Door: Keith
Datum: 29-04-2019 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 17254
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 34 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 34 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 58
Plotseling ging de kamerdeur open en kwamen Rob junior en Melissa binnen, ook netjes aangekleed. Bengel schoot onder de tafel vandaan en kwispelde haar staart er bijna af. Wij gaapten hen aan. “Wat doen júllie nou hier? Rob, had jij niet net een fraaie flat in Berg en Dal betrokken?” Rob senior keek hen aan. “Nú al mot? Konden jullie het niet eens worden over de plaats van de nachtkastjes of…?”
Melissa lachte breeduit. “Nee hoor, niks aan de hand. Maar Rob kreeg een appje van Ton: “Goulash over 45 minuten.” En toen was hij niet meer te houden. We zijn al de bliksem gaan douchen, hebben fatsoenlijke kleren aangetrokken en zijn hierheen gescheurd. Het schijnt dat die goulash van Tony meer aantrekkingskracht op hem heeft dan ik in lingerie…” Ze trok een pruillipje.
Rob grinnikte. “Hoho juffrouw… op het moment dat die app binnenkwam stond jij nog in je verhuiskleren en had ik nog geen lingerie gezien. Wel even eerlijk blijven!” We moesten vreselijk lachen en maakten plaats voor hen. “Jullie ook nog een aperitiefje voor het eten?” Rob zei: “Geef mij maar een glas water. Geen alcohol, ik moet straks nog terugrijden.” Melissa keek hem waarderend aan. “Goed zo ventje… Je krijgt je beloning straks.” Rob knikte. “Zeker weten! Een groot bord met de goulash van Ma!” Mel’s gezicht betrok een beetje. “Ik bedoel straks, als we thuis zijn.”
Rob knikte afwezig, zijn blik op de eetkamertafel gericht. “Oh ja… dat ook…” Melissa ontplofte! “Zeg maffe machinist, ben je nou helemaal! Eerst moet ik hals-over-kop douchen, omkleden en hierhaan jagen om goulash te gaan eten, daarna geef ik je een compliment voor je discipline en beloof ik je vanavond een fijne beloning en het enige wat ik te horen krijg is een afwezig ‘oh ja’ terwijl het kwijl uit je mondhoeken loopt als je alleen maar naar de eettafel kijkt! Wat mankeert jou?”
Rob draaide zich langzaam naar haar om, en een brede grijns trok over zijn gezicht. “Had ik je even mooi tuk, hé zuster…” Hij trok haar naar zich toe. “Even plagen mag toch wel? Over drie weken ga je dat allemaal missen, liefje…” Melissa bitste terug: “Ik weet niet of ik dat zo erg ga vinden. Kijk jij de aankomende dagen maar héél goed achterom, lastpak.” Rob kuste haar. “Goeie reden om voortaan in Berg en Dal de lift te nemen.”
Tony greep in. “Voordat jullie elkaar hier in de haren vliegen: aan tafel iedereen! We gaan genieten van dit eten. Gelukkig heb ik genoeg gemaakt…” Even later was het vrij stil aan tafel. Iedereen genoot van de goulash. Toen ik voor de tweede keer opschepte, keek Tony me peilend aan. “En Kees… Loont het de moeite om dit recept te ruilen voor dat van lendebiefstuk?” Ik knikte. “Ja, dat loont het zeer zeker, lieve schoonmoeder. Ik begrijp die kok uit Molenhoek wel… Hier kun je stinkend rijk mee worden!”
“Stinken doe je sowieso wel… Morgen. Al die uien…” Ton kreeg een pets om z’n oren na die opmerking. “Je mag dan luitenant zijn, Antonius Boogers, maar dat wil niet zeggen dat je mijn goulash belachelijk mag maken. Dimmen!” “Aye aye madam.” Ton boog nederig het hoofd. “Hmmm… da’s wel een goeie manier om meneer hier op z’n nummer te zetten,” zei Clara, “ik denk dat ik een pantoffel bij de hand hou voor de gelegenheid.” Ton keek haar aan. “Moet je vooral proberen, rooie schoonheid. Dan krijg je een gevechtslaars terug.” Joline giechelde. “Ben ik even blij dat Kees z’n gevechtslaarzen in de kledingkast staan… Eer dat hij die gepakt heeft…” Ik grijnsde gevaarlijk. “Dame, ik heb veiligheidsschoenen in de slaapkamer staan. Met stalen neuzen en stalen zolen. Komen óók hard aan.”
Al plagend en kibbelend verliep de maaltijd in een prima sfeer. Na het af- en opruimen gaf ik Bengel haar brokken en maakte me weer populair bij de hond. We gingen gezellig met koffie in de woonkamer zitten en het gesprek kwam op het volgende weekend. “Jullie moeten straks even naar de camper kijken en beslissen wie waar slaapt, dames en heren. En dan kan ik je nog even wat tips meegeven over wat wél en wat niet te doen.” Rob senior bracht wat praktische zaken aan de orde, zoals het ding op steunen zetten tijdens de overnachting. “Kees en Joline weten waarom…” zei hij met een glimlachje. “Zal ik volgende week wel vertellen”, zei ik, de vragende blikken van de rest trotserend. “Anders breng ik wellicht mensen in verlegenheid en dat wil ik niet.”
Na de koffie liepen we met z’n allen de garage in. Clara en Melissa hadden de camper nog niet in het echt gezien en liepen snel naar binnen. Tony gaf hen binnen uitleg, Rob senior deed dat buiten. “Wie gaat er rijden?” Rob junior schudde zijn hoofd. “Ik niet, Pa. Ik heb alleen ervaring met mijn eigen Golfje. Zo’n monster rijden zie ik niet zo zitten.” Ton en ik keken elkaar aan en Ton zei: “We hebben allebei ons groot rijbewijs, maar jij hebt meer ervaring met grote voertuigen…”
Ik knikte. “Klopt, maar dat is alweer jááren geleden. Het lijkt me het beste als we elkaar een beetje afwisselen. Tenzij dat de dames ook willen rijden, dan wordt het vechten. Ze hebben allemaal hun B-rijbewijs, dus formeel mogen ze dit ding besturen. Ik denk dat Joline het wel wil. Op de snelweg. Niet op kleine B-weggetjes.” Ton keek nadenkend. “Ik zal het aan Claar vragen, maar ik denk…” Hij schudde zijn hoofd. “Melissa wil ‘m ook wel rijden”, zei Rob junior, “net als Joline overigens: op de snelweg. Denk ik. Maar met Mel weet je het nooit zeker, dat weet ik zeker.” “Er is maar één manier om er achter te komen…”
Ton stak z’n hoofd naar binnen. “Hé dames, wie van jullie wil er rijden in dit ding?” Claar was de eerste: “Ik niet! Mij te groot!” Joline aarzelde. “Ik weet ’t nog niet.” Melissa zei droogjes: “Als jullie het niet willen, offer ik mezelf wel weer op hoor. Zuster Mel is van alle markten thuis!” “Oké… geregeld! Ton, Mel en ik. En Joline misschien. Kunnen we sowieso alledrie om beurten een borrel drinken, da’s wel zo prettig.”
We gingen naar binnen en toen bleek dat zeven mensen in een camper best wel wat krap was. Tony legde uit hoe de bedden werkten: eerst een bed maken van het zitje achter de chauffeur en bijrijder en dan pas het hefbed omlaag. Het bed achterin bestond uit twee bedden die met een tussenstuk tot één groot bed verbouwd konden worden.
“Dat wordt elke avond en ochtend wel een expeditie, jongens…” zei Clara aarzelend. Ton trok haar tegen zich aan. “Liefje, wij gaan gewoon achterin slapen. Die lui voorin zoeken het maar uit wie als eerste er uit moet om het ontbijt te maken. Als de eieren gaar zijn en de koffie heet, komen wij er wel uit.” Joline keek hem nadenkend aan. “Ton, als we nú al ruzie gaan maken wie waar slaapt…”
Rob junior bekeek het hefbed eens goed. “Jongens, het lijkt me geen fijn plan als een stel van ons daarop gaat slapen. De maximum belasting is 150 kilo. Twee dames bij elkaar gaat dus prima, maar als een van de heren erbij komt liggen, zit je al heel snel aan die gewichtslimiet. Ik stel voor één stel buiten gaat slapen. Dat scheelt een heleboel gedoe.”
“Dan stel ik voor dat Joline en ik dat zijn.” Joline keek me verbaasd aan. “Oh? Heb ik geen inspraak meer, meneer Jonkman? Beslis jij dat zo maar voor mij, over mij maar zonder mij? Fraai is dat…” Ze lachte. “Maar ik vind het prima hoor Kees. Ik slaap ook goed in een tentje, en dan heb ik ten minste geen last van die twee motorkettingzagen dáár.” Ze wees op Rob en Ton.
Melissa had een geniepig lachje om haar mond. “Er is nog een voordeel, Jolien: dan kunnen Claar en ik ongestoord het spelletje: “Nee, dat is m’n zus!” spelen… Kijken of deze twee heren er in trappen.” Rob junior zei droog: “Oh, da’s prima hoor. Kunnen Ton en ik meteen het vergelijkend warenonderzoek uitvoeren.” Claar viel naar Mel uit. “Ben jij helemaal betoeterd? Kap eens met die rare ideeën van je!” Die kerels zijn nog in staat om het te doen ook. Die machinist van jou is best een aardige knul, maar als ik hem bij mij in bed betrap, zal ik ‘m eens wat pijn aan z’n stookoliesproeier bezorgen. Heb je dat goed begrepen Robbie Boogers?”
Die was niet onder de indruk. “It’s al up to you, sister. Júllie spelen dat spelletje. Wij niet.” Clara mopperde nog wat na, maar moest even later gelukkig weer lachen. Uiteindelijk gingen we weer naar de woonkamer, waar Rob en Mel afscheid namen. “Wij gaan weer richting het heuvelland… Ma, dank je wel voor de heerlijke maaltijd! De rest: Een goed weekend gewenst en tot volgende week vrijdag! We hebben er zin in!”
Even later reed de auto van Rob het pad af en was het gezelschap wat kleiner. En rond een uur of tien besloten we dat het bedtijd was; het was weer een drukke dag geweest. “Morgenochtend vanaf tien uur ontbijten, dames en heren!” waarschuwde Tony voor we naar boven gingen.
Toen ik de deur van Joline’s kamer achter ons gesloten had, keek ik in twee hele ondeugende ogen. “Zo, liefje… kom jij maar eens bij Jolientje. Wij gaan eens verder met het spelletje van gisteren.” Ze liep op me af en duwde me naar achteren tot tegen het bed aan. “Kees… wil je hier met me vrijen? Dat heeft iets… speciaals. Het bed waar ik heel veel nachten heb liggen dromen van een prins op een wit paard. En nu is die prins hier!” Ze sloeg haar armen om me heen en kuste me. Ik trok haar stevig tegen me aan en fluisterde in haar oor: “Wat wil je dat je prins doet, lieve prinses?” Ze ging op bed zitten. “Heel lief met me vrijen. Niet ‘all the way’, maar lekker zachtjes knuffelen, voorzichtig elkaar strelen… op ontdekkingsreis gaan, net alsof het de eerste keer is dat we samen op één bed liggen.”
We gingen liggen en ik streelde haar blonde haren. Ze duwde haar hoofd tegen mijn borst aan en we bleven zo een paar minuten liggen: strelend, genietend van elkaars nabijheid. Ik streelde haar schouder en voelde een bandje van haar BH onder haar jurk. Langzaam volgde ik dat bandje: vanaf haar schouder naar haar rug en terug naar haar schouder. Toen naar voren. Héél voorzichtig volgde ik het tot waar het overging in een cup van haar BH. Joline zuchtte toen ik voorzichtig over een van haar borsten streelde. “Heerlijk, Kees… Zo zachtjes… Ik kan me helemaal ontspannen bij jou.”
Ze fluisterde het zachtjes, mij aankijkend. “Jij bent ook heerlijk om te strelen, Joline…” “Hier heb ik jaren naar verlangd: een hele lieve kerel naast me in dit bedje. Een man die romantisch kan zijn en heel lief voor me is. Waar ik me helemaal veilig bij voel.” Ze keek me aan met die mooie blauwe ogen. “En die man, Kees Jonkman, dat ben jij. Dank je wel.” Ik kuste haar zachtjes en ze rolde zich tegen me aan.
Even later voelde ik vocht op mijn arm onder haar hoofd. Joline lag heel zachtjes te huilen. Ik streelde haar rug en vroeg: “Wat is er schat? Waarom huil je?” Ze draaide haar hoofd en keek me met betraande ogen aan.
“Kees, ik ben zó gelukkig met jou… De afgelopen weken zijn de fijnste weken van m’n leven geweest. Vergeleken met de maanden daarvoor… Eerst de ruzie met Pa en Ma: alles kwijt. Toen de vlucht voor Holtinge en de maanden dat ik in Ter Aar woonde en telkens over m’n schouder moest kijken… En toen kwam jij in mijn leven en werd het in één klap anders. Daarom huil ik. Van geluk. Dat alle dromen die ik hier gedroomd heb, uit zijn gekomen.”
Ik kuste haar. “Jij, mooie vrouw, bent mijn droom. Niet alleen om je prachtige uiterlijk, maar om wie je bent: lief, niet alleen voor mij, maar voor iedereen in je omgeving. Ontzettend slim: in je werk, maar ook daarbuiten. En vreselijk sexy. Of je in een ouwe spijkerbroek loopt of in een opwindend rokje: als ik naar je kijk, denk ik telkens weer: Wauw… Met die vrouw mag ik in één bed liggen en haar beminnen. Waar heb ik dat aan verdiend?”
Ze tilde haar hoofd op en kuste me zachtjes. “Dat heb je verdiend door te zijn wie je bent, Kees. Om je heen kijkend naar mensen die een handje geholpen moeten worden. Zoals receptionistes met een auto die het niet meer doet. Zoals sommigen van de loopgroep. Of Fred. Of Angelique en piraat Henry. Je bent er en geeft ze een zacht duwtje in de goeie richting. Of, in het geval van Marion, een trap onder hun arrogante kont.” Ze gniffelde.
“En nu, lieve prins, mag u uw prinsesje uitkleden. En dan gaan we lekker slapen. Dicht tegen elkaar aan.” Ze rolde op haar rug en langzaam maakte ik de knoopjes van haar jurkje open. Joline hield haar ogen gesloten; haar ademhaling ging sneller. Toen haar jurkje helemaal los was, keek ze me aan. “Dit was zó opwindend, Kees…” Ze kwam overeind en ik maakte haar BHtje los. Ze hield haar handen voor haar borsten en nam langzaam haar BH van haar lichaam. Ik keek naar haar en zij keek terug. “Jij mag ze zien, lieve Kees…en aanraken, als je dat wilt.” Ik glimlachte. “Dat weet ik, schat. En daar ben ik héél blij mee.” Ze stond op van het bed. “Even mijn pyjama pakken.” Ze liep door de kamer, alleen met haar sierlijke slipje aan en ik genoot van elke beweging die ze maakte.
Toen Joline weer naar het bed terug liep, zag ze me kijken en glimlachte. “Kom, prins… Kleed je uit, want ik wil je tegen me aan voelen als ik in slaap val. En dat gaat niet lang duren denk ik.” Even later lagen we, dicht tegen elkaar, onder het dekbed. Joline keek me nog een keer aan. “Lieverd…” Ik gaf haar een zoen, die ze speels beantwoordde met haar tong. Toen gingen we liggen; Joline dicht tegen mijn rug aan, één arm over me heengeslagen. “Lekker zo…” hoorde ik achter me en even later haar rustige, regelmatige ademhaling.
Ik lag nog een tijd wakker, genietend van haar warme lichaam tegen me aan. Maar ondertussen gingen mijn gedachten óók terug in de tijd. De tijd dat Joline hier sliep, en ik in Afghanistan was. Daar moest ik haar toch meer van vertellen, voordat Fred haar er mee zou confronteren. Maar wanneer? En hoe? Ergens in dat uur kwam een gedachte bij me op: morgen zouden we naar het Militair Ereveld in Loenen gaan, naar het graf van mijn loopmaatje. En als het even kon, wilde ik Pa en Ma meenemen. Die waren daar ook nog nooit geweest. Een mooie bos bloemen meenemen en die op z’n graf leggen. Ja, dát wilde ik doen. En daar, bij zijn graf, vertellen hoe Afghanistan werkelijk was. Met die gedachten sukkelde ik langzaam maar zeker in slaap…
Zondagochtend werd ik wakker door een slapende rechterarm. Joline’s hoofd lag er op. Héél voorzichtig trok ik mijn arm terug en legde haar hoofd op haar eigen kussen. Tintelingen gingen door mijn onderarm en hand en moest me even verbijten. Toen keek ik op mijn horloge: tien over zeven. En ik was klaarwakker. Hmmm…. En nu? Ik besloot om op te staan en een stuk te gaan lopen. Heel zachtjes pakte ik m’n verhuiskleren uit de weekendtas en sloop de kamer uit.
Gelukkig had ik schoenen bij me waarmee ik redelijk kon rennen. Beneden schreef ik een briefje: “Goedemorgen allemaal! Ik ben een stukje lopen met Bengel. Uiterlijk 09:00 terug. Kees.” Het briefje legde ik op de keukentafel. Bengel zat me al verwachtingsvol aan te kijken. Ik gaf haar haar brokken en nam zelf een glas koude melk. Terwijl ik dat opdronk, keek ik op google maps op m’n telefoon.
Een rondje vliegveld zou het worden. Een mooie afstand om de stijfheid uit m’n spieren te halen. Toen ik de riem van Bengel pakte, begon ze te kwispelen. “Kom Bengel, naar buiten!” Buiten de tuin maakte ik haar los, zodat ze kon plassen en poepen. Toen kwam ze naast me staan, haar kop opgeheven met een blik in haar ogen die leek te zeggen: “Hé, gaan we nog lekker lopen of was dit het?” Even later renden we rustig we door het bos, het pad richting zweefvliegveld. Bengel bleef mooi bij me in de buurt. Als ze voor me liep steeds achterom kijkend om te zien of ik nog wel volgde.
Het pad was gelukkig vrij breed en bestond uit licht zand, wat het lopen makkelijker maakte. Ik kwam bij het vliegveld uit op dezelfde plek waar we twee weken eerder met z’n zessen hadden staan dollen. Ik sloeg linksaf, dieper het bos in, in noordelijke richting. Na een kwartiertje kwam ik bij de noord-westelijke poot van het vliegveld, en daar sloeg ik rechtsaf, naar het oosten.
Dit was een bijzonder donker pad, en ik werd gedwongen om langzamer te lopen. De lucht was nog steeds donker, alleen in het oosten, in het verlengde van het pad, kon je zien dat het ochtend werd: de lucht was daar donkerblauw in plaats van zwart. Het donkerste moment van de dag; zeker als je ’s nachts op wacht had gestaan en slaperig was. En het ideale moment om een aanval te doen… In Afghanistan had ik dat meerdere malen meegemaakt: een overval op een kleine observatiepost, een ‘watch overnight’. Ik kon de kreten van de Taliban nog horen, terwijl ze aanvielen: “Aluah Akbar!”, afgewisseld met de salvo’s uit hun Kalashnikovs. Het galmde tegen de bergen, zodat het nóg heviger klonk dan het was. Maar in alle gevallen moesten ze een hoge prijs betalen voor zo’n overval: zo’n observatiepost was een klein, maar levensgevaarlijk nest vol horzels. Onwillekeurig ging ik in de berm van het pad lopen, in de schaduw. Bengel had blijkbaar in de gaten dat er iets met me aan de hand was; eerst liep ze vrolijk rond te dartelen, nu liep ze bijna tegen mijn been aan, steeds naar mij kijkend. Ik stopte en ging op een boomstronk zitten. “Het is al goed Bengel, het is goed. Je bent een brave hond. Ik ben blij dat je mee bent.” Ik aaide haar. Ze ging naast me liggen terwijl ze me aan bleef kijken.
Langzaam werd het lichter. Bengel gromde zachtjes, haar nekharen overeind. Ik legde mijn hand op haar rug. “Rustig Bengel, rustig…” Op vijftig meter afstand stak een familie wilde zwijnen het pad over: pa, dan een hele reut kleintjes en ma sloot de rij. Gelukkig zaten wij benedenwinds; ik had geen zin in een confrontatie met pa wild zwijn. Toen de familie in het bos was verdwenen, kwam ik overeind en liep verder. Na een aantal minuten kwamen we bij de noord-oostelijke poot van het vliegveld en kon ik de Beukenlaan volgen.
Iets noordelijk hiervan, richting Nijmegen, lag Kamp Heumensoord, het militaire Vierdaagsekamp. Op de vrijdag van mijn eerste Vierdaagse was ik daar, na de binnenkomst, op de meest economische manier die je maar kan verzinnen, dronken geworden. Doodmoe na veertig kilometer in de warmte te hebben gelopen kwamen we als detachement de biertent ingemarcheerd. Na het “Op de plaats – Rúst!” stond het bier klaar. Na twee biertjes zag ik de wereld aan voor een doedelzak: alles draaide om me heen. De maten brachten me naar de tent, legden me gekleed op bed en ik was wég. Van het hele feest wat we zouden vieren kreeg ik niets mee: sergeant Jonkman sliep. Tot de volgende ochtend acht uur. Compleet uitgeteld. Een combinatie van inspanning, een lichte uitdroging en alcohol. Maar wel met het félbegeerde Vierdaagsekruis… Ik grinnikte bij de herinnering en liep de Beukenlaan af in zuidelijke richting. Het begon nu echt licht te worden en ik kon weer rennen. Bengel bleef vlakbij, haar neus vaak in de lucht. Ze sloeg echter geen alarm meer. Aan het einde van de Beukenlaan weer rechtsaf, langs het clubhuis van de zweegvliegvereniging en het fietspad langs de Groesbeekseweg volgen in westelijke richting.
In de bebouwde kom moest ik nog even puzzelen, maar na een ruim een uur kwam ik weer bij huize Boogers aan. Bezweet liep ik de keuken in, waar ik Ma tegenkwam, rustig achter een bakje koffie. “Jij was vroeg op pad!” was haar begroeting en ik knikte. “Joline deed een poging om mijn arm te knevelen met haar hoofd. Ik werd wakker met een arm die dacht dat hij een speldenkussen was.” Ze schudde het hoofd. “Arme knul… Verlang jij soms niet meer naar je vrijgezellen-leven?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee Ma. Er staan een paar voordelen tegenover. Allereerst een hele lieve vrouw naast me en een enorm leuke familie die ik er gratis bij kreeg. En bovendien hoef ik niet elke dag meer te verzinnen wat ik wil eten en worden mijn vuile sokken voor me gewassen. Soms.”
Ze glimlachte. “Naar de overige voordelen zal ik maar niet verder informeren… Wil je een kop koffie?” Ik knikte. “Graag. Ik zal een poging doen om de tafel te dekken. Het meeste weet ik wel te staan. Maar eerst Bengel verzorgen; dat beest heeft de hele tijd met me mee gerend.” Bengel hoorde haar naam en keek ons verwachtingsvol aan. Ik vulde haar drinkbak en die ging in één keer leeg. Daarna pakte ik wat brokken. Ze ging netjes voor me zitten, haar kop scheef. “Hé Bengel… mooie renhond…” Ik gaf haar de brokken die ze netjes één voor één aanpakte. “Goed zo… Braaf. Ga maar in je mand.” Dat deed ze niet; ze ging aan de voeten van Ma liggen. “Zó… Ook jij bent populair, Ma.” Ze aaide Bengel even. “Het is een hele mooie en lieve hond. Als ik haar zo zie vraag ik af waarom wij nooit een hond hebben gehad.”
Ik grinnikte. “Jullie hadden Claar en Mel, Ma. Twee handenvol.” Ze knikte. “Ja… En die lieten zichzelf wel uit. Ik ben blij dat ze nu een ‘vriend’ hebben inplaats van ‘vriendjes’. Maar die heren gaan het nog moeilijk krijgen. Beide dames laten nog steeds niet over zich heenlopen.” Ik nam een slok koffie.
“Lekker Ma… En die dames zijn minstens net zo verslingerd aan hun kerels als ik aan Joline, hoor. Ja, ze bekvechten regelmatig, maar zo zitten die meiden nu eenmaal in elkaar. Het zijn mooie stellen.” Ma keek me kort aan. “Dat geldt onverkort ook voor Joline en jou hoor. Wij zijn hartstikke blij met onze schoondochter en schoonzoons.” Zo zaten we nog even door te kletsen. Het was best wel een tijd geleden dat ik met Ma zo’n openhartig gesprek had gehad en we genoten er beiden van.
Rond half tien ging ik naar boven. “Even m’n meissie wakker maken en zelf onder het gemalen water door rennen…” Ik deed de deur van Joline’s kamer open in de verwachting dat ze nog lekker lag te slapen, maar dat was niet zo. Ze zat achter haar kaptafeltje zich op te maken. “Hee, mooie vrouw, goedemorgen! Mag ik je een zoen geven?” Ze draaide zich om. “Jij altijd, knappe kerel. Zelfs als je je verhuiskleren aan hebt en naar zweet ruikt.” We knuffelden elkaar even en toen maakte Joline zich van me los en zei: “En nu douchen jij en nette kleren aan. Ik wil trots zijn op mijn prins als hij aan het ontbijt verschijnt!”
Ik bleef nog even staan. “Joline, ik heb vannacht nog een tijdje liggen piekeren… Hoe denk jij er over om vandaag naar Loenen te rijden, naar de erebegraafplaats, en daar het graf van mijn loopmaatje te bezoeken?”Ze keek me aandachtig aan. “Als jij dat wil, Kees, dan ga ik met je mee.” Ze aarzelde even. “En misschien wil Ton ook wel mee. Ik weet niet of hij in Afghanistan vrienden heeft verloren, maar…” “Dat weet ik ook niet. Hij heeft het er niet met mij over gehad. Maar we vragen het wel.”
Eenmaal beneden waren we nog net op tijd om Tony te horen vragen: “Wie wil er allemaal een hardgekookt ei?” Alleen Ma wilde haar eitje zacht, de rest hard. De eieren gingen in een pan op het vuur. Ik pakte het kookwekkertje en zette dat op 61 minuten. “Wat doe jij nou?” vroeg Tony. “Da’s simpel, lieve schoonmoeder. Eén hardgekookte ei moet acht minuten, één zachtgekookt ei vijf minuten koken. We hebben hier zeven hard en één zachtgekookt ei-wensen. Zeven maal acht is zes en vijftig, plus vijf is één en zestig minuten. Mensen, het duurt nog even voor we aan tafel kunnen…” “Als dat het resultaat is van zes jaar Technische Universiteit Eindhoven, dan ben ik blij dat ik een vak heb geleerd!” dreunde de lach van Ton door de keuken.
Tony griste de kookwekker uit mijn handen. “Hier daarmee. Ik begin er aan te twijfelen of ik jou wel het recept van mijn goulash moet toevertrouwen. Sjongejonge wat een culinair wonder. En dat woont samen met mijn dochter? Het arme kind komt binnenkort om van de honger.” “Valt mee hoor Ma. Hij compenseert dat best aardig met z’n Irish Coffee.” “Jaja… bij het ontbijt zeker”, mopperde Tony. “Een lekker stel zijn jullie.” Ze had ondertussen het wekkertje op de juiste tijd gezet en haalde daarna verse broodjes uit de oven. “Zo mensen… ga lekker zitten en geniet van dit ontbijt in goed gezelschap. Wat zijn jullie plannen voor vandaag?”
Pa en Ma gaven aan dat ze na het ontbijt rustig aan richting Amersfoort zouden rijden. “Even uitpuffen van wéér een verhuizing…” Ton en Clara hadden nog geen plannen gemaakt. “We zien wel. Misschien een stukje wandelen in de omgeving.”
Daar kon ik meteen op inspringen. “Ik heb vanochtend aan Joline gevraagd of zij met mij mee wil naar de erebegraafplaats in Loenen. Naar het graf van mijn loopmaatje uit Afghanistan.” “En natuurlijk ga ik mee”, zei Joline. Ton keek me aan. “Daar liggen ook twee kerels van mijn compagnie, Kees. En ik ben er nog nooit geweest… Mag ik ook mee?” Ik keek hem aan. “Ik had niet anders verwacht, makker. En jij, Clara?” “Als Ton en jij gaan, ga ik mee.” “Dan gaan we met z’n allen”, zei Rob senior, “het is een stuk van jullie geschiedenis waar wij nog te weinig van af weten. Pa knikte. “Je hebt helemaal gelijk, Rob. We gaan samen die kant op.”
“Dat vind ik heel fijn, mensen. Méér zeg ik er niet over.” Onder tafel kneep Joline in mijn hand. “Pa… mogen wij uit de tuin een bloemstuk samenstellen?” Ze vroeg het aarzelend en Rob senior keek haar verrast aan. “Natuurlijk meid. En Ton, jij ook, als je wilt.” “Dank je Pa… Ik zat al te denken waar je op zondag nog een fatsoenlijk bos bloemen kon kopen, behalve bij een tankstation…” Na het eten gingen we met z’n allen de tuin in. Rob gaf ons nog adviezen welke bloemen wel en welke we beter niet konden meenemen. Uiteindelijk lagen er drie mooie bossen bloemen op tafel. Tony en Joline pakten nog wat broodjes in een tas en toen gingen we richting Loenen.
Vlak voordat we uitstapten gaf Joline me nog een knuffel. Zonder woorden. Maar met een blik die boekdelen sprak. Zwijgend liepen we, twee aan twee, het terrein op. Het was er stil. Ik moest even zoeken, maar na een paar minuten stonden we voor het graf van mijn mentor. Ik las zijn naam hardop en legde de bloemen neer. Ton stond zwijgend naast me, de rest stond iets achter ons. “Dank je wel makker, voor al je wijze lessen”, zei ik zachtjes. Ton ging in de houding staan. “Geeft… acht!” Werktuiglijk gehoorzaamde ik. “Brengt… eregroet!” Even bleven wij zo staan. De letters op zijn graf vervaagden en ik hoorde in gedachten weer het dreunen van Hercules-motoren boven de bergen van Afghanistan. “In de houding… staat! Op de plaats… Rust!” Ik keek Ton aan. “Dank je wel.” Hij legde zijn arm om mijn schouder; ik deed hetzelfde bij hem. Even stonden we zo. Hij liet zijn arm zakken. “Kom… We hebben nog twee bezoeken af te leggen, Kees. Dan mag jij de comando’s geven.”
Een minuut later stonden we bij de graven van zijn compagniesgenoten. Daar herhaalden we de korte ceremonie, waarbij ik de commando’s gaf. Daarna draaiden we ons om en liepen naar de anderen. “Dank jullie wel dat jullie hier bij wilden zijn.” We liepen een stuk over de begraafplaats. Langs de graven van andere helden. Uit de Tweede Wereldoorlog, burgers en militairen, en van de conflicten daarna. Indië, Nieuw Guinea, Korea, Libanon, Bosnië, Irak, Afghanistan, Mali… Enkele namen lazen we hardop voor.
Toen we de begraafplaats af liepen zei Ma: “Laten we aan de overkant van de weg nog een stukje wandelen. Even tot rust komen en genieten van het feit dat wij elkaar nog hebben.” Dat was een goed plan en we liepen samen een halfuurtje door het bos. “Hier komt in 2020 een begraafplaats voor veteranen,” vertelde Ton, “Veteranen die dat willen kunnen daar begraven worden. In de buurt van hun gesneuvelde maten.” Even later namen we op de parkeerplaats afscheid. “Wij willen graag horen over jouw tijd in Bosnië en Afghanistan, Kees.” Rob senior keek me indringend aan. Ik knikte. “Is goed. Maar ik moet er klaar voor zijn.” Zo gingen we uit elkaar. Met een paar knuffels, zonder veel woorden, maar we begrepen elkaar prima.
Ik gaf de sleutels van de auto aan Joline. “Rij jij maar. Ik moet even alles laten zakken. Dit had best wel impact.” Ze trok me tegen zich aan, zei even niets maar streelde mijn haar. Ik keek haar aan. “Dank je wel dat je meeging.” Ze kuste me zachtjes. “Kees, jij was er voor mij… Nu ben ik er voor jou. Zo hoort dat toch in een goeie relatie? Ga maar zitten, doe je leuning achterover en luister naar Bach. Joline waakt nu eens over jou.” Ze reed weg en ik deed wat ze had gezegd. Leuning achterover, ogen dicht en Bach luisteren. En ik werd vlak bij Veldhoven wakker.
Melissa lachte breeduit. “Nee hoor, niks aan de hand. Maar Rob kreeg een appje van Ton: “Goulash over 45 minuten.” En toen was hij niet meer te houden. We zijn al de bliksem gaan douchen, hebben fatsoenlijke kleren aangetrokken en zijn hierheen gescheurd. Het schijnt dat die goulash van Tony meer aantrekkingskracht op hem heeft dan ik in lingerie…” Ze trok een pruillipje.
Rob grinnikte. “Hoho juffrouw… op het moment dat die app binnenkwam stond jij nog in je verhuiskleren en had ik nog geen lingerie gezien. Wel even eerlijk blijven!” We moesten vreselijk lachen en maakten plaats voor hen. “Jullie ook nog een aperitiefje voor het eten?” Rob zei: “Geef mij maar een glas water. Geen alcohol, ik moet straks nog terugrijden.” Melissa keek hem waarderend aan. “Goed zo ventje… Je krijgt je beloning straks.” Rob knikte. “Zeker weten! Een groot bord met de goulash van Ma!” Mel’s gezicht betrok een beetje. “Ik bedoel straks, als we thuis zijn.”
Rob knikte afwezig, zijn blik op de eetkamertafel gericht. “Oh ja… dat ook…” Melissa ontplofte! “Zeg maffe machinist, ben je nou helemaal! Eerst moet ik hals-over-kop douchen, omkleden en hierhaan jagen om goulash te gaan eten, daarna geef ik je een compliment voor je discipline en beloof ik je vanavond een fijne beloning en het enige wat ik te horen krijg is een afwezig ‘oh ja’ terwijl het kwijl uit je mondhoeken loopt als je alleen maar naar de eettafel kijkt! Wat mankeert jou?”
Rob draaide zich langzaam naar haar om, en een brede grijns trok over zijn gezicht. “Had ik je even mooi tuk, hé zuster…” Hij trok haar naar zich toe. “Even plagen mag toch wel? Over drie weken ga je dat allemaal missen, liefje…” Melissa bitste terug: “Ik weet niet of ik dat zo erg ga vinden. Kijk jij de aankomende dagen maar héél goed achterom, lastpak.” Rob kuste haar. “Goeie reden om voortaan in Berg en Dal de lift te nemen.”
Tony greep in. “Voordat jullie elkaar hier in de haren vliegen: aan tafel iedereen! We gaan genieten van dit eten. Gelukkig heb ik genoeg gemaakt…” Even later was het vrij stil aan tafel. Iedereen genoot van de goulash. Toen ik voor de tweede keer opschepte, keek Tony me peilend aan. “En Kees… Loont het de moeite om dit recept te ruilen voor dat van lendebiefstuk?” Ik knikte. “Ja, dat loont het zeer zeker, lieve schoonmoeder. Ik begrijp die kok uit Molenhoek wel… Hier kun je stinkend rijk mee worden!”
“Stinken doe je sowieso wel… Morgen. Al die uien…” Ton kreeg een pets om z’n oren na die opmerking. “Je mag dan luitenant zijn, Antonius Boogers, maar dat wil niet zeggen dat je mijn goulash belachelijk mag maken. Dimmen!” “Aye aye madam.” Ton boog nederig het hoofd. “Hmmm… da’s wel een goeie manier om meneer hier op z’n nummer te zetten,” zei Clara, “ik denk dat ik een pantoffel bij de hand hou voor de gelegenheid.” Ton keek haar aan. “Moet je vooral proberen, rooie schoonheid. Dan krijg je een gevechtslaars terug.” Joline giechelde. “Ben ik even blij dat Kees z’n gevechtslaarzen in de kledingkast staan… Eer dat hij die gepakt heeft…” Ik grijnsde gevaarlijk. “Dame, ik heb veiligheidsschoenen in de slaapkamer staan. Met stalen neuzen en stalen zolen. Komen óók hard aan.”
Al plagend en kibbelend verliep de maaltijd in een prima sfeer. Na het af- en opruimen gaf ik Bengel haar brokken en maakte me weer populair bij de hond. We gingen gezellig met koffie in de woonkamer zitten en het gesprek kwam op het volgende weekend. “Jullie moeten straks even naar de camper kijken en beslissen wie waar slaapt, dames en heren. En dan kan ik je nog even wat tips meegeven over wat wél en wat niet te doen.” Rob senior bracht wat praktische zaken aan de orde, zoals het ding op steunen zetten tijdens de overnachting. “Kees en Joline weten waarom…” zei hij met een glimlachje. “Zal ik volgende week wel vertellen”, zei ik, de vragende blikken van de rest trotserend. “Anders breng ik wellicht mensen in verlegenheid en dat wil ik niet.”
Na de koffie liepen we met z’n allen de garage in. Clara en Melissa hadden de camper nog niet in het echt gezien en liepen snel naar binnen. Tony gaf hen binnen uitleg, Rob senior deed dat buiten. “Wie gaat er rijden?” Rob junior schudde zijn hoofd. “Ik niet, Pa. Ik heb alleen ervaring met mijn eigen Golfje. Zo’n monster rijden zie ik niet zo zitten.” Ton en ik keken elkaar aan en Ton zei: “We hebben allebei ons groot rijbewijs, maar jij hebt meer ervaring met grote voertuigen…”
Ik knikte. “Klopt, maar dat is alweer jááren geleden. Het lijkt me het beste als we elkaar een beetje afwisselen. Tenzij dat de dames ook willen rijden, dan wordt het vechten. Ze hebben allemaal hun B-rijbewijs, dus formeel mogen ze dit ding besturen. Ik denk dat Joline het wel wil. Op de snelweg. Niet op kleine B-weggetjes.” Ton keek nadenkend. “Ik zal het aan Claar vragen, maar ik denk…” Hij schudde zijn hoofd. “Melissa wil ‘m ook wel rijden”, zei Rob junior, “net als Joline overigens: op de snelweg. Denk ik. Maar met Mel weet je het nooit zeker, dat weet ik zeker.” “Er is maar één manier om er achter te komen…”
Ton stak z’n hoofd naar binnen. “Hé dames, wie van jullie wil er rijden in dit ding?” Claar was de eerste: “Ik niet! Mij te groot!” Joline aarzelde. “Ik weet ’t nog niet.” Melissa zei droogjes: “Als jullie het niet willen, offer ik mezelf wel weer op hoor. Zuster Mel is van alle markten thuis!” “Oké… geregeld! Ton, Mel en ik. En Joline misschien. Kunnen we sowieso alledrie om beurten een borrel drinken, da’s wel zo prettig.”
We gingen naar binnen en toen bleek dat zeven mensen in een camper best wel wat krap was. Tony legde uit hoe de bedden werkten: eerst een bed maken van het zitje achter de chauffeur en bijrijder en dan pas het hefbed omlaag. Het bed achterin bestond uit twee bedden die met een tussenstuk tot één groot bed verbouwd konden worden.
“Dat wordt elke avond en ochtend wel een expeditie, jongens…” zei Clara aarzelend. Ton trok haar tegen zich aan. “Liefje, wij gaan gewoon achterin slapen. Die lui voorin zoeken het maar uit wie als eerste er uit moet om het ontbijt te maken. Als de eieren gaar zijn en de koffie heet, komen wij er wel uit.” Joline keek hem nadenkend aan. “Ton, als we nú al ruzie gaan maken wie waar slaapt…”
Rob junior bekeek het hefbed eens goed. “Jongens, het lijkt me geen fijn plan als een stel van ons daarop gaat slapen. De maximum belasting is 150 kilo. Twee dames bij elkaar gaat dus prima, maar als een van de heren erbij komt liggen, zit je al heel snel aan die gewichtslimiet. Ik stel voor één stel buiten gaat slapen. Dat scheelt een heleboel gedoe.”
“Dan stel ik voor dat Joline en ik dat zijn.” Joline keek me verbaasd aan. “Oh? Heb ik geen inspraak meer, meneer Jonkman? Beslis jij dat zo maar voor mij, over mij maar zonder mij? Fraai is dat…” Ze lachte. “Maar ik vind het prima hoor Kees. Ik slaap ook goed in een tentje, en dan heb ik ten minste geen last van die twee motorkettingzagen dáár.” Ze wees op Rob en Ton.
Melissa had een geniepig lachje om haar mond. “Er is nog een voordeel, Jolien: dan kunnen Claar en ik ongestoord het spelletje: “Nee, dat is m’n zus!” spelen… Kijken of deze twee heren er in trappen.” Rob junior zei droog: “Oh, da’s prima hoor. Kunnen Ton en ik meteen het vergelijkend warenonderzoek uitvoeren.” Claar viel naar Mel uit. “Ben jij helemaal betoeterd? Kap eens met die rare ideeën van je!” Die kerels zijn nog in staat om het te doen ook. Die machinist van jou is best een aardige knul, maar als ik hem bij mij in bed betrap, zal ik ‘m eens wat pijn aan z’n stookoliesproeier bezorgen. Heb je dat goed begrepen Robbie Boogers?”
Die was niet onder de indruk. “It’s al up to you, sister. Júllie spelen dat spelletje. Wij niet.” Clara mopperde nog wat na, maar moest even later gelukkig weer lachen. Uiteindelijk gingen we weer naar de woonkamer, waar Rob en Mel afscheid namen. “Wij gaan weer richting het heuvelland… Ma, dank je wel voor de heerlijke maaltijd! De rest: Een goed weekend gewenst en tot volgende week vrijdag! We hebben er zin in!”
Even later reed de auto van Rob het pad af en was het gezelschap wat kleiner. En rond een uur of tien besloten we dat het bedtijd was; het was weer een drukke dag geweest. “Morgenochtend vanaf tien uur ontbijten, dames en heren!” waarschuwde Tony voor we naar boven gingen.
Toen ik de deur van Joline’s kamer achter ons gesloten had, keek ik in twee hele ondeugende ogen. “Zo, liefje… kom jij maar eens bij Jolientje. Wij gaan eens verder met het spelletje van gisteren.” Ze liep op me af en duwde me naar achteren tot tegen het bed aan. “Kees… wil je hier met me vrijen? Dat heeft iets… speciaals. Het bed waar ik heel veel nachten heb liggen dromen van een prins op een wit paard. En nu is die prins hier!” Ze sloeg haar armen om me heen en kuste me. Ik trok haar stevig tegen me aan en fluisterde in haar oor: “Wat wil je dat je prins doet, lieve prinses?” Ze ging op bed zitten. “Heel lief met me vrijen. Niet ‘all the way’, maar lekker zachtjes knuffelen, voorzichtig elkaar strelen… op ontdekkingsreis gaan, net alsof het de eerste keer is dat we samen op één bed liggen.”
We gingen liggen en ik streelde haar blonde haren. Ze duwde haar hoofd tegen mijn borst aan en we bleven zo een paar minuten liggen: strelend, genietend van elkaars nabijheid. Ik streelde haar schouder en voelde een bandje van haar BH onder haar jurk. Langzaam volgde ik dat bandje: vanaf haar schouder naar haar rug en terug naar haar schouder. Toen naar voren. Héél voorzichtig volgde ik het tot waar het overging in een cup van haar BH. Joline zuchtte toen ik voorzichtig over een van haar borsten streelde. “Heerlijk, Kees… Zo zachtjes… Ik kan me helemaal ontspannen bij jou.”
Ze fluisterde het zachtjes, mij aankijkend. “Jij bent ook heerlijk om te strelen, Joline…” “Hier heb ik jaren naar verlangd: een hele lieve kerel naast me in dit bedje. Een man die romantisch kan zijn en heel lief voor me is. Waar ik me helemaal veilig bij voel.” Ze keek me aan met die mooie blauwe ogen. “En die man, Kees Jonkman, dat ben jij. Dank je wel.” Ik kuste haar zachtjes en ze rolde zich tegen me aan.
Even later voelde ik vocht op mijn arm onder haar hoofd. Joline lag heel zachtjes te huilen. Ik streelde haar rug en vroeg: “Wat is er schat? Waarom huil je?” Ze draaide haar hoofd en keek me met betraande ogen aan.
“Kees, ik ben zó gelukkig met jou… De afgelopen weken zijn de fijnste weken van m’n leven geweest. Vergeleken met de maanden daarvoor… Eerst de ruzie met Pa en Ma: alles kwijt. Toen de vlucht voor Holtinge en de maanden dat ik in Ter Aar woonde en telkens over m’n schouder moest kijken… En toen kwam jij in mijn leven en werd het in één klap anders. Daarom huil ik. Van geluk. Dat alle dromen die ik hier gedroomd heb, uit zijn gekomen.”
Ik kuste haar. “Jij, mooie vrouw, bent mijn droom. Niet alleen om je prachtige uiterlijk, maar om wie je bent: lief, niet alleen voor mij, maar voor iedereen in je omgeving. Ontzettend slim: in je werk, maar ook daarbuiten. En vreselijk sexy. Of je in een ouwe spijkerbroek loopt of in een opwindend rokje: als ik naar je kijk, denk ik telkens weer: Wauw… Met die vrouw mag ik in één bed liggen en haar beminnen. Waar heb ik dat aan verdiend?”
Ze tilde haar hoofd op en kuste me zachtjes. “Dat heb je verdiend door te zijn wie je bent, Kees. Om je heen kijkend naar mensen die een handje geholpen moeten worden. Zoals receptionistes met een auto die het niet meer doet. Zoals sommigen van de loopgroep. Of Fred. Of Angelique en piraat Henry. Je bent er en geeft ze een zacht duwtje in de goeie richting. Of, in het geval van Marion, een trap onder hun arrogante kont.” Ze gniffelde.
“En nu, lieve prins, mag u uw prinsesje uitkleden. En dan gaan we lekker slapen. Dicht tegen elkaar aan.” Ze rolde op haar rug en langzaam maakte ik de knoopjes van haar jurkje open. Joline hield haar ogen gesloten; haar ademhaling ging sneller. Toen haar jurkje helemaal los was, keek ze me aan. “Dit was zó opwindend, Kees…” Ze kwam overeind en ik maakte haar BHtje los. Ze hield haar handen voor haar borsten en nam langzaam haar BH van haar lichaam. Ik keek naar haar en zij keek terug. “Jij mag ze zien, lieve Kees…en aanraken, als je dat wilt.” Ik glimlachte. “Dat weet ik, schat. En daar ben ik héél blij mee.” Ze stond op van het bed. “Even mijn pyjama pakken.” Ze liep door de kamer, alleen met haar sierlijke slipje aan en ik genoot van elke beweging die ze maakte.
Toen Joline weer naar het bed terug liep, zag ze me kijken en glimlachte. “Kom, prins… Kleed je uit, want ik wil je tegen me aan voelen als ik in slaap val. En dat gaat niet lang duren denk ik.” Even later lagen we, dicht tegen elkaar, onder het dekbed. Joline keek me nog een keer aan. “Lieverd…” Ik gaf haar een zoen, die ze speels beantwoordde met haar tong. Toen gingen we liggen; Joline dicht tegen mijn rug aan, één arm over me heengeslagen. “Lekker zo…” hoorde ik achter me en even later haar rustige, regelmatige ademhaling.
Ik lag nog een tijd wakker, genietend van haar warme lichaam tegen me aan. Maar ondertussen gingen mijn gedachten óók terug in de tijd. De tijd dat Joline hier sliep, en ik in Afghanistan was. Daar moest ik haar toch meer van vertellen, voordat Fred haar er mee zou confronteren. Maar wanneer? En hoe? Ergens in dat uur kwam een gedachte bij me op: morgen zouden we naar het Militair Ereveld in Loenen gaan, naar het graf van mijn loopmaatje. En als het even kon, wilde ik Pa en Ma meenemen. Die waren daar ook nog nooit geweest. Een mooie bos bloemen meenemen en die op z’n graf leggen. Ja, dát wilde ik doen. En daar, bij zijn graf, vertellen hoe Afghanistan werkelijk was. Met die gedachten sukkelde ik langzaam maar zeker in slaap…
Zondagochtend werd ik wakker door een slapende rechterarm. Joline’s hoofd lag er op. Héél voorzichtig trok ik mijn arm terug en legde haar hoofd op haar eigen kussen. Tintelingen gingen door mijn onderarm en hand en moest me even verbijten. Toen keek ik op mijn horloge: tien over zeven. En ik was klaarwakker. Hmmm…. En nu? Ik besloot om op te staan en een stuk te gaan lopen. Heel zachtjes pakte ik m’n verhuiskleren uit de weekendtas en sloop de kamer uit.
Gelukkig had ik schoenen bij me waarmee ik redelijk kon rennen. Beneden schreef ik een briefje: “Goedemorgen allemaal! Ik ben een stukje lopen met Bengel. Uiterlijk 09:00 terug. Kees.” Het briefje legde ik op de keukentafel. Bengel zat me al verwachtingsvol aan te kijken. Ik gaf haar haar brokken en nam zelf een glas koude melk. Terwijl ik dat opdronk, keek ik op google maps op m’n telefoon.
Een rondje vliegveld zou het worden. Een mooie afstand om de stijfheid uit m’n spieren te halen. Toen ik de riem van Bengel pakte, begon ze te kwispelen. “Kom Bengel, naar buiten!” Buiten de tuin maakte ik haar los, zodat ze kon plassen en poepen. Toen kwam ze naast me staan, haar kop opgeheven met een blik in haar ogen die leek te zeggen: “Hé, gaan we nog lekker lopen of was dit het?” Even later renden we rustig we door het bos, het pad richting zweefvliegveld. Bengel bleef mooi bij me in de buurt. Als ze voor me liep steeds achterom kijkend om te zien of ik nog wel volgde.
Het pad was gelukkig vrij breed en bestond uit licht zand, wat het lopen makkelijker maakte. Ik kwam bij het vliegveld uit op dezelfde plek waar we twee weken eerder met z’n zessen hadden staan dollen. Ik sloeg linksaf, dieper het bos in, in noordelijke richting. Na een kwartiertje kwam ik bij de noord-westelijke poot van het vliegveld, en daar sloeg ik rechtsaf, naar het oosten.
Dit was een bijzonder donker pad, en ik werd gedwongen om langzamer te lopen. De lucht was nog steeds donker, alleen in het oosten, in het verlengde van het pad, kon je zien dat het ochtend werd: de lucht was daar donkerblauw in plaats van zwart. Het donkerste moment van de dag; zeker als je ’s nachts op wacht had gestaan en slaperig was. En het ideale moment om een aanval te doen… In Afghanistan had ik dat meerdere malen meegemaakt: een overval op een kleine observatiepost, een ‘watch overnight’. Ik kon de kreten van de Taliban nog horen, terwijl ze aanvielen: “Aluah Akbar!”, afgewisseld met de salvo’s uit hun Kalashnikovs. Het galmde tegen de bergen, zodat het nóg heviger klonk dan het was. Maar in alle gevallen moesten ze een hoge prijs betalen voor zo’n overval: zo’n observatiepost was een klein, maar levensgevaarlijk nest vol horzels. Onwillekeurig ging ik in de berm van het pad lopen, in de schaduw. Bengel had blijkbaar in de gaten dat er iets met me aan de hand was; eerst liep ze vrolijk rond te dartelen, nu liep ze bijna tegen mijn been aan, steeds naar mij kijkend. Ik stopte en ging op een boomstronk zitten. “Het is al goed Bengel, het is goed. Je bent een brave hond. Ik ben blij dat je mee bent.” Ik aaide haar. Ze ging naast me liggen terwijl ze me aan bleef kijken.
Langzaam werd het lichter. Bengel gromde zachtjes, haar nekharen overeind. Ik legde mijn hand op haar rug. “Rustig Bengel, rustig…” Op vijftig meter afstand stak een familie wilde zwijnen het pad over: pa, dan een hele reut kleintjes en ma sloot de rij. Gelukkig zaten wij benedenwinds; ik had geen zin in een confrontatie met pa wild zwijn. Toen de familie in het bos was verdwenen, kwam ik overeind en liep verder. Na een aantal minuten kwamen we bij de noord-oostelijke poot van het vliegveld en kon ik de Beukenlaan volgen.
Iets noordelijk hiervan, richting Nijmegen, lag Kamp Heumensoord, het militaire Vierdaagsekamp. Op de vrijdag van mijn eerste Vierdaagse was ik daar, na de binnenkomst, op de meest economische manier die je maar kan verzinnen, dronken geworden. Doodmoe na veertig kilometer in de warmte te hebben gelopen kwamen we als detachement de biertent ingemarcheerd. Na het “Op de plaats – Rúst!” stond het bier klaar. Na twee biertjes zag ik de wereld aan voor een doedelzak: alles draaide om me heen. De maten brachten me naar de tent, legden me gekleed op bed en ik was wég. Van het hele feest wat we zouden vieren kreeg ik niets mee: sergeant Jonkman sliep. Tot de volgende ochtend acht uur. Compleet uitgeteld. Een combinatie van inspanning, een lichte uitdroging en alcohol. Maar wel met het félbegeerde Vierdaagsekruis… Ik grinnikte bij de herinnering en liep de Beukenlaan af in zuidelijke richting. Het begon nu echt licht te worden en ik kon weer rennen. Bengel bleef vlakbij, haar neus vaak in de lucht. Ze sloeg echter geen alarm meer. Aan het einde van de Beukenlaan weer rechtsaf, langs het clubhuis van de zweegvliegvereniging en het fietspad langs de Groesbeekseweg volgen in westelijke richting.
In de bebouwde kom moest ik nog even puzzelen, maar na een ruim een uur kwam ik weer bij huize Boogers aan. Bezweet liep ik de keuken in, waar ik Ma tegenkwam, rustig achter een bakje koffie. “Jij was vroeg op pad!” was haar begroeting en ik knikte. “Joline deed een poging om mijn arm te knevelen met haar hoofd. Ik werd wakker met een arm die dacht dat hij een speldenkussen was.” Ze schudde het hoofd. “Arme knul… Verlang jij soms niet meer naar je vrijgezellen-leven?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee Ma. Er staan een paar voordelen tegenover. Allereerst een hele lieve vrouw naast me en een enorm leuke familie die ik er gratis bij kreeg. En bovendien hoef ik niet elke dag meer te verzinnen wat ik wil eten en worden mijn vuile sokken voor me gewassen. Soms.”
Ze glimlachte. “Naar de overige voordelen zal ik maar niet verder informeren… Wil je een kop koffie?” Ik knikte. “Graag. Ik zal een poging doen om de tafel te dekken. Het meeste weet ik wel te staan. Maar eerst Bengel verzorgen; dat beest heeft de hele tijd met me mee gerend.” Bengel hoorde haar naam en keek ons verwachtingsvol aan. Ik vulde haar drinkbak en die ging in één keer leeg. Daarna pakte ik wat brokken. Ze ging netjes voor me zitten, haar kop scheef. “Hé Bengel… mooie renhond…” Ik gaf haar de brokken die ze netjes één voor één aanpakte. “Goed zo… Braaf. Ga maar in je mand.” Dat deed ze niet; ze ging aan de voeten van Ma liggen. “Zó… Ook jij bent populair, Ma.” Ze aaide Bengel even. “Het is een hele mooie en lieve hond. Als ik haar zo zie vraag ik af waarom wij nooit een hond hebben gehad.”
Ik grinnikte. “Jullie hadden Claar en Mel, Ma. Twee handenvol.” Ze knikte. “Ja… En die lieten zichzelf wel uit. Ik ben blij dat ze nu een ‘vriend’ hebben inplaats van ‘vriendjes’. Maar die heren gaan het nog moeilijk krijgen. Beide dames laten nog steeds niet over zich heenlopen.” Ik nam een slok koffie.
“Lekker Ma… En die dames zijn minstens net zo verslingerd aan hun kerels als ik aan Joline, hoor. Ja, ze bekvechten regelmatig, maar zo zitten die meiden nu eenmaal in elkaar. Het zijn mooie stellen.” Ma keek me kort aan. “Dat geldt onverkort ook voor Joline en jou hoor. Wij zijn hartstikke blij met onze schoondochter en schoonzoons.” Zo zaten we nog even door te kletsen. Het was best wel een tijd geleden dat ik met Ma zo’n openhartig gesprek had gehad en we genoten er beiden van.
Rond half tien ging ik naar boven. “Even m’n meissie wakker maken en zelf onder het gemalen water door rennen…” Ik deed de deur van Joline’s kamer open in de verwachting dat ze nog lekker lag te slapen, maar dat was niet zo. Ze zat achter haar kaptafeltje zich op te maken. “Hee, mooie vrouw, goedemorgen! Mag ik je een zoen geven?” Ze draaide zich om. “Jij altijd, knappe kerel. Zelfs als je je verhuiskleren aan hebt en naar zweet ruikt.” We knuffelden elkaar even en toen maakte Joline zich van me los en zei: “En nu douchen jij en nette kleren aan. Ik wil trots zijn op mijn prins als hij aan het ontbijt verschijnt!”
Ik bleef nog even staan. “Joline, ik heb vannacht nog een tijdje liggen piekeren… Hoe denk jij er over om vandaag naar Loenen te rijden, naar de erebegraafplaats, en daar het graf van mijn loopmaatje te bezoeken?”Ze keek me aandachtig aan. “Als jij dat wil, Kees, dan ga ik met je mee.” Ze aarzelde even. “En misschien wil Ton ook wel mee. Ik weet niet of hij in Afghanistan vrienden heeft verloren, maar…” “Dat weet ik ook niet. Hij heeft het er niet met mij over gehad. Maar we vragen het wel.”
Eenmaal beneden waren we nog net op tijd om Tony te horen vragen: “Wie wil er allemaal een hardgekookt ei?” Alleen Ma wilde haar eitje zacht, de rest hard. De eieren gingen in een pan op het vuur. Ik pakte het kookwekkertje en zette dat op 61 minuten. “Wat doe jij nou?” vroeg Tony. “Da’s simpel, lieve schoonmoeder. Eén hardgekookte ei moet acht minuten, één zachtgekookt ei vijf minuten koken. We hebben hier zeven hard en één zachtgekookt ei-wensen. Zeven maal acht is zes en vijftig, plus vijf is één en zestig minuten. Mensen, het duurt nog even voor we aan tafel kunnen…” “Als dat het resultaat is van zes jaar Technische Universiteit Eindhoven, dan ben ik blij dat ik een vak heb geleerd!” dreunde de lach van Ton door de keuken.
Tony griste de kookwekker uit mijn handen. “Hier daarmee. Ik begin er aan te twijfelen of ik jou wel het recept van mijn goulash moet toevertrouwen. Sjongejonge wat een culinair wonder. En dat woont samen met mijn dochter? Het arme kind komt binnenkort om van de honger.” “Valt mee hoor Ma. Hij compenseert dat best aardig met z’n Irish Coffee.” “Jaja… bij het ontbijt zeker”, mopperde Tony. “Een lekker stel zijn jullie.” Ze had ondertussen het wekkertje op de juiste tijd gezet en haalde daarna verse broodjes uit de oven. “Zo mensen… ga lekker zitten en geniet van dit ontbijt in goed gezelschap. Wat zijn jullie plannen voor vandaag?”
Pa en Ma gaven aan dat ze na het ontbijt rustig aan richting Amersfoort zouden rijden. “Even uitpuffen van wéér een verhuizing…” Ton en Clara hadden nog geen plannen gemaakt. “We zien wel. Misschien een stukje wandelen in de omgeving.”
Daar kon ik meteen op inspringen. “Ik heb vanochtend aan Joline gevraagd of zij met mij mee wil naar de erebegraafplaats in Loenen. Naar het graf van mijn loopmaatje uit Afghanistan.” “En natuurlijk ga ik mee”, zei Joline. Ton keek me aan. “Daar liggen ook twee kerels van mijn compagnie, Kees. En ik ben er nog nooit geweest… Mag ik ook mee?” Ik keek hem aan. “Ik had niet anders verwacht, makker. En jij, Clara?” “Als Ton en jij gaan, ga ik mee.” “Dan gaan we met z’n allen”, zei Rob senior, “het is een stuk van jullie geschiedenis waar wij nog te weinig van af weten. Pa knikte. “Je hebt helemaal gelijk, Rob. We gaan samen die kant op.”
“Dat vind ik heel fijn, mensen. Méér zeg ik er niet over.” Onder tafel kneep Joline in mijn hand. “Pa… mogen wij uit de tuin een bloemstuk samenstellen?” Ze vroeg het aarzelend en Rob senior keek haar verrast aan. “Natuurlijk meid. En Ton, jij ook, als je wilt.” “Dank je Pa… Ik zat al te denken waar je op zondag nog een fatsoenlijk bos bloemen kon kopen, behalve bij een tankstation…” Na het eten gingen we met z’n allen de tuin in. Rob gaf ons nog adviezen welke bloemen wel en welke we beter niet konden meenemen. Uiteindelijk lagen er drie mooie bossen bloemen op tafel. Tony en Joline pakten nog wat broodjes in een tas en toen gingen we richting Loenen.
Vlak voordat we uitstapten gaf Joline me nog een knuffel. Zonder woorden. Maar met een blik die boekdelen sprak. Zwijgend liepen we, twee aan twee, het terrein op. Het was er stil. Ik moest even zoeken, maar na een paar minuten stonden we voor het graf van mijn mentor. Ik las zijn naam hardop en legde de bloemen neer. Ton stond zwijgend naast me, de rest stond iets achter ons. “Dank je wel makker, voor al je wijze lessen”, zei ik zachtjes. Ton ging in de houding staan. “Geeft… acht!” Werktuiglijk gehoorzaamde ik. “Brengt… eregroet!” Even bleven wij zo staan. De letters op zijn graf vervaagden en ik hoorde in gedachten weer het dreunen van Hercules-motoren boven de bergen van Afghanistan. “In de houding… staat! Op de plaats… Rust!” Ik keek Ton aan. “Dank je wel.” Hij legde zijn arm om mijn schouder; ik deed hetzelfde bij hem. Even stonden we zo. Hij liet zijn arm zakken. “Kom… We hebben nog twee bezoeken af te leggen, Kees. Dan mag jij de comando’s geven.”
Een minuut later stonden we bij de graven van zijn compagniesgenoten. Daar herhaalden we de korte ceremonie, waarbij ik de commando’s gaf. Daarna draaiden we ons om en liepen naar de anderen. “Dank jullie wel dat jullie hier bij wilden zijn.” We liepen een stuk over de begraafplaats. Langs de graven van andere helden. Uit de Tweede Wereldoorlog, burgers en militairen, en van de conflicten daarna. Indië, Nieuw Guinea, Korea, Libanon, Bosnië, Irak, Afghanistan, Mali… Enkele namen lazen we hardop voor.
Toen we de begraafplaats af liepen zei Ma: “Laten we aan de overkant van de weg nog een stukje wandelen. Even tot rust komen en genieten van het feit dat wij elkaar nog hebben.” Dat was een goed plan en we liepen samen een halfuurtje door het bos. “Hier komt in 2020 een begraafplaats voor veteranen,” vertelde Ton, “Veteranen die dat willen kunnen daar begraven worden. In de buurt van hun gesneuvelde maten.” Even later namen we op de parkeerplaats afscheid. “Wij willen graag horen over jouw tijd in Bosnië en Afghanistan, Kees.” Rob senior keek me indringend aan. Ik knikte. “Is goed. Maar ik moet er klaar voor zijn.” Zo gingen we uit elkaar. Met een paar knuffels, zonder veel woorden, maar we begrepen elkaar prima.
Ik gaf de sleutels van de auto aan Joline. “Rij jij maar. Ik moet even alles laten zakken. Dit had best wel impact.” Ze trok me tegen zich aan, zei even niets maar streelde mijn haar. Ik keek haar aan. “Dank je wel dat je meeging.” Ze kuste me zachtjes. “Kees, jij was er voor mij… Nu ben ik er voor jou. Zo hoort dat toch in een goeie relatie? Ga maar zitten, doe je leuning achterover en luister naar Bach. Joline waakt nu eens over jou.” Ze reed weg en ik deed wat ze had gezegd. Leuning achterover, ogen dicht en Bach luisteren. En ik werd vlak bij Veldhoven wakker.
Lees verder: Mini - 60
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10