Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Maxine
Datum: 24-11-2019 | Cijfer: 9.6 | Gelezen: 11668
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 115 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Zussen,
De volgende dag slapen we lekker uit. Er is niemand, die verwacht, dat we al op tijd ergens moeten zijn, en we hebben ook niets afgesproken, althans niet voor de middag. En er is echt niets fijners, dan wakker worden naast de vrouw, van wie je houdt.

Als ik wakker word, kijk ik weer in een paar prachtige groene ogen. Het doet me onmiddellijk een glimlach op mijn gezicht toveren.
‘Morgen, schoonheid!’

Chantal glimlacht. ‘Morgen, prinsje van me.’

Daar moet ik wel om lachen. Ze geeft me onmiddellijk een zoen, nog voor ik echt wakker ben. Maar dat neem ik graag voor lief.

‘Zo, jij bent al goed wakker!’

Ze glimlacht weer. ‘Ik ben al even wakker. Het is zo fijn om dan even naar je te kijken, hoe je slaapt. Normaal ben je altijd al wakker, dus ik vond dit wel prettig. Zeker na gisteren.’

‘Vond je gisteren dan zo leuk?’

‘Leuk is een understatement. Ik vond het fantastisch. Je moest eens weten, hoe vaak mensen het over jou gehad hebben. Ze vinden je allemaal leuk! Iedereen was verrast, dat je zo goed kon zingen, maar we kregen ook complimenten, als we samen aan het dansen waren. En verder viel je ook gewoon goed in de smaak. Je hebt een brede interesse en dat maakt je ook gewild als gesprekspartner.’

‘Ja, dat heb ik ook gemerkt. Ik kreeg zelfs af en toe geen tijd om nog wat te drinken. Maar je hebt een leuke familie, dat maakt het ook gemakkelijk om er mee te praten. En die zijn ook niet zo stijf, als ik verwacht had. Volgens mij is je moeder wel een van de fanatiekste kerkganger van je familie.’

Chantal knikt. ‘Nu wel, eerst had je ook nog mijn oudtante, tante Joke. Daar ging vroeger mijn moeder veel naar toe. Pap heeft dat altijd wat minder gehad, maar heeft omwille van mam zich wat meer toegelegd op het kerkelijke.’

‘Dat had ik al begrepen. Hij is ook veel meer toegefelijk. Maar je moeder lijkt nu toch wel wat meer toe te geven.’

‘Ja, ze is wat dat betreft veel veranderd. Ik ben natuurlijk niet meer zoveel thuis, maar ik zie het verschil duidelijk. En Michel heeft me verteld, dat ze zich lijkt te beseffen, dat haar heerschappij aan het eindigen is.

Wat ik ook niet zo gek vind, want in heel korte tijd vliegen haar kinderen opeens de deur uit. Ik was natuurlijk
al op kamers, maar hoelang ben ik nu al bij jou? En Melissa zit nu ook op kamers. Van Johan wist ze natuurlijk al, dat hij het huis uitging en van Michel was het alleen een kwestie van tijd. En daar weten we nu ook van, wanneer hij het huis gaat verlaten.

En ik weet ook, dat pap een hartig woordje met haar gesproken heeft. Dat heeft hij me zelf verteld. Maar het is wel allemaal in gang gezet door een Limburger.’

Ik lach. ‘Dus ik ben weer overal schuld aan. Wij, Limburgers krijgen overal de schuld van!’

Chantal lacht. ‘Dat is toch ook zo? Je bent er zelf de schuld aan, dat ik mijn hart aan jou verloren heb!’

‘O, maar die schuld neem ik graag op me. Maar ja, jij bent minstens net zo schuldig, Chantalleke! Wie keek me zo verleidelijk aan in het magazijn en kuste me uit het niets? Want als je me aankijkt met die prachtige groene ogen van je, dan het erg moeilijk voor me om die nog te weerstaan.’

Ze lacht. ‘Touché. Maar ook die schuld neem ik graag op me.

Oh John, ik had nooit kunnen denken, dat het zo fantastisch zou zijn om echt verliefd te zijn. Ik kan er niets aan doen, vanaf het moment, dat ik je zag, heeft mijn hart alleen nog maar voor jou geklopt.

Nou ja, dat klopt niet helemaal. Eerst was ik boos op je, omdat je als vreemde met Melissa stond te zoenen. Maar toen ik je eenmaal zag, en je eigenlijk een heel aardige vent bleek, kon ik nog amper mijn ogen nog van je houden. En in de nacht erna, kon ik maar amper slapen. Ik moest de hele tijd aan je denken. Dat had ik nog nooit eerder gehad. En toen kwam je ook nog eens zomaar bij ons thuis langs.

Ja, dat was heel wat bij ons thuis. Mam vond je in eerste instantie nogal arrogant, maar ze had wel een zekere bewondering voor je, vanwege je lef. Hier in Kampen zou echt niemand dat ooit gedurfd hebben. Maar je liet je niet aan de kant zetten, en met je natuurlijke charme had je al snel punten bij haar gescoord.

Natuurlijk heeft het ook wel geholpen, dat je paps droom liet uitkomen, maar ze was toen al onder de indruk van je. Dat liet ze alleen niet merken. En toen wist ik, dat je de man was, op wie ik gewacht had. En ja, toen heb ik alles op alles gezet om je te krijgen. En de rest weet je nu wel.’

Ik lach. ‘Ja, daar weet ik nu alles van. Maar ik durf best toe te geven, dat ik ook best zenuwachtig was, toen ik bij jullie op bezoek ging om Melissa vrij te pleiten. Henk had me namelijk toch wel een en ander verteld. Zo’n grote held ben ik nu ook weer niet, maar mijn gevoel voor gerechtigheid was sterker, dan de vrees voor je moeder. En het heeft heel zeker geholpen, dat ik haar niet eerder heb ontmoet.’

Chantal lacht. ‘Dat kan ik me wel voorstellen. Maar die ene ontmoeting heeft wel alle verschil gemaakt. Maar dat is wel wat jou zo speciaal maakt. Ik leer je nu steeds beter kennen, en ik zie nu ook de dingen, die anderen niet zien. Je hebt graag dingen zelf in de hand, en laat je niet zo graag leiden door anderen.

Daarom neem je ook steeds het voortouw. Daarom heb je ook zoveel vrienden. En kijk nu eens naar de oldtimerclub, waar je lid van bent. Denk je echt, dat die zo’n hecht clubje zouden zijn, zonder jou?

Zelfs de band van Gerard draait om jou. Je hoeft maar iets te zeggen, en ze staan er voor je. En ik heb gisteren een tijdje met Henk gepraat. Die heeft je ook erg hoog zitten, omdat je vaak goede inbreng hebt op het werk. Vaak alleen maar kleine dingen, maar ook die zijn belangrijk.

Dat is een hele sterke kant van je, maar ook tevens je zwakte. Vooral als je merkt, dat je inbreng niet meteen geaccepteerd wordt. Dan ga je je nog harder inzetten, en dat is ook weer niet altijd goed.’

Ik knik. Die eigenschap is me wel bekend. En ze heeft gelijk, soms kan ik wat moeilijk kritiek verdragen. Maar, ook daar ben ik me in het verbeteren, en dat heeft zeker te maken, dat ik nu met Chantal samenwoon.
Natuurlijk is dat op papier nog niet zo lang, maar ze was toch al vaak bij me thuis te vinden. En dan leer je wel compromissen te maken, en je trots af en toe in te slikken.

‘Tja, het is nu eenmaal wie ik ben, Chantal. Maar ik kan al zeggen, dat ik me op dat punt wat verbeterd heb. Ik neem nu wel wat vaker wat van anderen aan. Dat hadden ze op het werk ook al gemerkt. En dat moet ook, wil ik kunnen slagen voor de nieuwe functie, die ik nu gekregen heb.’

‘Ik weet zeker, dat je het daarin gaat redden, John. Je hebt nog zoveel meer in je. En je bent echt alles, behalve dom.’

‘Ik vind anders die opleiding, die ik nu moet doen, toch best pittig, Chantal. Maar daar sla ik me ook wel doorheen.’

Ze knikt en kruipt wat dichter tegen me aan. Ze streelt mijn borstkas, terwijl ze haar hoofd in mijn nek legt.
Dan zeg ik: ‘Maar wat was dat afgelopen nacht? Je was opeens zo emotioneel!’

Ze kijkt me weer aan. ‘Sorry, daarvoor. En als ik je daarvoor wat gedwongen voelde om iets toe te geven, dan hoef je dat niet te doen, John. Ik denk, dat ik moe en over emotioneel was.’

‘Dat kun je wel stellen. Maar ik hoef niets terug te nemen. Maar weet je echt zeker, dat jij het ook allemaal wilt? Want dat zijn echt geen kleine dingen, die je wilt gaan doen.’

Ze kijkt me recht aan. ‘Ja, John. Daar ben ik heel zeker van. Ik was er al langer over na aan het denken, alleen kwam het er gisteren opeens uit. Maar anders had ik het je toch wel binnenkort verteld.’

‘Goed, dat wilde ik alleen even zeker weten. Maar wat wil je nu als eerste doen? Naar de gemeente of naar de pastoor?’

‘De gemeente. Met de pastoor wil ik eerst even goed praten.’

‘Goed, dan gaan we daar snel werk van maken. Maar nu ga ik toch eerst even opstaan, want ik moet nu heel dringend naar de wc.’

Chantal werpt me een speelse blik toe en zegt: ‘Spelbreker!’

‘Tja, daar kan ik niets aan doen.’

Ik sta op en trek me vlug een badjas aan, want ik ben nog steeds naakt. Ik loop de slaapkamer af, en zie dan een groot dienblad met ontbijt voor ons tweeën staan. Ik pak die op en zet die in de kamer neer.

‘Het ontbijt is er al. Zullen we dan ook maar gelijk wat eten?’

‘Ga jij maar snel naar de wc, dan zet ik het wel op tafel neer.’

Ik knik, en volg mijn natuurlijke roep. Even later kom ik weer terug op de slaapkamer, waar Chantal het ontbijt op het kleine eettafeltje heeft uitgestald. Zwijgend, maar glimlachend naar elkaar, eten we ons ontbijt op.
Onze gastvrouw heeft ons een behoorlijk uitgebreid ontbijt voorgeschoteld. Koffie, thee, jus d’orange, verse warme harde broodjes, beschuit, vers fruit, voldoende beleg, gedecoreerd met een klein vaasje met een veldboeketje.

‘Ik vind dit wel een leuk pension, Chantal. Ik denk, dat we hier in de toekomst nog wel vaker gebruik van gaan maken, als we hier weer eens een paar nachten willen blijven.’

‘Dat zou ik helemaal niet erg vinden, John. Het is allemaal netjes, goed verzorgd en het is ook niet eens al te duur. En ik wil toch wel eens regelmatig hier naar toe om mijn familie te bezoeken.’

‘Daarom zei ik dat ook. Ik dacht al, dat je zoiets wel zou willen.’

Na het ontbijt douchen we ons, kleden ons aan en rijden dan naar het huis van Johan en Helen.
Daar vinden we de rest van de familie weer.
‘Ah, daar heb je de langslapers!’

Ik haal mijn schouders op. ‘Er was niets afgesproken, dus dan kom ik ook niet onnodig vroeg mijn nest uit.’

Joris zegt lachend: ‘En gelijk heb je. We zijn er overigens ook nog niet zo lang. Laat je niet jennen!’

‘Ik kan wel wat hebben. Maar ik zal mijn jas even ophangen, en dan pakken we lekker mee aan!’

‘Zo mag ik dat horen!’

We helpen dan mee opruimen, en een paar uren later is er nog maar weinig te zien, dat er ooit een feest is geweest in de schuur van Johan en Helen. Als we klaar zijn, komt Gerard naar me toe.

‘Zeg John, heb je Kurt nog ergens gezien? Sinds we gisteren gestopt zijn met spelen, heb ik hem niet meer gezien.’

‘O, maar ik zou er niets van staan te kijken, als die de nacht ergens anders heeft doorgebracht. We zagen hem, toen we naar ons pension reden, hand in hand met Linda lopen. We konden ze nog net herkennen.’

‘Aha, dat verklaart wel wat. Ik had ook wel zo’n vermoeden, maar we willen straks weer terug naar huis rijden, en Kurt heeft zelf nog geen telefoon.’

‘Ik zorg wel, dat Kurt thuiskomt, Gerard. Maak je daarover maar geen zorgen.’

‘Dat weet ik wel, maar het is de afspraak, samen uit, samen thuis.’

‘Nou ja, je kunt het Kurt niet kwalijk nemen, dat hij zo’n kans laat liggen, of wel?’

‘Daar heb je dan ook weer gelijk in. Ze is best een leuke meid, en het was ons wel meteen duidelijk, dat ze haar zinnen op Kurt had gezet. Dus wat dat betreft… Maar dan zijn we waarschijnlijk alweer een bandlid kwijt, en hij is zo’n verdomme goede gitarist!’

Chantal zegt dan lachend: ‘Hoezo dat? Linda woont hier eigenlijk helemaal niet. Ze studeert in Eindhoven, alleen nu is ze even terug bij haar ouders, vanwege haar feest. En ze heeft ook al een stage bij Philips, waar ze straks ook een baan kan krijgen. Die komt echt niet terug naar Kampen.’

Gerard zegt lachend: ‘Net als jij?’

Chantal bloost even. ‘Uhm, ja. Net als ik. Maar ik blijf er niet, omdat ik er een baan heb gekregen, maar om John.’

Opeens komt Helen met een telefoon naar me toe gerend.

‘John? Telefoon voor jou.’

Ik kijk verbaasd. Ik neem de telefoon aan en zeg: ‘John Vliegers, wat kan ik voor u doen?’

‘Ah, John! Met Kurt. Zou je me een plezier willen doen, en me even komen ophalen? Ik ben gisteren met Linda naar haar huis gewandeld, maar ik ben daarna helemaal de weg kwijtgeraakt.’

Ik lach, maar ben tevens geschokt. ‘En waar ben je nu dan? En waar heb je dan de nacht doorgebracht? Er is toch niets gebeurd?’

‘Nee, er is niets met mij. En waar ik de nacht heb doorgebracht, dat kun je misschien wel raden. Het is niet zo, dat ik op de straten heb rondgezworven. Maar ik weet nu de weg terug niet, en bovendien heb ik een flinke blaar onder mijn voet. Ik ben het niet gewend om zover te lopen.’

Ik glimlach. ‘Was ze het waard, Kurt?’

‘Absoluut! Het zet mijn leven opeens weer in een nieuw daglicht!’

‘Maar waar ben je nu? En hoe ben je aan dit nummer gekomen?’

‘Ik ben nu in de kerk. En ik dacht, dat ze daar misschien wel het nummer van de vader en moeder van Chantal zouden hebben, omdat je me verteld had, dat ze best actief zijn in de kerk. Maar daar nam niemand op. En toen kreeg ik het nummer van Johan en Helen.’

‘Dat was inderdaad niet zo dom. Ik kom er zo aan, Kurt. We maakten ons al zorgen om je.’

‘Sorry, ik had even moeten laten weten, waar ik naar toe was gegaan. Maar ja, ik heb nog geen telefoon.’

‘Misschien nu een reden om er een te kopen?’

‘Dat hoop ik wel, John. Maar ik vertel later meer.’

‘Goed, dan zie ik je zo wel.’

Ik hang op en zeg: ‘Zo, Kurt is ook weer terecht. Nog iemand, die zijn hart aan een Kampenaarse heeft verloren.’

‘Waar is hij nu?’

‘In de kerk. Hij heeft Linda naar huis gebracht, en ik geloof, dat het niet alleen bij een kusje is gebleven. Maar toen is John de weg kwijt geraakt, en hij had natuurlijk van ons geen telefoonnummer bij zich. Maar hij had wel onthouden, dat Joris en Jolien actief zijn in de kerk, dus heeft hij daar geprobeerd om hun telefoonnummer te achterhalen. Op zich helemaal zo dom nog niet.’

Joris lacht. ‘En wij waren hier aan het werk. Maar inderdaad, dat was helemaal zo slecht nog niet bedacht! En uiteindelijk heeft hij hier gebeld?’

Ik knik. ‘Ik zal hem zo maar eens gaan ophalen. Dan kunnen de heren hier weer naar huis.’

Daan zegt: ‘Ik rij ook wel mee. Ik moet nog iemand bedanken, daar in de kerk.’

Ik kijk verbaasd. ‘Wat? Heb ik iets gemist?’

‘Ik vertel je nu ook weer niet alles, John. Maar ja, ik ben een tijdje geleden op een zeer ongebruikelijk tijdstip nog daar in de kerk geweest. En daar heeft iemand me toen best geholpen, toen me iets dwars zat. En die man wil ik nog wel een keer bedanken.’

Een paar minuten later rijden we met onze wagens richting het centrum van Kampen, waar de kerk gelegen is. We parkeren onze wagens, en lopen dan naar de kerk. Tot onze verbazing zien we Kurt met een heel aantal gasten in een verhitte discussie.

Ik zeg tegen Daan: ‘Ik weet niet, wat jij ervan denkt, maar dit kan niet goed gaan.’

‘Dat dacht ik dus ook al. Kom, we gaan hem helpen!’

We lopen snel naar Kurt, die ziet ons wel, maar kan ons amper begroeten, omdat de situatie volledig uit de hand dreigt te lopen.

‘Wat is er aan de hand, Kurt?’

‘Eigenlijk geen idee! Ik loop de kerk uit, om jullie alvast een beetje tegemoet te komen, en toen botste ik per ongeluk tegen een van deze gasten aan. Ik zei sorry, maar daar wilden ze niet van weten. Ze begonnen me uit te schelden, en me te duwen. Met veel gebaar en wat bluf heb ik ze van me af kunnen houden, hopende, dat jullie snel zouden komen.’

‘Nou, we zijn hier.’

Ik loop naar een van de gasten die ons met argusogen aankijken. Ze hadden duidelijk niet gerekend op versterking.

‘Wat is het probleem, heren?’

‘Die sukkel moet uitkijken waar hij loopt! Wat moet hij hier? Die stomme zuiderling!’

‘En dat is een probleem? Je kan altijd wel eens per ongeluk tegen iemand opbotsen. En dat hij in het zuiden van het land woont, tja, daar kan hij niets aan doen, net zomin, dat jij hier in het Noorden woont. En ja, je hoort het goed, ik kom ook uit het zuiden.’

‘Dan rot jij toch ook even op! Wat doe je hier nog!’

‘En jij bepaalt even, of ik hier mag zijn? Wat ben je voor een idioot! Ben jij soms wat meer als anderen?’

‘In ieder geval meer, dan jullie stomme Zuiderlingen!’

‘Nou, als jij er zo over denkt, dan kan ik er alleen maar om lachen. Jezus, wat een zielig clubje zijn jullie.’

Opeens komt Melissa op ons af gerend. Ze komt tussen ons in staan en zegt: ‘Arjan, laat mijn vrienden met rust! Kom, ga nou verder!’

De jongen kijkt Melissa minachtend aan. ‘Je wilt toch niet zeggen, dat je het uitgemaakt hebt om met zo’n smerige Zuiderling aan te pappen?’

De jongen wijst naar Daan.

‘Toevallig is Daan heel wat meer mans, dan jij, Arjan! Of heb je van de laatste keer niets geleerd? Maar ik heb liever tien keer meer met, wat jij noemt, smerige Zuiderlingen te maken, dan ook een van jullie! Wat doen jullie nog meer, dan stoned zijn, drinken, en rotzooi uithalen?’

Uit het niets geeft de jongen Melissa met zijn platte hand een klap in haar gezicht. Melissa valt achterover, en ik kan haar nog net opvangen. En dan gaat het plotseling snel. Daan laat dit natuurlijk niet over zijn kant gaan, en dat kan ik heel goed begrijpen.

De jongen staat gewoon te lachen, maar niet erg lang. Daan heeft hem al met een slag gevloerd. En dat is meteen het begin van een flinke vechtpartij. Chantal snelt toe om Melissa daar weg te halen, en Kurt en ik springen in om Daan te gaan helpen. Hoewel we slechts met drie zijn, tegenover acht andere gasten, hebben we niet echt veel moeite om ze van ons lijf te houden. Ze denken, dat ze heel wat zijn, maar dat zijn ze niet. Maar dat wil niet zeggen, dat ze geen rake klappen kunnen uitdelen.

Het is dat Daan en ik allebei genoeg ervaring hebben in de vechtsport. Van Kurt weet ik dat niet. Maar die weet zich anders ook wel kranig te weren.
Maar de acht jongens overschatten zichzelf, omdat ze in overtal zijn. Ze vallen massaal aan, maar dat komt ze heel duur te staan, en moeten stevige klappen incasseren.

De zaak verandert, als een van de gasten een mes trekt. En niet zomaar een klein mes, maar een behoorlijk serieus mes, waar je met gemak iemand mee kan doden.
En dat gaat me net een stapje te ver. Als hij daarmee wil aanvallen, rest me geen andere keuze, dan de technieken te gebruiken om hem helemaal uit te schakelen. Het is mijn geluk, dat de jongen echt niet handig is met dat mes, maar het lukt hem wel om me ermee te verwonden. Het is een ondiepe wond aan mijn arm, maar het bloed sijpelt wel flink over mijn arm. Ik heb er echter maar weinig last van, onder meer van de adrenaline, die door mijn aderen jaagt.

Voor de jongen loopt het echt veel minder af. Ik reken met hem af door een sidekick te geven, waarbij ik iets meende te horen breken. Maar ik had niet veel andere keuze, dan hem op die manier uit te schakelen.

Maar het is wel voldoende om de rest wat angst in te boezemen. Die zijn opeens niet meer zo happig om ons nog aan te vallen, ondanks dat ze nog met zeven man overeind staan. Niet dat ze nog heel erg veel voorstellen, want ze hebben echt rake klappen moeten verduren.

Maar gelukkig voor ons komt er snel een eind aan de vervelende situatie, als er een drietal politieauto’s uit verschillende richtingen ons insluiten. We heffen meteen onze handen naar de toegesnelde agenten, om duidelijk te maken, dat we graag willen ophouden met vechten. De overgebleven zeven jongens willen vluchten, maar worden door andere agenten tegengehouden.

En daarmee is er meteen een einde aan de vechtpartij. Een van de agenten ziet mijn wond en zegt: ‘Moeten we een ziekenwagen laten komen?’

‘Niet voor mij, maar een dokter zou wel fijn zijn. Maar voor die gast lijkt me dat geen overbodige luxe. Ik heb hem een flinke klap moeten verkopen, anders zou het erger zijn afgelopen. Daar ligt zijn mes nog, waarmee hij me verwond heeft.’

Ik wijs de agent aan, waar het mes ligt. Die fluit eens tussen zijn tanden. ‘Zo, dat is geen klein mesje. Maar ik begrijp, dat u aan vechtsport doet?’

‘Aan kickboksen. Alleen voor het plezier, geen wedstrijden, hoewel ik wel als sparringpartner meehelp bij anderen. En die doen wel wedstrijden op hoog niveau.’

‘Oké. Weet u zeker, dat we voor u geen ambulance moeten laten komen?’

‘Alles werkt nog, dus er is niets ernstigs beschadigd. En het bloedt al minder hard.’

Er komen nog meer politiebusjes aangereden, en Chantal komt geschrokken bij me staan.
‘Gaat het, John? Je bloedt nogal!’

‘Het valt wel mee, Chantal. Het is niet erg diep. Maar pff, ik schrok best wel, toen hij opeens op me af kwam met dat mes. Ben ik even blij, dat ik mezelf wel een beetje kan verdedigen!’

Chantal begint te huilen. ‘Ik had zo’n schrik, John! Jullie waren met veel minder!’

‘Maar die gasten stelden helemaal niets voor, Chantal. Die had ik bijna alleen aangekund. Maar als de politie niet was gekomen, dan was er zeker erger gebeurd.’

‘Die heb ik gebeld.’

Huilend klemt ze zich aan me vast. In de tussentijd verleent me een agent eerste hulp, en verbindt mijn arm. Een andere agent ondervraagt me terplekke.

Hij vraagt me: ‘Bent u al eens eerder in contact gekomen met de politie?’

Ik moet lachen: ‘Ja, niet vrijwillig. Een paar dagen geleden is er een poging tot inbraak geweest bij mijn huis. Daar heb ik een loods staan, waar allemaal auto’s in staan.’

De agent kijkt me verbaasd aan. ‘Daar heb ik van gehoord! Dat was gisteren nog op het nieuws. Er was een bende opgepakt, die vele inbraken hebben gedaan!’

‘Ja, dat was bij mij. Ik woon in Echt, en daar heb ik een grote loods. Daar staan allemaal oude wagens, van mij en mijn vrienden. Kijk, van die wagens.’

Ik wijs naar mijn wagen, die wat verderop geparkeerd staat.

De agent knikt begrijpend. ‘En wat brengt u nu hier in Kampen?’

‘Ik ben gisteren op de bruiloft geweest van de broer van mijn vriendin. En mijn vriend Kurt hier, is gisteravond met iemand meegelopen, en heeft daar de nacht doorgebracht, maar is daarna de weg kwijt geraakt.
Hij belde me op, of ik hem niet kon komen halen. En toen troffen we hem hier aan met die gasten, die duidelijk uit waren op ruzie. Dat is het verhaal in het kort.’

‘Dus jullie kennen die jongens helemaal niet?’

‘Ik in ieder geval niet.’

Chantal zegt dan: ‘Ik ken een van hun, agent. Arjan Heestermans. Dat is een ex-vriendje van mijn zus. Dat is zij. Melissa Santegoed. Ik ben Chantal Santegoed.’

‘Ah, die namen klinken al wat bekender. Zijn uw ouders soms Joris en Jolien Santegoed?’

Chantal knikt. ‘Ja, ze werken hier vaak als vrijwilliger in de kerk.’

‘Dan weet ik wel, wie jullie zijn. Maar weten jullie ook wat aanleiding was voor de vechtpartij?’

‘Ik weet alleen, dat Kurt me vertelde, dat hij per ongeluk tegen een van hun was op gebotst. Hij heeft zich daarvoor verontschuldigd, maar daar namen ze geen genoegen mee. Daarop heeft mijn vriend ze op afstand kunnen houden door flink gebaar te maken en flink te bluffen. Hij wist, dat we onderweg waren en hoopte dat we op tijd zouden arriveren. Maar dat er zoiets zou gaan gebeuren, dat hadden we allemaal niet verwacht.’

‘Nou ja, ik verwacht ook niet, dat er iemand met voorbedachten rade iemand volledig knock-out zou slaan. Hoe heeft u zich verdedigd?’

‘Zoals ik al zei, ik doe aan kickboksen, en ik heb hem een sidekick gegeven. Dat was niet zachtzinnig, en het zou zomaar kunnen zijn, dat die jongen nu iets gebroken heeft. Ik hoop in ieder geval niet, dat het heel ernstig is.’

De agent glimlacht. ‘Dat kenmerkt de burger, die zich verweert. Nog een laatste vraag, bent u nog langer hier in Kampen?’

‘Ja, we waren van plan er nog een paar dagen aan vast te plakken. We hebben een pension aan de IJsseldijk hier in Kampen.’

‘Dat moest ik ook nog even weten, dank u. Dat adres is me bekend. En hoelang verblijft u daar nog?’

‘Tot aan het einde van de week. En anders kunt u me gewoon thuis vinden. U heeft mijn ID immers nu gezien. En mijn telefoonnummer heeft u ook.’

De agent knikt. ‘Dat is voorlopig genoeg. Helaas moeten we u wel nog even meenemen naar het bureau voor verdere ondervraging.’

Ik knik begrijpend. Er is immers iemand door mijn toedoen ernstig gewond geraakt. Ook al is het zelfverdediging, met mijn achtergrond als vechtsporter moet ik me bewust zijn van de schade, die ik kan berokkenen. Daan en Kurt moeten ook mee.

Ik zeg tegen Chantal: ‘Chantal, ga nu naar huis, en informeer je ouders. Vertel wat er gebeurd is, en kom daarna naar het politiebureau. Hier heb je de sleutels van de wagen.’

Chantal knikt, en houdt zich kranig. Maar ik zie aan haar, dat ze vreselijk ongerust is. Ik stap dan in de gereedstaande politiebus, waar Daan, Kurt en ik mee vervoerd zullen worden.

Op het bureau worden we nog eens ondervraagd, maar het is me al snel duidelijk, dat we niet meer als aanstichters worden beschouwd. Ruim anderhalf uur later mogen we naar huis. Tot onze verbazing staat er een hele menigte ons buiten het bureau op te wachten. Het had me toch al verbaasd, dat het behoorlijk druk was op het politiebureau. Chantal rent me tegemoet en we kijken alle drie verwonderd.

‘Wat is hier aan de hand, Chantal?’

‘Nou ja, je mag ons Kampenaren wel eens stijf noemen, maar we komen wel op voor elkaar. Dus toen ik aan pap en mam vertelde, dat jullie verwikkeld waren geraakt in een gevecht met de vrienden van Arjan, was het voor pap de maat vol. Hij trommelde iedereen op, die hij kende. En iedereen is ook gekomen. We hebben hier buiten het politiebureau een gezamenlijke wake gehouden, tot jullie naar buiten zouden komen.
En er hebben zich ook een hoop mensen zich als getuige gemeld. Arjan en zijn vrienden hebben steeds hun gang kunnen gaan, maar nu zijn ze een stapje te ver gegaan. Daarom is ook iedereen gekomen.’

Ik kijk verbaasd. Joris komt op ons af. Ik zeg tegen hem: ‘Heb jij dit allemaal gedaan?’

Hij knikt. ‘Ze zijn nu te ver gegaan. Tot nu toe konden we het nog op kwajongensstreken gooien, maar iemand te lijf gaan met een mes, en ook nog mijn dochter slaan, dat was net de druppel.’

Joris wijst naar mijn arm. ‘Is het ernstig?’

‘Het valt wel mee, Joris. Het had veel erger kunnen zijn.’

Daan schampert: ‘Valt wel mee, zegt hij dan! De dokter had verdomme twaalf hechtingen nodig om het helemaal dicht te krijgen!’

‘Ja, maar het is niet diep en er zijn geen spieren beschadigd. Dat bedoelde ik.’

‘Doet het geen pijn?’

‘Ik heb nu een verdoving, maar ik ben wel wat pijn gewend. Kickboksen, weet je? Dat gaat er niet altijd zachtjes aan toe.’

Joris kan het niet helpen om te lachen. ‘Ja, maar dat heeft je nu waarschijnlijk wel het leven gered. Wat zou die knul anders bij je hebben kunnen doen?’

Ik knik. ‘Dat besef ik me nu heel erg goed, Joris. Maar ik had het liever niet gedaan. Ik doe niet aan kickboksen, omdat ik iemand wil verwonden, maar omdat ik het een leuke sport vind om te doen. En nu heb ik het moeten gebruiken om me te verdedigen. Daar voel ik me niet echt goed bij. Zeker nu blijkt, dat ik die jongen een gebroken kaak heb getrapt. Dat is best serieus!’

‘Maar het kon niet anders, John. Had hij je dan maar aan het mes moeten rijgen?’

‘Nee, maar ik had hem ook op een andere manier kunnen uitschakelen. Daar had ik aan moeten denken.’

‘Hey, er is hier niemand, die je dat ook maar een moment kwalijk neemt. Zelfs de ouders van die jongen niet.’

‘Nou, die zullen wel anders piepen als ze hun zoon zien. Volgens de agenten ziet het er niet erg best uit. Die jongen wordt nu geopereerd, maar een deel van zijn kaak is verbrijzeld. En dan heeft hij nog best veel geluk gehad, want ik had hem ook kunnen doden. En dat is wat ik mezelf kwalijk neem, Joris. Mezelf verdedigen, dat is tot daar en toe. Maar je kracht gebruiken en er zo’n resultaat mee krijgen, dat is iets anders.’

Joris knikt. Er komt dan een oude vrouw op ons toe. Ze kijkt me aan en zegt: ‘Bent u de man, die mijn kleinzoon bewusteloos heeft geslagen?’

Ik kijk geschrokken naar de vrouw. Schuldbewust zeg ik: ‘Ja, dat ben ik helaas. Het spijt me voor uw kleinzoon. Het was niet mijn bedoeling om hem zo toe te takelen.’

‘Hmm, hij heeft gekregen, wat hij verdiende, jongeman. Natuurlijk is het erg, wat er is gebeurd, maar ik kan er ook niet omheen, wat hij allemaal van plan was met dat mes. Ik heb inmiddels van meerdere mensen het verhaal gehoord, die het gezien hebben. U treft geen blaam, u heeft slechts gedaan, wat nodig was om zichzelf te beschermen.’

‘Maar toch, mevrouw! Het heeft niet veel gescheeld, of ik had hem gedood. Vindt u dat dan niet erg?’

‘Zeker is dat erg, maar Leon is zelf de fout in gegaan. En hij zal nog wel heel lang terugdenken aan dat moment, daar ben ik zeker van. Maar het is niet uw fout! Het is een fout van mij, van zijn ouders, maar ook wij als maatschappij. We hebben ze veel te lang hun gang laten gaan. En dat mogen we ons zelf aanrekenen.
Leon zou nog veel van u kunnen leren. U heeft slechts gedaan, wat ieder ander zou doen, uw eigen leven redden. Maar in plaats daarvan maakt u zich zorgen of u niets had kunnen doen om hem minder ernstig te verwonden. Nee, jongeman, u treft werkelijk geen blaam.’

‘Nou, dan verschillen we op dat punt van mening, maar daar ga ik met u zeker geen ruzie over maken. Ik hoop alleen, dat u mijn excuses accepteert.’

‘Als je dat echt wilt, dan accepteer ik ze graag. Ook namens mijn dochter en haar man.’

‘Als u hun mijn excuses ook wilt overbrengen, graag.’

De vrouw knikt, en loopt dan weer weg. Joris zegt tegen me: ‘Kom, ik breng je naar ons thuis. Daar kun je even bekomen van alles.’

Ik knik, en Joris brengt me met zijn wagen weg. De rest volgt ons.

Eenmaal bij de familie Santegoed thuis kan ik nog een keer vertellen, wat er precies gebeurd is. Jolien is meteen van mening, dat ik goed gehandeld heb. Maar voor mijn gevoel is dat nog steeds niet zo, wat ze me ook zeggen. Ik heb iemands lichaam met mijn kracht zo ernstig beschadigd, dat die jongen misschien nooit meer goed kan eten of praten. En daar voel ik me erg schuldig over.

Chantal wijkt amper een moment van mijn zijde. In ieders ogen ben ik nu een held, maar zo voel ik me dus niet. En Chantal voelt dat als geen ander aan. Hoewel de anderen graag over het incident willen praten, probeert ze snel van onderwerp te veranderen.

‘Jongens, het zit John nog helemaal niet lekker. Kunnen we niet over iets anders praten? Jullie doen nu net of hij een held is, maar de werkelijkheid is, dat die jongen nu ernstig gewond is. En daar zit John nu erg mee. Dus, kunnen we even ergens anders over praten?’

Ik kijk Chantal dankbaar aan. Dat is inderdaad graag wat ik wil. Ze geeft me een kneepje in mijn hand. Maar er valt nu wel even een stilte in huis. Ik vraag dan aan Joris: ‘Is Kurt al weg?’

Joris knikt. ‘Ja, Gerard heeft hem opgehaald van het bureau, en ze zijn nu op de terugweg. Die jongens moeten morgens immers werken.’

Ik knik. ‘Wel aardig, dat ze op hem gewacht hebben. Maar ik vind het eigenlijk vooral rot voor Kurt. Waarom moet hem dat nu uitgerekend overkomen? Alsof hij nog niet genoeg heeft gehad in zijn leven!’

‘Tja, daar is maar weinig aan te doen. Het is het werk geweest van de duivel.’

Lachend zeg ik dan: ‘Dan kan de duivel de klere krijgen, Joris. Zolang ik nog op deze wereld loop, zal ik altijd opkomen voor de zwakkere en degene, die onrecht wordt toegedaan.’

Jolien kijkt glimlachend. ‘John, dat maakt je ook zo’n fijn en goed mens. Je mag dan wel een deel van je vertrouwen in het boek verloren hebben, maar diep in je hart zit nog je geloof in de mensheid. Je vertoon van barmhartigheid, onzelfzuchtigheid en je warme karakter maakt je tot een van de beste mensen, die ik ken. Een echt voorbeeld voor anderen. En dat maakt me trots, dat je later mijn schoonzoon zal worden.’

Ik zie aan Jolien, dat ze ieder woord heeft gemeend.

‘Nou, dat raakt me diep, Jolien. Dank je. Maar als anderen het niet doen, zal iemand het toch moeten opnemen voor de zwakkeren?’

Joris zegt dan lachend: ‘Daar heb je gelijk in, maar dat wil niet zeggen, dat je nu op iedereen moet afstormen, die met een mes staat te dreigen!’

Ik schiet in de lach. ‘Nee, dat zullen we maar liefst zo min mogelijk doen, Joris. Dit was meer dan genoeg!’

Maar ik begin moe te worden. Mijn arm begint pijn te doen, en ik zeg tegen Chantal: ‘Zullen we terug naar het pension gaan?’

Jolien zegt: ‘Maar je hebt nog helemaal niet gegeten, John! Je moet toch wel honger hebben?’

‘Het spijt me, Jolien. Maar ik wil nu even alleen zijn. Even alles rustig verwerken. En qua eten, we bestellen wel wat. Maak je om ons geen zorgen.’

‘Nou ja, je moet het zelf weten. Maar ik begrijp wel, dat je nu even wat rust wilt.’

Chantal staat op en trekt me overeind.

‘Zal ik rijden, John?’

Ik knik. ‘Doe maar. Mijn arm begint pijn te doen. En weet je toevallig ook een apotheek te liggen? Daar moet ik nog wat medicijnen halen. De dokter, die me geholpen heeft, zou er een recept voor me achterlaten.’

‘Ja, ik weet de apotheek wel te liggen. Kom, dan gaan we meteen.’

We nemen afscheid en ik stap in de auto. Chantal rijdt eerst naar de apotheek en daarna naar het pension. Daar staat de gastvrouw ons op te wachten. Ze kijkt verbaasd naar mijn verbonden arm.

‘Wat is er met u gebeurd? Een ongeluk?’

Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, was dat maar waar. Iemand heeft me met een mes een flinke wond aangebracht. En dat begint nu wel wat pijn te doen. Als u het niet erg vindt, ga ik nu eerst even wat rusten. Ik heb even een en ander te verwerken.’

De vrouw knikt, en ik ga naar boven. Chantal praat even kort met de vrouw, en legt haar uit, wat er gebeurd is. Dan komt ze naar boven, waar ze me helpt met uitkleden. Dat gaat toch wat moeilijk. Mijn arm doet nu flink zeer. Het is duidelijk, dat de pijnstillers uitgewerkt zijn.

Chantal zegt: ‘Ik heb ook nieuw verband meegekregen bij de apotheek. En ik heb nog wat extra gepakt. Zal ik je verband maar even verversen?’

Ik knik. Ze haalt het verband eraf en ziet dan de wond. Ondanks dat het gehecht is, sijpelt er nog steeds lichtjes bloed uit de wond. Met een washandje wast ze voorzichtig het ergste bloed weg, zonder de wond zelf te raken. Ze dept het dan droog en verbind me dan met vers verband.

Dan geeft ze me een glas water en wat pillen. Die neem ik in, en ga dan op bed liggen. Chantal komt naast me liggen. Na een goed half uur merk ik, dat de pijnstillers hun werk beginnen te doen. Al die tijd heb ik met mijn ogen gesloten op bed gelegen, waarbij alles weer als een speelfilm voor mijn ogen afspeelt. Steeds weer vraag ik me af, of ik het anders had kunnen doen. Ik probeer me iedere andere optie voor te houden, maar steeds weer kom ik tot dezelfde conclusie. Ik had me niet anders kunnen verweren.

Uiteindelijk val ik in slaap. Maar het is geen prettige slaap, ik heb een hele vreemde, akelige droom, waarbij alles nog een keer voorbij komt.

Als ik weer wakker word, zie ik, dat het al donker is. Ik moet de hele middag geslapen hebben. Ik kijk rond, maar kan Chantal nergens vinden. Maar ik vind een briefje op tafel, dat ze even op visite is bij de gastvrouw. Ik ga overeind zitten, wat helemaal niet zo gemakkelijk gaat, met die gewonde arm. Die doet nog steeds pijn. Ik zucht een keer. Dan sta ik op. Ik zie, dat Chantal me een blouse heeft klaargelegd, die ik gemakkelijk aan kan trekken. Alleen de knoopjes zijn wat lastig, maar het lukt me om die dicht te knopen. Ook mijn broek is even een uitdaging, omdat ik niet veel kracht kan zetten in mijn arm. Maar ook dat lukt me. Ik ga het niet eens proberen om mijn schoenen aan te trekken, maar trek me dan gewoon pantoffels aan, die ik thuis ook altijd aanheb, als ik binnen rondloop.

En daarmee loop ik naar het huis van onze gastvrouw. Daar vind ik Chantal en onze gastvrouw, Simone.
‘Ah, daar zul je hem hebben!’

Chantal staat op en zegt: ‘Gaat het een beetje, John?’

Ik knik. ‘Mijn arm doet nog wel pijn, maar het gaat wel. Maar ik begin nu wel een beetje honger te krijgen.’

‘Dat vind ik niet gek, het is al negen uur! Je hebt vanaf vanmorgen niets meer gegeten!’

Mijn gastvrouw zegt: ‘We hadden al rekening ermee gehouden, dat je wel honger zou hebben. Ik heb een pastaschotel in de oven staan. Die hoef ik alleen maar aan te zetten.’

‘Als het niet te veel moeite is, graag.’

‘Och, helemaal geen moeite! Bovendien heeft je vriendin me je recept gegeven van deze pasta. Erg lekker, moet ik zeggen.’

‘O? Welk recept heeft ze je gegeven?’

‘Pasta verde salmone.’

‘Ah, pasta met spinazie en zalm. Lekker! Ja, dat recept mag u best hebben, geen probleem.’

De vrouw glimlacht. Chantal schuift een stoel voor me opzij.

‘Ik heb al met hun gegeten. Ik dacht, dat ik je het beste maar even goed kon laten slapen.’

‘Geslapen heb ik, maar niet echt heel erg goed. Alles kwam maar steeds weer voorbij. Maar het heeft me wel een beetje goed gedaan.’

‘Gelukkig. Doet het nog steeds veel pijn? Wanneer moet je je pijnstillers weer nemen?’

‘Volgens mij mocht ik er vandaag drie, en morgen twee. En dan steeds minder.’

‘Zal ik die even voor je halen?’

‘Doe maar. Nu begint het toch wel wat pijn te doen.’

Chantal snelt dan weg naar onze kamer en komt al snel terug. De gastvrouw heeft dan al wat bestek en een placemat voor me neergelegd. Ze geeft me een glas water, zodat ik mijn pillen kan innemen.

Dan zegt ze: ‘Moet je verband nog ververst worden? Dat kan ik ook wel voor je doen, ik ben verpleegster.’

‘Oh, ik weet niet, hoe vaak dat ververst moet worden.’

Chantal zegt: ‘Ik denk, dat het wel mag. Het zit er nu alweer bijna acht uur op.’

Ik kijk verbaasd. ‘Heb ik zolang geslapen?’

Chantal knikt. Dan kijk ik de vrouw aan en zeg: ‘Als u het wilt doen, dan ook graag.’

De vrouw haalt dan haar verbandkoffer tevoorschijn. Die is duidelijk wat beter uitgerust, dan de normale huis en tuin verbanddoos. Ze maakt de wond zuiver, waarbij ze zegt: ‘Zo, dat is toch een flinke wond. Maar ze hebben het netjes gehecht. Je zal er wel een litteken aan overhouden, maar ik denk niet, dat je het heel erg zal zien.’

Ze gebruikt een ontsmettingsvloeistof, die wat prikt. Daardoor trek ik wat met mijn arm. De vrouw lacht. ‘Zo’n stoere vent, die met een trap iemand met een mes kan uitschakelen, zal toch zeker niet kleinzerig zijn vanwege het een beetje prikt aan zijn wond?’

‘Stoere vent of niet, fijn voelt dat niet aan.’

‘Dat zeg ik ook niet. Maar ik ben al bijna klaar.’

En dat is ze ook. Ze verbindt dan mijn arm, en daarmee is ze sneller klaar en bovendien zit het verband nu wel wat prettiger, dan wat Chantal bij me gedaan had. En door het wachten hebben de pijnstillers weer de kans gekregen om te gaan werken. Zodoende kan ik iets later aan mijn avondeten beginnen, zonder dat ik al te veel pijn heb.

Het eten smaakt helemaal niet slecht. Het mist alleen nog wat meer basilicum en wat salie. Dat vertel ik ook aan de vrouw.

‘Ja, ik dacht al, dat moet toch wat voller smaken. Bedankt voor de tip!’

Het eten doet me echt goed en ik knap er dan ook goed van op. Een volle maag helpt dus ook bij het verwerken van een trauma. Ik kan nu wel wat beter vertellen, hoe het allemaal gebeurd is. En daarmee is het voor Chantal ook meteen duidelijk, waar ik mee worstel. En dat lucht dan ook wel weer flink op.

De vrouw schenkt me een glas wijn in, en door de alcohol lukt het me om wat te ontspannen. Even later komt de man van onze gastvrouw terug.

En dan moet ik toch even glimlachen, als ik de man zie. Want ik had hem nog niet eerder ontmoet. Ook de man moet glimlachen. Hij zegt: ‘Ja, zo zien we elkaar weer, mijnheer Vliegers.’

Chantal kijkt me niet begrijpend aan en ik zeg: ‘Chantal, dat is de agent, die me op het plein heeft ondervraagd. Maar nu begrijp ik ook, waarom u verder geen adresgegevens nodig had van mijn verblijfplaats.’

De man lacht. ‘Tja, ik moet op zo’n moment onafhankelijk blijven en professioneel. Maar inderdaad, dat was de reden. Mijn vrouw runt hier het pension, en ik ben politieagent.’

‘Nou ja, ieder zijn vak, of niet dan? Maar u kunt me zeker geen nieuws vertellen over die zaak?’

De man schudt zijn hoofd. ‘Nee, helaas. Maar ik mag u wel vertellen, dat de man, die u heeft aangevallen, met succes is geopereerd. Hij ligt nu in het ziekenhuis, maar is wel al aangehouden voor poging tot doodslag en verboden wapenbezit.’

‘Dus ze hebben hem een beetje kunnen redden? Kan ik die man opzoeken? Ik wil gewoon weten, hoe het met hem gaat.’

De man knikt. ‘Dat kunnen we wel voor u regelen. Uiteraard enkel onder begeleiding, en alleen op afspraak. Maar u moet er wel rekening mee houden, dat de man uw bezoek kan weigeren. Dat is zijn goed recht.’

‘Dat zou ik nog kunnen begrijpen. En ik neem aan, dat hij ook nog niet kan praten?’

‘Nee, dat is voorlopig niet aan de orde. Wat ik van de artsen begrepen heb, moeten de botten nu weer zelf aan elkaar groeien. Dat kon nog wel een hele tijd duren. En tot die tijd mag hij alleen vloeibaar eten en heeft hij een absoluut spreekverbod. Communicatie gaat alleen met notitieblokjes.’

‘Ah, u bent nogal op de hoogte.’

‘Ja, ik ben er zelf nog geweest. Ik moest de aanhouding verrichten, vandaar dat ik dit wist.’

Ik knik begrijpend.
‘Dus er is geen verdere schade? Geen hersenbeschadiging of iets?’
‘Nee, die jongen heeft geluk gehad, dat het alleen bij een gebroken kaak is gebleven. Maar dat zal hem nog lang heugen.’

‘Daar is nu niets meer aan te doen. Maar ik hoor het graag, of u een bezoek aan die jongen voor me kunt regelen.’

‘Ik zal mijn best doen. Maar hoe gaat het nu met u? Want u bent ook tevens slachtoffer.’

‘Het bericht, dat hij geen verdere schade heeft, doet me goed. Want ik zat er echt over in, dat die jongen misschien ernstiger gewond zou zijn geraakt, dan verwacht. Want die mogelijkheid zat er echt in. En dit is al erg zat. Met zo’n sidekick kun je met gemak iemand doden, die trap is best krachtig.’

‘Ja, dat is nu wel duidelijk. U hoeft zich daarover geen zorgen meer te maken, dat was de enige schade. Maar hoe is het met uw arm?’

‘Zonder pijnstillers is het pijnlijk. De wond is wel niet diep, maar je voelt het wel goed. Mijn geluk was, dat hij niet goed kon omgaan met zo’n enorm mes.’

De man knikt. ‘Ja, dat is inderdaad uw geluk geweest. Had hij een kleiner mes gebruikt, dan had u wellicht niet meer hier gezeten.’

‘Ja, dat had ik me ook al bedacht. Maar al die jongens dachten dat ze heel wat waren, maar ze waren eigenlijk geen partij voor ons, ook al waren ze met meer.’

‘Ja, maar tegelijk is het ook triest, dat zoiets moet gebeuren. Wat hebben ze er nu mee bereikt? Waarschijnlijk een aantekening op hun strafblad.’

‘Ga ik dat ook krijgen?’

‘Dat ligt aan de openbare aanklager. U heeft iemand doelbewust verwond, wel met doel om u te verdedigen. En de mate, waarmee u heeft aangevallen, is evenredig aan het geweld, dat op u werd toegepast. Dus daar zit het hem. Maar ik verwacht voor u geen problemen. Maar het kan wel zo zijn, dat dit incident op beschreven wordt in uw dossier.’

‘Nou ja, ik hoop dit ook echt niet vaak te hoeven doen.’

Ik begin dan weer te gapen, waardoor Chantal moet lachen. ‘Heb je nu nog steeds slaap, John? Je hebt zowat de hele dag geslapen?’

‘Ik weet het, maar dit alles vreet energie. Ik ga toch weer op bed liggen. Misschien kunnen we morgen dan weer iets leuks gaan doen, iets waardoor is dit allemaal even kan vergeten.’

Chantal knikt, en we verontschuldigen ons bij onze gastvrouw en gastheer. Even later lig ik weer in bed, maar val dan toch best snel in slaap. Het is mijn geluk, dat de wond aan mijn linkerarm is, want dan kan ik nog wel gewoon op mijn zij liggen.

Het is voor mij dan toch nog een wat onrustige nacht, want als de pijnstillers zijn uitgewerkt, doet de wond nog wel pijn. Wel al iets minder, maar toch best pijnlijk.

Als ik de volgende dag het verband laat verschonen, zegt Chantal: ‘Ik laat daar Simone toch even naar kijken, John. Dat is nog best rood!’

Ze haalt onze gastvrouw erbij, die de wond even bekijkt. ‘Daarmee moet je toch even terug naar de dokter. Het lijkt op een beginnende infectie. Ik kan het wel zuiver maken, maar het is beter als hij het meteen even zo kan bekijken. Wacht, ik bel wel even met de polikliniek.’

De vrouw belt dan met de polikliniek, en krijgt al snel een dokter aan de lijn. Na wat overleg zegt de vrouw tegen me: ‘Ik moet de wond nog een keer zuiver maken. Dat gaat pijn doen, maar waarschijnlijk gaat het dan over. En bij de apotheek krijgt u dan nog wat extra medicijnen, daarmee zou het dan over moeten gaan.’

Ik knik. De vrouw gaat dan haar verbanddoos halen, en begint dan mijn wond te verzorgen. En ze heeft niets te veel gezegd, het doet ook flink pijn. Er komt dan ook wat etter vrij, en daarmee is ook de druk op de wond al meteen een stuk minder. Als ze klaar is, voelt het al veel beter aan. Ik bedank de vrouw, en daarna neem ik me nog een pijnstiller.

Chantal vraagt me dan: ‘Zullen we nog even naar mijn ouders gaan? Die zullen wel willen weten, hoe het nu met je gaat.’

Ik knik, en daarop vertrekken we naar hun huis. Maar voor hun is het dagelijkse leven alweer begonnen. Joris is aan het werk, maar ook Jolien. We zoeken Jolien dan op in haar werkplaats. Die is wel bezig met een klant, maar even later kunnen we toch even met haar praten. Jolien vraagt hoe het nu met me gaat, waarop ik haar vertel, dat de wond licht ontstoken is, maar nu een stuk beter aanvoelt.

Dan vraagt ze me: ‘Joris had al gedacht, dat je hierheen zou komen. Ik moest je nog eens vragen, of je nog steeds interesse hebt in die caravan. Want Alfred zou die caravan graag weg hebben uit die schuur.’

Ik kijk Chantal aan en zeg: ‘Daar kunnen we anders ook nog wel even naar kijken. Wat denk jij ervan?’

Ze knikt. ‘Dat zouden we door de hele toestand nog bijna vergeten!’

We drinken nog een kop koffie samen, en rijden dan naar de neef van Jolien toe. Dat is achteraf, op een boerderij. Chantal moet rijden, omdat sturen met een arm me toch niet zo goed afgaat. En als we bij dat huis aankomen, wacht ons een oudere man op.

‘Ah, daar zijn jullie! Jolien had al gebeld, dat jullie eraan kwamen.’

De man wil me heel joviaal onthalen, door me een klap op mijn arm te geven. Natuurlijk recht op mijn wond. Ik krimp even van de pijn, en de man kijkt me geschrokken aan.

‘Doe ik u pijn?’

Het gaat alweer, en ik zeg: ‘Normaal had u me daar geen pijn gedaan, maar ik heb daar een stevige wond zitten. En dat deed even flink pijn.’

‘Ow, sorry! Dat wist ik niet.’

‘Geeft niet, dat kon u niet weten. Maar laat nu maar eens de caravan zien.’

De man glimlacht en neemt ons mee naar de schuur. Zo op het eerste gezicht ziet het ding er afschuwelijk uit, maar ik heb al snel gezien, dat de schade aan dat ding best meevalt. En zelfs de remmen lijken me niet het allergrootste probleem. Ik vraag aan de man een hamer, tik er eens mee tegen de wielen, en kan dan een veer terug horen schieten.

Ik lach. ‘Zo, het probleem van de remmen is in ieder geval voorlopig opgelost. Volgens mij zijn die nu los.’

De man kijkt me verbaasd aan. ‘Was dat alles?’

‘Dat zijn trommelremmen, die willen wel eens klemmen. En soms kun je die lostikken met een klap op de trommel. Maar ik zal ze nog wel na moeten kijken, want het lijkt me, dat er nog wel enig onderhoud aan gedaan moet worden.’

De man knikt. ‘Ja, dat lijkt me ook. Maar ik zou nu wel eens een tractor kunnen pakken, om te kijken of er beweging in zit?’

‘Graag, want dan kan ik beter kijken of het nog de moeite waard is. Want ik zou hem maar wat graag hebben.’

De man knikt en komt even later terug met een kleine tractor. Maar mijn truc met de remmen heeft toch wel geholpen. Met enige moeite kan de tractor het gevaarte uit de schuur trekken, maar omdat de banden heel erg slecht, en leeg zijn, gaat het toch moeizaam. Maar eenmaal in het zonlicht kan ik de caravan wat beter bekijken. Ik bekijk het chassis, dat er nog best goed uitziet, voor zijn leeftijd. En ook het plaatwerk schijnt nog in orde te zijn. En hoe langer ik er naar kijk, hoe enthousiaster ik word. Ook Chantal is opgewonden, ze ziet mijn enthousiasme en heeft er nu ook wel zin in.

Dan zeg ik tegen de man: ‘Wat wilt u nu voor die caravan hebben. Voor niets, dat wil ik niet hebben.’

‘Ik hoef er niets voor te hebben, ik ben al blij, als dat ding weg is.’

‘Maar dit is toch best wel geld waard!’

‘Nou ja, het blijft toch in de familie, of niet dan? Want ik heb begrepen, dat je met Chantal gaat trouwen?’

Ik lach. ‘Nieuws gaat snel, hoor ik al. Maar dat klopt. Al kan het toch nog wel even duren, voordat het zover is. Maar ik vind dan uw aanbod nog te genereus.’

De man zucht eens diep. Dan zegt hij lachend: ‘Je komt toch uit Limburg? Dan doe me maar een kratje bier en een paar Limburgse vlaaien, dan is de zaak rond.’

Ik lach. ‘Nou, daar kan ik me nog wel in vinden. Dat ga ik voor u regelen. Maar nu moet ik wel gaan kijken hoe ik dat ding hier weg krijg.’

We geven elkaar een hand, en daarmee is de zaak geregeld. Nu de caravan al buiten staat, bekijk ik me alles nog eens goed, vooral de remmen. Ik zeg tegen de man: ‘Als ik de banden zou laten vervangen, kan ik volgens mij dat ding gewoon met mijn wagen trekken. Heeft u wat gereedschap en een krik?’

‘Natuurlijk. Maar u gaat toch niet in uw goede kleren liggen sleutelen? Ik heb ook nog wel een overal voor u.’
Even later komt hij terug met een krik, gereedschap en een overal. En ook nog wat houtblokken, die ik onder de assen kan plaatsen, zodat de wielen eraf gemonteerd kunnen worden. Het is niet zo heel veel werk, en als ik de wielen eraf heb, bekijk ik ook meteen de remmen en de lagers.

De remmen mankeert eigenlijk niet zo heel veel, daar moet alleen een en ander aan zuiver gemaakt worden en wat gesmeerd worden. En de lagers van de assen zijn niet meer zo heel fris. Maar dat is allemaal wel te krijgen. Ik gooi de onderdelen achter in mijn wagen, geholpen door Chantal en de man.

En dan drinken we samen nog even een kop koffie, waarbij we nog een en ander moeten vertellen over de bruiloft en natuurlijk ook over de vechtpartij. Een paar uur later rijden we weer richting Kampen, waar ik bij de lokale bandenboer nieuwe banden laat monteren, en bij de automaterialenzaak de passende lagers voor de assen kan kopen. En daarmee rijden we terug naar de caravan.

Eenmaal aangekomen, roept de man ons naar binnen.

‘Hier, dat zal je ook nog wel nodig hebben, jong. Dat zijn de papieren van de caravan. Ik wist, dat ik ze nog ergens moest hebben liggen, en zojuist heb ik me herinnerd, waar ze lagen.’

‘Ah, dat maakt het inderdaad wel een stuk fijner! Wow, dan wordt het helemaal interessant!’
Ik steek me de papieren snel in mijn zak. Dan monteer ik alle onderdelen weer terug en zet de caravan weer op wielen. We testen nu even of de caravan nu wel beter te bewegen is, en dat lijkt nu amper nog een probleem te zijn. Alleen de verlichting werkt nog niet, maar daar weet ik ook wel een oplossing voor.

Ik stap weer in de auto en laat Chantal mee naar Lelystad rijden, waar ik informatie vraag hoe ik het allemaal het best kan aanpakken. De man, die me te woord staat, is erg behulpzaam en regelt me een tijdelijk kenteken, waarmee ik de caravan mee naar huis kan brengen, en zet tevens de caravan al op mijn naam, met de papieren, die ik heb meegebracht.

Gewapend met de tips van de RDW, en de papieren, keren we weer terug naar Kampen. Bij de automaterialenzaak haal ik dan nog een setje aanhangerverlichting op, die ik achter de caravan kan hangen, en dan is het alweer avond. We rijden nog even langs Joris en Jolien, om hun te vertellen, dat we de caravan overgenomen hebben.

Joris kijkt geïnteresseerd. ‘En hoe ga je die dan naar Limburg brengen?’

‘Gewoon, achter de auto. De remmen zaten wel vast, maar ze waren niet vastgeroest. Ik heb even alles los gemaakt, de lagers van de assen vervangen, nieuwe banden erop, en nu rijdt het ding alweer.’

‘Kijk aan, dus jullie zijn al druk bezig geweest!’

‘Ja, dat kun je wel stellen. Alfred had er ook nog papieren bij, dat was helemaal handig. Want zonder papieren was het toch wel lastig geweest om dat ding op de weg te krijgen. Dus nu heb ik een tijdelijk kenteken, waardoor ik toch verzekerd ben, ondanks dat de caravan nog wel een keer opnieuw gekeurd moet worden. Maar dat wil wel zeggen, dat we morgen dan alweer terug naar Limburg moeten. Dat kenteken en die verzekering is maar heel beperkt geldig.’

‘Dus morgen gaan jullie alweer?’

‘Ja, maar wel pas ’s middags. Morgenvroeg ga ik eerst nog even naar het ziekenhuis, om die jongen te bezoeken. Ik kreeg daar nog telefoon over, toen we onderweg waren.’

‘Kijk, dan kun je jezelf even overtuigen, dat het goed met hem gaat.’

‘Hij zal zeker nog wel pijn hebben, daar ben ik van overtuigd.’

‘Jij hebt toch ook nog pijn aan je arm? Hoe gaat het daarmee?’

‘Goed. De wond doet nu helemaal niet meer zoveel pijn meer, en de druk is ook minder. De ontsteking is grotendeels voorbij.’

Chantal zegt lachend: ‘Nou ja, meneer hier had schijnbaar bij het sleutelen helemaal niet meer zo veel last van zijn arm. Die zal hem best nog wel pijn doen, maar hij kan zijn arm toch best prima gebruiken.’

Ik glimlach. ‘Ja, het doet zeker nog wel pijn, maar soms kun je de pijn wel even verbijten. En het doet ook echt al veel minder pijn, dat scheelt ook.’

‘Straks laat ik je wond toch nog een keer door Simone nakijken. En dan kijken we wel, of je fit genoeg bent om naar huis terug te gaan.’

‘En anders rijd jij toch naar huis?’

‘Met dat enorme ding achter de wagen? Ik geloof, dat je toch nog heel erg veel last hebt van je arm! Moet ik Simone ook nog je koorts laten opmeten?’

Joris lacht. En ik schiet ook in de lach. ‘Gelukkig kan ik mijn wagen ook nog wel met een hand besturen.’

Chantal kijkt me aan. ‘En waarom moest ik nu de hele tijd dan rijden, als je het toch zelf wel kon?’

‘Vanwege de medicijnen, Chantal. Daarmee mag ik eigenlijk helemaal niet rijden. Maar als ik morgen met dat ding naar huis wil rijden, dan zal ik even op mijn tanden moeten bijten.’

Joris zegt: ‘Dat is toch geen doen, John. Weet je wat? Ik vraag Michel of Johan of hij je wagen niet even naar huis wil rijden, als Chantal dat niet zelf durft.’

Ik wil hem daarvan weerhouden, maar Joris is alweer naar binnen gelopen. Even later komt hij met Michel naar buiten.

Michel zegt: ‘Pap vraagt me net of ik het aandurf jouw wagen met een flinke caravan naar huis te rijden. Dat vind ik geen probleem, John. Als je me het treinticket naar huis betaalt, doe ik dat graag voor je.’

‘Hoef je niet te werken?’

‘Nee, ik werk in ploegen, en ik heb nu tot het weekend vrij. Ik zou eigenlijk met Jolanda wat leuks gaan doen, maar dat kan altijd nog.’

‘En waarom vraag je Jolanda niet mee? Dan blijven jullie lekker een of meer nachten logeren, en gaan dan met de trein samen terug.’

Michel kijkt even op. ‘Dat moet ik even Jolanda vragen. Maar dat is helemaal geen slecht idee!’

Hij pakt zich meteen zijn telefoon en belt zijn vriendin op. Ze is nog op haar werk, en moet dan een halve dag vrij nemen. Maar dat kan ze vrijwel meteen al regelen, en daarmee is alles alweer geregeld. Ik bedank Michel alvast voor zijn hulp, en we nemen dan afscheid. In het pension laat ik me de wond nog een keer nakijken.

Het sleutelen heeft niet echt positief gewerkt op het dichtgroeien van de wond. Maar het had erger gekund. Na het douchen verbindt Simone me, waarna we al snel weer in bed liggen. De volgende dag voel ik me weer best fit. Onze gastvrouw heeft weer een fantastisch ontbijt voor ons gemaakt, waarvan we gretig gebruik van maken. Simone weet, dat we eerder naar huis gaan, dan eigenlijk gepland, maar daar doet ze niet heel moeilijk over.

Ik ga nog even langs bij het politiebureau, waar ik even doorgeef, dat ik weer naar huis heen ga. Dit in verband met eventuele vragen, zodat ze me kunnen vinden. Daar krijg ik te horen, dat de jongen in het ziekenhuis geen behoefte heeft om met me te spreken. Dat vind ik jammer, maar het is niet anders. Daarop rijden we naar Chantals ouders, waar we Michel en Jolanda oppikken. En we nemen meteen afscheid van Joris en Jolien.

Michel neemt plaats achter het stuur, en we picken dan ook de caravan op. En dan gaat het weer richting zuiden. De Cadillac heeft niet echt moeite met de zware caravan. Michel doet het lekker rustig aan, en we komen dan ook zonder problemen in Echt aan. Daar zetten we de caravan in de loods. Binnen maak ik de open haard aan, want buiten begint het nu toch wel fris te worden. Het is gaan regenen, en er waait een koude wind.

Jolanda zegt: ‘Zo, Johan en Helen hebben nog net een paar goede dagen getroffen voor hun bruiloft! Moet je eens kijken, wat het nu regent!’

‘Ja, daar hebben ze wel geluk mee gehad. Laten we hopen, als jullie gaan trouwen, dat het ook mooi weer wordt.’

Jolanda glimlacht. ‘Dat hoop ik ook, maar hetzelfde geldt toch ook voor jullie?’

‘Ja, maar wij hebben nog wel even de tijd om ons een goede tijd uit te zoeken.’
‘Dat is ook weer zo. Maar voor jullie is het wel logisch, dat jullie er de tijd voor nemen. Maar hier wonen jullie anders ook wel heel erg leuk!’

‘Dank je. Maar ik woon hier al heel mijn leven, ik ben niet anders gewend. Maar toen ik het huis kocht, heb ik het wel helemaal naar mijn wensen aangepast. Dat heeft me wel een vette hypotheek opgeleverd, maar het is de moeite waard. Maar, doordat ik wat financiële meevallers heb gehad, is het toch nog best betaalbaar.’

‘Als ik zo vrij mag zijn, wat is hier dit huis met alles erop en eraan zo waard?’

‘Dat mag je rustig weten. Het is een paar jaren geleden nog getaxeerd op een kleine vierenhalve ton. Maar daar zit dan ook wel alle grond bij. De akker hiernaast is ook nog steeds van mij, maar die is verpacht. Maar dat contact loopt ook over een jaar af, en dan wil ik het niet meer verhuren. Ik heb daar nog wel wat plannen mee, maar eerst moet ik alles financieel op de rit hebben. Trouwen is ook duur!’

Ik sta dan op en zeg: ‘Iemand zin in een wijntje? Of iets anders?’

Michel zegt: ‘Ik ben normaal niet iemand, die veel wijn drinkt, John. Maar wat heb je te bieden?’

‘Ik heb een zoete witte wijn, een droge witte wijn, een halfdroge rode wijn, en ik heb nog bier in de koelkast staan.’

‘Dan doe mij maar een pilsje, maar dan wel in een glas.’

Jolanda zegt: ‘Doe mij maar die rode wijn.’

Chantal kijkt me glimlachend aan: ‘Doe mij die ook maar.’

‘Oké, komt eraan!’

Even later kom ik terug met een dienblad met glazen en wat blokjes kaas.

‘Ik hoop, dat de dames de wijn smaakt. Anders trek ik wel een andere fles open.’

Jolanda nipt een keer van haar wijn en zegt: ‘Deze is wel goed, John.’
Chantal doet hetzelfde en knikt.

‘Dank je, schat.’

Ik geef Michel dan zijn pilsje, zelf heb ik ook een pilsje genomen.

Michel heft zijn glas en zegt: ‘Proost!’

Daarop heffen we allemaal ons glas en proosten.

Opeens gaat mijn telefoon en ik zie verbaasd, dat Johan me belt.
‘Met John.’

‘Met Johan. Zeg John, nemen we tegenwoordig geen afscheid meer?’

‘O, sorry, Johan. Door alles wat er gebeurd is, zijn we dat helemaal vergeten. Maar is afscheid wel nodig, als jullie toch nog hierheen komen?’

‘Nee, maar we waren wel een beetje verrast. Ik moest het van pap en mam horen, dat jullie al vertrokken waren. Maar we zijn nog steeds welkom?’

‘Natuurlijk! Daar is niets aan veranderd, en een woord is een woord!’

‘Dat wilde ik alleen even weten. Maar er is nog wel plaats voor ons? Want Michel en Jolanda zijn nu ook al bij jullie?’

‘Jawel, mijn huis is groot genoeg. Wanneer willen jullie komen?’

‘Uhm, we hadden eigenlijk gehoopt met jullie mee te kunnen rijden.’

‘O, en waarom komen jullie dan alsnog niet hierheen? Je hebt toch een auto, of niet dan?’

‘Wat? Nu meteen?’

‘Ja, waarom niet? Hoe meer zielen, hoe meer vreugd!’

Ik hoor dat Johan op de achtergrond wat aan Helen vragen.

‘Nou, als dat niet erg is, dan rijden we meteen aan!’

‘Prima, dan zien we jullie straks wel!’

‘Tot straks dan!’

Johan hangt op en ik zeg lachend: ‘Het wordt hier weer druk in huis. Johan en Helen komen ook hierheen.’

Chantal kijkt verrast. ‘Maar dat had je hun toch ook beloofd?’

‘Ja, maar ze dachten schijnbaar, dat we het vergeten waren, omdat we gegaan zijn zonder afscheid van hun te nemen.’

Chantal knikt een beetje geschokt. ‘Oei, dat klopt. In alle consternatie zijn we dat echt vergeten! Ik schaam me nu wel een beetje.’

‘Maar ze komen er nu meteen aan. Dus over een goede twee uur verwacht ik ze wel hier.’

Jolanda zegt: ‘Leuk! Dan zijn we even gewoon allemaal hier!’

‘Op Melissa en Daan na dan. Maar die kan ik ook nog wel even bellen. Eens kijken, waar die uithangen.’
Chantal zegt enthousiast: ‘Ja, doe dat!’

Ik bel dan meteen Daan op.

Die pakt meteen op.

‘Hey, John! Waar hang jij uit?’

‘Dat kan ik ook aan jou vragen, Daan!’

‘Ik ben thuis, ik moet morgen weer werken.’

‘Ah, en is Melissa in Nijmegen?’

‘Nee, die is hier. Die gaat pas na het weekend weer terug naar Nijmegen.’

‘Perfect! Wat dacht je ervan om straks bij mij thuis met de broers en zussen van de familie Santegoed, inclusief aanhang een gezellige avond te houden?’

‘Wat? Ben je alweer thuis? Ik dacht dat je de hele week daar zou blijven?’

‘Ik heb de caravan naar huis gebracht. En Michel heeft me die naar huis heen gereden, omdat ik met die medicijnen niet mag rijden. En Chantal durfde dat niet. Dus heeft Michel Jolanda meegenomen, en die blijven een paar dagen. En Johan en Helen zouden toch al een paar weken bij ons logeren, dus we zouden er een leuk treffen van kunnen maken.’

‘Hmm, dat klinkt leuk! Ik mag Joris en Jolien wel, maar dit schept toch even een heel andere sfeer, als je begrijpt wat ik bedoel.’

‘Ik begrijp je wel. Dus waarom kom je vanavond niet even met Melissa langs?’

‘Ik vraag het haar wel even, maar ik denk dat ze ook wel zin heeft.’

Daan vraagt Melissa en ik hoor dat ze antwoordt. Dan geeft Daan de telefoon aan Melissa.
‘Hoi John, met Melissa! Alles goed met je arm?’

‘Jawel, maar het is nog steeds pijnlijk. Maar het gaat. Maar waarom komen jullie niet gezellig langs?’

Melissa lacht. ‘Alsof we elkaar de laatste paar dagen nog niet genoeg gezien hebben. Maar het lijkt me wel leuk. Dus Michel en Jolanda zijn al bij jullie en Johan en Helen zijn onderweg?’

‘Ja, Johan zou nu al zowat onderweg moeten zijn. Die verwacht ik wel tegen het avondeten. En Michel en Jolanda zijn hier. Michel heeft me geholpen die caravan naar Echt te brengen.’

‘Dan komen we er ook zo aan. Tot zo!’

Ik hang op en zeg: ‘Nou, zo meteen komen Daan en Melissa ook naar hier. Ze zijn bij Daan thuis. Daan moet immers morgen weer werken.’

Michel zegt: ‘Leuk, dan hebben we hier straks een kleine reünie!’

We kletsen dan wat verder, als opeens Michel aan mij vraagt: ‘John, je bent nu toch al goed als een schoonbroer voor me. Ik wil je wat vragen.’

Ik kijk verbaasd. ‘Wat wil je vragen?’

‘Begrijp me niet verkeerd, maar ik zou graag willen weten, wat je nu zo precies in Chantal trekt.’

‘Lastige vraag. Er zijn zoveel dingen, die ik leuk vind aan Chantal. Allereerst, ze is roodharig en heeft lang haar. Dat is wat me als eerste opviel, en ik geef het graag toe, ik val nu eenmaal op vrouwen met lang rood haar. Maar verder vind ik haar moed wel leuk.’

‘Maar moed? Ze schreeuwt het uit als ze een muis ziet! Dat is toch niet moedig?’

Ik lach. ‘Nou, dan is ze daar toch al aan gewend, Michel. Hier rennen genoeg muizen rond. En ik heb haar nog niet een keer horen schreeuwen. Wel een keer vloeken, als ze een keer schrok, maar haar echte moed zit hem in andere dingen. Ze is niet bang om nieuwe dingen te doen. Al heeft ze wel al haar moed moeten verzamelen om mij te veroveren.’

‘Dat doet ze alleen bij jou, John. Chantal was in ieder geval niet de moedigste van ons allemaal. Dat was zonder twijfel Johan. En dan kwam ik.’

Chantal zegt vinnig: ‘Als ik al eens wat moed bij elkaar kon vatten, dan waren jullie er altijd nog om me die moed in de kop te drukken, Michel. Zo’n lieverdjes waren jullie vroeger ook weer niet!’

Ik begin te lachen. ‘Zo? Krijg ik nu eens te horen, hoe ondeugend de familie Santegoed is geweest?’

Jolanda zegt: ‘Ik ken ze al heel lang, dus ik kan je er best wel een en ander over ze vertellen.’

Chantal zegt: ‘Dat is gemeen! Maar dan vertel ik ook dingen over jou!’

Jolanda lacht. ‘Doe je best maar, Chantal. Ik denk, dat John best mag weten, hoe jij vroeger was.’

Ik zeg tegen Jolanda: ‘Maar hoezo ken je Chantal dan al heel lang?’

Jolanda zegt glimlachend: ‘Vroeger woonden we vlak bij hun in de buurt. Ik kwam regelmatig met Chantal spelen.’

‘En heb je dus zo Michel ontmoet?’

‘Niet meteen. Michel was vroeger soms echt gemeen tegenover meisjes. Gelukkig is dat wel veranderd. En ik moest vroeger ook niets van hem hebben. Later, toen we ouder werden, veranderde dat wel. En toen we samen op school zaten, is de vonk toen wel overgesprongen.’

Michel glimlacht en zegt: ‘Ja, ik geef het toe, vroeger vond ik meisjes stom en vervelend. Tegenwoordig niet meer zo. Maar eigenlijk was het wel Jolanda, die de eerste stap zette.’

Jolanda glimlacht. ‘Eigenlijk werden we gedwongen met elkaar te kussen, toen we een of ander spel speelden. We werden uitgedaagd om elkaar te kussen. Ik was eigenlijk al een beetje verliefd op Michel, want ik vond hem erg knap. Maar Michel had me nooit een teken gegeven, dat hij me ook wel leuk vond.’

Michel lacht. ‘Sterker nog, ik was eigenlijk nog helemaal niet zo bezig met meisjes. Ik begon ze pas net interessant te vinden. En dat wisten mijn vrienden natuurlijk.
Ik was echt enorm zenuwachtig, want dit zou de eerste keer zijn, dat ik een meisje kuste. En dan bedoel ik niet het kusje, dat je aan je zusje of je moeder geeft.’

Jolanda zegt lachend: ‘Ze begonnen hem al uit te lachen, dus heb ik toen maar zelf het heft in handen genomen. Ik kon hem niet langer zien lijden. Dus heb ik maar de eerste stap gezet. En vanaf dat moment was er tussen ons geen speld meer tussen te krijgen.’

Michel glimlacht naar Jolanda. ‘Dat klopt. Het kon me niet meer eens interesseren, dat mijn vrienden me uitlachten. Ik had opeens een meisje. Maar ja, toen moest ik dat thuis nog eens gaan vertellen. Pff, dat was me nog eens wat. En ik weet nog goed, hoe zenuwachtig ik was, toen ik voor het eerst bij Jolanda thuis kwam. Maar dat bleek helemaal niet nodig. Haar ouders zijn heel modern. Het wil niet zeggen, dat ze niet gelovig zijn, maar ze zijn veel minder streng in de leer.’

Jolanda lacht. ‘Ja, maar het was wel een voordeel, dat we eigenlijk al bekend volk waren. Joris en Jolien vonden het wel leuk, dat Michel een meisje uit de buurt had gekregen, al woon ik er al een hele tijd niet meer.’

Ik lach. ‘Ja, dat kan ik me dan ook weer voorstellen. Maar dan vraag ik me af, of ik zoveel veranderd heb? Hebben jullie daar zelf ook niet aan bijgedragen?’

‘Misschien hebben we de paden wel wat vereffend, maar de grootste verandering is echt wel door jou gekomen, John.’

‘Ik kan het me echt amper voorstellen, Michel.’

‘Dat kan je gerust geloven. Denk je echt, dat mijn ouders me hadden toegestaan om samen met Jolanda bij iemand te gaan logeren, voordat jij langs bent gekomen? Geen denken aan. Dan had ik meteen het huis uit gekund. Ik denk, dat je de ogen van onze ouders geopend hebt, John. Dat heeft voor ons echt een hele verandering gemaakt.’

Jolanda zegt: ‘Ik denk, dat het vooral Jolien de ogen geopend heeft. Joris was altijd al wat schappelijker en milder.’

Chantal mengt zich dan ook in de discussie. ‘Daar heb je gelijk in, Jolanda. Maar ik denk, dat ik zelf ook wel wat bijgedragen heb. Jullie hebben dat niet meegekregen, maar ik heb een keer flinke ruzie met mam gehad. Er was toen niemand thuis.
En die ruzie ging natuurlijk om John. Mam dreigde me toen ook uit het huis te zetten, als ik zo doorging. En toen heb ik haar gezegd, dat ze dat voor mijn part kon doen, maar dat ze me dan nooit meer zou zien. En daar is ze toen best van geschrokken.
Sindsdien is ze ook wel wat veranderd. Pap vond John al meteen een goede kerel. Dat heeft hij me al meteen verteld, vanaf het moment, dat duidelijk was, dat we voor elkaar gekozen hebben.

Maar het is John zelf geweest, die mam ervan overtuigd heeft, dat hij echt serieus was. Ik denk niet, dat John zichzelf beseft heeft, het was gewoon de manier, waarop we met elkaar omgingen. En ook hoe dat John is.
John is altijd oprecht met wat hij doet en zegt. En als mam ergens gevoelig voor is, dan is het daar wel voor.’

Michel kijkt verbaasd. ‘Dat wist ik inderdaad niet, dat je ruzie hebt gehad met mam. Waarom heb je dat niet eerder verteld?’

‘Ik wilde mam ook niet te zeer kwetsen. Het heeft haar pijn gedaan, dat ze die slag verloren heeft. Je moet ook weten, wanneer je te ver kunt gaan.’

Dan komen Daan en Melissa naar binnen. Ze worden hartelijk begroet, alsof we elkaar al tijden niet meer gezien hebben. En de sfeer zit er nog steeds in. Een paar uur later komen ook Johan en Helen aan, die meteen kunnen aanschuiven. Ik heb bij de afhaalchinees een grote rijsttafel besteld, waar we allemaal meer dan genoeg aan hebben. En ik krijg steeds meer verhalen uit hun jeugd te horen, waarbij ik zelf ook wel een en anders vertel. Het zorgt ervoor, dat we een uitermate gezellige avond hebben.

Maar Daan moet ’s morgens er weer vroeg uit, en zo tegen tien uur ’s avonds nemen Melissa en hij afscheid van elkaar.

Melissa zegt bij haar afscheid: ‘Dit moeten we echt vaker gaan doen. Wat zouden jullie ervan zeggen, als we dit vier keer per jaar gaan doen? En iedere keer bij iemand anders. Dan blijven we ten minste contact houden, ook al wonen we nu ver van elkaar.’

‘En de verjaardagen dan?’

‘Ja, dat blijven we ook houden, maar dit is zo gezellig!’

Johan kijkt Helen aan. Helen zegt: ‘Ik weet niet wat Johan ervan vindt, maar ik zou het toejuichen.’

Johan knikt. ‘Ja, ik vind het ook geen probleem.’

Michel zegt tegen Jolanda: ‘Als wij daar eenmaal in Zwolle zitten, kunnen we ook wel een aantal gasten laten logeren. Ik vond dit ook erg leuk. Hoe denk jij erover?’

‘Ja, dit was zeker een van de leukere avonden. Dat moeten we zeker doen.’

Daan zegt: ‘Alleen bij ons heb ik niet zo veel ruimte. Wel voor wat visite, maar niet om te logeren. Maar voor de rest? Laat maar komen.’

Chantal knikt naar me en ik zeg: ‘Nou, dat hoeft geen probleem te zijn, ik heb hier grote slaapkamers. En ik moet echt zeggen, dat moeten we echt vaker gaan doen. Of dat nou vier keer per jaar is, of maar twee keer per jaar, dat moeten we even afspreken. Maar dat heeft nog tijd.’

We spreken af, dat we contact over houden, en daarmee vertrekken Daan en Melissa weer naar huis.
Iedereen heeft toch wel wat drankjes op, en daarmee zijn de tongen ook wat losser geworden, dan normaal.

Vooral Jolanda begint los te komen, maar het is duidelijk, dat Johan en Michel ook al lichtjes aangeschoten zijn. Terwijl ik zelf amper nog wat merk en ook Chantal is inmiddels al wat meer gewend. We zitten wel eens vaker met een drankje buiten te genieten, en dan wil er ook wel eens een flesje wijn sneuvelen. Maar dat is bij de rest van onze gasten dus duidelijk nog niet zo.

Chantal fluistert in mijn oor: ‘Heel veel kunnen ze nog niet verdragen.’

Ik lach en fluister in haar oor terug: ‘Maar zo was jij ook, een paar maanden geleden. Je hebt inmiddels wel wat oefening gehad.’

Chantal lacht. Jolanda zegt daarop: ‘Wat zitten jullie te fluisteren? Mogen wij niet meelachen?’

Chantal zegt lachend terug: ‘We hadden het er net over, dat jullie al behoorlijk aangeschoten beginnen te worden.’

Jolanda glimlacht. ‘Ik denk, dat je gelijk hebt. Ik drink eigenlijk maar zelden. En jullie dan?’

‘O, per week gaan er toch wel een of twee flessen wijn doorheen. We doen dat echt niet alle dagen, maar als we een fles opentrekken, dan gaat die ook meestal wel leeg. Maar dat is meestal wel in de weekenden.’

‘Dat jullie daar nog tijd voor vinden! Als ik zo hoor, wat jullie allemaal doen…’

Dan zegt ze plotseling: ‘Hebben jullie eigenlijk nog wel tijd voor seks?’

En meteen bloost ze flink.

‘O, sorry, dat was eruit, voordat ik erover nadacht.’

Iedereen moet er wel om lachen en Chantal zegt: ‘Geen zorgen, dat zit wel goed. Ik kan in ieder geval niet klagen.’

Ik antwoord: ‘En ik ook niet. Sinds Chantal ontdekt heeft wat goede seks is, kan ze er amper genoeg van krijgen!’

Chantal geeft me een stomp tegen mijn arm. ‘Zoiets zeg je toch niet tegen hun!’

‘En waarom niet? Denk je, dat zij daar vies van zijn? Als ik het zo moet schatten, dan houden die ook wel van een beetje seks.’

Helen verbaast dan iedereen door te zeggen: ‘Ik in ieder geval wel! En naar mijn bescheiden mening kan Johan zijn toverstafje best goed gebruiken!’

We kijken allemaal geschokt. Johan zit er met een enorm rood hoofd, waar we dan ook weer om moeten lachen. Maar het heeft wel het ijs gebroken.

Michel zegt: ‘Nou, ik kan ook echt niet klagen bij Jolanda. Maar ze schaamt zich nogal, omdat ze spuit als ze klaarkomt. Maar ik vind dat juist heel erg geil. Alleen moeten we dan even wat voorzorgsmaatregelen nemen, zodat het bed niet nat wordt.’

Chantal kijkt Jolanda aan en zegt: ‘Daar hoef je je toch niet voor te schamen? Dat doe ik ook wel eens, en ik hoor John echt niet klagen, als dat gebeurt.’

Jolanda bloost nu hevig en zegt: ‘Meen je dat? Gebeurt jou dat ook wel eens? Ik dacht, dat er iets mis met me is. Al mijn vriendinnen vinden het maar raar, als ik daarover praat.’

Helen zegt dan: ‘Nee, dat is heel normaal. Mij gebeurt dat ook wel eens. Niet altijd, maar zo soms. Maar dat zijn juist de lekkerste orgasmes. Dan ben ik even helemaal van de wereld!’

Jolanda kijkt verbaasd. ‘Bij jou ook wel eens? Als ik mijn vriendinnen vraag, hebben ze daar nooit last van.’

Helen lacht. ‘Dan liegen ze, of hun mannen kunnen er in bed niets van. Ik weet zeker, dat het hun ook wel eens gebeurt. Van mijn vriendinnen weet ik, dat sommigen dat ook hebben. Anderen weer niet, maar dat is ook weer afhankelijk van de persoon. Ik heb ook een vriendin, die gewoon helemaal niet kan klaarkomen. Zelfs een vibrator helpt niet. Maar ze zegt zelf, dat ze wel erg van de seks geniet, ook al komt ze niet klaar.’

Chantal knikt. ‘Dat is ook zo. John zorgt er wel voor, dat ik klaarkom. Maar van mijn vriendinnen weet ik weer, dat een daarvan ook spuit als ze klaarkomt, maar twee anderen hebben dat niet. En die zijn juist heel erg jaloers op ons, want dat zouden ze zelf ook wel een keer willen.’

Jolanda slikt een keer. ‘Dus als ik het goed begrijp, ben ik dus helemaal niet abnormaal?’

‘Nee, hoe kom je erbij? Ik heb nu geleerd, dat seks gewoon erg lekker is, zolang je er allebei maar plezier van hebt.’

Daar is iedereen het wel mee eens. Michel zit naast me en zegt: ‘Wat je heb je de dames gegeven, dat die opeens zo los zijn? Dit is praat, die we echt niet zo gewend zijn!’

Ik lach. ‘Het zal wel door de alcohol komen, Michel. En de sfeer, die er hangt. Chantal noemt dat de Zuidelijke gemoedelijkheid.’

Chantal hoort dat. ‘Dat klopt! Dat vind ik hier juist zo fijn. Hier doen ze niet zo bekrompen. Als je thuis het woordje seks in de mond neemt, of iets wat in de buurt komt, dan kijken ze je al aan, alsof je een doodzonde hebt begaan.
Hier kijken ze alleen geïnteresseerd en praten er ook over mee. Natuurlijk bespreek je dat niet met iedereen, maar als ik met de vriendinnen van Johns vrienden praat, dan gaat het onderwerp wel eens vaker over seks. In de breedste zin van het woord, dan wel. Niet in details, of specifiek.
Maar soms kan er wel eens iemand uitflappen, dat ze onlangs compleet is uitgewoond door haar vriend. Dat zou bij ons echt niet kunnen om dat zomaar even te zeggen!’

Helen en Jolanda kijken geschokt. ‘Echt waar? Praten ze er hier zo gemakkelijk over?’

Chantal knikt. ‘Daar moest ik anders ook wel even aan wennen, maar nu doe ik net zo gemakkelijk mee. En ik schaam me er nu ook niet meer voor. En waarom zou een vrouw er niet over mogen praten, als ze eens lekkere seks heeft gehad met haar partner? Is dat alleen voorbehouden aan de mannen? Ik dacht het niet!’

Helen zegt: ‘Eigenlijk heb je wel gelijk. Soms heb ik die behoefte ook wel. Je mag wel praten over andere leuke dingen, waar je hart vol van is. Maar niet over de seks? Eigenlijk is dat raar.’

Johan zegt: ‘Mij zou het alleen maar trots maken, als je er vrij over praat, Helen. Want dan weet ik, dat ik soms toch nog wel eens dingen goed doe in bed.’

Helen kijkt Johan in zijn ogen aan. ‘Mij hoor je niet klagen, Johan. Maar misschien is het wel eens goed om hier samen meer over te praten.’

‘Hoezo? Wat wil je dan bespreken? Doe ik dan iets niet goed? Zeg het dan nu ook maar meteen, want nu wil ik het weten ook!’

‘Het is niet zo, dat je iets verkeerd doet, Johan. Maar ik zou ook wel eens wat meer afwisseling willen. Ik hoor zo wel eens dingen van mijn vriendinnen. En dan kijk ik ook wel eens op mijn telefoon, hoe dat gaat. En daar raak ik ook wel eens opgewonden van.’

Johan kijkt geschokt. ‘Hoe, je kijkt wel eens op je telefoon?’

Helen pakt haar moed bij elkaar en zegt: ‘Ja, is dat een probleem? Dat zie ik je ook wel eens doen op je laptop, maar daar hoor je me nooit iets over zeggen. Of ben ik soms wat minder?’

‘Nee, maar het is gewoon, dat ik het niet van je verwacht had.’

‘Ook ik heb zo mijn gevoelens en verlangens, Johan. En zeker nu ik zwanger ben. Ik vinger me nu regelmatig, vooral als je net weg bent.’

‘Ja, maar ik moest dan weer naar huis. Dat weet je toch!’

‘Ja, maar nu toch niet meer?’

Johan bloost nu flink. Chantal springt bij en zegt tegen haar broer: ‘Jij valt zeker bijna in slaap, als je klaargekomen bent? Zou het niet bij je opkomen, dat Helen dan misschien nog wel eens door zou willen gaan?’

Johan bloost nu nog eens harder, wat onze vermoedens dan al meteen bevestigen.

Michel zegt: ‘Ik stop meestal pas, als Jolanda aangeeft, dat ze genoeg heeft gehad. Meestal ben ik dan ook wel aan het eind van mijn latijn, maar ik probeer wel langer vol te houden. En het is echt niet erg, als je dan toch een keer in slaap valt. Maar dat moet je echt niet de hele tijd gebeuren, broertje!’

‘Ja hey! Dat moet je ook nog wel even kunnen volhouden?’

Chantal zegt lachend: ‘En waarom denk je, dat John zoveel naar de sportschool gaat? Dat is echt niet alleen maar om zijn lichaam in zo’n goddelijke vorm te houden.’

Ik moet erom lachen. ‘Zo precies is niet mijn motivatie, maar het helpt inderdaad wel. Doe je eigenlijk wel aan sport, Johan?’

‘Ik doe aan voetbal.’

‘Zeker een keer per week trainen, en in het weekend een wedstrijd?’
Hij knikt.

‘En denk je, dat je daarvan je conditie op peil kunt houden?’

Johan bloost weer. ‘Als ik eerlijk ben, niet echt. Het is ook meer een vriendenteam, we spelen echt voor de lol.’

‘Daar is ook niets mis mee, maar hoe ziet je training eruit? Een lange opwarmtraining? Conditieloop?’

Johan schudt zijn hoofd. ‘We doen wel aan opwarming, en dan wordt er vooral gevoetbald. Dat is het eigenlijk wel. En na afloop ben ik dan best wel bekaf.’

‘En hoe lang is dan die training? Een uurtje?’

‘Ja, net iets langer.’

‘Dan begrijp ik het wel. Als ik naar de sportschool ga, dan heb ik een uur opwarming nodig, voordat ik verder ga. En dan beginnen we pas met kickboksen. Maar ik weet wel een oefening voor je, waarmee je je conditie heel snel op peil kunt brengen. Ik garandeer je, als je dit een maand lang iedere dag een kwartier doet, dat je conditie met sprongen vooruit is gegaan.’

‘En wat is dat dan?’

‘Touwtjespringen.’

‘Touwtjespringen? Dat is toch voor meisjes?’

‘Nee, dat is echt niet alleen voor meisjes. Het is echt een uitstekende oefening voor je coördinatie, uithoudingsvermogen, timing, kracht, beweeglijkheid en explosiviteit. Ik durf ervoor te wedden, dat je er ook nog beter wordt in bed. En een tevreden vrouw in bed is erg goed voor je relatie.’

Chantal zegt daarop: ‘Amen!’

En daar moeten we allemaal weer om lachen. Maar Johan zegt dan serieus: ‘Dus alleen met touwtjespingen zou ik al een betere conditie krijgen?’

‘Daar ben ik echt van overtuigd, Johan. Weet je wat? Je zou eens mee moeten komen naar mijn sportschool. Mijn trainer kan je dat echt heel goed uitleggen, hoe je daarmee je conditie kunt opbouwen.’

Chantal zegt tegen me: ‘Maar jij gaat voorlopig nog niet naar de sportschool, John! Niet met je arm!’

‘Ik ga toch mijn conditie op peil houden, Chantal. Er zijn nog genoeg oefeningen, die ik kan doen, zonder mijn arm te belasten.’

‘Dan ga ik toch mee, en o wee als je dan toch iets doet, wat je arm belast!’

Ik zeg lachend tegen Johan: ‘Natuurlijk heeft een goede conditie wel een paar nadelen. Als je vrouw heel erg tevreden is in bed, wil ze er natuurlijk ook wel zeker van zijn, dat je ook niet met andere vrouwen oefent. Niet dat ik dat ooit zou doen, want ik heb echt genoeg aan Chantal, maar ik kan wel merken, dat ze stiekem af en toe jaloers begint te worden.’

Johan moet nu hard lachen. ‘Wat hoor ik nu, zusje van me? Ben je af en toe jaloers?’

Chantal glimlacht. ‘Helaas is dat waar, Johan. Maar het is niet zo erg als John het wil doen lijken. Maar ik ben wel een keer heel erg jaloers geweest, en nog niet zo lang geleden.’

Ze vertelt dan het verhaal over Marieke. Helen en Jolanda kunnen meteen begrijpen, waarom Chantal zo jaloers werd.

‘Ja, als je zoiets gebeurt, dan zou ik ook wel jaloers worden. Maar wat voor een vent heeft zij dan, dat hij dat maar allemaal toestaat?’

Ik zeg: ‘Nu is dat ook wel anders, Helen. Hij heeft haar voor het blok gezet, of de deur uit, of hij is weg, met de kinderen. En nu lijkt het wel goed te gaan. Dat hoor ik van Daan, dat zijn namelijk zijn buren.’

‘Pff, ik moet er niet aan denken, dat ik zo’n buren heb! Gelukkig wonen we achteraf, en kunnen we het ook goed vinden met de buren. Bovendien zijn die een heel stuk ouder dan ons.’

Chantal lacht. ‘En doordat ze ouder zijn, hebben die mensen ook geen behoefte meer aan seks? Nou, ik kan je zeggen, dat is echt niet waar! In de tijd, dat ik in Bemelen woonde, bij de oom en tante van John, kon ik regelmatig horen, dat ze met elkaar de liefde bedreven. En dat terwijl ze allebei de zeventig wel zijn gepasseerd. Prachtige mensen overigens.’

Jolanda vraagt geïnteresseerd: ‘Zie jij je over vijftig jaar nog steeds seks hebben met John?’

Chantal haalt haar schouders op. ‘Waarom niet? Als het dan allemaal nog lichamelijk kan en we gezond zijn, wat is dan het probleem? Zeker als we dan nog net zo verliefd op elkaar zijn, als Karel en Mia, zo heten zijn oom en tante.’

Helen haalt haar neus op. ‘Brr, ik moet er niet aan denken, dat bijvoorbeeld mijn opa en oma nog seks met elkaar hebben.’

Chantal lacht. ‘Jij hoeft dat toch ook niet te zien, of wel? En waarom zouden die geen seks meer met elkaar mogen hebben? Is dat alleen iets voor jonge mensen? Of denk je, dat je leven over is, als je oud bent geworden?’

‘Nee, maar waarom zou je nog seks hebben, als je er zo oud uit ziet! Als ik mijn opa bekijk en mijn oma, dan zien die er echt niet meer aantrekkelijk uit!’

‘En misschien denken zij daar heel anders over. Nu heb ik geluk en ziet John er goed uit, al denkt hij daar zelf anders over, maar zelfs al zou hij niet aantrekkelijk eruit zien, dan maakt hij dat met andere dingen wel goed.’

Helen vraagt aan Chantal: ‘Zou je echt voor John gegaan zijn, als hij een stuk lelijker was?’

Chantal zegt eerlijk: ‘In eerste instantie misschien niet. Maar als ik even met hem gepraat had, dan weer wel. Maar dat is nu moeilijk achteraf te zeggen. Maar ik kan nu eerlijk zeggen, dat ik ook van hem zou houden, als hij er nu opeens lelijk uit zou zien.’

Jolanda zegt: ‘Maar in plaats daarvan heb je nu een stoere vent, met een litteken op zijn arm.’

‘Van mij hoeft John niet stoer te zijn, en dat litteken had ik liever ook niet gezien. Maar het is nu eenmaal gebeurd. Maar ik was op dat moment heel erg bang. Niet om mezelf, en ook niet zo zeer om Melissa, maar om John. Ik heb echt doodsangsten uitgestaan. Ik zag John al op de grond liggen, en worden getrapt door die jongens. Maar ik heb nu tegen John gezegd, dat ik nu ook wil leren boksen. Als er nu nog iemand aan hem komt, dan heeft die ook met mij te maken!’

Helen lacht. ‘Dat meen je toch niet echt, Chantal?’

Maar Chantal kijkt serieus. ‘Dat meen ik wel, Helen. Ik wil me niet meer zo hulpeloos voelen, als toen. Ik kan wel mezelf verdedigen, ik heb immers jarenlang judo gedaan. Maar het kan geen kwaad om me ook nog in een andere zelfverdedigingssport te verdiepen.’

Ik knik en zeg: ‘Ze gaat binnenkort, als ik weer mag trainen, met me mee. En dan kijken we wel, voor elke vechtsport ze aanleg heeft en bij haar past. Het hoeft niet meteen kickboksen te zijn.’

Johan vraagt me dan: ‘Hoe goed ben je eigenlijk in kickboksen, John? Ik weet, dat je geen wedstrijden doet, maar hoe meet je dan je gradatie?’

‘Ik doe geen wedstrijden, maar ik zit toch op een redelijk hoog niveau. Ik ben een van de vaste sparringpartners van de eigenaar van de sportschool. En die doet dat op Europees en mondiaal niveau. Dus dan moet ik toch best wel wat in huis hebben, om hem een beetje van repliek te dienen. Maar ik weet van mezelf, dat mijn trappen behoorlijk sterk zijn, dat vertelt Otto me altijd.
Daar moet hij als ik met hem aan het boksen ben, flink voor oppassen. Daarom had ik ook zo’n schrik, dat ik die jongen zou hebben doodgetrapt.’

‘Ja, dat begrijp ik nu ook wel. Maar waarom doe je nu eigenlijk geen wedstrijden?’

‘Ik houd er niet van om mensen pijn te doen. Het is wat anders, als we wat sparren. Dan ga je niet voluit, en houd je rekening met elkaar. Maar ik vind het wel leuk om je reflexen te testen. Want dat is altijd wel handig, ook in het dagelijkse leven.’

Er valt dan even een korte stilte. Dan opeens zegt Helen: ‘Nu nog even wat anders, John! Je hebt me op onze bruiloft nogal verrast! Je bent enorm vooruit gegaan met dansen, dat moet ik echt toegeven! Maar ik wist helemaal niet, dat je zo goed kon zingen! En als jullie samen zingen, echt prachtig!’

Ik lach. ‘We oefenen dan ook vrijwel dagelijks, Helen. De ene dag zingen we, dat moet Chantal dan ook oefenen, dus help ik haar daarbij. En dansen, dat doen we voor ons eigen plezier.’

Chantal kijkt trots naar me. ‘Ik heb John al eens gezegd, dat hij eens mee moet komen naar het college en daar eens moet gaan zingen. Ik durf te wedden, dat er menige zanger jaloers op zijn stem zou worden.’

Ik lach. ‘Maar ik krijg wel heel erg veel les! Alles wat ze nu leert op school, dat test ze meteen op mij uit! Ik ben haar proefkonijn!’

Chantal lacht. ‘Dat kan ik niet ontkennen. Het is wel handig, als je vriendje ook nog eens een begenadigd zanger is. Dan kan ik mijn kennis van de stof gelijk testen, of ik het wel goed doe.’

‘En ik kan niet ontkennen, dat ik er niet beter van ben geworden. Ik heb vroeger wel zangles gehad, maar ja, dan word je ouder en heb je andere interesses.’

Ik ga me dan net verzitten, als ik dat aan het vertellen ben. En daarbij stoot ik mijn arm tegen de rand van de bank. En dat doet me dan toch wel wat zeer.

Chantal merkt dat meteen en zegt: ‘John, moeten we dat verband niet nog eens verversen? Dat zit er al de hele dag op. En Simone heeft me heel duidelijk gezegd, dat het erg belangrijk is, om vooral nu het verband regelmatig te verversen.’

‘Ja, doe dat maar. Ik heb echt geen zin, dat me die wond gaat ontsteken.’

Ik zeg tegen onze gasten: ‘Sorry, we lopen wel even naar de keuken, dat hoeven jullie niet te zien.’

We laten ze even alleen, en Chantal helpt me dan het verband te verversen. Gelukkig ziet er nu alles wel goed uit. De wond is dicht gebleven, en de roodheid begint af te nemen. Chantal heeft instructies van Simone gehad, en nu kan ze het verband wel goed verbinden. Een kwartier later zijn we alweer terug.
‘Zo, dat ging snel!’

‘Ja, gelukkig begint het al wat dicht te groeien. Maar ik zal toch wel voorzichtig moeten zijn. Ik heb al wat te veel gedaan, toen ik die caravan weer mobiel moest maken.’

Chantal zegt scherp: ‘Als je dat maar weet, John!’

‘Ja, ja! Ik weet het wel. Maar soms moet je gewoon even op je tanden bijten en doorgaan. Ik kon deze kans niet laten liggen.’

‘Dat is ook weer waar. Maar daar gaan we nog veel werk aan hebben, John!’

‘Dat is ook niet erg. Die hoeft ook morgen nog niet klaar te zijn. Eerst ga ik me er een mooi ontwerp van het interieur voor maken. En als mijn arm weer beter is, dan ga ik dat ding eerst helemaal strippen.’

Chantal knikt. Johan zegt: ‘Ga je dat ding echt helemaal restaureren?’

Ik knik. ‘Ja, dat is wel de bedoeling. Het interieur hoeft van mij niet origineel te worden, maar ik wil het wel een beetje in de stijl van de auto maken. Dus een beetje jaren zestig en zeventig kleuren, maar dan wel met een moderne materialen.’

Michel zegt: ‘Maar het is wel een enorm ding, John! Maar goed, dat je Cadillac ook flink wat weegt.’

‘Ja, het is een grote caravan. Als die klaar is, dan heb ik ook echt een mooi ding!’

‘Wat voor iets is het eigenlijk?’

‘Een Airstream Tradewind 24 uit 1967. Het is een dubbelasser, en die zijn er veel minder. En dat ik de binnenkant helemaal opnieuw moet inrichten, vind ik echt niet erg. Maar ik ben wel blij, dat de douche en het toilet nog wel aanwezig zijn, al zal ik die ook na moeten kijken. Maar ik heb er al veel zin in om daar aan te beginnen.’

‘Hoe lang is dat ding nu eigenlijk?’

’24 voet, dus ongeveer zeven en een kwart meter lang.’

Johan fluit eens door zijn tanden. ‘Dat is nogal een heel ding. Hoe zwaar is zo’n ding dan wel niet?’

‘Licht zijn ze niet. Ik schat ze zo rond 1600 kilo. Maar doordat ik straks opnieuw kan inrichten, hoop ik de caravan ietsjes lichter gaat worden. Maar aan de andere kant, ik wil er wel zonnecellen op gaan bouwen, een televisie, boiler, airco, allemaal van dat soort dingen. Dus het zal zeker geen lichtgewicht worden. Maar gelukkig mag ik dat wel trekken met mijn Cadillac. En zelfs ook met mijn SUV.’

‘Hoe staat het daarmee? Krijg je die nu nog terug?’

‘Ja, die bevestiging heb ik al gekregen. Maar dat gaat nog wel ruim een week duren.’

Chantal zegt daarop: ‘En dus is het maar goed, dat John de komende week ook nog niet mag werken met zijn arm. Ik heb zijn chef al opgebeld, en hem de situatie uitgelegd. Hij heeft John ziek gemeld.’

Daar was ik het eigenlijk helemaal niet eens mee, en ik zeg dan ook: ‘Van mij had dat niet gehoeven, Chantal. Ik kan best achter mijn computer zitten, ook met die wond.’

‘En wie ververst dan je verband? En hoe ga je naar je werk? Want je mag eigenlijk helemaal niet rijden met die medicijnen van je. Nee, je blijft lekker thuis!’

Ik hef mijn handen op, als teken, dat ik me gewonnen geef. Waarop Johan moet lachen.
‘Ze heeft je al heel aardig onder de knop, John!’

Ik haal mijn schouders op. ‘Soms moet je geven en nemen. En helemaal ongelijk heeft ze ook weer niet. Het is alleen, dat ik er niet van houd om stil te zitten.’

Johan moet er evengoed om lachen, maar onverwacht krijg ik hulp van mijn schoonzusje Helen.
‘Als jij zo zou zitten, Johan, dan ging je me ook niet werken! Dan bleef jij ook thuis. En jij hebt er ook een hekel aan om stil te zitten.’

Het lachen verstomd dan bij Johan, waarop wij weer in de lach schieten. Maar de alcohol begint wel zijn tol te eisen. Jolanda begint te geeuwen, en ook Helen is duidelijk moe.

Helen staat dan ook op en zegt: ‘Ik weet niet wat jij doet, Johan, maar ik zou eigenlijk wel naar bed moeten. En meer drinken, dat moet ik ook niet doen, ik ben immers zwanger.’

Chantal staat op en zegt: ‘O, en ik heb jullie nog helemaal niet je kamer laten zien.’

Johan staat dan ook op en zegt: ‘Gaan jullie dan maar vast naar boven, dan haal ik de koffers uit de auto.’

En daarmee is dan ook wel het teken gegeven, dat de avond voorbij is. Een half uur later ligt iedereen al in bed. Als we samen in bed liggen, komt Chantal tegen me aan liggen. Het is maar goed, dat de wond niet aan mijn rechtse arm is, want dan zou ze wat moeilijker tegen me aan komen liggen. Ik kan alleen niet mijn linker arm om haar heen slaan, zoals ik normaal doe. Dat doet me nog te veel pijn. Maar ik kan wel mijn hand op haar heup leggen.

Chantal valt niet meteen in slaap, maar wil dan altijd eerst nog wat praten. Dat vind ik niet erg, meestal bepraten we dan de dingen, waar we over piekeren, maar ook vertellen we dan de leuke dingen, die gebeurd zijn.

Chantal zegt dan tegen me: ‘Weet je, ik had echt nooit verwacht, dat Jolanda en Helen zo open zouden zijn om te praten over seks. Ik was eigenlijk best wel geschokt.’

‘Anders wij, mannen, wel! Ik zag Johan en Michel ook al kijken. Maar ik vond het wel een beetje geil om jullie zo te horen praten.’

‘Nou ja, als ik bij mijn vriendinnen ben, praat ik ook wel over jongens en seks. Alleen, die zie ik nu zo veel niet meer.’

‘Mis je dat, Chantal?’

‘Een beetje wel, maar zij hebben ook hun eigen leven. Ik denk, dat het er gewoon bij hoort, dat je een beetje uit elkaar groeit.’

‘En je hebt hier toch ook al wat vriendinnen gemaakt, of niet dan?’

‘Ja, ik kan goed opschieten met Ilse. Die kom ik ook vaak tegen, als ik boodschappen ga doen. En ze woont vlakbij in de buurt.’

Ilse is de vriendin van Sander, waardoor ik zelf nu ook een wat betere band met Sander heb gekregen.

‘Ik ben blij, dat je hier nu ook vrienden maakt, Chantal. Anders zou het zwaar voor je worden hier.’

Chantal knikt. ‘Dat denk ik ook. Het scheelt ook, dat je nogal wat vrienden hebt. Dat maakt het voor mij gemakkelijker om hier te wennen. Hoewel, ik hoef amper nog wat te wennen, ik voel me hier al helemaal thuis.

Dan draait ze zich naar me om. Dat doet ze alleen, als ze iets van me wil weten.

‘John? Hoelang denk je, dat het gaat duren, voordat de caravan klaar is?’

‘Oef, daar heb ik nog geen echt idee voor. Maar ik heb wel eens gelezen op het internet van een stel, dat er ruim zes jaar over heeft gedaan. Maar die caravan was groter, maar na afloop ook wel heel erg mooi geworden.’

‘Zes jaar? Je praatte laatst er nog over om met een caravan naar Zweden te gaan. Kunnen we dan niet beter zolang een caravan kopen, tot de andere klaar is?’

‘Ja, dat is een goed idee. Maar het zal zeker geen nieuwe worden. Dan maar iets minder luxe.’

‘Dat is niet erg. Maar hoe wil je nu die oude caravan gaan maken?’

‘Daar wil ik wel de nodige luxe in gaan verbouwen. Die caravan is behoorlijk groot. Daar wil ik airco op, een oven, magnetron, verwarming, televisie en van dat soort dingen. En een flink groot bed, waar we allebei gemakkelijk in kunnen liggen. En dat moet er dan natuurlijk wel een beetje leuk uitzien.’

Chantal glimlacht. ‘Mag ik dan ook aangeven, wat ik allemaal wil?’

‘Natuurlijk, waarom zou jij geen inbreng mogen hebben? Heb je al ideeën?’

‘Nee, nog niet. Maar ik heb wel wat ideeën over de kleuren aan de binnenkant.’

‘Morgen gaan we dat ding eens uit de loods halen, en dan spuiten we hem eerst eens goed af. En dan kunnen we een plan maken. En dan weten we ook meteen of de caravan nog goed dicht is. Als die dicht is, dan scheelt dat erg veel in het werk.’

‘Maar ik weet nog helemaal niet, wat ik er allemaal aan kan doen! Ik ben niet zo technisch, als jij dat bent.’

‘Geloof me, er is nog een heleboel, waarmee je kunt helpen. Het eerste werk zal het strippen zijn. De badkamer moet er helemaal uit, alles wat er nu nog in zit, dat moet er uit. En ook wat eronder zit.’

‘De badkamer ook? Ik dacht, dat je die juist opnieuw wilde gebruiken?’

‘Dat wil ik ook, maar dat wil niet zeggen, dat die er niet uit moet. Willen we het goed doen, dan zal ik eerst het metaalwerk moeten aanpakken. En dat kan alleen door er echt alles uit te halen.’

‘Ik begrijp het. En hoe wil je dat gaan doen met het interieur? Je bent meer thuis met metaal, dan met hout.’

‘Daar wilde ik de hulp van Sander bij inroepen. Hij kan me wel op weg helpen met het bouwen van het interieur. Hij werkt bij een interieurbouwer, die maken daar stands voor beurzen, maar ook kantoorinrichtingen en keukens. Hij zal me ook wel aan passend materiaal kunnen helpen.’

‘En gaat dat allemaal veel kosten?’

‘Ja, goedkoop zal het niet gaan worden, Chantal. Ik ga er niet om liegen. Ook al hebben de caravan praktisch gratis, we zullen er toch flink wat in moeten investeren.’

‘Ja, dat vind ik ook niet erg. Maar ik begrijp wel, waarom je zo’n caravan wilt hebben. Ik vind ze zelf ook heel erg mooi en het zou echt mooi staan achter je wagen.’

‘Dat is ook mijn reden geweest, Chantal. Maar ik vind het wel leuk, dat ik dit nu samen met je kan doen.’
‘Ik ook. Ik heb er zin in om er aan te beginnen!’

Ze geeft me dan een zoen en zegt: ‘Ik hou van je, John!’

‘En ik hou van jou, Chantal.’

Ik geef haar dan nog een zoen, waarop we elkaar welterusten wensen. Enkele momenten later zijn we beiden al in dromenland.
Trefwoord(en): Zussen, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...