Door: Keith
Datum: 18-09-2024 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 3838
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 45 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 45 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 314
De dinsdag verliep snel. Het was druk; twee klanten hadden ‘aanvullende specificaties’ gestuurd en ik zat wat te mopperen achter mijn computer. “Als de sukkels dat nou eerder hadden duidelijk gemaakt… Had een boel werk gescheeld.” Ik liep naar Henk en legde het hem voor. “Nou we hebben nét een nieuwe piraat aan boord, Kees. Als we hem nu eens dit projectje geven?”
‘Dit projectje’ was een wijziging in een ontwerp van een schakelcentrale voor windmolens op de 2e Maasvlakte. Er moest een extra veiligheid ingebouwd worden. “Willem… kun je je even losrukken van Gerben?” Een grom kwam onze kant uit. “Als jullie denken dat we verkering hebben, heb ik de volgende mededeling, Henk: nee, die hebben we niet.” Hij kwam mijn bureau binnen en we legden hem het probleem voor. “Zie jij dit zitten? Je moet het grotendeels alleen rooien, want we zijn een beetje druk. Allemaal.” “Ik ga hier in duiken, Kees. Lijkt me wel aardig. En ik heb ervaring met deze schakelcentrales. In Duitsland zoiets bij de hand gehad. Geen rocketscience. Wanneer wil je het concept hebben?”
Ik dacht even na. Testcase… Even kijken of hij onder tijdsdruk kon werken. “Morgen, voor 12:00. De klant wil voor maandag een ontwerp. Henk heeft dan nog even de tijd om eventueel te finetunen. Want morgen ben ik er niet en donderdag liggen we met z’n allen te badderen in Dordrecht.” “Da’s krap-an, Kees. Maar ik ga zien wat ik voor je kan doen.” Ik knikte. “Prima. Maar denk er aan: als je tijd tekort dreigt te komen: op tijd aan de bel trekken, dan kan ik eventueel met de klant overleggen en tijd bij vragen.” Hij knikte. “De tekeningen staan in de projectmappen, Willem. Zet ’m op.”
Hij verdween en sloot de deur achter zich. Henk keek me aan. “Je zet ‘m wel onder druk, Kees.” Ik knikte. “Expres. Twee redenen: één: ik wil kijken of hij inderdaad onder druk kan presteren en twee: ik wil kijken of hij ‘vrij’ genoeg is om tijd erbij te vragen als hij het niet dreigt te halen.” Henk bromde: “Geen gewoonte van maken, Kees. Als testcase kan ik het wel accepteren, maar dit moet geen normale gang van zaken worden. DT levert goéd werk. Geen haastwerk.” Ik knikte. “Klopt. Ik beloof je dat dit éénmalig is.”
Het andere project pakte ik zelf op: Neddrill die ook wat wijzigingen bij een ontwerp op een boorplatform wilde. En ik kende dat platform goed, dus zonde van de capaciteit om daar iemand anders mee te belasten. Ze hadden het al druk genoeg. Om twaalf uur liepen we naar de paardjes, die weer blij waren met een paar boterhammen.
Irene had ook twee grote winterpenen voor hen meegebracht die ook enthousiast naar binnen werden gewerkt. Angelique zei, met een stalen gezicht: “Ik dacht dat je die voor jezelf in de receptie had liggen, Irene…” Ze kreeg een stomp van Henry. “Doe jij eens even normaal! De gedachte alleen al…”
Irene kreeg een rood hoofd en we moesten lachen. Irene keek Angelique aan. “Ik ga Fred maar eens citeren, denk ik. ‘Trutje!’ Soms ben jij een gemeen kreng, Angelique!” Die lachte liefjes. “Hé, als receptioniste moet je assertief zijn, dame. Ik leid je wel een beetje op.” Irene bromde: “Met al die kerels om me heen word ik heel snel héél assertief hoor. Daar heb ik geen vuile opmerkingen over winterpenen voor nodig, dank je wel.”
Theo stak z’n duim op. “Goed zo, Irene! Bijt maar van je af!” Ze stak haar neus in de lucht. “Een van die kerels bent u zelf, meneer de directeur…” Joline begon te klappen en we namen het over. “Zo, die heb je te pakken, Theo. Prima, Irene!” Ginnegappend liepen we terug richting DT en ik hoorde Willem zeggen: “Nounou… Gehaaide receptioniste hebben jullie hoor!”
Frits antwoordde. “Correctie, Willem. Het is niet ‘jullie’, het is ‘wij’. Jij hoort sinds gisteren ook bij de club. Of was je dat even vergeten? We helpen je wel herinneren hoor… Met of zonder winterpeen. En ja, als het nodig is zetten we Theo ook even op z’n plek of nemen hem ook op de hak. Dat kan hier.” Willem bromde: “Voor alle veiligheid wacht ik daar nog maar even mee…”
De middag vloog om met rekenen, tekenen en telefoneren. Met één onderbreking: om kwart over drie kwam er een mail binnen aan ‘all users DT’ met de volgende tekst: ‘Sorry mensen, maar de HUET-training aanstaande donderdag gaat niet door. Een bedrijfsongeval bij het trainingscentrum. Arbeidsinspectie doet onderzoek en tot nader order zijn alle trainingen afgelast. Ik heb de rondvaart en het etentje ook gecanceld; dat houden jullie nog tegoed. Voordeel: jullie hebben meer tijd om je cabaretvoorstelling te oefenen. Groet, Theo.’
Verdorie… Helemaal vergeten om iets in elkaar te draaien voor dat feestje. Stóm! En bij Joline zat het ook niet in haar systeem, dat wist ik zeker. Anders had ze er wel grappen over gemaakt. In de auto besprak ik het met haar en inderdaad: “Ook ik werd verrast, Kees. Ingrid heeft het er vorige week nog wel over gehad, maar door al die ziekenhuis-perikelen in Nijmegen is het bij mij ook totaal in de vergeethoek geraakt. Moeten we niet hebben! Ik ga morgen wel eens brainstormen op het backoffice.” “Ja. En ik donderdag bij de Piraten. Moeten we even tijd voor vrijmaken.”
Eenmaal thuis ging Joline, samen met Lot en Mar, koken. We spraken af dat ik vanuit de Harskamp meteen door zou rijden naar Greet. “Onderweg pik ik wel iets te eten op, schat. Desnoods op de legerplaats zelf.” Ik bekeek de mail van het Cimicbataljon nog even.
Vanaf 07:30 verzamelen in de manschappenkantine, 08:00 appél voor de School voor Vredesmissies, aansluitend lessen NBC en Colt. 12:00 naar baan Echo Links, daar eten, 13:00 aanvang schieten. 16:00 laatste schot, onderhoud, afsluiting van de dag en voor de liefhebbers eten in de eetzaal. Oké, dat was duidelijk.
In de slaapkamer maakte ik mijn spullen klaar voor een militair dagje: schoon gevechtspak, smartcard, oordoppen, herkenningsplaatje, noodverband. Toen naar de berging beneden: helm, NBC-masker met alle toebehoren en mijn Ops-vest. Een paar weken terug had ik mijn complete uitrusting op kunnen halen en het ‘grote spul’ lag in de berging. Boven had ik een grote kast erbij moeten plaatsen en daar nu even geen ruimte meer. Ik had mijn Ops-vest, het ‘vest’ waar je je gevechtsuitrusting in op kon bergen, ingericht zoals ik het praktisch vond: de kleine zakjes onder mijn armen, de munitietassen voor de borst en de tas voor het NBC-masker aan het Opsvest vastgemaakt, in plaats van los aan de draagbanden. Dan had ik alles in één keer. Een karabijnhaak aan het vest waar in m’n helm aan kon vastmaken. Niet zoals het in het Handboek Militair stond voorgeschreven, maar zo had ik het handeltje in Bosnië en Afghanistan ook gedragen. Alles kon ik blindelings pakken en dat was het belangrijkste. Het Handboek Militair was leuk als leidraad voor de beginnende militair, maar ervaring in de missiegebieden leerde dat het beter was om iedereen het Opsvest op z’n eigen manier te laten bepakken. Ik legde het vest met alle toebehoren achter in de auto. Het gevechtspak lag gereed op de slaapkamer.
Eenmaal weer boven gingen we eten, daarna weer lekker blazen, wat lezen en om kwart voor tien zei Joline: “Zullen we er eens in gaan, meiden? En Kees? Morgen is het weer op tijd opstaan en zo.” Een kwartier later lagen we in bed. “Jolientje…” Naast me klonk een behoedzaam: “Ja, Kees?” “Zul je me morgenochtend niet gaan verleiden om weer in bed te komen? Want morgenochtend staat de stoere majoor Jonkman naast je bedje…”
“Volgens mij gaat dit meisje er op dezelfde tijd uit als jij, ‘stoere majoor’. Jij hoeft pas om 08:00 in de Harskamp te wezen; wij meiden moeten voor 07:30 al in Gorinchem zijn. Zorg jij nou maar dat je je hormoonhuishouding op orde en in bedwang hebt als ik mijn benen ga versieren met een leuke panty met stipjes. Speciaal voor dit soort gelegenheden gekocht.” Haar stem klonk plagend. Ik zuchtte diep. “Je bent nog steeds een blond krengetje. Kijk maar uit; straks staat Frits weer eens aan je bureau met een zwakke smoes.” Ze grinnikte. “Dan zal ik ‘m zeggen dat ik binnenkort met z’n dochter Meike een gesprekje heb. Wedden dat hij als de weerlicht weg is?” Ik bromde: “Arme Frits…”
Ze rolde naar me toe. “Die leuke panty met stipjes draagt Jolientje voor die knappe majoor, die ’s avonds moe thuis komt. Eerst naar de Harskamp, en daarna meteen door naar een veeleisende wachtmeester in Eindhoven. En daarna, als hij thuiskomt…” Ze kuste me zachtjes. “En nu slapen, Kees. Morgen voor jou een inspannend dagje.” “Hé schat, het zal wel meevallen hoor. Een paar lesjes, wat schieten… Is geen zwaar programma.” Ze giechelde. “Nou… Fred doet ook mee. Dan zou het toch wel eens een zwaar programma kunnen zijn. 110 kilo, om precies te zijn. En nu slapen. Truste, Kees.” “Welterusten mevrouw Jonkman…” Even later hoorde ik haar ademhaling: iets dieper dan normaal, als en toe een licht snurkje er tussendoor; die sliep. Nu ik nog…
Donderdagochtend verliep het opstaan redelijk normaal, behalve dat ik in gevechtspak aan tafel zat. De meiden plaagden me een beetje. “Paste dat pak nog wel, Kees?” Charlotte keek me lachend aan. Gelukkig nam Joline het voor me op. “Lot, punt één is dat pak gloednieuw en punt twee: het is dezelfde maat als het pak wat Kees in Afghanistan droeg. Mijn echtgenoot is nog niet aan het uitdijen hoor, ondanks dat hij normaal z’n dagen vult met tekenen.” Vals liet ze erop volgen: “Met z’n kont op een best wel comfortabele bureaustoel…”
Ik keek hen aan. “Lieve dames. Jullie zijn duidelijk niet helemaal op de hoogte van bepaalde, militaire spreekwoorden en zegswijzen. Eentje daarvan is, en die geldt voor kleding en uitrusting: ‘Wat te groot is: dat krimpt, wat te klein is: dat rekt.’
Geldt voor bijna alle kleding binnen de Landmacht, behalve voor de militaire zwembroek. Die lijkt de eerste keer redelijk strak te zitten, totdat hij een keer in de was is gedaan. Dan is het ding plotseling veranderd in een soort grote luier die zich al slobberend om je benen beweegt.” Joline’s ogen lichtten op. “Aha… Vandaar jouw wat matige prestaties in het zwembad!” De zussen grinnikten en ik schudde mijn hoofd maar weer. “Tuurlijk schat… Je hebt gelijk.” Na nog wat geplaag over en weer stonden we op, ruimden de etenstroep aan kant en vertrokken. Ik controleerde alles nog even: Opsvest in de auto, herkenningsplaatje, noodverband, oordoppen, smartcard, bugel plus muziek… Ja, ik had alles.
In de auto tikte ik het adres van de legerplaats in en de navigatie liet me weten dat ik via de A50, een piepklein stukje A12 en dan de A310 moest rijden. Oké… Ditmaal maar op de navigatie vertrouwen en niet eigenwijs gaan zijn, Jonkman. Om 07:18 zou ik voor de poort moeten staan. Mooi op tijd. De rondweg Eindhoven was al redelijk druk, bij knooppunt Valburg was het even ‘langzaam en stilstaand verkeer, maar daarna kon ik mooi doorrijden en om 07:20 stond ik inderdaad voor de poort. Smartcard voor de lezer houden… en de poort ging open. Mooi, die werkte dus prima.
Ik parkeerde mijn auto op de grote parkeerplaats tegenover de eetzaal en liep met Opsvest en al naar de kantine. Daar zaten al een aantal collega’s. Sommigen herkende ik van onze bevordering, anderen waren volstrekt… Shit. Tussen alle gezichten zag ik ook kapitein Adema. Was die lul nou nóg niet uit de organisatie gesmeten? Hij had me nog niet gezien, zat schuin met z’n rug naar me toe. Mooi, dan wachtte hem weer eens een pittige verrassing in de vorm van de majoors Jonkman en van Laar. Nou ja, als Fred luidruchtig werd, zou Adema het wel horen…
Ik pakte een beker koffie en ging bij wat andere collega’s aan een tafeltje zitten. De gesprekking gingen over het ‘normale’ werk wat men deed. In de techniek, de IT, de handel… “En wat doe jij voor de kost, majoor Jonkman?” Een van de collega’s keek me aan en vervolgde: “Sorry, je voornaam heb ik niet paraat…”
“Ik ben Kees. En normaal stuur ik een clubje ingenieurs aan bij een klein, maar prima Ingenieursbureau in Gorinchem. Daar ben ik teamleider.” Mijn gesprekspartner fronste de wenkbrauwen. “Een ingenieursbureau in Gorinchem? Iets met Deve…” Ik vulde hem aan. “Developing Technics, inderdaad In de wandeling DT genaamd. Maar je kijkt er nogal vies bij.” Hij knikte. “Sorry. Een andere collega vertelde een paar weken wat verhalen over een Ingenieursbureau in Gorinchem met een naam die daar inderdaad op leek. En die verhalen waren niet zo positief. Niet eens ISO-9001 gecertificeerd, producten waren prutswerk, heel veel klachten uit de offshore en de zeevaart en het bedrijf zou op het punt van omvallen staan. Ik hoop niet dat dat bedrijf is waar jij werkt…” Ik hield me op de vlakte. “Oh? Was dat dan een klant van ons? Dan zou ik graag met die collega in contact komen. Want slechte recensies, daar houden we niet zo van.”
Hij wees. “Kapitein Adema. Hij zit aan die tafel daar, bij het netwerk Economics.” Ik knikte. “Merci. Ik ga straks wel eens informeren bij hem hoe het zit.” Ik verschool me achter mijn koffie. Wel verdomme, Adema… Als jij hier DT zit af te zeiken, ga je wat beleven, zowaar ik Kees Jonkman heet! Geen drie minuten daarna kwam Fred binnen. Op zijn gebruikelijke wijze: Hij donderde ‘Goedemorgen, krijgers!’ en liep richting koffieautomaat. Uit mijn ooghoeken zag ik Adema schichtig kijken. Mooi, laat ‘m even zweten… Fred had mij al gespot en zakte op een stoel naast me. “Zo Kees… Kon jij je wel losrukken uit je drukke werkzaamheden?” Ik grinnikte. “Het kostte wat moeite vanochtend, maar goed… Je ziet dat ik ondertussen hier zit. Heren, dit is Fred van Laar, mijn bud uit Afghanistan. Sinds een paar maanden zijn wij lid van het netwerk Infra. Onder Martin van Dijk. Die ik nog niet gezien heb, trouwens.”
Een van de anderen knikte. “Klopt. Martin zit momenteel in Litouwen. In uniform; hij is daar met een paar lui aan het kijken naar de renovatie van munitie-opslag daar. Schijnt een redelijk puinhoop te zijn uit de Sovjet-tijd.”
Het bleek dat het netwerk ‘Infra’ en het netwerk ‘Economics’ waren opgeroepen voor deze dag. De andere netwerken waren op andere dagen aan de beurt geweest of moesten nog. Zo kletsten we nog even door, tot vijf voor acht het hoofd Economics, een overste met de naam Diekman op zijn uniform, op stond en riep: “Heren… naar buiten. Appél.” We gehoorzaamden en stelden ons op; zo’n 25 man. Fred en ik stonden wat achteraan. Namen werden voorgelezen en links en rechts klonk ‘Present!’ Adema’s naam klonk als tweede en Fred keek me veelbetekenend aan. Toen mijn naam klonk en ik me present meldde, keek Adema om. Onze ogen raakten elkaar heel even, maar lang genoeg; hij keek meteen schichtig voor zich. Ja, vriend, jij gaat een zware pijp roken vandaag… Er werden twee instructeurs voorgesteld. Een man en een vrouw, beiden Sergeant der Eerste Klasse. De ene heette Erik, de andere Jolanda.
Even later zaten we in een klaslokaal met 13 man met Erik als instructeur. Hij had goed in de gaten had dat hij iets andere leerlingen had dan een stel recruten. Hij appelleerde aan onze kennis uit het verleden en vulde die aan met de kennis van nu. Na een uurtje gingen we naar buiten en deden wat drills om het NBC-masker snel op te zetten. Bij mij maakte hij een opmerking over het feit dat ik mijn gasmaskertas aan m’n harnas had vastgemaakt. “Da’s niet volgens het handboek, majoor.” “Dat klopt Erik. Maar ik vind het wel praktisch. Zo heb ik alles in één keer bij de hand.”
Hij humde wat en vroeg toen: “Maar als u nu een watertje over moet steken? Dan moet het gasmasker op uw nek of onder uw kin gedragen worden. Hoe…” Ik onderbrak hem. “In Afghanistan waren er niet zoveel watertjes die we over moesten steken. En áls dat een keertje moest, waren ze hooguit op heuphoogte. Waren ze dieper, ja, dan maakte ik de handel los en droeg ik het om m’n nek. Da’s een kwestie van één minuut, Erik. Het weer vastmaken aan m’n harnas duurde langer. Al dat gefrot om dat klittenband weer fatsoenlijk onder die lussen te krijgen…” Hij grinnikte. “Eigen schuld, majoor. Maar goed, als u het op deze manier prettig vindt…” “Zeg maar gewoon: minder onprettig.”
Hij keek me aan. “Afghanistan? Wanneer?” “2008/2009. Tarin Koht. 2e peloton Bravo compagnie van de Battlegroup.” Hij knikte. “Ik ben er zelf nooit geweest, majoor. Wel gehoord dat het nogal heftig was op sommige momenten. En wat was uw functie?” “Ik was sergeant, Erik. Groepscommandant. En die lomperd hier naast me was mijn plaatsvervanger.” Ik wees op Fred, die vrolijk grijnsde. “En nu majoor? Ik zie dat er nog perspectief voor me is… Ik klets straks graag nog even verder.” Erik liep naar de volgende collega.
Om tien uur was er koffie in de kantine en Erik kwam bij ons zitten. “Vertel eens majoor… Hoe bent u binnen 10 jaar majoor geworden?” “Erik, ik heet Kees. En mijn bud heet Fred. En hoe we majoor zijn geworden? Vrij snel na terugkomst uit de zandbak ben ik gaan studeren aan de TU in Eindhoven. Elektrotechniek. Zes jaar later mocht ik Ir. voor m’n naam zetten. Ik heb nog een paar jaar lesgegeven aan de TU, toen ben ik bij een Ingenieursbureau in Veldhoven gaan werken, samen met Fred. Hij is ook Ir., maar wil geen vuile nagels krijgen, dus meneer houdt zich bezig met ICT en Cyber. Via-via kwam we in beeld bij een recruiter van de Landmacht en een paar maanden geleden werden we aangesteld bij het reserve-personeel van de KL, bij het Cimic-bataljon. Ondertussen al een keertje terug naar Bosnië geweest voor een technische verkenning.”
Hij keek ons aan. “Terúg naar Bosnië? Zijn jullie daar ook geweest?” Fred schudde zijn hoofd. “Ik niet, Kees wel. Ik heb drie maal Afghanistan en één keer Mali op m’n naam.” Hij grijnsde breed. “De laatste twee keren Afghanistan en in Mali heb ik op m’n kont gezeten en IC-dingen gedaan. Niet meer met die vervloekte mitrailleur op m’n nek door de green hoeven sjouwen.” Erik grinnikte. “Ik zie je het doen. Nou de volgende twee uren zullen wel saai worden dan.”
Fred antwoordde. “Hoezo?” “Wapen- en schietleer Colt. Volgens mij hebben jullie daar geen les voor nodig.” Ik humde. “Wie weet, Erik. De laatste keer dat ik een Diemaco in handen heb gehad, was 10 jaar terug. Dus een en ander is wellicht wat roestig. Voor Fred ligt dat anders; die zat een jaar geleden nog als sergeant-majoor in dienst.” “Ja. Maar da’s een ander verhaal, Erik. Gaan we nu niet over uitweiden, anders zitten we hier morgen nog. Kom, de collega’s staan op; volgens mij moeten we weer aan de bak.”
Even daarna zaten we in een ander klaslokaal, met Jolanda als instructrice. Vriendelijk gezicht, een grote bos bruine krullen, maar wel eentje met pit. Nou ja, dat moest ook wel; als vrouw binnen de Landmacht en dan instructeur zijn voor een stel reservisten, stuk voor stuk minimaal kapitein… Na een half uurtje wapenleer nam ze ons mee naar buiten. Schietleer! De diverse handelingen werden doorgenomen en dat ging redelijk vlot. De collega’s kenden de Colt ook, dat was duidelijk. Toen schiethoudingen. Ook nu kreeg ik commentaar.
“Majoor Jonkman, uw Opsvest is nogal… ‘alternatief’ ingedeeld. Vindt u dat praktisch of…?” “Jolanda, zo droeg ik het in Afghanistan ook. Tijdens onze patrouilles en gevechten. En voor dat je er bij mijn bud over begint: hij heeft het net zo. Op deze manier weet ik alles blindelings te vinden en kan ik in elke schiethouding, zonder omhoog te komen, een nieuw magazijn pakken. Het enige wat ik mis zijn de elastieken.” Ze keek vragend. “Elastieken aan m’n magazijnen om ze niet kwijt te raken.”
Naast me klonk een honend: “Dan had je maar Magschutter moeten worden, Kees. Geen magazijnen die je kwijtraakte, sukkel.” Jolanda keek ons aan, maar zei verder niets. In een redelijk tempo nam ze de lesstof door en om half twaalf verklaarde ze de les gereed.
“U bent, op één collega na, goed op de hoogte, heren. En die ene collega heeft nu ook weer beeld en geluid. Ik hou er niet van om een les eindeloos te rekken, dus bij deze: u bent gereed voor de schietbaan vanmiddag. En ik ben de HSI, de hoofd-schietinstructeur, dus als u fouten maakt, krijgt u met mij te maken.” “Nee, dat ga je niet willen…” zei een andere collega droog en we grinnikten. Jolanda keek even rond. “U kunt er wel een geintje van maken, maar… Toen ik deze job bij het Cimicbataljon kreeg, zei onze bataljons-adjudant tegen mij: ‘Jolanda, dit is over het algemeen een redelijke matsbaan. Er zijn echter een paar momenten waarbij je 100% bij de pinken moet zijn: als je op de schietbaan staat met een aantal reservisten. Sommigen kennen de huidige wapens nauwelijks, die zijn nog uit de tijd van de Uzi en de Fal, anderen denken dat ze Rambo zijn. Als je op de schietbaan staat, wees dan uiterst scherp. En of het nou een korporaal is die een fout maakt of een kolonel: als het onverantwoord is om ze met een wapen te laten schieten, trap je betrokkene van de baan af. Ongeacht rang. Jij bent de HSI en de baas. En ik zal je altijd steunen.’
Dát zei hij. En helaas heb ik het in de drie jaar dat ik deze functie heb, al een paar keer meegemaakt dat ik mensen van de baan moest sturen. Lui die niets, maar dan ook niets op een schietbaan te zoeken hadden, omdat ze voorkant van een Colt nog niet van de kolf konden onderscheiden, bij wijze van spreken. Nu valt dat bij jullie best wel mee, heb ik gezien, maar blijf vanmiddag ook scherp. Scheelt mij een hoop ergernis. We wachten even op de andere club, dan gaan we samen eten. Om half één instijgen in de viertonners, dan rijden we naar de baan. Eet smakelijk voor zo meteen. Oh ja, en ik heb twee vrijwilligers nodig als wacht voor de wapens. Twee collega’s staken hun hand op.
“Mooi. Zorgt de rest even dat zij niets tekort komen? Dank u wel.” Ze verdween naar binnen. “Zo, dat is iemand die zegt waar het op staat, Kees.” Fred keek me aan en ik grinnikte. “Nou, als die andere club eens opschiet… Ik heb een beetje trek.” “Ik hoop dat ze vooraf zijn ingelicht dat jij kwam eten, Fred. Anders hebben we zo dadelijk een brood-crisis in de eetzaal.” “Ja. Maar dan zal ik jullie matsen; dan schakel ik wel over op kroketten en Pikanto’s, Kees.” Ik trok een gezicht. “Vreet je die dingen nou nog steeds? Gatverdamme…”
Pikanto’s waren een bepaalde snack met een nogal doordringende geur. Fred was er in Oirschot dol op en at er ’s avonds aan de bar bijna altijd wel een paar. En daarna stonk de hele legeringskamer naar die dingen…
Hij trok me even naar de andere kant van het gebouw. “Wat doen we met Adema, Kees? Hij heeft nondeju tóch de naam van DT door de modder gehaald…” Ik spreek hem daar straks wel even op aan, Fred. Waar overste Diekman, hoofd Economics bij is, want hij heeft dat tegen een van zijn lui gezegd. En ik zal ‘m meteen waarschuwen dat dit de laatste keer is dat DT of wij last van hem gaan hebben; nóg een keer en ik rapporteer hem bij de BC. En dat kan leiden tot ontslag, Fred. En dan ziet meneer maar hoe hij de eindjes aan elkaar knoopt.” Fred knikte. “Lijkt me een goed plan.”
Na het eten liepen we met de rest samen naar buiten, naar de viertonners die ons naar de schietbaan zouden vervoeren. Toen wij in de ene viertonner waren geklommen stond Adema achter dezelfde wagen. Een collega zei: “Kom kapitein, er in.” Adema zag Fred en mij zitten en schudde zijn hoofd. “Ik ga niet in de zelfde viertonner zitten als twee moordenaars.” Eén seconde later vloog ik uit de viertonner en stond met gebalde vuisten tegenover hem.
“Wát zei jij daar over Fred en mij?”
Twee handen rukten me weg van hem weg. “Naar achteren jij! Als je hem tegen de tegels mept, heeft hij gewonnen, stomkop!”” Fred had me in een ijzeren greep en snauwde tegen de collega’s: “Haal die namaak-kapitein hier weg, anders overleeft hij het niet! Nú!” Adema werd naar binnen gebracht en twee seconden later keek ik in het gezicht van overste Diekman. “Wat is dit, majoor? Een collega bedreigen? Ben je helemaal van God los of hoe zit dat?” Fred had me nog steeds vast en ik grauwde: “Heeft u gehoord wat meneer Adema zei, overste?” Die schudde zijn hoofd. Een andere collega, degene die Adema tot instappen had gemaand, zei: “Ik wél. De kapitein zei: ‘Ik ga niet in dezelfde viertonner zitten als twee moordenaars.’ Letterlijk, overste.” Die keek bedenkelijk. “En jullie zijn die twee die kapitein Adema bedoelde?” Fred en ik knikten.
“We hebben een gezamenlijk verleden van drie weken, overste”, gromde Fred. “Het lijkt me het beste als u de bataljonscommandant even belt. Of Martin van Dijk. En hou in de tussentijd Adema uit onze buurt, anders kunt u ook nog een ambulance bellen. Of een begrafenisondernemer.” Hij wees. “Jullie: naar de kantine. En blijf daar tot ik jullie kom halen.” We knikten en draaiden ons om. “Je moet jezelf beter in toom houden, Kees. Als ik je niet bij je lurven had gepakt, had je Adema tegen de tegels gemept.” Ik gromde. “De klootzak heeft in de tussentijd niks geleerd, Fred…”
Toen ging me een licht op. “Verrek… Death by cop!” Fred keek me glazig aan. “Heb ik het met Joline over gehad, de avond voor zijn ontslag. Hij treitert en ziekt net zolang tot iemand zijn zelfbeheersing verliest en hem tegen de vlakte mept. En dan gaat meneer claimen en loopt binnen… Oh, wat stom van me!” Ik sloeg mezelf tegen m’n voorhoofd.
Kijkend naar Fred zag ik een brede grijns. “Kijk eens aan… Dat ik toch nog een helder momentje van Kees Jonkman mee mag maken… Had ik tien jaar geleden niet gedacht.” Ik greep zijn hand. “Jij krijgt zo dadelijk een gevulde koek van me, maat. Je hebt me weer eens voor een stommiteit behoedt. Kom, naar binnen!” Even later legde ik uit wat de aanleiding was geweest voor dit heldere moment. En Fred knikte langzaam. “Goeie analyse. En het zou hem verdomme nog gelukt zijn ook… En nee, ik druk me niet op. Ik heb een gevulde koek in de hand en we zijn niet bij DT. Flikker maar op met je opdrukliefhebberij, stomkop.”
Tijdens de koffie ging bij mij de druk enigszins van de ketel, mede dankzij Fred z’n relativeringsvermogen. Toen de overste na een kwartier binnenkwam, was ik bijna mijn normale kalme zelf. “Mag ik er even bij komen zitten? Heren… Ik heb net even met de kapitein Adema gesproken, vervolgens de BC gebeld én Martin. Maar ik wil jullie verhaal ook horen. Vertel!” Ik wees naar Fred. “Mag hij doen.” Kort en zakelijk vertelde Fred van de gebeurtenissen bij DT, bij de lezing in Apeldoorn ’s avonds en bij de voorbespreking van de verkenning in Bosnië. Hij besloot met: “U mag zelf de conclusies trekken, overste.” Die knikte. “Komt grotendeels overeen met de verhalen van de BC en van Martin. Het plaatje is me duidelijk, heren. En nu recht voor z’n raap: Zien jullie kans om je te verzoenen met deze kapitein? Je hoeft niet verliefd op hem te worden, maar is er een kans dat jullie als collega’s samen optrekken?”
Ik schudde mijn hoofd. “Nee, overste. Ik zou hem never nooit naast me willen hebben tijdens een gevecht. Ik kan hem niet vertrouwen, en dat is het minste; de vent naast je moet je kunnen vertrouwen. Blindelings. Met deze kapitein naast me in een schuttersput zou ik ’s nachts geen oog dicht doen.” Fred knikte. “Beter had ik het niet kunnen verwoorden, Kees.”
Even was het stil. “De bataljonscommandant gaat, as we speak, de personeelsdienst aan het werk zetten om kapitein Adema te ontslaan. Niet eervol te ontslaan; nee, te ontslaan. En met hele grote dikke letters in zijn personeelsdossier te zetten: ‘en nooit meer op een kazerne binnenlaten’. De baas was woedend. En ik ken hem ondertussen een beetje; dat wil je niet meemaken. Adema zit nu nog in een lokaaltje van de SVV; ik ga naar hem toe en stuur hem naar huis. Willen jullie daarbij zijn?” Ik keek smerig. “Overste, ik heb net gegeten. Zonde van al dat brood als ik over m’n nek ga. U kunt hem waarschijnlijk prima zonder ons vertellen hoe de vlag er voor staat.”
Diekman grinnikte. “Ja zeker. En al helemaal met de bataljonsadjudant in dezelfde ruimte. Dan laat hij wel uit z’n hoofd om kapsones te maken.” Hij dacht even na. “Willen jullie nog gaan schieten?” Fred keek grimmig. “Liever dat dan hier dom rondhangen, overste.” Hij knikte. “Mooi. Stap in jullie auto’s en rij naar de baan. En zorg dat er gaten in die doelen komen. Ik handel hier wat zaakjes af, dan kom ik ook die kant uit.” Hij verdween met grote passen. “Kom ouwe. Hijs dat lichaam van je overeind; we gaan naar de baan. En als je op elke schijf de kop van Adema projecteert, denk ik, jou kennende, dat je geen schot mist, Kees.” Ik gromde. “Zou zo maar eens kunnen…” Ik keek hem aan. “Voor ik het vergeet: dank je wel, lulhannes. Dat je me tegenhield. Anders was ík de dienst uitgetrapt.” Fred grijnsde. “Maak nog maar een keertje pasteitjes voor me, eikel. Daarna staan we quitte.”
Achter elkaar aan reden we over de legerplaats. De achterpoort uit, T-splitsing linksaf, langs de Gevechtsbaan, slingerend langs de diverse Westerheidebanen om uiteindelijk bij Echo Links te stoppen. Men was al aan het schieten. In een schietpauze liepen we het schietpunt op en meldden ons bij Jolanda. Die keek onderzoekend. “Mee naar buiten.” Eenmaal buiten de baan vroeg ze recht op de man af: “Ik heb iets opgevangen van wat er na de lunch is gebeurd. Zijn jullie in staat om fatsoenlijk te schieten of zijn jullie opgefokt?” Ik keek haar aan. “Ik denk dat ik vanmiddag geen schot mis, Jolanda.” “En ik ook niet”, hoorde ik naast me. “Goed. Jullie mogen schieten, maar denk er aan: ik sta vlak achter jullie als jullie schieten. Eén foute beweging en ik grijp in. Begrepen?” Haar ogen maakten geen grappen en we knikten.
“Mooi. Dan nu de bekende vraag: zijn jullie in het bezit van munitie of delen van munitie?” Ik nam de houding aan. “Nee, sergeant.” Fred deed hetzelfde. “Goed. Naar binnen dan. Peltors op. Jullie kunnen meteen de eerste oefening doen; gewenning op 100 meter. Liggend met ondersteuning. 5 patronen, de eis is 3 treffers.” We haalden munitie; elk één magazijn met 5 patronen en liepen naar schietpunt 1 en 2. Liggen, ondersteuning aanpassen…
“Laden!” En even later: “Schutters, gaat je gang.” Ik keek door de Red Dot, het richtmiddel. Richtpunt is midden onderkant doel. En zoals gewoonlijk vielen de achtergrondgeluiden weg; Alleen maar ademhaling, hartslag en doel… Het eerste schot ging er uit en de schijf ging plat. Even wachten tot de schijf weer omhoog kwam: volgende schot. En zo door tot het vijfde schot. Daarna: ontladen en wachten op de commando’s. “Oké, sta maar op heren.” Jolanda keek ons aan. “Dit hebben jullie vaker gedaan. Beiden vijf treffers, maar dat is geen nieuws, denk ik.”
Fred grinnikte; ik ook wel een beetje. Straks haar maar iets vertellen over militaire verleden. De volgende oefeningen schoten we ‘gewoon’ met de club mee. Liggend, knielend, staand… eerst op honderd, toen op tweehonderd meter. Na twee en een half uur een uurtje waren we weer ‘geoefend schutter’, wat zoveel inhield dat je op tweehonderd meter een schijf kon raken in elke schiethouding.
“Goed heren… Tot nu was het een makkie; we verleggen de afstand tot 300 meter. En de eerste oefening is juistheidsvuur. 5 patronen, liggende schiethouding ondersteund. Geen tijds-eis. De eis is minimaal 2 treffers. Duidelijk? Munitie halen.” De eerste serie schutters ging liggen en na het commando ‘Schutters gaat uw gang!’ begonnen ze te schieten. Er bleven nogal wat doelen staan; sommigen van de collega’s hadden het er moeilijk mee. Bij de tweede serie idem. Fred en ik zaten in de derde serie. Toen wij gingen liggen zei hij: “Nou Kees… Laat je kunsten maar eens zien!” Kijkend door de Red Dot had ik eerst wat moeite om ‘mijn’ doel te vinden; ik lag op baan zes van de tien, wat inhield dat je goed moest tellen. Gelukkig was er een nogal opvallend gele graspol recht voor ‘mijn’ doel; die kon ik gebruiken als referentiepunt. De Red Dot iets minder fel zetten… Mooi, zo was het prima te doen. “Schutters, ga uw gang!” Béng… meteen het eerste schot er uit. En een halve seconde later viel het doel, om even daarna weer omhoog te komen. Béng! Wachten… Béng! Even later kon ik ontspannen; vijf schoten, 5 treffers. Na het ontladen en opstaan keek ik Fred aan; een brede grijns op zijn gezicht en een hand met vijf vingers omhoog. “Hier idem, makker…” Bij de andere schutters lagen de resultaten wat lager; eentje had niets geraakt, 2 man met 1 treffer en eentje met 3. Fred en ik ‘de volle bak’. Jolanda zei er niets over, maar kondigde de volgende oefening aan: juistheidsvuur op 300 meter, 5 patronen, verdeeld over 2 magazijnen. Per schutter twee doelen. Met als bijkomende eisen: herladen tijdens het schieten, en beide doelen moeten getroffen zijn. En dat alles binnen 15 seconden.
Toen wij aan de beurt waren gingen we liggen: magazijnen niet in het wapen; het laden moest ook binnen de tijd geschieden. “Schutters, ga uw gang!” Hup, het eerste magazijn met 2 patronen in het wapen, spannen, richten, vuur. De schijf verdween. Magazijn er uit, want de 2e patroon zat nu al in de loop. Andere magazijn er in en een klap er tegen aan. Richten op het andere doel: vuur. Ook die schijf klapte om. Terug naar de eerste schijf: die klapte weer om. Schijf twee: ging ook weer neer. Eerste schijf: ook gestrekt. Ontladen… Twee seconden daarna klapten alle schijven neer; de tijd was op. Ontladen, opstaan. Jolanda kwam naar me toe. “Waarom verwisselde u uw magazijn na het eerste schot, majoor?” Ik keek haar aan. “Logisch toch? Een magazijn met twee patronen. Na het eerste schot, zit de 2e patroon in de kamer, maar het magazijn is leeg. Dat meteen verwisselen scheelt weer handelingen. Anders moet je, na het 2e schot ook nog een keer spannen. Kost teveel tijd.” Ze bromde wat en liep weg. Fred gniffelde.
“Oké mensen… Dit is de laatste oefening die ik op de planning had staan. We hebben echter nog wel wat tijd. Voor de liefhebbers: we kunnen ook op 500 meter schieten. Degenen die dat een brug te ver vinden: No hard feelings, die mogen op de banken plaats nemen.” Er bleven vier man staan. “Goed heren… U krijgt 5 patronen. Per schutter twee doelen: rompschijf. Groot zat. De eis: elk doel minimaal één keer getroffen. Na een treffer blijven de doelen liggen. Schiethouding is liggend ondersteund, oefening is in eigen tijd. Vragen?” Die waren er niet. Liggen, laden…
Oeps… Op 500 meter waren de doelen best wel klein. En de rode punt van de Red dot moest nu écht boven in het doel staan, want de kogelbaan zakte op 500 meter behoorlijk. Enfin… Eens kijken wat ik hiervan bakte. Eerste schot: na een lange seconde klapte het doel om. Mooi, da’s één. Andere doel: iets gaan verliggen, richten, ademhaling… afdru… Péng! Ook het tweede doel ging even later plat. Naast me hoorde ik een schot van Fred; zijn beide doelen stonden nog. Even helpen…
Ik richtte op een van zijn doelen en vuurde. Mooi, die ging plat. Naast me hoorde ik gegrom. “Jonkman… Vuile lul!” Nog een schot van Fred: zijn tweede doel bleef staan. Zijn laatste schot was ook mis, dus ik richtte zorgvuldig en zorgde dat ook dat doel plat ging.
“Tja, met de mitrailleur is het allemaal wat makkelijker hé? Dan jaag je desnoods een hele kist naar zo’n doel, dan gaat hij wel gestrekt…” Mijn stem klonk pesterig. We ontlaadden en ik leverde mijn overgebleven patroon in bij het munitiecorvee.
“Oké… De resultaten: Majoor Dijkstra: geen treffers. Kapitein Vullings: één treffer. Majoor van Laar: geen treffers. Majoor Jonkman: beide doelen getroffen.” Ze zweeg even en vervolgde toen: “En twee bonuspunten.” Jolanda keek ons ‘streng’ aan. “Ik ben niet helemaal op m’n achterhoofd gevallen, heren.” Fred bromde: “Ze heeft je door, Kees.”
Jolanda verzamelde alle schutters en hield een evaluatiepraatje. Daarna onderhoud na het schieten, de baan opruimen, enfin het bekende riedeltje na een schietdag, eindigend met een wapeninspectie. “Goed… dan is het nu wachten op het vervoer. Goed geschoten. Ga maar even op de bankjes uw zonden overdenken, heren.” Jolanda lachte en kwam toen naar ons toe.
“Ik zou graag van jullie twee willen horen wat jullie militaire verleden is…” Fred grijnsde en wees op mij. “Ik was zijn mitrailleurschutter in Afghanistan, tien jaar geleden. Daarna nog 9 jaar blijven hangen binnen de Landmacht, als IC- en cybergoeroe. Nóg een keer Afghanistan en twee keer Mali. Met de bijbehorende schietoefeningen.” Ze keek naar mij. “Elf jaar geleden op missie geweest in Bosnië. Daar door de Amerikanen opgeleid als Schutter Lange Afstand op de Accuracy. Een jaar later samen met Fred naar Afghanistan. Teruggekomen, ontslag genomen, gaan studeren gevolgd door werken. Maar ondertussen lid geworden van een schietvereniging en ik lig regelmatig op een 50 meterbaan met m’n luchtbuks roosjes te melken. Laat ik het zo zeggen: de ringen 1 tot en met 7 blijven over het algemeen onaangetast.”
Ze keek waarderend. “Prima geschoten door u beiden. Alleen…” Ze keek nu rechtstreeks naar mij: “Dat u uw buddy helpt is in een gevechtssituatie alleen maar goed. Maar probeer mij niet meer te foppen, majoor Jonkman.” Ze lachte en vervolgde zachtjes: “En geen enkele patroon verspild… Ik had niet gedacht zoiets bij een club reservisten mee te maken. Complimenten.”
Ze liep weg en ik keek Fred aan. “Zo, ouwe. Weer indruk gemaakt op een knappe dame. De volgende vraag is alleen: hoe leg ik dat thuis uit?” Hij haalde zijn schouders en zei maar één woord. “Douchen.” Ik schoot in de lach.
Tien minuten later reden de viertonners voor. Met een MB, de Mercedes terreinwagen, er achteraan. Daar stapte de BC uit. Die kletste kort met overste Diekman en wenkte ons. “Fred, Kees… kunnen jullie even komen?” Toen de viertonners weg gereden waren zei de bataljonscommandant:
“Ik heb Adema onder uit de zak gegeven, heren. En de personeelsfunctionaris van de brigade gaat de molens aan het werk stellen om hem te ontslaan. Ik wil hem alleen nog maar in Apeldoorn zien om z’n spullen in te leveren en z’n ontslagbeschikking te overhandigen. Het liefst zou ik hem de sterren van z’n uniform afrukken, maar dat mag helaas niet meer.” Fred bromde: “Goed om te horen, overste.” Hij drukte ons de hand. “Ik hoorde dat jullie lekker geschoten hebben?” “Nou ja, Fred wat minder… Op 500 meter kon hij het allemaal niet meer zo scherp zien, dus toen heb ik ‘m maar even geholpen om zijn doelen weg te werken. Helaas had Jolanda me door.”
Ik grijnsde gemeen naar Fred, die keek vuil terug. “Mooi. Heren, lekker naar huis. Laat dit gedoe geen reden zijn om Cimic achter je te laten. Ik heb lui zoals jullie hard nodig!” Ze stapten in hun MB en reden weg. “Nou, dan nokken wij ook af, Kees. Gelukkig ben ik wat dichter bij huis dan jij…”
“Ja. En ik moet vanavond nog bij wachtmeester Greet verschijnen. Wéér opdrachten van een onderofficier uitvoeren… ’t Is ook altijd wat.” Ik kreeg een klap op m’n schouder en we stapten in onze auto’s. Even later reden we de poort uit. Bij Ede scheidden onze wegen: ik reed de A12 naar het oosten op, Fred reed binnendoor richting Renkum.
Al peinzend reed ik naar het zuiden. Wát een enorme lul was die Adema… Enfin, dankzij Fred was het allemaal goed afgelopen. Als Fred me niet had tegengehouden had ik Adema tegen de vlakte geslagen. En met zo’n 25 collega’s als getuigen, had dat wel eens fout kunnen aflopen. Nou ja, zo dadelijk eerst lekker blazen bij Greet. Goed om even af te koelen, Kees…
‘Dit projectje’ was een wijziging in een ontwerp van een schakelcentrale voor windmolens op de 2e Maasvlakte. Er moest een extra veiligheid ingebouwd worden. “Willem… kun je je even losrukken van Gerben?” Een grom kwam onze kant uit. “Als jullie denken dat we verkering hebben, heb ik de volgende mededeling, Henk: nee, die hebben we niet.” Hij kwam mijn bureau binnen en we legden hem het probleem voor. “Zie jij dit zitten? Je moet het grotendeels alleen rooien, want we zijn een beetje druk. Allemaal.” “Ik ga hier in duiken, Kees. Lijkt me wel aardig. En ik heb ervaring met deze schakelcentrales. In Duitsland zoiets bij de hand gehad. Geen rocketscience. Wanneer wil je het concept hebben?”
Ik dacht even na. Testcase… Even kijken of hij onder tijdsdruk kon werken. “Morgen, voor 12:00. De klant wil voor maandag een ontwerp. Henk heeft dan nog even de tijd om eventueel te finetunen. Want morgen ben ik er niet en donderdag liggen we met z’n allen te badderen in Dordrecht.” “Da’s krap-an, Kees. Maar ik ga zien wat ik voor je kan doen.” Ik knikte. “Prima. Maar denk er aan: als je tijd tekort dreigt te komen: op tijd aan de bel trekken, dan kan ik eventueel met de klant overleggen en tijd bij vragen.” Hij knikte. “De tekeningen staan in de projectmappen, Willem. Zet ’m op.”
Hij verdween en sloot de deur achter zich. Henk keek me aan. “Je zet ‘m wel onder druk, Kees.” Ik knikte. “Expres. Twee redenen: één: ik wil kijken of hij inderdaad onder druk kan presteren en twee: ik wil kijken of hij ‘vrij’ genoeg is om tijd erbij te vragen als hij het niet dreigt te halen.” Henk bromde: “Geen gewoonte van maken, Kees. Als testcase kan ik het wel accepteren, maar dit moet geen normale gang van zaken worden. DT levert goéd werk. Geen haastwerk.” Ik knikte. “Klopt. Ik beloof je dat dit éénmalig is.”
Het andere project pakte ik zelf op: Neddrill die ook wat wijzigingen bij een ontwerp op een boorplatform wilde. En ik kende dat platform goed, dus zonde van de capaciteit om daar iemand anders mee te belasten. Ze hadden het al druk genoeg. Om twaalf uur liepen we naar de paardjes, die weer blij waren met een paar boterhammen.
Irene had ook twee grote winterpenen voor hen meegebracht die ook enthousiast naar binnen werden gewerkt. Angelique zei, met een stalen gezicht: “Ik dacht dat je die voor jezelf in de receptie had liggen, Irene…” Ze kreeg een stomp van Henry. “Doe jij eens even normaal! De gedachte alleen al…”
Irene kreeg een rood hoofd en we moesten lachen. Irene keek Angelique aan. “Ik ga Fred maar eens citeren, denk ik. ‘Trutje!’ Soms ben jij een gemeen kreng, Angelique!” Die lachte liefjes. “Hé, als receptioniste moet je assertief zijn, dame. Ik leid je wel een beetje op.” Irene bromde: “Met al die kerels om me heen word ik heel snel héél assertief hoor. Daar heb ik geen vuile opmerkingen over winterpenen voor nodig, dank je wel.”
Theo stak z’n duim op. “Goed zo, Irene! Bijt maar van je af!” Ze stak haar neus in de lucht. “Een van die kerels bent u zelf, meneer de directeur…” Joline begon te klappen en we namen het over. “Zo, die heb je te pakken, Theo. Prima, Irene!” Ginnegappend liepen we terug richting DT en ik hoorde Willem zeggen: “Nounou… Gehaaide receptioniste hebben jullie hoor!”
Frits antwoordde. “Correctie, Willem. Het is niet ‘jullie’, het is ‘wij’. Jij hoort sinds gisteren ook bij de club. Of was je dat even vergeten? We helpen je wel herinneren hoor… Met of zonder winterpeen. En ja, als het nodig is zetten we Theo ook even op z’n plek of nemen hem ook op de hak. Dat kan hier.” Willem bromde: “Voor alle veiligheid wacht ik daar nog maar even mee…”
De middag vloog om met rekenen, tekenen en telefoneren. Met één onderbreking: om kwart over drie kwam er een mail binnen aan ‘all users DT’ met de volgende tekst: ‘Sorry mensen, maar de HUET-training aanstaande donderdag gaat niet door. Een bedrijfsongeval bij het trainingscentrum. Arbeidsinspectie doet onderzoek en tot nader order zijn alle trainingen afgelast. Ik heb de rondvaart en het etentje ook gecanceld; dat houden jullie nog tegoed. Voordeel: jullie hebben meer tijd om je cabaretvoorstelling te oefenen. Groet, Theo.’
Verdorie… Helemaal vergeten om iets in elkaar te draaien voor dat feestje. Stóm! En bij Joline zat het ook niet in haar systeem, dat wist ik zeker. Anders had ze er wel grappen over gemaakt. In de auto besprak ik het met haar en inderdaad: “Ook ik werd verrast, Kees. Ingrid heeft het er vorige week nog wel over gehad, maar door al die ziekenhuis-perikelen in Nijmegen is het bij mij ook totaal in de vergeethoek geraakt. Moeten we niet hebben! Ik ga morgen wel eens brainstormen op het backoffice.” “Ja. En ik donderdag bij de Piraten. Moeten we even tijd voor vrijmaken.”
Eenmaal thuis ging Joline, samen met Lot en Mar, koken. We spraken af dat ik vanuit de Harskamp meteen door zou rijden naar Greet. “Onderweg pik ik wel iets te eten op, schat. Desnoods op de legerplaats zelf.” Ik bekeek de mail van het Cimicbataljon nog even.
Vanaf 07:30 verzamelen in de manschappenkantine, 08:00 appél voor de School voor Vredesmissies, aansluitend lessen NBC en Colt. 12:00 naar baan Echo Links, daar eten, 13:00 aanvang schieten. 16:00 laatste schot, onderhoud, afsluiting van de dag en voor de liefhebbers eten in de eetzaal. Oké, dat was duidelijk.
In de slaapkamer maakte ik mijn spullen klaar voor een militair dagje: schoon gevechtspak, smartcard, oordoppen, herkenningsplaatje, noodverband. Toen naar de berging beneden: helm, NBC-masker met alle toebehoren en mijn Ops-vest. Een paar weken terug had ik mijn complete uitrusting op kunnen halen en het ‘grote spul’ lag in de berging. Boven had ik een grote kast erbij moeten plaatsen en daar nu even geen ruimte meer. Ik had mijn Ops-vest, het ‘vest’ waar je je gevechtsuitrusting in op kon bergen, ingericht zoals ik het praktisch vond: de kleine zakjes onder mijn armen, de munitietassen voor de borst en de tas voor het NBC-masker aan het Opsvest vastgemaakt, in plaats van los aan de draagbanden. Dan had ik alles in één keer. Een karabijnhaak aan het vest waar in m’n helm aan kon vastmaken. Niet zoals het in het Handboek Militair stond voorgeschreven, maar zo had ik het handeltje in Bosnië en Afghanistan ook gedragen. Alles kon ik blindelings pakken en dat was het belangrijkste. Het Handboek Militair was leuk als leidraad voor de beginnende militair, maar ervaring in de missiegebieden leerde dat het beter was om iedereen het Opsvest op z’n eigen manier te laten bepakken. Ik legde het vest met alle toebehoren achter in de auto. Het gevechtspak lag gereed op de slaapkamer.
Eenmaal weer boven gingen we eten, daarna weer lekker blazen, wat lezen en om kwart voor tien zei Joline: “Zullen we er eens in gaan, meiden? En Kees? Morgen is het weer op tijd opstaan en zo.” Een kwartier later lagen we in bed. “Jolientje…” Naast me klonk een behoedzaam: “Ja, Kees?” “Zul je me morgenochtend niet gaan verleiden om weer in bed te komen? Want morgenochtend staat de stoere majoor Jonkman naast je bedje…”
“Volgens mij gaat dit meisje er op dezelfde tijd uit als jij, ‘stoere majoor’. Jij hoeft pas om 08:00 in de Harskamp te wezen; wij meiden moeten voor 07:30 al in Gorinchem zijn. Zorg jij nou maar dat je je hormoonhuishouding op orde en in bedwang hebt als ik mijn benen ga versieren met een leuke panty met stipjes. Speciaal voor dit soort gelegenheden gekocht.” Haar stem klonk plagend. Ik zuchtte diep. “Je bent nog steeds een blond krengetje. Kijk maar uit; straks staat Frits weer eens aan je bureau met een zwakke smoes.” Ze grinnikte. “Dan zal ik ‘m zeggen dat ik binnenkort met z’n dochter Meike een gesprekje heb. Wedden dat hij als de weerlicht weg is?” Ik bromde: “Arme Frits…”
Ze rolde naar me toe. “Die leuke panty met stipjes draagt Jolientje voor die knappe majoor, die ’s avonds moe thuis komt. Eerst naar de Harskamp, en daarna meteen door naar een veeleisende wachtmeester in Eindhoven. En daarna, als hij thuiskomt…” Ze kuste me zachtjes. “En nu slapen, Kees. Morgen voor jou een inspannend dagje.” “Hé schat, het zal wel meevallen hoor. Een paar lesjes, wat schieten… Is geen zwaar programma.” Ze giechelde. “Nou… Fred doet ook mee. Dan zou het toch wel eens een zwaar programma kunnen zijn. 110 kilo, om precies te zijn. En nu slapen. Truste, Kees.” “Welterusten mevrouw Jonkman…” Even later hoorde ik haar ademhaling: iets dieper dan normaal, als en toe een licht snurkje er tussendoor; die sliep. Nu ik nog…
Donderdagochtend verliep het opstaan redelijk normaal, behalve dat ik in gevechtspak aan tafel zat. De meiden plaagden me een beetje. “Paste dat pak nog wel, Kees?” Charlotte keek me lachend aan. Gelukkig nam Joline het voor me op. “Lot, punt één is dat pak gloednieuw en punt twee: het is dezelfde maat als het pak wat Kees in Afghanistan droeg. Mijn echtgenoot is nog niet aan het uitdijen hoor, ondanks dat hij normaal z’n dagen vult met tekenen.” Vals liet ze erop volgen: “Met z’n kont op een best wel comfortabele bureaustoel…”
Ik keek hen aan. “Lieve dames. Jullie zijn duidelijk niet helemaal op de hoogte van bepaalde, militaire spreekwoorden en zegswijzen. Eentje daarvan is, en die geldt voor kleding en uitrusting: ‘Wat te groot is: dat krimpt, wat te klein is: dat rekt.’
Geldt voor bijna alle kleding binnen de Landmacht, behalve voor de militaire zwembroek. Die lijkt de eerste keer redelijk strak te zitten, totdat hij een keer in de was is gedaan. Dan is het ding plotseling veranderd in een soort grote luier die zich al slobberend om je benen beweegt.” Joline’s ogen lichtten op. “Aha… Vandaar jouw wat matige prestaties in het zwembad!” De zussen grinnikten en ik schudde mijn hoofd maar weer. “Tuurlijk schat… Je hebt gelijk.” Na nog wat geplaag over en weer stonden we op, ruimden de etenstroep aan kant en vertrokken. Ik controleerde alles nog even: Opsvest in de auto, herkenningsplaatje, noodverband, oordoppen, smartcard, bugel plus muziek… Ja, ik had alles.
In de auto tikte ik het adres van de legerplaats in en de navigatie liet me weten dat ik via de A50, een piepklein stukje A12 en dan de A310 moest rijden. Oké… Ditmaal maar op de navigatie vertrouwen en niet eigenwijs gaan zijn, Jonkman. Om 07:18 zou ik voor de poort moeten staan. Mooi op tijd. De rondweg Eindhoven was al redelijk druk, bij knooppunt Valburg was het even ‘langzaam en stilstaand verkeer, maar daarna kon ik mooi doorrijden en om 07:20 stond ik inderdaad voor de poort. Smartcard voor de lezer houden… en de poort ging open. Mooi, die werkte dus prima.
Ik parkeerde mijn auto op de grote parkeerplaats tegenover de eetzaal en liep met Opsvest en al naar de kantine. Daar zaten al een aantal collega’s. Sommigen herkende ik van onze bevordering, anderen waren volstrekt… Shit. Tussen alle gezichten zag ik ook kapitein Adema. Was die lul nou nóg niet uit de organisatie gesmeten? Hij had me nog niet gezien, zat schuin met z’n rug naar me toe. Mooi, dan wachtte hem weer eens een pittige verrassing in de vorm van de majoors Jonkman en van Laar. Nou ja, als Fred luidruchtig werd, zou Adema het wel horen…
Ik pakte een beker koffie en ging bij wat andere collega’s aan een tafeltje zitten. De gesprekking gingen over het ‘normale’ werk wat men deed. In de techniek, de IT, de handel… “En wat doe jij voor de kost, majoor Jonkman?” Een van de collega’s keek me aan en vervolgde: “Sorry, je voornaam heb ik niet paraat…”
“Ik ben Kees. En normaal stuur ik een clubje ingenieurs aan bij een klein, maar prima Ingenieursbureau in Gorinchem. Daar ben ik teamleider.” Mijn gesprekspartner fronste de wenkbrauwen. “Een ingenieursbureau in Gorinchem? Iets met Deve…” Ik vulde hem aan. “Developing Technics, inderdaad In de wandeling DT genaamd. Maar je kijkt er nogal vies bij.” Hij knikte. “Sorry. Een andere collega vertelde een paar weken wat verhalen over een Ingenieursbureau in Gorinchem met een naam die daar inderdaad op leek. En die verhalen waren niet zo positief. Niet eens ISO-9001 gecertificeerd, producten waren prutswerk, heel veel klachten uit de offshore en de zeevaart en het bedrijf zou op het punt van omvallen staan. Ik hoop niet dat dat bedrijf is waar jij werkt…” Ik hield me op de vlakte. “Oh? Was dat dan een klant van ons? Dan zou ik graag met die collega in contact komen. Want slechte recensies, daar houden we niet zo van.”
Hij wees. “Kapitein Adema. Hij zit aan die tafel daar, bij het netwerk Economics.” Ik knikte. “Merci. Ik ga straks wel eens informeren bij hem hoe het zit.” Ik verschool me achter mijn koffie. Wel verdomme, Adema… Als jij hier DT zit af te zeiken, ga je wat beleven, zowaar ik Kees Jonkman heet! Geen drie minuten daarna kwam Fred binnen. Op zijn gebruikelijke wijze: Hij donderde ‘Goedemorgen, krijgers!’ en liep richting koffieautomaat. Uit mijn ooghoeken zag ik Adema schichtig kijken. Mooi, laat ‘m even zweten… Fred had mij al gespot en zakte op een stoel naast me. “Zo Kees… Kon jij je wel losrukken uit je drukke werkzaamheden?” Ik grinnikte. “Het kostte wat moeite vanochtend, maar goed… Je ziet dat ik ondertussen hier zit. Heren, dit is Fred van Laar, mijn bud uit Afghanistan. Sinds een paar maanden zijn wij lid van het netwerk Infra. Onder Martin van Dijk. Die ik nog niet gezien heb, trouwens.”
Een van de anderen knikte. “Klopt. Martin zit momenteel in Litouwen. In uniform; hij is daar met een paar lui aan het kijken naar de renovatie van munitie-opslag daar. Schijnt een redelijk puinhoop te zijn uit de Sovjet-tijd.”
Het bleek dat het netwerk ‘Infra’ en het netwerk ‘Economics’ waren opgeroepen voor deze dag. De andere netwerken waren op andere dagen aan de beurt geweest of moesten nog. Zo kletsten we nog even door, tot vijf voor acht het hoofd Economics, een overste met de naam Diekman op zijn uniform, op stond en riep: “Heren… naar buiten. Appél.” We gehoorzaamden en stelden ons op; zo’n 25 man. Fred en ik stonden wat achteraan. Namen werden voorgelezen en links en rechts klonk ‘Present!’ Adema’s naam klonk als tweede en Fred keek me veelbetekenend aan. Toen mijn naam klonk en ik me present meldde, keek Adema om. Onze ogen raakten elkaar heel even, maar lang genoeg; hij keek meteen schichtig voor zich. Ja, vriend, jij gaat een zware pijp roken vandaag… Er werden twee instructeurs voorgesteld. Een man en een vrouw, beiden Sergeant der Eerste Klasse. De ene heette Erik, de andere Jolanda.
Even later zaten we in een klaslokaal met 13 man met Erik als instructeur. Hij had goed in de gaten had dat hij iets andere leerlingen had dan een stel recruten. Hij appelleerde aan onze kennis uit het verleden en vulde die aan met de kennis van nu. Na een uurtje gingen we naar buiten en deden wat drills om het NBC-masker snel op te zetten. Bij mij maakte hij een opmerking over het feit dat ik mijn gasmaskertas aan m’n harnas had vastgemaakt. “Da’s niet volgens het handboek, majoor.” “Dat klopt Erik. Maar ik vind het wel praktisch. Zo heb ik alles in één keer bij de hand.”
Hij humde wat en vroeg toen: “Maar als u nu een watertje over moet steken? Dan moet het gasmasker op uw nek of onder uw kin gedragen worden. Hoe…” Ik onderbrak hem. “In Afghanistan waren er niet zoveel watertjes die we over moesten steken. En áls dat een keertje moest, waren ze hooguit op heuphoogte. Waren ze dieper, ja, dan maakte ik de handel los en droeg ik het om m’n nek. Da’s een kwestie van één minuut, Erik. Het weer vastmaken aan m’n harnas duurde langer. Al dat gefrot om dat klittenband weer fatsoenlijk onder die lussen te krijgen…” Hij grinnikte. “Eigen schuld, majoor. Maar goed, als u het op deze manier prettig vindt…” “Zeg maar gewoon: minder onprettig.”
Hij keek me aan. “Afghanistan? Wanneer?” “2008/2009. Tarin Koht. 2e peloton Bravo compagnie van de Battlegroup.” Hij knikte. “Ik ben er zelf nooit geweest, majoor. Wel gehoord dat het nogal heftig was op sommige momenten. En wat was uw functie?” “Ik was sergeant, Erik. Groepscommandant. En die lomperd hier naast me was mijn plaatsvervanger.” Ik wees op Fred, die vrolijk grijnsde. “En nu majoor? Ik zie dat er nog perspectief voor me is… Ik klets straks graag nog even verder.” Erik liep naar de volgende collega.
Om tien uur was er koffie in de kantine en Erik kwam bij ons zitten. “Vertel eens majoor… Hoe bent u binnen 10 jaar majoor geworden?” “Erik, ik heet Kees. En mijn bud heet Fred. En hoe we majoor zijn geworden? Vrij snel na terugkomst uit de zandbak ben ik gaan studeren aan de TU in Eindhoven. Elektrotechniek. Zes jaar later mocht ik Ir. voor m’n naam zetten. Ik heb nog een paar jaar lesgegeven aan de TU, toen ben ik bij een Ingenieursbureau in Veldhoven gaan werken, samen met Fred. Hij is ook Ir., maar wil geen vuile nagels krijgen, dus meneer houdt zich bezig met ICT en Cyber. Via-via kwam we in beeld bij een recruiter van de Landmacht en een paar maanden geleden werden we aangesteld bij het reserve-personeel van de KL, bij het Cimic-bataljon. Ondertussen al een keertje terug naar Bosnië geweest voor een technische verkenning.”
Hij keek ons aan. “Terúg naar Bosnië? Zijn jullie daar ook geweest?” Fred schudde zijn hoofd. “Ik niet, Kees wel. Ik heb drie maal Afghanistan en één keer Mali op m’n naam.” Hij grijnsde breed. “De laatste twee keren Afghanistan en in Mali heb ik op m’n kont gezeten en IC-dingen gedaan. Niet meer met die vervloekte mitrailleur op m’n nek door de green hoeven sjouwen.” Erik grinnikte. “Ik zie je het doen. Nou de volgende twee uren zullen wel saai worden dan.”
Fred antwoordde. “Hoezo?” “Wapen- en schietleer Colt. Volgens mij hebben jullie daar geen les voor nodig.” Ik humde. “Wie weet, Erik. De laatste keer dat ik een Diemaco in handen heb gehad, was 10 jaar terug. Dus een en ander is wellicht wat roestig. Voor Fred ligt dat anders; die zat een jaar geleden nog als sergeant-majoor in dienst.” “Ja. Maar da’s een ander verhaal, Erik. Gaan we nu niet over uitweiden, anders zitten we hier morgen nog. Kom, de collega’s staan op; volgens mij moeten we weer aan de bak.”
Even daarna zaten we in een ander klaslokaal, met Jolanda als instructrice. Vriendelijk gezicht, een grote bos bruine krullen, maar wel eentje met pit. Nou ja, dat moest ook wel; als vrouw binnen de Landmacht en dan instructeur zijn voor een stel reservisten, stuk voor stuk minimaal kapitein… Na een half uurtje wapenleer nam ze ons mee naar buiten. Schietleer! De diverse handelingen werden doorgenomen en dat ging redelijk vlot. De collega’s kenden de Colt ook, dat was duidelijk. Toen schiethoudingen. Ook nu kreeg ik commentaar.
“Majoor Jonkman, uw Opsvest is nogal… ‘alternatief’ ingedeeld. Vindt u dat praktisch of…?” “Jolanda, zo droeg ik het in Afghanistan ook. Tijdens onze patrouilles en gevechten. En voor dat je er bij mijn bud over begint: hij heeft het net zo. Op deze manier weet ik alles blindelings te vinden en kan ik in elke schiethouding, zonder omhoog te komen, een nieuw magazijn pakken. Het enige wat ik mis zijn de elastieken.” Ze keek vragend. “Elastieken aan m’n magazijnen om ze niet kwijt te raken.”
Naast me klonk een honend: “Dan had je maar Magschutter moeten worden, Kees. Geen magazijnen die je kwijtraakte, sukkel.” Jolanda keek ons aan, maar zei verder niets. In een redelijk tempo nam ze de lesstof door en om half twaalf verklaarde ze de les gereed.
“U bent, op één collega na, goed op de hoogte, heren. En die ene collega heeft nu ook weer beeld en geluid. Ik hou er niet van om een les eindeloos te rekken, dus bij deze: u bent gereed voor de schietbaan vanmiddag. En ik ben de HSI, de hoofd-schietinstructeur, dus als u fouten maakt, krijgt u met mij te maken.” “Nee, dat ga je niet willen…” zei een andere collega droog en we grinnikten. Jolanda keek even rond. “U kunt er wel een geintje van maken, maar… Toen ik deze job bij het Cimicbataljon kreeg, zei onze bataljons-adjudant tegen mij: ‘Jolanda, dit is over het algemeen een redelijke matsbaan. Er zijn echter een paar momenten waarbij je 100% bij de pinken moet zijn: als je op de schietbaan staat met een aantal reservisten. Sommigen kennen de huidige wapens nauwelijks, die zijn nog uit de tijd van de Uzi en de Fal, anderen denken dat ze Rambo zijn. Als je op de schietbaan staat, wees dan uiterst scherp. En of het nou een korporaal is die een fout maakt of een kolonel: als het onverantwoord is om ze met een wapen te laten schieten, trap je betrokkene van de baan af. Ongeacht rang. Jij bent de HSI en de baas. En ik zal je altijd steunen.’
Dát zei hij. En helaas heb ik het in de drie jaar dat ik deze functie heb, al een paar keer meegemaakt dat ik mensen van de baan moest sturen. Lui die niets, maar dan ook niets op een schietbaan te zoeken hadden, omdat ze voorkant van een Colt nog niet van de kolf konden onderscheiden, bij wijze van spreken. Nu valt dat bij jullie best wel mee, heb ik gezien, maar blijf vanmiddag ook scherp. Scheelt mij een hoop ergernis. We wachten even op de andere club, dan gaan we samen eten. Om half één instijgen in de viertonners, dan rijden we naar de baan. Eet smakelijk voor zo meteen. Oh ja, en ik heb twee vrijwilligers nodig als wacht voor de wapens. Twee collega’s staken hun hand op.
“Mooi. Zorgt de rest even dat zij niets tekort komen? Dank u wel.” Ze verdween naar binnen. “Zo, dat is iemand die zegt waar het op staat, Kees.” Fred keek me aan en ik grinnikte. “Nou, als die andere club eens opschiet… Ik heb een beetje trek.” “Ik hoop dat ze vooraf zijn ingelicht dat jij kwam eten, Fred. Anders hebben we zo dadelijk een brood-crisis in de eetzaal.” “Ja. Maar dan zal ik jullie matsen; dan schakel ik wel over op kroketten en Pikanto’s, Kees.” Ik trok een gezicht. “Vreet je die dingen nou nog steeds? Gatverdamme…”
Pikanto’s waren een bepaalde snack met een nogal doordringende geur. Fred was er in Oirschot dol op en at er ’s avonds aan de bar bijna altijd wel een paar. En daarna stonk de hele legeringskamer naar die dingen…
Hij trok me even naar de andere kant van het gebouw. “Wat doen we met Adema, Kees? Hij heeft nondeju tóch de naam van DT door de modder gehaald…” Ik spreek hem daar straks wel even op aan, Fred. Waar overste Diekman, hoofd Economics bij is, want hij heeft dat tegen een van zijn lui gezegd. En ik zal ‘m meteen waarschuwen dat dit de laatste keer is dat DT of wij last van hem gaan hebben; nóg een keer en ik rapporteer hem bij de BC. En dat kan leiden tot ontslag, Fred. En dan ziet meneer maar hoe hij de eindjes aan elkaar knoopt.” Fred knikte. “Lijkt me een goed plan.”
Na het eten liepen we met de rest samen naar buiten, naar de viertonners die ons naar de schietbaan zouden vervoeren. Toen wij in de ene viertonner waren geklommen stond Adema achter dezelfde wagen. Een collega zei: “Kom kapitein, er in.” Adema zag Fred en mij zitten en schudde zijn hoofd. “Ik ga niet in de zelfde viertonner zitten als twee moordenaars.” Eén seconde later vloog ik uit de viertonner en stond met gebalde vuisten tegenover hem.
“Wát zei jij daar over Fred en mij?”
Twee handen rukten me weg van hem weg. “Naar achteren jij! Als je hem tegen de tegels mept, heeft hij gewonnen, stomkop!”” Fred had me in een ijzeren greep en snauwde tegen de collega’s: “Haal die namaak-kapitein hier weg, anders overleeft hij het niet! Nú!” Adema werd naar binnen gebracht en twee seconden later keek ik in het gezicht van overste Diekman. “Wat is dit, majoor? Een collega bedreigen? Ben je helemaal van God los of hoe zit dat?” Fred had me nog steeds vast en ik grauwde: “Heeft u gehoord wat meneer Adema zei, overste?” Die schudde zijn hoofd. Een andere collega, degene die Adema tot instappen had gemaand, zei: “Ik wél. De kapitein zei: ‘Ik ga niet in dezelfde viertonner zitten als twee moordenaars.’ Letterlijk, overste.” Die keek bedenkelijk. “En jullie zijn die twee die kapitein Adema bedoelde?” Fred en ik knikten.
“We hebben een gezamenlijk verleden van drie weken, overste”, gromde Fred. “Het lijkt me het beste als u de bataljonscommandant even belt. Of Martin van Dijk. En hou in de tussentijd Adema uit onze buurt, anders kunt u ook nog een ambulance bellen. Of een begrafenisondernemer.” Hij wees. “Jullie: naar de kantine. En blijf daar tot ik jullie kom halen.” We knikten en draaiden ons om. “Je moet jezelf beter in toom houden, Kees. Als ik je niet bij je lurven had gepakt, had je Adema tegen de tegels gemept.” Ik gromde. “De klootzak heeft in de tussentijd niks geleerd, Fred…”
Toen ging me een licht op. “Verrek… Death by cop!” Fred keek me glazig aan. “Heb ik het met Joline over gehad, de avond voor zijn ontslag. Hij treitert en ziekt net zolang tot iemand zijn zelfbeheersing verliest en hem tegen de vlakte mept. En dan gaat meneer claimen en loopt binnen… Oh, wat stom van me!” Ik sloeg mezelf tegen m’n voorhoofd.
Kijkend naar Fred zag ik een brede grijns. “Kijk eens aan… Dat ik toch nog een helder momentje van Kees Jonkman mee mag maken… Had ik tien jaar geleden niet gedacht.” Ik greep zijn hand. “Jij krijgt zo dadelijk een gevulde koek van me, maat. Je hebt me weer eens voor een stommiteit behoedt. Kom, naar binnen!” Even later legde ik uit wat de aanleiding was geweest voor dit heldere moment. En Fred knikte langzaam. “Goeie analyse. En het zou hem verdomme nog gelukt zijn ook… En nee, ik druk me niet op. Ik heb een gevulde koek in de hand en we zijn niet bij DT. Flikker maar op met je opdrukliefhebberij, stomkop.”
Tijdens de koffie ging bij mij de druk enigszins van de ketel, mede dankzij Fred z’n relativeringsvermogen. Toen de overste na een kwartier binnenkwam, was ik bijna mijn normale kalme zelf. “Mag ik er even bij komen zitten? Heren… Ik heb net even met de kapitein Adema gesproken, vervolgens de BC gebeld én Martin. Maar ik wil jullie verhaal ook horen. Vertel!” Ik wees naar Fred. “Mag hij doen.” Kort en zakelijk vertelde Fred van de gebeurtenissen bij DT, bij de lezing in Apeldoorn ’s avonds en bij de voorbespreking van de verkenning in Bosnië. Hij besloot met: “U mag zelf de conclusies trekken, overste.” Die knikte. “Komt grotendeels overeen met de verhalen van de BC en van Martin. Het plaatje is me duidelijk, heren. En nu recht voor z’n raap: Zien jullie kans om je te verzoenen met deze kapitein? Je hoeft niet verliefd op hem te worden, maar is er een kans dat jullie als collega’s samen optrekken?”
Ik schudde mijn hoofd. “Nee, overste. Ik zou hem never nooit naast me willen hebben tijdens een gevecht. Ik kan hem niet vertrouwen, en dat is het minste; de vent naast je moet je kunnen vertrouwen. Blindelings. Met deze kapitein naast me in een schuttersput zou ik ’s nachts geen oog dicht doen.” Fred knikte. “Beter had ik het niet kunnen verwoorden, Kees.”
Even was het stil. “De bataljonscommandant gaat, as we speak, de personeelsdienst aan het werk zetten om kapitein Adema te ontslaan. Niet eervol te ontslaan; nee, te ontslaan. En met hele grote dikke letters in zijn personeelsdossier te zetten: ‘en nooit meer op een kazerne binnenlaten’. De baas was woedend. En ik ken hem ondertussen een beetje; dat wil je niet meemaken. Adema zit nu nog in een lokaaltje van de SVV; ik ga naar hem toe en stuur hem naar huis. Willen jullie daarbij zijn?” Ik keek smerig. “Overste, ik heb net gegeten. Zonde van al dat brood als ik over m’n nek ga. U kunt hem waarschijnlijk prima zonder ons vertellen hoe de vlag er voor staat.”
Diekman grinnikte. “Ja zeker. En al helemaal met de bataljonsadjudant in dezelfde ruimte. Dan laat hij wel uit z’n hoofd om kapsones te maken.” Hij dacht even na. “Willen jullie nog gaan schieten?” Fred keek grimmig. “Liever dat dan hier dom rondhangen, overste.” Hij knikte. “Mooi. Stap in jullie auto’s en rij naar de baan. En zorg dat er gaten in die doelen komen. Ik handel hier wat zaakjes af, dan kom ik ook die kant uit.” Hij verdween met grote passen. “Kom ouwe. Hijs dat lichaam van je overeind; we gaan naar de baan. En als je op elke schijf de kop van Adema projecteert, denk ik, jou kennende, dat je geen schot mist, Kees.” Ik gromde. “Zou zo maar eens kunnen…” Ik keek hem aan. “Voor ik het vergeet: dank je wel, lulhannes. Dat je me tegenhield. Anders was ík de dienst uitgetrapt.” Fred grijnsde. “Maak nog maar een keertje pasteitjes voor me, eikel. Daarna staan we quitte.”
Achter elkaar aan reden we over de legerplaats. De achterpoort uit, T-splitsing linksaf, langs de Gevechtsbaan, slingerend langs de diverse Westerheidebanen om uiteindelijk bij Echo Links te stoppen. Men was al aan het schieten. In een schietpauze liepen we het schietpunt op en meldden ons bij Jolanda. Die keek onderzoekend. “Mee naar buiten.” Eenmaal buiten de baan vroeg ze recht op de man af: “Ik heb iets opgevangen van wat er na de lunch is gebeurd. Zijn jullie in staat om fatsoenlijk te schieten of zijn jullie opgefokt?” Ik keek haar aan. “Ik denk dat ik vanmiddag geen schot mis, Jolanda.” “En ik ook niet”, hoorde ik naast me. “Goed. Jullie mogen schieten, maar denk er aan: ik sta vlak achter jullie als jullie schieten. Eén foute beweging en ik grijp in. Begrepen?” Haar ogen maakten geen grappen en we knikten.
“Mooi. Dan nu de bekende vraag: zijn jullie in het bezit van munitie of delen van munitie?” Ik nam de houding aan. “Nee, sergeant.” Fred deed hetzelfde. “Goed. Naar binnen dan. Peltors op. Jullie kunnen meteen de eerste oefening doen; gewenning op 100 meter. Liggend met ondersteuning. 5 patronen, de eis is 3 treffers.” We haalden munitie; elk één magazijn met 5 patronen en liepen naar schietpunt 1 en 2. Liggen, ondersteuning aanpassen…
“Laden!” En even later: “Schutters, gaat je gang.” Ik keek door de Red Dot, het richtmiddel. Richtpunt is midden onderkant doel. En zoals gewoonlijk vielen de achtergrondgeluiden weg; Alleen maar ademhaling, hartslag en doel… Het eerste schot ging er uit en de schijf ging plat. Even wachten tot de schijf weer omhoog kwam: volgende schot. En zo door tot het vijfde schot. Daarna: ontladen en wachten op de commando’s. “Oké, sta maar op heren.” Jolanda keek ons aan. “Dit hebben jullie vaker gedaan. Beiden vijf treffers, maar dat is geen nieuws, denk ik.”
Fred grinnikte; ik ook wel een beetje. Straks haar maar iets vertellen over militaire verleden. De volgende oefeningen schoten we ‘gewoon’ met de club mee. Liggend, knielend, staand… eerst op honderd, toen op tweehonderd meter. Na twee en een half uur een uurtje waren we weer ‘geoefend schutter’, wat zoveel inhield dat je op tweehonderd meter een schijf kon raken in elke schiethouding.
“Goed heren… Tot nu was het een makkie; we verleggen de afstand tot 300 meter. En de eerste oefening is juistheidsvuur. 5 patronen, liggende schiethouding ondersteund. Geen tijds-eis. De eis is minimaal 2 treffers. Duidelijk? Munitie halen.” De eerste serie schutters ging liggen en na het commando ‘Schutters gaat uw gang!’ begonnen ze te schieten. Er bleven nogal wat doelen staan; sommigen van de collega’s hadden het er moeilijk mee. Bij de tweede serie idem. Fred en ik zaten in de derde serie. Toen wij gingen liggen zei hij: “Nou Kees… Laat je kunsten maar eens zien!” Kijkend door de Red Dot had ik eerst wat moeite om ‘mijn’ doel te vinden; ik lag op baan zes van de tien, wat inhield dat je goed moest tellen. Gelukkig was er een nogal opvallend gele graspol recht voor ‘mijn’ doel; die kon ik gebruiken als referentiepunt. De Red Dot iets minder fel zetten… Mooi, zo was het prima te doen. “Schutters, ga uw gang!” Béng… meteen het eerste schot er uit. En een halve seconde later viel het doel, om even daarna weer omhoog te komen. Béng! Wachten… Béng! Even later kon ik ontspannen; vijf schoten, 5 treffers. Na het ontladen en opstaan keek ik Fred aan; een brede grijns op zijn gezicht en een hand met vijf vingers omhoog. “Hier idem, makker…” Bij de andere schutters lagen de resultaten wat lager; eentje had niets geraakt, 2 man met 1 treffer en eentje met 3. Fred en ik ‘de volle bak’. Jolanda zei er niets over, maar kondigde de volgende oefening aan: juistheidsvuur op 300 meter, 5 patronen, verdeeld over 2 magazijnen. Per schutter twee doelen. Met als bijkomende eisen: herladen tijdens het schieten, en beide doelen moeten getroffen zijn. En dat alles binnen 15 seconden.
Toen wij aan de beurt waren gingen we liggen: magazijnen niet in het wapen; het laden moest ook binnen de tijd geschieden. “Schutters, ga uw gang!” Hup, het eerste magazijn met 2 patronen in het wapen, spannen, richten, vuur. De schijf verdween. Magazijn er uit, want de 2e patroon zat nu al in de loop. Andere magazijn er in en een klap er tegen aan. Richten op het andere doel: vuur. Ook die schijf klapte om. Terug naar de eerste schijf: die klapte weer om. Schijf twee: ging ook weer neer. Eerste schijf: ook gestrekt. Ontladen… Twee seconden daarna klapten alle schijven neer; de tijd was op. Ontladen, opstaan. Jolanda kwam naar me toe. “Waarom verwisselde u uw magazijn na het eerste schot, majoor?” Ik keek haar aan. “Logisch toch? Een magazijn met twee patronen. Na het eerste schot, zit de 2e patroon in de kamer, maar het magazijn is leeg. Dat meteen verwisselen scheelt weer handelingen. Anders moet je, na het 2e schot ook nog een keer spannen. Kost teveel tijd.” Ze bromde wat en liep weg. Fred gniffelde.
“Oké mensen… Dit is de laatste oefening die ik op de planning had staan. We hebben echter nog wel wat tijd. Voor de liefhebbers: we kunnen ook op 500 meter schieten. Degenen die dat een brug te ver vinden: No hard feelings, die mogen op de banken plaats nemen.” Er bleven vier man staan. “Goed heren… U krijgt 5 patronen. Per schutter twee doelen: rompschijf. Groot zat. De eis: elk doel minimaal één keer getroffen. Na een treffer blijven de doelen liggen. Schiethouding is liggend ondersteund, oefening is in eigen tijd. Vragen?” Die waren er niet. Liggen, laden…
Oeps… Op 500 meter waren de doelen best wel klein. En de rode punt van de Red dot moest nu écht boven in het doel staan, want de kogelbaan zakte op 500 meter behoorlijk. Enfin… Eens kijken wat ik hiervan bakte. Eerste schot: na een lange seconde klapte het doel om. Mooi, da’s één. Andere doel: iets gaan verliggen, richten, ademhaling… afdru… Péng! Ook het tweede doel ging even later plat. Naast me hoorde ik een schot van Fred; zijn beide doelen stonden nog. Even helpen…
Ik richtte op een van zijn doelen en vuurde. Mooi, die ging plat. Naast me hoorde ik gegrom. “Jonkman… Vuile lul!” Nog een schot van Fred: zijn tweede doel bleef staan. Zijn laatste schot was ook mis, dus ik richtte zorgvuldig en zorgde dat ook dat doel plat ging.
“Tja, met de mitrailleur is het allemaal wat makkelijker hé? Dan jaag je desnoods een hele kist naar zo’n doel, dan gaat hij wel gestrekt…” Mijn stem klonk pesterig. We ontlaadden en ik leverde mijn overgebleven patroon in bij het munitiecorvee.
“Oké… De resultaten: Majoor Dijkstra: geen treffers. Kapitein Vullings: één treffer. Majoor van Laar: geen treffers. Majoor Jonkman: beide doelen getroffen.” Ze zweeg even en vervolgde toen: “En twee bonuspunten.” Jolanda keek ons ‘streng’ aan. “Ik ben niet helemaal op m’n achterhoofd gevallen, heren.” Fred bromde: “Ze heeft je door, Kees.”
Jolanda verzamelde alle schutters en hield een evaluatiepraatje. Daarna onderhoud na het schieten, de baan opruimen, enfin het bekende riedeltje na een schietdag, eindigend met een wapeninspectie. “Goed… dan is het nu wachten op het vervoer. Goed geschoten. Ga maar even op de bankjes uw zonden overdenken, heren.” Jolanda lachte en kwam toen naar ons toe.
“Ik zou graag van jullie twee willen horen wat jullie militaire verleden is…” Fred grijnsde en wees op mij. “Ik was zijn mitrailleurschutter in Afghanistan, tien jaar geleden. Daarna nog 9 jaar blijven hangen binnen de Landmacht, als IC- en cybergoeroe. Nóg een keer Afghanistan en twee keer Mali. Met de bijbehorende schietoefeningen.” Ze keek naar mij. “Elf jaar geleden op missie geweest in Bosnië. Daar door de Amerikanen opgeleid als Schutter Lange Afstand op de Accuracy. Een jaar later samen met Fred naar Afghanistan. Teruggekomen, ontslag genomen, gaan studeren gevolgd door werken. Maar ondertussen lid geworden van een schietvereniging en ik lig regelmatig op een 50 meterbaan met m’n luchtbuks roosjes te melken. Laat ik het zo zeggen: de ringen 1 tot en met 7 blijven over het algemeen onaangetast.”
Ze keek waarderend. “Prima geschoten door u beiden. Alleen…” Ze keek nu rechtstreeks naar mij: “Dat u uw buddy helpt is in een gevechtssituatie alleen maar goed. Maar probeer mij niet meer te foppen, majoor Jonkman.” Ze lachte en vervolgde zachtjes: “En geen enkele patroon verspild… Ik had niet gedacht zoiets bij een club reservisten mee te maken. Complimenten.”
Ze liep weg en ik keek Fred aan. “Zo, ouwe. Weer indruk gemaakt op een knappe dame. De volgende vraag is alleen: hoe leg ik dat thuis uit?” Hij haalde zijn schouders en zei maar één woord. “Douchen.” Ik schoot in de lach.
Tien minuten later reden de viertonners voor. Met een MB, de Mercedes terreinwagen, er achteraan. Daar stapte de BC uit. Die kletste kort met overste Diekman en wenkte ons. “Fred, Kees… kunnen jullie even komen?” Toen de viertonners weg gereden waren zei de bataljonscommandant:
“Ik heb Adema onder uit de zak gegeven, heren. En de personeelsfunctionaris van de brigade gaat de molens aan het werk stellen om hem te ontslaan. Ik wil hem alleen nog maar in Apeldoorn zien om z’n spullen in te leveren en z’n ontslagbeschikking te overhandigen. Het liefst zou ik hem de sterren van z’n uniform afrukken, maar dat mag helaas niet meer.” Fred bromde: “Goed om te horen, overste.” Hij drukte ons de hand. “Ik hoorde dat jullie lekker geschoten hebben?” “Nou ja, Fred wat minder… Op 500 meter kon hij het allemaal niet meer zo scherp zien, dus toen heb ik ‘m maar even geholpen om zijn doelen weg te werken. Helaas had Jolanda me door.”
Ik grijnsde gemeen naar Fred, die keek vuil terug. “Mooi. Heren, lekker naar huis. Laat dit gedoe geen reden zijn om Cimic achter je te laten. Ik heb lui zoals jullie hard nodig!” Ze stapten in hun MB en reden weg. “Nou, dan nokken wij ook af, Kees. Gelukkig ben ik wat dichter bij huis dan jij…”
“Ja. En ik moet vanavond nog bij wachtmeester Greet verschijnen. Wéér opdrachten van een onderofficier uitvoeren… ’t Is ook altijd wat.” Ik kreeg een klap op m’n schouder en we stapten in onze auto’s. Even later reden we de poort uit. Bij Ede scheidden onze wegen: ik reed de A12 naar het oosten op, Fred reed binnendoor richting Renkum.
Al peinzend reed ik naar het zuiden. Wát een enorme lul was die Adema… Enfin, dankzij Fred was het allemaal goed afgelopen. Als Fred me niet had tegengehouden had ik Adema tegen de vlakte geslagen. En met zo’n 25 collega’s als getuigen, had dat wel eens fout kunnen aflopen. Nou ja, zo dadelijk eerst lekker blazen bij Greet. Goed om even af te koelen, Kees…
Lees verder: Mini - 316
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10