Door: James95
Datum: 22-11-2025 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 2286
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 7 minuten | Lezers Online: 2
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 7 minuten | Lezers Online: 2
De regen was eindelijk opgehouden toen Bram het compagniesgebouw verliet. Het was zo’n avond waarop de lucht fris rook en de stilte over het terrein voelde alsof de kazerne even ademhaalde na een lange dag. De lampen boven het plein wierpen zachte cirkels licht op de natte stenen.
Bram had een gesprek met de sergeant-majoor gehad over het optreden van eerder die week. Het was geen strafgesprek, geen terechtwijzing, maar toch had het hem uitgeput. Hij wilde eigenlijk alleen nog zijn kamer in, zijn laarzen uit, en zijn hersenen uitschakelen.
Hij was onderweg naar de trap toen hij haar zag.
Noor.
Ze stond bij de ingang van de kantine, jas over haar arm, haar haar losgekomen uit de strakke knot die ze overdag altijd droeg. Een paar slierten vielen langs haar wang. Ze zag er niet formeel uit.
Ze zag er… menselijk uit.
“Sergeant,” zei ze rustig.
Hij knikte. “Luitenant.”
Ze keek een moment naar de lucht, alsof ze iets overwoog. Toen vroeg ze: “Heeft u al gegeten?”
Hij schudde zijn hoofd.
“Nooit echt trek na dat soort gesprekken.”
“Dat herken ik,” zei ze. “Kom anders even mee. Je hoeft niet te eten. Gewoon… zitten.”
Hij aarzelde.
Het was geen dienst.
Het was geen opdracht.
Het was… gevaarlijk.
Noor zag het in zijn blik.
“Het is maar koffie,” zei ze zacht.
“Geen interrogatie.”
Hij glimlachte zwak. “Oké dan.”
Ze gingen naar binnen.
De kantine in de avond
Er zaten nog drie soldaten verderop, kaarten spelend. Ze groetten kort; Bram en Noor knikten terug. Het licht was warm, de ramen licht beslagen, het rook naar tosti’s en koffie die te lang op een warmhoudplaat had gestaan.
Ze gingen aan een kleine tafel zitten.
Noor bestelde koffie. Bram nam er ook één, al wist hij dat hij ’s nachts spijt zou hebben.
“Hoe was je gesprek?” vroeg Noor, terwijl ze haar mok tussen haar handen warmde.
Bram haalde zijn schouders op. “Het ging. Veel woorden voor iets waar ik zelf al langer van baalde.”
“Over gister?”
Hij knikte.
Zij ook.
“Je hebt het goed gedaan,” zei ze. “Mensen vergeten dat leiders ook fouten maken. En dat die fouten vaak voortkomen uit proberen te zorgen.”
Hij keek op. “U zag het?”
“Ik zag jou,” zei Noor. “En dat was genoeg.”
Hij voelde die woorden ergens diep landen. Niet in zijn hoofd. In zijn borst.
Ze praatten lang. Over werk, over hun achtergrond, over hoe het is om te proberen sterk te zijn terwijl niemand je leert hoe je dat eigenlijk moet doen.
En het was… makkelijk.
Te makkelijk.
Noor dronk langzaam, haar ogen zachter dan overdag. Haar houding minder streng. Soms even lachend. Soms denkend. Soms hem net iets te lang aankijkend.
Bram wist dat hij dit niet moest voelen.
Niet nu.
Niet hier.
Maar hij voelde het.
De wandeling terug
Toen ze opstonden was de kantine bijna leeg. Buiten rook het naar nat gras en frisse aarde.
“Ik loop met je mee,” zei Noor.
“Dat hoeft niet.”
“Ik wil het.”
Ze gingen samen het plein over. De lucht was koel en helder. En ergens, op de grens van stilte en woorden, voelde het alsof ze niet meer op kazernegrond liepen maar in een soort niemandsland tussen twee werkelijkheden.
“Bram,” zei Noor zacht, terwijl hun passen vertraagden. “Je hoeft niet altijd zo hard te zijn. Niet tegen de wereld. En niet tegen jezelf.”
Hij stopte met lopen.
Er hing een kleine stilte.
“Het is moeilijk om dat uit te zetten,” zei hij.
“Dat weet ik,” fluisterde ze.
Toen keek ze hem aan — niet als luitenant, niet als meerdere, maar als Noor.
En Bram wist dat hij moest wegkijken.
Hij wist dat hij afstand moest nemen.
Hij wist dat dit fout was.
Maar hij deed het niet.
Hij keek terug.
Te lang.
En daardoor was het onvermijdelijk.
De fout die goed voelde
Ze stonden voor de deur van het gebouw waar hun kamers waren. Niemand was in de buurt. De lucht hing stil. De wereld voelde klein en besloten. Noor keek naar de klink van de deur, toen naar hem.
“Wil je… nog heel even binnenkomen? Niet lang,” zei ze. “Gewoon… praten.”
Het woord praten klonk als een dekmantel.
Een beleefde leugen die ze allebei doorzagen.
Bram slikte.
Hij wist dat hij “nee” moest zeggen.
Hij zei het niet.
Hij knikte.
Ze namen de trap op — niet snel, maar voorzichtig, alsof elke trede hen dieper een grens in duwde waar ze eigenlijk niet overheen mochten.
Noor opende haar deur. Haar kamer was klein, maar netjes. Een lampje brandde warm. Haar vest hing over een stoel. Een mok stond nog op haar bureau.
Ze deed de deur dicht.
En de stilte die volgde was geen gewone stilte.
Het was geladen.
Levend.
Ongemakkelijk en toch zacht.
“Dit is fout,” zei Bram.
“Ik weet het,” fluisterde Noor.
“Maar ik wil het,” zei hij.
“Ik ook.”
Ze stonden een halve meter van elkaar.
Bram ademde in — diep. Noor deed hetzelfde.
En toen bewogen ze tegelijk.
Niet heftig.
Niet gretig.
Maar alsof ze elkaar al lang hadden gezocht zonder het te weten.
Toen ze elkaar raakten, voelde het alsof de hele spanning van de afgelopen weken in één keer brak. Noor legde haar hand tegen zijn kaak. Bram trok haar voorzichtig dichterbij.
Hun voorhoofden raakten.
Hun ademhaling mengde.
“Bram…” zei ze. “We mogen dit niet.”
“Dat weet ik.”
“Maar ik wil… even… niet sterk hoeven zijn.”
Die woorden deden iets in hem openbreken.
Hij legde zijn hand tegen haar rug, trok haar dichter naar zich toe, en toen kusten ze elkaar. Zacht eerst. Verkennend.
Maar er zat honger in.
Ingehouden spanning die eindelijk vrij mocht.
Noor liet haar handen door zijn haar glijden. Bram voelde hoe haar lichaam ontspande tegen het zijne, alsof ze eindelijk durfde te ademen.
Het ging niet om lust.
Niet om roekeloosheid.
Het ging om gebroken muren, om rust vinden in iemand die je begrijpt.
Alles in hem zei dat het niet mocht.
Maar alles in hem wilde háár.
Ze bewogen naar haar bed zonder woorden.
Alsof ook die grens al stond te wachten om overschreden te worden.
En toen gebeurde het.
Niet heftig.
Niet haastig.
Maar rustig.
Warm.
Alsof twee mensen die altijd onder spanning staan eindelijk een plek vonden waar ze heel even mochten loslaten.
Geen schokkende details.
Geen wilde bewegingen.
Maar handen die elkaar vonden.
Lichamen die zich vormden naar elkaars ademhaling.
Zuchten die fluisterden dat ze zich veilig voelden.
Een moment waarin tijd even niet bestond, alleen zij twee.
Toen het voorbij was, lagen ze naast elkaar, stil, hun handen nog verstrengeld.
En precies toen voelde het schuldgevoel zich terug naar binnen sluipen.
Noor draaide zich op haar rug. “Dit… dit had niet mogen gebeuren.”
“Ik weet het.”
“We hebben een voorbeeldfunctie.”
“Ik weet het.”
Ze keek naar hem. Haar ogen waren zacht, maar haar stem licht gebroken.
“Maar ik heb geen spijt van wat ik voelde,” zei ze. “Alleen van het moment waarop het gebeurde.”
Bram slikte.
“Dat begrijp ik.”
Ze pakte zijn hand.
Zacht.
Bevend bijna.
“Laten we… dit niet laten kapotmaken,” zei ze. “Niet onze carrière. Niet elkaar.”
Hij knikte.
“Maar morgen,” fluisterde Noor, “doen we alsof dit niet is gebeurd.”
Zijn borst trok samen.
“En vanavond?” vroeg hij.
Vanavond keek ze hem aan met een blik die hij nooit zou vergeten.
“Vanavond blijf je nog heel even,” zei ze. “Niet als sergeant. Niet als luitenant. Gewoon… als Noor en Bram.”
Bram had een gesprek met de sergeant-majoor gehad over het optreden van eerder die week. Het was geen strafgesprek, geen terechtwijzing, maar toch had het hem uitgeput. Hij wilde eigenlijk alleen nog zijn kamer in, zijn laarzen uit, en zijn hersenen uitschakelen.
Hij was onderweg naar de trap toen hij haar zag.
Noor.
Ze stond bij de ingang van de kantine, jas over haar arm, haar haar losgekomen uit de strakke knot die ze overdag altijd droeg. Een paar slierten vielen langs haar wang. Ze zag er niet formeel uit.
Ze zag er… menselijk uit.
“Sergeant,” zei ze rustig.
Hij knikte. “Luitenant.”
Ze keek een moment naar de lucht, alsof ze iets overwoog. Toen vroeg ze: “Heeft u al gegeten?”
Hij schudde zijn hoofd.
“Nooit echt trek na dat soort gesprekken.”
“Dat herken ik,” zei ze. “Kom anders even mee. Je hoeft niet te eten. Gewoon… zitten.”
Hij aarzelde.
Het was geen dienst.
Het was geen opdracht.
Het was… gevaarlijk.
Noor zag het in zijn blik.
“Het is maar koffie,” zei ze zacht.
“Geen interrogatie.”
Hij glimlachte zwak. “Oké dan.”
Ze gingen naar binnen.
De kantine in de avond
Er zaten nog drie soldaten verderop, kaarten spelend. Ze groetten kort; Bram en Noor knikten terug. Het licht was warm, de ramen licht beslagen, het rook naar tosti’s en koffie die te lang op een warmhoudplaat had gestaan.
Ze gingen aan een kleine tafel zitten.
Noor bestelde koffie. Bram nam er ook één, al wist hij dat hij ’s nachts spijt zou hebben.
“Hoe was je gesprek?” vroeg Noor, terwijl ze haar mok tussen haar handen warmde.
Bram haalde zijn schouders op. “Het ging. Veel woorden voor iets waar ik zelf al langer van baalde.”
“Over gister?”
Hij knikte.
Zij ook.
“Je hebt het goed gedaan,” zei ze. “Mensen vergeten dat leiders ook fouten maken. En dat die fouten vaak voortkomen uit proberen te zorgen.”
Hij keek op. “U zag het?”
“Ik zag jou,” zei Noor. “En dat was genoeg.”
Hij voelde die woorden ergens diep landen. Niet in zijn hoofd. In zijn borst.
Ze praatten lang. Over werk, over hun achtergrond, over hoe het is om te proberen sterk te zijn terwijl niemand je leert hoe je dat eigenlijk moet doen.
En het was… makkelijk.
Te makkelijk.
Noor dronk langzaam, haar ogen zachter dan overdag. Haar houding minder streng. Soms even lachend. Soms denkend. Soms hem net iets te lang aankijkend.
Bram wist dat hij dit niet moest voelen.
Niet nu.
Niet hier.
Maar hij voelde het.
De wandeling terug
Toen ze opstonden was de kantine bijna leeg. Buiten rook het naar nat gras en frisse aarde.
“Ik loop met je mee,” zei Noor.
“Dat hoeft niet.”
“Ik wil het.”
Ze gingen samen het plein over. De lucht was koel en helder. En ergens, op de grens van stilte en woorden, voelde het alsof ze niet meer op kazernegrond liepen maar in een soort niemandsland tussen twee werkelijkheden.
“Bram,” zei Noor zacht, terwijl hun passen vertraagden. “Je hoeft niet altijd zo hard te zijn. Niet tegen de wereld. En niet tegen jezelf.”
Hij stopte met lopen.
Er hing een kleine stilte.
“Het is moeilijk om dat uit te zetten,” zei hij.
“Dat weet ik,” fluisterde ze.
Toen keek ze hem aan — niet als luitenant, niet als meerdere, maar als Noor.
En Bram wist dat hij moest wegkijken.
Hij wist dat hij afstand moest nemen.
Hij wist dat dit fout was.
Maar hij deed het niet.
Hij keek terug.
Te lang.
En daardoor was het onvermijdelijk.
De fout die goed voelde
Ze stonden voor de deur van het gebouw waar hun kamers waren. Niemand was in de buurt. De lucht hing stil. De wereld voelde klein en besloten. Noor keek naar de klink van de deur, toen naar hem.
“Wil je… nog heel even binnenkomen? Niet lang,” zei ze. “Gewoon… praten.”
Het woord praten klonk als een dekmantel.
Een beleefde leugen die ze allebei doorzagen.
Bram slikte.
Hij wist dat hij “nee” moest zeggen.
Hij zei het niet.
Hij knikte.
Ze namen de trap op — niet snel, maar voorzichtig, alsof elke trede hen dieper een grens in duwde waar ze eigenlijk niet overheen mochten.
Noor opende haar deur. Haar kamer was klein, maar netjes. Een lampje brandde warm. Haar vest hing over een stoel. Een mok stond nog op haar bureau.
Ze deed de deur dicht.
En de stilte die volgde was geen gewone stilte.
Het was geladen.
Levend.
Ongemakkelijk en toch zacht.
“Dit is fout,” zei Bram.
“Ik weet het,” fluisterde Noor.
“Maar ik wil het,” zei hij.
“Ik ook.”
Ze stonden een halve meter van elkaar.
Bram ademde in — diep. Noor deed hetzelfde.
En toen bewogen ze tegelijk.
Niet heftig.
Niet gretig.
Maar alsof ze elkaar al lang hadden gezocht zonder het te weten.
Toen ze elkaar raakten, voelde het alsof de hele spanning van de afgelopen weken in één keer brak. Noor legde haar hand tegen zijn kaak. Bram trok haar voorzichtig dichterbij.
Hun voorhoofden raakten.
Hun ademhaling mengde.
“Bram…” zei ze. “We mogen dit niet.”
“Dat weet ik.”
“Maar ik wil… even… niet sterk hoeven zijn.”
Die woorden deden iets in hem openbreken.
Hij legde zijn hand tegen haar rug, trok haar dichter naar zich toe, en toen kusten ze elkaar. Zacht eerst. Verkennend.
Maar er zat honger in.
Ingehouden spanning die eindelijk vrij mocht.
Noor liet haar handen door zijn haar glijden. Bram voelde hoe haar lichaam ontspande tegen het zijne, alsof ze eindelijk durfde te ademen.
Het ging niet om lust.
Niet om roekeloosheid.
Het ging om gebroken muren, om rust vinden in iemand die je begrijpt.
Alles in hem zei dat het niet mocht.
Maar alles in hem wilde háár.
Ze bewogen naar haar bed zonder woorden.
Alsof ook die grens al stond te wachten om overschreden te worden.
En toen gebeurde het.
Niet heftig.
Niet haastig.
Maar rustig.
Warm.
Alsof twee mensen die altijd onder spanning staan eindelijk een plek vonden waar ze heel even mochten loslaten.
Geen schokkende details.
Geen wilde bewegingen.
Maar handen die elkaar vonden.
Lichamen die zich vormden naar elkaars ademhaling.
Zuchten die fluisterden dat ze zich veilig voelden.
Een moment waarin tijd even niet bestond, alleen zij twee.
Toen het voorbij was, lagen ze naast elkaar, stil, hun handen nog verstrengeld.
En precies toen voelde het schuldgevoel zich terug naar binnen sluipen.
Noor draaide zich op haar rug. “Dit… dit had niet mogen gebeuren.”
“Ik weet het.”
“We hebben een voorbeeldfunctie.”
“Ik weet het.”
Ze keek naar hem. Haar ogen waren zacht, maar haar stem licht gebroken.
“Maar ik heb geen spijt van wat ik voelde,” zei ze. “Alleen van het moment waarop het gebeurde.”
Bram slikte.
“Dat begrijp ik.”
Ze pakte zijn hand.
Zacht.
Bevend bijna.
“Laten we… dit niet laten kapotmaken,” zei ze. “Niet onze carrière. Niet elkaar.”
Hij knikte.
“Maar morgen,” fluisterde Noor, “doen we alsof dit niet is gebeurd.”
Zijn borst trok samen.
“En vanavond?” vroeg hij.
Vanavond keek ze hem aan met een blik die hij nooit zou vergeten.
“Vanavond blijf je nog heel even,” zei ze. “Niet als sergeant. Niet als luitenant. Gewoon… als Noor en Bram.”
Lees verder: De Sergeant En De Luitenant - 5
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10

Bezoek ook eens mijn profiel pagina om meer over mij te weten te komen, een overzicht te zien van mijn verhalen of om een berichtje achter te laten! Ook kun je jezelf aanmelden om een mail te ontvangen als ik een nieuw verhaal heb geplaatst!
