Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 06-10-2023 | Cijfer: 9.8 | Gelezen: 5229
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 54 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 274
Ik werd wakker van de geur van koffie. Dat is altijd goed. Joline lag nog tegen me aan, dus een van de zussen was bezig. Eén oog open… jawel: Lot stond in de keuken en schonk juist de koffie in.
“Heeft iemand vandaag al tegen je gezegd dat je goed bezig bent, Charlotte?” Ze keek me aan. “Jawel… mijn lieve zus, vannacht om een uur of drie. Maar een keertje extra kan nooit kwaad natuurlijk.” “Dat dacht ik al. Lot, je bent goed bezig!” Joline kwam overeind. “Ik sluit me geheel bij de vorige spreker aan. En wat Margot vannacht om een uur of drie zei zal wel weinig met koffie te maken hebben gehad…”
Uit het hefbed kwam een opgewekt: “Klopt Jolien. Verdere details zal ik maar voor me houden, anders kan ik die koffie wel op m’n buik schrijven, vrees ik.” Lot grinnikte. “Nee hoor schat. Ik maak graag een lekker bakje koffie voor iemand die lief voor me is.” Ze liep naar ons toe, twee bekers koffie in haar handen. “Hier, tortelduifjes. Hebben jullie lekker geslapen?” Joline knikte. “Heerlijk. Vanaf een uur of… elf, Kees?” “Zoiets. En daarna was ik bewusteloos. Dus we hebben geen last gehad van jullie nachtelijke escapades. Dank je wel voor de koffie, Lot.”
Die pakte twee andere mokken op. “Gaan wij ook even van genieten. Zussie… Wil je de koffie boven of kom je omlaag?” Margot zei: “Ik kom wel naar beneden. Hier kun je niet rechtop zitten.” Ze zwaaide haar benen over de rand van het hefbed en klom voorzichtig omlaag… Nog in een korte nachtpon en nylons. Ik floot. “Ohlala mevrouw Margot… Dát ziet er wel sexy uit!” Ze glimlachte. “Dat vond mijn lieve zusje ook vannacht. Ze kon niet van me afblijven!”
Lot deed haar kamerjas een beetje open: ook zij had een nogal sexy setje aan. “Ik heb m’n panty vannacht maar uitgedaan. Die was een beetje doorweekt.” Ze knipoogde. “En nu koffie! En daarna omkleden voor de ochtendsport!” We genoten stilzwijgend van de koffie, daarna kleedden we ons inderdaad om. Het tijdstip was overigens redelijk beschaafd: het was nét acht uur.

Toen we de deur van de camper open deden overviel de stilte ons. Geen rimpeltje in het water, hier een daar een fluitende vogel en de zon die boven de heuvels stond. “Even zitten en genieten, dames. Niks zeggen, alleen dit in je opnemen.” We gingen op de tuinstoelen zitten en ik genoot inderdaad. Dit was vergelijkbaar met de ochtenden dat ik in Afghanistan vroeg in de morgen naar de bergen had gekeken waar de zon op scheen. Stilte, serene rust en zuivere lucht… Alleen in Afghanistan werd die stilte al snel verscheurd door een startend voertuig, een vliegtuig, een heli die warm draaide of een salvo uit een of ander wapen. Ver weg of dichtbij.
Hier niet. Alles ademde rust…
Na een paar minuten stond Joline op. “Kom meiden. En Kees. Dit is prachtig en zo, maar ik wil nu toch wel even lekker zwemmen. Maar geen herrie of gillen; gewoon lekker zwemmen. Andere mensen liggen nog op één oor.” Ik zuchtte demonstratief en zei: “Ja, zij wel, de mazzelaars… Ik word het water in gecommandeerd.” Ik werd uitgelachen.
Joline trok me naar de waterkant en even later lagen we er in. “Lekker rustig een stuk zwemmen, Kees.” We zwommen kalm. Schoolslag, bijna geruisloos. Maar ondanks die ogenschijnlijk kalme schoolslag liepen de dames behoorlijk uit. Lot en Margot konden ook uitstekend zwemmen en gingen bijna gelijk op met Joline. Ik verloor behoorlijk terrein.
Achter me hoorde ik ook een plons en even later iemand die duidelijk minder subtiel zwom: omkijkend zag ik een zwemmer in een forse borstcrawl door het water gaan. Die had er ook aardig de sokken in… Kees, je kunt niet overal goed in zijn! Lopen en fietsen is meer jouw ding, zwemmen wat minder. De dames waren ondertussen omgedraaid en zwommen weer mijn richting uit. “We zullen je niet al te veel pesten door dit meer compleet over te zwemmen. Die vierhonderd meter hiernaartoe is wel genoeg; we moeten ook nog terug”, zei Joline, toen ze weer bij me was.
“Dank je wel voor deze blijk van meeleven, schoonheid.” “Maar nu ga ik wel even vol gas, Kees. Als jij aan wal komt, heb ik de koffie wel klaar, denk ik.” Met een gemeen lachje ging ze ervandoor, de zussen in hetzelfde tempo volgend. Ik draaide op m’n rug en zwom er op m’n gemakje achteraan. De andere zwemmer was ook omgedraaid en zwom ook weer richting camping. Toen hij me passeerde zei ik: “Guten morgen!”
Hij hield even in. “Je kunt gewoon Nederlands praten, hoor. Goeiemorgen.” Ik knikte. “Mooi… Zin in koffie? Die is bij ons te halen.” Ik wees naar de camper. Hij stak z’n duim op. “Even een handdoek pakken, dan kom ik jullie kant uit. Dank je wel!” Hij hervatte zijn borstcrawl en zwom richting een paar caravans en tenten die wat meer richting ingang van de camping stonden. Na een paar minuten liep ik het strandje op.
“Zo dames… Lekker opgefrist? En waar is die koffie nou, Jolien?” Nuffig klonk uit de camper: “Ik heb me maar een beetje ingehouden, Kees. Anders was de koffie koud geweest als jij aan land kwam!” De zussen lachten me uit. “Krengetje! Zet er maar een of twee mokken extra bij; we krijgen bezoek. Die andere vroege watervogel had ook wel zin in een bakje en ik weet niet of hij iemand bij zich heeft. Hij haalde een handdoek op en dan kwam hij onze kant uit, zei hij.”

De zussen keken even nerveus. “En wij zitten nog in onze bikini’s, Kees…” Ik knikte. “Dat zie ik, meiden. En daar is niks mis mee. Maar jullie kunnen ook een handdoek pakken en die omslaan, als je nog een beetje verlegen bent.” “Doe maar, meiden! Je weet ten slotte nooit met kerels!” klonk er uit de camper. De zussen gingen naar binnen en kwamen even later de camper uit met een badjas aan, net als Joline. “Jij ook iets aandoen, Kees. Anders vat je kou. Ze glimlachte lief. “Of ik rand je ter plekke aan en dat staat een beetje slordig als je bezoek krijgt.” “Oké schat. Hoewel het vooruitzicht om aangerand te worden me wel aardig lijkt, schat.” Ik liep de camper in en pakte een grote handdoek.
Achter me hoorde ik: “Goedemorgen samen! Sorry voor het onverwacht aan komen waaien, maar terwijl ik aan het zwemmen was kreeg ik een uitnodiging om bij jullie een bak koffie te drinken. Als zuunige ‘Ollander sla je dat nooit af natuurlijk… Hoi, ik ben Rogier.” Ik liep naar buiten en zag hem juist een hand aan Joline geven. “Dag Rogier. Ik had al gehoord dat we bezoek zouden krijgen. Ik ben Joline.” Hij gaf haar een hand en vervolgens Lot en Margot. “En ik ben Kees, Aangenaam.” Een stevige hand volgde. “Ga lekker zitten, Rogier. Suiker of melk in je koffie?” “Een beetje suiker alsjeblieft.” Hij ging op een stoel zitten, zodat er geen stoel voor mij meer was, dus ik plofte op de grond.
Hij stond meteen op. “Sorry! Heb jij nu niets om op te zitten?” Ik klopte op de grond. “Jawel hoor. Deze graspol. Zit prima, niks mis mee. Maar… Is er niemand die nu op je wacht in jouw caravan of tent?” “Tentje”, verklaarde hij. “En nee, er is niemand die op me wacht. Ben bezig met m’n vakantie. Op de motor, tentje achterop, in m’n eentje. Niet zo gezellig, maar je kunt gaan en staan waar je wilt. Maar wie zijn jullie en wat doen jullie hier?” Joline deed het woord. “Kees en ik zijn getrouwd. En deze zussen hebben wij tijdelijk onder onze hoede genomen. En dat houdt dus ook in dat ze meegaan op vakantie. En volgens mij bevalt hen dat wel.”
Lot begon te lachen.
“Zeker weten! Een Engelse knul EHBO verlenen omdat meneer dacht in een anderhalf meter diep bad te kunnen duiken… Hersenschudding en bloeden als een rund. In een stoomtrein de Brocken op terwijl je weet dat Kees de stoker is en moet beulen om de locomotief van kolen te voorzien… Lekker op een sleetje in St. Andreasberg een helling afjagen… en ’s morgens vroeg een stuwmeer ingejaagd worden omdat mevrouw Jonkman zo nodig ochtendsport wil doen… Verdorie.” Margot vulde aan: “Nou ja, op die manier kom je nog eens een aardige landgenoot tegen! Wie ben jij, Rogier?”
Die lachte voorzichtig. “Rogier van der Vlist. Ik ben hoofd Technische Dienst van een streekziekenhuis in Nijmegen. Vanaf m’n geboorte vrijgezel. Hobby’s: m’n werk, m’n motor en de natuur. Klinkt wellicht tegenstrijdig, maar vrijwel niets is mooier dan ergens in de middle of nowhere je motor aan de kant zetten en van de natuur genieten. Hoewel ’s morgens een stuwmeer in Duitsland induiken en vervolgens op de koffie uitgenodigd worden door een stel leuke landgenoten ook z’n charme heeft…” “Jaja. Zeker als die ‘leuke landgenoten’ een bikini aanhebben, zeker.” Lot’s stem klonk wat bits.
“Die kon ik in het water nog niet zien, Charlotte. Jullie zwommen zeker 50 meter bij mij uit de buurt en hadden een effectieve lijfwacht. Kees heet hij, geloof ik.” “Kees is geen lijfwacht. Kees is Kees, echtgenoot van Joline en die heeft de handen vol aan hem. Wij zijn onze eigen lijfwacht wel.” Weer die wat bitsige toon van Lot. Zo kende ik haar niet. Straks eens vragen… Ik was niet de enige die het opviel. Margot zei met een glimlachje: “Let maar even niet op mijn zus, Rogier. Ze is ’s morgens niet altijd op haar best. We zijn nog steeds aan het uitvinden op welk tijdstip van de dag dan wel, maar dat vergt nog wat uitgebreider onderzoek. Nóg een jaar of 25, schat ik.” Lot viel uit. “Kréng!” en Joline wees.
“Nou… dat dus. Dames, voordat jullie elkaars ogen uitkrabben: we hebben bezoek. Gedraag je dus. Zo niet, ga ik bijzonder op m’n moeder lijken en hebben jullie koppijn. Begrepen?” De zussen grepen simultaan naar hun oren. “Ja juf Jolien”, piepte Lot. “Juf? Ben je onderwijzeres?”
Joline ginnegapte. “Nee, dank je wel zeg… De hele dag met 30 kinderen van anderen opgescheept worden? Niet mijn meest favoriete job… Deze twee zijn al genoeg. En dan heb ik Kees er ook nog bij.” “Ja schat, je hebt gelijk, schat.” Ze snoof en Rogier grinnikte. “Ik hoor het al. De rollen zijn duidelijk. En hoelang zijn jullie getrouwd?” Ik keek zielig. “Twee maanden…” Hij lachte nu voluit. “Ik ga op een rustig momentje eens overdenken of ik wel getrouwd wil zijn. Vrijgezel zijn heeft ook voordelen, geloof ik.” “Ja, vast. Je moet onder andere je eigen koffie inschenken. Als je getrouwd bent en je bent aardig geweest voor je partner doet hij dat voor je.” Joline hield haar mok suggestief voor mijn neus. Ik keek haar aan en bleef zitten, waarop Joline vragend keek. “Je zei: ‘als je aardig bent geweest voor je partner’, schat. Ik probeer me te herinneren wanneer de laatste keer was. Als je de koffie voor me hebt ingeschonken hoop ik er achter te zijn.”

Joline’s ogen bliksemden. “Kees Jonkman! Heb jij last van plotseling opkomende seniliteit? Volgens mij ben ik vannacht bijzonder aardig voor jou geweest!” Meteen kreeg ze een kop als een boei en schoten de zussen in een stuiplach. Rogier na een paar seconden ook en ik kon niet anders dan ook in de lach schieten. Toen stond ik op. “Kom hier met die mok van je, tut…” Ik gaf haar een zoen en haar ogen stonden weer lief. Achter me hoorde ik Charlotte zeggen: “Zo. Weer een huwelijkscrisis opgelost. Met een mok koffie.” Rogier antwoordde gevat: “Ja. Netjes. En goedkoper dan een scheiding, denk ik.”
Ik liep naar binnen en hoorde Joline nog nét zeggen: “Scheiding? Echt niet!” Ik stak mijn hoofd om de deur. “Dank je wel schat. Ik hou ook van jou.” Een luchtkusje volgde en grinnikend schonk ik de volgende lading koffie in. Eenmaal buiten was Rogier aan het vertellen over zijn werk.

“Natuurlijk zit ik veel op m’n kont achter m’n bureau, maar het liefst loop ik onder het ziekenhuis en klets met de mensen van de TD. Waar zij tegenaan lopen, wat ze moeten oplossen, eventuele suggesties die ze hebben om dingen te verbeteren… En die neem ik dan weer me naar de bovengrondse wereld om te kijken of dat praktisch is en de bedrijfsvoering verbetert. En zo ja, dan dien ik het als voorstel in bij m’n chef, de technisch directeur. Gelukkig ook een vent van de praktijk. En als het kans van slagen heeft gaat het voorstel de directie in. Mét de naam of namen van de initiatiefnemer op de papieren. Niet die van mij of mijn chef. En als het voorstel daadwerkelijk is uitgevoerd kan diegene rekenen op een leuke bonus. Zo hou je je mensen betrokken en gemotiveerd en de sfeer in de club goed. Soms komen ze samen met een idee; dan wordt de bonus verdeeld.”
We knikten. “Prima manier om je mensen te motiveren, Rogier. Maar je zei: ‘soms loop ik ónder het ziekenhuis…’ Leg eens uit!” Lot keek nieuwsgierig. “Ben jij wel eens in een ziekenhuis geweest, Charlotte? Opgenomen of 'slechts op bezoek', zoals dat in Monopoly heet?” Ze knikte. “Toen m’n zus geopereerd moest worden, verder nog nooit.”
Rogier legde uit: “In ons ziekenhuis is er een scheiding tussen de ‘bovenwereld’ en de ‘onderwereld’. In de bovenwereld zijn de patiënten, de verpleegkundigen, de artsen, de catering, de keuken, administratie, bezoekers… noem maar op. De onderwereld is het domein van de Technische- en de Civiele Dienst. Ons ziekenhuis is bovengronds gebouwd in een ster-vorm rondom een vierkante, centrale hal. Maar ondergronds zijn de punten van de ster met elkaar verbonden en is het een achthoek in twee ondergrondse verdiepingen. Alles om maar snel en efficiënt te zijn. De mensen van de TD komen alleen maar bovengronds om zaken te repareren die vast op hun plek zitten. Alle apparatuur die verplaatst kan worden gaat voor reparatie omlaag, tot en met de CT-scans aan toe. En dat zijn bijzonder grote en zware units… We hebben daar een speciale lift voor.
Dus: ik ben een van de ‘ondergronders’. Nou ja, niet echt hoor; mijn bureau staat op de tweede verdieping en kijkt uit op de centrale hal. Ook leuk om in een verloren kwartiertje even mensen te kijken. En dan zie je dat in een ziekenhuis vreugde en verdriet letterlijk één meter van elkaar verwijderd kunnen zijn: jonge ouders die met hun baby van drie dagen dolgelukkig het ziekenhuis uitlopen en een man en zijn kinderen die elkaar huilend omhelzen omdat hun vrouw en moeder ongeneeslijk ziek is…”

Hij zweeg en keek voor zich uit, over het stuwmeer heen. Lot legde kort haar hand op zijn knie. “Mooi dat je dat óók ziet, Rogier.” Hij keek haar aan. “Ik zou een enorme botte lul zijn als ik dat niet zag, Charlotte. Ja, ik verdien mijn geld ermee, maar ik besef elke dag dat dat geld is opgebracht door al die mensen die het ziekenhuis in- en uitlopen. En degenen die het ziekenhuis niét bezoeken, omdat ze gelukkig gezond zijn. Mensen klagen over de ziektekostenpremies; die stijgen elk jaar. En waarom? Deels omdat de mensen in een ziekenhuis ook recht hebben op inflatiecorrectie en een salarisverhoging op z’n tijd. De meesten werken er hard genoeg voor.
Maar ook omdat de medische wetenschap nu zoveel meer kan dan vijftig jaar geleden… Mensen die een halve eeuw terug ‘gewoon’ overleden omdat er geen behandeling was tegen hun kwaal, lopen nu na een paar weken gezond het ziekenhuis uit. Of hebben medicijnen waarmee ze nog een aantal jaren op een menswaardige manier kunnen leven. En ja, de pharmacie verdient daar goed geld mee, maar bedenk ook dat om een medicijn te kunnen ontwikkelen en te kunnen produceren soms jáááren onderzoek nodig is. Van héle knappe koppen.” Hij keek weer over het water en dronk zijn mok leeg. “Tot zover de les ‘een kijkje achter de deuren van het ziekenhuis’ door dokter Rogier. Nu graag een ander onderwerp: Wat doen jullie voor de kost?”

Joline wees naar Charlotte. “Mag jij vertellen, Lot. Maar als je jokt…” Ze hief haar hand op en Charlotte dook weg. “Ik zal proberen objectief te zijn, Jolien… Tja, waar zal ik beginnen? Joline hier was receptioniste in een bedrijfspand in Gorinchem, toen Kees vorig jaar daar op twee Juni begon te werken. Als teamleider bij het ingenieursbureau Developing Technics, in dat bedrijfsgebouw gevestigd. De eerste paar weken liep hij met een vriendelijk, maar nogal onpersoonlijke groet langs de receptie. Totdat Joline ’s avonds laat pech had met haar auto en Kees haar galant naar huis bracht. Enfin, van het een kwam het ander en een week later hadden ze verkering. Joline trok bij Kees in en ze woonden vanaf dat moment samen. In de herfst gingen ze samen op vakantie naar Frankrijk en daar vroeg Kees Joline ten huwelijk…”
Ik onderbrak haar snel. “Terwijl ze beiden in slobbertrui en ouwe spijkerbroek uit zaten te hijgen van een stoeipartij in een zwembadje na een ijskoude douche… Niets romantisch aan in feite.” Joline keek me broeierig aan. “Best wel romantisch, meneertje. Je ging ten slotte netjes op één knie toen je vroeg of ik als mevrouw Jonkman – Boogers verder door het leven wilde gaan.” Lot snauwde: “Hé! IK zou vertellen, meneer en mevrouw Jonkman – Boogers! Kleppen dicht.”
Ze vervolgde op normale toon: “Joline ging even later ook bij DT werken, als chef Backoffice en wilde verder gaan met haar studie economie, haar Master halen. En op de universiteit Utrecht maakte ze kennis met twee zusjes: Margot en Charlotte Bongers, die ook op weg waren naar hun Master bedrijfseconomie. Uiterst terughoudend, vreselijk verlegen, gekleed naar de laatste mode in de Biblebelt en zwaar onder de plak bij hun ouders. Maar ze moesten studeren, omdat het transportbedrijf van hun Pa straks voortgezet zou moeten worden. En Charlotte en Margot raakten bevriend met Joline. Bewonderden haar, ook omdat ze uiterst kordaat was.
In ons milieu was de vrouw, hoe slim ook, altijd ondergeschikt aan de mannen. En Joline polste ons of ze het zagen zitten om naast onze studie ook bij DT te komen werken. Kortom: op een donderdag slopen deze beide zussen het huis uit, kregen een stiekeme lift van een van de chauffeurs naar Gorinchem en kwamen bij DT naar binnen. En na een paar uur besloten ze niet meer terug naar huis te gaan…”

Ze haperde even en Margot nam het over. “Na een forse aanvaring met pa Bongers gingen de zussen een nachtje bij Kees en Joline logeren. Ze hadden compleet gebroken met hun ouders en de sekte waar ze tot dan toe deel van uitmaakten. Dat ‘nachtje logeren’ liep iets uit; op aanraden van de huisarts van Kees z’n ouders doken de zussen bij Kees en Joline onder. En daar wonen we nu nog steeds, in afwachting van de verbouwing van een huisje in Arkel waar we over een maand of zes hopen te gaan wonen!”
Joline vulde aan: “En Kees en ik hebben de meiden voorzichtig kennis laten maken met de boze buitenwereld. En die kennismaking ging best vlot, moet ik zeggen. En nu genieten deze dames van hun allereerste vakantie ooit.” “Genieten is wel het juiste woord, Jolien”, zei Margot lachend. Rogier keek ons aan. “Dat is nogal een verhaal, dames… Bevrijd uit een sekte? En jullie ouders? Heb je daar nog contact mee?”
Lot schudde haar hoofd. “Nee. Ze hebben ons opgevoed in een soort concentratiekamp, als potentiële bruiden ‘verkocht’ aan de zoon van een concurrent en een rijk lid van de religieuze gemeenschap, uitgehongerd, geslagen en beroofd van een prettige jeugd. We willen niets meer met hun te maken hebben; ze staan over een tijdje voor de rechtbank wegens mishandeling, verwaarlozing en mensenhandel. En momenteel draaien de ambtelijke molens om onze achternaam formeel te veranderen in ‘Boogman’.” Ze keek wees naar Joline en naar mij. “Samentrekking van de namen Boogers en Jonkman, de families die ons gered hebben. Niet alleen Kees en Joline, maar ook hun zussen, broers en hun beide ouders. En de collega’s van DT, niet te vergeten.”

Rogier was even stil en keek hen toen aan. “Ik wist niet dat zoiets nog bestond, meiden…” Margot stak een hand op en van de andere hand wees een vinger omlaag. “Vijf keer, meneer van der Vlist.” Ze lachte gemeen. “Wát?” “Joline mag ons aanspreken met ‘meiden’. Als Kees het doet, mag hij zich vijf keer opdrukken. Dus…” Hij keek me vragend aan en ik knikte. “Klopt, Rogier. Behalve één klein detail: het is nu vakantie en we zijn vrijgesteld van opdruk-acties. Vanaf maandag gaat die regel weer in. Overigens een waarschuwing: bij vloeken, verwensingen en krachttermen in het algemeen mag je je ook vijf keer opdrukken. Overgenomen van onze fitness-instructrice op het werk.” Margot keek teleurgesteld. “Wéér niet gelukt, zus.” Charlotte glimlachte. “Je moet een leuke vent niet meteen afbeulen, Margot. Hij komt er later wel achter wat voor bitches we zijn.”
Rogier stond op. “Mensen… om het woord ‘meiden’ maar even niet te gebruiken: als jullie het niet erg vinden kleed ik me even om. Jullie hebben lekkere badjassen aan; ik zit hier nog in m’n zwembroek met een vochtige handdoek om me heen. En da’s wel wat fris. Ik stel voor dat we vanavond in het camping-restaurant op mijn kosten wat gaan eten. Tenzij dat…” Hij schrok. “Of gaan jullie vandaag weg?” Joline stelde hem gerust. “Nee hoor. We hadden gisteren besloten dat we tot morgenochtend vroeg hier blijven. Morgenmiddag moeten we de camper inleveren; die hebben we gehuurd. Maar we wilden hier nog een dag blijven. Het is hier prachtig. We hebben deze week genoeg dingen beleefd; even een dagje rust voordat we morgen op huis aan gaan.” Rogier keek gerustgesteld. “Gelukkig. Hoe laat wilden jullie gaan eten? Dan reserveer ik vast.”

Charlotte zei: “Je kunt, na je omkleed-actie, ook gewoon hierheen komen, Rogier. Wel goeie schoenen meenemen; waarschijnlijk gaan we nog een stuk lopen, die twee daar kennende. Stilzitten zit niet in hun systeem.” Hij keek wat aarzelend. “Vinden jullie dat geen bezwaar? Je zit dan plotseling met een vreemde vent opgescheept…” Joline antwoordde. “Je bent geen ‘vreemde vent’, Rogier. Je hebt ons net een kijkje gegeven in jouw gedachtewereld; die ziet er prima uit. Je bent hartelijk welkom.” Ze grijnsde even gemeen. “En ik hoop dat je over een goeie loopconditie en idem schoenen beschikt. Die heb je nodig vanmiddag.”
Hij lachte terug, duidelijk opgelucht. “Ik ga m’n best doen. En nu ga ik me omkleden en even douchen. ten slotte moet je een beetje fatsoenlijk voor de dag komen in zulk charmant gezelschap. Tot straks!” We keken hem na, tot hij, langs het water lopend, achter wat bosjes uit het zicht verdween. Toen keek Margot Charlotte aan. “Ga ervoor, meid. Zo te zien en te horen is Rogier een goeie vent.” Lot bloosde. “Was het zó duidelijk?” Joline zei schalks: “Nee hoor Lot. Je zei nog nét niet hardop dat je hem wel ziet zitten. Kees? Hoe schat jij vriend Rogier in?”
Ik trok een wenkbrauw op. “Waarom ik, schat? Hier zitten twee meiden die dat veel beter kunnen.” “Ja, maar één ervan is nu verre van objectief. Vertel, Kees.” Ik dacht even na. “Allereerst: het is een techneut, dat spreekt al in zijn voordeel natuurlijk. Maar zijn ontboezeming over z’n werk… kijkend uit het raam van zijn bureau… Hij heeft kijk op mensen. Ziet mensen en behandelt zijn personeel als gelijkwaardig. Dát spreekt voor hem. En hij heeft geloof ik ook wel humor. Maar jullie bepalen, Lot en Mar. Wij zijn niet jullie ouders; jullie zijn zo langzamerhand genoeg in staat om mensen te beoordelen. En daarom gaan Jo en ik even douchen en ons aankleden. Daarna mogen jullie. Kunnen jullie nog even ‘zusjes-beraad’ houden, zeg maar. Kom, mooie vrouw van me… Pak je wandelkleren en je toiletspullen: wij gaan douchen in het douchegebouw. Even de geur van dit stuwmeer van ons afspoelen en de geuren van onze activiteiten van gisteravond. Anders brengen we vriend Rogier wellicht op verkeerde gedachten en gaat zijn testosteronpeil skyhigh.” Joline giebelde. “Ik denk dat een bepaald iemand in dit gezelschap dat wellicht helemaal niet erg zou vinden…” Lot stond met een namaak-boos gezicht op en Joline vluchtte gierend van het lachen de camper in…

Nadat we ons hadden gedoucht was het tijd voor het ontbijt. ten slotte leeft een mens niet alleen op koffie. Rogier liet zich nog niet zien, dus verliep de maaltijd in relatieve rust. We smeerden nog wat brood voor onderweg en ik vulde de camelbags van de rugzakken. Toen we klaar waren, nam Joline het initiatief. “Kees: jij gaat Rogier ophalen. Zorg dat hij z’n tentje afsluit en z’n motor op slot draait en neem hem mee hierheen. Lot en Mar: afwassen. En ondertussen eventueel wat zusterlijke gesprekken voeren waar Kees en ik niks mee te maken hebben. Jolientje buigt zich ondertussen hier buiten over de folders die we gekregen hebben en zoekt een mooie wandelroute uit. Húp, aan ’t werk!”
Ik stal nog een zoentje en liep toen richting receptie. Als ik een tentje met een Nederlandse motor zag staan, was het bingo. En jawel: even later een koepeltentje met een best wel forse motor er naast. En Rogier, die net z’n tentje uit kroop. “Kijk eens aan… Je hebt me gevonden!” Ik humde. “Niet zo moeilijk hier. Eén tentje en een motor met Nederlands kenteken. Ik moest je op komen halen, want de dames willen lopen. Heb jij goed ontbeten?” Hij knikte. “Ja hoor, prima. Verse broodjes uit de bakkerij in het dorp. Een paar plakken kaas er op… Heerlijk.” “En heb je brood bij je voor onderweg? En water?” Hij keek nu bedenkelijk. “Brood mee? Water? Wat zijn jullie van plan?”
Ik keek hem aan. “Mijn lieve echtgenote is zich nu aan het beraden over een route. Haar kennende is dat geen ‘rondje om de kerk’, maar zijn we wel even bezig. Dus als je een rugzak hebt…” Hij schudde zijn hoofd. “Geen wandel-rugzak. Alleen maar eentje voor op de motor.” Ik bromde wat. “Nou ja, doe dan wat van die broodjes in een plastic zakje; dat kan in mijn rugzak er wel bij. Als het me allemaal te zwaar wordt, mag jij ‘m dragen.” Terwijl hij wat broodjes klaarmaakte vroeg hij wat bedremmeld:
“Kees… als kerels onder elkaar: heeft Charlotte een relatie?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Ze is er een paar weken geleden bijna mee begonnen, maar schrok van zichzelf. Na een week en een goed gesprek heeft ze de relatie beëindigd.” Ik dacht even na en besloot tot hetzelfde toespraakje als wat ik tegen Gerben had gehouden.
“Rogier: zoals je sinds vanochtend weet ben ik niet de vader van Lot en Mar. En Joline is niet hun moeder. Wat wij wél zijn: de beschermers van die twee. En zo lopen er nog een aantal rond: mijn ouders, Joline’s ouders, mijn zussen en haar broers. En onze collega’s in Gorinchem. Als jij Lot gelukkig kan maken: prima, dan ben je van harte welkom. Doe je haar verdriet, dan weet je nu dat je een behoorlijk aantal mensen tegenover je vindt. En daar laat ik bij; het is de bedoeling dat we er een gezellige middag van maken.”
Tijdens mijn speech had hij me recht aangekeken. “Dank voor je openhartigheid, Kees. Ik hoop dat ik haar gelukkig mag en kan maken.” Hij stak zijn hand uit en die nam ik aan. “Oké Rogier. Als dat zo is: ga ervoor. Motor op slot? Tent dicht? Mooi, dan gaan we eens kijken wat Joline voor route heeft uitgezocht.” We liepen naar de camper, waar de dames al klaar zaten. “Jullie hadden tijd nodig, zeg… Meestal moeten de heren op de dames wachten.” Margot keek spottend. “Dat klopt, Margot. Maar we dachten in het kader van de vrouwvriendelijkheid de rollen eens om te draaien… Joline: waar gaan we heen?”

Ze keek arrogant. “Wij gaan de gele route volgen. Dat wil zeggen: vanaf hier naar Stöberhai, een of ander gedenkteken voor een luisterpost. Van daar uit, als we er nog puf voor hebben, naar Waldgasthaus ‘Stöberhai’, een voormalig stationnetje, nu omgetoverd in een restaurant. Wie weet hebben ze daar ijsjes, dan kunnen we, daarmee opgefrist, de terugtocht aanvaarden. De heenweg gaat redelijk helling op, dus de terugweg moet wel een makkie zijn. In totaal zo’n 15 kilometer. En volgens de routebeschrijving is het best de moeite waard.”
Ik pakte m’n rugzak en slingerde die om. Laatste controle van de camper: alles dicht wat dicht moest zijn. “Oké schone dame, lead the way!” We liepen de camping af en meteen een bospad in. De gele paaltjes waren duidelijk; geen kans op fout lopen. Als je bij het ene paaltje stond, kon je het volgende al zien. Prima geregeld, een kaart was nauwelijks nodig. Toch had ik Google Earth op m’n telefoon ingeschakeld inclusief mijn positiebepaling. You never can tell. Stel dat er iets gebeurt onderweg, dan heb je in ieder geval een nauwkeurige positiebepaling. En ja, dat kost best wat stroom, maar dat moest dan maar…
Joline en ik liepen voorop, de zussen en Rogier achter ons aan. En die hadden voldoende te kletsen. Regelmatig hoorden we een lachbui achter ons. En de opmerkingen die Rogier maakte, waren bijdehand en scherp. Hij was duidelijk niet op z’n mondje gevallen.

Na een uurtje voegde Margot zich bij ons. Ik keek even om; Rogier en Lot liepen zo’n vijftig meter achter ons, zachtjes in gesprek. “Gaat het goed tussen die twee, Mar? En gaat het goed met jou?” Ze glimlachte. “Met mij gaat het prima. Beter dan toen Lot met Ben… Rogier lijkt me een prima vent voor Lot.” Ze trok een pruillipje. “En wie blijft er weer eenzaam achter? Jawel… Margootje…” Inwendig moest ik grinniken. Volgende week, als we weer aan het werk waren, toch Gerben eens een hint geven. Hij had in de afgelopen weken niets laten blijken van zijn gevoelens voor Margot en dat was prima. Maar nu moest hij toch tot actie overgaan, anders liep Margot iemand anders tegen het lijf en had Gerben het nakijken… Blijkbaar was er iets op mijn gezicht te zien geweest, want Joline keek me vragend aan. “Een dubbeltje voor je gedachten, Kees!”
Ik protesteerde. “Een dubbeltje maar? Mevrouw Jonkman: mijn gedachten zijn die van een academicus. Die zijn heel wat meer waard dan een dubbeltje, hoor.” Ik kreeg een minachtende snuif als beloning. “Ik ga je vanavond wel uithoren, Kees Jonkman. En als je je mond wenst te houden, heb ik nog wel wat middeltjes om je te overtuigen.” Margot giebelde. “Ik denk dat ik die middeltjes ondertussen wel ken…”

Enige tijd later liepen we een plateau op. Kaal, nauwelijks bomen. ‘Stöberhai Denkmal Hörchposten’ stond er op een bord. Het bleek dat hier tijdens de Koude Oorlog een luisterpost van de BRD had gestaan. Een soort westerse tegenhanger van de Russische luisterpost op de Brocken. Die in de verte overigens goed zichtbaar was. Er stond nu een schuilhut en een bankje. Van dat laatste maakten we dankbaar gebruik. De rugzakken gingen af en ik was blij dat we de camelbags bij ons hadden: er werd nogal wat gedronken! Ook Bengel slobberde behoorlijk water op; de hond had zeker twee keer zoveel als wij gelopen: van het ene stel naar het andere en terug.
Rogier plofte neer. “Poehee… Dit is een aardige tippel, Joline! Lopen jullie altijd zoveel?” Ze wees naar mij. “Naast je zit iemand die zeven keer de Nijmeegse Vierdaagse heeft gelopen. Ik niet, maar in de vakanties met mijn ouders wandelden we ook best wel veel. Een paar jaar geleden samen met m’n ouders vanuit het dorp Engelberg de Titlis beklommen: da’s ruim twee kilometer hoogteverschil. We deden er drie dagen over, want de weg bergop slingert alle kanten uit. En overnachten in zo’n berghut… Lijkt leuk, maar ook in de zomer best wel frisjes. De terugreis deden we met de kabelbaan en het tandradtreintje.” Ze giebelde. “Gelukkig maar, anders hadden ze me halverwege bij elkaar kunnen vegen. Maar goed, lopen doen we graag. Niet alleen wandelen, maar ook hardlopen. Ik sprint graag, Kees is meer van het saaie lange-afstandswerk. Elke week op dinsdag coachen we een hardloopgroepje in Veldhoven. Deze dames doen ook mee en zijn er ondertussen achter gekomen dat Kees en Joline Jonkman wat sadistische trekjes vertonen als ze op dinsdagavond een trainingspak aan hebben.”
“En niet alleen op de dinsdag”, vulde Lot aan. “Op het werk rennen we ook twee keer in de week tijdens de middagpauze. Onder leiding van Kees en zijn maatje Fred. En we gaan één keer in de week naar de fitness, waar we worden afgebeuld door Mariëtte, een kruising tussen een strenge sportinstructrice en een yoga-goeroe. Kortom: onze conditie is, sinds we bij DT werken, met sprongen vooruit gegaan. En die sprongen mag je soms letterlijk nemen.” Rogier knikte waarderend. “Mooi! Ik kom niet verder dan een ommetje wandelen in de middagpauze. Boterham mee en telefoon bij me, want er altijd wel iemand die me dan belt. En verder heb ik tijdens mijn studie aan basketbal gedaan, maar dat heb ik na m’n studie laten sloffen. Stom, maar het werk ging voor. Genoeg te doen gehad, de eerste jaren na m’n studie.”
“En waar heb je gestudeerd, Rogier?” “In Delft. Prima universiteit, enorm veel geleerd. ‘Beter dan die boeren in Eindhoven’, zei men op het Rapenburg.” Ik gromde en Joline begon te lachen. “Om een stevige vechtpartij te voorkomen, stel ik voor dat we verder lopen. Rogier, als boetedoening voor die opmerking net mag jij nu Kees z’n rugzak dragen. Het goeie nieuws is dat er ondertussen aardig wat water uit is verdwenen.” “Verdorie, Charlotte en Margot hadden gelijk. Jullie zijn bruten”, mopperde hij en werd uitgelachen. Lot nam de rugzak van Joline over. “Uit solidariteit!” zei ze, waarop wij schijnheilig knikten. “Túúrlijk, Lotje…”
Nu liepen zij voorop, Margot bleef bij ons. Bengel deed het nu iets rustiger aan en vond het niet meer zo nodig om elke bloem of steen te besnuffelen. “Laat hen maar lekker even alleen”, zei Margot. “Die hebben genoeg om over te kletsen.” Joline keek haar aan. “Lief van je, Margot.” “Lot is een schat. Die gun ik alle geluk van de wereld, Jolien.” Ze keek even naar het stel voor ons en vervolgde zachtjes: “En als ik dan een tijdje alleen blijf… Het zij zo.” Joline legde een arm om haar schouder en zei: “Niet gaan sippen, hé?” Margot schudde gedecideerd haar hoofd. “Dat tijdperk is voorbij. En laat hen nu maar even; die hebben tijd nodig. Op de terugweg mogen ze achter ons lopen.” Ze giebelde. “Dan voelen ze de strenge ogen van pa Kees en ma Joline niet zo in hun rug.” We schoten in de lach.

Al kletsend en genietend van de natuur liepen we verder, tot we bij Waldgasthaus ‘Stöberhai’ aankwamen. En daar bleek dat we niet de enigen waren die deze gelegenheid met een bezoek vereerden! Het terras zat behoorlijk vol. “Zou je niet verwachten bij zo’n restaurant midden in het bos, Kees!” Ik was ook wat verwonderd, tot we er omheen liepen: een ruime parkeerplaats waar een aantal auto’s stonden, een volle fietsenstalling… “Deze tent heeft blijkbaar een prima reputatie. Die gaan we maar eens onderzoeken, dames en heren!”
We konden op het terras zitten, lekker onder een parasol. Nodig ook, want we waren best bezweet van het wandelen in de zon. Rogier deed z’n rugzak af; zijn shirt was aan de achterkant doorweekt. “Tijd voor een andere deodorant, Rogier. Op deze manier blijf je vrijgezel. Jij loopt zeker niet zo vaak met een rugzak om?” Joline keek hem liefjes aan. “Ehhh…Nee. Hoezo?”
“Les één van de cursus ‘wandelen met bepakking’: zorg dat je shirt en een eventueel T-shirt er onder van katoen is. Jouw shirt is van polyester en zo te zien draag je geen T-shirt. Polyester neemt geen vocht op; je zweet kan nergens heen en gaat vrij snel stinken.” Hij haalde zijn schouders op. “Op de camping is het stuwmeer dichtbij. Dan haal ik dezelfde actie uit als jullie na aankomst.” Wij keken verwonderd en hij vervolgde droog: “De camper werd neergezet en tien seconden later vloog de deur open en stormden twee charmante dames met kleren en al het stuwmeer in. Bij het echtpaar duurde het wat langer; die moesten eerst nog wat foto’s maken, de camper afsluiten, maar toen gingen ook zij compleet gekleed het water in. Ik vond het wel een fraai gezicht. Met name de dames. De heer in kwestie boeide me niet zo bijzonder. Sorry, Kees.”
Margot giechelde. “Dames? Meervoud? Foei Rogier. Je keek dan ook naar een degelijk getrouwde dame. Wie weet is haar echtgenoot daar niet zo blij mee.” “Dat was hij toch al niet, na die opmerking over de TU Eindhoven. Niet alleen heb ik daar zes jaar keihard gestudeerd, maar ook nog twee jaar les gegeven. Dat kost je minstens een copieus diner in het camping-restaurant, vriend!” Rogier fronste. “Ook nog lesgegeven? Welk vak?” Die vraag had tot gevolg dat we, tijdens het verorberen van een grote sorbet, het over technische zaken hadden. De dames hadden dat al snel door en kozen hun eigen gespreksonderwerpen. Ook op de terugweg duurde het technische gesprek voort, tot bijna bij de camping.

Met die in zicht nam Joline weer de leiding. “Dames, heren: zo dadelijk even lekker douchen. Daarna omkleden in enigszins representatieve kleding. Ik hoorde vanmiddag dat Rogier ons diner gaat betalen; dan moeten we daar wel op gekleed zijn. Het is nu… zeven minuten over half zes; zullen we afspreken dat we elkaar om half zeven bij de ingang van het restaurant ontmoeten? Dan kunnen we rustig genieten van de maaltijd en op tijd terug richting camper; want morgen gaan wij weer richting Nederland; 15:00 moeten we het ding inleveren in Baak. Dus meisjes: Niet te laat naar bed en na 20:00 geen drank meer. Morgen fit zijn. En dat geldt ook voor Kees. Wat jij doet, Rogier, moet je zelf weten.”
Die haalde zuchtend zijn schouders op. “Ook ik ga morgen weer richting Nederland. Ik heb weliswaar nóg een week vakantie, maar om een of andere reden is de Harz een stuk minder aantrekkelijk geworden als jullie weg zijn.” “Oh, er zijn best leuke dingen te doen in Harz, hoor”, plaagde Margot. “Probeer het eens als stoker op de trein naar de Brocken. Kees vond het wel leuk en wij ook… toen hij zich gewassen had.” Rogier trok een smerig gezicht. “Ik ga nu wel even douchen. Kijken of jullie me dan leuk vinden.” Lot trok aan zijn arm.
“Eéntje van ons in ieder geval wel, hoor.” Ze gaf hem een snel kusje op zijn wang en rende toen richting camper. “Degene die het laatst klaar is met douchen is een watje!” Ik hield de sleutel van de camper omhoog. “Die sprint helpt je niks, Lotje…” “Gelukkig heb jij niet de sleutels van mijn motorkoffers, Kees. Ik ga maar eens kijken of ik daar nog wat schoon goed uit kan halen. Tot zo!” Met een zwaai liep hij richting zijn onderkomen.

In de camper haalden de meiden wat zomerjurkjes, ondergoed en toiletgerei tevoorschijn en met de opmerking “We zien je zo wel, Kees!” verdwenen ze richting douches. Nadat ik Bengel te drinken had gegeven volgde ik een minuut later. Bengel moest maar even alleen op de camper passen. Kon ze prima, samen met Balou. Ik liep samen met Rogier het ‘Herren’-gedeelte van het toiletgebouw in. “En… kon je nog toonbaars wat vinden in je koffers?” Rogier haalde een nette broek en shirt uit zijn tas. “Het kan er hopelijk mee door, Kees. Een stropdas heb ik niet meegenomen.”
“Een stropdas op een camping… Het idee alleen al!” Ik ging een douchecabine in, kleedde me snel uit en sprong onder de straal. Het koude water was heerlijk! Daarna inzepen, lauw afspoelen en afdrogen… Schoon ondergoed aan, broek, T-shirt… Even scheren, want de stoppels waren alweer voelbaar. Daarna een overhemd en, zittend op het bankje sokken en schoenen. Rogier kwam er uit toen ik al bijna klaar was. “Zo, jij bent snel! Ik geniet onder de douche altijd even… Thuis sta ik er soms wel tien minuten onder. Heerlijk!” Ik haalde mijn schouders op. “Er waren momenten in m’n leven dat ik binnen een minuut moest douchen, anders was óf het water op, óf er stond een sergeant te tieren. Dus ‘snel douchen’ zit wel in m’n systeem, ja.”
Hij keek nieuwsgierig. “Sergeant? In dienst gezeten?” Ik knikte. “Drie jaar, inclusief een missie in Bosnië en eentje in Afghanistan. Lang verhaal. Vertel ik nog wel eens. Tenminste… als Lot en jij er samen uitkomen.” “Zal aan mij niet liggen, Kees. Charlotte is… Nou ja, recht voor z’n raap: er is nog nooit een vrouw geweest op wie ik zó snel zó verliefd was. En echt: in een ziekenhuis lopen genoeg vrouwen rond die de moeite van het aanzien meer dan waard zijn.” Ik gaf een dreun op zijn schouder. “Kom, aankleden jij. Er wachten drie vrouwen op je.”
Hij schudde zijn hoofd. “Nee. Ik hoop ééntje. En één van die andere twee wacht op jou. En Margot: een leuke dame, een lieve zus voor Lot geloof ik, maar zij is het niet. Voor mij ten minste.” Een paar minuten later liepen we naar buiten; hij naar z’n tentje, ik naar de camper. Daar wachtte er nog niemand; de dames kwamen na vijf minuten. “Dit zie ik liever dan jullie wandelkleren, meiden!” Alle drie hadden ze een zomerjurkje aan, blote benen en voeten in sandaaltjes. En ze waren alle drie een beetje opgemaakt.

“Mogen we zo mee naar het restaurant, meneer?” Joline vroeg het met haar ‘meisjes-stemmetje’, een vinger in haar mond en met haar puppy-ogen. “Als er een tafel te weinig is, gooit de baas van die tent een stel andere gasten op straat om jullie maar een plekje te geven, dames. Kóm, Rogier staat waarschijnlijk al te wachten, we hebben nog vijf minuten.” En dat klopte: Rogier stond inderdaad te wachten. En keek bewonderend naar Charlotte.
“Wilt u vanavond mijn tafeldame zijn, mevrouw?” Lot giebelde. “Als u uw lompe techneuten-poten thuis kunt houden en een onschuldig meisje niet stiekem onder tafel zit te betasten…” Hij keek verontwaardigd. “Techneuten-poten? Nou ja, zeg…” Margot verdedigde haar zus. “Ja. Techneuten-poten. Hebben we ervaring mee. Op ons werk. 31 techneuten en een backoffice van acht dames en twee heren. Gelukkig houdt Joline de heren van het Backoffice strak onder de duim. Hebben we niet zoveel last van. Maar de rest…” Hij keek onderzoekend. “En die techneuten zitten tijdens de lunchpauze jullie stiekem onder tafel te betasten? Wát een bedrijf…”
Joline greep in. “Er zijn maar een paar die dat mogen, Rogier. Die vent hier naast me bij mij, een van de teamleden van het nautische team bij onze juriste en de plaatsvervanger van een ander team bij de receptioniste. Die hebben namelijk ook een relatie. De rest, op een enkeling na, zijn degelijk getrouwd met iemand die niet bij DT werkt. En dat ‘onder tafel’ valt wel mee; als ze willen knuffelen doen ze dat in het volle zicht. Een kort, snel zoentje of zo, geen minuten durende tongzoensessies met publiek, want dan weet men dat er in no time hevig commentaar geleverd wordt.” Ze wees naar de deur. “En nu naar binnen! Jolientje heeft trek en jij betaalt.”

Grinnikend gingen we aan een tafeltje zitten en al snel stond er een fles wijn op tafel en vijf glazen. Daarna bogen we ons over het menu en besloten collectief tot de pasta. Toen de bestelling opgenomen was, schonk Lot de wijn in. Ze hief haar glas. “Jongens, op een heerlijke eerste vakantie met een prachtige laatste dag. Mooie omgeving en prima gezelschap. Zelfs met een zware rugzak op je rug… Joline, Kees: mede namens mijn lieve zus hier: Dank jullie wel. Rogier: ook jij bedankt, voor het trakteren op deze wijn de rest van het eten. Proost!” De wijn was lekker koel en fris. Tijdens het wachten op de pasta kreeg ook Bengel haar brokken. Die had Rogier zonder meer geaccepteerd: tijdens de wandeling had Rogier zich ook een paar keer met de hond bemoeid en Bengel vond dat blijkbaar prima. “Hé, een nieuw mens… Kwispeldekwispel…’
Plotseling snauwde Margot: “Meneer van der Vlist! Handjes boven tafel houden! Ik ben de full-time chaperonne van mijn zus en waak over haar…” Verder kwam ze niet; drievoudig schalde door het restaurant: “Te laat!” Hoofden werden omgedraaid en Lot zat een tomaat te imiteren. “Verdorie Mar… Hij heeft best lekker warme handen…” We moesten lachen, want nu kreeg Rogier een rooie kop. Joline hief een vinger op. “Boefje!”
Even later kwam het eten en we genoten ervan. En tijdens het eten gezellig kletsen en elkaar af en toe op de hak nemen… Ook Rogier kwam los en ontpopte zich als iemand met een brede belangstelling en een prima gevoel voor humor. En nadat hij had afgerekend, liepen we rustig terug naar tent en camper. Bij de tent van Rogier bleef Lot treuzelen. “Lopen jullie maar door, ik kom zo.” Margot plaagde: “Maximaal tien minuten, meisje! Anders kom ik je halen en wee je gebeente als ik je in die tent aantref!” Lot stak een tong uit. “Opbokken jij!” Joline trok Margot mee. “Kom dametje. Laat je zus met rust.”

In de camper keek Joline Margot aan. “Niet jaloers?” Met een brede lach antwoordde ze: “Nee hoor. Rogier is een leuke vent, maar niet mijn type. En Lot is helemaal verkocht en dat gun ik haar.” Ik knikte. “Mooi, meid. Verder hou ik m’n mond maar.” “Goed zo, Kees! Toch nog een slimme opmerking gescoord vandaag!” Joline keek me pesterig aan. “Lieve schat, hier komt er nog een: wachten we even op Lot of duiken we gewoon het bed in? En zo ja: welk bed?” Margot knikte. “Da’s wel een goeie vraag. Maar ik denk dat het verstandig is als Lot en ik weer ‘boven’ slapen. Je kunt ook te ver gaan in openheid, denk ik maar.” Joline knikte instemmend. “Verstandig. En nu maar klaarmaken voor de nacht; morgen wordt weer een drukke dag. Op tijd gaan slapen dus.”
Margot kroop nét het trapje naar het hefbed op en Joline en ik lagen er al in toen er op de deur geklopt werd. Buiten klonk de stem van Rogier: “Ja, ik moest kloppen want de bel deed het niet!” Een bekende uitspraak uit de kinderserie van Samson en Gert. “Binnen!” riep Joline. De deur ging open en Lot kwam binnen. Rogier bleef buiten, maar zei: “Ik kom een leuke dame afleveren. Die laat je niet in haar eentje ’s avonds laat over een duistere camping lopen. Wie weet komt ze nog een of ander techneut tegen…” Joline grinnikte. “Nee, hou op zeg… Ik moet er niet aan denken! Maar dank voor je ridderlijkheid, Rogier!” “Puur eigenbelang, Joline. Enfin, de rest horen jullie van Charlotte, denk ik. Welterusten en tot morgenochtend… Zeven uur hier ontbijten, begreep ik?”
Ik gromde. “Ja. Welke idioot dat verzonnen heeft… Welterusten, Rogier.” Lot draaide zich naar hem om. “Lekker slapen jij. En niet meer dromen van knappe verpleegkundigen, maar van mij.” Een korte zoen volgde, toen deed hij de deur dicht.

Even was het stil in de camper, toen keek Lot ons aan. “Hij ís het, jongens… Het gevoel wat ik bij Ben Moes had, heb ik bij Rogier absoluut niet. En nu gaat dit meisje even de tandjes poetsen en daarna in bed, naast mijn lieve zus.” Even later klom ook zij omhoog. “Hoi lieve zus… Morgen hoor je alles, dat beloof ik. Nu eerst slapen. Dat wandelingetje van Joline is goed om bij in slaap te vallen. Welterusten allemaal…” Bij het schemerlicht zag ik dat de zussen tegen elkaar aan kropen. Een minuut later was het stil in het hefbed. “Jolientje… De meisjes slapen al. Zullen wij…”
Een hand kwam op mijn mond. “Niks ervan. Slapen jij, want morgen moeten we vroeg op. En jij gaat het eerste stuk rijden, dan kan dit meisje nog even bijkomen van deze heerlijke vakantie.” Ze verruilde haar hand voor haar mond, gaf me een lief zoentje en vervolgde zachtjes: “En wat we morgenavond doen… Als je me lekker laat dutten tijdens de terugreis, weet ik wellicht nog wel wat leuke dingetjes.” “Ik verheug me er nú al op, beauty. Kan ik wel een tijdje over fantaseren, voor ik in slaap val.” Een gaap klonk naast me. “Dat zal een kort fantasietje zijn, Kees. Ik denk dat jij ook binnen no time slaapt… Truste.”
En ze had gelijk; niet lang daarna voelde ik me wegzakken. Heerlijk.
Lees verder: Mini - 276
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...