Door: Appolonia
Datum: 26-02-2024 | Cijfer: 8.3 | Gelezen: 911
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 13 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 13 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Honing - 29: Sirene
Razzia
Marc gaf de laatste instructies aan zijn team:
“Twee combi’s aan elk eind van de straat, één combi in de straat achter zijn tuin. De politiehelikopter met infraroodcamera is er over enkele minuten en dan vallen we binnen. Evelyne heb jij het huiszoekingsbevel?”
“Ja, meneer Marc.”
“Ik hoor de helikopter al komen. We gaan erin. Opgelet, hij heeft een wapenlicentie. Waarschijnlijk een doomsday prepper. Kies voor veiligheid. Ik wil geen heroïsme.”
Marc had alle beschikbare manschappen gemobiliseerd voor deze, eigenlijk banale, huiszoeking. Marc had een reden. Op deze manier had de bende die hem chanteerde de handen vrij om ladingen te “verplaatsen” in het havengebied. Het zou de laatste keer zijn. Zijn pensionering wenkte.
Evelyne was bijzonder zenuwachtig. Ze had de aanvraag voor huiszoeking moeten bespreken met de onderzoeksrechter. Ze was geschrokken wegens het adres. Het was het adres van haar vader. Uitgerekend haar vader, die ze sinds vijf jaar niet meer wilde zien. Ze stelde hem op een of andere manier verantwoordelijk voor de borstkanker waaraan haar moeder gestorven was. Hij had altijd gezegd ‘het komt wel goed met mama’, tot de laatste dag. Maar het kwam niet goed. Ze wist dat dat irrationeel was, en toch. En ondanks zijn pogingen tot contact had ze hem sindsdien buiten haar leven gehouden. Hij wist waarschijnlijk niet eens wat ze nu deed, professioneel. Ze zou zich op de achtergrond houden bij deze razzia.
Ze stapten met zijn vijven het tuinpad op. Marc belde aan. Ze hoorden geen reactie vanuit het huis. Na twee minuten wachten nam Marc de megafoon en sprak:
“Mijnheer Storm. Douane en Accijnzen. Wij hebben een huiszoekingsbevel. Wij weten dat u thuis bent. Laat ons binnen of wij zullen genoodzaakt zijn binnen te treden.” Zijn agenten bonsden op de deur. De helikopter vloog laag over. In heel de buurt gingen lichten aan.
Storm werd brutaal wakker geschud uit zijn dromen. Hij wist eerst niet wat er gebeurde. Het was drie uur ’s nachts. Hij rende naar het raam, dat aan de voorzijde van zijn villa was op de eerste verdieping. Hij zag de blauwe lichten rondzwaaiende douanecombi’s. Hij zag de geüniformeerde mannen aan zijn voordeur. Hij trok zijn kamerjas aan en haastte zich naar de voordeur.
Hij was net op tijd om te verhinderen dat men overging tot het gebruik van de slijpschijf.
Marc sprak Storm toe. Hij werd overstemd door de helikopter die laag overkwam. Storm was perplex. Het duurde even voor het lawaai wat was gaan liggen
“Wat doen jullie hier? Het is midden in de nacht.”
“Mijnheer Storm, bent u dat?” vroeg Marc.
“Ja… En u?”
“Marc Willems, hoofd van Douane en Accijnzen, afdeling Internationale Trafiek”
“Ja en dan?”
“Wij hebben reden om aan te nemen dat u de spilfiguur bent in een smokkel van hightech goederen naar Noord-Korea”
“Alweer Noord-Korea!! Ik ben daar nog nooit geweest!”
“Ik ook niet Mijnheer Storm. Noteer dat alles wat u zegt tegen u gebruik kan worden. Ik noteer de verdachte antwoordt alweer Noord-Korea.” En tegen zijn ondergeschikten riep hij
“Komaan, we gaan jongens.”
Ieder keerde terug naar zijn voertuig. De gehandboeide Storm werd achter in de geblindeerde Mercedes van Marc geduwd. Met grote vaart reden ze de nacht in.
“Mag ik vragen wat er gebeurt? Ik wil mijn advocaat bellen,” vroeg Storm.
“Meneer Storm, de Douane wil uw aanwezigheid bij het openbreken van één van uw containers in de haven.”
“Containers? Wij hebben geen containers…?” Storm herinnerde zich plots dat hij inderdaad de vorige dag nog een handtekening had geplaats voor de verscheping van een lading apparatuur voor IBC. Die hadden als eindbestemming Singapore.
“Ja inderdaad ik heb een zending die vandaag verscheept werd, naar Singapore.”
“Meneer Storm, doe niet alsof u van niets weet. De officiële bestelling is Singapore, wij hebben echter een anonieme tip gekregen dat de werkelijke bestemming Noord-Korea is.”
Na een rit van een half uur arriveerde de kolonne aan een containerhavenpier. Een twintigtal mensen stond in hel licht rond een rode container met opschrift “IBC lines” en het logo van de rode draak.
Marc en zijn equipe stapten uit en escorteerden Storm tot vlak bij de container. Even gebeurde er helemaal niets. Men wachtte blijkbaar op de komst van een tweede equipe.
Deze arriveerde. Uit de wagen haalde men een geboeid persoon, die Storm herkende als Jacques, zijn Chief Financial Officer.
Marc kwam bij Storm staan, en sprak uitdagend:
“Verrassing meneer Storm! Wij hebben uw boekhouder opgepakt en hem al gans de avond ondervraagd. Wij weten alles. Wij gaan nu in uw aanwezigheid de container openen. Dit is slechts een formaliteit want we weten beiden precies wat erin zit, nietwaar? Kijk, hier is de vrachtbrief, C.I.P., de naam van uw firma, eindbestemming doorstreept en in pen bijgeschreven Wonsan. En een naamkaartje van Dhr. Storm aangeniet.”
Storm was sprakeloos. Hij wist vanzelfsprekend dat export naar Noord-Korea absoluut verboden was, en hij piekerde zich suf hoe het mogelijk was hoe zijn zending Noord-Korea als eindbestemming had kunnen krijgen.
“Mijnheer Storm, ik raad u aan om zeer coöperatief te zijn. Tegenwerking van het onderzoek zal alleen in uw nadeel spelen. Wij willen de waarheid, niets dan de waarheid. Begrepen?” brulde hij in zijn gezicht.
“Okee…” begon Storm.
“De sleutel!” siste Marc in de richting van Evelyne. Evelyne haastte zich om de sleutel van de container te overhandigen. Ze had hem al de hele dag op zak.
Willems, met gevoel voor theater, toonde opnieuw de vrachtbrief aan Storm. “Bevestigt u dat dit uw handtekening is? Uw medewerker heeft dat al bevestigt, ’t is een formaliteit.”
“Heu… ja…”
“Volgens deze vrachtbrief zitten er 20000 dual use componenten in. Bevestigt u dat? Waarvoor dienen die?”
Storm nam zich voor de volstrekte waarheid te vertellen. Hij had niets te verbergen feitelijk. Het zou later wel blijken dat dit allemaal een misverstand was.
“Dat is correct.”
“U begrijpt dat als wij deze dual use componenten vinden op weg naar Noord-Korea, dat u daarvoor hoofdelijk verantwoordelijk zal worden gesteld én dat u uw zaak kan sluiten. Ik denk dat het tijd is uw advocaat op te roepen.”
“Och” zei Storm, “Ik zal die mens niet uit zijn bed zetten. Ik heb niets te verbergen, morgenvroeg is ook goed.”
“O? U beweert dat u niets te verbergen heeft? Wel, ik heb hier nog een ander document”, en Marc toonde een tweede kopie aan Storm.
“Een creditnota voor één miljoen euro, uitgeschreven vorige maandag, aan IBC, met vermelding representatiekosten. Dat is een héél, héél, héél hoog bedrag voor representatiekosten.” En Marc Willems begon te brullen: “Zo’n bedrag, meneer Storm, ruikt, stinkt en riekt naar zware corruptie. I.B.C. dat is toevallig toch niet de naam die in grote letters op deze container geschilderd staat? Is dat uw premie om te exporteren naar Noord-Korea? Leg dat eens uit!! Ik hoop dat u hiervoor een degelijke – ik zeg degelijke – uitleg heeft”
En Storm hield zich stoer en vervolgde naar waarheid: “Nee dat is geen smeergeld om de exporteren naar Noord-Korea. Dat is in feite de prijs die ik betaald heb om twee heu... te kopen op een heu… Hoe moet ik dat zeggen…” En hij pijnigde zijn hersens, ook om een formulering te vinden die compatibel zou zijn met wat Jacques waarschijnlijk al toegegeven zou hebben. Jacques kende ondertussen het verhaal. Storm had de pikantste details achterwege gelaten. Wat kon het hem schelen? Hij stond recht in zijn schoenen.
“Bon, ik speel open kaart, dit geld heb ik betaald om twee meisjes te kopen op een blankeslavinnenveiling.”
Marc ontplofte.
“Dat – heb – ik – nog - nooit – meegemaakt! Meneer Storm, ik roep nu de zedenbrigade op en laat ze u arresteren. En ook uw medewerker Jacques, wegens belemmering van het onderzoek en desinformatie. Weet u wat uw medewerker zei? Dat het de normale commissie van 0.7% was op een contract van 150 miljoen. Tarara! Vermeylen, kan jij de onderzoeksrechter én de zedenbrigade oproepen, prioritair.”
“Chef? Het is vier uur ‘s nachts?”
“Doe toch maar, ik wil niet dat ze dit ’s morgens in de krant moeten lezen. Ja en verwittig ook Child Focus.
We zijn nog niet klaar Meneer Storm. We moeten nog gezelligjes samen uw container openen. Ik hoop voor u dat er géén hightech materiaal in zit. Een formaliteit. We doen alles hier volgens het boekje.”
Storm werd volledig depressief. Hij zag zich al in gevangenisplunje de rest van zijn dagen achter tralies slijten. Marc gaf de sleutel aan een medewerker die de containerdeur opende.
De container was leeg, op wat rommel in de verste hoek na.
Marc stond perplex. “Hoe kan dat? Meneer Storm, u wist dit? Is dit een grap?”
“Dat zou ik u moeten vragen… Nee ik wist dit niet. Ik wist dat we een zending hadden naar Singapore, een container vol. Gestolen denk ik. Zij had heeft een verzekerde waarde van 2 à 3 miljoen. Jacques! Was dit verzekerd? We moeten klacht indienen!”
Jacques keek ook met bolle ogen naar de lege container.
“U zult geen klacht indienen. U gaat mee naar het bureau. Waar zijn die slavinnen… meisjes eigenlijk?” zei Marc.
“Dat weet ik niet… De ene bij haar man, de andere bij haar moeder, denk ik.”
Marc proestte van ongeloof.
Op dat moment kwam een douanier naar Marc voor verdere instructies. “Chef, wat doen we hiermee?”
“Opnieuw sluiten en vrijgeven voor verzending.”
“Maar hij is leeg.”
“Volgens het boekske geven we hem vrij, en dan moet hij zijn route vervolgen, ook als de container volstrekt leeg is, volgens het boekske. Gij gaat het boekske toch niet in vraag stellen?”
“Nee nee chef, en die rommel die er nog in ligt?”
Marc vloekte in zijn binnenste. “Evelyne, ga jij eens kijken wat die rommel is? En Storm, volgens het boekske moet jij tegen mijn medewerkster bevestigen of het uw rommel is en of het hightech is of niet. Als het geen hightech is, moet het blijven liggen.” En hij liet Storm achter Evelyne de container instappen.
Evelyne haalde het doek weg over wat oude planken leken te zijn. Twee schilderijen kwamen tevoorschijn. Een door vocht beschadigd houten paneel, en een oud gecraqueleerd schilderij op doek.
Storm knipperde met zijn ogen en hapte een paar keer naar adem.
“Is dàt wat ik denk dat het is?” fluisterde hij naar Evelyne.
“Ik denk dat dit is wat u denkt dat het is. En ik denk dat we beiden beter doen alsof het niet is wat we denken dat het is”, met wat aarzeling.
Storm herkende haar stem, keek haar aan en zei verrast: “Evelyne, ben jij dat?”
“Ssst… niets zeggen. Ja ik ben het.”
Evelyne stapte uit de container, de gehandboeide Storm achter haar aantrekkend.
“Geen hightech! Mag geëxporteerd worden, chef! Zelfs naar Noord-Korea!”
Achter haar plaatste de medewerker een nieuw zegel op de container.
Twee mannen in burger stapten op Storm en Evelyne toe.
In een haastig gebaar toonde één van hen een legitimatie. “Inspecteur Davids, Narcotica. Bent u de eigenaar van de verdwenen goederen?”
“Heu… ja,” bracht Storm uit.
“Juffrouwtje, wij pakken hem van u over. Meekomen, makker. Directeur, wij rijden naar het hoofdbureau, wij hebben u daar ook nodig, komt u mee?”
Evelyne gaf kritiekloos Storm door. De mannen namen hem brutaal mee naar een klaarstaande geblindeerde auto. Marc stapte ook in. Evelyne had de reflex om de nummerplaat te memoriseren.
“Twee combi’s aan elk eind van de straat, één combi in de straat achter zijn tuin. De politiehelikopter met infraroodcamera is er over enkele minuten en dan vallen we binnen. Evelyne heb jij het huiszoekingsbevel?”
“Ja, meneer Marc.”
“Ik hoor de helikopter al komen. We gaan erin. Opgelet, hij heeft een wapenlicentie. Waarschijnlijk een doomsday prepper. Kies voor veiligheid. Ik wil geen heroïsme.”
Marc had alle beschikbare manschappen gemobiliseerd voor deze, eigenlijk banale, huiszoeking. Marc had een reden. Op deze manier had de bende die hem chanteerde de handen vrij om ladingen te “verplaatsen” in het havengebied. Het zou de laatste keer zijn. Zijn pensionering wenkte.
Evelyne was bijzonder zenuwachtig. Ze had de aanvraag voor huiszoeking moeten bespreken met de onderzoeksrechter. Ze was geschrokken wegens het adres. Het was het adres van haar vader. Uitgerekend haar vader, die ze sinds vijf jaar niet meer wilde zien. Ze stelde hem op een of andere manier verantwoordelijk voor de borstkanker waaraan haar moeder gestorven was. Hij had altijd gezegd ‘het komt wel goed met mama’, tot de laatste dag. Maar het kwam niet goed. Ze wist dat dat irrationeel was, en toch. En ondanks zijn pogingen tot contact had ze hem sindsdien buiten haar leven gehouden. Hij wist waarschijnlijk niet eens wat ze nu deed, professioneel. Ze zou zich op de achtergrond houden bij deze razzia.
Ze stapten met zijn vijven het tuinpad op. Marc belde aan. Ze hoorden geen reactie vanuit het huis. Na twee minuten wachten nam Marc de megafoon en sprak:
“Mijnheer Storm. Douane en Accijnzen. Wij hebben een huiszoekingsbevel. Wij weten dat u thuis bent. Laat ons binnen of wij zullen genoodzaakt zijn binnen te treden.” Zijn agenten bonsden op de deur. De helikopter vloog laag over. In heel de buurt gingen lichten aan.
Storm werd brutaal wakker geschud uit zijn dromen. Hij wist eerst niet wat er gebeurde. Het was drie uur ’s nachts. Hij rende naar het raam, dat aan de voorzijde van zijn villa was op de eerste verdieping. Hij zag de blauwe lichten rondzwaaiende douanecombi’s. Hij zag de geüniformeerde mannen aan zijn voordeur. Hij trok zijn kamerjas aan en haastte zich naar de voordeur.
Hij was net op tijd om te verhinderen dat men overging tot het gebruik van de slijpschijf.
Marc sprak Storm toe. Hij werd overstemd door de helikopter die laag overkwam. Storm was perplex. Het duurde even voor het lawaai wat was gaan liggen
“Wat doen jullie hier? Het is midden in de nacht.”
“Mijnheer Storm, bent u dat?” vroeg Marc.
“Ja… En u?”
“Marc Willems, hoofd van Douane en Accijnzen, afdeling Internationale Trafiek”
“Ja en dan?”
“Wij hebben reden om aan te nemen dat u de spilfiguur bent in een smokkel van hightech goederen naar Noord-Korea”
“Alweer Noord-Korea!! Ik ben daar nog nooit geweest!”
“Ik ook niet Mijnheer Storm. Noteer dat alles wat u zegt tegen u gebruik kan worden. Ik noteer de verdachte antwoordt alweer Noord-Korea.” En tegen zijn ondergeschikten riep hij
“Komaan, we gaan jongens.”
Ieder keerde terug naar zijn voertuig. De gehandboeide Storm werd achter in de geblindeerde Mercedes van Marc geduwd. Met grote vaart reden ze de nacht in.
“Mag ik vragen wat er gebeurt? Ik wil mijn advocaat bellen,” vroeg Storm.
“Meneer Storm, de Douane wil uw aanwezigheid bij het openbreken van één van uw containers in de haven.”
“Containers? Wij hebben geen containers…?” Storm herinnerde zich plots dat hij inderdaad de vorige dag nog een handtekening had geplaats voor de verscheping van een lading apparatuur voor IBC. Die hadden als eindbestemming Singapore.
“Ja inderdaad ik heb een zending die vandaag verscheept werd, naar Singapore.”
“Meneer Storm, doe niet alsof u van niets weet. De officiële bestelling is Singapore, wij hebben echter een anonieme tip gekregen dat de werkelijke bestemming Noord-Korea is.”
Na een rit van een half uur arriveerde de kolonne aan een containerhavenpier. Een twintigtal mensen stond in hel licht rond een rode container met opschrift “IBC lines” en het logo van de rode draak.
Marc en zijn equipe stapten uit en escorteerden Storm tot vlak bij de container. Even gebeurde er helemaal niets. Men wachtte blijkbaar op de komst van een tweede equipe.
Deze arriveerde. Uit de wagen haalde men een geboeid persoon, die Storm herkende als Jacques, zijn Chief Financial Officer.
Marc kwam bij Storm staan, en sprak uitdagend:
“Verrassing meneer Storm! Wij hebben uw boekhouder opgepakt en hem al gans de avond ondervraagd. Wij weten alles. Wij gaan nu in uw aanwezigheid de container openen. Dit is slechts een formaliteit want we weten beiden precies wat erin zit, nietwaar? Kijk, hier is de vrachtbrief, C.I.P., de naam van uw firma, eindbestemming doorstreept en in pen bijgeschreven Wonsan. En een naamkaartje van Dhr. Storm aangeniet.”
Storm was sprakeloos. Hij wist vanzelfsprekend dat export naar Noord-Korea absoluut verboden was, en hij piekerde zich suf hoe het mogelijk was hoe zijn zending Noord-Korea als eindbestemming had kunnen krijgen.
“Mijnheer Storm, ik raad u aan om zeer coöperatief te zijn. Tegenwerking van het onderzoek zal alleen in uw nadeel spelen. Wij willen de waarheid, niets dan de waarheid. Begrepen?” brulde hij in zijn gezicht.
“Okee…” begon Storm.
“De sleutel!” siste Marc in de richting van Evelyne. Evelyne haastte zich om de sleutel van de container te overhandigen. Ze had hem al de hele dag op zak.
Willems, met gevoel voor theater, toonde opnieuw de vrachtbrief aan Storm. “Bevestigt u dat dit uw handtekening is? Uw medewerker heeft dat al bevestigt, ’t is een formaliteit.”
“Heu… ja…”
“Volgens deze vrachtbrief zitten er 20000 dual use componenten in. Bevestigt u dat? Waarvoor dienen die?”
Storm nam zich voor de volstrekte waarheid te vertellen. Hij had niets te verbergen feitelijk. Het zou later wel blijken dat dit allemaal een misverstand was.
“Dat is correct.”
“U begrijpt dat als wij deze dual use componenten vinden op weg naar Noord-Korea, dat u daarvoor hoofdelijk verantwoordelijk zal worden gesteld én dat u uw zaak kan sluiten. Ik denk dat het tijd is uw advocaat op te roepen.”
“Och” zei Storm, “Ik zal die mens niet uit zijn bed zetten. Ik heb niets te verbergen, morgenvroeg is ook goed.”
“O? U beweert dat u niets te verbergen heeft? Wel, ik heb hier nog een ander document”, en Marc toonde een tweede kopie aan Storm.
“Een creditnota voor één miljoen euro, uitgeschreven vorige maandag, aan IBC, met vermelding representatiekosten. Dat is een héél, héél, héél hoog bedrag voor representatiekosten.” En Marc Willems begon te brullen: “Zo’n bedrag, meneer Storm, ruikt, stinkt en riekt naar zware corruptie. I.B.C. dat is toevallig toch niet de naam die in grote letters op deze container geschilderd staat? Is dat uw premie om te exporteren naar Noord-Korea? Leg dat eens uit!! Ik hoop dat u hiervoor een degelijke – ik zeg degelijke – uitleg heeft”
En Storm hield zich stoer en vervolgde naar waarheid: “Nee dat is geen smeergeld om de exporteren naar Noord-Korea. Dat is in feite de prijs die ik betaald heb om twee heu... te kopen op een heu… Hoe moet ik dat zeggen…” En hij pijnigde zijn hersens, ook om een formulering te vinden die compatibel zou zijn met wat Jacques waarschijnlijk al toegegeven zou hebben. Jacques kende ondertussen het verhaal. Storm had de pikantste details achterwege gelaten. Wat kon het hem schelen? Hij stond recht in zijn schoenen.
“Bon, ik speel open kaart, dit geld heb ik betaald om twee meisjes te kopen op een blankeslavinnenveiling.”
Marc ontplofte.
“Dat – heb – ik – nog - nooit – meegemaakt! Meneer Storm, ik roep nu de zedenbrigade op en laat ze u arresteren. En ook uw medewerker Jacques, wegens belemmering van het onderzoek en desinformatie. Weet u wat uw medewerker zei? Dat het de normale commissie van 0.7% was op een contract van 150 miljoen. Tarara! Vermeylen, kan jij de onderzoeksrechter én de zedenbrigade oproepen, prioritair.”
“Chef? Het is vier uur ‘s nachts?”
“Doe toch maar, ik wil niet dat ze dit ’s morgens in de krant moeten lezen. Ja en verwittig ook Child Focus.
We zijn nog niet klaar Meneer Storm. We moeten nog gezelligjes samen uw container openen. Ik hoop voor u dat er géén hightech materiaal in zit. Een formaliteit. We doen alles hier volgens het boekje.”
Storm werd volledig depressief. Hij zag zich al in gevangenisplunje de rest van zijn dagen achter tralies slijten. Marc gaf de sleutel aan een medewerker die de containerdeur opende.
De container was leeg, op wat rommel in de verste hoek na.
Marc stond perplex. “Hoe kan dat? Meneer Storm, u wist dit? Is dit een grap?”
“Dat zou ik u moeten vragen… Nee ik wist dit niet. Ik wist dat we een zending hadden naar Singapore, een container vol. Gestolen denk ik. Zij had heeft een verzekerde waarde van 2 à 3 miljoen. Jacques! Was dit verzekerd? We moeten klacht indienen!”
Jacques keek ook met bolle ogen naar de lege container.
“U zult geen klacht indienen. U gaat mee naar het bureau. Waar zijn die slavinnen… meisjes eigenlijk?” zei Marc.
“Dat weet ik niet… De ene bij haar man, de andere bij haar moeder, denk ik.”
Marc proestte van ongeloof.
Op dat moment kwam een douanier naar Marc voor verdere instructies. “Chef, wat doen we hiermee?”
“Opnieuw sluiten en vrijgeven voor verzending.”
“Maar hij is leeg.”
“Volgens het boekske geven we hem vrij, en dan moet hij zijn route vervolgen, ook als de container volstrekt leeg is, volgens het boekske. Gij gaat het boekske toch niet in vraag stellen?”
“Nee nee chef, en die rommel die er nog in ligt?”
Marc vloekte in zijn binnenste. “Evelyne, ga jij eens kijken wat die rommel is? En Storm, volgens het boekske moet jij tegen mijn medewerkster bevestigen of het uw rommel is en of het hightech is of niet. Als het geen hightech is, moet het blijven liggen.” En hij liet Storm achter Evelyne de container instappen.
Evelyne haalde het doek weg over wat oude planken leken te zijn. Twee schilderijen kwamen tevoorschijn. Een door vocht beschadigd houten paneel, en een oud gecraqueleerd schilderij op doek.
Storm knipperde met zijn ogen en hapte een paar keer naar adem.
“Is dàt wat ik denk dat het is?” fluisterde hij naar Evelyne.
“Ik denk dat dit is wat u denkt dat het is. En ik denk dat we beiden beter doen alsof het niet is wat we denken dat het is”, met wat aarzeling.
Storm herkende haar stem, keek haar aan en zei verrast: “Evelyne, ben jij dat?”
“Ssst… niets zeggen. Ja ik ben het.”
Evelyne stapte uit de container, de gehandboeide Storm achter haar aantrekkend.
“Geen hightech! Mag geëxporteerd worden, chef! Zelfs naar Noord-Korea!”
Achter haar plaatste de medewerker een nieuw zegel op de container.
Twee mannen in burger stapten op Storm en Evelyne toe.
In een haastig gebaar toonde één van hen een legitimatie. “Inspecteur Davids, Narcotica. Bent u de eigenaar van de verdwenen goederen?”
“Heu… ja,” bracht Storm uit.
“Juffrouwtje, wij pakken hem van u over. Meekomen, makker. Directeur, wij rijden naar het hoofdbureau, wij hebben u daar ook nodig, komt u mee?”
Evelyne gaf kritiekloos Storm door. De mannen namen hem brutaal mee naar een klaarstaande geblindeerde auto. Marc stapte ook in. Evelyne had de reflex om de nummerplaat te memoriseren.
Lees verder: Honing - 31: Fragment - 14
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10