Door: Lucifer Morningstar
Datum: 02-10-2014 | Cijfer: 7.5 | Gelezen: 5741
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 12 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 12 minuten | Lezers Online: 1
Zodra Manon de deur achter zich dicht trekt, weet ze dat er iets mis is. Ze doet het licht in de hal aan en blijft even staan. Ze luistert of ze iets vreemd hoort, maar het is doodstil in huis. Ondanks haar voorgevoel, hangt ze haar jas aan de kapstok. Ze loopt naar de woonkamer en doet ook daar het licht aan. Vanuit de deuropening laat ze haar blik door de kamer gaan. Er is niets vreemds te zien. Toch kan ze het voorgevoel niet van zich afschudden. Ze draait zich om en loopt naar de trap. Onderaan de trap blijft ze staan, maar er is nog steeds niets te horen.
“Rob? Ben jij daar?”
Het blijft stil. Rob kan er ook niet zijn. Hij is de hele week weg vanwege zijn werk.
“Doe toch ook niet zo raar, er is niks aan de hand”, zegt ze hardop, alsof ze zichzelf ervan probeert te overtuigen.
Toch besluit Manon boven te gaan kijken en langzaam loopt ze de trap op. Het enige geluid wat er te horen is, is het gekraak van de trap onder haar voeten. Eenmaal boven loopt ze eerst naar de badkamer, maar daar is niets te zien. Vervolgens gaat ze naar de werkkamer. Langzaam doet ze de deur open. Vervolgens doet ze het licht aan en vanuit de deuropening kijkt ze de kamer rond. In eerste instantie is ook hier niets vreemds te zien, maar dan valt haar blik op het raam. Het zou dicht moeten zijn, maar het staat op een klein kiertje. Doodstil blijft ze er naar staren. Is ze gisteren vergeten het raam dicht te doen? Nee, ze weet zeker dat het raam dicht was toen ze vanochtend wegging.
Manon stapt behoedzaam achteruit. Haar oren zijn gespitst. Er is iemand anders in huis, plotseling weet ze het zeker. Snel laat ze haar ogen door de kamer gaan op zoek naar een wapen. Nee, denkt ze dan, ze moet juist weg, zo snel mogelijk het huis uit. Op dat moment hoort Manon de vloer in de slaapkamer kraken. Ze draait zich om en rent naar de trap. In haar ooghoek ziet ze de slaapkamerdeur openzwaaien, maar ze weet de trap te bereiken. De voordeur is binnen bereik en dan is ze buiten, dan is ze veilig, schiet het door haar hoofd.
De hand die haar bij haar schouder grijpt, komt als een verrassing. Manon verliest haar evenwicht en gaat hard onderuit. Doordat de onbekende haar vasthoudt, valt ze niet van de trap, maar de pijn van de val schiet desondanks door haar lichaam. Ruw wordt ze door de onbekende omhoog getrokken. Nog duizelig van de val kan ze hem niet goed zien. Hardhandig sleurt hij haar mee naar de slaapkamer, waar hij haar op bed gooit.
Verstijft van angst blijft Manon liggen. De slaapkamer is donker en ze kan hem niet zien. Ze voelt de pijn in haar rug en in haar onderarm, waarmee ze val op de trap heeft opgevangen. Ze negeert de pijn en probeert rustig te blijven. Haar gedachten komen weer op gang en flitsen door haar hoofd. Waar is hij? Wie is hij? Wat is hij van plan? Wat moet ze doen?
Manon haalt diep adem. Ze voelt haar hart kloppen in haar keel. Haar eerste impuls is om te gaan gillen, maar niemand die haar zou horen. Ze woont in een vrijstaand huis aan een stille weg. Het belangrijkste is om rustig te blijven. Hij is waarschijnlijk sterker dan zij, dus hem aanvallen is niet verstandig. Weer denkt ze na over mogelijke wapens, maar er is niets binnen handbereik. Misschien is het een inbreker. Als ze zich niet verzet, vertrekt hij misschien vanzelf weer, denkt ze bij zichzelf. Maar wat als het geen inbreker is? Wat als het hem niet om haar spullen te doen is, maar om haar?
Plotseling voelt Manon een hand langs haar gezicht gaan. Paniek maakt zich van haar meester en ondanks het feit dat ze weet dat het zinloos is, begint ze te gillen. Ze hoort hoe haar stemgeluid door de stilte in het huis snijdt. Haar gegil verandert in geschreeuw, maar dan drukt de onbekende zijn hand op haar mond. Het zorgt ervoor dat ze niet meer kan uitbrengen dan een gedempt gepiep.
Uit een reflex grijpt Manon zijn arm, terwijl ze tegelijkertijd probeert overeind te komen. Ze duwt hem weg en probeert van het bed te rollen. Hij grijpt echter haar arm vast en trekt haar ruw terug. Ze probeert hem met haar vuist te raken, maar hij vangt de klap moeiteloos op. Ze beseft dat hij sterker is en zet alles op alles om los te komen. Als ze eenmaal van het bed af is, lukt het misschien om weg te komen. Twee harde klappen in haar gezicht, maken echter duidelijk dat ze kansloos is. Nog een laatste maal probeert ze zich los te rukken, maar zijn handen vinden haar polsen en met kracht duwt hij haar op het bed. Ze doet nog een poging hem te schoppen, maar vanuit haar liggende positie is ze kansloos. Hij drukt haar op haar rug en ze kan geen kant meer op.
Manon voelt haar gezicht gloeien van de klappen die hij haar gegeven heeft. Haar hart gaat tekeer, terwijl ze probeert zichzelf weer onder controle te krijgen. Met moeite weet ze de paniek te onderdrukken, omdat ze beseft dat dat de situatie enkel erger zal maken. Ze voelt hoe hij langzaam haar polsen los laat. Ze beseft dat ze niet weg kan komen. Hij is duidelijk te sterk voor haar, maar ze wil zich niet gewonnen geven.
Plotseling voelt Manon zijn handen over haar lichaam gaan.
“Alsjeblieft, niet doen, ik wil dit niet”, begint Manon op rustige toon. Ze hoopt dat ze op hem in kan praten.
“Je hoeft dit niet te doen. Je kan nog terug. Ik zal geen aangifte doen. Ik heb je gezicht niet eens gezien, dus je bent veilig. Je weet dat dit niet goed kan aflopen als je doorgaat. Je kan gewoon weg gaan, dan vergeten we dat dit ooit gebeurd is. Oké?”
Ruw trekt hij haar bloes open. Even schrikt ze, maar dan gaat ze verder: “Ik wil dit niet. Je hoeft dit niet te doen en eigenlijk wil je me niet dwingen. Alsjeblieft, houd op.”
Zwijgend maakt hij haar broek los.
“Je bent beter dan dit.”
Razendsnel schiet zijn hand naar haar keel. Manon voelt de grip van zijn hand op haar keel en krijgt nauwelijks lucht. Ze beseft dat ze iets verkeerds heeft gezegd. Door het duister kan ze niets zien, maar ze voelt hoe hij met zijn gezicht vlakbij het hare komt. Zonder iets te zeggen, knijpt hij haar keel dicht. Ze grijpt zijn pols vast, maar hij heeft haar klemvast. Langzaam begint ze lucht tekort te komen. Ze schudt met haar hoofd, maar hij houdt haar stevig vast. Dan voelt ze zijn andere hand langs haar wang gaan en even onverwacht als hij haar vastgreep, laat hij haar ook weer los.
Manon rolt op haar zij en hapt naar lucht. Het duurt even voor ze op adem gekomen is. In de tussentijd heeft hij haar broek en slipje naar beneden getrokken en ook zijn eigen broek losgemaakt. Ze heeft geen idee wat ze verkeerd heeft gezegd, maar ze durft niet opnieuw op hem in te praten. Wat haar nog het meest beangstigt is niet dat ze hem niet kan zien, maar dat hij nog geen woord gezegd heeft, waardoor ze nog steeds niet weet wat hij wil.
Terwijl Manon probeert een uitweg te bedenken, wordt ze weer op haar rug geduwd. Zijn handen grijpen wederom haar polsen en duwen die tot boven haar hoofd. Ze beseft wat er gaat komen en ze besluit nog één laatste wanhopige poging te doen. Op het moment dat hij op haar wil komen liggen, ziet ze haar kans schoon. Ze trekt zo hard mogelijk haar knie op richting zijn kruis. Helaas raakt ze hem slechts half. Hij geeft een kreet van pijn, maar is niet uitgeschakeld. Voor ze iets kan doen, stompt hij haar hard in haar maag.
Wederom krijgt Manon even geen lucht. Hij grijpt intussen met één hand haar keel. Zijn andere hand reikt tussen hun lichamen door. Met één stoot dringt hij bij haar binnen. Ze spert haar ogen open, terwijl de pijn door haar lichaam trekt. Met zijn hand nog steeds om haar keel, is ze nauwelijks in staat te schreeuwen. Ze voelt hem in zich.
Manon sluit haar ogen en probeert zich af te sluiten. Ze heeft haar verzet opgegeven. Zelfs al zou ze na de klappen die ze gekregen heeft nog iets terug durven te doen, ze kan niets meer bedenken. Het enige wat ze nog denkt is dat ze dit wil overleven. Tranen lopen langs haar gezicht. Telkens weer voelt ze hoe hij bij haar naar binnen stoot. Ze is totaal niet opgewonden is, toch reageert haar lichaam enigszins. Door zijn ruwheid is het echter niet voldoende om de schurende pijn te voorkomen.
Telkens weer dringt hij diep bij haar binnen. Manon voelt zijn lichaam op het hare drukken. Hij heeft enkel zijn broek omlaag getrokken en ook haar kleren heeft ze nog grotendeels aan. Ze ruikt zijn geur en ze hoort zijn ademhaling steeds sneller gaan. Gillen lukt haar niet meer, maar ze weet precies wat hij doet. Ze probeert nergens meer aan te denken, maar dat lukt maar half.
Manon voelt hoe zijn stoten onregelmatiger worden. Ze hoopt maar dat het snel voorbij zal zijn. Ergens beseft ze dat het hele gebeuren pas hooguit een paar minuten duurt, toch lijkt het een eeuwigheid. Als hij begint te kreunen, weet ze dat het bijna voorbij moet zijn. Nog een paar keer stoot hij in haar, dan voelt ze zijn lichaam schokken op het hare.
Even later trekt hij terug en hij rolt van haar af. Manon blijft doodstil liggen, terwijl ze hem naast zich hoort hijgen. Ze is zich er vaag van bewust dat hij opstaat en vertrekt. Voor hij weg gaat, hoort ze voor het eerst zijn stem, maar zijn woorden dringen niet tot haar door. Even later hoort ze ergens in de verte de voordeur dichtslaan. Volledig in zichzelf gekeerd blijft ze liggen. Ze begint te huilen en in foetushouding kruipt ze in elkaar. Ze is niet meer in staat om na te denken, laat staan te handelen.
Manon weet niet hoe lang ze blijft liggen, maar als in een roes krabbelt ze uiteindelijk overeind. Ze voelt zich vies en het liefst wil ze onder de douche gaan. Ergens weet ze dat ze dat niet moet doen. Met trillende handen pakt ze de telefoon om de politie te bellen. Op dat moment herinnert ze zich zijn laatste woorden en ze laat de telefoon uit haar handen vallen.
“Ik zie je snel weer schoonheid.”
“Rob? Ben jij daar?”
Het blijft stil. Rob kan er ook niet zijn. Hij is de hele week weg vanwege zijn werk.
“Doe toch ook niet zo raar, er is niks aan de hand”, zegt ze hardop, alsof ze zichzelf ervan probeert te overtuigen.
Toch besluit Manon boven te gaan kijken en langzaam loopt ze de trap op. Het enige geluid wat er te horen is, is het gekraak van de trap onder haar voeten. Eenmaal boven loopt ze eerst naar de badkamer, maar daar is niets te zien. Vervolgens gaat ze naar de werkkamer. Langzaam doet ze de deur open. Vervolgens doet ze het licht aan en vanuit de deuropening kijkt ze de kamer rond. In eerste instantie is ook hier niets vreemds te zien, maar dan valt haar blik op het raam. Het zou dicht moeten zijn, maar het staat op een klein kiertje. Doodstil blijft ze er naar staren. Is ze gisteren vergeten het raam dicht te doen? Nee, ze weet zeker dat het raam dicht was toen ze vanochtend wegging.
Manon stapt behoedzaam achteruit. Haar oren zijn gespitst. Er is iemand anders in huis, plotseling weet ze het zeker. Snel laat ze haar ogen door de kamer gaan op zoek naar een wapen. Nee, denkt ze dan, ze moet juist weg, zo snel mogelijk het huis uit. Op dat moment hoort Manon de vloer in de slaapkamer kraken. Ze draait zich om en rent naar de trap. In haar ooghoek ziet ze de slaapkamerdeur openzwaaien, maar ze weet de trap te bereiken. De voordeur is binnen bereik en dan is ze buiten, dan is ze veilig, schiet het door haar hoofd.
De hand die haar bij haar schouder grijpt, komt als een verrassing. Manon verliest haar evenwicht en gaat hard onderuit. Doordat de onbekende haar vasthoudt, valt ze niet van de trap, maar de pijn van de val schiet desondanks door haar lichaam. Ruw wordt ze door de onbekende omhoog getrokken. Nog duizelig van de val kan ze hem niet goed zien. Hardhandig sleurt hij haar mee naar de slaapkamer, waar hij haar op bed gooit.
Verstijft van angst blijft Manon liggen. De slaapkamer is donker en ze kan hem niet zien. Ze voelt de pijn in haar rug en in haar onderarm, waarmee ze val op de trap heeft opgevangen. Ze negeert de pijn en probeert rustig te blijven. Haar gedachten komen weer op gang en flitsen door haar hoofd. Waar is hij? Wie is hij? Wat is hij van plan? Wat moet ze doen?
Manon haalt diep adem. Ze voelt haar hart kloppen in haar keel. Haar eerste impuls is om te gaan gillen, maar niemand die haar zou horen. Ze woont in een vrijstaand huis aan een stille weg. Het belangrijkste is om rustig te blijven. Hij is waarschijnlijk sterker dan zij, dus hem aanvallen is niet verstandig. Weer denkt ze na over mogelijke wapens, maar er is niets binnen handbereik. Misschien is het een inbreker. Als ze zich niet verzet, vertrekt hij misschien vanzelf weer, denkt ze bij zichzelf. Maar wat als het geen inbreker is? Wat als het hem niet om haar spullen te doen is, maar om haar?
Plotseling voelt Manon een hand langs haar gezicht gaan. Paniek maakt zich van haar meester en ondanks het feit dat ze weet dat het zinloos is, begint ze te gillen. Ze hoort hoe haar stemgeluid door de stilte in het huis snijdt. Haar gegil verandert in geschreeuw, maar dan drukt de onbekende zijn hand op haar mond. Het zorgt ervoor dat ze niet meer kan uitbrengen dan een gedempt gepiep.
Uit een reflex grijpt Manon zijn arm, terwijl ze tegelijkertijd probeert overeind te komen. Ze duwt hem weg en probeert van het bed te rollen. Hij grijpt echter haar arm vast en trekt haar ruw terug. Ze probeert hem met haar vuist te raken, maar hij vangt de klap moeiteloos op. Ze beseft dat hij sterker is en zet alles op alles om los te komen. Als ze eenmaal van het bed af is, lukt het misschien om weg te komen. Twee harde klappen in haar gezicht, maken echter duidelijk dat ze kansloos is. Nog een laatste maal probeert ze zich los te rukken, maar zijn handen vinden haar polsen en met kracht duwt hij haar op het bed. Ze doet nog een poging hem te schoppen, maar vanuit haar liggende positie is ze kansloos. Hij drukt haar op haar rug en ze kan geen kant meer op.
Manon voelt haar gezicht gloeien van de klappen die hij haar gegeven heeft. Haar hart gaat tekeer, terwijl ze probeert zichzelf weer onder controle te krijgen. Met moeite weet ze de paniek te onderdrukken, omdat ze beseft dat dat de situatie enkel erger zal maken. Ze voelt hoe hij langzaam haar polsen los laat. Ze beseft dat ze niet weg kan komen. Hij is duidelijk te sterk voor haar, maar ze wil zich niet gewonnen geven.
Plotseling voelt Manon zijn handen over haar lichaam gaan.
“Alsjeblieft, niet doen, ik wil dit niet”, begint Manon op rustige toon. Ze hoopt dat ze op hem in kan praten.
“Je hoeft dit niet te doen. Je kan nog terug. Ik zal geen aangifte doen. Ik heb je gezicht niet eens gezien, dus je bent veilig. Je weet dat dit niet goed kan aflopen als je doorgaat. Je kan gewoon weg gaan, dan vergeten we dat dit ooit gebeurd is. Oké?”
Ruw trekt hij haar bloes open. Even schrikt ze, maar dan gaat ze verder: “Ik wil dit niet. Je hoeft dit niet te doen en eigenlijk wil je me niet dwingen. Alsjeblieft, houd op.”
Zwijgend maakt hij haar broek los.
“Je bent beter dan dit.”
Razendsnel schiet zijn hand naar haar keel. Manon voelt de grip van zijn hand op haar keel en krijgt nauwelijks lucht. Ze beseft dat ze iets verkeerds heeft gezegd. Door het duister kan ze niets zien, maar ze voelt hoe hij met zijn gezicht vlakbij het hare komt. Zonder iets te zeggen, knijpt hij haar keel dicht. Ze grijpt zijn pols vast, maar hij heeft haar klemvast. Langzaam begint ze lucht tekort te komen. Ze schudt met haar hoofd, maar hij houdt haar stevig vast. Dan voelt ze zijn andere hand langs haar wang gaan en even onverwacht als hij haar vastgreep, laat hij haar ook weer los.
Manon rolt op haar zij en hapt naar lucht. Het duurt even voor ze op adem gekomen is. In de tussentijd heeft hij haar broek en slipje naar beneden getrokken en ook zijn eigen broek losgemaakt. Ze heeft geen idee wat ze verkeerd heeft gezegd, maar ze durft niet opnieuw op hem in te praten. Wat haar nog het meest beangstigt is niet dat ze hem niet kan zien, maar dat hij nog geen woord gezegd heeft, waardoor ze nog steeds niet weet wat hij wil.
Terwijl Manon probeert een uitweg te bedenken, wordt ze weer op haar rug geduwd. Zijn handen grijpen wederom haar polsen en duwen die tot boven haar hoofd. Ze beseft wat er gaat komen en ze besluit nog één laatste wanhopige poging te doen. Op het moment dat hij op haar wil komen liggen, ziet ze haar kans schoon. Ze trekt zo hard mogelijk haar knie op richting zijn kruis. Helaas raakt ze hem slechts half. Hij geeft een kreet van pijn, maar is niet uitgeschakeld. Voor ze iets kan doen, stompt hij haar hard in haar maag.
Wederom krijgt Manon even geen lucht. Hij grijpt intussen met één hand haar keel. Zijn andere hand reikt tussen hun lichamen door. Met één stoot dringt hij bij haar binnen. Ze spert haar ogen open, terwijl de pijn door haar lichaam trekt. Met zijn hand nog steeds om haar keel, is ze nauwelijks in staat te schreeuwen. Ze voelt hem in zich.
Manon sluit haar ogen en probeert zich af te sluiten. Ze heeft haar verzet opgegeven. Zelfs al zou ze na de klappen die ze gekregen heeft nog iets terug durven te doen, ze kan niets meer bedenken. Het enige wat ze nog denkt is dat ze dit wil overleven. Tranen lopen langs haar gezicht. Telkens weer voelt ze hoe hij bij haar naar binnen stoot. Ze is totaal niet opgewonden is, toch reageert haar lichaam enigszins. Door zijn ruwheid is het echter niet voldoende om de schurende pijn te voorkomen.
Telkens weer dringt hij diep bij haar binnen. Manon voelt zijn lichaam op het hare drukken. Hij heeft enkel zijn broek omlaag getrokken en ook haar kleren heeft ze nog grotendeels aan. Ze ruikt zijn geur en ze hoort zijn ademhaling steeds sneller gaan. Gillen lukt haar niet meer, maar ze weet precies wat hij doet. Ze probeert nergens meer aan te denken, maar dat lukt maar half.
Manon voelt hoe zijn stoten onregelmatiger worden. Ze hoopt maar dat het snel voorbij zal zijn. Ergens beseft ze dat het hele gebeuren pas hooguit een paar minuten duurt, toch lijkt het een eeuwigheid. Als hij begint te kreunen, weet ze dat het bijna voorbij moet zijn. Nog een paar keer stoot hij in haar, dan voelt ze zijn lichaam schokken op het hare.
Even later trekt hij terug en hij rolt van haar af. Manon blijft doodstil liggen, terwijl ze hem naast zich hoort hijgen. Ze is zich er vaag van bewust dat hij opstaat en vertrekt. Voor hij weg gaat, hoort ze voor het eerst zijn stem, maar zijn woorden dringen niet tot haar door. Even later hoort ze ergens in de verte de voordeur dichtslaan. Volledig in zichzelf gekeerd blijft ze liggen. Ze begint te huilen en in foetushouding kruipt ze in elkaar. Ze is niet meer in staat om na te denken, laat staan te handelen.
Manon weet niet hoe lang ze blijft liggen, maar als in een roes krabbelt ze uiteindelijk overeind. Ze voelt zich vies en het liefst wil ze onder de douche gaan. Ergens weet ze dat ze dat niet moet doen. Met trillende handen pakt ze de telefoon om de politie te bellen. Op dat moment herinnert ze zich zijn laatste woorden en ze laat de telefoon uit haar handen vallen.
“Ik zie je snel weer schoonheid.”
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10