Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 19-12-2018 | Cijfer: 9.4 | Gelezen: 18110
Lengte: Lang | Leestijd: 30 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 6
Ze overviel me met haar vraag. Ik keek haar even aan, en toen nadenkend naar buiten. “Cornelis Jonkman… Wat valt dáár nu over te zeggen? ‘Bóóóring!’ zouden mijn zussen zeggen. Geboren in Amersfoort als zoon van Klaas Jonkman, een binnenhuisarchitect en Chantal, een bouwkundig ingenieur.
Grote broer van twee irritant knappe en populaire tweelingzussen, Clara en Melissa.
Kleine Kees was een nerd. Altijd met zijn neus in boeken in z’n eigen bubbel. Werd gepest. Besloot, toen hij naar de middelbare school ging, de beste van de klas te worden om zo alle kritiek en pesterijen voor te zijn. Dat lukte; hij slaagde cum laude voor het gymnasium. Het pesten was verdwenen, maar veel vrienden had hij niet: slechts één.

Hij had al besloten zijn beroep in de techniek te zoeken. Mensen waren eng, en meisjes al helemaal. Maar eerst wilde hij wat van de wereld zien. Hij werd 18, ging in dienst bij de Landmacht. Hij wilde geen officier worden, maar gewoon soldaat. Zich bewijzen misschien? Geen ambitie voor een Landmacht-carrière. Hij werd na zijn opleiding chauffeur van een pantservoertuig bij de Infanterie. Uitgezonden naar Bosnië. Terug uit Bosnië werd hij bevorderd tot korporaal en plaatsvervangend groepscommandant.

Een jaar later wéér op uitzending, nu naar Afghanistan. In Afghanistan raakte zijn sergeant gewond tijdens een vuurgevecht met Taliban en kreeg hij een week later de strepen van zijn sergeant op zijn schouder.
Hij was nu de groepscommandant. Twintig jaar, en de verantwoording over de levens van negen man en hemzelf. Na drie jaar ging hij met een goed gevoel de dienst uit. Veel geleerd over mensen, kameraadschap, doorzetten… over leiderschap, crises en over zichzelf. Dat waren geen verloren jaren, integendeel. De nerd was op een tamelijk harde manier volwassen geworden. Fysiek, maar mentaal ook.

Na drie jaar wist hij wat hij kon en wat hij wilde.

Hij schreef zich in als student in Eindhoven. Ontwerptechniek, een vrij nieuwe studierichting. Héél interessant. In het propodeusejaar zaten echter er een paar elitaire ‘balletjes’. Nét achttien jaar en arrogant tot op het bot. Hij negeerde ze. Dat lukte, totdat het clubje een “grap” probeerde uit te halen ten koste van een andere student. Die werd gedwongen om met zijn hoofd in een strop uit een van de ramen van de collegezaal te gaan hangen. Kees kwam de collegezaal binnen, zag wat er aan de hand was, trok het slachtoffer naar binnen en toen het leidertje Kees aanviel, gaf hij hem één trap. Het pubertje bleef met een gebroken neus en kaak bloedend op de grond liggen. Een paar van de vriendjes vielen Kees in de rug aan; één van hen werd over de voorste twee rijen collegebanken gesmeten. De rest was zo wijs om zich verder gedeisd te houden.

De politie kwam eraan te pas en een half jaar later volgde een rechtszaak. Door de getuigenissen van het slachtoffer en een aantal mede-studenten werd Kees vrijgesproken van de aanklacht: zware mishandeling.
Het was zelfverdediging en noodweer: één tegen zes. Hij werd honderd procent gerehabiliteerd.
De universiteit had de dag na het voorval al meteen maatregelen getroffen: het hele groepje klootzakken kon vertrekken. Geroyeerd. Kees kon, ondanks de hangende rechtszaak, gewoon doorgaan met zijn studie. Het slachtoffer haalde samen met Kees zijn Master en trouwde een maand later met een Zweedse schone. Die overigens best veel op jou lijkt: Uiterst knap, lang en blond. Kees was getuige op hun huwelijk.

Na het vechtpartij-incident verliep de studie verder vrij gladjes. Kees trok zich terug in zijn studie en deed niet mee aan het ‘studentenleven’. Het enige sociale contact wat hij had buiten de studie om: coach van de hardloopgroep van de universiteit.
Zijn eerste stage liep hij bij de ontwerpafdeling van een bekende scheepswerf in Gorinchem. Daar geleerd dat mooie ontwerpen leuk zijn, maar ook in de praktijk moeten werken. Zes heerlijke en leerzame maanden.
Z’n tweede stage was bij een ingenieursbureau op de Zuid-as in Amsterdam. Compleet de omgekeerde wereld. Ja, men ontwierp, maar het esthetische aspect woog zwaarder dan het praktische gebruik: het moest er vooral mooi uitzien! De sfeer was ook niet optimaal: veel likken naar boven en vooral hard trappen naar onder.
Na de zes maanden stage in Amsterdam nam Kees daar afscheid met een prima beoordeling, maar in zijn mond een hele vieze smaak en in zijn hoofd de gedachte “Zo wil ik dus nooit werken!” Na zijn afstuderen werd hij gevraagd als docent “Praktisch ontwerpen” op de TU. Een nieuw vak, hem op het lijf geschreven. Twee weken na zijn afstuderen gaf hij zijn eerste college. Twee jaar met heel veel plezier college gegeven en als docent ook veel geleerd.

Via een headhunter kwam een aanbod om te gaan werken bij Developing Technics als hoofd van een van de ontwerpteams. Na heel veel twijfel het aanbod aangenomen. En die baan bij DT bevalt Kees uitstekend. Ja, het is hard werken, maar hij heeft prima team om zich heen. Er wordt keihard gewerkt, maar ook veel gelachen. Dat is belangrijk, net als het thuisfront. De echtgenotes van het team moeten ook weten voor wie hun mannen vaak een avond moeten inleveren. Dus nodigde Kees twee weken terug het hele team, inclusief echtgenotes en/of vriendinnen hier op de flat uit. Dat was een succes. Vandaag het tweede grote project afgerond, een week voor de deadline. Tot zover de vaktechnische kant.

Interesses naast het werk? Klassieke muziek, met name Bach en Händel. Klassiek georiënteerde moderne muziek, zoals bijvoorbeeld Queen of ELO. Op z’n tijd hardlopen en mensen die willen beginnen met hardlopen begeleiden en coachen. Fietsen op de ATB, lekker smerig worden. Wat koken, omdat een mens nu eenmaal moet eten. Zonden? Mijn auto. Die Volvo XC70 vind ik het toppunt van ontwerptechniek. Dit appartement. Luxe? Ja, zeker voor een startende techneut, maar ik was er vanaf het begin verliefd op en heb me veel ontzegd om dit te kunnen kopen. Toen ik het kocht was het een bouwval op de 9e verdieping. Na anderhalf jaar keihard buffelen was het naar m’n zin.

Vriendinnen gehad? Ja, twee collega-docentes op de TU. Technisch briljant, maar beiden reeds voorzien van partner. Bovendien qua kleding en stijl niet mijn type; te weinig ‘vrouw’. Een nette spijkerrok was al bijzonder ‘gekleed’. Ze oefenden absoluut geen fysieke aantrekkingskracht op me uit. Maar ze waren méér dan 'collega's'. Verliefd geweest? Ja, vele, vele malen, al vanaf de middelbare school. Alleen kwam de liefde slechts van één kant. Tenminste… Ik heb nooit gemerkt dat ik voor een van de meiden / dames in kwestie meer was dan ‘een klasgenoot’, ‘een studiegenoot’, ‘die broer van Clara en Melissa’, ‘de hardloopcoach’ of zoiets. Maar ja, ik heb een empatisch vermogen van een stuk roestvrij staal, dus wie weet ligt een van die dames nu elke nacht haar kussen nat te huilen omdat ik haar liefde niet heb beantwoord. Daar troost ik me dan maar mee…

En nu ben ik bijna dertig, en dacht ik gelukkig met mijn werk, huis en auto te zijn… Tot ik vorige week een uiterst charmante receptioniste leerde kennen met wie ik in feite wel meerdere beschuitjes zou willen eten… Toen ik vorige week vrijdagavond bij haar huis wegreed, realiseerde ik me pas goed dat er wat aan mijn leventje miste.” Ik keek Joline aan. “Heb ik je verveeld?”

Joline keek glimlachend terug. “Verre van dat. Ik heb geboeid zitten luisteren. Wat me wél opviel is dat je het eerste deel in de derde persoon vertelde en pas bij je hobby’s op de eerste persoon overschakelde. Heeft dat een reden?”

Ik pakte mijn wijnglas, stond op begon te ijsberen. “Ik ben zo begonnen om het wat afstandelijk te houden. Er zijn een aantal momenten in mijn verleden geweest die nogal schokkend waren, Joline. In Bosnië een Roma-kind op een anti-personeelsmijn zien trappen. Mijn sergeant en ik zagen het gebeuren. We sprongen in mijn pantservoertuig en zijn biddend het mijnenveld ingereden tot vlak bij het kind. De sergeant heeft ‘m, buitenboord hangend, van de grond geraapt, toen reed ik terug in exact hetzelfde spoor. Een heli kwam na 20 minuten, het jochie werd naar het ziekenhuis in Sarajevo overgebracht en heeft het overleefd. De ouders boeide het geen moer. Hij is uiteindelijk geadopteerd door een kinderloos echtpaar in Duitland. Hij is één been kwijt, maar hij leeft en is gelukkig. Hoop ik. Mijn sergeant en ik kregen het rode erekoord voor die actie. Dat was dat ‘rode touw’ waar je het over had; een onderscheiding als je levensreddende handelingen hebt verricht. Ook aan mijn sergeant in Bosnië heb ik een vriend voor het leven overgehouden.”

Ik draaide me naar haar om. “In Afghanistan heb ik drie collega’s uitgeleide moeten doen. Alle drie liggend in een houten kist. Eén daarvan was een sergeant-majoor van de Infanterie met wie ik regelmatig een rondje hardliep. Hij was zo’n beetje mijn mentor, toen ik plotseling sergeant werd. Hij sneuvelde op de basis, na de inslag van een ongeleide raket van de Taliban. Toen ik het hoorde, heb ik alles jankend bij elkaar gevloekt. Gelukkig hoefden we die dag niet op patrouille. Ik weet niet of ik me had kunnen beheersen. Hij was echtgenoot, vader van twee puberkinderen. Een fijne vent, hartelijk, een soort oudere broer voor me.

Twee soldaten van mijn compagnie, gesneuveld door een zelfmoordaanslag. Even oud als ik: twintig jaar. Bij mijn eerste gevecht, raakte mijn sergeant gewond en moest naar het ziekenhuis. Al snel werd besloten dat ik ‘m moest opvolgen. Vlak voordat hij geopereerd werd zei mijn groepscommandant: ‘Haal de strepen van mijn gevechtspak en doe ze bij Kees op z’n schouders.’ En daar stond ik: twintig jaar oud en de verantwoording over de levens van negen man in een missiegebied. Als groepscommandant heb ik een aantal gevechtsacties tegen Taliban gevoerd. Dat is zwaar: fysiek en mentaal. Beslissingen nemen in een split second... Wetend dat jouw beslissing kan leiden tot de dood van een of meerdere van je kerels. Gelukkig al mijn kerels veilig in Nederland kunnen afleveren, zonder schrammetje en tot nu toe zonder PTSS… Dáár geleerd dat al je energie die je in jouw team steekt dubbel en dwars terugkomt als het erop aan komt.”

Ik nam een slok wijn en moest even diep adem halen.

“En dan ga je studeren, veilig in Nederland. En denkt een of andere over het paard getilde klotepuber met een paar puisterige vriendjes dat hij een studiegenoot de dood in kan treiteren. Dat druiste in tegen alles wat ik in dienst geleerd heb, Kameraadschap. Samen er in, samen er uit. Lid zijn van één team. Ik ontplofte zo ongeveer.
Vlak voordat ik hem die trap gaf keek hij mij nog met z’n arrogante tronie aan en zei: “Hé gast, donder toch op met je Afghanistan-trauma’s. Ik doe wat ik wil en niemand maakt mij iets.” Om me daarna een kopstoot te geven. Als hij dat niet had gedaan, had ik ‘m nooit geschopt en had ik ‘m alleen bij de politie afgeleverd. Nu heeft hij voor de rest van z’n leven een verminkt gezicht en een kunstgebit. En z’n maat die me van achteren aanviel, heeft een week lang niet via natuurlijke weg kunnen poepen of pissen; kwam met z'n reet precies op de houten leuning van een collegestoel terecht en brak z'n schaambeen. Z'n testikels doen het ook niet meer, dus kinderen krijgen kan hij vergeten. Waarschijnlijk is de wereld beter af zonder kinderen van zo'n etterstraal...”

Ik ging weer zitten en keek Joline aan. “Dat is dus Cornelis Jonkman. Afstandelijk, verlegen en vrouw-onvriendelijk techneut, Bach-kenner, tweevoudig veteraan, heethoofd als iemand onrecht wordt aangedaan en maagd 2.0, mannelijke versie. Nog vragen? Je kunt nog weg als je wilt.”

Ze wipte van haar zitplaats en ging op mijn schoot zitten. “Weg van jou? Nooit. Je bent een paar dingen vergeten, Kees Jonkman. Je bent zorgzaam, hebt humor en, ondanks wat je zelf zegt, zeer empatisch. En je kunt uitstekend met mensen omgaan.
Ik heb deze week subtiel wat inlichtingen verzameld over jouw bedrijf en de mensen die er werken. Jouw team wordt steeds met name genoemd als het gaat om werksfeer. Ook als het gaat om productiviteit, maar dat interesseert mij minder.
Een van de jouw collega’s zei letterlijk tegen mij: ‘Verdomme Jolien, ik ben teamleider, maar ik zou willen dat ik als teamlid in Kees z’n team zat. Ja, het is daar keihard werken, maar in een hele goeie sfeer. Men heeft alles voor elkaar over en tijdens het werk word er veel en vaak gelachen. En degene die het hardste werkt is hijzelf...’

Ik moest gisteren voor jouw baas Theo een aantal tekeningen uit jullie archief opduiken en toen ik door de gang liep hoorde ik vanuit jullie groepsruimte keihard lachen. Dus ik vraag even later aan Theo of hij directeur van een cabaretgezelschap was geworden. Zijn antwoord was: ‘Nee, maar Team Drie zou er zonder problemen voor door kunnen gaan, met hun teamleider als joker. Helaas voor de podiumkunsten is hij nóg beter in ontwerpen, coachen en z’n team aansturen. Met heel veel humor als het kan, maar als het spannend wordt... Ik heb nog nooit iemand in zo’n korte tijd zo’n hecht team zien smeden.’

En mijn moeder heeft een hele goeie radar voor wat zij “echte mensen” noemt: mensen die zijn wie ze zijn en geen toneelstukje opvoeren. Toen wij in Malden afscheid namen fluisterde ze me toe: “Dit is een écht mens. Wees zuinig op hem, want zo zijn er niet veel op deze wereld.” Ze heeft gelijk. Honderd procent. En de laatste mag je toevoegen aan je magere lijstje met complimenten van vrouwen.”
Ze grinnikte ondeugend. “En dat maagd zijn, daar hebben we het binnenkort nog eens over.”

Ze zette haar glas neer, pakte het mijne uit mijn handen en omhelsde me weer, haar hoofd op mijn schouder. Ik trok haar gezicht naar me toe en vroeg: “Mag ik je zoenen?” Als antwoord sloot ze haar ogen en bewoog haar mond naar de mijne.
Onze lippen raakten elkaar; eerst zachtjes maar steeds passioneler. Ik voelde haar handen over mijn schouders, mijn rug, mijn billen en op mijn beurt streelde ik haar warme lichaam. Ik voelde de bandjes van haar BH onder haar blouse, iets wat me mateloos opwond. Ik maakte een knoopje van haar blouse los en zag de rand van haar BHtje en de aanzet van haar borsten. Ze zag me kijken. “Mooi?”
Ik knikte. “Je bent helemaal mooi, schat. Je bent een mooi mens, van buiten en van binnen. Ik voel me bij jou helemaal op m’n gemak: we kunnen samen lachen, maar ook bloedserieus zijn. Ik heb je zien transformeren van een zelfverzekerde, uiterst efficiënte receptioniste in een klein, zielig huilend meisje en even later terug in een adembenemend mooie vrouw. Van alle drie houd ik. De heks ben ik overigens nog niet tegengekomen, daar ben ik wel benieuwd naar.”
Ze lachte uitdagend, haar tanden bloot. “Wacht maar… Ik heb m’n bezemsteel nog niet uitgepakt…”

Ik stond op, trok Joline overeind. “Over uitpakken gesproken: pak je spullen uit de logeerkamer, dan zetten we die in een kast op mijn kamer.” Ze giechelde. “Op jouw kamer… die ik nog steeds niet gezien heb. Leidt me eens rond, want ik heb nog lang niet alles gezien, geloof ik. Je blijft me verrassen!” Ik pakte haar tassen. “Kom maar.”

De deur van mijn slaapkamer ging open en ze bleef op de drempel staan. Het uitzicht overviel haar. “Wauwwww… Wat mooi!” Deze kamer vormde de zuidkant van het appartement. De gebogen ramen die doorliepen tot halverwege het plafond gaven een schitterend uitzicht over de bossen en landerijen ten zuiden en westen van Veldhoven. Mijn bed stond onder die ramen. Het hoofdeinde werd gevormd door een hoge plantenbak. Achter de plantenbak twee meter looppad. De achterwand van de kamer was een grote kastenmuur met de deur naar de badkamer. Eén zijwand was compleet boekenkast, aan de andere zijwand hing een grote foto van een heideveld in de ochtendzon. Daarnaast een TV. Een zitje daarvoor.

Het was donker buiten. Her en der waren wat lichten te zien. “En hier word ik ’s morgens wakker… Samen met de wekker gaat de zonwering omhoog en kan ik recht naar boven kijken. Hier heb ik toch geen inkijk. En soms, als ik ’s nachts niet kan slapen, doe ik alle zonwering open en kijk ik vanuit m’n bed naar de sterren. Een paar weken terug, toen het zo warm was, heb ik de ramen opzij geschoven, het bed naar buiten gereden -het staat op wieltjes- en sliep ik op het terras in de open lucht…” Ik moest even grinniken. “Hartstikke lekker natuurlijk, maar eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik ’s ochtends wakker werd van een duif die op de rand van m’n bed lawaai zat te maken.”Joline schoot in de lach. “Had je nog geluk… Voor hetzelfde geld had het rotbeest je ondergepoept.”

Ze keek om zich heen. “Dus die ramen kunnen helemaal open?” Ik liep naar het bedieningspaneel naast het bed. Met een druk op de knop liet ik de ramen openschuiven en stonden we plotseling buiten. Ze liep naar de rand van het terras. “Wat een schitterend uitzicht…” Ze keek van links naar rechts. Haar rok woei op door een briesje. “Inderdaad, een schitterend uitzicht… Het is de laatste minuut er een stuk op vooruit gegaan”, lachte ik. “Je bent een smeerlap, Kees Jonkman. Onschuldige meisjes op de tocht zetten zodat hun rokje opwaait. Foei!” “Hé dame, je liep zelf naar buiten, het terras op… Ik heb hier een boel dingen in de hand, maar niet de wind…”

Ze liep naar me toe en sloeg een arm om me heen. Ze keek naar mijn bed en toen naar mij. “Wat denk je? Zou ik er wel bij passen, zo naast je?” Mijn tweepersoonsbed mat 2,10 x 1,80 meter, dus was breed genoeg. “Het zal wat passen en meten worden, maar als je stil ligt, gaat het misschien nét lukken." Ze keek verder om zich heen. “Als je nog wilt douchen of in bad wilt: door die deur is de badkamer. Kijk maar even.” Ze deed de deur open en gilde: “Maar… de ene kant is óók helemaal glas!”
Ik grinnikte. “Klopt. En als je op die schakelaar dáár drukt, gaat ook hier het raam helemaal naar opzij open en sta je in de open lucht te douchen. Héél verkwikkend, vooral ’s morgens vroeg. Maar ook hier is de zonwering meteen gordijn hoor… Er zijn grenzen.” Ze keek me aan. “En wat heeft dit huis nog meer voor verrassingen?” Ik trok mijn wenkbrauwen op. “Ehh… Ik heb nog een bezemkast…” “Die is per direct buiten gebruik gesteld! Jouw bezemsteel gaat voortaan met mij mee naar bed!” We lachten samen.

Ik deed de ramen van mijn slaapkamer weer dicht en nam haar mee naar de andere kamers: de twee logeerkamers: efficiënt ingericht en elkaars spiegelbeeld. Elk een kast, een bed, nachtkastje en wat foto’s aan de muur. Tussen de logeerkamers een gang met een 2e douche en een inloopkast. Daar hingen mijn kostuums; die had ik niet iedere dag nodig. Ook mijn nette uniform, inclusief sergeantsstrepen, rood koord, gevechtsembleem en lintjes van mijn uitzendingen en de Vierdaagse. Joline keek er even naar en vroeg naar de betekenis van de verschillende medailles.
Toen wees ze op het gevechtsembleem. “Wat is dat?” Ik vertelde haar dat je die speld krijgt als je daadwerkelijk in gevecht was geweest. Ze keek me vragend aan. “Als je het wilt weten: Ja, ik heb mensen verwond en gedood. Mensen die mijn kerels en mij beschoten. Zowel in Bosnië als in Afghanistan. In Bosnië onder andere handlangers van een paar oorlogsmisdadigers. Lui waarbij de SS van Hitler een kleuterklasje was. In Afghanistan misschien goede mensen met vrouw en kinderen, gelovend in Allah. Maar weet je niet als je met ze aan het vechten bent. Voor hen waren wij de zoveelste bezettingsmacht. Zij waren voor ons de lui die de wederopbouw van het land in de weg stonden. In het gevecht telt maar één ding voor een commandant: de opdracht uitvoeren en je kerels veilig thuisbrengen. Beiden is gelukt en dáár ben ik héél trots op. ”
Ze knikte. “Dan vind ik deze mooier…” Haar hand gleed over het rode koord. “Die heb je gekregen omdat je een mens redde.” Ik knikte. “Heb jij weer gelijk in.” Ik gaf haar een zoen. “Ik zal je nog wel eens een keer vertellen over Bosnië en Afghanistan.”

Vervolgens liepen we mijn studeer- annex werkkamer in. Functioneel ingericht: aan de ene muur een enorm prikbord om tekeningen aan op te hangen. Een ouderwetse, kantelbare tekentafel met kruk. Een bureau met een best wel moderne PC, voorzien van de meest geavanceerde tekenprogramma’s. “Als ik zou willen, en ik zou kunnen inloggen bij mijn ouwe stagebedrijf, kan ik vanaf hier onderdelen laten snijden voor een nieuw type sleepboot. Maar ja… Na mijn vertrek hebben ze mijn inlogcode gedeactiveerd… Héél irritant.” Joline keek rond.
“Ik mis mijn foto, uitgeprint op A-nul-formaat.” Ik keek berouwvol. “Sorry dame… Zo’n grote printer heb ik hier niet. Zal ik in Gorinchem moeten laten uitprinten.” Ze keek me héél kort en donker aan. “Als je dat maar uit je lompe techneutenhersens laat, Kees Jonkman…”

We eindigden op het terras van de studeerkamer, aan de andere kant van het appartement. “Nou, dat was het dan. Wat denk je… Zou je kunnen wennen?” Ze keek me aan. “Dit is een sprookje! Je bent écht een prins op een wit paard en je woont in een kasteel. Ik weet niet of ik hier maandag weg wil…” haar gezicht betrok “…terug naar mijn flatje…”
Ik nam haar mee naar binnen, de huiskamer in. “Lieve Joline. Het mooiste van die flat ben jij. Het mooiste van déze flat, nu, op dit moment, ben jij. Al zouden we in jouw flat moeten wonen, het maakte me geen lor uit, als jij er maar bent. De rest is bijzaak. Stenen, cement, hout, spullen. Vervangbaar.”
Ik aarzelde even, bang om het te zeggen, maar ik deed het toch. “Je hoéft niet weg. Je kunt hier ook blijven, je spullen uit Ter Aar halen en bij mij intrekken…” Ze ging op de bank zitten en trok mij naar zich toe. “Je bent lief. En ik houd van je. Maar mag ik daar even over denken?” Ik knikte.

Een paar minuten zaten we dicht tegen elkaar, stil elkaar strelend. Toen zei Joline fluisterend: “Kees…ik hoop niet dat je zwaar teleurgesteld bent, maar… ik lig hier bijna te slapen. Een lange dag, heel veel emotie, wijn… ” Ik zoende haar. “Dan gaan we naar bed. Morgen is er weer een dag. Waar wil je slapen?”
Ze keek me aan, een glimlach van oor tot oor, haar mooie witte tanden bloot. “Bij mijn prins in het brede bed. Maar als je het niet erg vind, wil ik vannacht inderdaad precies dat doen: lekker slapen. Voor het eerst met jou naast me. Als je nu wilt vrijen, kun je beter een opblaaspop omarmen.”
Ik grinnikte en tilde haar op, één arm onder haar rug, één arm onder haar knieën en droeg haar de slaapkamer in. Zachtjes legde ik haar op bed. “Mag ik je uitkleden of doe je het liever zelf?” “Zelf…” Ze bloosde. “Dan ga ik de boel even opruimen. Roep me maar als je klaar bent.” Ik liep de keuken in, waste de borden en de wijnglazen af, sloot alle deuren en stelde het alarm in.
Toen hoorde ik haar zacht roepen: “Kom maar, ik lig er in…”

In de slaapkamer zag ik Joline op bed liggen in een mooie blauwe nachtjapon. Ze had het dekbed naar beneden geslagen; ze lag als een prinses in blauw satijn op mijn bed. Haar lange blonde haren lagen als een stralenkrans om haar hoofd op het donkere kussen.
De contouren van haar kleine borsten waren onder haar nachtpon zichtbaar met de tepels als kleine verhogingen. De nachtpon kwam tot halverwege haar bovenbenen; ook zonder panty waren die perfect. “Wauw… En mag ik daarnaast slapen?” “Kleed je uit en kom er maar gauw in. Ik wil je naast me hebben als ik in slaap val.” Ik kleedde me uit en voelde haar ogen naar me staren.

“Je bent een knappe kerel, Kees Jonkman. Heeft iemand je dat al eens gezegd?” Ik draaide me verrast naar haar om. “Behalve jij… Nee, dat is een nieuwe ervaring voor me. Mijn zussen vonden me vooral saai. Hoe ze fysiek over me dachten… ik ben er nooit achter gekomen. Vergeleken met hen val ik niet op. Als zij een ruimte binnenkomen, kijkt iedereen meteen om; als ik een ruimte binnenkom kan ik, als ik wil, doorgaan voor een pilaar. Ja, hij is nuttig, maar hij valt niet op. En dat vind ik prima.”
“Onzin. Je bent knap. Neem dat maar van mij aan. Je bent goed gebouwd. Geen anabole spierbundel, niet te breed, maar alles mooi in proportie. Je hebt mooie grijze ogen en een interessante kop…” Ik zag een twinkeling in haar ogen. “…en je hebt een verdraaid lekker kontje.” Ik was even sprakeloos. “Een lekker kontje?? Da’s echt de eerste keer dat ik dit hoor. Kijken vrouwen daar ook naar?”
Ze knikte. “Zeker weten. Maar poets je tanden nou maar en kom dan naast me!” Ik poetste m’n tanden snel, kwam op bed liggen en dimde het licht.

Joline draaide zich naar me toe en sloeg haar armen om me heen. “Ik wil je nog één ding zeggen voordat ik slaap val: ik zal deze avond nooit vergeten. Zo’n enorm contrast met alles wat me de afgelopen maanden is overkomen… Jij bent de liefste vent van de hele wereld en ik hou nu al vreselijk veel van je. En ondanks dat zou ik nu heel graag gaan slapen. Ben je niet teleurgesteld?”
Ik streelde met één vinger tussen haar borsten. “Morgen is er weer een dag… en overmorgen… en over-overmorgen… Ga maar lekker slapen, lieve schat. Ik hoop dat ik van je af kan blijven.” Ik trok het dekbed omhoog en zoende haar zachtjes. “Welterusten…” Ik schakelde het licht uit en de kamer werd nu alleen nog maar verlicht door een kleine maansikkel en de sterren. “Dit is écht mooi…” was het laatste wat ik naast me hoorde. Daarna alleen haar zachte ademhaling.

Ik rook haar parfum en voelde me gelukkig. Ik lag in bed met de mooiste en liefste vrouw die ik ooit was tegengekomen, en ze hield van mij! Ik kwam voorzichtig wat overeind en keek in het zwakke licht naar haar. Om haar mond een flauw glimlachje, haar haren verspreid over het hele kussen, een slanke arm boven het dekbed, de dunne bandjes van haar nachtpon over haar schouders en een decolleté wat net de aanzet van haar borsten liet zien…
Ik kon wel uren naar haar kijken. Maar op een gegeven moment liet ik me ook zachtjes zakken en daarna duurde het niet zo lang voordat ook ik in slaap viel.
Lees verder: Mini - 8
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...