Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Loua98
Datum: 25-05-2025 | Cijfer: 8.3 | Gelezen: 1847
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 8 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Dominantie, Gehoorzaam,
Jij Speelt Nu Ook
Het weekend is voorbij. Je bent weer thuis. Maar je lijf, je huid… je hersenen branden nog steeds na van hem.

Je voelt hem in de stilte. In je bed. Op je lippen. Tussen je benen.

Hij stuurt een bericht.
“Je lichaam ligt hier nog steeds in mijn bed. Je mag het komen ophalen. Of ik hou het.”

Je glimlacht, vingers trillend op je scherm.
Je schrijft terug:
“Wat als ik wil dat je het houdt?”

Er komt geen antwoord. Maar je weet dat dat betekent:
Hij. Leest. Het. Meerdere. Keren.

Je leunt achterover. Sluit je ogen. Je hand rust onder je navel. Je voelt hem nog steeds — niet alleen daar. In je huid. In je hoofd. In de leegte die hij achterliet door zó aanwezig te zijn. Je ademt dieper. Maar het helpt niet.

Je vingers tasten de rand van je broek. Je drukt jezelf niet aan – nog niet. Maar je voelt hoe dun het grensvlak is tussen herinnering en verleiding.
Alsof je lichaam wacht op toestemming, en tegelijkertijd hoopt dat die nooit komt.
Je ademt diep. Hij zit in je huid.

Later die dag krijg je een stembericht.

Zijn stem laag, kalm, maar elk woord snijdt recht door je heen.
“Ik wil je elke dag. Niet alleen fysiek. Maar zoals je me gisteren aankeek. Alsof ik alles mocht zijn. Jij… bent gevaarlijk lekker, meisje.”

Je luistert het twee keer. Dan nog een keer. Je legt je telefoon op je borst. Geen antwoord. Nog niet.

Tot je lichaam begint te praten.

Die avond, uit het niets, stuur je een selfie.
Je gezicht half zichtbaar, je onderlip tussen je tanden. Je blouse open, net iets te ver. Geen tekst erbij. Alleen dat beeld.

Je weet wat het doet. Wat het met hem doet. Hoe hij je nu voor zich ziet, blouse open, lip half gebeten – alsof hij de stof wegdenkt en zijn vingers er al zijn.
En iets in jou vindt dat heerlijk.
Je vingers trillen als je op verzenden drukt. En je weet het al – dit spel is nu ook van jou.

Vijf seconden later:
“Jij daagt mij uit.”
en dan:
“Zaterdag. Kom. Geen ondergoed. En durf me weer zo aan te kijken. Onthoud de regel deze week, anders heeft het consequenties.”

Je glimlacht. Niet als een meisje dat gehoorzaamt. Maar als iemand die weet waar haar macht begint.


Zaterdag.
Je komt aan bij hem met een lichte trilling in je buik. Maar geen twijfel.

Je draagt een simpele jurk. Geen bh. Geen slip. Alleen zijn woorden in je lijf als tweede huid.
Je hart bonkt luid als hij de deur opent.

Zijn ogen vangen je alsof hij je opslokt nog voor je één stap hebt gezet. Hij zegt niets — maar alles in hem beweegt richting jou. Zijn adem is kort, zijn kaken strak. Zijn hand glijdt even over de deurpost. Alsof hij zich eraan vasthoudt, om jou niet meteen daar tegenaan te duwen.

De spanning tussen jullie is tastbaar. Je hoort je eigen hartslag als een echo in je oren.
Zijn blik glijdt langzaam, tergend traag, van je gezicht naar je hals, je sleutelbeen… en blijft daar rusten.
Je voelt het: als hij je daar nu zou kussen, zou je benen het begeven. Hij weet dat maar al te goed.

Je staat in de gang. Hij kijkt naar je alsof hij een week honger heeft gehad. Zijn blik rust nu op je mond. Je tong glijdt onbewust langs je lip.
Langzaam, bezitterig, likt hij zijn eigen lippen. Alsof hij proeft wat er komen gaat.

“Ik weet wat je doet,” zegt hij zacht, zijn stem laag en geladen.
“Je probeert me te laten twijfelen. Of je blijft. Of je verdwijnt.”

Hij stapt dichterbij. Zijn warmte raakt je al voordat zijn hand je aanraakt. Hij tilt je kin op met één vinger.
Zijn hand glijdt over je kaak, naar je nek, naar je borst — daar stopt hij, zijn duim trillend tegen je huid.
“Maar jij bent van mij. Zelfs als je wegloopt.”

Zijn lippen vinden de jouwe. Niet ruw, niet gehaast — maar traag en dwingend.
Alsof hij je wil verteren, slok voor slok.
Zijn tong streelt je lippen tot je ze opent, en dan kust hij je alsof hij zijn naam wil verankeren in je adem.

Dan tilt hij je op, of je niets weegt. Draagt je naar het bed. Het voelt alsof hij je uitkleedt zonder zijn handen te gebruiken.
Je armen om zijn schouders, je neus in zijn hals. Hij ruikt naar huid, naar hout, naar hém.
Je ademt hem in alsof hij zuurstof is — en misschien is hij dat nu ook.

Deze keer is het anders.

Langzamer.

Zijn hand rust op je buik terwijl hij je aankijkt. Zijn duim cirkelt net onder je navel, als een waarschuwing en een belofte.
Hij zegt niets. En jij voelt hoe je lichaam zindert van verwachting.
Je spieren trekken samen, je adem blijft hangen. Je wil hem vragen om door te gaan. Je wil hem smeken.
Maar je weet beter.
Dit is zijn tempo. Zijn moment. Zijn spel.
Jij volgt.

Hij knoopt je jurk los. Eén knoop. Dan nog één.
Trekt hem van je schouders, laat het stof glijden alsof hij je afwikkelt — niet als een cadeau, maar als zijn bezit.
Zijn handen strelen je dijen, je rug, je buik — maar ontwijken precies die plek waar jij het meeste smeekt om aandacht.

Elke aanraking voelt alsof hij je opnieuw schrijft — zin voor zin, letter voor letter.

Als hij zich in je beweegt, is het niet wild. Niet hard.
Maar zó diep, zo vreselijk traag… dat het brandt.
Je sluit je ogen, je hele lichaam op hem afgestemd.

Zijn lippen bij je oor: “Ik ga je helemaal leren hoe je bij mij hoort te zijn, van mij hoort te zijn. Zodat je nergens anders meer rust vindt dan bij mij. Je wil straks alleen nog maar mij.”

Je komt zacht. Stil. Met zijn hand op je hart.
Een traan glijdt over je slaap. Geen verdriet — alleen de diepte van het voelen. De overgave.

Maar hij draait je daarna om.
Zijn hand op je rug, zijn mond langs je schouderblad.
Hij neemt je van achteren. Dieper.
Harder.

Zijn hand grijpt je schouder. Zijn heupen stoten tegen je billen.
De lucht vult zich met jullie geluiden: rauw, warm, onmiskenbaar echt.

“En als je straks wakker wordt en mij nog voelt… Zelfs als ik niet naast je lig… Dan weet je het antwoord.”

Je komt nog een keer.
Je voelt jezelf openscheuren in het lekkerste soort breken.
Hij duwt dieper — niet om je te straffen, maar om je te herinneren.
Aan wie je bent hier. Bij hem. Voor hem.

Je handen vastgeklemd in de lakens. Zijn adem in je nek.
Hij blijft in je liggen, zijn hand op je rug, zijn hartslag wild — alsof hij daar wil wonen.


Later die nacht liggen jullie zwijgend samen.
Je huid plakt aan de zijne. De kamer ruikt naar jullie. Naar zweet, naar verlangen, naar waarheid.

Zijn vingers glijden langs je dij. Hij zegt zacht:
“Zeg me niet meteen ‘ja’. Maar zeg me ook niet ‘nee’. Speel maar. Maar weet: ik win altijd. Jij bent al gevallen.”

En jij?
Je zegt niks.
Maar je grijpt zijn hand onder de lakens… en je drukt hem precies daar waar jij nog steeds navoelt wat hij met je doet.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...