Door: Budilio
Datum: 24-12-2024 | Cijfer: 9.2 | Gelezen: 1059
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 9 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Gay, Jeugdliefde, Klooster,
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 9 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Gay, Jeugdliefde, Klooster,
In het grensgebied tussen Brabant en Limburg lagen in de 18e eeuw twee kleine kloosters van de Sint Maarten orde. Hemelsbreed was hun afstand nog geen 16 kilometer. Er tussenin lag echter een groot moerasgebied. De slechte bereikbaarheid ervan was ook precies de reden geweest waarom die kloosters daar ooit gebouwd waren na de tijd van de Katholieken vervolging in de Lage Landen. Wat niet veel mensen wisten was dat er door het moeras een natuurlijke dijk liep die tijdens de laatste ijstijd als morene was opgeworpen door een gletsjer. Met behulp van wat pontjes en knuppelbruggetjes hadden de monniken er een wandelpad over gemaakt met een lengte van ongeveer 24 kilometer. Via dat pad hielden de twee kloosters contact met elkaar en konden ze in tijden van onraad bescherming zoeken.
Zoveel kilometers over moeilijk begaanbaar terrein met toch nog behoorlijk wat hoogteverschillen waren ook voor een goed getrainde wandelaar een uitdaging om in een dag af te leggen. Daarom was er halverwege, aan een helder meertje, een hutje gebouwd waarin de reizigers konden overnachten. Stel je daar alsjeblief niet teveel van voor. Het was niet meer dan een eenvoudige plaggenhut, maar dan met rieten dak. Het was er droog en winddicht met niet meer dan een tweetal provisorisch ingerichte, smalle bedden aan de zijkanten onder het schuine dak en een soort lage picknicktafel in het midden waaraan je gehurkt kon zitten. Met een kaarsstompje als enige bron van verlichting. En er was een steiger in het meertje waarop gevist kon worden.
Tegenwoordig kennen we nog abdij kloosters met veelal oude mannen. Maar in die tijd was de levensverwachting sowieso korter en lag de gemiddelde leeftijd er ook nog om een andere reden een flink stuk lager. Dat had alles te maken met de grote boerengezinnen met veel kinderen in die streken. Wanneer de oudste zoon de boerderij overnam bij het overlijden van vader, bleef er voor de andere zonen vaak niets anders over dan als dagloonwerker aan de kost te komen. Dat was een hard en armoedig bestaan.
Er was echter nog een andere mogelijkheid, en daarbij speelde meneer pastoor en de kapelaan een grote rol. Zij waren immers altijd op zoek naar slimme jongens die geschikt waren voor het seminarie om priester of pater te worden. En daarvoor waren lang niet alle jongens geschikt. Er moest namelijk een gelofte van kuisheid worden afgelegd. Wat er in de praktijk op neer kwam dat de jongen in kwestie niet naar meisjes mocht kijken. Door tijdens biecht de nodige vragen te stellen wist meneer pastoor vaak al op jonge leeftijd te achterhalen welke jongens daarvoor in aanmerking kwamen. Homoseksualiteit kwam in die tijd immers net zo goed voor als tegenwoordig en om een of andere reden lag het percentage daarvan bij de jongste zonen van de grote boerengezinnen vaak nog net iets hoger. Maar ook in grote steden vond je toen overal en openlijk schandknapen.
En zo kon het gebeuren dat in het vroege voorjaar van 1759 ene Franciscus van 16 jaar door de abt van het meer noordelijk gelegen klooster werd opgedragen om tot de Pasen ervaring op te gaan doen in het zuidelijk gelegen klooster, terwijl op datzelfde moment de 15 jarige Cornelius daar een vergelijkbare opdracht kreeg. Zo’n uitwisseling was niet ongewoon; ieder jaar werden er op dergelijke manier jonge monniken over en weer gestuurd om van elkaar te leren. Het was alleen toevallig dat Franciscus en Cornelius op precies dezelfde dag aan hun tegenovergestelde reis begonnen nadat ze heilige maagd Maria in gebed hadden verzocht om hen te begeleiden tijdens hun moeilijke missie.
Een lange voettocht alleen, zo net na de winter toen de dagen nog kort waren, op klompen door een koud, mistig en modderig moeras waarin je gemakkelijk kunt verdwalen en waar herfstbladeren en omgewaaide rietkragen regelmatig het juiste pad aan het zicht onttrok. Dat zal zeker geen pretje zijn geweest en was ook niet zonder gevaar. Bedenk alleen al dat er ook in die tijd wolven in deze contreien rondzwierven. En die lieten duidelijk van zich horen. Zeg maar gerust dat het een zenuwslopende reis moet zijn geweest . Je zult begrijpen dat de twee onbekende jongens blij waren toen bleek dat ze ten minste de nacht niet alleen hoefde door te brengen in de afgelegen plaggenhut. Buiten op een open plek onder de sterrenhemel konden ze ’s avonds nog enigszins op temperatuur blijven bij het kampvuurtje waarop ze hun eten kookten. Maar binnen in de hut was er ’s nachts geen kachel en was een dun dekentje onvoldoende om warm te blijven. Daarom deelden de jongens hun dekens en kropen in hun door de nonnen gebreide onderbroeken en borstrokken lepeltje-lepeltje dicht bij elkaar in één bed om er zo maar het beste van te maken.
Franciscus was al op heel jonge leeftijd toegetreden tot het kloosterleven nadat zijn ouders waren overleden. En die had inmiddels al de nodige ervaring opgedaan met wat Gerard Reve eeuwen later ooit zou omschrijven als “herenliefde”, maar door de monniken werd verzwegen of hooguit met “de zonde van Leviticus 18:22” werd aangeduid. Die lange nacht deelde hij Cornelius stap voor stap van de ervaringen die hij had opgedaan. Het begon met voorzichtige strelingen en liefkozen onder de schurende dekens. Maar al gauw werden hun opgewonden roedes betast en onder de dekens oraal bij elkaar verwend. De gebreide onderbroeken werden uitgetrokken en Cornelius kwam met gespreide benen op zijn buik te liggen. Franciscus was voorzichtig en nam de tijd om hem te laten wennen. Bovendien wilde hij zelf hier ook lang van genieten.
Hun kreunen en zuchten in het absolute donker werden door de zijwanden van de hut gedoofd zodat niemand, en zelfs God niet, meekreeg hoe de pik van Franciscus diep tekeer ging in het onervaren, maagdelijk kontje van Cornelius. Die had geen idee gehad dat zoiets bestond en dat hij hiervan überhaupt zo zou kunnen genieten. Het in hem klaarkomen van zijn nieuwe vriend was zo’n intense ervaring geweest dat het ook jaren later nog onmogelijk was om hem hierover een schuldgevoel aan te praten. Hoe goed de kerk dit soms ook probeerde. En op aandringen van Franciscus had Cornelius bij hem hetzelfde gedaan, zodat uit beide opgerekte kontjes die nacht hun jonge sperma rijkelijk in het matras van stro nadruppelde.
De volgende ochtend namen ze met tranen in de ogen afscheid van elkaar. Maar niet voordat ze hadden beloofd dat hetgeen er die nacht gebeurd was, hun grote geheim zou blijven. Door brieven, die ze via andere monniken meegaven, wisten ze het zo te regelen dat ze elkaar, twee maanden later, op de weg terug weer in de afgelegen hut in het moeras gingen ontmoeten. Het was inmiddels warm voorjaar geworden. Toch sliepen ze weer in één bed en werd “de zonde” over en weer opnieuw bedreven. En hoewel dat niet de bedoeling was, bleven ze er een dag langer bij de hut waar ze elkaar spiernaakt wasten in het naastgelegen meertje. Neem van mij aan dat die jongens die dag niet stil gezeten hebben. Ook in jaren daarna wisten ze elkaar nog meerdere malen te ontmoeten onder het mom van bezinningstochten.
De twee kloosters bestaan helaas niet meer. Maar was dat wel het geval geweest, dan hadden bezoekers er wellicht boven op zolder in de dakbalken de daar sierlijk ingekerfde initialen “F+C” terug kunnen vinden als stille getuige van de zondige jeugdliefde die daar ooit bedreven werd. Wel is er in het drooggelegde moeras zo’n 175 jaar later een kleine kapel gebouwd naast een fietspad over een dijk. Nagenoeg precies op de plek waar ooit een plaggenhut stond. En wie goed kijkt zal zien dat het Maria beeldje daarin een wel heel ongebruikelijke glimlach op haar gezichtje vertoond. Er is echter niemand die weet waardoor dat komt.
Zoveel kilometers over moeilijk begaanbaar terrein met toch nog behoorlijk wat hoogteverschillen waren ook voor een goed getrainde wandelaar een uitdaging om in een dag af te leggen. Daarom was er halverwege, aan een helder meertje, een hutje gebouwd waarin de reizigers konden overnachten. Stel je daar alsjeblief niet teveel van voor. Het was niet meer dan een eenvoudige plaggenhut, maar dan met rieten dak. Het was er droog en winddicht met niet meer dan een tweetal provisorisch ingerichte, smalle bedden aan de zijkanten onder het schuine dak en een soort lage picknicktafel in het midden waaraan je gehurkt kon zitten. Met een kaarsstompje als enige bron van verlichting. En er was een steiger in het meertje waarop gevist kon worden.
Tegenwoordig kennen we nog abdij kloosters met veelal oude mannen. Maar in die tijd was de levensverwachting sowieso korter en lag de gemiddelde leeftijd er ook nog om een andere reden een flink stuk lager. Dat had alles te maken met de grote boerengezinnen met veel kinderen in die streken. Wanneer de oudste zoon de boerderij overnam bij het overlijden van vader, bleef er voor de andere zonen vaak niets anders over dan als dagloonwerker aan de kost te komen. Dat was een hard en armoedig bestaan.
Er was echter nog een andere mogelijkheid, en daarbij speelde meneer pastoor en de kapelaan een grote rol. Zij waren immers altijd op zoek naar slimme jongens die geschikt waren voor het seminarie om priester of pater te worden. En daarvoor waren lang niet alle jongens geschikt. Er moest namelijk een gelofte van kuisheid worden afgelegd. Wat er in de praktijk op neer kwam dat de jongen in kwestie niet naar meisjes mocht kijken. Door tijdens biecht de nodige vragen te stellen wist meneer pastoor vaak al op jonge leeftijd te achterhalen welke jongens daarvoor in aanmerking kwamen. Homoseksualiteit kwam in die tijd immers net zo goed voor als tegenwoordig en om een of andere reden lag het percentage daarvan bij de jongste zonen van de grote boerengezinnen vaak nog net iets hoger. Maar ook in grote steden vond je toen overal en openlijk schandknapen.
En zo kon het gebeuren dat in het vroege voorjaar van 1759 ene Franciscus van 16 jaar door de abt van het meer noordelijk gelegen klooster werd opgedragen om tot de Pasen ervaring op te gaan doen in het zuidelijk gelegen klooster, terwijl op datzelfde moment de 15 jarige Cornelius daar een vergelijkbare opdracht kreeg. Zo’n uitwisseling was niet ongewoon; ieder jaar werden er op dergelijke manier jonge monniken over en weer gestuurd om van elkaar te leren. Het was alleen toevallig dat Franciscus en Cornelius op precies dezelfde dag aan hun tegenovergestelde reis begonnen nadat ze heilige maagd Maria in gebed hadden verzocht om hen te begeleiden tijdens hun moeilijke missie.
Een lange voettocht alleen, zo net na de winter toen de dagen nog kort waren, op klompen door een koud, mistig en modderig moeras waarin je gemakkelijk kunt verdwalen en waar herfstbladeren en omgewaaide rietkragen regelmatig het juiste pad aan het zicht onttrok. Dat zal zeker geen pretje zijn geweest en was ook niet zonder gevaar. Bedenk alleen al dat er ook in die tijd wolven in deze contreien rondzwierven. En die lieten duidelijk van zich horen. Zeg maar gerust dat het een zenuwslopende reis moet zijn geweest . Je zult begrijpen dat de twee onbekende jongens blij waren toen bleek dat ze ten minste de nacht niet alleen hoefde door te brengen in de afgelegen plaggenhut. Buiten op een open plek onder de sterrenhemel konden ze ’s avonds nog enigszins op temperatuur blijven bij het kampvuurtje waarop ze hun eten kookten. Maar binnen in de hut was er ’s nachts geen kachel en was een dun dekentje onvoldoende om warm te blijven. Daarom deelden de jongens hun dekens en kropen in hun door de nonnen gebreide onderbroeken en borstrokken lepeltje-lepeltje dicht bij elkaar in één bed om er zo maar het beste van te maken.
Franciscus was al op heel jonge leeftijd toegetreden tot het kloosterleven nadat zijn ouders waren overleden. En die had inmiddels al de nodige ervaring opgedaan met wat Gerard Reve eeuwen later ooit zou omschrijven als “herenliefde”, maar door de monniken werd verzwegen of hooguit met “de zonde van Leviticus 18:22” werd aangeduid. Die lange nacht deelde hij Cornelius stap voor stap van de ervaringen die hij had opgedaan. Het begon met voorzichtige strelingen en liefkozen onder de schurende dekens. Maar al gauw werden hun opgewonden roedes betast en onder de dekens oraal bij elkaar verwend. De gebreide onderbroeken werden uitgetrokken en Cornelius kwam met gespreide benen op zijn buik te liggen. Franciscus was voorzichtig en nam de tijd om hem te laten wennen. Bovendien wilde hij zelf hier ook lang van genieten.
Hun kreunen en zuchten in het absolute donker werden door de zijwanden van de hut gedoofd zodat niemand, en zelfs God niet, meekreeg hoe de pik van Franciscus diep tekeer ging in het onervaren, maagdelijk kontje van Cornelius. Die had geen idee gehad dat zoiets bestond en dat hij hiervan überhaupt zo zou kunnen genieten. Het in hem klaarkomen van zijn nieuwe vriend was zo’n intense ervaring geweest dat het ook jaren later nog onmogelijk was om hem hierover een schuldgevoel aan te praten. Hoe goed de kerk dit soms ook probeerde. En op aandringen van Franciscus had Cornelius bij hem hetzelfde gedaan, zodat uit beide opgerekte kontjes die nacht hun jonge sperma rijkelijk in het matras van stro nadruppelde.
De volgende ochtend namen ze met tranen in de ogen afscheid van elkaar. Maar niet voordat ze hadden beloofd dat hetgeen er die nacht gebeurd was, hun grote geheim zou blijven. Door brieven, die ze via andere monniken meegaven, wisten ze het zo te regelen dat ze elkaar, twee maanden later, op de weg terug weer in de afgelegen hut in het moeras gingen ontmoeten. Het was inmiddels warm voorjaar geworden. Toch sliepen ze weer in één bed en werd “de zonde” over en weer opnieuw bedreven. En hoewel dat niet de bedoeling was, bleven ze er een dag langer bij de hut waar ze elkaar spiernaakt wasten in het naastgelegen meertje. Neem van mij aan dat die jongens die dag niet stil gezeten hebben. Ook in jaren daarna wisten ze elkaar nog meerdere malen te ontmoeten onder het mom van bezinningstochten.
De twee kloosters bestaan helaas niet meer. Maar was dat wel het geval geweest, dan hadden bezoekers er wellicht boven op zolder in de dakbalken de daar sierlijk ingekerfde initialen “F+C” terug kunnen vinden als stille getuige van de zondige jeugdliefde die daar ooit bedreven werd. Wel is er in het drooggelegde moeras zo’n 175 jaar later een kleine kapel gebouwd naast een fietspad over een dijk. Nagenoeg precies op de plek waar ooit een plaggenhut stond. En wie goed kijkt zal zien dat het Maria beeldje daarin een wel heel ongebruikelijke glimlach op haar gezichtje vertoond. Er is echter niemand die weet waardoor dat komt.
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10