Door: Leen
Datum: 25-03-2021 | Cijfer: 8.8 | Gelezen: 11569
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 11 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Borsten, Dagboek, Dating, Tiener, Turnen, Verlangen,
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 11 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Borsten, Dagboek, Dating, Tiener, Turnen, Verlangen,
De Turnles
Mijn lichaam is plomp en vierkant, met als grootste vetophoping mijn buik die naar voren puilt. Ik ben dik en het lijkt alsof iedereen daar iets over te zeggen heeft.
Op school heb ik het gevoel dat ik er niet bij hoor. Iedereen fluistert als ik langsloop en ik word nooit uitgenodigd op verjaardagsfeestjes. In de pauze sta ik alleen in een uithoek van het schoolplein in de hoop dat niemand me ziet. Alleen zijn vind ik niet erg. Ik verzin vaak verhalen in mijn hoofd. Thuis teken ik veel en schrijf ik verhalen uit op papier.
16 ben ik en ook al haal ik geregeld goede cijfers, echt naar mijn zin heb ik het niet op school. Het liefst blijf ik thuis, daar voel ik me veilig. Op school ben ik enkel opgejaagd wild. Het is een gevoel van onbehagen. Ik herinner me nog een klasfoto uit die tijd: een dikke puber, die wat in elkaar ingedoken staat. De turnlerares wijst me elke keer op mijn houding. "Rechtop, Leen, ga toch eens rechtop staan." Maar dat doe ik niet omdat ik me schaam voor mijn plompe lichaam, terwijl andere meisjes er echt als een meisje uitzien. Turnen wordt steeds meer een plaag. Ik durf me amper te douchen na het sporten, omdat ik elke keer word uitgelachen en gepest. "Hé Leen, ben je nu weeral bijgekomen? Zo lijk je wel een dikke koe!".
Sluit ik me aan bij een groepje, dan word ik direct uitgelachen. Op een dag geef ik het op en trek ik me terug van de anderen. Als mijn ma me vraagt waarom ik geen vriendinnetjes heb, dan haal ik mijn schouders op. Ik ben het gewoon alleen te zijn. Dat is het ergste niet. Het pesten, dat doet zeer. Dat ze me uitlachen omdat ik alleen in de breedte groei en niet in de lengte.
En ergens begrijp ik dat wel. Ik verzet me immers niet, ik laat me plagen, doe er zelf niets tegen. En dat komt omdat ik inmiddels zo murw gepest ben, dat ik niet meer weet wat ik ertegen zou moeten doen.
Die dinsdag in de turnles gaat het volledig mis. Nu 30 jaar later kan ik nog altijd voelen hoe ik me toen voelde. Ik kan mijn tranen niet inhouden en de meisjes die het zien joelen van plezier.
"Dames," zo spreekt de turnlerares ons steevast toe, "vandaag gaan we bokspringen."
Ik moet er toen al bleek uitgezien hebben.
"Neem een aanloop, aarzel niet. Zet je voeten midden op de springplank neer en de rest gaat vanzelf."
'Ik wil hier weg,' schiet het door mijn hoofd.
"Handen midden op de bok en voor de durvers onder ons: een salto."
En dan gaat het snel, een voor een nemen de meisjes een spurtje en als elegante gazellen springen ze over het toestel.
En dan is het mijn beurt...
Aarzelend begin ik aan mijn aanloop. God wat ziet die bok er angstaanjagend groot uit. Angst giert door mijn lijf. Vlak voor de springplank begin ik te twijfelen, waardoor ik niet genoeg snelheid heb. Bovendien zet ik mijn voeten verkeerd neer. In plaats van omhoog te veren, knal ik vooruit. De lerares probeert me vast te grijpen, maar is te laat. Met mijn hele gewicht beland ik tegen de bok aan. Een been blijft aan een van de poten haken, ze staan te breed uiteen. Met een smak tuimel ik op de grond.
Het gelach en de opmerkingen van mijn klasgenoten doen me meer pijn dan de smak tegen het turntoestel zelf. "Het vliegende nijlpaard" "Zelfs een olifant springt eleganter." Ik begin te wenen en snel naar de kleedkamer.
Ook op de speelplaats word ik omringd door een uitlachende bende. Het wordt me te veel en ik heb veel zin om weg te lopen.
Wat ik ook zeg, ze zullen me op alle mogelijke manieren terugpakken. En dan recht ik mijn rug, hoofd omhoog. Waar haal ik die houding opeens vandaan? Ik ben verrast over mezelf, luister niet naar het gelach en gepraat rond mij en stap op Eva af.
De meisjes beginnen te giechelen.
Zouden ze het durven me aan te pakken? Wel, die kans zal ik hen dit keer niet geven. Nu zal ik hen te pakken nemen. Diep vanbinnen voel ik een vonkje trots gloeien, iets wat ik nog nooit eerder gevoeld heb.
"Ik laat het niet meer gebeuren, want ik ben trots op wie ik ben!" ik prikte met mijn vinger in mijn eigen borst. "Ik ben ik en ik laat me door jou niet meer aanpraten dat ik minder ben dan jij."
Heel even kijkt Eva me verbaasd aan. Dan begint ze te lachen. Ze maakt een wegwerpgebaar. "Laat me met rust, jij dikke, vette volgevreten koe."
Ik heb het gevoel dat er honderd messen tegelijk in mijn lijf worden gestoken, mijn borsten vermassacreren en mijn volle gezicht hertekenen. Het is een eruptie van gevoelens die ik niet meer onder controle kan krijgen. Mijn ogen springen bijna uit hun kas van woede, zo hebben ze me waarschijnlijk nog nooit gezien.
Mijn hand komt met een krakend geluid op haar gezicht terecht. Door de klap valt ze bijna achterover. Ze legt haar hand op haar wang, hapt naar adem en jammert zachtjes, onverstaanbaar, maar het klinkt als diepe wanhoop, als een soort treurnis om het verlies van haar waardigheid.
Alle ogen zijn op mij gericht.
Het gebeuren maakt duidelijk indruk op de meisjes.
"Nou tot morgen dan." mompel ik. Ik draai me om, neem mijn fiets en fiets naar huis alsof er monsters me achterna zitten. dan begin ik langzamer en langzamer te trappen tot ik uiteindelijk stil sta.
Mijn hart bonkt tegen mijn ribben. Ik begrijp nog steeds niet wat er gebeurd is.
Voor het eerste hebben de meiden me een blik van bewondering toegeworpen. Na al die jaren van pesten, is dit het laatste dat ik verwacht had. Onverwachts zag ik respect in hun ogen, iets wat ik nog nooit eeerder gezien heb in wiens ogen dan ook.
Thuis zitten mijn ouders al aan tafel. "Je bent laat, Leen."
"De sportles is uitgelopen."
"Was het fijn?"
"Ik hou niet van sport, dat weet je best."
"Maar daarom kan je je toch nog wel vermaken, niet?"
"Hmm." plots voel ik me kattig worden. Waarom moeten ze nu over die sportles willen praten? Ik weet niet hoe ik moet kijken.
"Ik heb geen honger," zeg ik onvriendelijk en ren door de gang richting mijn slaapkamer.
Ik durf mijn pa niet onder ogen te komen. Mijn pa die altijd zo lief is voor mij en altijd naar mijn verhalen luistert. Bij wie ik me zo veilig voelt. Hoe kan ik hem vertellen wat er gebeurd is?
De volgende dag komen de meisjes direct op me af. "Hoe is het?" nog nooit hebben ze me begroet of zijn ze zonder te pesten op me af gekomen. Ik voel me groeien en geniet ervan er eindelijk bij te horen.
"Ga je vanmiddag mee naar het winkelcentrum?" vraagt een van hen. Stralend door zo veel belangstelling loop ik met rechte rug over het schoolplein. Ik glunder, ik groei en voel me er sterk door.
Ik ga opnieuw in mijn vertrouwde hoekje op een bankje zitten en begin een boek te lezen.
"Hé, wat zit jij daar zo alleen." Ik schrik en wil snel opstaan.
"Blijf maar rustig zitten hoor. Mag ik bij je komen zitten?" Ik knik verlegen.
Het is Carl, een van de weinige jongens die op school zitten. Vroeger bestond de school alleen uit meisjes, tegenwoordig zijn er ook jongens, al zijn ze ver in de minderheid. Carl heeft het niet gemakkelijk met al die meisjes. Hij krijgt snel een rood hoofd en als de meisjes dat eenmaal weten, maken ze daar gretig gebruik van. Aantrekkelijk is hij niet. Hij is slungelachtig lang en heeft donker krullend haar met bruine ogen.
"Je reactie gisteren was top."
Mooie stem heeft hij, schiet het door me heen.
Ik haal nonchalant mijn schouders op. "Ach, het stelt niet zoveel voor." Ik heb nog nooit met Carl alleen gepraat.
"Moesten ze je weer hebben die... krengen?"
Ik merk dat hij me nieuwsgierig opneemt. Ik bloos ervan.
Ik staar zwijgend voor me uit.
"Mooie trui heb je aan." probeert hij me aan de praat te krijgen.
Ik kijk hem verbaasd aan. "Die slobbertrui? Oud, versleten en veel te groot."
Carl haalt zijn schouders op. "Het staat je wel."
"Merci," antwoord ik stilletjes. Het gesprek wil maar niet vlotten.
"Heb je zin... om zaterdag met mij te gaan fietsen?"
Ik kijk hem even perplex aan.
"Daar moet ik nog over nadenken," antwoord ik stotterend. Een vreemde angst overvalt me. Het is de eerste keer dat een jongen interesse toont in mij en ik weet niet hoe ik daar mee om moet gaan. Het voelt dwaas, te dwaas. Bovendien, wat ziet iemand als hij in mij?
Alsof hij mijn gedachten raadt, zegt hij: "Je bent je er zelf niet van bewust en je zult mij waarschijnlijk niet eens willen geloven, omdat je zo verlegen bent, maar je bent mooi."
Ik wend mijn hoofd af, niet in staat iets te zeggen. Er is nog nooit iemand in mijn leven geweest die zoiets tegen me gezegd heeft. Ik voel het bloed naar mijn hoofd stijgen. Ik, mooi? Mijn gedachten gaan uit naar de meisjes van mijn klas. Zij zouden nogal opkijken als ik verkering heb met iemand. Maar wil ik dat wel? Ik ken Carl amper, ik weet niks van hem.
Ik zoek naar de juiste woorden en begin stamelend: "Ik... euh... dat is l... lief van jou, maar... ik...".
"Je hoeft niet dadelijk te antwoorden hoor, laat het eerst maar eens rustig bezinken."
Ik staar hem aan.
"Kijk niet zo angstig. Zie ik er zo verschrikkelijk uit? Je hebt toch geen hekel aan mij, Leen?"
"Nee, oh nee."
"Nu dan? Het is maar een fietstochtje."
Zonder iets te zeggen, sta ik op en wandel ik weg.
Op school heb ik het gevoel dat ik er niet bij hoor. Iedereen fluistert als ik langsloop en ik word nooit uitgenodigd op verjaardagsfeestjes. In de pauze sta ik alleen in een uithoek van het schoolplein in de hoop dat niemand me ziet. Alleen zijn vind ik niet erg. Ik verzin vaak verhalen in mijn hoofd. Thuis teken ik veel en schrijf ik verhalen uit op papier.
16 ben ik en ook al haal ik geregeld goede cijfers, echt naar mijn zin heb ik het niet op school. Het liefst blijf ik thuis, daar voel ik me veilig. Op school ben ik enkel opgejaagd wild. Het is een gevoel van onbehagen. Ik herinner me nog een klasfoto uit die tijd: een dikke puber, die wat in elkaar ingedoken staat. De turnlerares wijst me elke keer op mijn houding. "Rechtop, Leen, ga toch eens rechtop staan." Maar dat doe ik niet omdat ik me schaam voor mijn plompe lichaam, terwijl andere meisjes er echt als een meisje uitzien. Turnen wordt steeds meer een plaag. Ik durf me amper te douchen na het sporten, omdat ik elke keer word uitgelachen en gepest. "Hé Leen, ben je nu weeral bijgekomen? Zo lijk je wel een dikke koe!".
Sluit ik me aan bij een groepje, dan word ik direct uitgelachen. Op een dag geef ik het op en trek ik me terug van de anderen. Als mijn ma me vraagt waarom ik geen vriendinnetjes heb, dan haal ik mijn schouders op. Ik ben het gewoon alleen te zijn. Dat is het ergste niet. Het pesten, dat doet zeer. Dat ze me uitlachen omdat ik alleen in de breedte groei en niet in de lengte.
En ergens begrijp ik dat wel. Ik verzet me immers niet, ik laat me plagen, doe er zelf niets tegen. En dat komt omdat ik inmiddels zo murw gepest ben, dat ik niet meer weet wat ik ertegen zou moeten doen.
Die dinsdag in de turnles gaat het volledig mis. Nu 30 jaar later kan ik nog altijd voelen hoe ik me toen voelde. Ik kan mijn tranen niet inhouden en de meisjes die het zien joelen van plezier.
"Dames," zo spreekt de turnlerares ons steevast toe, "vandaag gaan we bokspringen."
Ik moet er toen al bleek uitgezien hebben.
"Neem een aanloop, aarzel niet. Zet je voeten midden op de springplank neer en de rest gaat vanzelf."
'Ik wil hier weg,' schiet het door mijn hoofd.
"Handen midden op de bok en voor de durvers onder ons: een salto."
En dan gaat het snel, een voor een nemen de meisjes een spurtje en als elegante gazellen springen ze over het toestel.
En dan is het mijn beurt...
Aarzelend begin ik aan mijn aanloop. God wat ziet die bok er angstaanjagend groot uit. Angst giert door mijn lijf. Vlak voor de springplank begin ik te twijfelen, waardoor ik niet genoeg snelheid heb. Bovendien zet ik mijn voeten verkeerd neer. In plaats van omhoog te veren, knal ik vooruit. De lerares probeert me vast te grijpen, maar is te laat. Met mijn hele gewicht beland ik tegen de bok aan. Een been blijft aan een van de poten haken, ze staan te breed uiteen. Met een smak tuimel ik op de grond.
Het gelach en de opmerkingen van mijn klasgenoten doen me meer pijn dan de smak tegen het turntoestel zelf. "Het vliegende nijlpaard" "Zelfs een olifant springt eleganter." Ik begin te wenen en snel naar de kleedkamer.
Ook op de speelplaats word ik omringd door een uitlachende bende. Het wordt me te veel en ik heb veel zin om weg te lopen.
Wat ik ook zeg, ze zullen me op alle mogelijke manieren terugpakken. En dan recht ik mijn rug, hoofd omhoog. Waar haal ik die houding opeens vandaan? Ik ben verrast over mezelf, luister niet naar het gelach en gepraat rond mij en stap op Eva af.
De meisjes beginnen te giechelen.
Zouden ze het durven me aan te pakken? Wel, die kans zal ik hen dit keer niet geven. Nu zal ik hen te pakken nemen. Diep vanbinnen voel ik een vonkje trots gloeien, iets wat ik nog nooit eerder gevoeld heb.
"Ik laat het niet meer gebeuren, want ik ben trots op wie ik ben!" ik prikte met mijn vinger in mijn eigen borst. "Ik ben ik en ik laat me door jou niet meer aanpraten dat ik minder ben dan jij."
Heel even kijkt Eva me verbaasd aan. Dan begint ze te lachen. Ze maakt een wegwerpgebaar. "Laat me met rust, jij dikke, vette volgevreten koe."
Ik heb het gevoel dat er honderd messen tegelijk in mijn lijf worden gestoken, mijn borsten vermassacreren en mijn volle gezicht hertekenen. Het is een eruptie van gevoelens die ik niet meer onder controle kan krijgen. Mijn ogen springen bijna uit hun kas van woede, zo hebben ze me waarschijnlijk nog nooit gezien.
Mijn hand komt met een krakend geluid op haar gezicht terecht. Door de klap valt ze bijna achterover. Ze legt haar hand op haar wang, hapt naar adem en jammert zachtjes, onverstaanbaar, maar het klinkt als diepe wanhoop, als een soort treurnis om het verlies van haar waardigheid.
Alle ogen zijn op mij gericht.
Het gebeuren maakt duidelijk indruk op de meisjes.
"Nou tot morgen dan." mompel ik. Ik draai me om, neem mijn fiets en fiets naar huis alsof er monsters me achterna zitten. dan begin ik langzamer en langzamer te trappen tot ik uiteindelijk stil sta.
Mijn hart bonkt tegen mijn ribben. Ik begrijp nog steeds niet wat er gebeurd is.
Voor het eerste hebben de meiden me een blik van bewondering toegeworpen. Na al die jaren van pesten, is dit het laatste dat ik verwacht had. Onverwachts zag ik respect in hun ogen, iets wat ik nog nooit eeerder gezien heb in wiens ogen dan ook.
Thuis zitten mijn ouders al aan tafel. "Je bent laat, Leen."
"De sportles is uitgelopen."
"Was het fijn?"
"Ik hou niet van sport, dat weet je best."
"Maar daarom kan je je toch nog wel vermaken, niet?"
"Hmm." plots voel ik me kattig worden. Waarom moeten ze nu over die sportles willen praten? Ik weet niet hoe ik moet kijken.
"Ik heb geen honger," zeg ik onvriendelijk en ren door de gang richting mijn slaapkamer.
Ik durf mijn pa niet onder ogen te komen. Mijn pa die altijd zo lief is voor mij en altijd naar mijn verhalen luistert. Bij wie ik me zo veilig voelt. Hoe kan ik hem vertellen wat er gebeurd is?
De volgende dag komen de meisjes direct op me af. "Hoe is het?" nog nooit hebben ze me begroet of zijn ze zonder te pesten op me af gekomen. Ik voel me groeien en geniet ervan er eindelijk bij te horen.
"Ga je vanmiddag mee naar het winkelcentrum?" vraagt een van hen. Stralend door zo veel belangstelling loop ik met rechte rug over het schoolplein. Ik glunder, ik groei en voel me er sterk door.
Ik ga opnieuw in mijn vertrouwde hoekje op een bankje zitten en begin een boek te lezen.
"Hé, wat zit jij daar zo alleen." Ik schrik en wil snel opstaan.
"Blijf maar rustig zitten hoor. Mag ik bij je komen zitten?" Ik knik verlegen.
Het is Carl, een van de weinige jongens die op school zitten. Vroeger bestond de school alleen uit meisjes, tegenwoordig zijn er ook jongens, al zijn ze ver in de minderheid. Carl heeft het niet gemakkelijk met al die meisjes. Hij krijgt snel een rood hoofd en als de meisjes dat eenmaal weten, maken ze daar gretig gebruik van. Aantrekkelijk is hij niet. Hij is slungelachtig lang en heeft donker krullend haar met bruine ogen.
"Je reactie gisteren was top."
Mooie stem heeft hij, schiet het door me heen.
Ik haal nonchalant mijn schouders op. "Ach, het stelt niet zoveel voor." Ik heb nog nooit met Carl alleen gepraat.
"Moesten ze je weer hebben die... krengen?"
Ik merk dat hij me nieuwsgierig opneemt. Ik bloos ervan.
Ik staar zwijgend voor me uit.
"Mooie trui heb je aan." probeert hij me aan de praat te krijgen.
Ik kijk hem verbaasd aan. "Die slobbertrui? Oud, versleten en veel te groot."
Carl haalt zijn schouders op. "Het staat je wel."
"Merci," antwoord ik stilletjes. Het gesprek wil maar niet vlotten.
"Heb je zin... om zaterdag met mij te gaan fietsen?"
Ik kijk hem even perplex aan.
"Daar moet ik nog over nadenken," antwoord ik stotterend. Een vreemde angst overvalt me. Het is de eerste keer dat een jongen interesse toont in mij en ik weet niet hoe ik daar mee om moet gaan. Het voelt dwaas, te dwaas. Bovendien, wat ziet iemand als hij in mij?
Alsof hij mijn gedachten raadt, zegt hij: "Je bent je er zelf niet van bewust en je zult mij waarschijnlijk niet eens willen geloven, omdat je zo verlegen bent, maar je bent mooi."
Ik wend mijn hoofd af, niet in staat iets te zeggen. Er is nog nooit iemand in mijn leven geweest die zoiets tegen me gezegd heeft. Ik voel het bloed naar mijn hoofd stijgen. Ik, mooi? Mijn gedachten gaan uit naar de meisjes van mijn klas. Zij zouden nogal opkijken als ik verkering heb met iemand. Maar wil ik dat wel? Ik ken Carl amper, ik weet niks van hem.
Ik zoek naar de juiste woorden en begin stamelend: "Ik... euh... dat is l... lief van jou, maar... ik...".
"Je hoeft niet dadelijk te antwoorden hoor, laat het eerst maar eens rustig bezinken."
Ik staar hem aan.
"Kijk niet zo angstig. Zie ik er zo verschrikkelijk uit? Je hebt toch geen hekel aan mij, Leen?"
"Nee, oh nee."
"Nu dan? Het is maar een fietstochtje."
Zonder iets te zeggen, sta ik op en wandel ik weg.
Lees verder: Verlangen - 2: De Fietstocht
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10