Door: G. Tonner
Datum: 17-05-2015 | Cijfer: 8.7 | Gelezen: 10627
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 12 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 12 minuten | Lezers Online: 1
Opmaat
Dit verhaal past denk ik perfect in deze categorie 'Romantisch'. Lezers die onmiddellijke seksactie willen, kunnen beter naar een ander verhaal uitwijken, want het duurt hier even voor de seksstemming erin zit. In deze eerste aflevering is dat nog helemaal niet het geval. Je bent gewaarschuwd.
Dit verhaal combineert twee van mijn grote liefdes: muziek van Bach enerzijds (veel mensen weten niet half hoe erotisch die is!), en seks anderzijds. Wie tijdens het lezen denkt: hoe zou de genoemde muziek klinken? kan op YouTube (zoek eerst bij 'All of Bach'!) altijd wel een uitvoering ervan vinden.
hoofdstuk 1, Noorwegen, juli 2010
Een steenarend die hoog boven de grootse ruimte van de Ringebufjell zou zweven, had ze in één blik gevangen: de auto langs de Friisvegen en het menselijke figuurtje dat op enige afstand vanuit oostelijke richting naar de Friisvegen stapte. Maar zo’n steenarend was er niet, die had al lang een veilige plek gezocht op een stenige richel om zich te beschermen tegen het naderende onweer.
In die auto klonk een soloviool die Bachs ‘ciaconne’ uit de tweede vioolpartita speelde. Voor menige lezer van dit verhaal zouden het vervreemdende klanken zijn, ‘kattengejank’ misschien, maar voor de man die achter het stuur zat en naar buiten staarde, was het muziek die hem tot in elke vezel vertrouwd was. Muziek die hem troostte en tegelijk door de ziel sneed. Hij keek zonder richtpunt in de oneindige ruimte vóór hem, over de met ‘heia’ begroeide heuvels die in de verte overgingen in achter elkaar liggende, steeds valer blauw wordende bergketens, met erboven een palet aan grijzen in een sombere wolkenlucht. Hij zag niet de donkerdreigende wolken achter hem, of de regensluiers die eruit vielen... Hij liet zich slechts meevoeren op de muzikale bogen, guirlandes, en kaleidoscopische figuren van het stuk waarin Bach in 1720 het verlies van zijn vrouw Maria Barbara verwerkte. Hij prefereerde deze uitvoering door Lucy van Dael, zelfs boven die van Janine Jansen. Zij had een soort van graviteit in haar spel waarvan hij meende dat die paste bij hoe Bachs gemoedstoestand moest zijn geweest - en zoals in ieder geval de zijne was. Nadat het stuk even na de dertiende minuut op aarde landde, begon het weer van voren af aan omdat hij ‘repeat’ ingeschakeld had. Klonk het stuk nu voor de vijfde, zesde of zevende keer?
Ineens klaterden regenstriemen over de auto en het hemelwater vertroebelde het uitzicht door de voorruit. De man merkte het nauwelijks, want tranen hádden zijn blik al wazig gemaakt. Drie jaar geleden had hij hier gestaan. Gerdien en hij waren voor de zoveelste keer sprakeloos geweest van de schoonheid van het weidse landschap. Ook toen had de ciaconne geklonken, ze waren beiden gevoelig voor de intensiteit van de muzikale complexiteit ervan.
‘Wil je me hier uitstrooien?’ had Gerdien gevraagd.
Hij had gezwegen, haar met betraande ogen aangekeken, in haar uitgemergelde gezicht. Precies bij het deel dat nu klonk, in deze dwingende vijfde minuut, zei ze:
‘Beloof het me, Germ.’ En hij had het beloofd.
Ze klopte op het raam en deed de bijrijdersdeur open.
‘Mag ik hier alsjeblieft schuilen?’ vroeg ze, en zonder een antwoord af te wachten stapte ze in de auto, ging naast hem zitten en trok de deur dicht. Nog in dezelfde seconde schatte ze een bijzondere situatie in. Ze keek naar de man, zag zijn betraande ogen, luisterde naar de haar vreemde klanken die bij vlagen werden overstemd door de op op het dak klaterende regen, zag hoe hij als in een trance gevangen was en haar niet eens op leek te merken. Op een gegeven ogenblik was de wonderlijke muziek kennelijk tot een eind gekomen. De man drukte op een knop van de autoradio en draaide zich naar haar toe. Hij zweeg, maar keek haar met een vriendelijke blik aan, knikte. Haar koperrode haar hing in natte slierten. Ze stak haar hand uit.
‘Sorry dat ik zomaar inbreek. Maar ik zag het Nederlandse nummerbord en ik dacht: ik mag vast wel even schuilen.’
‘Zeker,’ zei hij alleen maar. Ze keken beiden zwijgend naar de vloeiende voorruit. Een bliksemflits, al na twee of drie seconden gevolgd door een donderslag. Volkomen intuïtief legde ze haar hand heel zacht op zijn been. Ze keek hem ontroerd aan.
‘Kristel,’ zei ze, en ze stak haar andere hand naar de man uit.
‘Germ,‘ zei hij terug, met een Friese ‘ploffende’ g terwijl hij haar hand vastpakte. ‘Germ Pama’.
‘Verdriet...’ - ze vroeg het niet, ze constateerde het.
Germ snoof. ‘Ja, diep verdriet...’
hoofdstuk 2
Ze zwegen nog, maar langzaam ebde zijn concentratie op Gerdien weg en keerde hij terug naar de werkelijkheid van dit moment. De regen klaterde oorverdovend tegen de auto en spoelde langs de ramen. Weer een flits en vrij kort daarop de donderslag. Hij keek naar de vrouw. Ze had een ietwat weemoedige blik, maar haar gelaat drukte vooral aandacht, inleving uit. Hij werd zich vaag bewust van een zekere vertrouwdheid met haar gezicht. Logischerwijs kon hij haar niet eerder gezien hebben en toch wist hij al vóór ze het inderdaad deed, hoe ze haar linker mondhoek als met een lichte geamuseerdheid zou optrekken.
‘Waar kom je vandaan, waar moet je naartoe?’
Daar brak de verwachte glimlach bij haar door.
‘Dit is een bijna filosofische vraag,’ zei ze met een warme stem, ‘maar praktisch: ik maakte een wandeling, en ik moet naar Ringebu. Mijn broer is getrouwd met een Noorse, ze hebben daar een hotel. Ik verblijf bij hen.’ Ze had een vrij sterk Duits accent. ‘Hij zou me ophalen bij Maasaplassen, het caravan- en huisjespark een kleine tien kilometer verderop. Ik heb hem geprobeerd te bereiken vóór de onweersbui, maar ik had geen bereik. Ik zal hem zo opnieuw proberen te bereiken.’
‘Dat is niet nodig, ik zet je wel in Ringebu af.’
Ze belde toch, om haar broer op de hoogte te stellen dat ze zelf naar huis kwam, en om hem gerust te stellen als hij zich mogelijk zorgen maakte. Ze spraken Duits. Haar broer bleek Bastian te heten.
Ze raakten in gesprek. Toen ze bij het huisjespark aankwamen, zei hij:
‘Toevallig trouwens, ik heb op Maasaplassen een hytte gehuurd. Wil je er niet even binnen komen, iets warms drinken misschien? Ik zou dat op prijs stellen.’ En gek, hij wíst hoe ze zou reageren, hoe haar mond een zekere gulheid zou uitdrukken, hoe ze haar hand erbij zou bewegen.
‘Ja, graag.’
Ze was onder de indruk van de grootte en de luxe van de hut die eigenlijk beter als ‘chalet’ aangeduid kon worden, maar goed, zo heette dat in Noorwegen nu eenmaal niet.
‘Wat een enorm verblijf voor een man alleen, of heb ik dat verkeerd begrepen?’
Germ snoof, en keek van haar weg, sprak zacht:
‘Ik ben weduwnaar. Dit is ons laatste vakantieadres samen geweest, twee jaar geleden. Ze heeft hier nog zó van genoten.’
‘Oh, Verzeihung...’ en ze legde kort haar hand op zijn arm.
‘Ik doe eerst de haard aan,’ zei hij ter afleiding. ‘En ik zal zo even mijn muziek uit de auto halen.’
‘Kan ik dat voor je doen?’
Het ging om een usb-stick. Ze had nog niet eerder een auto met een usb-contact gezien. De auto was trouwens sowieso chic, een Jaguar. Binnen plaatste Germ de usb-stick in de geluidsapparatuur en na even sprankelde een soort gitaarmuziek door de sfeervolle ruimte. Het bleek om een oud instrument te gaan, de theorbe, een soort luit. De sprankelende muziek was van Bach.
‘Hoorde ik vanmiddag ook Bach?’
De vraag emotioneerde hem. ‘Ja. Let niet op mij,’ zei hij zachtjes.
Ze lette juist aandachtig op hem. Hij was misschien een paar jaar ouder dan zij, een ontwikkelde vroeg-veertiger met een opvallend vriendelijke uitstraling. Alles wees op maatschappelijk welslagen, maar het was evident dat hij persoonlijk in een crisis verkeerde. Hij vroeg evenwel naar háár. En ze vertelde. Ja, ze was Duitse, maar met van moeders kant Nederlandse wortels, sinds vijf jaar lerares Duits op een middelbare school in Noord-Groningen. En ze had dus een broer hier in Noorwegen.
‘En jij, vertel eens. Was je vrouw ziek?’
In flarden vertelde hij over haar tragische dood. Ze was celliste, vijf jaar jonger dan hij. Ze kenden elkaar al van jongs af aan, maar hun verbintenis was nog maar zeven jaar toen ineens een agressieve kanker opspeelde. Het was een proces van enkele maanden. Gelukkig hadden ze nog een reis naar Noorwegen gemaakt, haar favoriete vakantieland, toen het nog net kon. In deze hut hadden ze veertien dagen doorgebracht
‘Ik mis haar iedere dag, iedere minuut. Ze wilde dat ik verder zou met mijn leven, maar ik krijg de draad niet te pakken, the windmills of my mind... Ik bezit een witgoedketen met een sterke webshopafdeling, maar die draait al meer dan een jaar op een fantastische medewerker. Het lukt me niet om me te concentreren op het bedrijf, ik mis haar zo...’
Hij keek haar aan. Waarom kwam ze hem zo vertrouwd voor? Die blik in haar ogen... Er daalde een soort van rust over hem neer.
‘Zal ik een fles wijn opentrekken? Maar dan kan ik je dus niet meer naar Ringebu rijden.’
‘Mijn broer haalt me wel op. Ik denk dat een glas wijn ons goed zal doen, ons de rust geeft om elkaar wat beter te leren kennen. Ik weet het niet, maar ik heb het gevoel dat ik je iets heb te bieden in jouw situatie, een luisterend oor, een klankbord.’
Hij schonk een dieprode wijn in. De wijn geurde aangenaam, gaf haar een warm gevoel.
‘Vind je het erg als ik nog wat Bach draai?’ vroeg hij. Het werd een cantate waar Gerdien - zo heette zijn vrouw - erg verknocht aan was. Een schitterend openingskoor, waarvan de hoofdmelodie Kristel bekend voorkwam.
'Wachet auf ruft uns die Stimme. BWV 140. Uitvoering Ton Koopman.’ Elke mededeling klonk alsof ze van het grootste belang was. ‘Gerdien en ik waren ervan overtuigd dat het openingskoor in twaalfachtste maat gespeeld werd, heerlijk slepend.’ Hij zong... POMpepompepompe-pómpepompepompe-POMpepompepompe-pómpepompepompe...
‘Wist je dat het openingskoor van de Matthäus ook in de twaalfachtste staat? Maar toen we het na zochten, bleek het gewoon een driekwartsmaat. Nou ja, we zweefden tóch... En ja, de tekst hè, ontleend aan het Hooglied, zo - neem het me niet kwalijk - zo erotisch...’
Kristel begreep niet de strikte inhoud, maar wel de strekking van zijn woorden. En de muziek was fascinerend, zo vol, rijk... meeslepend. Dan volgden er door solostemmen gezongen delen (‘ich komme, ich komme’), dan weer klonk een koor. Het leek wel of Germ haar betoverde, of was het Bach? Of gewoon de wijn?
‘Je zou hier ook kunnen blijven slapen,’ zei hij.
Ze knikte ernstig, alleen haar mondhoek trok omhoog - als was ze geamuseerd. Zo kende hij haar, wist hij intuïtief.
Dit verhaal past denk ik perfect in deze categorie 'Romantisch'. Lezers die onmiddellijke seksactie willen, kunnen beter naar een ander verhaal uitwijken, want het duurt hier even voor de seksstemming erin zit. In deze eerste aflevering is dat nog helemaal niet het geval. Je bent gewaarschuwd.
Dit verhaal combineert twee van mijn grote liefdes: muziek van Bach enerzijds (veel mensen weten niet half hoe erotisch die is!), en seks anderzijds. Wie tijdens het lezen denkt: hoe zou de genoemde muziek klinken? kan op YouTube (zoek eerst bij 'All of Bach'!) altijd wel een uitvoering ervan vinden.
hoofdstuk 1, Noorwegen, juli 2010
Een steenarend die hoog boven de grootse ruimte van de Ringebufjell zou zweven, had ze in één blik gevangen: de auto langs de Friisvegen en het menselijke figuurtje dat op enige afstand vanuit oostelijke richting naar de Friisvegen stapte. Maar zo’n steenarend was er niet, die had al lang een veilige plek gezocht op een stenige richel om zich te beschermen tegen het naderende onweer.
In die auto klonk een soloviool die Bachs ‘ciaconne’ uit de tweede vioolpartita speelde. Voor menige lezer van dit verhaal zouden het vervreemdende klanken zijn, ‘kattengejank’ misschien, maar voor de man die achter het stuur zat en naar buiten staarde, was het muziek die hem tot in elke vezel vertrouwd was. Muziek die hem troostte en tegelijk door de ziel sneed. Hij keek zonder richtpunt in de oneindige ruimte vóór hem, over de met ‘heia’ begroeide heuvels die in de verte overgingen in achter elkaar liggende, steeds valer blauw wordende bergketens, met erboven een palet aan grijzen in een sombere wolkenlucht. Hij zag niet de donkerdreigende wolken achter hem, of de regensluiers die eruit vielen... Hij liet zich slechts meevoeren op de muzikale bogen, guirlandes, en kaleidoscopische figuren van het stuk waarin Bach in 1720 het verlies van zijn vrouw Maria Barbara verwerkte. Hij prefereerde deze uitvoering door Lucy van Dael, zelfs boven die van Janine Jansen. Zij had een soort van graviteit in haar spel waarvan hij meende dat die paste bij hoe Bachs gemoedstoestand moest zijn geweest - en zoals in ieder geval de zijne was. Nadat het stuk even na de dertiende minuut op aarde landde, begon het weer van voren af aan omdat hij ‘repeat’ ingeschakeld had. Klonk het stuk nu voor de vijfde, zesde of zevende keer?
Ineens klaterden regenstriemen over de auto en het hemelwater vertroebelde het uitzicht door de voorruit. De man merkte het nauwelijks, want tranen hádden zijn blik al wazig gemaakt. Drie jaar geleden had hij hier gestaan. Gerdien en hij waren voor de zoveelste keer sprakeloos geweest van de schoonheid van het weidse landschap. Ook toen had de ciaconne geklonken, ze waren beiden gevoelig voor de intensiteit van de muzikale complexiteit ervan.
‘Wil je me hier uitstrooien?’ had Gerdien gevraagd.
Hij had gezwegen, haar met betraande ogen aangekeken, in haar uitgemergelde gezicht. Precies bij het deel dat nu klonk, in deze dwingende vijfde minuut, zei ze:
‘Beloof het me, Germ.’ En hij had het beloofd.
Ze klopte op het raam en deed de bijrijdersdeur open.
‘Mag ik hier alsjeblieft schuilen?’ vroeg ze, en zonder een antwoord af te wachten stapte ze in de auto, ging naast hem zitten en trok de deur dicht. Nog in dezelfde seconde schatte ze een bijzondere situatie in. Ze keek naar de man, zag zijn betraande ogen, luisterde naar de haar vreemde klanken die bij vlagen werden overstemd door de op op het dak klaterende regen, zag hoe hij als in een trance gevangen was en haar niet eens op leek te merken. Op een gegeven ogenblik was de wonderlijke muziek kennelijk tot een eind gekomen. De man drukte op een knop van de autoradio en draaide zich naar haar toe. Hij zweeg, maar keek haar met een vriendelijke blik aan, knikte. Haar koperrode haar hing in natte slierten. Ze stak haar hand uit.
‘Sorry dat ik zomaar inbreek. Maar ik zag het Nederlandse nummerbord en ik dacht: ik mag vast wel even schuilen.’
‘Zeker,’ zei hij alleen maar. Ze keken beiden zwijgend naar de vloeiende voorruit. Een bliksemflits, al na twee of drie seconden gevolgd door een donderslag. Volkomen intuïtief legde ze haar hand heel zacht op zijn been. Ze keek hem ontroerd aan.
‘Kristel,’ zei ze, en ze stak haar andere hand naar de man uit.
‘Germ,‘ zei hij terug, met een Friese ‘ploffende’ g terwijl hij haar hand vastpakte. ‘Germ Pama’.
‘Verdriet...’ - ze vroeg het niet, ze constateerde het.
Germ snoof. ‘Ja, diep verdriet...’
hoofdstuk 2
Ze zwegen nog, maar langzaam ebde zijn concentratie op Gerdien weg en keerde hij terug naar de werkelijkheid van dit moment. De regen klaterde oorverdovend tegen de auto en spoelde langs de ramen. Weer een flits en vrij kort daarop de donderslag. Hij keek naar de vrouw. Ze had een ietwat weemoedige blik, maar haar gelaat drukte vooral aandacht, inleving uit. Hij werd zich vaag bewust van een zekere vertrouwdheid met haar gezicht. Logischerwijs kon hij haar niet eerder gezien hebben en toch wist hij al vóór ze het inderdaad deed, hoe ze haar linker mondhoek als met een lichte geamuseerdheid zou optrekken.
‘Waar kom je vandaan, waar moet je naartoe?’
Daar brak de verwachte glimlach bij haar door.
‘Dit is een bijna filosofische vraag,’ zei ze met een warme stem, ‘maar praktisch: ik maakte een wandeling, en ik moet naar Ringebu. Mijn broer is getrouwd met een Noorse, ze hebben daar een hotel. Ik verblijf bij hen.’ Ze had een vrij sterk Duits accent. ‘Hij zou me ophalen bij Maasaplassen, het caravan- en huisjespark een kleine tien kilometer verderop. Ik heb hem geprobeerd te bereiken vóór de onweersbui, maar ik had geen bereik. Ik zal hem zo opnieuw proberen te bereiken.’
‘Dat is niet nodig, ik zet je wel in Ringebu af.’
Ze belde toch, om haar broer op de hoogte te stellen dat ze zelf naar huis kwam, en om hem gerust te stellen als hij zich mogelijk zorgen maakte. Ze spraken Duits. Haar broer bleek Bastian te heten.
Ze raakten in gesprek. Toen ze bij het huisjespark aankwamen, zei hij:
‘Toevallig trouwens, ik heb op Maasaplassen een hytte gehuurd. Wil je er niet even binnen komen, iets warms drinken misschien? Ik zou dat op prijs stellen.’ En gek, hij wíst hoe ze zou reageren, hoe haar mond een zekere gulheid zou uitdrukken, hoe ze haar hand erbij zou bewegen.
‘Ja, graag.’
Ze was onder de indruk van de grootte en de luxe van de hut die eigenlijk beter als ‘chalet’ aangeduid kon worden, maar goed, zo heette dat in Noorwegen nu eenmaal niet.
‘Wat een enorm verblijf voor een man alleen, of heb ik dat verkeerd begrepen?’
Germ snoof, en keek van haar weg, sprak zacht:
‘Ik ben weduwnaar. Dit is ons laatste vakantieadres samen geweest, twee jaar geleden. Ze heeft hier nog zó van genoten.’
‘Oh, Verzeihung...’ en ze legde kort haar hand op zijn arm.
‘Ik doe eerst de haard aan,’ zei hij ter afleiding. ‘En ik zal zo even mijn muziek uit de auto halen.’
‘Kan ik dat voor je doen?’
Het ging om een usb-stick. Ze had nog niet eerder een auto met een usb-contact gezien. De auto was trouwens sowieso chic, een Jaguar. Binnen plaatste Germ de usb-stick in de geluidsapparatuur en na even sprankelde een soort gitaarmuziek door de sfeervolle ruimte. Het bleek om een oud instrument te gaan, de theorbe, een soort luit. De sprankelende muziek was van Bach.
‘Hoorde ik vanmiddag ook Bach?’
De vraag emotioneerde hem. ‘Ja. Let niet op mij,’ zei hij zachtjes.
Ze lette juist aandachtig op hem. Hij was misschien een paar jaar ouder dan zij, een ontwikkelde vroeg-veertiger met een opvallend vriendelijke uitstraling. Alles wees op maatschappelijk welslagen, maar het was evident dat hij persoonlijk in een crisis verkeerde. Hij vroeg evenwel naar háár. En ze vertelde. Ja, ze was Duitse, maar met van moeders kant Nederlandse wortels, sinds vijf jaar lerares Duits op een middelbare school in Noord-Groningen. En ze had dus een broer hier in Noorwegen.
‘En jij, vertel eens. Was je vrouw ziek?’
In flarden vertelde hij over haar tragische dood. Ze was celliste, vijf jaar jonger dan hij. Ze kenden elkaar al van jongs af aan, maar hun verbintenis was nog maar zeven jaar toen ineens een agressieve kanker opspeelde. Het was een proces van enkele maanden. Gelukkig hadden ze nog een reis naar Noorwegen gemaakt, haar favoriete vakantieland, toen het nog net kon. In deze hut hadden ze veertien dagen doorgebracht
‘Ik mis haar iedere dag, iedere minuut. Ze wilde dat ik verder zou met mijn leven, maar ik krijg de draad niet te pakken, the windmills of my mind... Ik bezit een witgoedketen met een sterke webshopafdeling, maar die draait al meer dan een jaar op een fantastische medewerker. Het lukt me niet om me te concentreren op het bedrijf, ik mis haar zo...’
Hij keek haar aan. Waarom kwam ze hem zo vertrouwd voor? Die blik in haar ogen... Er daalde een soort van rust over hem neer.
‘Zal ik een fles wijn opentrekken? Maar dan kan ik je dus niet meer naar Ringebu rijden.’
‘Mijn broer haalt me wel op. Ik denk dat een glas wijn ons goed zal doen, ons de rust geeft om elkaar wat beter te leren kennen. Ik weet het niet, maar ik heb het gevoel dat ik je iets heb te bieden in jouw situatie, een luisterend oor, een klankbord.’
Hij schonk een dieprode wijn in. De wijn geurde aangenaam, gaf haar een warm gevoel.
‘Vind je het erg als ik nog wat Bach draai?’ vroeg hij. Het werd een cantate waar Gerdien - zo heette zijn vrouw - erg verknocht aan was. Een schitterend openingskoor, waarvan de hoofdmelodie Kristel bekend voorkwam.
'Wachet auf ruft uns die Stimme. BWV 140. Uitvoering Ton Koopman.’ Elke mededeling klonk alsof ze van het grootste belang was. ‘Gerdien en ik waren ervan overtuigd dat het openingskoor in twaalfachtste maat gespeeld werd, heerlijk slepend.’ Hij zong... POMpepompepompe-pómpepompepompe-POMpepompepompe-pómpepompepompe...
‘Wist je dat het openingskoor van de Matthäus ook in de twaalfachtste staat? Maar toen we het na zochten, bleek het gewoon een driekwartsmaat. Nou ja, we zweefden tóch... En ja, de tekst hè, ontleend aan het Hooglied, zo - neem het me niet kwalijk - zo erotisch...’
Kristel begreep niet de strikte inhoud, maar wel de strekking van zijn woorden. En de muziek was fascinerend, zo vol, rijk... meeslepend. Dan volgden er door solostemmen gezongen delen (‘ich komme, ich komme’), dan weer klonk een koor. Het leek wel of Germ haar betoverde, of was het Bach? Of gewoon de wijn?
‘Je zou hier ook kunnen blijven slapen,’ zei hij.
Ze knikte ernstig, alleen haar mondhoek trok omhoog - als was ze geamuseerd. Zo kende hij haar, wist hij intuïtief.
Lees verder: Muziek Troost, Seks Heelt - 2
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10