Door: Hertogmpo
Datum: 13-05-2025 | Cijfer: 9 | Gelezen: 9041
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 7 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Camping,
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 7 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Camping,
De zon hing laag toen we eindelijk de grindweg opreden. Mijn benen waren stijf van de rit en mijn onderrug protesteerde bij elke hobbel. Jan klemde het stuur vast alsof hij het op kracht over de finish wilde trekken. De caravan wiebelde achter ons als een vermoeide metgezel.
"Daar is het dan," mompelde hij.
Camping El Horizonte. Geen glijbanen, geen animatie, geen receptie met marmeren balie. Wel kurkdroge dennen, witgrijs grind, en een paar verweerde caravans tussen de oleanders. Het rook naar hars, zonnebrand en iets rokerigs – barbecue misschien. Mijn hart maakte een klein sprongetje. Dit was wat ik wilde. Simpel. Warm. Weg van alles.
Plek 47 lag in de hoek, deels in de schaduw. Terwijl Jan uitstapte en begon met het loskoppelen van de caravan, deed ik mijn slippers aan en stapte de hitte in. Mijn jurkje – wit, dun, net iets doorschijnend – plakte aan mijn rug. Ik voelde het zweet langs mijn zij stromen.
Jan was altijd ongeduldig bij dit soort dingen. Alles moest staan voordat hij zich kon ontspannen. En dus begon hij te klungelen met de voortent, in zijn eentje, zoals altijd.
Ik draaide me om en stuitte bijna op een man die net uit de caravan naast ons kwam. Linnen overhemd open, gebruinde huid, warrig donker haar met grijze slapen. Zijn blik was helder, rustig, onderzoekend. Hij lachte meteen.
“Pittig ritje?”
“Zeg dat wel.”
Hij stak zijn hand uit. “Karel. Sta op 48. Als jullie hulp nodig hebben: ik ben een expert in voortenten, al zeg ik het zelf.”
Ik lachte. “Cynthia. En we zijn blij met experts.”
Zijn hand bleef net een fractie te lang de mijne vasthouden. Niet opdringerig. Eerder... geïnteresseerd.
Jan wierp ons een blik toe vanonder de flap van het voortentzeil. “Ik red het wel,” mopperde hij, maar ik zag het al: de haringen zaten verkeerd.
Karel knikte, liep op Jan af. “Laat mij je helpen. Twee paar handen, halve werk.”
Na wat gesteggel ging Jan overstag. Binnen twintig minuten stond alles strak. Jan keek vermoeid, maar opgelucht.
“We zijn je echt dankbaar,” zei ik.
Karel haalde zijn schouders op. “Ik steek straks de BBQ aan. Sluit gerust aan. Geen poespas. Gewoon een glas wijn en wat vlees op het vuur.”
Jan keek me aan. “Ik ben kapot. Maar we kunnen wel even gaan, toch?”
Ik knikte. “Even landen.”
Het werd later dan gepland. De wijn vloeide. Jan ontspande zowaar. Karel was een verhalenverteller. Geen opschepper, maar iemand die mensen kon lezen.
Op een gegeven moment, tussen de gesprekken over reizen en Spanje en koken door, vroeg hij plots: “Hebben jullie kinderen?”
Ik voelde Jan verstijven.
“Nee, nog niet,” zei ik. “We zijn er wel mee bezig.”
Karel knikte langzaam. “Dat lijkt me bijzonder. Samen aan iets bouwen dat je nog niet ziet.”
“Het is niet vanzelfsprekend,” zei ik, met een klein lachje.
Hij keek me even aan. Geen medelijden, maar begrip.
“Het vraagt geduld. Vertrouwen. Elkaar blijven vinden, ook als het tegenzit.”
Het raakte me. Misschien omdat ik dat zelden hoorde van andere mannen.
Tegen tienen rekte Jan zich uit. “Ik ga slapen. Mijn hoofd slaat dicht.”
Ik gaf hem een kus op zijn wang.
“Kom je zo?”
“Even nog een luchtje scheppen.”
Karel en ik bleven achter. De lantaarns op het pad gaven een zwakke gloed. De avond was warm en stil.
“Je bent anders dan ik had verwacht,” zei hij plots.
“Hoe bedoel je?”
“Veel vrouwen praten over dingen die ze willen. Jij straalt uit dat je dingen diep voelt. Alsof je meer ziet dan je laat merken.”
Ik zweeg. De stilte was geen ongemak.
Zijn hand rustte kort op de rug van mijn stoel. Zijn vingers raakten net mijn schouder.
“Ik hoop dat je op deze camping meer vindt dan alleen rust.”
Ik keek hem aan.
“Wat dan?”
“Dat weet jij beter dan ik.”
"Ik moet naar de WC, ik zie je... straks nog??
Het was laat toen ik terugkwam van het toiletgebouw. De tegels waren warm van de dag, en terwijl ik mijn handen waste, had ik mezelf in de spiegel aangekeken alsof ik daar een antwoord zou vinden.
Mijn jurkje plakte vochtig aan mijn rug. Mijn huid gloeide. Niet alleen van de hitte, ook van... iets anders.
Karel zat nog precies zoals ik hem had achtergelaten. De wijnfles stond halfleeg, het campinglicht wierp gouden vlekken op zijn gezicht.
“Wat ben je stil,” zei hij, terwijl hij me een plastic bekertje aanreikte.
“Misschien probeer ik mezelf te horen,” zei ik zacht.
Hij knikte. “En? Lukt dat een beetje?”
Ik haalde mijn schouders op. “Mijn hoofd zegt één ding, mijn lijf iets anders.”
Zijn blik werd zachter. Geen triomf, geen haast. Alleen aandacht.
“Ik denk dat je hoofd vaak wint,” zei hij. “Maar vanavond lijkt je lijf het net iets harder te roepen.”
Zijn woorden klonken niet brutaal. Eerder teder. Alsof hij me iets aanreikte wat ik zelf al bijna niet meer durfde te voelen.
Ik dronk een slok wijn. “Het is lang geleden dat iemand zo naar me keek.”
Karel leunde iets naar voren. “Misschien kijken anderen wel, maar zie jij het niet meer.”
Ik voelde het aan mijn huid: de prikkeling van zijn nabijheid. Mijn bovenbenen trilden licht, onzichtbaar.
Hij liet zijn hand rusten op de armleuning van mijn stoel, zijn vingers nauwelijks een centimeter van mijn blote huid. Hij bewoog niet. Maar de afstand was geladen.
“Je bent een mooie vrouw, Cynthia. Niet op de manier van plaatjes in tijdschriften. Maar... echt. Warm. Aanwezig.”
Ik glimlachte flauwtjes. “Jan zegt dat ook wel eens.”
“Maar je gelooft hem niet.”
Het was geen vraag.
Ik draaide mijn hoofd naar hem toe. Zijn gezicht was op armlengte. Hij rook naar rookhout, zweet, en iets kruidigs. Zijn blik zocht de mijne.
“Ik geloof dat hij het me ooit vaker zei,” fluisterde ik.
Karel liet zijn hand voorzichtig van de armleuning glijden, tot zijn vingers net mijn knie raakten. Zijn aanraking was licht als wind, maar mijn huid reageerde als op vuur.
Ik trok mijn been niet weg.
Hij keek me aan. “Als ik te ver ga, zeg je het.”
Ik knikte. Maar ik zei niets.
Zijn hand gleed langzaam omhoog, tot net onder de zoom van mijn jurkje. Hij bleef daar liggen. Geen beweging. Alleen contact.
Mijn ademhaling verschoof. Mijn borst ging sneller op en neer.
“Ik wil je geen pijn doen,” zei hij zacht.
“Je doet me geen pijn,” fluisterde ik terug. “Je maakt me... wakker.”
We zwegen. De camping was stil. Alleen een verre krekel en een eenzame hond braken de nacht.
Toen hij zich voorover boog en zijn lippen langs mijn kaaklijn liet glijden – nog zonder te kussen – voelde ik mijn hoofd licht worden.
Zijn hand bewoog zich iets hoger. Zijn duim vond de rand van mijn slipje. Hij wachtte.
Mijn hart bonsde in mijn oren.
“Karel…”
“Zeg het maar,” fluisterde hij in mijn hals.
“Niet hier.”
Hij keek me aan. En knikte. Geen teleurstelling, geen druk. Alleen geduld.
“Mag ik je morgen ontbijt brengen?”
Ik glimlachte. “Dat hangt ervan af hoe vroeg je aanbelt.”
Hij grijnsde. “Dan laat ik je uitslapen.”
"Daar is het dan," mompelde hij.
Camping El Horizonte. Geen glijbanen, geen animatie, geen receptie met marmeren balie. Wel kurkdroge dennen, witgrijs grind, en een paar verweerde caravans tussen de oleanders. Het rook naar hars, zonnebrand en iets rokerigs – barbecue misschien. Mijn hart maakte een klein sprongetje. Dit was wat ik wilde. Simpel. Warm. Weg van alles.
Plek 47 lag in de hoek, deels in de schaduw. Terwijl Jan uitstapte en begon met het loskoppelen van de caravan, deed ik mijn slippers aan en stapte de hitte in. Mijn jurkje – wit, dun, net iets doorschijnend – plakte aan mijn rug. Ik voelde het zweet langs mijn zij stromen.
Jan was altijd ongeduldig bij dit soort dingen. Alles moest staan voordat hij zich kon ontspannen. En dus begon hij te klungelen met de voortent, in zijn eentje, zoals altijd.
Ik draaide me om en stuitte bijna op een man die net uit de caravan naast ons kwam. Linnen overhemd open, gebruinde huid, warrig donker haar met grijze slapen. Zijn blik was helder, rustig, onderzoekend. Hij lachte meteen.
“Pittig ritje?”
“Zeg dat wel.”
Hij stak zijn hand uit. “Karel. Sta op 48. Als jullie hulp nodig hebben: ik ben een expert in voortenten, al zeg ik het zelf.”
Ik lachte. “Cynthia. En we zijn blij met experts.”
Zijn hand bleef net een fractie te lang de mijne vasthouden. Niet opdringerig. Eerder... geïnteresseerd.
Jan wierp ons een blik toe vanonder de flap van het voortentzeil. “Ik red het wel,” mopperde hij, maar ik zag het al: de haringen zaten verkeerd.
Karel knikte, liep op Jan af. “Laat mij je helpen. Twee paar handen, halve werk.”
Na wat gesteggel ging Jan overstag. Binnen twintig minuten stond alles strak. Jan keek vermoeid, maar opgelucht.
“We zijn je echt dankbaar,” zei ik.
Karel haalde zijn schouders op. “Ik steek straks de BBQ aan. Sluit gerust aan. Geen poespas. Gewoon een glas wijn en wat vlees op het vuur.”
Jan keek me aan. “Ik ben kapot. Maar we kunnen wel even gaan, toch?”
Ik knikte. “Even landen.”
Het werd later dan gepland. De wijn vloeide. Jan ontspande zowaar. Karel was een verhalenverteller. Geen opschepper, maar iemand die mensen kon lezen.
Op een gegeven moment, tussen de gesprekken over reizen en Spanje en koken door, vroeg hij plots: “Hebben jullie kinderen?”
Ik voelde Jan verstijven.
“Nee, nog niet,” zei ik. “We zijn er wel mee bezig.”
Karel knikte langzaam. “Dat lijkt me bijzonder. Samen aan iets bouwen dat je nog niet ziet.”
“Het is niet vanzelfsprekend,” zei ik, met een klein lachje.
Hij keek me even aan. Geen medelijden, maar begrip.
“Het vraagt geduld. Vertrouwen. Elkaar blijven vinden, ook als het tegenzit.”
Het raakte me. Misschien omdat ik dat zelden hoorde van andere mannen.
Tegen tienen rekte Jan zich uit. “Ik ga slapen. Mijn hoofd slaat dicht.”
Ik gaf hem een kus op zijn wang.
“Kom je zo?”
“Even nog een luchtje scheppen.”
Karel en ik bleven achter. De lantaarns op het pad gaven een zwakke gloed. De avond was warm en stil.
“Je bent anders dan ik had verwacht,” zei hij plots.
“Hoe bedoel je?”
“Veel vrouwen praten over dingen die ze willen. Jij straalt uit dat je dingen diep voelt. Alsof je meer ziet dan je laat merken.”
Ik zweeg. De stilte was geen ongemak.
Zijn hand rustte kort op de rug van mijn stoel. Zijn vingers raakten net mijn schouder.
“Ik hoop dat je op deze camping meer vindt dan alleen rust.”
Ik keek hem aan.
“Wat dan?”
“Dat weet jij beter dan ik.”
"Ik moet naar de WC, ik zie je... straks nog??
Het was laat toen ik terugkwam van het toiletgebouw. De tegels waren warm van de dag, en terwijl ik mijn handen waste, had ik mezelf in de spiegel aangekeken alsof ik daar een antwoord zou vinden.
Mijn jurkje plakte vochtig aan mijn rug. Mijn huid gloeide. Niet alleen van de hitte, ook van... iets anders.
Karel zat nog precies zoals ik hem had achtergelaten. De wijnfles stond halfleeg, het campinglicht wierp gouden vlekken op zijn gezicht.
“Wat ben je stil,” zei hij, terwijl hij me een plastic bekertje aanreikte.
“Misschien probeer ik mezelf te horen,” zei ik zacht.
Hij knikte. “En? Lukt dat een beetje?”
Ik haalde mijn schouders op. “Mijn hoofd zegt één ding, mijn lijf iets anders.”
Zijn blik werd zachter. Geen triomf, geen haast. Alleen aandacht.
“Ik denk dat je hoofd vaak wint,” zei hij. “Maar vanavond lijkt je lijf het net iets harder te roepen.”
Zijn woorden klonken niet brutaal. Eerder teder. Alsof hij me iets aanreikte wat ik zelf al bijna niet meer durfde te voelen.
Ik dronk een slok wijn. “Het is lang geleden dat iemand zo naar me keek.”
Karel leunde iets naar voren. “Misschien kijken anderen wel, maar zie jij het niet meer.”
Ik voelde het aan mijn huid: de prikkeling van zijn nabijheid. Mijn bovenbenen trilden licht, onzichtbaar.
Hij liet zijn hand rusten op de armleuning van mijn stoel, zijn vingers nauwelijks een centimeter van mijn blote huid. Hij bewoog niet. Maar de afstand was geladen.
“Je bent een mooie vrouw, Cynthia. Niet op de manier van plaatjes in tijdschriften. Maar... echt. Warm. Aanwezig.”
Ik glimlachte flauwtjes. “Jan zegt dat ook wel eens.”
“Maar je gelooft hem niet.”
Het was geen vraag.
Ik draaide mijn hoofd naar hem toe. Zijn gezicht was op armlengte. Hij rook naar rookhout, zweet, en iets kruidigs. Zijn blik zocht de mijne.
“Ik geloof dat hij het me ooit vaker zei,” fluisterde ik.
Karel liet zijn hand voorzichtig van de armleuning glijden, tot zijn vingers net mijn knie raakten. Zijn aanraking was licht als wind, maar mijn huid reageerde als op vuur.
Ik trok mijn been niet weg.
Hij keek me aan. “Als ik te ver ga, zeg je het.”
Ik knikte. Maar ik zei niets.
Zijn hand gleed langzaam omhoog, tot net onder de zoom van mijn jurkje. Hij bleef daar liggen. Geen beweging. Alleen contact.
Mijn ademhaling verschoof. Mijn borst ging sneller op en neer.
“Ik wil je geen pijn doen,” zei hij zacht.
“Je doet me geen pijn,” fluisterde ik terug. “Je maakt me... wakker.”
We zwegen. De camping was stil. Alleen een verre krekel en een eenzame hond braken de nacht.
Toen hij zich voorover boog en zijn lippen langs mijn kaaklijn liet glijden – nog zonder te kussen – voelde ik mijn hoofd licht worden.
Zijn hand bewoog zich iets hoger. Zijn duim vond de rand van mijn slipje. Hij wachtte.
Mijn hart bonsde in mijn oren.
“Karel…”
“Zeg het maar,” fluisterde hij in mijn hals.
“Niet hier.”
Hij keek me aan. En knikte. Geen teleurstelling, geen druk. Alleen geduld.
“Mag ik je morgen ontbijt brengen?”
Ik glimlachte. “Dat hangt ervan af hoe vroeg je aanbelt.”
Hij grijnsde. “Dan laat ik je uitslapen.”
Lees verder: Zuidwaartse Verlokking - 2
Trefwoord(en): Camping,
Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10