Door: Reuel
Datum: 06-01-2025 | Cijfer: 8.2 | Gelezen: 4458
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 13 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 13 minuten | Lezers Online: 1
De stellar Kruiser Sylvian Ephimenco is met meer dan twintigduizend kolonisten onderweg naar HD 72505 een oranje reus waar de Europese Unie op een van haar planeten een nieuwe kolonie heeft gesticht.
Bij de ster Copernicus worden ze plotseling aangevallen door tien vijandige destroyers. De kruiser is op een vreedzame missie en niet voorbereid op vijandigheden. Een van de twee reactoren is in revisie en de deflectieschilden zijn daarom op halve kracht.
In een gecoördineerde aanval vuren de tien destroyers gelijktijdig tien torpedo’s af die de kruiser vol raken.
De torpedo’s exploderen en de deflectieschilden kreunen onder het geweld maar houden stand maar zijn nu ook ernstig verzwakt.
Het afweergeschut van de kruiser vernietigd zes destroyers maar de vier overblijvende vallen opnieuw aan en vuren elk twee torpedo’s af.
De kruiser wijkt scherp uit en van de acht torpedo’s missen er zes maar de twee andere beuken de deflectieschilden naar nul procent.
De kruiser is nog heel maar wel een “sitting duck”.
Het afweergeschut vernietigd de vier overgebleven destroyers maar een van hen weet nog zijn laatste turpedo af te vuren.
Commando Harry Schuur is in de dojo van zijn compagnie. Hij is daar als enige achtergebleven. Hij heeft tijdens de gevechtstraining een blessure opgelopen aan zijn enkel en kan nu niet meedoen aan de training.
Plotseling gaat het decompressiealarm af en overal sluiten er containmentdeuren om de schaarser wordende lucht binnen te sluiten.
Harry loopt naar zijn PSU-kast en trekt zijn commando gevechtspak aan en zet z’n helm op.
Op dat moment opent zich een van de deuren en een luitenant loopt naar binnen.
Hij is ook in een ruimtepak.
Harry schakelt zijn com over naar kanaal zeven, het algemene kanaal.
“Harry Schuur hier”, spreekt hij in z’n microfoon.
“Ga je mee soldaat, we moeten naar het shuttledek. We gaan het schip verlaten.”
“Soldaat, ik ben commando, wel wat anders als een gewoon soldaat”, denkt Harry bij zichzelf.
Maar er is nu geen tijd voor dit soort trivialiteiten en dus gaat hij met hem mee.
Ze rennen naar het shuttledek.
De deuren van het shuttledek staan wagenwijd open en alle shuttles op een na en ook de landingsschepen en de twee destroyers zijn al vertrokken.
Ze rennen naar de achtergebleven shuttle en gaan aan boord.
De luitenant gaat in de bestuurdersstoel zitten en controleert de systemen. Alles is in orde. Alleen de melding batterij niveau laag baart hem zorgen. Hij loopt naar buiten en sluit de laadkabel aan. Er is nog vermogen, blijkbaar draait de reactor nog.
“Stomme civilisten, geen dicipline, de shuttle gebruiken maar het na gebruik niet aan de lader zetten”, moppert hij over de com.
“We blijven zo lang mogelijk wachten soldaat, misschien komt er nog iemand en zolang de reactor nog draait wil ik blijven laden.”
“Oké luit, maar als we weg moeten dan moeten we weg”, zeg ik.
Na een uur beginnen de deuren van het shuttledek zich plotseling te sluiten.
“Haal de shuttle van de lader soldaat”, roept de luit.
De luit start de motoren van de shuttle.
Ik spring aan boort van de shuttle en sluit de deur en vergrendel die terwijl de shuttle al opstijgt. De luit keert de shuttle op z’n kant en met een minimale tussenruimte ontsnappen we aan de dood.
Nu zien we de andere shuttles en landingsschepen in een baan om Harriot geparkeerd. Harriot is de vijfde planeet van Copernicus en een grote gasreus. De twee destroyers hebben SDL-capaciteit en zijn al vertrokken om hulp te halen.
“We hebben geen capaciteit om een parkeerbaan te houden soldaat, we gaan landen op een van de manen van Harriot.”
De maan die in de buurt is, is een witte bol en ziet er weinig veelbelovend uit maar we hebben geen keuze.
De luit brengt de shuttle in een glijvlucht naar het oppervlak van de maan. Hij gebruikt minimaal motorvermogen en door de atmosfeer die tegenstand biedt aan onze hoge snelheid begint de voorkant van de shuttle te gloeien van de hitte.
Als de shuttle dan eindelijk boven het oppervlak van de maan scheert brengt de luit de motoren naar vol vermogen en land midden in een eindeloos witte sneeuwvlakte.
Het sneeuwt en hagelt.
IJsballen als vuisten zo dik ketsen af op de ramen van de shuttle.
Het is levensgevaarlijk buiten dus blijven ze binnen. Maar de verwarming is uitgevallen en het wordt steeds kouder en kouder in de shuttle. Ik zet de verwarming van m’n commandopak aan maar het pak van de luit heeft dat niet. Ik zie hem rillen van de kou.
We kunnen hier niet blijven want we gaan bevriezen maar waar moeten we heen?
De hagelbui is voorbij en nu kunnen we het wagen om naar buiten te gaan.
De luit opent de deur van de shuttle en wenkt me dat ik mee moet komen.
We lopen tien meter en dan zakken we plotseling door het pak met sneeuw en ploffen naar beneden.
Beduusd van de smak die we hebben gemaakt kijk ik om me heen. Ik lig te krimpen van de pijn. Mijn enkel heeft nog een optater gekregen.
We zitten in een soort caverne ontwaar ik in het schemerdonker’
De luit is rottig neergekomen en in zijn helm zit een gat.
“Shit, hij is dood”, denk ik.
Maar hij roert zich en zet zijn helm af.
Blijkbaar is de lucht goed en ik wil hetzelfde doen.
“Niet doen soldaat”, blaft hij tegen me.
“Waarom niet luit”, vraag ik.
“Voor mij maakt het niet meer uit maar voor jou wel, je weet maar nooit welke giftige elementen er in de lucht zitten die mij straks doden maar jij blijft dan leven.”
“We moeten hieruit soldaat.”
Hij begint zijn ruimtepak uit te trekken.
De luit blijkt geen luitenant maar een luitenante te zijn.
Ze staat voor me in haar militaire donkergrijze ondergoed.
Een mooie meid, slank, een beetje fragiel maar ook best wel atletisch, mooie stevige volle borsten. Niet zoals de commandovrouwen waarmee hij veel seks heeft maar best flink groot.
“We hebben vloerverwarming soldaat, het is hier best aangenaam.”
“Maar als we hieruit moeten dan moet je pak weer aan luitenant.”
“Denk het niet soldaat, hoe denk je hoe we hieruit komen?”
Ik kijk haar vragend aan.
“Ik ga op je schouders staan soldaat en dan pak je me bij de enkels en dan wip je me op naar boven, denk je dat je dat kunt?”
“Luitenant ik ben geen soldaat, ik ben een commando. Mijn commandopak heeft een exoskelet voor spierbekrachtiging als ik het wil dan mik je zo door dat gaat hierboven naar buiten.
“Mijn ruimtepak weegt tweeënvijftig kilo soldaat, denk je dat je me nog naar buiten mikt als ik het weer aantrek?”
Ik kijk haar vernietigend aan.
“Zullen we dan maar soldaat.”
“Godverdomme luitenant als je me dan geen commando wilt noemen, noem me dan Harry.”
“Staat genoteerd soldaat, en kom op nou ga onder dat gat staan.”
Ik sla m’n handen ineen, ze stapt met haar voet erin en wipt op m’n schouders en even later staat ze op m’n schouders.
“Mijn respect, fit is deze poes wel”. Denk ik bij mij mezelf.
“Kom op nou soldaat, gooi me omhoog.”
“Godver luitenant ik ben geen…”
Ik grijp haar bij de enkels duw haar omhoog en laat haar weer zakken en vervolgens katapulteer ik haar door het gat.
“Godver, ik ben commando”, roep ik haar na.
Even later regent het spullen, dekens, noodrantsoenen, flesjes water, EHBO set, rol met gereedschap, kleren, noem maar op.
Even later hoor ik een tikkend geleid en dan valt er een touw naar beneden. Ze glijdt langs het touw naar beneden met een commando overlevingspak en een analyzer in een van haar handen.
“Draai je om soldaat.”
“Godver echt waar luitenant, dit begint te vervelen, ik ben geen soldaat, ik ben een commando. Wij commando’s gaan niet zo afstandelijk met elkaar om, we zijn vrienden en we vertrouwen elkaar tot in de dood en we noemen elkaar bij de voornaam. Ik ben Harry en jij?”
Ze kijkt me aan, ze is duidelijk geschrokken van mijn felheid.
“Ik ben Marja, Marja Pals Harry.”
“Kijk eens aan Marja, dat hoort al een stuk beter.”
“Maar wil je je nu even omdraaien Harry?”
“Waarvoor dat Marja.”
“Ik wil m’n pak aan doen Harry en je weet wel, je bent naakt onder dat pak.”
“Daar doen commandovrouwen nooit moeilijk over Marja,”
“Maar ik ben geen commandovrouw Harry, ik ben luitenant en je meerdere.”
“Tja Marja, wrijf dat er maar even in.”
“Hop hop Harry, omdraaien dat is een bevel.”
Ik draai me om, ze wil het en ja inderdaad ze is mijn meerdere.
Even later staat ze voor me in al haar glorie.
Mijn god wat staat dat pak haar goed. Het sluit als een tweede huid op haar lichaam aan en ze heeft een mooi lichaam en dan haar borsten met die grote tepels die door het dunne stof priemen.
Mijn god wat een lekkere poes.
Die ochtend word ik wakker maar ze is er niet.
Ik klim omhoog langs het touw en loop naar de shuttle
Ze zit binnen op de bestuurdersstoel en praat met de commandoleiding.
“Dus over twee maanden komen jullie ons ophalen”, vraagt ze.
“Sneller gaat niet Marja.”
“Echt niet?”
“Nee helaas niet meisje.”
“Dus ik zit twee maanden opgescheept met zo’n geile commando.”
“Ha, ha, ha, commando’s zijn fantastische minnaars Marja geniet ervan. Twee maanden vakantie met een mooie man.”
Met de rug van mijn hand streel ik haar in haar nek en ik geef haar een kusje op haar wang,
“Klopt helemaal hoor”, fluister ik in haar oor.”
Hevig blozend draait ze zich om en kijkt me aan.
“Waar kom jij vandaan”, vraagt ze.
“Uit ons nestje”, zeg ik.
“Oh wat flauw”, zegt ze.
Die ochtend word ik wakker. Marja zit op de stapel dekens en kijkt op haar smartphone.
Ik ga naast haar zitten en sla een arm om haar heen en trek haar tegen me aan. Ze staat het toe. Langzaam maar zeker begint de strenge luitenante een beetje te ontdooien en worden we vrienden.
“Wat ben je aan het doen?”, vraag ik haar.
“Ik lees een boek.”
“Op je telefoon, neemt dat niet te veel geheugenruimte in beslag.”
“Helemaal niet, ik heb wel duizend boeken op m’n telefoon staan, lees jij niet?”
“Lezen is leuk.”
“Echt?”
“Ja, kom pak je telefoon en leg die tegen de mijne.”
Ik pak m’n telefoon en leg die tegen de hare.
Ze doet een paar handelingen.
“Zo, nu heb jij ook duizend boeken op je telefoon.”
“Dank je wel Marja, dat is lief van je.
Ik wil haar een kus op haar lippen geven. Maar dat wijst ze nog af.
De volgende ochtend is er iets veranderd. De zon van Copernicus schijnt en de sneeuw begint te smelten Een week later is al de sneeuw verdwenen en overal ontspruiten er groene knoppen en sprieten. Het gaat allemaal razendsnel en voor er weer een week voorbij is staat alles in bloei in een kleurenpallet die alle kleuren van de regenboog aantippen.
In die week worden we verliefd op elkaar.
In diezelfde week komt de maan tot leven. Uit alle hoeken en gaten kruipt het leven tevoorschijn. Torren, kevers, mieren noem maar op. Overal zoemende bijen, wespen, fluisterende zweefvliegen, rovende libellen, vette volgezogen spinnen luierend in hun web en vlinders de ene met nog mooiere kleurscharkeringen dan de andere. Vol verwondering kijken de twee geliefden naar dit wonder die zich voor hun ogen voltrekt.
De dopamine en cortisol giert door de lichamen van het liefdespaar, het brengt hen in een staat van verregaande euforie, resulterend in woeste vrijpartijen in de zwoele openlucht van de maan.
Als dan de zon ondergaat en de gasreus Harriot in zijn volle schoonheid boven de horizon uitstijgt begeleidt door haar drie andere manen, als de rode dwerg met haar spookachtige licht de velden beschijnt valt het liefdespaar in slaap in elkaars armen.
En weer twee weken later verandert alles, de bloemen verwelken, de begroeiing vergeeld en sterft af. Het leven kruipt weg in gaten en holletjes. De cyclus van geboren worden, leven en sterven is bijna rond.
Als de eerste sneeuwvlokken vallen, landt de E-tanker van de hyper kruiser Hyperion naast hun shuttle om de batterij op te laden.
Maar dan heeft het liefdespaar een bond gesloten.
Ze beloven elkaar eeuwige trouw.
Bij de ster Copernicus worden ze plotseling aangevallen door tien vijandige destroyers. De kruiser is op een vreedzame missie en niet voorbereid op vijandigheden. Een van de twee reactoren is in revisie en de deflectieschilden zijn daarom op halve kracht.
In een gecoördineerde aanval vuren de tien destroyers gelijktijdig tien torpedo’s af die de kruiser vol raken.
De torpedo’s exploderen en de deflectieschilden kreunen onder het geweld maar houden stand maar zijn nu ook ernstig verzwakt.
Het afweergeschut van de kruiser vernietigd zes destroyers maar de vier overblijvende vallen opnieuw aan en vuren elk twee torpedo’s af.
De kruiser wijkt scherp uit en van de acht torpedo’s missen er zes maar de twee andere beuken de deflectieschilden naar nul procent.
De kruiser is nog heel maar wel een “sitting duck”.
Het afweergeschut vernietigd de vier overgebleven destroyers maar een van hen weet nog zijn laatste turpedo af te vuren.
Commando Harry Schuur is in de dojo van zijn compagnie. Hij is daar als enige achtergebleven. Hij heeft tijdens de gevechtstraining een blessure opgelopen aan zijn enkel en kan nu niet meedoen aan de training.
Plotseling gaat het decompressiealarm af en overal sluiten er containmentdeuren om de schaarser wordende lucht binnen te sluiten.
Harry loopt naar zijn PSU-kast en trekt zijn commando gevechtspak aan en zet z’n helm op.
Op dat moment opent zich een van de deuren en een luitenant loopt naar binnen.
Hij is ook in een ruimtepak.
Harry schakelt zijn com over naar kanaal zeven, het algemene kanaal.
“Harry Schuur hier”, spreekt hij in z’n microfoon.
“Ga je mee soldaat, we moeten naar het shuttledek. We gaan het schip verlaten.”
“Soldaat, ik ben commando, wel wat anders als een gewoon soldaat”, denkt Harry bij zichzelf.
Maar er is nu geen tijd voor dit soort trivialiteiten en dus gaat hij met hem mee.
Ze rennen naar het shuttledek.
De deuren van het shuttledek staan wagenwijd open en alle shuttles op een na en ook de landingsschepen en de twee destroyers zijn al vertrokken.
Ze rennen naar de achtergebleven shuttle en gaan aan boord.
De luitenant gaat in de bestuurdersstoel zitten en controleert de systemen. Alles is in orde. Alleen de melding batterij niveau laag baart hem zorgen. Hij loopt naar buiten en sluit de laadkabel aan. Er is nog vermogen, blijkbaar draait de reactor nog.
“Stomme civilisten, geen dicipline, de shuttle gebruiken maar het na gebruik niet aan de lader zetten”, moppert hij over de com.
“We blijven zo lang mogelijk wachten soldaat, misschien komt er nog iemand en zolang de reactor nog draait wil ik blijven laden.”
“Oké luit, maar als we weg moeten dan moeten we weg”, zeg ik.
Na een uur beginnen de deuren van het shuttledek zich plotseling te sluiten.
“Haal de shuttle van de lader soldaat”, roept de luit.
De luit start de motoren van de shuttle.
Ik spring aan boort van de shuttle en sluit de deur en vergrendel die terwijl de shuttle al opstijgt. De luit keert de shuttle op z’n kant en met een minimale tussenruimte ontsnappen we aan de dood.
Nu zien we de andere shuttles en landingsschepen in een baan om Harriot geparkeerd. Harriot is de vijfde planeet van Copernicus en een grote gasreus. De twee destroyers hebben SDL-capaciteit en zijn al vertrokken om hulp te halen.
“We hebben geen capaciteit om een parkeerbaan te houden soldaat, we gaan landen op een van de manen van Harriot.”
De maan die in de buurt is, is een witte bol en ziet er weinig veelbelovend uit maar we hebben geen keuze.
De luit brengt de shuttle in een glijvlucht naar het oppervlak van de maan. Hij gebruikt minimaal motorvermogen en door de atmosfeer die tegenstand biedt aan onze hoge snelheid begint de voorkant van de shuttle te gloeien van de hitte.
Als de shuttle dan eindelijk boven het oppervlak van de maan scheert brengt de luit de motoren naar vol vermogen en land midden in een eindeloos witte sneeuwvlakte.
Het sneeuwt en hagelt.
IJsballen als vuisten zo dik ketsen af op de ramen van de shuttle.
Het is levensgevaarlijk buiten dus blijven ze binnen. Maar de verwarming is uitgevallen en het wordt steeds kouder en kouder in de shuttle. Ik zet de verwarming van m’n commandopak aan maar het pak van de luit heeft dat niet. Ik zie hem rillen van de kou.
We kunnen hier niet blijven want we gaan bevriezen maar waar moeten we heen?
De hagelbui is voorbij en nu kunnen we het wagen om naar buiten te gaan.
De luit opent de deur van de shuttle en wenkt me dat ik mee moet komen.
We lopen tien meter en dan zakken we plotseling door het pak met sneeuw en ploffen naar beneden.
Beduusd van de smak die we hebben gemaakt kijk ik om me heen. Ik lig te krimpen van de pijn. Mijn enkel heeft nog een optater gekregen.
We zitten in een soort caverne ontwaar ik in het schemerdonker’
De luit is rottig neergekomen en in zijn helm zit een gat.
“Shit, hij is dood”, denk ik.
Maar hij roert zich en zet zijn helm af.
Blijkbaar is de lucht goed en ik wil hetzelfde doen.
“Niet doen soldaat”, blaft hij tegen me.
“Waarom niet luit”, vraag ik.
“Voor mij maakt het niet meer uit maar voor jou wel, je weet maar nooit welke giftige elementen er in de lucht zitten die mij straks doden maar jij blijft dan leven.”
“We moeten hieruit soldaat.”
Hij begint zijn ruimtepak uit te trekken.
De luit blijkt geen luitenant maar een luitenante te zijn.
Ze staat voor me in haar militaire donkergrijze ondergoed.
Een mooie meid, slank, een beetje fragiel maar ook best wel atletisch, mooie stevige volle borsten. Niet zoals de commandovrouwen waarmee hij veel seks heeft maar best flink groot.
“We hebben vloerverwarming soldaat, het is hier best aangenaam.”
“Maar als we hieruit moeten dan moet je pak weer aan luitenant.”
“Denk het niet soldaat, hoe denk je hoe we hieruit komen?”
Ik kijk haar vragend aan.
“Ik ga op je schouders staan soldaat en dan pak je me bij de enkels en dan wip je me op naar boven, denk je dat je dat kunt?”
“Luitenant ik ben geen soldaat, ik ben een commando. Mijn commandopak heeft een exoskelet voor spierbekrachtiging als ik het wil dan mik je zo door dat gaat hierboven naar buiten.
“Mijn ruimtepak weegt tweeënvijftig kilo soldaat, denk je dat je me nog naar buiten mikt als ik het weer aantrek?”
Ik kijk haar vernietigend aan.
“Zullen we dan maar soldaat.”
“Godverdomme luitenant als je me dan geen commando wilt noemen, noem me dan Harry.”
“Staat genoteerd soldaat, en kom op nou ga onder dat gat staan.”
Ik sla m’n handen ineen, ze stapt met haar voet erin en wipt op m’n schouders en even later staat ze op m’n schouders.
“Mijn respect, fit is deze poes wel”. Denk ik bij mij mezelf.
“Kom op nou soldaat, gooi me omhoog.”
“Godver luitenant ik ben geen…”
Ik grijp haar bij de enkels duw haar omhoog en laat haar weer zakken en vervolgens katapulteer ik haar door het gat.
“Godver, ik ben commando”, roep ik haar na.
Even later regent het spullen, dekens, noodrantsoenen, flesjes water, EHBO set, rol met gereedschap, kleren, noem maar op.
Even later hoor ik een tikkend geleid en dan valt er een touw naar beneden. Ze glijdt langs het touw naar beneden met een commando overlevingspak en een analyzer in een van haar handen.
“Draai je om soldaat.”
“Godver echt waar luitenant, dit begint te vervelen, ik ben geen soldaat, ik ben een commando. Wij commando’s gaan niet zo afstandelijk met elkaar om, we zijn vrienden en we vertrouwen elkaar tot in de dood en we noemen elkaar bij de voornaam. Ik ben Harry en jij?”
Ze kijkt me aan, ze is duidelijk geschrokken van mijn felheid.
“Ik ben Marja, Marja Pals Harry.”
“Kijk eens aan Marja, dat hoort al een stuk beter.”
“Maar wil je je nu even omdraaien Harry?”
“Waarvoor dat Marja.”
“Ik wil m’n pak aan doen Harry en je weet wel, je bent naakt onder dat pak.”
“Daar doen commandovrouwen nooit moeilijk over Marja,”
“Maar ik ben geen commandovrouw Harry, ik ben luitenant en je meerdere.”
“Tja Marja, wrijf dat er maar even in.”
“Hop hop Harry, omdraaien dat is een bevel.”
Ik draai me om, ze wil het en ja inderdaad ze is mijn meerdere.
Even later staat ze voor me in al haar glorie.
Mijn god wat staat dat pak haar goed. Het sluit als een tweede huid op haar lichaam aan en ze heeft een mooi lichaam en dan haar borsten met die grote tepels die door het dunne stof priemen.
Mijn god wat een lekkere poes.
Die ochtend word ik wakker maar ze is er niet.
Ik klim omhoog langs het touw en loop naar de shuttle
Ze zit binnen op de bestuurdersstoel en praat met de commandoleiding.
“Dus over twee maanden komen jullie ons ophalen”, vraagt ze.
“Sneller gaat niet Marja.”
“Echt niet?”
“Nee helaas niet meisje.”
“Dus ik zit twee maanden opgescheept met zo’n geile commando.”
“Ha, ha, ha, commando’s zijn fantastische minnaars Marja geniet ervan. Twee maanden vakantie met een mooie man.”
Met de rug van mijn hand streel ik haar in haar nek en ik geef haar een kusje op haar wang,
“Klopt helemaal hoor”, fluister ik in haar oor.”
Hevig blozend draait ze zich om en kijkt me aan.
“Waar kom jij vandaan”, vraagt ze.
“Uit ons nestje”, zeg ik.
“Oh wat flauw”, zegt ze.
Die ochtend word ik wakker. Marja zit op de stapel dekens en kijkt op haar smartphone.
Ik ga naast haar zitten en sla een arm om haar heen en trek haar tegen me aan. Ze staat het toe. Langzaam maar zeker begint de strenge luitenante een beetje te ontdooien en worden we vrienden.
“Wat ben je aan het doen?”, vraag ik haar.
“Ik lees een boek.”
“Op je telefoon, neemt dat niet te veel geheugenruimte in beslag.”
“Helemaal niet, ik heb wel duizend boeken op m’n telefoon staan, lees jij niet?”
“Lezen is leuk.”
“Echt?”
“Ja, kom pak je telefoon en leg die tegen de mijne.”
Ik pak m’n telefoon en leg die tegen de hare.
Ze doet een paar handelingen.
“Zo, nu heb jij ook duizend boeken op je telefoon.”
“Dank je wel Marja, dat is lief van je.
Ik wil haar een kus op haar lippen geven. Maar dat wijst ze nog af.
De volgende ochtend is er iets veranderd. De zon van Copernicus schijnt en de sneeuw begint te smelten Een week later is al de sneeuw verdwenen en overal ontspruiten er groene knoppen en sprieten. Het gaat allemaal razendsnel en voor er weer een week voorbij is staat alles in bloei in een kleurenpallet die alle kleuren van de regenboog aantippen.
In die week worden we verliefd op elkaar.
In diezelfde week komt de maan tot leven. Uit alle hoeken en gaten kruipt het leven tevoorschijn. Torren, kevers, mieren noem maar op. Overal zoemende bijen, wespen, fluisterende zweefvliegen, rovende libellen, vette volgezogen spinnen luierend in hun web en vlinders de ene met nog mooiere kleurscharkeringen dan de andere. Vol verwondering kijken de twee geliefden naar dit wonder die zich voor hun ogen voltrekt.
De dopamine en cortisol giert door de lichamen van het liefdespaar, het brengt hen in een staat van verregaande euforie, resulterend in woeste vrijpartijen in de zwoele openlucht van de maan.
Als dan de zon ondergaat en de gasreus Harriot in zijn volle schoonheid boven de horizon uitstijgt begeleidt door haar drie andere manen, als de rode dwerg met haar spookachtige licht de velden beschijnt valt het liefdespaar in slaap in elkaars armen.
En weer twee weken later verandert alles, de bloemen verwelken, de begroeiing vergeeld en sterft af. Het leven kruipt weg in gaten en holletjes. De cyclus van geboren worden, leven en sterven is bijna rond.
Als de eerste sneeuwvlokken vallen, landt de E-tanker van de hyper kruiser Hyperion naast hun shuttle om de batterij op te laden.
Maar dan heeft het liefdespaar een bond gesloten.
Ze beloven elkaar eeuwige trouw.
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10