Door: Guniath
Datum: 04-01-2024 | Cijfer: 9 | Gelezen: 7421
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 34 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): 17 Jaar, Neuken, New York, Onderdanig, Openbaar, Vernederen, Vingeren, Voyeurisme,
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 34 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): 17 Jaar, Neuken, New York, Onderdanig, Openbaar, Vernederen, Vingeren, Voyeurisme,
Vervolg op: Nieuw Amsterdam - 1: De Overtocht
Een Nieuw Thuis
Aankomst
Op het bovendek werd het een drukte van jewelste. Elk bemanningslid keek reikhalzend toe hoe ze de baai binnenvoeren. Hun enthousiast geroep en gejoel drong door tot het donkere middendek waar de twaalf jongedames in opgesloten zaten. Opgewonden eisten ze om ook naar boven te mogen. Geike weigerde eerst, maar toen ze een dozijn paar ogen woedend naar haar zag staren, koos ze toch voor een andere strategie.
Bij zichzelf dacht ze dat bij aankomst ze niet langer verantwoordelijk voor hen was en daarbij kon haar toekomst nog van hen afhangen. Geike zou immers ook in de Nieuwe Wereld achterblijven en ongetwijfeld zouden enkele van de meiden over een paar jaar trouwen met een belangrijke inwoner van de stad. Misschien was het belangrijk om ervoor te zorgen dat ze geen wraakgevoelens jegens haar zouden koesteren. Liever wilde ze op een goede manier van hen afscheid nemen, want was het niet aan haar te danken dat ze nog leefden!
‘Goed, doe jullie deftige kleren weer aan en dan wandelen we samen naar buiten.’ Zei ze op, een verrassend, zachte toon.
Colombe en Katrien waren net als de anderen door het dolle heen. Vliegensvlug transformeerde ze zich weer tot nette jongedames. Colombe, die blij was dat ze deze ochtend nog de kans gekregen had om zich deftig te wassen, trok de kleren die ze ondertussen al een paar dagen droeg uit. Ze was één van de weinige meiden die zich helemaal uit durfde kleden, dankzij de doorgedramde religieuze zedelijkheid.
De dolle overvaart had Colombe echter geleerd dat je maar niet te veel wakker moet liggen van oppervlakkigheden, zoals jezelf uitkleden om je vervolgens deftig te kunnen kleden. Niet dat ze veel trager dan de anderen was, vliegensvlug had ze immers de vodden uit. Uit trots wreef ze met een vochtig doekje over haar naakte lichaam. Katrien grinnikte toen ze Colombe met het lapje over haar borsten liet glijden, zelf koos de roodharige meid om enkel haar vuile kleren uit te trekken voor het mooie zondagsgoed. Colombe liet de doek snel verder zakken naar haar buik, dijen en ook even haar billen. De schaamstreek, waar lichtbruine haartjes welig tierden, liet ze met rust. Uit haar jutte zak nam ze de propere kleding waarmee ze aan boord gekomen was. Ze had die nauwelijks nog aangehad, enkel wanneer Geike erop stond, zoals voor een gebedsdienst. Eerst trok ze het ondergoed aan, gevolgd door de onderrok en een geborduurd onderhemd en als laatste de mooie jurk.
Aan haar voeten kwamen de fijn versierde schoentjes, terwijl ze die aantrok, voelde ze een pijnlijke steek doorheen haar lichaam glijden. Ze dacht aan haar broertjes die nu ver weg in Amsterdam achterbleven. Haar gedachten gingen ook naar haar vader: zou hij trots op haar zijn, nu ze in het nieuwe land terecht was gekomen. Veel tijd voor de nostalgische bui kreeg ze niet, want Geike bulderde met haar vertrouwde stem:
‘We vertrekken nu samen naar boven en daar blijf je ook samen!’
Katrien trok Colombe achteraan in de rij. De donkerblonde meid probeerde nog vlug de stof van haar jurk mooi glad te strijken, waardoor ze plots besefte hoeveel ze afgevallen was tijdens de oversteek. Ze was in een goede conditie geweest toen ze Holland verlaten had, maar door het karige eten en de weinige beweging waren er toch flink wat ponden afgegaan. Eenzelfde beeld bij Katrien, die het ook gewoon zo uitsprak terwijl ze naar buiten wandelden:
‘Het eerste dat ik aan land doe, is deftig eten!’
Grinnikend duwde ze haar handen op haar borsten en voegde er fluisterend aan toe:
‘Hadden ze, toen we vertrokken, niet wat meer volume?’
Colombe glimlachte om de grappige opmerking, totdat Geike hun kant uitkeek. Snel bond de donkerblonde meid haar langere haren weer in een dot, die ze daarna bedekte met een kanten doek. Zodra iedereen in de rij stond en Geike allen nog een laatste keer gekeurd had, opende de dikke vrouw de deur naar het dek buiten.
Door de felle zonnestralen had Colombe even nodig om iets te kunnen zien. Strompelend volgde ze het meisje voor haar tot ze aan de rand van de zeilboot stond. Knipperend probeerde ze een beeld te krijgen van de omgeving en terwijl haar ogen traag aan het zonlicht wendde, zag ze het landschap scherper worden. Met open mond staarde ze naar de grote poel waarin de boot nu voer. Helemaal westelijk had je Nieuw – Amsterdam, maar omdat ze aan de stuurboordzijde stonden zagen ze recht op de kust van ’t Lange Eyland. Her en der herkende ze kleine akkertjes, zoals ze die in Holland ook gezien had. Huizen en molens stonden op grote afstand van elkaar, waardoor je het gevoel kreeg dat er nog heel wat ruimte was voor nieuwkomers.
Allen vergaapten ze zich aan het idyllische beeld: het paradijs op aarde, zo leek het toch voor even. Een oudere matroos begon prevelend een gebedje op te zeggen en algauw waren de meeste mannen luidop aan het bidden, sommige in tranen van blijdschap. Een erg vrome meid sloot zich bij hen aan, waarna de andere elf volgden. Colombe die gewoon was om zowel in het Frans als het Nederlands te bidden, koos voor haar moedertaal. Terwijl de woorden vol devotie over haar lippen kwamen, dacht ze weer aan haar vader, moeder en broertjes. Ze besloot dat het weinig zin had om verdrietig te zijn over wat ze had achtergelaten, ze had het gehaald en nu kon ze aan een nieuw hoofdstuk beginnen. Hier en nu beloofde ze aan zichzelf om haar vader te eren en genoeg geld bijeen sparen om mama, Baptist en Gaspar over te laten komen.
Het werd weer stil aan boord van de Zeeuw. Een paar tellen lang vormde de kwetterende vogels en de wind de enige bron van geluid, totdat de kapitein bevelend riep:
‘Maak je klaar om aan te meren …’
De stad
Nieuw – Amsterdam zelf was, vergeleken met het oude Amsterdam, een kleine nederzetting. Het belangrijkste bouwwerk was het fort dat de volledige baai moest verdedigen tegen vijanden. Voor het overige had je maar erg weinig andere stenen gebouwen. De meeste kolonisten waren avonturiers uit Holland en toch kwamen velen ook van elders, zoals: Walen uit de Zuidelijke Nederlanden, Duitsers, Engelsen, Portugese Joden, … enz. De overgrote meerderheid van hen waren mannen, die zich nu in grote getallen verzameld hadden aan de kade.
Onder luid applaus wandelden de jongedames van de zeilboot. Onmiddellijk werden ze in een stoet naar een groot pakhuis gebracht dat gelukkig niet al te ver van de kade lag. Het was duidelijk te merken dat er aan hun komst veel waarde gehecht werd, want in de grote ruimte stond een tafel klaar die al snel gedekt werd met allerlei eten. Verlegen en diep onder de indruk namen de meiden plaats. Hoewel ze verlekkerd naar het verse voedsel staarden, bleven ze braafjes wachten op het teken dat ze mochten aanvallen. Een goedlachse man die de ceremonie leek te leiden zei met het nodige enthousiasme: ‘tast toe!’
Colombe en Katrien aarzelden niet om van de verschillende schotels bekend en onbekend eten op te scheppen. Algauw waren houten borden vol. Smakkend leken de jongedames even vergeten te zijn dat er zoveel anderen rondom hen stonden. Het publiek bleef hen geduldig observeren en af en toe mompelde de deftigere heren iets tegen elkaar.
De opgewonden mensenmassa was nog verder gegroeid, waardoor tot buiten mensen stonden te wachten om een glimp op te vangen van de schone maagden uit het verre moederland. De oudere man die de jongedames aangemaand had om te beginnen eten, had zich aan het rechter tafeleinde gezet. Aan de andere kant zat een streng uitziende dominee die overduidelijk toezicht hield op het zedelijk verloop. Een medewerker van hem tikte met een buigzame stok tegen mannelijke creaturen die zich niet konden gedragen, door bijvoorbeeld onkuise opmerkingen of toespelingen te maken. Twee gewapende wachten hadden zich ook zo opgesteld om verdere problemen te voorkomen. Niet dat er veel ingegrepen moest worden, de inwoners van Nieuw – Amsterdam wisten zich te gedragen.
Het viel Colombe trouwens helemaal niet op wanneer iemand toch verwijderd werd. Ze was te druk bezig met eten en drinken. Helaas vervloekte ze al snel de hevigheid waarmee ze gegeten had. Haar maag, die zoveel voedsel niet meer gewoon was, begon tegen te pruttelen. Helaas kwam ze te laat tot dat besef, draaierig en verlegen stond ze op. Ze greep een oudere vrouw bij de arm en mompelde:
‘Ik voel me niet zo goed ...’
De vrouw duwde Colombe weer op haar plaats en siste:
‘Blijf gewoon zitten meid. Dadelijk worden jullie verdeeld.’
Mistroostig keek ze naar Katrien. Die nam haar hand vast. Bemoedigend streelde ze over haar huid. Colombe probeerde daarop haar best te doen om het kabbelend gevoel in haar maagstreek te negeren.
Na de maaltijd werden ze inderdaad ingedeeld. Een aantal meiden zouden rechtstreeks trouwen met een respectabele heren uit de gemeenschap. De overige dames moesten als dienstmeid aan de slag bij een belangrijk functionaris of gezin. Katrien werd bijvoorbeeld meegenomen door een rijke handelaar die, samen met zijn vrouw en drie kinderen, een paar straten verder een huis bezat.
Colombe werd als laatste genoemd. Stiekem hoopte ze dat ze ook bij een gezin tewerkgesteld zou worden. Teleurgesteld kreeg ze te horen dat ze moest werken als meid bij de dominee. Haar lichtblauwe ogen staarde naar de streng uitziende man. Hij was een stuk in de veertig, mager en lang gebouwd. Neerbuigend keek hij naar haar, alsof hij de slechtste meid toebedeeld gekregen had.
Plots voelde Colombe dat ze de krampen in haar maag niet meer kon negeren. Ze boog haar lichaam naar voren. Met gesloten ogen en de vele stemmen negerend, gaf ze over. Vol schaamte keek ze naar de omstaanders toen ze klaar was. Alsof dat alles niet erg genoeg was, kreeg ze een ferme tik op haar hoofd van de dominee, tot groot jolijt van de omstaanders.
Elke dag …
Het duurde enkele dagen voor ze gewend was aan de nieuwe situatie. Het huis van de dominee was niet erg groot, maar wel comfortabel. De woning bestond uit een gelijkvloer met drie aparte kamers. De grootste ruimte had een multifunctioneel gebruik, namelijk: woonkamer, eetkamer, studieruimte en ontvangstruimte. Ernaast vond je een kleine keuken, waar ook nog een trap naar de kelder liep. Via een andere deur geraakte je in de slaapkamer van de dominee. Daar was ook de trap die naar de zoldering liep, de plaats waar Colombe sliep. Er stond een simpele bedstede, een stoel en een tafeltje. Ze had ook nog een kist ter hare beschikking, maar de rest van de ruimte was voorzien als opberging.
Het grootste deel van haar dagtaken bestond erin om de woonst proper te houden en te koken. De oudere man klopte elke ochtend met een stok tegen het plafond, wat betekende dat Colombe haar werkdag begon. Ervoor zorgend dat ze zeker geen onzedelijkheden zouden veroorzaken, moest de meid wel wachten tot de dominee zijn slaapkamer verlaten had. De man koos ervoor om elke ochtend het buitentoilet te gebruiken, dewelke in de kleine tuin aanpalend het huis stond. Zijn volgende ritueel was om zich te wassen met koud water dat uit een regenton kwam. Colombe had een pispot op de zoldering voor haar behoeftes te doen, maar zodra de man uit zijn slaapkamer was, moest ze vliegensvlug naar de keuken. Eerst moest ze er voor warm water en een ontbijt zorgen.
De eerste week moest ze haar draai nog wat vinden en was ze vaak niet vlug genoeg voor haar strenge werkgever. Die hield ervan om via welgerichte stokslagen zijn ongenoegen te laten blijken. Zo kon je op Colombes rug en billen nog een tijdje het leerproces volgen. Boos, maar zijgend, onderging de meid de straffen en na een tijdje had ze haar draai gevonden. Ze dartelde ondertussen in de keuken rond alsof ze nooit iets anders gedaan had.
In de ochtend hield de dominee zijn consultaties en/of werkte hij aan zijn preken. Colombe diende dan zijn slaapkamer en de zoldering schoon te maken. Vooraleer ze daar aan mocht beginnen inspecteerde de kerel wel of de keuken in orde was. Eigenlijk kwam het vooral op twee zaken neer: Ten eerste wilde hij controleren dat ze niet meer at dan wat haar toekwam. Ten tweede moest Colombe de juiste kledij dragen. Haar lange haren droeg ze in een dot, die bedekt werd door een grijskleurige hoofddoek. Een bruine linnen shirt met lange mouwen bedekte haar bovenlichaam. De stof was dik genoeg om te voorkomen dat je haar tepels zag. Iets waar de dominee zich elke ochtend van vergewiste: ‘… die vrouwelijke attributen hoeven we niet te zien …’
De inspectie duurde nooit lang, maar hij wist altijd wel iets op te merken. Op z’n best bleef het bij een venijnige opmerking, al had ze soms wat minder geluk en dan kreeg ze stevige draai om haar oren of een tik tegen haar wang. Colombe negeerde het vernederend gevoel en beet telkens op haar onderlip. Ze was slim genoeg om te weten dat het geen zin had om ertegen in opstand te komen. Liever trok ze zich op aan de voordelen. Ze kreeg goed te eten en ze mocht vaak buiten in de stad rondwandelen.
Dat laatste deed ze zo vaak ze kon. De grijze rok die ze droeg was lang, maar ook warm genoeg om in de vaak koude buitenlucht rond te dwalen. Een dikkere wollen vest, houten klompen en een sjaal waren meer dan genoeg om lekker warm te blijven.
De andere meiden zag ze jammer genoeg maar sporadisch terug. Degene die getrouwd waren, gingen net zoals zij elke zondag naar de kerk. Anderen leken helemaal verdwenen te zijn. Katrien zag ze gelukkig nog wel, meestal in de kerk en af en toe op de markt. Anders dan zijzelf leek de roodharige meid wel gelukkig te zijn. In ieder geval leek ze meer vrijheid te krijgen, zo droeg ze wat anders dan die grauwe en sombere kleren die Colombe moest dragen.
Telkens probeerde ze wat bij te kletsen. Nooit te lang, want dat werd niet getolereerd. Zeker de dominee was erg streng in zijn controle over haar sociale contacten. Hij verbood Colombe om te lang met mannen te praten, want dat was onzedelijk: ‘… de seksen dienen zich niet te mengen …’ Als hij haar toch betrapte, kreeg ze wederom een tik tegen haar hoofd.
Een bijkomend voordeel was dat de dominee eigenaar was van meerdere boeken. Verbaasd zag ze dat hij niet enkel bijbels had, maar ook een hoop verhalenbundels. Zonder het te vragen nam ze een boek en ’s avonds als de oudere man bezoek had, las ze het met behulp van een kaars op de kille zolderkamer.
Al liep dat ook een keer mis wanneer hij uit het niets de weinig verlichte ruimte binnenwandelde. Verschrikt zag ze zijn silhouet opduiken, op dat momenten leek hij meer op een roofdier dat zijn prooi stil genaderd had. Vloekend en tierend liet hij zijn vlakke hand tegen haar gezicht, armen en bovenlichaam petsen.
‘Stomme meid, … ik heb je al duizendmaal zitten roepen.’
Ze hief haar handen op in de hoop zijn slagen tegen te gaan. Het werd nog erger toen zijn ogen het boek vonden.
‘Wat moet je hier mee? … lezen is niet nodig om de was te doen …’
Een paar minuten later streelde ze snikkend over haar rode wang. Boos keek ze naar de kaarsvlam, wensend dat ze niet hier was, maar terug in Holland bij haar broertjes. Hoewel ze ongetwijfeld erger had kunnen treffen, was dit ook niet hetgeen ze zich erbij had voorgesteld. En bij elk voorval rijpte het idee om te vluchten. Alleen wist Colombe niet waarheen!
Samen weg!
Twee maanden na haar aankomst, het was ondertussen volop zomer, kreeg Colombe de kans om het idee om te zetten in een echt plan. Na de kerkdienst werd ze door Katrien aangesproken terwijl ze achter de dominee achterna wandelde. Haar roodharige vriendin trok haar opzij en fluisterde snel:
‘Ik moet je praten, … kan je deze middag naar de kaaien gaan.’
Colombe knikte snel en wilde zelf nog iets vragen, alleen verdween Katrien even vlug als ze was verschenen. De blonde meid keek haar gehaaste vriendin achterna die, vreemd genoeg, langs een zijdeur de kerk verliet. Mijmerend vroeg Colombe af waar het gezin was bij wie Katrien verbleef, want nu ze goed nadacht, had ze die net niet gezien tijdens de dienst.
Nog steeds met het kleine mysterie bezig, wandelde Colombe het kerkgebouw uit. Ze zocht naar haar werkgever, die haar jammer genoeg eerst gevonden had. Een welgemikte oorveeg volgde en daarna de gewoonlijke verwensingen:
‘Trage meid, wat moet ik toch met je aanvangen …’
De dominee geraakte nog gefrustreerder toen enkele omstaanders lachten, waardoor Colombe een tweede keer rond de oren geslagen werd. Gelukkig onderbrak iemand de woede – uitbarsting:
‘Ach, Cornelis … Ben je niet te streng! Je legt zoveel nadruk op Gods geduld in je preken, misschien …’
Colombe, die uit schaamte naar de grond had zitten staren, keek naar haar redder: een struise man die nogal frivool gekleed was.
‘… moet je vooral blij zijn dat je een goede meid in huis hebt. Het blijven immers wonderlijke wezens, niet!’
Dat laatste zei de man terwijl hij recht in de ogen van Colombe keek. Snel keek ze wat opzij terwijl ze haar gezicht warm voelde worden. Met hand wreef ze enkele traantjes weg die ze gelaten had door de ruwe behandeling van haar werkgever. Laatstgenoemde was trouwens niet erg onder de indruk van de andere man.
‘Laat je vooringenomenheid maar varen. Iedereen weet wat voor ontucht, jij verkiest met meiden als zij. Als de compagnie alle vormen van nepotisme zou uitbannen, dan zou je een heus een toontje lager zingen.’
De dominee keek hooghartig naar zijn uitdager, gesteund door enkele toeschouwers die minstens even vroom als hem leken. Op zijn beurt leek de andere man weinig last te hebben van het duidelijk verwijt.
‘Tja, familie heb je of niet, … maar is hard werk niet de bakermat van iemands geluk en fortuin. En ik doe mijn zaakjes toch wel zelf hoor en net zoals een simpele meid ben ik helemaal onder aan de ladder begonnen. Hoe ben jij begonnen? Of was het toch een postje dat je toegewezen kreeg?’
Niemand van de omstaanders durfde lachen of applaudisseren, maar het was duidelijk dat de kerel de dominee gedegen geantwoord had. Boos nam Corneel de rechterarm van Colombe vast en trok eraan, zodat ze gedwongen werd om hem te volgen. Met strakke passen baande hij zich een weg door de groep mensen, terwijl hij nog een laatste bijtende opmerking gaf richting zijn tegenstander:
‘Ga maar terug naar je hoerenhuis, die kwalijke wijven zullen wel op je wachten. En wees gerust als deze dekselse meid de duivel in zich heeft laten komen, zal ik ze naar je sturen …’
Thuis aangekomen was Corneel nog steeds woedend. Hij nam uit een kast twee boeken en zei vervolgens:
‘Gelieve me de komende drie uren niet te storen, ga maar naar de tuin of zo …’
Daarna trok hij nogal luid de deur van zijn slaapkamer toe. Even wachtte Colombe nog in de keuken, maar toen ze vijftien minuten later nog niets van hem gehoord had, besloot ze om het erop te wagen.
Met een appel en een stuk brood in de handen wandelde ze, nog steeds met haar deftige kleren aan, in de richting van de kaaien. Daar aangekomen besefte ze plots dat de afspraak die ze met Katrien gemaakt had wel erg vaag was, het zou nog enkele uren middag blijven. Ietwat nerveus wandelde Colombe langsheen het water in de hoop haar vriendin ergens te zien.
Turend tussen de matrozen, werkmannen en handelaren zag ze af en toe een vrouw opduiken. Helaas was het niet degene op wie ze aan het wachten was. De veelal mannen die errond liepen vonden het wel vreemd dat Colombe er alleen rondwaarde. Sommige begroeten haar alsof ze de dochter van een rijke handelaar was. Anderen waren wat minder proper in hun uitdrukkingen:
‘Dag mokkel, ben je op zoek naar wat vertier …’
Colombe wist ondertussen wel waarop ze doelden, hen negerend stapte ze verder tot aan het einde van de kaai. Ze draaide zich vervolgens om en wilde net terugwandelen toen uit het niets Katrien voor haar verscheen. Ze leek een stuk vrolijker en Colombe omhelsde al glimlachend haar vriendin.
‘Wat wilde je me zeggen?’ Vroeg ze Colombe, terwijl ze arm in arm terug langs de kaai wandelden.
Katrien keek even snel om zich heen en fluisterde erg stil:
‘Ik moet hier weg zien te geraken.’
Colombe keek haar verbaasd aan, dus vervolgde Katrien snel:
‘Ik heb iemand leren kennen en wil graag met hem trouwen, maar dat kan ik hier niet. Ik moet nog minstens drie jaar voor dat gezin werken en …’
Colombe onderbrak haar:
‘Dus je wil weg, … waar naartoe?’
Goed voorbereid antwoordde Katrien:
‘Er is niet zover hiervandaan een Engelse nederzetting.’
Colombe beet op haar onderlip terwijl ze even in haar eigen gedachten verzonken geraakte. Ze wist dat er verschillende dorpen en stadjes van andere Europese grootmachten rond Nieuw Nederland verspreid lagen.
‘Gaan die je niet gewoon terugsturen.’
Katrien schudde grinnikend haar hoofd en zei:
‘Niet als ik trouw met een Engelse handelaarszoon.’
Colombe keek naar de breed glimlachende meid en schoot zelf in de lach. Zachtjes fluisterend wandelde ze een eindje verder. De donkerblonde meid wist dat ze niet lang weg kon blijven en eindigde het gesprek met:
‘Waarom zeg je dit tegen mij.’
Katrien keek even onzeker naar de grond voor ze zei:
‘… Eh … ik vroeg me af of je ook mee wilde. Je ziet er niet zo gelukkig uit bij dominee Cornelis. ’
Colombe barste in lachen uit en omhelsde uitgelaten haar vriendin. Ze kuste haar op haar wang en fluisterde:
‘Natuurlijk wil ik mee.’
Voorbereidingen
In de komende weken werd het plan duidelijker. Ze moesten wel voortmaken, want de winter naderde. De Engelse vriend van Katrien kon hen niet zomaar meenemen, want dat zou een handelsconflict opleveren. Ze moesten dus zelf weglopen.
Om dat goed te plannen verzamelde ze eten en kleding. Katrien had een kaart gekregen, trots liet ze die aan Colombe zien. Samen bestudeerde ze het grondplan, al was het vooral Colombe die er wat wijzer van werd. Gefascineerd duidde ze enkele huizen en boerderijen aan die ze samen met de dominee bezocht had. Bij een overlijden of dergelijke moest ze soms samen met de man naar inwoners die buiten de nederzetting woonden. Colombe had de uitjes vooral prettig gevonden om eens niet in het huis te vertoeven en misschien kon het nu wel van pas komen. Ze kon alvast een weg uitstippelen die hen naar het bos bracht, waar Katriens vriend op hen zou wachten.
Op een avond, enkele dagen voor ze zouden vertrekken, besloot Colombe om haar vriendin nog op te zoeken. De opgebouwde spanning zorgde voor rusteloosheid. Ze sloop uit het huis van de dominee, via het kleine raam van de zoldering. Dat was een berekend risico, want de man was op een vergadering die wel even zou duren. Het luiden van de stadsbel betekende meestal het einde van een dergelijke bijeenkomst. En omdat de dominee een belangrijk iemand was, werd hij meestal nog wel even beziggehouden met verschillende vragen. Colombe gokte dus dat ze tijd genoeg had om terug in het huis te zijn, voor zijn komst.
Het was donker en rustig in de kleine straatjes. De meid droeg een dikke mantel en met haar kap op, viel ze helemaal niet op. Ze stapte goed door en in een relatief korte tijdspanne was ze bij het grote gebouw van de handelaarsfamilie waar Katrien bij verbleef. Colombe wist dat de roodharige meid aan de zijkant sliep, want ze was er in de voorgaande weken al een paar keer geweest. De geniepige uitstapjes waren tot nu toe steeds goed afgelopen, dus nu ook hoopte de nerveuze meid toen ze langs het kapot hekje wandelde. Niemand had haar gezien, dus het enige dat ze nog moest doen was op het houten raam kloppen en dan kon ze Katriens kamer inkruipen.
Alleen hield ze stomverbaasd halt toen ze voor het raam stond. Het linkse houten luik was stond open, waardoor ze naar binnen kon kijken. Tot haar verbazing zag ze dat Katrien niet alleen was. Op een zelfgemaakt strooien bed lag naast de roodharige meid een knappe kerel, ongetwijfeld was dat de Engelse handelaarszoon.
Colombe wist even niet wat te doen, ze was zelfs vergeten waarom ze Katrien nu juist wilde spreken. Ze durfde zich niet te verroeren of misschien wilde ze dat niet. Gefascineerd staarde ze naar de twee naakte personen voor haar. Dat het jong koppeltje de donkerblonde meid niet zagen, had alles te maken met het schemerdonker, want Colombes grijze kleren vielen zo amper op. Daarbij kwam nog dat ze vooral met elkaar bezig waren en niet zozeer met de buitenwereld.
In alle stilte keek Colombe begeesterd naar de witte huid van haar vriendin, ze had een mooi lijf. Haar mooie borsten bewogen zachtjes terwijl ze de kerel zoende. De roodharige meid had de afgelopen maanden goed gegeten, want het scheen Colombe toe dat haar buste toch voller leek dan tijdens de overtocht. De roze tepels wezen speels voor zich uit en toen de kerel Katrien terug zoende, gebruikte hij zijn linkerhand om met ze te spelen. Colombes blik zakte verder af en rustte vervolgens op het roodblond krullend schaamhaar.
Dat leek de Engelsman ook te bekoren, want zijn linkerhand gleed ook naar daar. Hij liet zijn vingers door de haren woelen, terwijl hij met een dik accent een hoop fluisterde. Colombe verstond er niets van, maar maakte uit Katriens reactie op dat het lieve woorden waren. De roodharige meid kuste met nog meer ijver zijn mond en gezicht, terwijl zijn wijsvinger dieper in het roodblond bosje verdween.
Colombe slikte een hoop speeksel door. Ze was niet onnozel of naïef en wist wel wat haar vriendin aan het doen was. Alleen wat het haar allemaal vreemd. Ze herkende natuurlijk de anatomie van een vrouw, want dat was ze immers zelf. Wat het vreemd maakte was de liefde en de lust die hier duidelijk van het spel waren. Borsten waren om een baby eten te geven en anders bedekte je ze. Je schaamstreek was zelfs nog geheimer, enkel in de boot had ze wel eens een andere meid volledig naakt gezien. En Geike had ook wat vreemd zitten wrijven over haar onderlijf, al had de dikke vrouw haar handen steeds boven het ondergoed gehouden. Wat voor haar gebeurde was dus écht iets ander.
Katrien haar hand gleed plotseling naar het kruis van de Engelsman. Colombe merkte nu pas de stijve penis van de kerels op. Voor een beter zicht moest ze even wat opzij gaan staan. Verwonderd, en met een zeker gevoel van schaamte, bekeek ze de staaf. Katrien masseerde het dikke uiteinde en de man kreunde stil. Wat ze ook deden, plezier hadden ze er wel aan.
Een vreemdsoortige spanning hield Colombe aan de grond genageld. In haar hoofd hoorde ze allerlei bekende stemmen zeggen dat het totaal verkeerd was om verder te blijven kijken:
‘… Is het niet des duivels om aan ontucht te doen … Alleen wilden lopen naakt rond, maar eerbare mensen niet … Wijven die aan hoererij doen, horen thuis in een bordeel …’
Een snedige gedachte groeide in haar hoofd terwijl ze haar gezicht rood voelde worden. Deed ze nu zelf niet aan ontucht door te blijven kijken. Ze durfde zelf geen antwoord te zoeken op die vraag, liever bleef ze de twee geliefden met grote ogen te volgen. De kerel kroop over de roodharige meid. Strelend duwde hij haar benen uit elkaar. Vervolgens knielde hij ter hoogt van haar middel. Katrien bleef zijn staaf strelen.
Vertederend, maar ook opgewonden, duwde de vriend van Katrien zijn middel richting haar schaamstreek. Colombe zette zich op haar tippen om het allemaal te kunnen zien, alleen werd het moeilijker om alles goed te volgen, door het vele bewegen van het koppeltje. Het moest wel prettig en plezierig zijn, want Katrien kreunde zachtjes.
Met bonzend hart en ingehouden adem, bleef Colombe toch naar binnen turen. Het schouwspel maakte iets in haar los. Een mengeling van opwinding en spanning gleed doorheen haar lichaam. Doordat ze nu vlak tegen het raamkozijn aanstond voelde ze dat haar lichaam op sommige plekken plots erg gevoelig aanvoelde. Ze sloot even haar ogen en besefte algauw dat ze net zoals Katrien aangeraakt en gestreeld wilde worden. Hoe zou het voelen om in de plaats van de roodharige meid op de matras te liggen?
Geluid van lichamen die tegen elkaar botsen klonken steeds luider op. Net zoals Katrien begon ook de vriend te kreunen. Het smakkend geluid werd harder en Katrien prevelde iets onverstaanbaars. Colombe opende haar ogen weer, ze drukte haar samengebalde handen tegen haar lichaam, dat overal tintelde. De spanning was zo intens en toen ….’DING – DONG – DING – DONG …’
Binnen hoorde ze lichtjes gevloek en vervolgens speels gelach. De twee geliefden kuste elkaar en het liefdesspel werd niet onderbroken, het ging gewoon verder. Colombe had echter niet de luxe om te blijven staan. Ze probeerde zo stil mogelijk om zich om te draaien en haar weg terug naar de straat te zoeken. Bijna lukte het zonder geluid te maken, maar een steen die uit de grond stak, liet haar struikelen. Zachtjes vloekte ze. Doodsbang bleef ze even staan, maar niemand scheen het gehoord te hebben.
Vliegensvlug liep ze terug naar de woning van de dominee. Hijgend en moe bevond ze zich een kwartier later voor het huis. Ze hoorde beneden gestommel, Cornelis was net voor haar thuisgekomen. Colombe hoopte dat hij nu maar niet achter haar zou vragen, toch niet totdat ze weer boven was. Terwijl ze een gebedje prevelde voor een goede afloop, trok ze haar mantel uit. Zo snel mogelijk klom ze vervolgens naar boven, helaas hoorde ze de dominee binnen roepen:
‘Colombe … Colombe … Verrekt, waar zit dat wicht …’
Op het bovendek werd het een drukte van jewelste. Elk bemanningslid keek reikhalzend toe hoe ze de baai binnenvoeren. Hun enthousiast geroep en gejoel drong door tot het donkere middendek waar de twaalf jongedames in opgesloten zaten. Opgewonden eisten ze om ook naar boven te mogen. Geike weigerde eerst, maar toen ze een dozijn paar ogen woedend naar haar zag staren, koos ze toch voor een andere strategie.
Bij zichzelf dacht ze dat bij aankomst ze niet langer verantwoordelijk voor hen was en daarbij kon haar toekomst nog van hen afhangen. Geike zou immers ook in de Nieuwe Wereld achterblijven en ongetwijfeld zouden enkele van de meiden over een paar jaar trouwen met een belangrijke inwoner van de stad. Misschien was het belangrijk om ervoor te zorgen dat ze geen wraakgevoelens jegens haar zouden koesteren. Liever wilde ze op een goede manier van hen afscheid nemen, want was het niet aan haar te danken dat ze nog leefden!
‘Goed, doe jullie deftige kleren weer aan en dan wandelen we samen naar buiten.’ Zei ze op, een verrassend, zachte toon.
Colombe en Katrien waren net als de anderen door het dolle heen. Vliegensvlug transformeerde ze zich weer tot nette jongedames. Colombe, die blij was dat ze deze ochtend nog de kans gekregen had om zich deftig te wassen, trok de kleren die ze ondertussen al een paar dagen droeg uit. Ze was één van de weinige meiden die zich helemaal uit durfde kleden, dankzij de doorgedramde religieuze zedelijkheid.
De dolle overvaart had Colombe echter geleerd dat je maar niet te veel wakker moet liggen van oppervlakkigheden, zoals jezelf uitkleden om je vervolgens deftig te kunnen kleden. Niet dat ze veel trager dan de anderen was, vliegensvlug had ze immers de vodden uit. Uit trots wreef ze met een vochtig doekje over haar naakte lichaam. Katrien grinnikte toen ze Colombe met het lapje over haar borsten liet glijden, zelf koos de roodharige meid om enkel haar vuile kleren uit te trekken voor het mooie zondagsgoed. Colombe liet de doek snel verder zakken naar haar buik, dijen en ook even haar billen. De schaamstreek, waar lichtbruine haartjes welig tierden, liet ze met rust. Uit haar jutte zak nam ze de propere kleding waarmee ze aan boord gekomen was. Ze had die nauwelijks nog aangehad, enkel wanneer Geike erop stond, zoals voor een gebedsdienst. Eerst trok ze het ondergoed aan, gevolgd door de onderrok en een geborduurd onderhemd en als laatste de mooie jurk.
Aan haar voeten kwamen de fijn versierde schoentjes, terwijl ze die aantrok, voelde ze een pijnlijke steek doorheen haar lichaam glijden. Ze dacht aan haar broertjes die nu ver weg in Amsterdam achterbleven. Haar gedachten gingen ook naar haar vader: zou hij trots op haar zijn, nu ze in het nieuwe land terecht was gekomen. Veel tijd voor de nostalgische bui kreeg ze niet, want Geike bulderde met haar vertrouwde stem:
‘We vertrekken nu samen naar boven en daar blijf je ook samen!’
Katrien trok Colombe achteraan in de rij. De donkerblonde meid probeerde nog vlug de stof van haar jurk mooi glad te strijken, waardoor ze plots besefte hoeveel ze afgevallen was tijdens de oversteek. Ze was in een goede conditie geweest toen ze Holland verlaten had, maar door het karige eten en de weinige beweging waren er toch flink wat ponden afgegaan. Eenzelfde beeld bij Katrien, die het ook gewoon zo uitsprak terwijl ze naar buiten wandelden:
‘Het eerste dat ik aan land doe, is deftig eten!’
Grinnikend duwde ze haar handen op haar borsten en voegde er fluisterend aan toe:
‘Hadden ze, toen we vertrokken, niet wat meer volume?’
Colombe glimlachte om de grappige opmerking, totdat Geike hun kant uitkeek. Snel bond de donkerblonde meid haar langere haren weer in een dot, die ze daarna bedekte met een kanten doek. Zodra iedereen in de rij stond en Geike allen nog een laatste keer gekeurd had, opende de dikke vrouw de deur naar het dek buiten.
Door de felle zonnestralen had Colombe even nodig om iets te kunnen zien. Strompelend volgde ze het meisje voor haar tot ze aan de rand van de zeilboot stond. Knipperend probeerde ze een beeld te krijgen van de omgeving en terwijl haar ogen traag aan het zonlicht wendde, zag ze het landschap scherper worden. Met open mond staarde ze naar de grote poel waarin de boot nu voer. Helemaal westelijk had je Nieuw – Amsterdam, maar omdat ze aan de stuurboordzijde stonden zagen ze recht op de kust van ’t Lange Eyland. Her en der herkende ze kleine akkertjes, zoals ze die in Holland ook gezien had. Huizen en molens stonden op grote afstand van elkaar, waardoor je het gevoel kreeg dat er nog heel wat ruimte was voor nieuwkomers.
Allen vergaapten ze zich aan het idyllische beeld: het paradijs op aarde, zo leek het toch voor even. Een oudere matroos begon prevelend een gebedje op te zeggen en algauw waren de meeste mannen luidop aan het bidden, sommige in tranen van blijdschap. Een erg vrome meid sloot zich bij hen aan, waarna de andere elf volgden. Colombe die gewoon was om zowel in het Frans als het Nederlands te bidden, koos voor haar moedertaal. Terwijl de woorden vol devotie over haar lippen kwamen, dacht ze weer aan haar vader, moeder en broertjes. Ze besloot dat het weinig zin had om verdrietig te zijn over wat ze had achtergelaten, ze had het gehaald en nu kon ze aan een nieuw hoofdstuk beginnen. Hier en nu beloofde ze aan zichzelf om haar vader te eren en genoeg geld bijeen sparen om mama, Baptist en Gaspar over te laten komen.
Het werd weer stil aan boord van de Zeeuw. Een paar tellen lang vormde de kwetterende vogels en de wind de enige bron van geluid, totdat de kapitein bevelend riep:
‘Maak je klaar om aan te meren …’
De stad
Nieuw – Amsterdam zelf was, vergeleken met het oude Amsterdam, een kleine nederzetting. Het belangrijkste bouwwerk was het fort dat de volledige baai moest verdedigen tegen vijanden. Voor het overige had je maar erg weinig andere stenen gebouwen. De meeste kolonisten waren avonturiers uit Holland en toch kwamen velen ook van elders, zoals: Walen uit de Zuidelijke Nederlanden, Duitsers, Engelsen, Portugese Joden, … enz. De overgrote meerderheid van hen waren mannen, die zich nu in grote getallen verzameld hadden aan de kade.
Onder luid applaus wandelden de jongedames van de zeilboot. Onmiddellijk werden ze in een stoet naar een groot pakhuis gebracht dat gelukkig niet al te ver van de kade lag. Het was duidelijk te merken dat er aan hun komst veel waarde gehecht werd, want in de grote ruimte stond een tafel klaar die al snel gedekt werd met allerlei eten. Verlegen en diep onder de indruk namen de meiden plaats. Hoewel ze verlekkerd naar het verse voedsel staarden, bleven ze braafjes wachten op het teken dat ze mochten aanvallen. Een goedlachse man die de ceremonie leek te leiden zei met het nodige enthousiasme: ‘tast toe!’
Colombe en Katrien aarzelden niet om van de verschillende schotels bekend en onbekend eten op te scheppen. Algauw waren houten borden vol. Smakkend leken de jongedames even vergeten te zijn dat er zoveel anderen rondom hen stonden. Het publiek bleef hen geduldig observeren en af en toe mompelde de deftigere heren iets tegen elkaar.
De opgewonden mensenmassa was nog verder gegroeid, waardoor tot buiten mensen stonden te wachten om een glimp op te vangen van de schone maagden uit het verre moederland. De oudere man die de jongedames aangemaand had om te beginnen eten, had zich aan het rechter tafeleinde gezet. Aan de andere kant zat een streng uitziende dominee die overduidelijk toezicht hield op het zedelijk verloop. Een medewerker van hem tikte met een buigzame stok tegen mannelijke creaturen die zich niet konden gedragen, door bijvoorbeeld onkuise opmerkingen of toespelingen te maken. Twee gewapende wachten hadden zich ook zo opgesteld om verdere problemen te voorkomen. Niet dat er veel ingegrepen moest worden, de inwoners van Nieuw – Amsterdam wisten zich te gedragen.
Het viel Colombe trouwens helemaal niet op wanneer iemand toch verwijderd werd. Ze was te druk bezig met eten en drinken. Helaas vervloekte ze al snel de hevigheid waarmee ze gegeten had. Haar maag, die zoveel voedsel niet meer gewoon was, begon tegen te pruttelen. Helaas kwam ze te laat tot dat besef, draaierig en verlegen stond ze op. Ze greep een oudere vrouw bij de arm en mompelde:
‘Ik voel me niet zo goed ...’
De vrouw duwde Colombe weer op haar plaats en siste:
‘Blijf gewoon zitten meid. Dadelijk worden jullie verdeeld.’
Mistroostig keek ze naar Katrien. Die nam haar hand vast. Bemoedigend streelde ze over haar huid. Colombe probeerde daarop haar best te doen om het kabbelend gevoel in haar maagstreek te negeren.
Na de maaltijd werden ze inderdaad ingedeeld. Een aantal meiden zouden rechtstreeks trouwen met een respectabele heren uit de gemeenschap. De overige dames moesten als dienstmeid aan de slag bij een belangrijk functionaris of gezin. Katrien werd bijvoorbeeld meegenomen door een rijke handelaar die, samen met zijn vrouw en drie kinderen, een paar straten verder een huis bezat.
Colombe werd als laatste genoemd. Stiekem hoopte ze dat ze ook bij een gezin tewerkgesteld zou worden. Teleurgesteld kreeg ze te horen dat ze moest werken als meid bij de dominee. Haar lichtblauwe ogen staarde naar de streng uitziende man. Hij was een stuk in de veertig, mager en lang gebouwd. Neerbuigend keek hij naar haar, alsof hij de slechtste meid toebedeeld gekregen had.
Plots voelde Colombe dat ze de krampen in haar maag niet meer kon negeren. Ze boog haar lichaam naar voren. Met gesloten ogen en de vele stemmen negerend, gaf ze over. Vol schaamte keek ze naar de omstaanders toen ze klaar was. Alsof dat alles niet erg genoeg was, kreeg ze een ferme tik op haar hoofd van de dominee, tot groot jolijt van de omstaanders.
Elke dag …
Het duurde enkele dagen voor ze gewend was aan de nieuwe situatie. Het huis van de dominee was niet erg groot, maar wel comfortabel. De woning bestond uit een gelijkvloer met drie aparte kamers. De grootste ruimte had een multifunctioneel gebruik, namelijk: woonkamer, eetkamer, studieruimte en ontvangstruimte. Ernaast vond je een kleine keuken, waar ook nog een trap naar de kelder liep. Via een andere deur geraakte je in de slaapkamer van de dominee. Daar was ook de trap die naar de zoldering liep, de plaats waar Colombe sliep. Er stond een simpele bedstede, een stoel en een tafeltje. Ze had ook nog een kist ter hare beschikking, maar de rest van de ruimte was voorzien als opberging.
Het grootste deel van haar dagtaken bestond erin om de woonst proper te houden en te koken. De oudere man klopte elke ochtend met een stok tegen het plafond, wat betekende dat Colombe haar werkdag begon. Ervoor zorgend dat ze zeker geen onzedelijkheden zouden veroorzaken, moest de meid wel wachten tot de dominee zijn slaapkamer verlaten had. De man koos ervoor om elke ochtend het buitentoilet te gebruiken, dewelke in de kleine tuin aanpalend het huis stond. Zijn volgende ritueel was om zich te wassen met koud water dat uit een regenton kwam. Colombe had een pispot op de zoldering voor haar behoeftes te doen, maar zodra de man uit zijn slaapkamer was, moest ze vliegensvlug naar de keuken. Eerst moest ze er voor warm water en een ontbijt zorgen.
De eerste week moest ze haar draai nog wat vinden en was ze vaak niet vlug genoeg voor haar strenge werkgever. Die hield ervan om via welgerichte stokslagen zijn ongenoegen te laten blijken. Zo kon je op Colombes rug en billen nog een tijdje het leerproces volgen. Boos, maar zijgend, onderging de meid de straffen en na een tijdje had ze haar draai gevonden. Ze dartelde ondertussen in de keuken rond alsof ze nooit iets anders gedaan had.
In de ochtend hield de dominee zijn consultaties en/of werkte hij aan zijn preken. Colombe diende dan zijn slaapkamer en de zoldering schoon te maken. Vooraleer ze daar aan mocht beginnen inspecteerde de kerel wel of de keuken in orde was. Eigenlijk kwam het vooral op twee zaken neer: Ten eerste wilde hij controleren dat ze niet meer at dan wat haar toekwam. Ten tweede moest Colombe de juiste kledij dragen. Haar lange haren droeg ze in een dot, die bedekt werd door een grijskleurige hoofddoek. Een bruine linnen shirt met lange mouwen bedekte haar bovenlichaam. De stof was dik genoeg om te voorkomen dat je haar tepels zag. Iets waar de dominee zich elke ochtend van vergewiste: ‘… die vrouwelijke attributen hoeven we niet te zien …’
De inspectie duurde nooit lang, maar hij wist altijd wel iets op te merken. Op z’n best bleef het bij een venijnige opmerking, al had ze soms wat minder geluk en dan kreeg ze stevige draai om haar oren of een tik tegen haar wang. Colombe negeerde het vernederend gevoel en beet telkens op haar onderlip. Ze was slim genoeg om te weten dat het geen zin had om ertegen in opstand te komen. Liever trok ze zich op aan de voordelen. Ze kreeg goed te eten en ze mocht vaak buiten in de stad rondwandelen.
Dat laatste deed ze zo vaak ze kon. De grijze rok die ze droeg was lang, maar ook warm genoeg om in de vaak koude buitenlucht rond te dwalen. Een dikkere wollen vest, houten klompen en een sjaal waren meer dan genoeg om lekker warm te blijven.
De andere meiden zag ze jammer genoeg maar sporadisch terug. Degene die getrouwd waren, gingen net zoals zij elke zondag naar de kerk. Anderen leken helemaal verdwenen te zijn. Katrien zag ze gelukkig nog wel, meestal in de kerk en af en toe op de markt. Anders dan zijzelf leek de roodharige meid wel gelukkig te zijn. In ieder geval leek ze meer vrijheid te krijgen, zo droeg ze wat anders dan die grauwe en sombere kleren die Colombe moest dragen.
Telkens probeerde ze wat bij te kletsen. Nooit te lang, want dat werd niet getolereerd. Zeker de dominee was erg streng in zijn controle over haar sociale contacten. Hij verbood Colombe om te lang met mannen te praten, want dat was onzedelijk: ‘… de seksen dienen zich niet te mengen …’ Als hij haar toch betrapte, kreeg ze wederom een tik tegen haar hoofd.
Een bijkomend voordeel was dat de dominee eigenaar was van meerdere boeken. Verbaasd zag ze dat hij niet enkel bijbels had, maar ook een hoop verhalenbundels. Zonder het te vragen nam ze een boek en ’s avonds als de oudere man bezoek had, las ze het met behulp van een kaars op de kille zolderkamer.
Al liep dat ook een keer mis wanneer hij uit het niets de weinig verlichte ruimte binnenwandelde. Verschrikt zag ze zijn silhouet opduiken, op dat momenten leek hij meer op een roofdier dat zijn prooi stil genaderd had. Vloekend en tierend liet hij zijn vlakke hand tegen haar gezicht, armen en bovenlichaam petsen.
‘Stomme meid, … ik heb je al duizendmaal zitten roepen.’
Ze hief haar handen op in de hoop zijn slagen tegen te gaan. Het werd nog erger toen zijn ogen het boek vonden.
‘Wat moet je hier mee? … lezen is niet nodig om de was te doen …’
Een paar minuten later streelde ze snikkend over haar rode wang. Boos keek ze naar de kaarsvlam, wensend dat ze niet hier was, maar terug in Holland bij haar broertjes. Hoewel ze ongetwijfeld erger had kunnen treffen, was dit ook niet hetgeen ze zich erbij had voorgesteld. En bij elk voorval rijpte het idee om te vluchten. Alleen wist Colombe niet waarheen!
Samen weg!
Twee maanden na haar aankomst, het was ondertussen volop zomer, kreeg Colombe de kans om het idee om te zetten in een echt plan. Na de kerkdienst werd ze door Katrien aangesproken terwijl ze achter de dominee achterna wandelde. Haar roodharige vriendin trok haar opzij en fluisterde snel:
‘Ik moet je praten, … kan je deze middag naar de kaaien gaan.’
Colombe knikte snel en wilde zelf nog iets vragen, alleen verdween Katrien even vlug als ze was verschenen. De blonde meid keek haar gehaaste vriendin achterna die, vreemd genoeg, langs een zijdeur de kerk verliet. Mijmerend vroeg Colombe af waar het gezin was bij wie Katrien verbleef, want nu ze goed nadacht, had ze die net niet gezien tijdens de dienst.
Nog steeds met het kleine mysterie bezig, wandelde Colombe het kerkgebouw uit. Ze zocht naar haar werkgever, die haar jammer genoeg eerst gevonden had. Een welgemikte oorveeg volgde en daarna de gewoonlijke verwensingen:
‘Trage meid, wat moet ik toch met je aanvangen …’
De dominee geraakte nog gefrustreerder toen enkele omstaanders lachten, waardoor Colombe een tweede keer rond de oren geslagen werd. Gelukkig onderbrak iemand de woede – uitbarsting:
‘Ach, Cornelis … Ben je niet te streng! Je legt zoveel nadruk op Gods geduld in je preken, misschien …’
Colombe, die uit schaamte naar de grond had zitten staren, keek naar haar redder: een struise man die nogal frivool gekleed was.
‘… moet je vooral blij zijn dat je een goede meid in huis hebt. Het blijven immers wonderlijke wezens, niet!’
Dat laatste zei de man terwijl hij recht in de ogen van Colombe keek. Snel keek ze wat opzij terwijl ze haar gezicht warm voelde worden. Met hand wreef ze enkele traantjes weg die ze gelaten had door de ruwe behandeling van haar werkgever. Laatstgenoemde was trouwens niet erg onder de indruk van de andere man.
‘Laat je vooringenomenheid maar varen. Iedereen weet wat voor ontucht, jij verkiest met meiden als zij. Als de compagnie alle vormen van nepotisme zou uitbannen, dan zou je een heus een toontje lager zingen.’
De dominee keek hooghartig naar zijn uitdager, gesteund door enkele toeschouwers die minstens even vroom als hem leken. Op zijn beurt leek de andere man weinig last te hebben van het duidelijk verwijt.
‘Tja, familie heb je of niet, … maar is hard werk niet de bakermat van iemands geluk en fortuin. En ik doe mijn zaakjes toch wel zelf hoor en net zoals een simpele meid ben ik helemaal onder aan de ladder begonnen. Hoe ben jij begonnen? Of was het toch een postje dat je toegewezen kreeg?’
Niemand van de omstaanders durfde lachen of applaudisseren, maar het was duidelijk dat de kerel de dominee gedegen geantwoord had. Boos nam Corneel de rechterarm van Colombe vast en trok eraan, zodat ze gedwongen werd om hem te volgen. Met strakke passen baande hij zich een weg door de groep mensen, terwijl hij nog een laatste bijtende opmerking gaf richting zijn tegenstander:
‘Ga maar terug naar je hoerenhuis, die kwalijke wijven zullen wel op je wachten. En wees gerust als deze dekselse meid de duivel in zich heeft laten komen, zal ik ze naar je sturen …’
Thuis aangekomen was Corneel nog steeds woedend. Hij nam uit een kast twee boeken en zei vervolgens:
‘Gelieve me de komende drie uren niet te storen, ga maar naar de tuin of zo …’
Daarna trok hij nogal luid de deur van zijn slaapkamer toe. Even wachtte Colombe nog in de keuken, maar toen ze vijftien minuten later nog niets van hem gehoord had, besloot ze om het erop te wagen.
Met een appel en een stuk brood in de handen wandelde ze, nog steeds met haar deftige kleren aan, in de richting van de kaaien. Daar aangekomen besefte ze plots dat de afspraak die ze met Katrien gemaakt had wel erg vaag was, het zou nog enkele uren middag blijven. Ietwat nerveus wandelde Colombe langsheen het water in de hoop haar vriendin ergens te zien.
Turend tussen de matrozen, werkmannen en handelaren zag ze af en toe een vrouw opduiken. Helaas was het niet degene op wie ze aan het wachten was. De veelal mannen die errond liepen vonden het wel vreemd dat Colombe er alleen rondwaarde. Sommige begroeten haar alsof ze de dochter van een rijke handelaar was. Anderen waren wat minder proper in hun uitdrukkingen:
‘Dag mokkel, ben je op zoek naar wat vertier …’
Colombe wist ondertussen wel waarop ze doelden, hen negerend stapte ze verder tot aan het einde van de kaai. Ze draaide zich vervolgens om en wilde net terugwandelen toen uit het niets Katrien voor haar verscheen. Ze leek een stuk vrolijker en Colombe omhelsde al glimlachend haar vriendin.
‘Wat wilde je me zeggen?’ Vroeg ze Colombe, terwijl ze arm in arm terug langs de kaai wandelden.
Katrien keek even snel om zich heen en fluisterde erg stil:
‘Ik moet hier weg zien te geraken.’
Colombe keek haar verbaasd aan, dus vervolgde Katrien snel:
‘Ik heb iemand leren kennen en wil graag met hem trouwen, maar dat kan ik hier niet. Ik moet nog minstens drie jaar voor dat gezin werken en …’
Colombe onderbrak haar:
‘Dus je wil weg, … waar naartoe?’
Goed voorbereid antwoordde Katrien:
‘Er is niet zover hiervandaan een Engelse nederzetting.’
Colombe beet op haar onderlip terwijl ze even in haar eigen gedachten verzonken geraakte. Ze wist dat er verschillende dorpen en stadjes van andere Europese grootmachten rond Nieuw Nederland verspreid lagen.
‘Gaan die je niet gewoon terugsturen.’
Katrien schudde grinnikend haar hoofd en zei:
‘Niet als ik trouw met een Engelse handelaarszoon.’
Colombe keek naar de breed glimlachende meid en schoot zelf in de lach. Zachtjes fluisterend wandelde ze een eindje verder. De donkerblonde meid wist dat ze niet lang weg kon blijven en eindigde het gesprek met:
‘Waarom zeg je dit tegen mij.’
Katrien keek even onzeker naar de grond voor ze zei:
‘… Eh … ik vroeg me af of je ook mee wilde. Je ziet er niet zo gelukkig uit bij dominee Cornelis. ’
Colombe barste in lachen uit en omhelsde uitgelaten haar vriendin. Ze kuste haar op haar wang en fluisterde:
‘Natuurlijk wil ik mee.’
Voorbereidingen
In de komende weken werd het plan duidelijker. Ze moesten wel voortmaken, want de winter naderde. De Engelse vriend van Katrien kon hen niet zomaar meenemen, want dat zou een handelsconflict opleveren. Ze moesten dus zelf weglopen.
Om dat goed te plannen verzamelde ze eten en kleding. Katrien had een kaart gekregen, trots liet ze die aan Colombe zien. Samen bestudeerde ze het grondplan, al was het vooral Colombe die er wat wijzer van werd. Gefascineerd duidde ze enkele huizen en boerderijen aan die ze samen met de dominee bezocht had. Bij een overlijden of dergelijke moest ze soms samen met de man naar inwoners die buiten de nederzetting woonden. Colombe had de uitjes vooral prettig gevonden om eens niet in het huis te vertoeven en misschien kon het nu wel van pas komen. Ze kon alvast een weg uitstippelen die hen naar het bos bracht, waar Katriens vriend op hen zou wachten.
Op een avond, enkele dagen voor ze zouden vertrekken, besloot Colombe om haar vriendin nog op te zoeken. De opgebouwde spanning zorgde voor rusteloosheid. Ze sloop uit het huis van de dominee, via het kleine raam van de zoldering. Dat was een berekend risico, want de man was op een vergadering die wel even zou duren. Het luiden van de stadsbel betekende meestal het einde van een dergelijke bijeenkomst. En omdat de dominee een belangrijk iemand was, werd hij meestal nog wel even beziggehouden met verschillende vragen. Colombe gokte dus dat ze tijd genoeg had om terug in het huis te zijn, voor zijn komst.
Het was donker en rustig in de kleine straatjes. De meid droeg een dikke mantel en met haar kap op, viel ze helemaal niet op. Ze stapte goed door en in een relatief korte tijdspanne was ze bij het grote gebouw van de handelaarsfamilie waar Katrien bij verbleef. Colombe wist dat de roodharige meid aan de zijkant sliep, want ze was er in de voorgaande weken al een paar keer geweest. De geniepige uitstapjes waren tot nu toe steeds goed afgelopen, dus nu ook hoopte de nerveuze meid toen ze langs het kapot hekje wandelde. Niemand had haar gezien, dus het enige dat ze nog moest doen was op het houten raam kloppen en dan kon ze Katriens kamer inkruipen.
Alleen hield ze stomverbaasd halt toen ze voor het raam stond. Het linkse houten luik was stond open, waardoor ze naar binnen kon kijken. Tot haar verbazing zag ze dat Katrien niet alleen was. Op een zelfgemaakt strooien bed lag naast de roodharige meid een knappe kerel, ongetwijfeld was dat de Engelse handelaarszoon.
Colombe wist even niet wat te doen, ze was zelfs vergeten waarom ze Katrien nu juist wilde spreken. Ze durfde zich niet te verroeren of misschien wilde ze dat niet. Gefascineerd staarde ze naar de twee naakte personen voor haar. Dat het jong koppeltje de donkerblonde meid niet zagen, had alles te maken met het schemerdonker, want Colombes grijze kleren vielen zo amper op. Daarbij kwam nog dat ze vooral met elkaar bezig waren en niet zozeer met de buitenwereld.
In alle stilte keek Colombe begeesterd naar de witte huid van haar vriendin, ze had een mooi lijf. Haar mooie borsten bewogen zachtjes terwijl ze de kerel zoende. De roodharige meid had de afgelopen maanden goed gegeten, want het scheen Colombe toe dat haar buste toch voller leek dan tijdens de overtocht. De roze tepels wezen speels voor zich uit en toen de kerel Katrien terug zoende, gebruikte hij zijn linkerhand om met ze te spelen. Colombes blik zakte verder af en rustte vervolgens op het roodblond krullend schaamhaar.
Dat leek de Engelsman ook te bekoren, want zijn linkerhand gleed ook naar daar. Hij liet zijn vingers door de haren woelen, terwijl hij met een dik accent een hoop fluisterde. Colombe verstond er niets van, maar maakte uit Katriens reactie op dat het lieve woorden waren. De roodharige meid kuste met nog meer ijver zijn mond en gezicht, terwijl zijn wijsvinger dieper in het roodblond bosje verdween.
Colombe slikte een hoop speeksel door. Ze was niet onnozel of naïef en wist wel wat haar vriendin aan het doen was. Alleen wat het haar allemaal vreemd. Ze herkende natuurlijk de anatomie van een vrouw, want dat was ze immers zelf. Wat het vreemd maakte was de liefde en de lust die hier duidelijk van het spel waren. Borsten waren om een baby eten te geven en anders bedekte je ze. Je schaamstreek was zelfs nog geheimer, enkel in de boot had ze wel eens een andere meid volledig naakt gezien. En Geike had ook wat vreemd zitten wrijven over haar onderlijf, al had de dikke vrouw haar handen steeds boven het ondergoed gehouden. Wat voor haar gebeurde was dus écht iets ander.
Katrien haar hand gleed plotseling naar het kruis van de Engelsman. Colombe merkte nu pas de stijve penis van de kerels op. Voor een beter zicht moest ze even wat opzij gaan staan. Verwonderd, en met een zeker gevoel van schaamte, bekeek ze de staaf. Katrien masseerde het dikke uiteinde en de man kreunde stil. Wat ze ook deden, plezier hadden ze er wel aan.
Een vreemdsoortige spanning hield Colombe aan de grond genageld. In haar hoofd hoorde ze allerlei bekende stemmen zeggen dat het totaal verkeerd was om verder te blijven kijken:
‘… Is het niet des duivels om aan ontucht te doen … Alleen wilden lopen naakt rond, maar eerbare mensen niet … Wijven die aan hoererij doen, horen thuis in een bordeel …’
Een snedige gedachte groeide in haar hoofd terwijl ze haar gezicht rood voelde worden. Deed ze nu zelf niet aan ontucht door te blijven kijken. Ze durfde zelf geen antwoord te zoeken op die vraag, liever bleef ze de twee geliefden met grote ogen te volgen. De kerel kroop over de roodharige meid. Strelend duwde hij haar benen uit elkaar. Vervolgens knielde hij ter hoogt van haar middel. Katrien bleef zijn staaf strelen.
Vertederend, maar ook opgewonden, duwde de vriend van Katrien zijn middel richting haar schaamstreek. Colombe zette zich op haar tippen om het allemaal te kunnen zien, alleen werd het moeilijker om alles goed te volgen, door het vele bewegen van het koppeltje. Het moest wel prettig en plezierig zijn, want Katrien kreunde zachtjes.
Met bonzend hart en ingehouden adem, bleef Colombe toch naar binnen turen. Het schouwspel maakte iets in haar los. Een mengeling van opwinding en spanning gleed doorheen haar lichaam. Doordat ze nu vlak tegen het raamkozijn aanstond voelde ze dat haar lichaam op sommige plekken plots erg gevoelig aanvoelde. Ze sloot even haar ogen en besefte algauw dat ze net zoals Katrien aangeraakt en gestreeld wilde worden. Hoe zou het voelen om in de plaats van de roodharige meid op de matras te liggen?
Geluid van lichamen die tegen elkaar botsen klonken steeds luider op. Net zoals Katrien begon ook de vriend te kreunen. Het smakkend geluid werd harder en Katrien prevelde iets onverstaanbaars. Colombe opende haar ogen weer, ze drukte haar samengebalde handen tegen haar lichaam, dat overal tintelde. De spanning was zo intens en toen ….’DING – DONG – DING – DONG …’
Binnen hoorde ze lichtjes gevloek en vervolgens speels gelach. De twee geliefden kuste elkaar en het liefdesspel werd niet onderbroken, het ging gewoon verder. Colombe had echter niet de luxe om te blijven staan. Ze probeerde zo stil mogelijk om zich om te draaien en haar weg terug naar de straat te zoeken. Bijna lukte het zonder geluid te maken, maar een steen die uit de grond stak, liet haar struikelen. Zachtjes vloekte ze. Doodsbang bleef ze even staan, maar niemand scheen het gehoord te hebben.
Vliegensvlug liep ze terug naar de woning van de dominee. Hijgend en moe bevond ze zich een kwartier later voor het huis. Ze hoorde beneden gestommel, Cornelis was net voor haar thuisgekomen. Colombe hoopte dat hij nu maar niet achter haar zou vragen, toch niet totdat ze weer boven was. Terwijl ze een gebedje prevelde voor een goede afloop, trok ze haar mantel uit. Zo snel mogelijk klom ze vervolgens naar boven, helaas hoorde ze de dominee binnen roepen:
‘Colombe … Colombe … Verrekt, waar zit dat wicht …’
Lees verder: Nieuw Amsterdam - 3: Ontsnapt!
Trefwoord(en): 17 Jaar,
Neuken,
New York,
Onderdanig,
Openbaar,
Vernederen,
Vingeren,
Voyeurisme,
Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10