Ons kamp telde nu ongeveer 65.000 rebellen. Ik wist dat het leger van Marcus Crassus onze volgende tegenstander was. Hun leger telde ongeveer 50.000 man. We waren wel in de meerderheid maar de soldaten van Marcus waren getraind en droegen ijzeren pantsers. Ze hadden betere wapens dan wij. Maar nu had ik ervoor gezorgd dat wij de betere wapens hadden. Het buskruit. Nu moesten we alleen een geschikte plek vinden voor het slagveld. Dat zullen we wel tegenkomen als we naar Rome reisden. Toen ik klaar was met het maken van het buskruit, konden we vertrekken. We vervoerden het buskruit, wat in de vaten zat, uiterst voorzichtig. Eén verkeerde beweging en we waren er allemaal geweest. Het reizen met het hele kamp ging erg langzaam maar ik wist dat we niet helemaal naar Rome hoefden te gaan want ik wist dat het leger van Marcus eraan kwam. Ik moest er alleen zorgen dat ik een goede plek vond.
Na een week reizen namen we een pauze. Ik ging naar de generaals Crixus, Castus en Oenemaus. Ik had ze verteld dat ik een geschikte plek nodig had voor het slagveld. Castus had iets gevonden. We klommen een kleine heuvel op tot we aan de top kwamen. Ik keek mijn ogen uit. Er strekte zich een enorme open vlakte uit. Het was perfect! Ik wist zeker dat het leger van Marcus hier naar toe zou komen omdat het op de route lag naar ons kamp bij de vulkaan.
‘’Hier slaan we ons kamp op,’’ zei ik terwijl ik over de vlakte keek.
‘’Je bent overtuigd dat er een groot leger van Rome komt?’’ zei Crixus die naast me kwam staan.
‘’Ja,’’ antwoordde ik kortaf.
‘’Hoe weet je dat allemaal?’’ vroeg Oenemaus. ‘’De vorige aanvallen had je ook goed voorspeld.’’
Van internet, dacht ik grinnikend. Maar dat kon ik natuurlijk niet zeggen. ‘’Gewoon, ik heb een voorgevoel.’’
Oenemaus haalde zijn brede schouders op. ‘’Ik denk dat ze ook komen.’’
‘’We moeten ons voorbereiden,’’ zei Castus terwijl hij richting het kamp liep. Oenemaus ging met hem mee. Crixus keek me aan. ‘’Heb je een plan?’’ Mijn ogen gleden over de grote vlakte. ‘’Ja, dat heb ik.’’
Wekenlang was ik bezig om explosieven te maken terwijl de rebellen druk aan het trainen waren. We hadden de zwaarden en schilden van de legioenen van Caius overgenomen. Ze waren groter en scherper. Ook sommige volgelingen droegen harnassen, maar niet allemaal omdat ze niet sterk genoeg waren. Toen ik uiteindelijk klaar was met het maken van de explosieven, ging ik met een groep volgelingen naar de open vlakte. Ergens in het midden groeven we een kuil en daar plaatsten we een groot vat met buskruit in en legden we er aarde overheen. Twee honderd meter verderop verstopten we nog een vat onder de grond. Daarna verstopten we de kleine explosieven verspreid over de vlakte. Toen we daarmee klaar waren, keek ik even rond. Het ging pittig worden, besefte ik. Mijn volgelingen waren allemaal opgewonden. Ze wilden graag zien wat voor schade de explosieven zouden aanrichten. We gingen terug naar het kamp. Nu was het wachten op het leger van Marcus Crassus.
Een kleine drie weken later rende een van de volgelingen naar ons toe. ‘’We hebben de verkenner van de vijand gezien! Moeten we achter hem aan?’’
Ik schudde mijn hoofd. ‘’Nee, laat hem gaan. Het is juist de bedoeling dat hij ons ziet. Dan komt het leger wel vanzelf naar hier.’’
Crixus had de verkenner op pad gestuurd om te kijken waar het kamp van Marcus stond. Al snel kregen we het antwoord. Het kamp van Marcus bevond zich op twee dagen reizen van hier. De verkenner vertelde dat er een enorm leger was. Hij schatte 50.000 soldaten. Dat was voor mij geen verrassing maar de generaals moesten wel even slikken. Twee dagen later konden we vanaf de heuvel het leger van Marcus zien. Het was duidelijk dat ze zich aan het voorbereiden waren voor het gevecht, net als wij.
De volgende dag stond ik op de open vlakte, ver weg van waar de explosieven lagen. Ik had een tunica en sandalen aan. Aan het harnas had ik geen behoefte. Mijn zwaard stond vastgebonden aan mijn gevest, net als twee kleine messen. Ik had een ijzeren schild in mijn hand. Naast me stonden de generaals Crixus, Oenemaus en Castus. Zij droegen alle drie ook geen ijzeren pantsers. Achter ons stond een leger van 40.000 rebellenslaven klaar, allemaal gekleed in gevechtsoutfit. De meesten hadden zwaarden maar sommigen kozen voor speren. Ik kon merken dat iedereen nerveus was, net als ik. Ik wist dat ik kon vechten dankzij de ervaringen van Spartacus die nu verbonden was met mijn geest. Maar ik vroeg me af of ik in de echte wereld ook zou sterven als ik hier doodging.
Ik zette die akelige gedachte snel opzij. Het kon me niets schelen. Ik ging hoe dan ook vechten, voor de rebellenslaven. Ze werkten hard om te overleven. Daar had ik veel respect voor. Ten slotte was ik Spartacus. Ik kon natuurlijk niet weglopen.
De zon stond nu helemaal bovenaan en de lucht was helderblauw.
Helemaal aan de andere kant van de open plek verschenen lange rijen soldaten, allemaal glinsterend door hun ijzeren harnassen. Ze kwamen langzaam naar ons toe, naar de plek waar de explosieven lagen. Ik hoorde Crixus zachtjes grommen en ik keek hem aan. Hij had geen angst in zijn blik. Ik merkte dat ik de woede in mijn lichaam voelde. De geest van Spartacus reageerde, alsof hij aanvoelde dat het leger van de vijand in aantocht was. Ik negeerde dat gevoel, rechtte mijn rug en keek strak naar het naderende leger van Marcus Crassus. Langzaam maar zeker liep het leger van Romeinen over het veld waar de explosieven lagen. Ze waren er nog niet, ze moesten nog verder lopen. We wachtten geduldig af. Gelukkig waren we ruim buiten de schietafstand van Romeinen.
Een half uur waren het heel leger van Marcus op de open vlakte. Ik moest echt even slikken. Ze waren echt met heel veel. Gelukkig bevond het grootste gedeelde van het leger zich op de juiste plek. Ik legde mijn hand op het lemmet van het zwaard en schoof hem langzaam uit mijn gevest. Ik stak de kling van het zwaard in de lucht en brulde: ‘’Voor de vrijheid!’’
‘’Voor de vrijheid!’’ klonk het geschreeuw achter me. ‘’Voor de vrijheid! Voor de vrijheid!’’ Het geschreeuw galmden door de open vlakte heen. Ik liet mijn zwaard zakken waardoor het geschreeuw ophield. Het was bijna zover. Nog eventjes nog. Het leger van Marcus liep rustig op ons af. Ze maakten geen haast.
Ik stak mijn hand op. ’’Bogen gereed!’’ schreeuwde ik. Ik hoefde niet achterom te kijken want ik wist dat ze klaar stonden met de bogen. Mijn ogen waren vast gericht op het naderende leger. Nog heel eventjes.
‘’Vuren!’’ brulde ik woest uit. Het salvo van de pijlen vloog in de lucht, richting het leger van Marcus. De Romeinen namen geen moeite om hun schild op te heffen om zich te beschermen want onze pijlen bereikten ze niet. Ik hoorde het gelach van de Romeinen.
Ik grijnsde breed. Het eerste salvo pijlen was niet bedoeld om hen te raken maar om een teken te geven aan het kleine leger dat verstopt was op de heuvel die aan de westkant van de open vlakte lag. Een tel later vlogen duizenden brandende pijlen in de lucht, recht op de doel af. De soldaten van Romeinen zagen ze niet snel genoeg aankomen en er vielen al een paar doden maar het was niet veel. De pijlen ketsten af tegen de harnassen en de schilden. Ons leger stond gespannen te wachten op de eerste explosie. Maar die kwam er niet. Het tweede salvo brandende pijlen volgde snel.
Er klonk geschreeuw aan de andere kant van de open vlakte. Ik zag dat alle soldaten hun schilden omhoog hielden. Verdomme, waarom gebeurde er niets? Had ik het wel goed gedaan?
Toen klonk een oorverdovende knal, zo heftig dat de aarde onder mijn sandalen trilde. Een grote groep van Romeinse soldaten vloog letterlijk in de lucht door de verwoestende explosie. Naast me wankelde Crixus naar achteren met een bleek gezicht. Een paar rebellenslaven waren zelfs gevallen van verbijstering. Ik bleef kaarsrecht staan maar trilde wel een beetje van opwinding.
Toen volgden de heleboel knallen erachteraan. Het was enorme chaos. Iedereen schreeuwde het in paniek uit. De soldaten vlogen in de lucht, net als de aarde. De rookwolken stegen op boven de vlakte. De knallen bleven maar gaan tot het tweede vat met verwoestende kracht ontplofte. Weer liet het de aarde onder onze voeten trillen. Ik moest zelfs een stapje achteruit te zetten. De explosie was zo extreem dat de schokgolf tegen mijn lichaam duwde. De hele open vlakte was ravage geworden. De plekken waar twee vaten in zaten, waren nu twee enorme gaten geworden. Achter me klonken de kreten van verrukking.
Ik wist dat bijna alle explosieven ontploft waren. Het was tijd. Ik hief mijn zwaard omhoog, waar iedereen mijn voorbeeld nam. ‘’Voor de vrijheid,’’ brulden we met allen en stormden op het zwaar gehavende leger van Marcus af. Omdat bijna alle Romeinse soldaten verbijsterd waren wat er allemaal gebeurd was, reageerden ze langzaam. We sloegen genadeloos toe. We overrompelden ze. Ik haalde uit met mijn zwaard en hoofden van de soldaten rolden van over de grond. Sommige soldaten vielen me aan met het zwaard. Ik beschermde me met mijn schild en stak de kling van mijn zwaard in zijn hals en het bloed spatte uit zijn hals. Toen de soldaat naar de grond stortte, was ik al bij de volgende soldaat, die geen kans kreeg om aan te vallen. Want hij was zijn hoofd kwijt. Ik keek vlug om me heen en zag dat we goed bezig waren. We waren eenheid en stormden over het leger van Marcus heen. Het was enorme chaos. Er werd veel geschreeuwd van paniek en pijn. De aarde kleurde rood van het bloed. Het ketsen van de zwaarden galmden door de vlakte heen. Door mijn gemaakte explosieven waren we ineens in de meerderheid.
Na ruim twee uur was het gevecht bijna voorbij. We waren aan de winnende hand. Ik zat onder het vuil, het bloed en het zweet. Een klein deel van het Romeinse leger had zich teruggetrokken naar het kamp. Daar had ik op gerekend. Ons legertje dat op de heuvel stond, was naar het kamp van Marcus gegaan om hen te omsingelen.
‘’Spartacus!’’
Ik draaide mijn hoofd met een ruk om. Castus, die ook onder het bloed zat, stormde op me af. ‘’Crixus is gewond.’’
We renden naar hem toe. Crixus lag zwaargewond op de grond tussen de lijken. Ik knielde voor hem neer en ondersteunde zijn hoofd. Hij keek me vermoeiend aan maar met een kleine lachje rond zijn gebarsten lippen. ‘’Het was prachtig, die boem.’’ Hij hoestte even.
Ik grijnsde. ‘’Dank je.’’ Ik keek naar zijn bovenlichaam. Er zat een gapende snee in zijn borst. Hij ging het niet redden. Hij hoestte het bloed uit en keek me opnieuw aan. ‘’Hoe… wist je…’’ Hij hijgde zwaar. ‘’Van die boem.’’
‘’Van mijn vriend,’’ antwoordde ik zacht.
Crixus kreeg het voor elkaar om klein beetje te glimlachen. ‘’Bedank hem namens mij.’’ Hij haalde diep adem. Hij had niet lang meer. ‘’Vecht voor de vrijheid… Voor Gallië.’’ Zijn hoofd viel slap op mijn hand. Ik legde het hoofd voorzichtig op de grond en deed zijn ogen dicht. Zwijgend stond ik op en voelde de woede door mijn lichaam razen. Die Marcus gaat eraan, dacht ik.
De veldslag was afgelopen. We hadden gewonnen. Ik liep met grote passen op het kamp van Marcus Crassus af. Mijn generaals en volgelingen volgden me. Zoals ik had verwacht was het kamp van de vijand omsingeld door mijn andere leger. Er waren ongeveer 5000 Romeinse soldaten op het kamp. Vooraan stond een man in een purper toga. Ik wist dat purper kleding in deze tijd erg duur was. Alleen de rijkste Romeinen droegen de purper outfit. Zijn gezicht was schoon en hij droeg veel sieraden. Ik stond vijf meter voor Marcus en keek hem nors aan. Marcus was echter kalm en oogde arrogant.
Ik klemde het lemmet van mijn bebloede zwaard stevig vast.
Marcus deed zijn mond open maar zijn kaak verstrakte. Zijn ogen sperden wijd open. Een punt van de kling stak uit zijn nek. Er stroomde bloed uit. Daarna viel Marcus op de knieën en viel dood voorover op de grond. Ik liet mijn ogen over het levenloze lichaam van Marcus glijden en keek naar de vrouw, die was gekleed in een witte tunica met wat purper strepen. Ze had het zwaard nog vast en het puntje van de kling kleurde rood van het bloed. Ze liet het zwaard op de grond vallen en knielde voor me neer. Ze keek me met haar prachtige donkere ogen aan. ‘’Ik dien voor u,’’ zei ze met een heldere stem.
Ik had in mijn leven nog nooit zo’n prachtige vrouw gezien. Haar blik was zacht en indringend tegelijkertijd. Haar lange zwarte haren waren beeldig opgestoken in een ingewikkelde knot. Ze was slank en had een prachtige licht gebruind huid. De schoonheid straalde uit bij haar.
Plotseling hoorde ik een woeste gebrul van de man achter de vrouw en stormde op haar af met het zwaard. Met een snelle beweging stak ik de kling van mijn zwaard dwars door zijn nek. Het bloed stroomde over zijn hals. Ik trok mijn zwaard terug en de man viel opzij op de grond. Alle soldaten van het leger grepen hun zwaarden.
Ik gromde: “Als jullie willen blijven leven, laat je je wapens op de grond vallen. Ik ben de man van het woord. Jullie blijven leven als jullie geen gekke dingen doen. De keuze is aan jullie.’’
De Romeinse soldaten keken elkaar aan. De eerste soldaat liet zijn zwaard op de grond vallen waarbij de rest zijn voorbeeld volgden. Mijn volgelingen raapten de wapens op.
Ik keek de vrouw aan die met haar donkere ogen naar me staarde. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen. Ze was duidelijk niet bang.
Ik keek om me heen. Het kamp van Marcus was beter dan onze kamp. ‘’Oenemaus, Castus?’’ Ik voelde dat ze naast me stonden. ‘’We verblijven hier om uit te rusten en ons voorbereiden voor de reis naar Rome. Haal de rest naar hier.’’ De generaals verdwenen zonder iets te zeggen. Nu had ik volledig aandacht op de vrouw die geduldig op me zat te wachten. ‘’Je dient voor mij?’’
Haar ogen keken me indringend aan. ‘’Ja, Ik dien voor u, Spartacus.’’
Ik betrad de barak van Marcus en trok mijn wenkbrauw op bij het zien van alle luxueuze spullen. Er stond zelfs een groot bed met een matras van veren. Arrogante schoft, dacht ik grommend. De vrouw keek me kalm aan. ‘’Zal ik je wassen?’’ Ik was inderdaad erg smerig. Ze wachtte niet op mijn antwoord en nam een emmer met water en een doekje. Toen ze mijn tunica wilde vastpakken, greep ik haar smalle pols stevig beet en keek haar indringend aan. ‘’Waarom?’’
‘’Dat ik mijn man vermoordde?’’ vroeg ze kalm terwijl ze me met haar donkere ogen aankeek. Haar gezicht was prachtig en schoon.
‘’Ja,’’ reageerde ik waarna ik haar pols losliet.
‘’Omdat ik aan jouw kant sta,’’ zei ze terwijl ze naar mijn smerige tunica keek. ‘’Doe je het zelf of zal ik het doen?’’
Ik hield haar in de gaten terwijl ik me van mijn smerige kleren ontdeed. Uiteindelijk stond ik naakt voor haar. Ik wist dat er geen taboe was in het Romeinse Rijk. Haar donkere ogen scanden razendsnel mijn gebruinde, gespierde lichaam. Ik moest toegeven dat ik een beetje jaloers was op Spartacus. Hij had ten minste mooi gereedschap tussen zijn benen hangen. De vrouw pakte de natte doek en wilde die op mijn borst leggen, maar weer greep ik haar pols. ‘’Wat wil je van me?’’
‘Ik wil je wassen. Zoals ik al zei, ik sta aan jouw kant.’’ Ze wilde zich losrukken maar ik verstevigde de greep op haar pols. ‘’Waarom?’’ Ik vertrouwde haar niet helemaal.
Ze keek me weer rustig en zelfverzekerd aan. ‘’Laat me je wassen en ik zal je alles uitleggen.’’ Die vrouw had wel pit. Dat mocht ik wel.
Voordat ik haar losliet, zei ik gevaarlijk zacht: ‘’Als je iets flikt, ben je er geweest.’’
‘’Ik weet het,’’ mompelde ze alleen maar. Ze rukte haar pols uit mijn hand en begon mijn borst voorzichtig te wassen. ‘’Toen ik Marcus kende, waren we nog jong. Hij was toen nog aardig. Maar na het overlijden van zijn vader erfde hij zijn geld, bezittingen en status. Hij werd nog rijker door slavenhandel en zilvermijnen. Hij veranderde, hij werd arrogant en wreed. Vroeger had hij een gevoelig karakter. De laatste tijd had hij echter weinig tijd voor me en ook steeds minder interesse in me. We hadden nauwelijks seks terwijl hij toch hoeren neukte. Maar hij had me nodig, als echtgenote. En ik had geen keus. Hij was te machtig in Rome.’’
Ze depte de vuile doek in de emmer en maakte mijn arm, die vol met kleine sneetjes zat, voorzichtig schoon. Ze keek me aan en zag dat ik luisterde. ‘’We hadden slaven in onze villa. Heel veel slaven. Met een van hen raakte ik goed bevriend. Het was een vrouw die me elke dag hielp met aankleden en mijn haar. Ze was altijd zachtaardig en vriendelijk tegen me. Onze band werd steeds hechter. Ik hield het geheim voor Marcus. Als hij dit had geweten, had hij haar zonder pardon gedood. Dat deed hij wel vaker bij slaven als hem iets stoorde.’’
Ze maakte de doek weer schoon in het water en ging aan de slag met mijn benen. Zonder mij aan te kijken ging ze verder: ‘’Toen raakte ze zwanger. Ze had seks met een van de mannen van Marcus. Ik wist wat het betekende. Marcus wilde geen zwangere slaven. Ik smeedde een plannetje om mijn vriendin te helpen ontsnappen. Toen het zover was, stond Marcus ineens bij de deuropening.’’ De vrouw zweeg even. Ik legde mijn hand, die inmiddels schoon was, op haar slanke schouder. Ze keek me droevig aan. ‘Mijn vriendin greep mijn nek beet, alsof ze me wilde wurgen. Ze zei tegen me dat ik een goed mens was en dat het haar speet. Plots stak het puntje van de kling van Marcus’ wapen dwars door haar nek heen, vlak voor mijn ogen. Ze viel voor mijn voeten dood neer. De tranen stroomden over mijn wangen. Marcus dacht dat ik bang was, maar ik huilde voor mijn lieve vriendin.’’ Ze stopte even met praten, schudde haar hoofd en begon mijn kruis te wassen. ‘’Ze stierf voor mij.’’
Ik hapte even naar adem toen ze mijn kruis aanraakte. Ze deed het rustig en teder. Toen ze klaar was, ruimde ze de spullen op en keek me aan. Haar ogen maakten een wandeling langs mijn schone lichaam. Ze merkte dat mijn lid halfstijf was en beet zachtjes op haar lip.
‘’Trek je kleren uit,’’ gebood ik haar met een rustige stem. Ze keek me aan, maakte haar tunica los en liet het op de grond vallen. Ik ademde diep toen ik haar schoonheid zag. Ze was slank. Haar heupen waren niet breed en ze had kleine, stevige peervormige borsten met kleine bruine tepels. Tussen haar benen had ze wat schaamhaar. Ze maakte haar knot los en haar zwarte haren vielen los langs haar slanke lichaam. Haar lichtbruine huid was volmaakt en had nauwelijks littekens. Ze was oogverblindend mooi. Haar donkere ogen richtten zich steevast naar mijn ogen, maar ik haar blik af en toe snel naar beneden zag flitsen, naar mijn inmiddels volle erectie die naar haar wees.
‘’En toen?’’ vroeg ik zacht.
Ze sloot haar ogen maar ze was zich bewust van mijn blik op haar lichaam. ‘’Ik kon niet veel doen. Als ik hem zou vermoorden, was het tevens mijn dood geweest. Ik besloot om zijn echtgenote te blijven spelen.’’ Ze opende haar ogen en keek me meteen indringend aan. ‘’Toen ontsnapten jij en je vrienden. Jullie bevrijdden de slaven. Ik besloot om jullie te helpen en bevrijdde een groep slaven uit onze villa. Ik voelde me verplicht om te helpen voor mijn vriendin. Ik moest echter achterblijven. Als Marcus erachter kwam dat ik het had gedaan, had hij alle overige slaven vermoord. Dat risico kon ik niet nemen.’’
Ik keek haar verrast aan. ‘’Heb jij de slaven bevrijd?’’
Ze knikte en keek opnieuw naar mijn erectie. ‘’Een vijftigtal. Meer kon ik niet doen. Ik weet niet eens of ze het gered hebben. Maar het voelde goed.’’
Ik bekeek haar. Ze was een dappere vrouw. En beeldschoon.
‘’Toen jij en Marcus daarnet tegenover elkaar stonden,’’ zei ze plots, ‘’zag ik mijn kans schoon om hem te wreken voor wat hij mijn lieve vriendin heeft aangedaan. Ik wilde hem vermoorden op dezelfde manier als hij bij mijn vriendin deed. Dus ik stak het zwaard in zijn nek. Ik wist dat je me zou beschermen.’’ Ze keek me helder aan met haar donkere ogen.
Ik stak mijn hand uit en ze pakte die voorzichtig mijn hand aan. Haar huid voelde zacht tegen mijn ruwe hand. Ik trok haar rustig naar me toe en voelde de warmte van haar lichaam tegen mijn huid stralen.
‘’Je bent dapper,’’ fluisterde ik.
Ze glimlachte een klein beetje maar haar blik was droevig.
‘’Wat is jouw naam?’’ vroeg ik zachtjes terwijl ik diep in haar ogen keek. Ze hief haar hoofd een beetje op om me aan te kijken.
‘’Zara,’’ fluisterde ze. ‘’Mijn naam is Zara.’’
‘’Een mooie naam voor een mooie vrouw.’’
Er verscheen een kleine glimlach op haar mooie gezicht. ‘’Dat heeft al zo lang niemand meer tegen me gezegd.’’ Haar ogen schitterden. Mijn hand gleed naar haar rug en trok haar zachtjes naar me toe, waardoor onze naakte lijven tegen elkaar gedrukt werden. Ze bleef in mijn ogen kijken. ‘’Ik sta aan jouw kant, Spartacus,’’ fluisterde ze zacht tegen mijn lippen. Ik streek zacht met mijn lippen langs de hare. ‘’Ik weet het.’’
Toen vonden onze monden elkaar. Ze omhelsde mijn nek en drukte zich nog steviger tegen me aan, alsof ze me nooit los wilde laten. De kus was teder. Ze rook en proefde heerlijk. Ze maakte geluidjes van verlangen. Ik streelde met mijn eeltige vingertoppen over haar ruggengraat terwijl we intenser aan het zoenen waren. Mijn lippen vonden de weg naar beneden. Mijn tanden schuurden in een lome liefkozing langs haar hals waarbij ze haar hoofd kreunend naar achteren gooide. Ik kuste haar op de plek waar haar hart snel in haar hals klopte. God, wat verlangde ik naar haar. Haar zijdezachte vingertoppen streelden over de littekens op mijn borstkas en daarna legde ze haar hand plat op mijn bonzende hart.
Ik keek haar begerig aan. ‘’Je hebt geen flauw idee hoe mooi je bent, Zara,’’ fluisterde ik schor terwijl ik haar zwarte haren achter haar oor legde zodat ik haar volmaakte gezicht kon bekijken. Ze glimlachte een stralende glimlach en drukte haar lippen weer op de mijne. Ondertussen gleed haar hand rustig naar beneden, langs mijn littekens naar mijn erectie. Haar slanke vingers sloten zich om mijn stam. Het gevoel van opwinding overspoelde me en ik beet zachtjes in haar onderlip. Ze verstevigde de greep op mijn lid en trok heel zachtjes naar achteren waardoor de top ontbloot kwam te staan. Ik ademde diep. Ze verbrak de kus en kneep in mijn erectie zodat ik opnieuw naar adem moest happen.
‘’Wat ben je een wreed wezen,’’ gromde ik zacht.
Zara lachte ondeugend en kuste me weer met haar zachte lippen. De zoen was wild. Ze liet mijn erectie los en greep mijn nek terwijl onze tongen in een erotische dans belandden. Ik streelde haar warme billen. Ze hees zichzelf omhoog en klemde zich met haar benen om mijn middel. Ze was licht als een veer.
Ik liet me op het matras vallen, met haar boven op me, terwijl we elkaar begerig zoenden. Ze kwam overeind. Haar donkere ogen glansden. Ze was zich bewust van mijn erectie onder haar en ik voelde haar intense warmte op mijn mannelijkheid. Ze bekeek mijn bovenlijf en liet haar vingertoppen langs al mijn littekens glijden. Soms huiverde ik een beetje bij de gevoelige wondjes. Onze ogen maakten oogcontact. Ik zag enkel lust en verlangen in haar ogen. Ze legde haar hand op mijn hart en glimlachte toen ze voelde dat mijn hart tekeer ging. Ze kuste op de plek waar mijn hart lag en dwaalde af. Haar tong cirkelde even rond mijn navel. Mijn lijf spande zich aan en ontspande weer. Een golf van genot vulde me toen haar natte lippen de top van mijn lid kusten. Langzaam verdween hij in haar mond. Ze zoog er zachtjes aan. Ik ademde zwaar door mijn neus. ‘’Zara,’’ gromde ik schor. Ze likte plagerig rondjes langs mijn top en nam hem vervolgens diep in haar mond. Rustig bewoog ze heen en weer. Ik kreunde zuchtend en legde mijn handen onder mijn hoofd. Dit voelde zo goed. Ze pakte de onderkant van mijn stam en trok die rustig af terwijl ze hem krachtig zoog.
Ik legde mijn hand op haar hoofd en Zara keek me opgewonden aan. Ik wilde mijn kruit niet meteen verschieten. Mijn hand gleed langs haar wang naar haar kin en duwde haar kin zachtjes naar me toe. Ze liet zich door mijn hand leiden en kroop over me heen met haar gezicht vlak voor het mijne. Ze glimlachte ondeugend toen ze hem voelde koppen tussen haar benen. Ik rolde haar van me af en ging op mijn zij liggen terwijl mijn vingers hun weg over de rondingen van haar stevige borstjes vervolgden. Ik nam haar harde tepel tussen mijn ruwe vingers en kneep er krachtig in. Zara haalde scherp adem en kromde haar rug, naar mijn vingers toe, alsof ze meer wilde. Dan liet ze zich weer op het matras vallen. Ik kuste haar in haar nek en snoof haar geur op. ‘’Je bent lekker, wist je dat?’’ gromde ik zacht terwijl ik haar borst masseerde. Ze hijgde licht van opwinding. ‘’Hoe?’’ fluisterde ze toen ze haar hoofd naar me draaide, waarbij onze neuzen elkaar rakelings aanraakten.
‘’Wat?’’ vroeg ik zacht met rauwe stem. Mijn vingers streken rustig over haar platte buik. Ik wilde haar eigenlijk ter plekke pakken. Ze was zo opwindend mooi, maar ik wilde ook lang van haar kunnen genieten.
‘’Dat geboem op het slagveld,’’ zei ze fluisterend terwijl ze in mijn ogen staarde. ‘’Hoe heb je het gedaan?’’
Er verscheen een woeste grijns op mijn gezicht. ‘’Van mijn vriend geleerd.’’
‘’Ga je nog vertellen hoe je…’’ Ze snakte naar adem toen ze mijn vingers over haar schede voelde glijden.
Ik beet in haar oorlel terwijl mijn twee vingers rustig in haar gleden. Ze huiverde even en ontspande zich weer. ‘’Misschien later,’’ zei ik grommend tegen haar huid. Of misschien nooit, dacht ik bij mezelf.
Zara kreunde zachtjes toen ze voelde dat mijn vingers tussen haar benen heen en weer bewogen. Ze duwde haar heupen omhoog omdat ze meer wilde. Ik glimlachte in haar nek. Ze was geweldig.
‘’Jij bent van mij,’’ gromde ik tegen haar hals die trilde door de geluiden van haar kreunen. Ik zocht met mijn duim haar gevoelige plekje. Toen ik dat vond, schreeuwde ze het hijgend uit. ‘’Alsjeblieft!’’
Ik beet in haar oorlel en fluisterde in haar oor: ‘’Zeg dat je van mij bent.’’
Ik bracht mijn vingers nog dieper in haar en ze draaide onrustig met haar heupen. Ik voelde dat ze het warm kreeg. ‘’Zeg het.’’
‘’Ik ben van jou, Spartacus,’’ zei ze hijgend. ‘’Al sinds mijn vriendin vermoord werd.’’ Ik drukte mijn duim op haar gevoelige plek en ze schreeuwde het uit. Ze begon als een slang te kronkelen en slaakte een diepe kreun.
‘’Jij bent van mij,’’ zei ik glimlachend terwijl ik haar bleef strelen met mijn vingers tot de laatste huivering was weggestorven, en ze slap en bevredigd naast me lag.
Zara opende haar ogen en keek me gelukzalig aan. Ze voelde mijn hardheid tegen haar heup prikken. Ze duwde me op mijn rug en klom boven op me. Haar lichtbruine huid glansde een beetje van het zweet. Haar ogen keken me verlangend aan. Ze wilde meer. ‘’Ik ben van jou,’’ prevelde ze terwijl ze mijn zwaard vastpakte. ‘’En jij bent van mij,’’ voegde ze eraan toe terwijl ze mijn zwaard tergend langzaam in haar warme schede bracht.
Het gevoel rondom mijn mannelijkheid deed me sidderen. Ze was zo heet en nat. Zara legde haar handen op mijn brede borstkas en staarde me aan met glazige ogen. Traag begon ze me te berijden. Haar peervormige borsten wipten op en neer bij elke beweging. Ademloos keek ik toe hoe ze mij, Spartacus, de slavenleider, de ruige gladiator, helemaal gek maakte met haar volmaakte lichaam en verleidelijke handelingen. Ze begon sneller te bewegen en er kwamen opwindende geluidjes uit haar keel. Haar zwarte haren dansten heen en weer terwijl ze me met een indringende blik bleef aankijken.
Maar nu was het mijn tijd. Grommend greep ik haar beet en met een vloeiende beweging draaiden we om zonder dat mijn zwaard haar schede verliet. Ik lag boven haar, groot en gespierd, en keek haar met een woeste grijns aan. Zara keek uitdagend terug met haar fonkelende ogen. Ik gaf haar een harde stoot en haar lichaam schokte. Ik begroef mijn gezicht in haar nek en kuste haar warme huid. ‘’Je bent van mij,’’ gromde ik terwijl ik haar weer een harde en diepe stoot gaf. Haar slanke vingers grepen mijn slordige haren beet en ze kreunde diep bij elke stoot die ik haar gaf. ‘’Ik ben van jou. Neem me zo vaak als je wilt.’’ Ik rilde even van haar woorden maar hervatte het bewegen weer met een grom.
‘’Kijk me aan,’’ zei ze hijgend. Ik hief mijn hoofd op om haar aan te kijken. Ze greep mijn nek en dwong me om haar te kussen. Haar tong boorde zich dwars door mijn lippen heen en onze tongen worstelden wild van begerigheid. Ze bewoog haar heupen op het ritme van de mijne. Elke centimeter van haar lichaam gloeide en ze spande zich aan. Ze blies haar adem in mijn mond waardoor ik de kus moest verbreken. De ontlading schokte in haar lijf en ik stootte hard en snel in haar om haar genot zo lang mogelijk te rekken. Toen bereikte ook ik mijn climax. Het genotsgevoel drong tot in mijn botten en ik kwam met een dierlijke grom klaar terwijl ik me in haar leegde. Hijgend trok ik mijn zwaard uit haar verhitte schede en ik viel opzij naast haar neer. Toen was het stil, op onze zware ademhaling na.
Zara draaide zich naar me toe, legde haar hand op mijn borst en kuste me in mijn zij. Ik bleef roerloos liggen. Dit was ongelooflijk. Ze was geweldig.
‘’En nu?’’ prevelde ze terwijl haar vingers teder over mijn borst streelden.
Ik wist wat ze bedoelde. ‘’Gewoon doorgaan waar we gebleven waren. We gaan naar Rome.’’
Een paar dagen later stonden we klaar om te vertrekken naar Rome. Zara stond naast me. De generaals Oenemaus en Castus stonden aan mijn andere zijde. Ik hief mijn zwaard op en brulde: ‘’Op naar Rome!’’ Achter me klonk het gejuich en geschreeuw.
Plotseling voelde ik me misselijk en duizelig. Er trok iets aan me. Wat gebeurde er nou allemaal? Wacht? Nee! Nee! Niet nu! Ik schreeuwde het uit maar er kwamen geen geluiden uit mijn mond. Ik keek paniekerig naar Zara maar ze had niets door. Het trekken in mijn lichaam werd erger en erger. NEE! Toen werd het zwart voor mijn ogen.
Ik knipperde met mijn ogen. De witte rookwolkjes streken mijn gezicht. Ik wist meteen waar ik was. Terug in de echte wereld, in de cilinder buis. Toen vloog de deur open en de rookwolkjes gleden uit de buis en ik zag het bezorgde gezicht van Kurt. ‘’Danny! Godzijdank! Je leeft nog! Ik maakte me ernstig zorgen om je! Gaat het wel met je?’’
Ik keek naar mijn handen. Mijn vingers waren dun en ik had geen littekens. Zwijgend stapte ik de buis uit en keek om me heen. Kurt keek me met grote ogen aan. ‘’Danny! Je was vier dagen bewusteloos. Maar op een of ander manier bleef jouw lichaam kerngezond, alsof je gewoon at en dronk.’’ Hij keek me gretig aan. ‘’Het heeft gewerkt, hé?’’
Ik keek opnieuw naar mijn handen. Vier dagen? Ik was maandenlang weg. Ik keek naar mijn vriend en glimlachte slechts.
‘’Ik wist het!’’ jubelde hij blij. ‘’Ik ben echt een genie!’’
Ik sloot mijn ogen en dacht aan Zara. Wat zal ik haar missen. Misschien kon ik weer teruggaan. Maar niet vandaag. Zwijgend liep ik naar de trap en hoorde Kurt achter me aan hollen. ‘’Danny! Je moet je verslag doen! Ik wil alles weten!’’
Ik liep een paar treden op en keek hem aan. ‘’Ik moet een bedankje van Crixus aan je doorgeven.’’
Kurt zijn ogen werden groot. Voordat hij de vragen wilde afvuren, liep ik de trap al op.
Buiten liep ik naar de tram, dit keer met rechte rug en zelfverzekerd. Ik pakte mijn telefoon en zag zoals ik verwacht had, de gemiste oproepen van mijn baas. Ik belde hem en kreeg meteen een boze preek van hem. Ik sloot mijn ogen en wachtte tot hij klaar was maar hij bleef maar doorgaan.
‘’Hou je bek dicht,’’ snauwde ik hem toe. Hij was meteen stil. ‘’Je kan naar de hel lopen. Ik neem ontslag.’’
‘’Niets daarvan!’’ schreeuwde hij. ‘’Ik verwacht dat je over een uur hier bent!’’
‘’De groeten,’’ mompelde ik en hing meteen op. Ik blokkeerde zijn nummer meteen en met een voldane glimlach liep ik naar de tramhalte.
Onderweg botste ik tegen een vrouw die behoorlijk haast had. Ze had wat spullen in haar handen en die vielen op de grond. Ze draaide zich geschrokken om waarbij haar zwarte haren sierlijk in de lucht vlogen. Toen maakte mijn hart drie, misschien wel vier sprongen over. Ik staarde naar haar gezicht, naar haar donkere ogen. Ze leek sprekend op Zara. Hoe was het mogelijk?
‘’Meneer?’’ vroeg de vrouw ongemakkelijk toen ik haar bleef aanstaren.
Ik knipperde met mijn ogen. ‘’O, mijn excuses, mevrouw.’’
Ze glimlachte flauwtjes. O, lieve hemel… die glimlach… dat kon toch niet waar zijn?
‘’Dat geeft niet. Het was mijn schuld. Ik had beter moeten opletten. Mijn excuses,’’ zei ze terwijl ze haastig de spullen bij elkaar raapte. Toen kwam de tram en ze vloekte zachtjes. Ik begreep het meteen. ‘’Moet je de tram halen?’’
Ze knikte met paniek in haar ogen.
‘’Ik help je wel,’’ zei ik vlug en raapte haar spullen op en we renden naar de tram. We hadden het op het nippertje gehaald.
Opgelucht ging ze op de stoel zitten en ik overhandigde haar de spullen en nam tegenover haar plaats.
‘’Dank u wel en nogmaals mijn excuses,’’ zei ze vriendelijk.
‘’Geen probleem,’’ zei ik glimlachend. Ondertussen liet ik mijn ogen langs haar lichaam glijden. Ze had een licht gebruind huid. Verder kon ik niet zien omdat ze een jas droeg. Maar haar gezicht… haar donkere ogen…
‘’Mijn naam is trouwens Zazie,’’ zei de vrouw plots.
Ik knipperde met mijn ogen en schudde mijn hoofd om helder te zijn. ‘’Een mooie naam voor een mooie vrouw,’’ zei ik zonder na te denken. Mijn wangen werden warm.
Ze glimlachte met een stralende glimlach. ‘’Dank u wel, dat is aardig. Wat is uw naam?’’
‘’Spartac… Eh, Danny,’’ zei ik. ‘’Mijn naam is Danny.’’
Ik bleef onbeschaamd in haar ogen kijken. Ze bestudeerde mijn blik. ‘’Kennen we elkaar toevallig niet ergens van?’’
‘’Misschien wel, ja…’’
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10