Door: Jaakske
Datum: 22-12-2021 | Cijfer: 8.4 | Gelezen: 1544
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 8 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 8 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Jaakskes Verhalen - 2: De Bank, Het Verslag
De Bank, De Getuigen
Ik ontwaak uit een droom, uit een ver verleden. De stoel midden de zaal is ledig.
Ik hoor de man in carnavalskostuum een naam roepen. “De heer Delplancke”.Er komt een man binnen van om en bij de zestig jaar. Een rijzige verschijning, in mooi maatpak. Hij zweert de waarheid te zeggen en gaat op die houten zetel neerzitten. Op vraag van de man achter de grote bleekbruine tafel, begint hij te praten.
- Uit mijn eerste vaststellingen ter plaatse moet het slachtoffer quasi onmiddellijk gestorven zijn ten gevolge van zwaar bloedverlies veroorzaakt door een zware snijwonde in de hals. Verder onderzoek in het labo toonde aan dat de linker halsslagader geheel doorgesneden was, wat tot het enorm bloedverlies geleid heeft, en dat ook vitale zenuwen door gesneden waren. De dood moet binnen de minuut ingetreden zijn. Verder onderzoek gaf volgend resultaat. Het slachtoffer was een sportieve kerel van één meter tweeënnegentig groot, achtentachtig kilogram zwaar. Onderzoek van het lichaam heeft aangetoond dat het slachtoffer op het ogenblik van de misdaad volledig lichamelijk in orde was en dat de dood enkel te wijten kan zijn aan de snijwonde in de hals.
De voorzitter richt zich tot de twee mannen in het zwart voor mij. De man vlak voor mij staat op en vraagt.
- Meneer de wetsgeneesheer, zou een onmiddellijke tussenkomst van een helper het bloeden hebben kunnen stoppen en het slachtoffer gered kunnen hebben?
- Volgens mij kon geen enkele hulp nog baten. De bloeding was te groot en afstoppen van die halsslagader heeft tot gevolg dat een groot deel van de hersenen zonder bloed komen te zitten, wat als gevolg heeft dat vitale lichaamsdelen stilvallen en de dood als gevolg hebben.
- Dank je.
De andere zwarte schuin voor mij staat op.
- Mijnheer de wetsgeneesheer, werd de wonde met opzet of toevallig aangebracht ?
- Op deze vraag kan ik onmogelijk antwoorden. Tijdens de reconstructie, twee dagen na het misdrijf, hebben we daar ook geen uitsluitsel over gekregen. Er zou een schermutseling geweest zijn, doch of de aanval met het mes al of niet voorbereid, dus met opzet, gebeurd is, daar kan ik momenteel niet op antwoorden.
De voorzitter zegt
- Dank je.
Dan doorbladert hij zijn papieren.
- De zitting wordt voor vandaag gesloten.
Ik word geboeid afgevoerd naar die grijze cel met een tafel en een stoel en een bed en een toiletpot en een lavabo en met tralies voor het raam.
Het avondeten smaakt me niet.
Ik slaap. Droom. Vingers die mijn anus open trekken. Grijnzende gezichten.
Bloed
’s Anderendaags opnieuw tussen twee mannen in uniform. Terug op die harde bank. Rechts van mij een massa mensen. Voor mij twaalf mannen en vrouwen. Links, de mannen in deftig zwart met witte stola en rode capes. Voor mij twee mannen in het zwart, een die blijkbaar voor mij is, de andere tegen mij.
De man in carnavalskostuum roept in de gang
- De heer Vandenberghe.
De man die binnen komt herken ik. Vroeger is hij nog bij mij thuis geweest. Vriendelijke man. Hij zweert de eed en gaat op de ledige zetel zitten, vlak voor de lange houten tafel. De man achter de grote tafel, de voorzitter, spreekt hem aan.
- Meneer Vandenberghe, U bent burgermeester van de gemeente waar de beschuldigde woonde ?
- Inderdaad, meneer de voorzitter, sinds meer dan twintig jaar.
- En U hebt zijn ouders goed gekend ?
- Inderdaad, meneer de Voorzitter.
- Vertel eens.
Die man intrigeert me. Ik kijk hem aan, luister geboeid. Ik herbeleef mijn jeugd.
- Meneer de Voorzitter, het gezin Baert mag ik omschrijven als een echt voorbeeldig gezin. De vader, Erik, een voorbeeld van een onderwijzer in het vierde studiejaar. Niet enkel een geliefd en geëerd onderwijzer, ook actief in meerdere verenigingen, zoals voorzitter van het plaatselijke Davidsfonds, ook nog lid van de Kerkfabriek; en van nog meerdere organisaties. Een man die altijd klaar stond om te helpen waar het kon. Zijn echtgenote, Maria Staessens was eerst verpleegster, doch werd huismoeder na de geboorte van haar kinderen, Mario…
De man kijkt me aan.
- … en Franky.
Hij zwijgt even.
- Een voorbeeldig gezin, meneer de Voorzitter. Dat kan ik wel zeggen. Het was een plezier om die kinderen te zien opgroeien. Ze kwamen af en toe spelen bij mijn zoon, die ook kinderen had in hun leeftijd. Zo heb ik die twee, Mario en Franky beter leren kennen. Echt een plezier hoe de oudste voor zijn broertje instond, hem hielp, er voor zorgde als het moest.
De man kijkt me opnieuw even aan. De voorzitter zegt
- Ga door.
- Ja, meneer de Voorzitter, en dan die bewuste woensdag, de zevende augustus tweeduizend en twee. Meneer en mevrouw Baert waren naar een begrafenis in Gent van een oom van mevrouw. De kinderen Mario en Franky waren bij mijn zoon voor de gehele dag.
De voorzitter onderbreekt.
- Hoe oud waren die dan ?
- Mario zeven en een half en Franky vier en een half. Mijn kleinkinderen Stefaan ook zeven en Noraatje vijf. Ik was er vlak na de middag nog geweest. Leuk om die vier kinderen te zien spelen in het grote plastiek plonsbadje op het grasveldje.
Hij zwijgt even. Het is muisstil in de zaal.
- Ja, en dan rond vier uur in de namiddag, meneer de Voorzitter. Ik kreeg een telefoontje uit het stadhuis. Met het ontstellende nieuws, meneer de Voorzitter. Ergens in de omgeving van Deinze, op de terugweg van de begrafenis in Gent, werd de auto, een Peugeot 405 gegrepen door een twintigtonner die door het rode licht reed. De auto was enkel een verhakkeld wrak. Meneer de Voorzitter, moeder Baert was op slag dood, haar echtgenoot amper een half uur later. Meneer de voorzitter, twee kinderen die hun ouders verloren, vermoord in het verkeer door een onverantwoorde kerel van nog geen vijfentwintig jaar. Twee wezen.
Hij zwijgt even. Kijkt me aan. Kijkt voor zicht.
Ik luister bijna ademloos. Ik herinner het mij nog. De dochter van de burgemeester, tante Anneke zoals wij ze noemden, nam Franky op haar schoot. Ik zat er naast. Nonkel Bart, zoals we hem noemden, zat naast mij. Tante Anneke zegde dat pa en ma niet naar huis kwamen die dag. Dat ze nooit meer naar huis zouden komen. Dat ze in de hemel waren. Franky vroeg waarom. Tante Anneke legde uit hoe ze een ongeval gekregen hadden. Ik begreep. O ja, ik begreep.
- Ze zijn dood hé, zegde ik.
Tante Anneke knikte. Nonkel Bart legde een arm over mijn schouder. Tante Anneke en nonkel Bart hebben nog een hele tijd verteld over pa en ma. Ze hebben Franky en mij in bed gestopt, bij ons gebleven tot we toch maar konden slapen. De dagen die volgden beleefde ik in een waas, in een nevel. We moesten niet naar school. Het was augustus, volop vakantie.
De burgermeester hervat zijn verhaal. Hij vertelt wat er over mijn broertje en mijzelf beslist werd, hoe we in het instituut Maria ter Engelen terecht kwamen. Hij zwijgt. De man vooraan zegt
- Dank je wel, meneer de burgermeester. U kunt beschikken.
De burgermeester kijkt me even aan. Knikt. Verdwijnt.
Na hem komt de jeugdconsulent bij het OCMW. Die vertelt hoe hij mij en mijn broertje is blijven volgen.
Om vijf uur wordt de zitting gesloten.
Ik hoor de man in carnavalskostuum een naam roepen. “De heer Delplancke”.Er komt een man binnen van om en bij de zestig jaar. Een rijzige verschijning, in mooi maatpak. Hij zweert de waarheid te zeggen en gaat op die houten zetel neerzitten. Op vraag van de man achter de grote bleekbruine tafel, begint hij te praten.
- Uit mijn eerste vaststellingen ter plaatse moet het slachtoffer quasi onmiddellijk gestorven zijn ten gevolge van zwaar bloedverlies veroorzaakt door een zware snijwonde in de hals. Verder onderzoek in het labo toonde aan dat de linker halsslagader geheel doorgesneden was, wat tot het enorm bloedverlies geleid heeft, en dat ook vitale zenuwen door gesneden waren. De dood moet binnen de minuut ingetreden zijn. Verder onderzoek gaf volgend resultaat. Het slachtoffer was een sportieve kerel van één meter tweeënnegentig groot, achtentachtig kilogram zwaar. Onderzoek van het lichaam heeft aangetoond dat het slachtoffer op het ogenblik van de misdaad volledig lichamelijk in orde was en dat de dood enkel te wijten kan zijn aan de snijwonde in de hals.
De voorzitter richt zich tot de twee mannen in het zwart voor mij. De man vlak voor mij staat op en vraagt.
- Meneer de wetsgeneesheer, zou een onmiddellijke tussenkomst van een helper het bloeden hebben kunnen stoppen en het slachtoffer gered kunnen hebben?
- Volgens mij kon geen enkele hulp nog baten. De bloeding was te groot en afstoppen van die halsslagader heeft tot gevolg dat een groot deel van de hersenen zonder bloed komen te zitten, wat als gevolg heeft dat vitale lichaamsdelen stilvallen en de dood als gevolg hebben.
- Dank je.
De andere zwarte schuin voor mij staat op.
- Mijnheer de wetsgeneesheer, werd de wonde met opzet of toevallig aangebracht ?
- Op deze vraag kan ik onmogelijk antwoorden. Tijdens de reconstructie, twee dagen na het misdrijf, hebben we daar ook geen uitsluitsel over gekregen. Er zou een schermutseling geweest zijn, doch of de aanval met het mes al of niet voorbereid, dus met opzet, gebeurd is, daar kan ik momenteel niet op antwoorden.
De voorzitter zegt
- Dank je.
Dan doorbladert hij zijn papieren.
- De zitting wordt voor vandaag gesloten.
Ik word geboeid afgevoerd naar die grijze cel met een tafel en een stoel en een bed en een toiletpot en een lavabo en met tralies voor het raam.
Het avondeten smaakt me niet.
Ik slaap. Droom. Vingers die mijn anus open trekken. Grijnzende gezichten.
Bloed
’s Anderendaags opnieuw tussen twee mannen in uniform. Terug op die harde bank. Rechts van mij een massa mensen. Voor mij twaalf mannen en vrouwen. Links, de mannen in deftig zwart met witte stola en rode capes. Voor mij twee mannen in het zwart, een die blijkbaar voor mij is, de andere tegen mij.
De man in carnavalskostuum roept in de gang
- De heer Vandenberghe.
De man die binnen komt herken ik. Vroeger is hij nog bij mij thuis geweest. Vriendelijke man. Hij zweert de eed en gaat op de ledige zetel zitten, vlak voor de lange houten tafel. De man achter de grote tafel, de voorzitter, spreekt hem aan.
- Meneer Vandenberghe, U bent burgermeester van de gemeente waar de beschuldigde woonde ?
- Inderdaad, meneer de voorzitter, sinds meer dan twintig jaar.
- En U hebt zijn ouders goed gekend ?
- Inderdaad, meneer de Voorzitter.
- Vertel eens.
Die man intrigeert me. Ik kijk hem aan, luister geboeid. Ik herbeleef mijn jeugd.
- Meneer de Voorzitter, het gezin Baert mag ik omschrijven als een echt voorbeeldig gezin. De vader, Erik, een voorbeeld van een onderwijzer in het vierde studiejaar. Niet enkel een geliefd en geëerd onderwijzer, ook actief in meerdere verenigingen, zoals voorzitter van het plaatselijke Davidsfonds, ook nog lid van de Kerkfabriek; en van nog meerdere organisaties. Een man die altijd klaar stond om te helpen waar het kon. Zijn echtgenote, Maria Staessens was eerst verpleegster, doch werd huismoeder na de geboorte van haar kinderen, Mario…
De man kijkt me aan.
- … en Franky.
Hij zwijgt even.
- Een voorbeeldig gezin, meneer de Voorzitter. Dat kan ik wel zeggen. Het was een plezier om die kinderen te zien opgroeien. Ze kwamen af en toe spelen bij mijn zoon, die ook kinderen had in hun leeftijd. Zo heb ik die twee, Mario en Franky beter leren kennen. Echt een plezier hoe de oudste voor zijn broertje instond, hem hielp, er voor zorgde als het moest.
De man kijkt me opnieuw even aan. De voorzitter zegt
- Ga door.
- Ja, meneer de Voorzitter, en dan die bewuste woensdag, de zevende augustus tweeduizend en twee. Meneer en mevrouw Baert waren naar een begrafenis in Gent van een oom van mevrouw. De kinderen Mario en Franky waren bij mijn zoon voor de gehele dag.
De voorzitter onderbreekt.
- Hoe oud waren die dan ?
- Mario zeven en een half en Franky vier en een half. Mijn kleinkinderen Stefaan ook zeven en Noraatje vijf. Ik was er vlak na de middag nog geweest. Leuk om die vier kinderen te zien spelen in het grote plastiek plonsbadje op het grasveldje.
Hij zwijgt even. Het is muisstil in de zaal.
- Ja, en dan rond vier uur in de namiddag, meneer de Voorzitter. Ik kreeg een telefoontje uit het stadhuis. Met het ontstellende nieuws, meneer de Voorzitter. Ergens in de omgeving van Deinze, op de terugweg van de begrafenis in Gent, werd de auto, een Peugeot 405 gegrepen door een twintigtonner die door het rode licht reed. De auto was enkel een verhakkeld wrak. Meneer de Voorzitter, moeder Baert was op slag dood, haar echtgenoot amper een half uur later. Meneer de voorzitter, twee kinderen die hun ouders verloren, vermoord in het verkeer door een onverantwoorde kerel van nog geen vijfentwintig jaar. Twee wezen.
Hij zwijgt even. Kijkt me aan. Kijkt voor zicht.
Ik luister bijna ademloos. Ik herinner het mij nog. De dochter van de burgemeester, tante Anneke zoals wij ze noemden, nam Franky op haar schoot. Ik zat er naast. Nonkel Bart, zoals we hem noemden, zat naast mij. Tante Anneke zegde dat pa en ma niet naar huis kwamen die dag. Dat ze nooit meer naar huis zouden komen. Dat ze in de hemel waren. Franky vroeg waarom. Tante Anneke legde uit hoe ze een ongeval gekregen hadden. Ik begreep. O ja, ik begreep.
- Ze zijn dood hé, zegde ik.
Tante Anneke knikte. Nonkel Bart legde een arm over mijn schouder. Tante Anneke en nonkel Bart hebben nog een hele tijd verteld over pa en ma. Ze hebben Franky en mij in bed gestopt, bij ons gebleven tot we toch maar konden slapen. De dagen die volgden beleefde ik in een waas, in een nevel. We moesten niet naar school. Het was augustus, volop vakantie.
De burgermeester hervat zijn verhaal. Hij vertelt wat er over mijn broertje en mijzelf beslist werd, hoe we in het instituut Maria ter Engelen terecht kwamen. Hij zwijgt. De man vooraan zegt
- Dank je wel, meneer de burgermeester. U kunt beschikken.
De burgermeester kijkt me even aan. Knikt. Verdwijnt.
Na hem komt de jeugdconsulent bij het OCMW. Die vertelt hoe hij mij en mijn broertje is blijven volgen.
Om vijf uur wordt de zitting gesloten.
Lees verder: Jaakskes Verhalen - 4: Over Het Weeshuis
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10