Door: Guniath
Datum: 08-08-2023 | Cijfer: 8.8 | Gelezen: 12931
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 36 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): 17 Jaar, New York, Onderdanig, Openbaar, Vernederen, Vingeren,
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 36 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): 17 Jaar, New York, Onderdanig, Openbaar, Vernederen, Vingeren,
De Overtocht
Armoede
Colombe huilde toen ze afscheid moest nemen van haar broertjes. De donkerblonde meid knuffelde hen nog een laatste keer stevig. Waarschijnlijk zou ze hen nooit meer zien, want samen met een hoop andere meiden vertrok ze naar Nieuw – Amsterdam. Niet dat ze dat zelf wilde, maar het was nu eenmaal zo geregeld.
Haar familie was een decennium geleden gevlucht voor de bloederige godsdienstoorlogen in Frankrijk. Als Hugenoten waren ze er niet meer veilig, vooral omdat haar vader een prediker was. Ze waren naar Holland gevlucht, want hier konden ze hun geloof vrij belijden. En net toen alles goed leek te lopen, overleed vader. Met hem verdween ook hun enige stabiele bron van inkomsten.
De kerkgemeenschap had een tijdje in hun onderhoud voorzien, tot dat moeder als kuisvrouw bij een rijke handelsvereniging kon beginnen. Het leverde de alleenstaande vrouw een karig loon op dat echter niet voldoende was om in dezelfde stand te blijven leven. Zienderogen gleden ze in armoede af: eerst moesten ze verhuizen naar een kleiner huisje dichter bij de haven en daarna verdwenen één voor één hun kostbaarheden om toch nog genoeg voedsel op tafel te krijgen.
Colombes moeder wilde er alles aan doen om haar kinderen te hoeden voor een slechte toekomst. Verwrongen in een overlevingsstrijd zag ze zich genoodzaakt om tussen haar kinderen te kiezen. Die innerlijke strijd voelde ze in stilte, zodat haar kinderen enigszins vrijwaart werden van de bittere realiteit. De twee jongsten gingen naar een lokaal kerkschooltje waar ze vier dagen per week voor een halve dag les volgden om te leren lezen en schrijven. Colombe was tot haar veertien jaar door haar vader onderwezen, maar sinds zijn dood had ze haar moeder geholpen het huishouden en de opvoeding van de twee jongens op zich te nemen. ’s Morgens vroeg kookte ze liters soep met alle mogelijke groenten waar ze makkelijk aan geraakte en die goedkoop of gratis waren. Een deel was voor eigen gebruik, de rest om te verkopen aan de vele matrozen die Amsterdam aandeden. Helaas bracht het te weinig op en naarmate Colombe ouder werd, hadden de zeelieden meer oog voor haar dan voor de soep. Vaker verliep het dus zo wanneer ze aan de kade met de pot leurde:
‘Kom hier schoon meiske, laat ons je eens beter bekijken …’
Colombe ging er nooit op in en met blozende wangen wandelde ze een eindje verder. Ze negeerde de bulderlach achter haar, net zoals de schunnige bewoordingen waarmee de schippers elkaar verder opfokten. Hoewel ze hierover niets tegen haar moeder zei, viel het anderen ook op. En tijdens een zondagsmis in de late herfst werd Colombe’s moeder door de bezorgde predikant aangesproken. De boodschap was klaar en duidelijk: ‘hou je dochter in toom of laat haar trouwen, ze is toch al zeventien jaar.’
Verhandeld
Trouwen kost geld, zeker als je met iemand van een betere stand wil trouwen. Niet dat adel of de gegoede burgerij een doel vormde, maar Colombe was toch minstens goed genoeg voor een gewone handelaar of een ambachtsman. Het liefst zocht haar moeder iemand die bezig was met godswerk, een prediker of een bijbelgeleerde. Maar telkens kwam ze tot de slotsom dat ze weinig aan haar dochter kon meegeven. Handelaren verachten immers geld om te investeren. Ambachtslui wilde een vrouw die enig idee had van hun vakmanschap en de geleerden waren ofwel niet geïnteresseerd of steenoud. Het beste voorstel kwam van een bootmaker die aanbood om Colombe een tijd als meid in diens te nemen en wanneer ze over een vijftal jaar goed bevonden was om dan met haar te trouwen.
Het voorstel draalde in Colombe’s moeder haar hoofd tot ze tijdens een koude winterdag bezocht werd door een werknemer van de handelsmaatschappij waar ze kuiste. De dikke man had tijdens het gesprek de hele tijd naar Colombe gekeken. Hij sprak Duits net als moeder, een taal die de jonge meid niet verstond. Toen hij weer verdween was haar moeder in tranen uitgebarsten. Colombe had haar tevergeefs proberen te troosten. Pas ’s avonds, toen de jongens gaan slapen waren, kwam ze te weten waarom haar moeder zo droef was.
De handelaar had moeder een groot bedrag in guldens aangeboden als ze Colombe naar Nieuw – Amsterdam zou laten vertrekken. De Nederlandse kolonie in Amerika had vers bloed nodig. Er was een groot tekort aan dienstpersoneel. En zeker jonge vrouwen die ongetrouwd waren kon men er gebruiken. Colombe was met haar zeventien jaar en haar keurige, Calvinistische opvoeding een perfecte kandidate.
Vol ongeloof vroeg de donkerblonde meid verder:
‘Maar je stuurt me toch niet weg? Wat moet ik daar doen en … en … wie zorgt voor Baptist en Gaspar als ik er niet meer ben?’
Haar moeder reageerde niet onmiddellijk. IJskoud staarde de vrouw recht voor haar, alsof ze hoopte dat iemand anders de moeilijke beslissing zou nemen.
‘Ik trouw nog liever met één of andere oude rijke paap dan te verdwijnen naar …’
De katholieke aartsvijand opnoemen was er echter te veel aan, dus sprak ze haar dochter nu wel streng aan:
‘Let op wat je zegt! Die papen zullen je als vuil behandelen en je zal ervoor in de hel branden. Nee, … dat zou je vader niet willen. Hij zou zich schamen en …’
‘Maar papa is er niet meer en hij zou nooit gewild hebben dat je me zomaar wegstuurde!’ Slingerde Colombe terug. Haar moeder voelde dat ze weinig goede argumenten had om dat te weerleggen, dus gebruikte ze haar lichaam om de discussie te laten stoppen. Met haar linkse vlakke hand sloeg ze in Colombes gezicht. De donkerblonde meid verschoot, want een dergelijke behandeling was ze niet gewoon. Boos voelde ze aan haar gezicht. Het vel waar haar moeders hand op geslagen had, was lichtroze geworden. Hoewel ze met haar ogen woedend naar haar moeder keek, zweeg ze.
‘Je weet niet waarover je spreekt, domme gans. Je vader had niets van dit alles gewild. Alleen is het niet aan ons om te voor hem te kiezen, het is godsoordeel dat we moeten ondergaan.’
De moeder zweeg even en op een minder strenge toon vervolgde ze:
‘Als ik je hier hou dan zal je niet meer worden dan een dienstmeid en iedereen weet hoe het met hen afloopt. Zulke jonge meiden zijn makkelijke prooien voor de grijpgrage huisvaders en als ze te oud of zwanger zijn dan belanden ze op straat. En dan zijn het enkel nog de matrozen die van heinde en verre aanmeren die naar je zullen omkijken. Totdat je ook voor hen te lelijk bent, waarna je in een anoniem graf terechtkomt en dan ben je voor eeuwig gedoemd.’
Colombe voelde een pijnlijke steek in haar maag. Ze kende de griezelverhalen die verteld werden over Hugenotenmeisjes die nu bedelend over straat liepen en zich ’s avonds en ’s nachts lieten gebruiken door het manvolk. Eenmaal je dergelijk werk deed, werd je door gemeenschap uitgestoten en was je niet meer welkom. En toch was Colombe niet overtuigd van haar moeders keuze, fluisterend opperde ze:
‘Maar ook in de Nieuwe Wereld ben ik niet meer dan een dienstmeid!’
Een flauw glimlachje verscheen op haar moeders gezicht. Er was een cruciaal verschil tussen Amsterdam en de Nieuwe Wereld. Blij met de vraag, antwoordde de moeder:
‘Nee, je zal daar een deftige jongedame zijn die na een paar jaar kan trouwen met een goedgelovige man. Ze hebben deftige meiden zoals jou nodig en … ik …. we … je moet niets betalen voor de overtocht. We krijgen zelfs geld omdat je gaat. Denk eens aan wat al die guldens voor ons zouden betekenen.’
Colombe slikte ontmoedigd een hoop speeksel door. Ze besefte dat haar moeder al beslist had en hoewel het haar niet zinde, was er ook begrip. Met het geld konden haar broertjes verder opgeleid worden, ze konden een beroep leren of misschien zoals vader gaan prediken. Vanuit de Nieuwe Wereld kon ze hen nog verder helpen door geld op te sturen. Colombe legde zich er dus bij neer en wachtte met weemoed het vertrek in de lente af.
‘De Zeeuw’
In het voorjaar van 1661 verzamelde zich op de kade voor ‘ 's Lands Zeemagazijn’ een grote groep mensen. Het decor van het nieuwgebouwde pakhuis was fenomenaal en gaf tegelijkertijd aan hoe belangrijk het goed was dat men er nu verzamelde. Niet dat het om wapens of kostbare rijkdommen ging, maar wel om een dozijn meiden. Zo ook Colombe, die er samen met haar twee broertjes en moeder stond. Ze had een simpele jutezak mee, waar wat kleren en enkele persoonlijke spullen inzaten. Ze had broertjes weer losgelaten en draaide zich een laatste keer naar haar moeder, die er verdwaasd bijstond. Colombe boog zich naar haar moeder om ook haar te knuffelen. Want hoewel ze nog steeds wenste om niet te moeten gaan, had ze ook begrip voor de keuze die haar moeder gemaakt had. De oudere vrouw gaf haar dochter een nogal stijf tikje op de rug. Ze leek moeilijk met haar verdriet om te kunnen. Totaal geblokeerd bande ze elke vorm van emoties, geen tranen bij haar. Colombes broertjes daarentegen huilden hard en hielden de rok van Colombe vast, als teken dat ze hun grote zus niet wilden laten vertrekken.
Snikkend draaide Colombe zich uiteindelijk naar de waterkant, waar een grote sloep klaarstond om de meiden te verschepen. De boot waarmee ze zouden varen lag een eindje van de stad. Plots gebaarde een grote, donkerkleurige man dat de jongedames moesten instappen. Samen met een twaalftal anderen liep Colombe naar de sloep. Het waren stuk voor stuk meisjes van haar leeftijd. Ze hadden net als haar weinig bezittingen mee en allen keken ze droef voor een laatste keer naar hun familie en vrienden die op de kade achterbleven.
Colombe zwaaide naar haar broertjes, terwijl de sloep weg dobberde. Een halfuur hadden de schippers nodig om hen van de kade naar ‘de Zeeuw’ te roeien. Het grote zeilschip was de afgelopen weken speciaal omgebouwd voor het transport van de jongedames. Om de drukte van de haven al achter zich te laten lag de boot hier voor anker, zodat het in de loop van de avond makkelijk kon vertrekken. Voor het zover was, moesten ze eerst nog aan boord geraken.
De sloep beukte zachtjes tegen het stevige houtwerk van de zeilboot. Een touwladder werd uitgerold, zodat ze naar boven konden klimmen. Inschepen vanaf de kade had makkelijker geweest, maar ook tijdverlies. Het werd dus voor de meiden een huzarenstuk om met de lange rokken aan boord te geraken. Onhandig klommen ze omhoog, geholpen door de vloekende matrozen.
Op het dek werden ze opgewacht door een dikke dame, die zichzelf voorstelde als Geike. Nijdig en met een kloeke stem legde ze uit dat ze hun chaperon was. Vanaf dat moment tot wanneer ze weer van boord zouden gaan, was zij degene die het voor het zeggen had. Ze nam hen direct mee naar de afgesloten ruimte op het halfdek. Daar bevonden zich normaal de vertrekken voor de passagiers, officieren en de scheepsdokter. In de afgelopen weken had men het verbouwd tot één grote ruimte die alleen voor de meiden bedoeld was.
Er hingen zeven grote hangmatten. Ze moeseten, vanwege plaatsgebrek, er per twee van gebruik maken. Colombe nam er eentje in het midden en kreeg gezelschap van een roodharige meid met een erg bleek gezicht, die fluisterend aan haar vroeg:
‘Mag ik bij jou komen liggen.’
Colombe knikte en stelde zichzelf voor. Blij dat ze niet werd afgewezen, antwoordde het andere meisje:
‘Leuk, ik ben Katrien.’
Voor ze echter een gesprek met elkaar konden aanknopen bulderde Geike een aantal bevelen. Ze legde de regels uit en waarschuwde hen allen om niet alleen op het buitendek te komen. De onzedige zeelui zouden hen maar al te graag uitnodigen voor wat geinig vertier. Met een laatste duistere blik verliet ze de ruimte en deed de deur op slot. Als ratten zaten ze opgesloten en toch waren ze het kostbaarste goed op deze boot. Geen van de jongedames besefte het op dat moment, maar aan de andere kant van de wereld hadden een dozijn mannen een fortuin uitgegeven om hen daar te krijgen.
Door de kleine ramen aan de zijkanten van het schip scheen een beetje licht naar binnen. Het was niet veel, maar net voldoende om de anderen te bekijken. Colombe staarde naar hen terwijl ze haar juten zak aan haar hangmat bevestigde. Het was niet makkelijk om rechtop in de ruimte te staan, het plafond was immers erg laag. Met haar één meter zestig behoorde Colombe tot de grotere meiden, waardoor haar hoofd tegen de houten planken schuurde. Colombe zette zich in kleermakerszit op de grond en naast haar kwam Katrien zitten. De roodharige meid nam uit haar zak een doek uit met daarin wat koeken. Ze gaf er eentje aan Colombe, die het dankbaar aannam. Het was al sinds ’s ochtends vroeg geweest dat ze nog gegeten had. Terwijl ze op de smakelijke koek knabbelde, begon ze de ene na de andere vraag aan de roodharige meid te stellen.
Katrien
‘Vanwaar ben je?’
‘Amste[i]rdam, … of liever gezegd net buiten de stad. Mijn papa is een matroos en vaak weg voor de VOC, dus ik woon bij mijn grootouders die een kleine boerderij hebben.’
‘En je mama?’
‘Die is er niet meer, al sinds ik geboren ben. Negentien jaar geleden overleed ze tijdens de bevalling. Daarom dat ik bij mijn grootoudjes woon.’
‘En waarom ga je …’ Poogde Colombe een volgende vraag te stellen, maar halverwege besefte ze hoe stom die zou klinken. Ze sloot haar mond weer. Grinnikend antwoordde Katrien er toch op, de vrolijke meid had immers niets te verbergen en was helemaal niet droevig om Holland achter zich te laten.
‘Mijn grootouders zijn oud, het is een wonder dat ze nog leven. Mijn vader is te vaak weg en hier de vrouw van een boerenlul worden, lijkt me ook niets. De Nieuwe Wereld biedt zoveel meer mogelijkheden, ze zeggen dat iedereen daar rijk kan worden en je vrij bent om je eigen weg te kiezen. Als je maar in god en hard werken gelooft.’
Colombe knikte wat verlegen. Ze had de verhalen ook gehoord van de arme stakkers die na vele jaren in de Nieuwe Wereld teruggekeerd waren als begoede mannen. Vele Europese naties hadden ondertussen kolonies in Amerika en veel Hugenoten waren er ook naartoe getrokken. Nu ze erover nadacht, voelde de donkerblonde meid zich minder droevig, misschien was het wel de juiste keuze om te vertrekken.
Colombe trok de kanten doek over haar haren weg. Haar lang, donkerblond haar was in een strakke dot gebonden. Ze vond het warm in de afgesloten ruimte. Zoals het beaamde was ze goed aangekleed met een onderrok en een deftige, sobere jurk erboven. Ondanks dat het warm buiten was, had haar moeder haar een wollen onderhemd laten aandoen. Het liefst wilde ze zoveel mogelijk kleding uitdoen, maar dat leek niet gepast met zovelen in één kleine ruimte.
Een tijdje later hees Katrien had zich in de hangmat voor wat te slapen. De tijd ging nu eenmaal traag voorbij en dat zou tijdens de overtocht niet verbeteren. Colombe verveelde zich kostelijk en besloot om ook haar ogen te sluiten. Onder haar voelde ze de boot lichtjes heen – en – weer deinen. De rustige golfslag liet de stilliggende boot wat bewegen. Voorlopig voelde dat wel prettig aan, alsof je in een erg grote schommelstoel zit die een beetje beweegt. De meid vergleed in een aangename droom waarbij de rollercoaster van gevoelens in verwerkt zaten.
Het vertrek
Pas toen buiten de zon al ondergegaan was, kwam hun dikke oppas weer terug de ruimte binnen. Twee mannen waren haar gevolgd. Ze droegen een houten kist en een grote ketel. Toen ze de spullen neergelegd hadden, werden ze door Geike de ruimte weer uitgejaagd.
Colombe was, net zoals Katrien, wakker geworden van het harde kabaal. De dikke vrouw opende de houten kist en haalde er soepkommen uit. Ieder van hen kreeg er ééntje, waarna ze een bruinharige meid aanduidde om de kommen vol te schenken. Een andere jongedame moest stukken brood verdelen. Als toetje kregen ze een stuk fruit, een luxe die ze algauw zouden waarderen. Wat voorzichtig vroeg iemand waar ze haar behoeftes kon doen. De dikke vrouw lachte hardop en wees naar een deur aan de zijkant van de ruimte. Erachter bevond zich een klein kamertje. Twee langwerpige zitbanken waren aan de zijkant gemaakt en telkens bevond er zich een ronde opening in de plank. Je moest daar dus opzitten om je behoeftes te doen, waarbij de pis en de feces recht het water in zouden vallen.
Er holde onmiddellijk enkele jongedames naartoe en gedurende een kwartier lang wisselde de ene meid na de andere af. Ook Colombe en Katrien wisten zich door de drukte naar het kleine kamertje te begeven. Ze trokken de jurken en onderrokken naar boven, een onderbroek droegen beiden meiden niet. Klunzig door de vele boven kledij zette ze zich met hun blote billen op het houtwerk dat warm aanvoelde van de gebruikers voor hen. Katrien liet een zuchtje van verlichting terwijl ze haar blaas ledigde, waardoor Colombe in lachen uitbarstte.
‘Dat was nodig, hé! Mompelde de donkerblonde meid.
Katrien knikte en voegde er grappend aan toe:
‘Misschien pissen we nu wel recht op een sloep die ons komt bevoorraden. Als we dus straks hongerlijden dan is het onze eigen schuld.’
Geschrokken keek Colombe naar haar nieuwgemaakte vriendin.
‘Zouden ze hieronder varen?’ Nieuwsgierig en met enige gêne wilde de donkerblonde meid dat controleren door zelf via het gat naar beneden te turen. Ze wilde net opstaan toen Katrien lachend antwoordde:
‘Nee, hoor. Ik denk niet dat ze met hun sloepje zo dicht langs de boot kunnen roeien. Al zouden ze dat wel willen, je kent hen wel: altijd op zoek naar lekkere, jonge mosseltjes.’
Colombe knikte wel, ook al verstond ze de dubbelzinnige woordspeling van Katrien niet. Het was wel duidelijk dat de roodharige meid net iets meer over de wereld wist dan Colombe. Er werd op de deur geklopt, want andere jongedames wilde ook nog gebruik maken van het sanitair. Colombe nam een doekje om haar schaamstreek proper te maken, waarna ze beide weer naar grote slaapruimte wandelden.
Toen ze allen klaar waren met het ledigen van hun blaas begon Geike de taken te verdelen. Sommige moesten de komende dagen de leefruimte proper maken, terwijl twee dames de wc - kamer moesten onderhouden. De gelukkigste waren echter degene die het eten moesten verdelen. Om de paar dagen zouden de rollen opnieuw verdeeld worden. Afsluiten deed de dikke vrouw met een beetje goed nieuws, want elke avond na het eten zouden ze een uurtje in de buitenlucht mogen rondlopen.
Een halfuurtje later genoot Colombe van de frisse lucht. De open sterrenhemel gaf hun voldoende licht om het buitendek te verkennen. De matrozen die rond hen liepen, staarden hen de hele tijd aan. Je had onder hen een aantal die vloekend tierde dat ‘het vrouwvolk geen plaats had op een boot’, anderen deden allerlei poging om de aandacht te krijgen van een jongedame. Ongegeneerd maakte ze vervolgens obscene gebaren of lachte ze zich dubbel bij eigenverzonnen, vunzige opmerkingen. De kapitein die er de hele tijd bijstond, liet zijn mannen begaan, zolang ze niet te dicht bij één van de dames naderden. Al stond Geike ook steeds klaar om een geilerd een goede tik op zijn kop te geven. Boos bulderde ze dan de ene verwensing na de andere, tot groot jolijt van het manvolk op het dek.
Halverwege hun eerste wandelingetje buiten werd het anker opgelicht. De hele middag was men nog bezig geweest met het bevoorraden van de boot, maar nu konden ze in alle rust vertrekken. Colombe die nieuwsgierig om zich heen keek terwijl de zeilboot vertrok, voelde plots haar maag draaien. De golfslag werd sterker en de boot slingerde harder heen – en - weer. Katrien naast haar spurtte snel naar de kant van de boot en begon over te geven. Haar actie werd door de matrozen op hoongelach onthaald. Colombe probeerde het wel op te houden, maar ook zij moest naar de kant gaan om het halfverteerd eten weer uit te kotsen.
Het werd een verschrikkelijke nacht. De meeste meiden waren zeeziek en hadden zich met moeite in de hangmatten gehesen. Het werd de voorbode van de ongemakkelijke overtocht, al raakten ze allen na een paar dagen gewend aan de open zee. Hoewel het geen pretje was om steeds in de weinig verlichte ruimte te zitten en het vele schrobben en de constante verluchting via de ramen in het houtwerk bleef het er muf rieken.
Geike
Ze kregen twee keer per dag eten. Genoeg om hen in leven te houden, want ze waren immers kostbaar goed. De dagelijkse wandeling buiten was één van de hoogtepunten. Colombe had geleerd om zoveel mogelijk rond te lopen en de frisse lucht in te ademen, alsof het de laatste keer was dat ze dat kon. Zelfs als het regende stonden de meiden erop om buiten te kunnen wandelen. Ze merkten dan wel op dat de aanwezige matrozen met nog meer plezier naar hen keken.
Mocht je het beoogd slachtoffer geweest zijn van een grijpgrage matroos, dan kon je er zeker van zijn dat de dikke vrouw je ook een fikse uitbrander gaf. Het waren immers de zondige vrouwen die een man op het verkeerde spoor zette. Als je opstandig gedrag vertoonde, kreeg je ook nog eens het meest gehate klusje, namelijk het proper maken en houden van de toiletkamer. Colombe was erg koppig, maar na twee keer tegen Geike ingegaan te zijn, zweeg ze wanneer die haar een uitbrander verkocht.
Gelukkig was de chaperonne vaak ergens anders als ze in de ruimte opgesloten zaten. Het waren dan lange uren die de meiden probeerde vol te maken door te praten en kinderlijke spelletjes te spelen. Na een paar dagen vormde zich twee groepen. De ouderen meiden, die rond de twintig waren, en de jonkies die zeventien à achttien jaar oud waren. Colombe en Katrien hielden zich wat afzijdig. Ze konden het best goed met elkaar vinden en al snel ontwikkelde ze de gewoonte om voor elkaar een oogje in het zeil te houden. Als één van hen twee eten moest opscheppen, dan kreeg de anderen wat extra. Als een andere medereizigster ruzie zocht, dan verdedigde ze elkaar.
Katrien was best ook wel praktisch ingesteld. Al snel had ze de onhandige jurk uitgetrokken. Haar onderjurk had ze ingekort, zodat die makkelijker liep. Haar mooi geborduurd bovenkleed had ze omgeruild voor een simpele blouse. Colombe volgde snel haar voorbeeld. Het voelde bevrijdend aan om je wat beter te kunnen bewegen, maar bovenal was het zo minder warm.
Ondanks Colombe’s puriteinse opvoeding geraakte ze in de ban van Katriens lichaam. Als je dicht genoeg bij elkaar stond kon je immers door de stof elkaars borsten bewonderen. Soms lachten ze er wat mee en duwde elkaars handen speels tegen de blouse. Hoewel ze dit zonder bijbedoelingen deden, voelde de donkerblonde meid een vreemdsoortige spanning doorheen haar lichaam glijden telkens haar vingers over de zachte rondingen van Katrien streelden. De roodharige meid had net zoals haar een volle B – cup, maar haar tepels leken groter te zijn. Plezierig frunnikte Colombe aan de puntige kleinoden totdat haar vriendin lachend vroeg om ermee te stoppen, want het kietelend gevoel werd haar te veel. Sommige meiden, die strenger in hun geloofsovertuigingen waren, vonden het maar niets. Toch kozen de meesten om na een aantal dagen hun dikkere kleding uit te laten. Geike kafferde hen daar regelmatig voor uit, maar toch dwong ze niemand om de andere kleren weer aan te doen. Enkel als ze naar het dek moesten, werden ze verplicht om hun nette kleren weer aan te trekken.
Als het dan toch eens koud was, dan trokken ze één van de mantels aan die ook gebruikt werden om je 's nachts mee onder te dekken. Het waren muffe dingen, maar wel lekker warm.
Na hun avondwandeling werd er geacht dat ze zouden gaan slapen. Dat wilde zeggen dat ze verplicht werden om in hun hangmat te liggen, hoewel slaap niet altijd kwam. Vreemder was de bijkomende regel die Geike hanteerde, namelijk afwisselend moest een meid haar gezelschap houden in haar grote hangmat. Het had geen zin om tegen die ongeschreven wet in te gaan, Geike was kloeker en sterker dan enig wie en ze waren van haar afhankelijk. Als ze immers kwaad op je werd, dan zou een straf wel volgen.
Tijdens zo’n nacht vond ze het plotseling fijner als je minder kleren droeg. Colombe was één van de eerste die aan de beurt kwam. Katrien had haar wat moed ingepraat, maar toch liep de donkerblonde meid met de nodige nervositeit naar Geike’s hangmat toe. Streng liet die haar even wachten totdat ze zichzelf eerst half uitgekleed had. De oudere vrouw ontdeed zich van haar bovenkledij, waardoor twee dikke, doorhangende borsten zichtbaar werden. De roze, vlezige tepels bungelde naar beneden wijzend. Het enige dat de vrouw aanhield was een soort onderbroek die onder haar dikke buik begon en tot aan haar knieën liep.
Colombe werd opgedragen om zich ook uit te kleden, zodat ze enkel een dun hemdje en de onderrok droeg. Een onderbroek had Colombe immers niet aan. Haar tepeltjes priemde door de stof heen. Goedkeurend duwde Geike haar vingers op de meid haar borsten. Ze kneep zachtjes en mompelde iets. Colombe liet haar doen en probeerde ondertussen niet naar de dikke borsten van de vrouw te staren.
Geike liet haar handen nadien over het lichaam van de meid gaan. Goedkeurend tikte ze op haar billen. Ze eindigde de inspectie met:
‘Je verzorgt je goed. Doe zo verder!’
De dikke vrouw hees zich vervolgens in de hangmat, soepeler volgde Colombe. Ze had weinig ruimte naast Geike, die haar linkerhand op het bovenlijf van Colombe liet rusten. Ongestoord bleef de dikke vrouw haar gekozen slachtoffer strelen. De zeventienjarige meid probeerde het te negeren. Ze sloot haar ogen en prevelde snel een gebedje in de hoop snel in slaap te vallen. Het leek iets te helpen, want een tiental minuten later begon de chaperonnes te snurken en hielden de handtastelijkheden op.
Een paar uur later werd Colombe echter weer wakker. Geike lag half op haar. De dikke vrouw was wakker en met grote ogen staarde ze naar het gezicht van de meid. Ze voelde hoe de vrouw haar vingers onder haar hemdje woelend over haar naakte lijf gleden. Haar borsten werden wild gekneed. Geschrokken opende Colombe haar mond, maar snel siste de vrouw:
‘Hou je bek, kind, of je kan de rest van de overtocht in het schijtkot overnachten.’
Bang zweeg Colombe en liet ze Geike maar doen. Die bleef haar borsten strelen en kneden. Nadien streelde de vingers over haar buik. Opgewonden tastte ze nadien over de stof van Colombes onderrok, maar eronder ging ze niet. Het ergste was echter wanneer de vrouw haar mond op de lippen van Colombe drukte. Ze deed een poging om de meid te kussen.
Al bij al duurde de behandeling een twintigtal minuten. De vrouw legde zich vermoeid weer op haar rug en viel een paar tellen later in slaap. De volgende ochtend deed ze alsof er niets gebeurd was. Eerst dacht Colombe dat het haar schuld was, omdat ze overdag niet haar deftige kleren droeg, maar al gauw vertelden andere meisjes gelijkaardige verhalen. Ook Katrien kreeg een dergelijke behandeling.
De negentienjarige meid beurde Colombe op en zei:
‘Geloof me, dat is niets tegenover wat ons zou overkomen mochten we boven op het dek rondwaren of thuis helemaal alleen achtergebleven zijn.’
Overleven!
De roodharige meid wist er de sfeer wel in te houden. Uit het niets bedacht ze spelletjes of verhalen. De lange oceaantocht werd een queeste waarbij Katrijn, Colombe en enkele andere meiden het ene na het andere avontuur beleefden. De ongedwongen fantasietjes weerspiegelde hun verlangens, maar ook angsten. Je had die keer dat ze in de armen van piraten gedreven werden, maar ook bevrijd werden door koene Hollandse mariniers. Een volgende keer werden ze door Barbarijse kapers ontvoert en eindigden ze aan het Ottomaanse hof. Met blozende wangen vertelde één van de andere meiden een verhaal over de harem van de Turkse sultan. En plotsklaps werden ze dat, ongewillige dames die in een gouden kooi gevangenzaten. De realiteit was feitelijk weinig anders, al leek dat maar bij weinige van hen door te dringen.
Het nagespeelde toneel vol gevoelens dwaalde meer als één keer af naar een soort spanning die Colombe nog nooit ervaren had. De lichamelijke aantrekkingskracht die de meiden tussen elkaar creëerde, zorgde menig keer voor sensuele opwinding, hoewel het nooit verder ging als strelen en knuffelen en nooit zonder hun ingekorte kledij uit te trekken.
De fantasierijke ideeën hielden hen recht, hoewel ze er lichamelijk toch op achteruit gingen. En Jammer genoeg werd Katrien halverwege de tocht ziek, erg ziek. De ongezonde lucht, steeds hetzelfde eten, de schommelende boot en de slechte hygiëne werden haar te veel. De meeste meiden waren al wel een keer ziekjes geweest, maar Katrien lag een aantal dagen in bed te ijlen. Koortsig mompelde ze onverstaanbare woorden. Colombe probeerde zo goed mogelijk voor haar vriendin te zorgen. Ze dwong haar te eten en als het even kon, hielp ze haar op het dek. ’s Avonds knuffelde ze haar voor ze in slaap viel. Ze fluisterde zachtjes verhalen of neuriede liedjes die haar moeder haar vroeger aangeleerd had.
Na drie dagen dwong Geike de meid een stroopachtige substantie te drinken. Boos zei ze ondertussen:
‘Als dat niet helpt, dan moeten we je maar in het water kieperen. Het heeft geen zin om iedereen ziek te maken.’
Colombe wist niet of de dikke vrouw dat meende, maar bang dat het echt zou gebeuren begon ze te bidden. Als bij wonder werd Katrien in de loop van de vierde dag beter. Ze kon weer lachen en goede zinnen maken. Colombe viel in haar armen en begon haar gezicht te kussen. Per ongeluk zoende ze op de lippen van Katrien. Die reageerde door terug te kussen. Colombe trok haar gezicht even naar achteren. Ze zag een leuke fonkeling in de groene ogen van haar vriendin. Katrien glimlachte en Colombe kuste haar grinnikend weer op de mond. Ze knuffelde elkaar stevig alsof ze elkaar heel lang niet meer gezien hadden.
Katriens ziek zijn had ook een positief kantje. De angst om hun kostbaar goed te verliezen was bij de kapitein en Geike toegenomen. Ze kregen vanaf dan dagelijks de kans om zich zichzelf te verfrissen. Niet dat ze veel water kregen, maar elk beetje hielp wel. Onder toeziend oog van Geike moesten ze zich helemaal uitkleden en met een natte doek konden ze zich wassen. In het begin waren sommige meiden verlegen om dat te doen. Na verloop van tijd kon het niemand meer iets schelen dat ze allen naakt waren. Ieder was vooral bezig met zich iets properder te willen voelen.
Je kon wel niet anders dan opmerken dat hun chaperonne er enorm van genoot hen allen naakt te zien. Met haar wellustige blik keek ze naar hen en mompelde ondertussen hoe ze zich moesten wassen en verzorgen. Ook dit had zijn bijkomstige voordeel, want sommige jongedames waren fel vermagerd. Tot woede van de matrozen werd er meer voedsel aan de meiden gegeven.
En toch viel ook nog iets anders op tijdens het verfrissen. Geike hief regelmatig haar jurk op. Ze duwde haar linkerhand onder haar onderjurk en bewoog het daar. Colombe durfde echter niet naar de dikke vrouw te staren, bang om gestraft te worden. Toch was ze ook nieuwsgierig, want ook Katrien had tijdens de lange zeereis haar eigen hand onder haar onderrok laten zakken. Hoewel de roodblonde meid dat telkens deed als ze dacht dat Colombe naast haar aan het slapen was. De donkerblonde meid had Katrien zacht horen kreunen terwijl ze de hand ter hoogte van haar schaamstreek had zien bewegen. Bang om iets verkeerds te zeggen, had Colombe er nooit achter gevraagd. Katrien was te belangrijk voor haar en klaarblijkelijk was hetgeen ze deed iets geheimzinnigs. Toch groeide Colombes nieuwsgierigheid en voelde ze een grote aandrang om erachter te komen wat Katrien en Geike deden.
Voor ze echter de moed gevonden had om het te vragen, kwam het beste nieuws dat ze in weken gehoord hadden:
‘Land … land … we hebben land gezien …’
Na twee maanden varen kwamen ze eindelijk aan in de baai waar Nieuw – Amsterdam lag. Als bij wonder hadden ze het allen overleefd. Als uitzondering mochten de meiden overdag naar het bovendek wandelen. Net zoals de matrozen keken ze met nodige opwinding naar de Nieuwe Wereld, waar een volgend avontuur op hen wachtte.
Colombe huilde toen ze afscheid moest nemen van haar broertjes. De donkerblonde meid knuffelde hen nog een laatste keer stevig. Waarschijnlijk zou ze hen nooit meer zien, want samen met een hoop andere meiden vertrok ze naar Nieuw – Amsterdam. Niet dat ze dat zelf wilde, maar het was nu eenmaal zo geregeld.
Haar familie was een decennium geleden gevlucht voor de bloederige godsdienstoorlogen in Frankrijk. Als Hugenoten waren ze er niet meer veilig, vooral omdat haar vader een prediker was. Ze waren naar Holland gevlucht, want hier konden ze hun geloof vrij belijden. En net toen alles goed leek te lopen, overleed vader. Met hem verdween ook hun enige stabiele bron van inkomsten.
De kerkgemeenschap had een tijdje in hun onderhoud voorzien, tot dat moeder als kuisvrouw bij een rijke handelsvereniging kon beginnen. Het leverde de alleenstaande vrouw een karig loon op dat echter niet voldoende was om in dezelfde stand te blijven leven. Zienderogen gleden ze in armoede af: eerst moesten ze verhuizen naar een kleiner huisje dichter bij de haven en daarna verdwenen één voor één hun kostbaarheden om toch nog genoeg voedsel op tafel te krijgen.
Colombes moeder wilde er alles aan doen om haar kinderen te hoeden voor een slechte toekomst. Verwrongen in een overlevingsstrijd zag ze zich genoodzaakt om tussen haar kinderen te kiezen. Die innerlijke strijd voelde ze in stilte, zodat haar kinderen enigszins vrijwaart werden van de bittere realiteit. De twee jongsten gingen naar een lokaal kerkschooltje waar ze vier dagen per week voor een halve dag les volgden om te leren lezen en schrijven. Colombe was tot haar veertien jaar door haar vader onderwezen, maar sinds zijn dood had ze haar moeder geholpen het huishouden en de opvoeding van de twee jongens op zich te nemen. ’s Morgens vroeg kookte ze liters soep met alle mogelijke groenten waar ze makkelijk aan geraakte en die goedkoop of gratis waren. Een deel was voor eigen gebruik, de rest om te verkopen aan de vele matrozen die Amsterdam aandeden. Helaas bracht het te weinig op en naarmate Colombe ouder werd, hadden de zeelieden meer oog voor haar dan voor de soep. Vaker verliep het dus zo wanneer ze aan de kade met de pot leurde:
‘Kom hier schoon meiske, laat ons je eens beter bekijken …’
Colombe ging er nooit op in en met blozende wangen wandelde ze een eindje verder. Ze negeerde de bulderlach achter haar, net zoals de schunnige bewoordingen waarmee de schippers elkaar verder opfokten. Hoewel ze hierover niets tegen haar moeder zei, viel het anderen ook op. En tijdens een zondagsmis in de late herfst werd Colombe’s moeder door de bezorgde predikant aangesproken. De boodschap was klaar en duidelijk: ‘hou je dochter in toom of laat haar trouwen, ze is toch al zeventien jaar.’
Verhandeld
Trouwen kost geld, zeker als je met iemand van een betere stand wil trouwen. Niet dat adel of de gegoede burgerij een doel vormde, maar Colombe was toch minstens goed genoeg voor een gewone handelaar of een ambachtsman. Het liefst zocht haar moeder iemand die bezig was met godswerk, een prediker of een bijbelgeleerde. Maar telkens kwam ze tot de slotsom dat ze weinig aan haar dochter kon meegeven. Handelaren verachten immers geld om te investeren. Ambachtslui wilde een vrouw die enig idee had van hun vakmanschap en de geleerden waren ofwel niet geïnteresseerd of steenoud. Het beste voorstel kwam van een bootmaker die aanbood om Colombe een tijd als meid in diens te nemen en wanneer ze over een vijftal jaar goed bevonden was om dan met haar te trouwen.
Het voorstel draalde in Colombe’s moeder haar hoofd tot ze tijdens een koude winterdag bezocht werd door een werknemer van de handelsmaatschappij waar ze kuiste. De dikke man had tijdens het gesprek de hele tijd naar Colombe gekeken. Hij sprak Duits net als moeder, een taal die de jonge meid niet verstond. Toen hij weer verdween was haar moeder in tranen uitgebarsten. Colombe had haar tevergeefs proberen te troosten. Pas ’s avonds, toen de jongens gaan slapen waren, kwam ze te weten waarom haar moeder zo droef was.
De handelaar had moeder een groot bedrag in guldens aangeboden als ze Colombe naar Nieuw – Amsterdam zou laten vertrekken. De Nederlandse kolonie in Amerika had vers bloed nodig. Er was een groot tekort aan dienstpersoneel. En zeker jonge vrouwen die ongetrouwd waren kon men er gebruiken. Colombe was met haar zeventien jaar en haar keurige, Calvinistische opvoeding een perfecte kandidate.
Vol ongeloof vroeg de donkerblonde meid verder:
‘Maar je stuurt me toch niet weg? Wat moet ik daar doen en … en … wie zorgt voor Baptist en Gaspar als ik er niet meer ben?’
Haar moeder reageerde niet onmiddellijk. IJskoud staarde de vrouw recht voor haar, alsof ze hoopte dat iemand anders de moeilijke beslissing zou nemen.
‘Ik trouw nog liever met één of andere oude rijke paap dan te verdwijnen naar …’
De katholieke aartsvijand opnoemen was er echter te veel aan, dus sprak ze haar dochter nu wel streng aan:
‘Let op wat je zegt! Die papen zullen je als vuil behandelen en je zal ervoor in de hel branden. Nee, … dat zou je vader niet willen. Hij zou zich schamen en …’
‘Maar papa is er niet meer en hij zou nooit gewild hebben dat je me zomaar wegstuurde!’ Slingerde Colombe terug. Haar moeder voelde dat ze weinig goede argumenten had om dat te weerleggen, dus gebruikte ze haar lichaam om de discussie te laten stoppen. Met haar linkse vlakke hand sloeg ze in Colombes gezicht. De donkerblonde meid verschoot, want een dergelijke behandeling was ze niet gewoon. Boos voelde ze aan haar gezicht. Het vel waar haar moeders hand op geslagen had, was lichtroze geworden. Hoewel ze met haar ogen woedend naar haar moeder keek, zweeg ze.
‘Je weet niet waarover je spreekt, domme gans. Je vader had niets van dit alles gewild. Alleen is het niet aan ons om te voor hem te kiezen, het is godsoordeel dat we moeten ondergaan.’
De moeder zweeg even en op een minder strenge toon vervolgde ze:
‘Als ik je hier hou dan zal je niet meer worden dan een dienstmeid en iedereen weet hoe het met hen afloopt. Zulke jonge meiden zijn makkelijke prooien voor de grijpgrage huisvaders en als ze te oud of zwanger zijn dan belanden ze op straat. En dan zijn het enkel nog de matrozen die van heinde en verre aanmeren die naar je zullen omkijken. Totdat je ook voor hen te lelijk bent, waarna je in een anoniem graf terechtkomt en dan ben je voor eeuwig gedoemd.’
Colombe voelde een pijnlijke steek in haar maag. Ze kende de griezelverhalen die verteld werden over Hugenotenmeisjes die nu bedelend over straat liepen en zich ’s avonds en ’s nachts lieten gebruiken door het manvolk. Eenmaal je dergelijk werk deed, werd je door gemeenschap uitgestoten en was je niet meer welkom. En toch was Colombe niet overtuigd van haar moeders keuze, fluisterend opperde ze:
‘Maar ook in de Nieuwe Wereld ben ik niet meer dan een dienstmeid!’
Een flauw glimlachje verscheen op haar moeders gezicht. Er was een cruciaal verschil tussen Amsterdam en de Nieuwe Wereld. Blij met de vraag, antwoordde de moeder:
‘Nee, je zal daar een deftige jongedame zijn die na een paar jaar kan trouwen met een goedgelovige man. Ze hebben deftige meiden zoals jou nodig en … ik …. we … je moet niets betalen voor de overtocht. We krijgen zelfs geld omdat je gaat. Denk eens aan wat al die guldens voor ons zouden betekenen.’
Colombe slikte ontmoedigd een hoop speeksel door. Ze besefte dat haar moeder al beslist had en hoewel het haar niet zinde, was er ook begrip. Met het geld konden haar broertjes verder opgeleid worden, ze konden een beroep leren of misschien zoals vader gaan prediken. Vanuit de Nieuwe Wereld kon ze hen nog verder helpen door geld op te sturen. Colombe legde zich er dus bij neer en wachtte met weemoed het vertrek in de lente af.
‘De Zeeuw’
In het voorjaar van 1661 verzamelde zich op de kade voor ‘ 's Lands Zeemagazijn’ een grote groep mensen. Het decor van het nieuwgebouwde pakhuis was fenomenaal en gaf tegelijkertijd aan hoe belangrijk het goed was dat men er nu verzamelde. Niet dat het om wapens of kostbare rijkdommen ging, maar wel om een dozijn meiden. Zo ook Colombe, die er samen met haar twee broertjes en moeder stond. Ze had een simpele jutezak mee, waar wat kleren en enkele persoonlijke spullen inzaten. Ze had broertjes weer losgelaten en draaide zich een laatste keer naar haar moeder, die er verdwaasd bijstond. Colombe boog zich naar haar moeder om ook haar te knuffelen. Want hoewel ze nog steeds wenste om niet te moeten gaan, had ze ook begrip voor de keuze die haar moeder gemaakt had. De oudere vrouw gaf haar dochter een nogal stijf tikje op de rug. Ze leek moeilijk met haar verdriet om te kunnen. Totaal geblokeerd bande ze elke vorm van emoties, geen tranen bij haar. Colombes broertjes daarentegen huilden hard en hielden de rok van Colombe vast, als teken dat ze hun grote zus niet wilden laten vertrekken.
Snikkend draaide Colombe zich uiteindelijk naar de waterkant, waar een grote sloep klaarstond om de meiden te verschepen. De boot waarmee ze zouden varen lag een eindje van de stad. Plots gebaarde een grote, donkerkleurige man dat de jongedames moesten instappen. Samen met een twaalftal anderen liep Colombe naar de sloep. Het waren stuk voor stuk meisjes van haar leeftijd. Ze hadden net als haar weinig bezittingen mee en allen keken ze droef voor een laatste keer naar hun familie en vrienden die op de kade achterbleven.
Colombe zwaaide naar haar broertjes, terwijl de sloep weg dobberde. Een halfuur hadden de schippers nodig om hen van de kade naar ‘de Zeeuw’ te roeien. Het grote zeilschip was de afgelopen weken speciaal omgebouwd voor het transport van de jongedames. Om de drukte van de haven al achter zich te laten lag de boot hier voor anker, zodat het in de loop van de avond makkelijk kon vertrekken. Voor het zover was, moesten ze eerst nog aan boord geraken.
De sloep beukte zachtjes tegen het stevige houtwerk van de zeilboot. Een touwladder werd uitgerold, zodat ze naar boven konden klimmen. Inschepen vanaf de kade had makkelijker geweest, maar ook tijdverlies. Het werd dus voor de meiden een huzarenstuk om met de lange rokken aan boord te geraken. Onhandig klommen ze omhoog, geholpen door de vloekende matrozen.
Op het dek werden ze opgewacht door een dikke dame, die zichzelf voorstelde als Geike. Nijdig en met een kloeke stem legde ze uit dat ze hun chaperon was. Vanaf dat moment tot wanneer ze weer van boord zouden gaan, was zij degene die het voor het zeggen had. Ze nam hen direct mee naar de afgesloten ruimte op het halfdek. Daar bevonden zich normaal de vertrekken voor de passagiers, officieren en de scheepsdokter. In de afgelopen weken had men het verbouwd tot één grote ruimte die alleen voor de meiden bedoeld was.
Er hingen zeven grote hangmatten. Ze moeseten, vanwege plaatsgebrek, er per twee van gebruik maken. Colombe nam er eentje in het midden en kreeg gezelschap van een roodharige meid met een erg bleek gezicht, die fluisterend aan haar vroeg:
‘Mag ik bij jou komen liggen.’
Colombe knikte en stelde zichzelf voor. Blij dat ze niet werd afgewezen, antwoordde het andere meisje:
‘Leuk, ik ben Katrien.’
Voor ze echter een gesprek met elkaar konden aanknopen bulderde Geike een aantal bevelen. Ze legde de regels uit en waarschuwde hen allen om niet alleen op het buitendek te komen. De onzedige zeelui zouden hen maar al te graag uitnodigen voor wat geinig vertier. Met een laatste duistere blik verliet ze de ruimte en deed de deur op slot. Als ratten zaten ze opgesloten en toch waren ze het kostbaarste goed op deze boot. Geen van de jongedames besefte het op dat moment, maar aan de andere kant van de wereld hadden een dozijn mannen een fortuin uitgegeven om hen daar te krijgen.
Door de kleine ramen aan de zijkanten van het schip scheen een beetje licht naar binnen. Het was niet veel, maar net voldoende om de anderen te bekijken. Colombe staarde naar hen terwijl ze haar juten zak aan haar hangmat bevestigde. Het was niet makkelijk om rechtop in de ruimte te staan, het plafond was immers erg laag. Met haar één meter zestig behoorde Colombe tot de grotere meiden, waardoor haar hoofd tegen de houten planken schuurde. Colombe zette zich in kleermakerszit op de grond en naast haar kwam Katrien zitten. De roodharige meid nam uit haar zak een doek uit met daarin wat koeken. Ze gaf er eentje aan Colombe, die het dankbaar aannam. Het was al sinds ’s ochtends vroeg geweest dat ze nog gegeten had. Terwijl ze op de smakelijke koek knabbelde, begon ze de ene na de andere vraag aan de roodharige meid te stellen.
Katrien
‘Vanwaar ben je?’
‘Amste[i]rdam, … of liever gezegd net buiten de stad. Mijn papa is een matroos en vaak weg voor de VOC, dus ik woon bij mijn grootouders die een kleine boerderij hebben.’
‘En je mama?’
‘Die is er niet meer, al sinds ik geboren ben. Negentien jaar geleden overleed ze tijdens de bevalling. Daarom dat ik bij mijn grootoudjes woon.’
‘En waarom ga je …’ Poogde Colombe een volgende vraag te stellen, maar halverwege besefte ze hoe stom die zou klinken. Ze sloot haar mond weer. Grinnikend antwoordde Katrien er toch op, de vrolijke meid had immers niets te verbergen en was helemaal niet droevig om Holland achter zich te laten.
‘Mijn grootouders zijn oud, het is een wonder dat ze nog leven. Mijn vader is te vaak weg en hier de vrouw van een boerenlul worden, lijkt me ook niets. De Nieuwe Wereld biedt zoveel meer mogelijkheden, ze zeggen dat iedereen daar rijk kan worden en je vrij bent om je eigen weg te kiezen. Als je maar in god en hard werken gelooft.’
Colombe knikte wat verlegen. Ze had de verhalen ook gehoord van de arme stakkers die na vele jaren in de Nieuwe Wereld teruggekeerd waren als begoede mannen. Vele Europese naties hadden ondertussen kolonies in Amerika en veel Hugenoten waren er ook naartoe getrokken. Nu ze erover nadacht, voelde de donkerblonde meid zich minder droevig, misschien was het wel de juiste keuze om te vertrekken.
Colombe trok de kanten doek over haar haren weg. Haar lang, donkerblond haar was in een strakke dot gebonden. Ze vond het warm in de afgesloten ruimte. Zoals het beaamde was ze goed aangekleed met een onderrok en een deftige, sobere jurk erboven. Ondanks dat het warm buiten was, had haar moeder haar een wollen onderhemd laten aandoen. Het liefst wilde ze zoveel mogelijk kleding uitdoen, maar dat leek niet gepast met zovelen in één kleine ruimte.
Een tijdje later hees Katrien had zich in de hangmat voor wat te slapen. De tijd ging nu eenmaal traag voorbij en dat zou tijdens de overtocht niet verbeteren. Colombe verveelde zich kostelijk en besloot om ook haar ogen te sluiten. Onder haar voelde ze de boot lichtjes heen – en – weer deinen. De rustige golfslag liet de stilliggende boot wat bewegen. Voorlopig voelde dat wel prettig aan, alsof je in een erg grote schommelstoel zit die een beetje beweegt. De meid vergleed in een aangename droom waarbij de rollercoaster van gevoelens in verwerkt zaten.
Het vertrek
Pas toen buiten de zon al ondergegaan was, kwam hun dikke oppas weer terug de ruimte binnen. Twee mannen waren haar gevolgd. Ze droegen een houten kist en een grote ketel. Toen ze de spullen neergelegd hadden, werden ze door Geike de ruimte weer uitgejaagd.
Colombe was, net zoals Katrien, wakker geworden van het harde kabaal. De dikke vrouw opende de houten kist en haalde er soepkommen uit. Ieder van hen kreeg er ééntje, waarna ze een bruinharige meid aanduidde om de kommen vol te schenken. Een andere jongedame moest stukken brood verdelen. Als toetje kregen ze een stuk fruit, een luxe die ze algauw zouden waarderen. Wat voorzichtig vroeg iemand waar ze haar behoeftes kon doen. De dikke vrouw lachte hardop en wees naar een deur aan de zijkant van de ruimte. Erachter bevond zich een klein kamertje. Twee langwerpige zitbanken waren aan de zijkant gemaakt en telkens bevond er zich een ronde opening in de plank. Je moest daar dus opzitten om je behoeftes te doen, waarbij de pis en de feces recht het water in zouden vallen.
Er holde onmiddellijk enkele jongedames naartoe en gedurende een kwartier lang wisselde de ene meid na de andere af. Ook Colombe en Katrien wisten zich door de drukte naar het kleine kamertje te begeven. Ze trokken de jurken en onderrokken naar boven, een onderbroek droegen beiden meiden niet. Klunzig door de vele boven kledij zette ze zich met hun blote billen op het houtwerk dat warm aanvoelde van de gebruikers voor hen. Katrien liet een zuchtje van verlichting terwijl ze haar blaas ledigde, waardoor Colombe in lachen uitbarstte.
‘Dat was nodig, hé! Mompelde de donkerblonde meid.
Katrien knikte en voegde er grappend aan toe:
‘Misschien pissen we nu wel recht op een sloep die ons komt bevoorraden. Als we dus straks hongerlijden dan is het onze eigen schuld.’
Geschrokken keek Colombe naar haar nieuwgemaakte vriendin.
‘Zouden ze hieronder varen?’ Nieuwsgierig en met enige gêne wilde de donkerblonde meid dat controleren door zelf via het gat naar beneden te turen. Ze wilde net opstaan toen Katrien lachend antwoordde:
‘Nee, hoor. Ik denk niet dat ze met hun sloepje zo dicht langs de boot kunnen roeien. Al zouden ze dat wel willen, je kent hen wel: altijd op zoek naar lekkere, jonge mosseltjes.’
Colombe knikte wel, ook al verstond ze de dubbelzinnige woordspeling van Katrien niet. Het was wel duidelijk dat de roodharige meid net iets meer over de wereld wist dan Colombe. Er werd op de deur geklopt, want andere jongedames wilde ook nog gebruik maken van het sanitair. Colombe nam een doekje om haar schaamstreek proper te maken, waarna ze beide weer naar grote slaapruimte wandelden.
Toen ze allen klaar waren met het ledigen van hun blaas begon Geike de taken te verdelen. Sommige moesten de komende dagen de leefruimte proper maken, terwijl twee dames de wc - kamer moesten onderhouden. De gelukkigste waren echter degene die het eten moesten verdelen. Om de paar dagen zouden de rollen opnieuw verdeeld worden. Afsluiten deed de dikke vrouw met een beetje goed nieuws, want elke avond na het eten zouden ze een uurtje in de buitenlucht mogen rondlopen.
Een halfuurtje later genoot Colombe van de frisse lucht. De open sterrenhemel gaf hun voldoende licht om het buitendek te verkennen. De matrozen die rond hen liepen, staarden hen de hele tijd aan. Je had onder hen een aantal die vloekend tierde dat ‘het vrouwvolk geen plaats had op een boot’, anderen deden allerlei poging om de aandacht te krijgen van een jongedame. Ongegeneerd maakte ze vervolgens obscene gebaren of lachte ze zich dubbel bij eigenverzonnen, vunzige opmerkingen. De kapitein die er de hele tijd bijstond, liet zijn mannen begaan, zolang ze niet te dicht bij één van de dames naderden. Al stond Geike ook steeds klaar om een geilerd een goede tik op zijn kop te geven. Boos bulderde ze dan de ene verwensing na de andere, tot groot jolijt van het manvolk op het dek.
Halverwege hun eerste wandelingetje buiten werd het anker opgelicht. De hele middag was men nog bezig geweest met het bevoorraden van de boot, maar nu konden ze in alle rust vertrekken. Colombe die nieuwsgierig om zich heen keek terwijl de zeilboot vertrok, voelde plots haar maag draaien. De golfslag werd sterker en de boot slingerde harder heen – en - weer. Katrien naast haar spurtte snel naar de kant van de boot en begon over te geven. Haar actie werd door de matrozen op hoongelach onthaald. Colombe probeerde het wel op te houden, maar ook zij moest naar de kant gaan om het halfverteerd eten weer uit te kotsen.
Het werd een verschrikkelijke nacht. De meeste meiden waren zeeziek en hadden zich met moeite in de hangmatten gehesen. Het werd de voorbode van de ongemakkelijke overtocht, al raakten ze allen na een paar dagen gewend aan de open zee. Hoewel het geen pretje was om steeds in de weinig verlichte ruimte te zitten en het vele schrobben en de constante verluchting via de ramen in het houtwerk bleef het er muf rieken.
Geike
Ze kregen twee keer per dag eten. Genoeg om hen in leven te houden, want ze waren immers kostbaar goed. De dagelijkse wandeling buiten was één van de hoogtepunten. Colombe had geleerd om zoveel mogelijk rond te lopen en de frisse lucht in te ademen, alsof het de laatste keer was dat ze dat kon. Zelfs als het regende stonden de meiden erop om buiten te kunnen wandelen. Ze merkten dan wel op dat de aanwezige matrozen met nog meer plezier naar hen keken.
Mocht je het beoogd slachtoffer geweest zijn van een grijpgrage matroos, dan kon je er zeker van zijn dat de dikke vrouw je ook een fikse uitbrander gaf. Het waren immers de zondige vrouwen die een man op het verkeerde spoor zette. Als je opstandig gedrag vertoonde, kreeg je ook nog eens het meest gehate klusje, namelijk het proper maken en houden van de toiletkamer. Colombe was erg koppig, maar na twee keer tegen Geike ingegaan te zijn, zweeg ze wanneer die haar een uitbrander verkocht.
Gelukkig was de chaperonne vaak ergens anders als ze in de ruimte opgesloten zaten. Het waren dan lange uren die de meiden probeerde vol te maken door te praten en kinderlijke spelletjes te spelen. Na een paar dagen vormde zich twee groepen. De ouderen meiden, die rond de twintig waren, en de jonkies die zeventien à achttien jaar oud waren. Colombe en Katrien hielden zich wat afzijdig. Ze konden het best goed met elkaar vinden en al snel ontwikkelde ze de gewoonte om voor elkaar een oogje in het zeil te houden. Als één van hen twee eten moest opscheppen, dan kreeg de anderen wat extra. Als een andere medereizigster ruzie zocht, dan verdedigde ze elkaar.
Katrien was best ook wel praktisch ingesteld. Al snel had ze de onhandige jurk uitgetrokken. Haar onderjurk had ze ingekort, zodat die makkelijker liep. Haar mooi geborduurd bovenkleed had ze omgeruild voor een simpele blouse. Colombe volgde snel haar voorbeeld. Het voelde bevrijdend aan om je wat beter te kunnen bewegen, maar bovenal was het zo minder warm.
Ondanks Colombe’s puriteinse opvoeding geraakte ze in de ban van Katriens lichaam. Als je dicht genoeg bij elkaar stond kon je immers door de stof elkaars borsten bewonderen. Soms lachten ze er wat mee en duwde elkaars handen speels tegen de blouse. Hoewel ze dit zonder bijbedoelingen deden, voelde de donkerblonde meid een vreemdsoortige spanning doorheen haar lichaam glijden telkens haar vingers over de zachte rondingen van Katrien streelden. De roodharige meid had net zoals haar een volle B – cup, maar haar tepels leken groter te zijn. Plezierig frunnikte Colombe aan de puntige kleinoden totdat haar vriendin lachend vroeg om ermee te stoppen, want het kietelend gevoel werd haar te veel. Sommige meiden, die strenger in hun geloofsovertuigingen waren, vonden het maar niets. Toch kozen de meesten om na een aantal dagen hun dikkere kleding uit te laten. Geike kafferde hen daar regelmatig voor uit, maar toch dwong ze niemand om de andere kleren weer aan te doen. Enkel als ze naar het dek moesten, werden ze verplicht om hun nette kleren weer aan te trekken.
Als het dan toch eens koud was, dan trokken ze één van de mantels aan die ook gebruikt werden om je 's nachts mee onder te dekken. Het waren muffe dingen, maar wel lekker warm.
Na hun avondwandeling werd er geacht dat ze zouden gaan slapen. Dat wilde zeggen dat ze verplicht werden om in hun hangmat te liggen, hoewel slaap niet altijd kwam. Vreemder was de bijkomende regel die Geike hanteerde, namelijk afwisselend moest een meid haar gezelschap houden in haar grote hangmat. Het had geen zin om tegen die ongeschreven wet in te gaan, Geike was kloeker en sterker dan enig wie en ze waren van haar afhankelijk. Als ze immers kwaad op je werd, dan zou een straf wel volgen.
Tijdens zo’n nacht vond ze het plotseling fijner als je minder kleren droeg. Colombe was één van de eerste die aan de beurt kwam. Katrien had haar wat moed ingepraat, maar toch liep de donkerblonde meid met de nodige nervositeit naar Geike’s hangmat toe. Streng liet die haar even wachten totdat ze zichzelf eerst half uitgekleed had. De oudere vrouw ontdeed zich van haar bovenkledij, waardoor twee dikke, doorhangende borsten zichtbaar werden. De roze, vlezige tepels bungelde naar beneden wijzend. Het enige dat de vrouw aanhield was een soort onderbroek die onder haar dikke buik begon en tot aan haar knieën liep.
Colombe werd opgedragen om zich ook uit te kleden, zodat ze enkel een dun hemdje en de onderrok droeg. Een onderbroek had Colombe immers niet aan. Haar tepeltjes priemde door de stof heen. Goedkeurend duwde Geike haar vingers op de meid haar borsten. Ze kneep zachtjes en mompelde iets. Colombe liet haar doen en probeerde ondertussen niet naar de dikke borsten van de vrouw te staren.
Geike liet haar handen nadien over het lichaam van de meid gaan. Goedkeurend tikte ze op haar billen. Ze eindigde de inspectie met:
‘Je verzorgt je goed. Doe zo verder!’
De dikke vrouw hees zich vervolgens in de hangmat, soepeler volgde Colombe. Ze had weinig ruimte naast Geike, die haar linkerhand op het bovenlijf van Colombe liet rusten. Ongestoord bleef de dikke vrouw haar gekozen slachtoffer strelen. De zeventienjarige meid probeerde het te negeren. Ze sloot haar ogen en prevelde snel een gebedje in de hoop snel in slaap te vallen. Het leek iets te helpen, want een tiental minuten later begon de chaperonnes te snurken en hielden de handtastelijkheden op.
Een paar uur later werd Colombe echter weer wakker. Geike lag half op haar. De dikke vrouw was wakker en met grote ogen staarde ze naar het gezicht van de meid. Ze voelde hoe de vrouw haar vingers onder haar hemdje woelend over haar naakte lijf gleden. Haar borsten werden wild gekneed. Geschrokken opende Colombe haar mond, maar snel siste de vrouw:
‘Hou je bek, kind, of je kan de rest van de overtocht in het schijtkot overnachten.’
Bang zweeg Colombe en liet ze Geike maar doen. Die bleef haar borsten strelen en kneden. Nadien streelde de vingers over haar buik. Opgewonden tastte ze nadien over de stof van Colombes onderrok, maar eronder ging ze niet. Het ergste was echter wanneer de vrouw haar mond op de lippen van Colombe drukte. Ze deed een poging om de meid te kussen.
Al bij al duurde de behandeling een twintigtal minuten. De vrouw legde zich vermoeid weer op haar rug en viel een paar tellen later in slaap. De volgende ochtend deed ze alsof er niets gebeurd was. Eerst dacht Colombe dat het haar schuld was, omdat ze overdag niet haar deftige kleren droeg, maar al gauw vertelden andere meisjes gelijkaardige verhalen. Ook Katrien kreeg een dergelijke behandeling.
De negentienjarige meid beurde Colombe op en zei:
‘Geloof me, dat is niets tegenover wat ons zou overkomen mochten we boven op het dek rondwaren of thuis helemaal alleen achtergebleven zijn.’
Overleven!
De roodharige meid wist er de sfeer wel in te houden. Uit het niets bedacht ze spelletjes of verhalen. De lange oceaantocht werd een queeste waarbij Katrijn, Colombe en enkele andere meiden het ene na het andere avontuur beleefden. De ongedwongen fantasietjes weerspiegelde hun verlangens, maar ook angsten. Je had die keer dat ze in de armen van piraten gedreven werden, maar ook bevrijd werden door koene Hollandse mariniers. Een volgende keer werden ze door Barbarijse kapers ontvoert en eindigden ze aan het Ottomaanse hof. Met blozende wangen vertelde één van de andere meiden een verhaal over de harem van de Turkse sultan. En plotsklaps werden ze dat, ongewillige dames die in een gouden kooi gevangenzaten. De realiteit was feitelijk weinig anders, al leek dat maar bij weinige van hen door te dringen.
Het nagespeelde toneel vol gevoelens dwaalde meer als één keer af naar een soort spanning die Colombe nog nooit ervaren had. De lichamelijke aantrekkingskracht die de meiden tussen elkaar creëerde, zorgde menig keer voor sensuele opwinding, hoewel het nooit verder ging als strelen en knuffelen en nooit zonder hun ingekorte kledij uit te trekken.
De fantasierijke ideeën hielden hen recht, hoewel ze er lichamelijk toch op achteruit gingen. En Jammer genoeg werd Katrien halverwege de tocht ziek, erg ziek. De ongezonde lucht, steeds hetzelfde eten, de schommelende boot en de slechte hygiëne werden haar te veel. De meeste meiden waren al wel een keer ziekjes geweest, maar Katrien lag een aantal dagen in bed te ijlen. Koortsig mompelde ze onverstaanbare woorden. Colombe probeerde zo goed mogelijk voor haar vriendin te zorgen. Ze dwong haar te eten en als het even kon, hielp ze haar op het dek. ’s Avonds knuffelde ze haar voor ze in slaap viel. Ze fluisterde zachtjes verhalen of neuriede liedjes die haar moeder haar vroeger aangeleerd had.
Na drie dagen dwong Geike de meid een stroopachtige substantie te drinken. Boos zei ze ondertussen:
‘Als dat niet helpt, dan moeten we je maar in het water kieperen. Het heeft geen zin om iedereen ziek te maken.’
Colombe wist niet of de dikke vrouw dat meende, maar bang dat het echt zou gebeuren begon ze te bidden. Als bij wonder werd Katrien in de loop van de vierde dag beter. Ze kon weer lachen en goede zinnen maken. Colombe viel in haar armen en begon haar gezicht te kussen. Per ongeluk zoende ze op de lippen van Katrien. Die reageerde door terug te kussen. Colombe trok haar gezicht even naar achteren. Ze zag een leuke fonkeling in de groene ogen van haar vriendin. Katrien glimlachte en Colombe kuste haar grinnikend weer op de mond. Ze knuffelde elkaar stevig alsof ze elkaar heel lang niet meer gezien hadden.
Katriens ziek zijn had ook een positief kantje. De angst om hun kostbaar goed te verliezen was bij de kapitein en Geike toegenomen. Ze kregen vanaf dan dagelijks de kans om zich zichzelf te verfrissen. Niet dat ze veel water kregen, maar elk beetje hielp wel. Onder toeziend oog van Geike moesten ze zich helemaal uitkleden en met een natte doek konden ze zich wassen. In het begin waren sommige meiden verlegen om dat te doen. Na verloop van tijd kon het niemand meer iets schelen dat ze allen naakt waren. Ieder was vooral bezig met zich iets properder te willen voelen.
Je kon wel niet anders dan opmerken dat hun chaperonne er enorm van genoot hen allen naakt te zien. Met haar wellustige blik keek ze naar hen en mompelde ondertussen hoe ze zich moesten wassen en verzorgen. Ook dit had zijn bijkomstige voordeel, want sommige jongedames waren fel vermagerd. Tot woede van de matrozen werd er meer voedsel aan de meiden gegeven.
En toch viel ook nog iets anders op tijdens het verfrissen. Geike hief regelmatig haar jurk op. Ze duwde haar linkerhand onder haar onderjurk en bewoog het daar. Colombe durfde echter niet naar de dikke vrouw te staren, bang om gestraft te worden. Toch was ze ook nieuwsgierig, want ook Katrien had tijdens de lange zeereis haar eigen hand onder haar onderrok laten zakken. Hoewel de roodblonde meid dat telkens deed als ze dacht dat Colombe naast haar aan het slapen was. De donkerblonde meid had Katrien zacht horen kreunen terwijl ze de hand ter hoogte van haar schaamstreek had zien bewegen. Bang om iets verkeerds te zeggen, had Colombe er nooit achter gevraagd. Katrien was te belangrijk voor haar en klaarblijkelijk was hetgeen ze deed iets geheimzinnigs. Toch groeide Colombes nieuwsgierigheid en voelde ze een grote aandrang om erachter te komen wat Katrien en Geike deden.
Voor ze echter de moed gevonden had om het te vragen, kwam het beste nieuws dat ze in weken gehoord hadden:
‘Land … land … we hebben land gezien …’
Na twee maanden varen kwamen ze eindelijk aan in de baai waar Nieuw – Amsterdam lag. Als bij wonder hadden ze het allen overleefd. Als uitzondering mochten de meiden overdag naar het bovendek wandelen. Net zoals de matrozen keken ze met nodige opwinding naar de Nieuwe Wereld, waar een volgend avontuur op hen wachtte.
Lees verder: Nieuw Amsterdam - 2: Een Nieuw Thuis
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10