Door: P.D. Vile
Datum: 20-12-2021 | Cijfer: 7.8 | Gelezen: 15441
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 10 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Nudisme,
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 10 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Nudisme,
(Dit is een lang verhaal. De eerste delen bouwen spanning op, maar bevatten nog geen seks. Wil je alleen seks lezen? Wacht dan op deel 4, waar het behoorlijk spannend wordt, of op deel 5 waar de seks volledig losbarst.)
Ik word wakker … en het liefst val ik direct weer in slaap. Of dood gaan, misschien? Ja, dood gaan. Nu ik daar zo over nadenk, lijkt me dat echt een goed alternatief. Beter, in elk geval, dan die knallende koppijn. Veel beter zelfs.
Maar ik ga niet dood, al voelt het wel zo. Ik val ook niet opnieuw in slaap. Langzaam maar zeker word ik verder wakker.
Ik open mijn ogen.
Waar ben ik?
Niet in mijn eigen bed. Of in mijn eigen huis. Ik zie een kamer die ik niet ken. Lichtblauw behang. Een kast tegen de muur. Een simpele plafondlamp boven me. Hij is uit, God dank. Er valt al veel te veel licht door de donkerblauwe gordijnen, en ik heb al zo'n koppijn.
Naast me een nachtkastje, net zo simpel als de lamp. Met daarop een schoteltje met twee pilletjes, Paracetamol zo te zien. En een glas water.
Wie heeft die daar neer gelegd? Waarom?
Het heeft geen zin daarover na te denken. Niet zolang mijn hoofd voelt alsof binnen in mijn schedel een burgeroorlog wordt gevoerd. Die paracetamolletjes komen in elk geval goed van pas.
Heel voorzichtig ga ik een beetje rechtop zitten. Dan pak ik de tabletjes en het glas en slik de medicijnen snel weg.
Kreunend zak ik weer onderuit. Mijn hoofd protesteert uit alle macht tegen elke beweging, en nu laat mijn maag ook merken dat'ie niet blij is.
Ik leg mijn hoofd in het kussen, trek de lakens zo ver mogelijk over mijn hoofd, sluit mijn ogen, en hoop alsnog de pijp uit te gaan.
Tevergeefs.
Maar kennelijk ben ik toch weer in slaap gevallen zijn. Want als ik mijn ogen weer open doe, voel ik me beter. Niet veel beter, maar wel iets. Al zou ik wel willen dat iemand de zon uitzet, want het felle licht brandt pijnlijk in mijn ogen.
Het schoteltje en het waterglas zijn weg. In plaats daarvan staat er nu een bord met daarop een beschuitje met kaas. En een glas melk.
Onwillekeurig haal ik mijn schouders op, maar ik heb daar direct spijt van! Zelfs van die kleine beweging trekt alweer een scheut van pijn door mijn hoofd.
Maar mijn mond is droog, ik heb veel dorst, dus ik pak de melk en drink hem op. Daarna merk ik dat mijn maag eigenlijk ook wel wat vulling kan gebruiken. En dus gaat het beschuitje achter de melk aan.
En nog steeds weet ik niet waar ik ben. Wie me die pilletjes en dit hard nodige ontbijtje heeft gegeven. Hoe ik hier ben gekomen.
Ik probeer me te concentreren. Probeer het me te herinneren, door de nevels en de hoofdpijn heen.
En opeens weet ik het weer.
Ik had gisteren gewoon gewerkt. En was daarna gewoon naar huis gegaan.
Was het eigenlijk gisteren? Of heb ik een hele dag verslapen?
Geen idee. Ik denk het niet. Ik hoop het niet.
Maar goed. Gewoon naar huis gegaan dus. Zoals elke dag.
Alleen stond deze keer Chantal me in de gang op te wachten. Twee koffers in haar handen.
“Ik ga ervandoor,” had ze gezegd.
Gewoon. Zo. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
“Ik trek bij Kees in. Ik ga al acht jaar met hem. En nu hij is gescheiden trek ik bij hem in. Ik stuur je volgende week wel de papieren voor de echtscheiding.”
Gewoon. Zomaar. Dertig jaar huwelijk … pats, boem, voorbij.
Alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
Chantal ging al acht jaar met Kees. Neukte die klootzak bijna elke dag. Terwijl ik aan het werk was. Terwijl ik geld verdiende. Voor haar. Voor ons.
En zij liet zich intussen door Kees neuken. Omdat hij liever was? Beter voor haar? Een grotere lul had?
Geen idee. Ze zei alleen maar dat ze me niet meer wilde, en dat ze geen zin had het uit te leggen.
Een grotere lul was die klootzak zeker. De hufter. Met die hoer waar ik mijn leven aan had gegeven. Die ik altijd trouw was geweest. Voor wie ik altijd goed had gezorgd.
Chantal stapte in haar auto. De auto die ik voor haar gekocht had. Waar ik me kapot voor had gewerkt. Ze stapte in, en reed zonder zelfs nog maar om te kijken weg. De straat en mijn leven uit.
En toen was ik alleen.
Daarna?
God, ik weet het echt niet meer.
Ik zal vast wel wat gegeten hebben, denk ik. Hoop ik.
En daarna …
Het enige dat ik weet is dat ik op een gegeven moment in de kroeg zat, mezelf helemaal van de wereld te zuipen.
En toen … uiteraard, nét op het moment dat je absoluut niemand tegen wil komen, met niemand wil praten …
“Hééé, Willem! Willem, ben jij dat? Wat doe jij hier? Ik dacht dat je niet van kroegen hield?”
Ik draaide me om. Het kostte me moeite om een helder beeld te krijgen, ik had al fors zitten zuipen en ik zag niet echt helder meer.
“Ik ben het! Johnny!”
Johnny. Twintig jaar geleden waren we collega's. Of nou ja, hij kwam net kijken, ik was ervaren. Ik heb hem ingewerkt. Maar in die tijd worstelde hij ook met van alles. Eenzaamheid. Angst dat hij nooit de ware zou vinden. Niet zeker of hij wel het juiste vak had gekozen, of niet zijn hele leven één grote vergissing was.
Gewoon de normale shit voor iemand die vanuit school recht het werk in duikt zonder eerst een tijdje midden in het leven te staan.
Ik had al snel door dat het een goed jong was, maar hij had hulp nodig. En ja, wat doe je dan als oudere collega?
Dus toen heb ik die knul op sleeptouw genomen. Hem niet alleen op kantoor ingewerkt, maar hem ook het leven leren kennen. Met hem gepraat, eindeloos, tot diep in de nacht. Maar ook meegenomen naar stripclubs. De hoer betaald die hem ontmaagd heeft.
God, hij heeft zelfs een maand bij Chantal en mij gelogeerd, toen zijn ouders hem het huis uit flikkerden terwijl hij nog geen eigen huis had.
We hebben hem in die tijd verteld hoe heerlijk het huwelijk is. Dat freewheelen, er lekker op los neuken, lekker is voor een tijdje. Maar dat het beter is, véél beter, als je iemand vindt waar je voor altijd bij wil blijven, een partner voor het leven.
Zo iemand als Chantal voor mij is.
Nee, niet is. Was
“Godverdomme!!!”
Ik knalde het eruit voor ik er erg in had. Had ik dat jochie nu echt indertijd geprobeerd te overtuigen om te settelen? Te trouwen?
Wist ik veel dat je die wijven nooit kan vertrouwen. Nou ja … “die wijven” … Chantal niet, daar was ik nu wel achter. Nu pas! God, wat heeft die kut me genaaid.
Hij legde een hand op mijn arm en ik voelde me een beetje rustig worden. In die tijd waren we echt close geworden. Dat vertrouwde gevoel, het kwam direct weer terug.
“Oké, Willem. Ik weet niet wat er met je aan de hand is, maar ik zie wel dat het iets heftigs is. Zet dat glas even weg en vertel je oude maatje wat er is.”
Ik voel weer een steek in mijn hoofd. Ik hoor Johnny die woorden nog zo zeggen, maar daarna?
Ik sluit mijn ogen. Ik probeer de koppijn niet te voelen. Ik focus op mijn herinnering.
Ik heb Johnny verteld wat er gebeurd is. Niet echt helder, ik was al te dronken, maar hij zal het wel begrepen hebben,
Oh, god, en ik ben tegen hem tekeer gegaan. Tegen hem! Omdat ik, na dat mes in mijn rug van die teringhoer, tegen iemand moest schreeuwen.
En Johnny … Hij liet me gewoon begaan. Liet me schreeuwen. Liet me stoom afblazen. En intussen zorgde hij ook dat ik water dronk en niet alleen maar jenever. Pffft, moet er niet aan denken hoe veel erger mijn kater was geweest als hij niet …
En daarna …
Ik schud mijn hoofd om de mist te verdrijven en heb opnieuw direct spijt. Maar ik moet me herinneren wat er verder gebeurd is. Hoe ik hier gekomen ben. Wáár ik ben.
Daarna …
Ik focus en langzaam komt het terug.
Uiteindelijk was ik uitgeschreeuwd. En toen heb ik gehuild. Gehuild als een baby. Godsamme, 't is maar goed dat ik niet van kroegen hou want in die kroeg kan ik mijn porem echt nooit meer laten zien.
Maar Johnny reageerde super. Hij liet me begaan, een tijdje. Haalde mijn borrelglas weg.
“Echt wel genoeg gehad”.
Zoiets zei hij volgens mij.
Te veel, had'ie moeten zeggen. God, wat een koppijn.
En daarna? Ik herinner me hoe ik door hem ondersteund werd. Hij hielp me in een taxi. En ik dacht dat'ie me m'n eigen adres zou laten zeggen, maar hij stapte gewoon naast me in en noemde een ander adres.
Zijn adres, denk ik?
En daarna?
Pffft, ik weet het echt niet meer. Ik denk dat ik in die taxi in slaap ben gevallen.
En nu ben ik dus hier. Wakker geworden in een vreemd bed, in een vreemd huis.
Johnny's huis, neem ik aan. Die gozer heeft me gewoon mee genomen naar zijn huis. Terwijl ik stomdronken was. Terwijl ik elk moment had kunnen gaan kotsen. Godzijdank niet gebeurd, maar het hád gekund.
En toch laat hij me in zijn huis slapen.
Toffe gozer!
Ik word wakker … en het liefst val ik direct weer in slaap. Of dood gaan, misschien? Ja, dood gaan. Nu ik daar zo over nadenk, lijkt me dat echt een goed alternatief. Beter, in elk geval, dan die knallende koppijn. Veel beter zelfs.
Maar ik ga niet dood, al voelt het wel zo. Ik val ook niet opnieuw in slaap. Langzaam maar zeker word ik verder wakker.
Ik open mijn ogen.
Waar ben ik?
Niet in mijn eigen bed. Of in mijn eigen huis. Ik zie een kamer die ik niet ken. Lichtblauw behang. Een kast tegen de muur. Een simpele plafondlamp boven me. Hij is uit, God dank. Er valt al veel te veel licht door de donkerblauwe gordijnen, en ik heb al zo'n koppijn.
Naast me een nachtkastje, net zo simpel als de lamp. Met daarop een schoteltje met twee pilletjes, Paracetamol zo te zien. En een glas water.
Wie heeft die daar neer gelegd? Waarom?
Het heeft geen zin daarover na te denken. Niet zolang mijn hoofd voelt alsof binnen in mijn schedel een burgeroorlog wordt gevoerd. Die paracetamolletjes komen in elk geval goed van pas.
Heel voorzichtig ga ik een beetje rechtop zitten. Dan pak ik de tabletjes en het glas en slik de medicijnen snel weg.
Kreunend zak ik weer onderuit. Mijn hoofd protesteert uit alle macht tegen elke beweging, en nu laat mijn maag ook merken dat'ie niet blij is.
Ik leg mijn hoofd in het kussen, trek de lakens zo ver mogelijk over mijn hoofd, sluit mijn ogen, en hoop alsnog de pijp uit te gaan.
Tevergeefs.
Maar kennelijk ben ik toch weer in slaap gevallen zijn. Want als ik mijn ogen weer open doe, voel ik me beter. Niet veel beter, maar wel iets. Al zou ik wel willen dat iemand de zon uitzet, want het felle licht brandt pijnlijk in mijn ogen.
Het schoteltje en het waterglas zijn weg. In plaats daarvan staat er nu een bord met daarop een beschuitje met kaas. En een glas melk.
Onwillekeurig haal ik mijn schouders op, maar ik heb daar direct spijt van! Zelfs van die kleine beweging trekt alweer een scheut van pijn door mijn hoofd.
Maar mijn mond is droog, ik heb veel dorst, dus ik pak de melk en drink hem op. Daarna merk ik dat mijn maag eigenlijk ook wel wat vulling kan gebruiken. En dus gaat het beschuitje achter de melk aan.
En nog steeds weet ik niet waar ik ben. Wie me die pilletjes en dit hard nodige ontbijtje heeft gegeven. Hoe ik hier ben gekomen.
Ik probeer me te concentreren. Probeer het me te herinneren, door de nevels en de hoofdpijn heen.
En opeens weet ik het weer.
Ik had gisteren gewoon gewerkt. En was daarna gewoon naar huis gegaan.
Was het eigenlijk gisteren? Of heb ik een hele dag verslapen?
Geen idee. Ik denk het niet. Ik hoop het niet.
Maar goed. Gewoon naar huis gegaan dus. Zoals elke dag.
Alleen stond deze keer Chantal me in de gang op te wachten. Twee koffers in haar handen.
“Ik ga ervandoor,” had ze gezegd.
Gewoon. Zo. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
“Ik trek bij Kees in. Ik ga al acht jaar met hem. En nu hij is gescheiden trek ik bij hem in. Ik stuur je volgende week wel de papieren voor de echtscheiding.”
Gewoon. Zomaar. Dertig jaar huwelijk … pats, boem, voorbij.
Alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
Chantal ging al acht jaar met Kees. Neukte die klootzak bijna elke dag. Terwijl ik aan het werk was. Terwijl ik geld verdiende. Voor haar. Voor ons.
En zij liet zich intussen door Kees neuken. Omdat hij liever was? Beter voor haar? Een grotere lul had?
Geen idee. Ze zei alleen maar dat ze me niet meer wilde, en dat ze geen zin had het uit te leggen.
Een grotere lul was die klootzak zeker. De hufter. Met die hoer waar ik mijn leven aan had gegeven. Die ik altijd trouw was geweest. Voor wie ik altijd goed had gezorgd.
Chantal stapte in haar auto. De auto die ik voor haar gekocht had. Waar ik me kapot voor had gewerkt. Ze stapte in, en reed zonder zelfs nog maar om te kijken weg. De straat en mijn leven uit.
En toen was ik alleen.
Daarna?
God, ik weet het echt niet meer.
Ik zal vast wel wat gegeten hebben, denk ik. Hoop ik.
En daarna …
Het enige dat ik weet is dat ik op een gegeven moment in de kroeg zat, mezelf helemaal van de wereld te zuipen.
En toen … uiteraard, nét op het moment dat je absoluut niemand tegen wil komen, met niemand wil praten …
“Hééé, Willem! Willem, ben jij dat? Wat doe jij hier? Ik dacht dat je niet van kroegen hield?”
Ik draaide me om. Het kostte me moeite om een helder beeld te krijgen, ik had al fors zitten zuipen en ik zag niet echt helder meer.
“Ik ben het! Johnny!”
Johnny. Twintig jaar geleden waren we collega's. Of nou ja, hij kwam net kijken, ik was ervaren. Ik heb hem ingewerkt. Maar in die tijd worstelde hij ook met van alles. Eenzaamheid. Angst dat hij nooit de ware zou vinden. Niet zeker of hij wel het juiste vak had gekozen, of niet zijn hele leven één grote vergissing was.
Gewoon de normale shit voor iemand die vanuit school recht het werk in duikt zonder eerst een tijdje midden in het leven te staan.
Ik had al snel door dat het een goed jong was, maar hij had hulp nodig. En ja, wat doe je dan als oudere collega?
Dus toen heb ik die knul op sleeptouw genomen. Hem niet alleen op kantoor ingewerkt, maar hem ook het leven leren kennen. Met hem gepraat, eindeloos, tot diep in de nacht. Maar ook meegenomen naar stripclubs. De hoer betaald die hem ontmaagd heeft.
God, hij heeft zelfs een maand bij Chantal en mij gelogeerd, toen zijn ouders hem het huis uit flikkerden terwijl hij nog geen eigen huis had.
We hebben hem in die tijd verteld hoe heerlijk het huwelijk is. Dat freewheelen, er lekker op los neuken, lekker is voor een tijdje. Maar dat het beter is, véél beter, als je iemand vindt waar je voor altijd bij wil blijven, een partner voor het leven.
Zo iemand als Chantal voor mij is.
Nee, niet is. Was
“Godverdomme!!!”
Ik knalde het eruit voor ik er erg in had. Had ik dat jochie nu echt indertijd geprobeerd te overtuigen om te settelen? Te trouwen?
Wist ik veel dat je die wijven nooit kan vertrouwen. Nou ja … “die wijven” … Chantal niet, daar was ik nu wel achter. Nu pas! God, wat heeft die kut me genaaid.
Hij legde een hand op mijn arm en ik voelde me een beetje rustig worden. In die tijd waren we echt close geworden. Dat vertrouwde gevoel, het kwam direct weer terug.
“Oké, Willem. Ik weet niet wat er met je aan de hand is, maar ik zie wel dat het iets heftigs is. Zet dat glas even weg en vertel je oude maatje wat er is.”
Ik voel weer een steek in mijn hoofd. Ik hoor Johnny die woorden nog zo zeggen, maar daarna?
Ik sluit mijn ogen. Ik probeer de koppijn niet te voelen. Ik focus op mijn herinnering.
Ik heb Johnny verteld wat er gebeurd is. Niet echt helder, ik was al te dronken, maar hij zal het wel begrepen hebben,
Oh, god, en ik ben tegen hem tekeer gegaan. Tegen hem! Omdat ik, na dat mes in mijn rug van die teringhoer, tegen iemand moest schreeuwen.
En Johnny … Hij liet me gewoon begaan. Liet me schreeuwen. Liet me stoom afblazen. En intussen zorgde hij ook dat ik water dronk en niet alleen maar jenever. Pffft, moet er niet aan denken hoe veel erger mijn kater was geweest als hij niet …
En daarna …
Ik schud mijn hoofd om de mist te verdrijven en heb opnieuw direct spijt. Maar ik moet me herinneren wat er verder gebeurd is. Hoe ik hier gekomen ben. Wáár ik ben.
Daarna …
Ik focus en langzaam komt het terug.
Uiteindelijk was ik uitgeschreeuwd. En toen heb ik gehuild. Gehuild als een baby. Godsamme, 't is maar goed dat ik niet van kroegen hou want in die kroeg kan ik mijn porem echt nooit meer laten zien.
Maar Johnny reageerde super. Hij liet me begaan, een tijdje. Haalde mijn borrelglas weg.
“Echt wel genoeg gehad”.
Zoiets zei hij volgens mij.
Te veel, had'ie moeten zeggen. God, wat een koppijn.
En daarna? Ik herinner me hoe ik door hem ondersteund werd. Hij hielp me in een taxi. En ik dacht dat'ie me m'n eigen adres zou laten zeggen, maar hij stapte gewoon naast me in en noemde een ander adres.
Zijn adres, denk ik?
En daarna?
Pffft, ik weet het echt niet meer. Ik denk dat ik in die taxi in slaap ben gevallen.
En nu ben ik dus hier. Wakker geworden in een vreemd bed, in een vreemd huis.
Johnny's huis, neem ik aan. Die gozer heeft me gewoon mee genomen naar zijn huis. Terwijl ik stomdronken was. Terwijl ik elk moment had kunnen gaan kotsen. Godzijdank niet gebeurd, maar het hád gekund.
En toch laat hij me in zijn huis slapen.
Toffe gozer!
Lees verder: Na Chantal - 2
Trefwoord(en): Nudisme,
Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10