Door: Maxine
Datum: 18-06-2020 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 10460
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 57 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Zussen,
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 57 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Zussen,
Vervolg op: De Gezusters Santegoed - 35
De volgende morgen, als we aan het ontbijt zitten, staat opeens Eira aan de deur. Ze klopt op de deur en we verwelkom haar. Ze is duidelijk opgewonden.
Chantal glimlacht en zegt: ‘Volgens mij heb je een goed gesprek met je ouders gehad!’
Eira glimlacht breed. ‘Ja, ze vinden het nu wel goed, dat ik naar het conservatorium heen ga. Vanmiddag gaan we kijken, of ik me nog ergens kan inschrijven. Eigenlijk ben ik al wat laat, dus ik hoop, dat het nog kan.’
Chantal knikt. ‘Dat is inderdaad wat laat, maar niet onmogelijk. Ik kon mezelf ook nog laat inschrijven in Maastricht. Maar dat kwam ook, omdat ik al op een ander conservatorium zat. Daardoor ging het wat gemakkelijker. Maar als je echt nergens meer terecht kunt, dan zou je daar altijd wel eens kunnen proberen. Maar dat zou dan wel betekenen, dat je ergens in de kost moet.’
Het meisje knikt. Dan vraag ik Eira: ‘En hoe gaat het nu met je moeder? Heeft ze nog veel pijn?’
‘Nee, het gaat al veel beter met haar! Ze zegt, dat haar heup nog amper pijn doet. En ze heeft vanmorgen voor het eerst zonder stok gelopen, dus dan moet het wel al een stuk beter met haar gaan.’
‘Ah, daar ben ik wel blij om. Want dat zat me nog niet erg lekker.’
Eira knikt begrijpend. ‘Wat hebben jullie vandaag voor?’
‘Nog geen idee. Misschien een stuk wandelen of rondrijden. We kijken wel, wat we doen.’
‘Ben je al een keer naar Dalsnibba geweest? Daar heb je echt een prachtig uitzicht! En het is nu prachtig weer, dan kun je van daaruit echt heel erg ver kijken, net of je op het dak van de wereld staat! En dat uitkijkpunt ligt erg hoog, ongeveer 1500 meter. En je kunt daar ook prima wandelen.’
‘Oh, dat lijkt me wel leuk. Want vind jij ervan, Chantal?’
‘Ja, dat lijkt me ook wel leuk. Maar morgen zou ik nog wel een keer willen varen. Dat vond ik best leuk! En misschien willen Eira en Ben morgen ook wel mee?’
Eira kijkt enthousiast. ‘Mag dat? Ik ga het zo meteen even aan Ben vragen, of die ook mee wil. En natuurlijk mijn vader en moeder of ze het goed vinden. Ze waren er namelijk niet zo blij mee, dat ik mezelf gisteren bij jullie zo ongevraagd heb uitgenodigd.’
‘Ach, dat was toch geen probleem. En daarna hebben we nog genoeg tijd voor elkaar gehad. We hebben graag bezoek, dus je mag rustig op bezoek komen.’
Eira glimlacht. ‘Dat vind ik leuk. En ik vind jullie allebei ook heel erg aardig.’
Chantal glimlacht. ‘We vinden jou ook heel erg aardig.’
We babbelen nog wat met elkaar, en we komen er dan achter, dat Eira net achttien is geworden en dat haar broer een jaar jonger is, maar nog zeventien moet worden. Ze schelen net iets meer dan een jaar van elkaar in leeftijd. Op de vraag of Eira ook al een vriendje heeft, moet ze bekennen, dat ze daar niet veel ervaring mee heeft. Het is niet, dat ze niet in de belangstelling staat van de jongens, maar ze vindt ze veel te opdringerig om ze leuk te vinden. En dat kan Chantal als geen ander begrijpen. Ze vertelt Eira dan over haar kennismaking met mij, en haar ervaringen. Eira kijkt wel verwonderd over de openheid, die we haar tonen, en bloost als Chantal openhartig vertelt, dat ze door mij de seks heeft ontdekt. Maar even later gaat Eira weer naar huis toe, haar hoofd vol van romantische verwachtingen van haar prins op het witte paard, zoals Chantal me genoemd heeft.
Ik lach als Eira weg is. ‘Jij bent erg, Chantal! Je hebt haar hele hoofd op hol gebracht! Wat moet ze wel niet van ons denken?’
‘Ach, zo veel heb ik nu toch ook weer niet verteld, of wel?’
‘Nou, ik vond het nogal wat, dat je vertelde, dat ik een lekkere pik had. Zag je, hoe ze naar me keek!’
Chantal lacht hard. ‘Waarom denk je, dat ik dat gezegd heb? Ik wilde juist, dat ze een ander beeld krijgt van de wereld, die ze nu kent. Straks gaat ze studeren, en wat weet ze dan van seks? Het is me allang duidelijk, dat ze het niet te horen krijgt van Sean en Hilde. Ze hebben het goed voor met hun kinderen, maar op de een of andere manier zijn ze toch best preuts.’
Daar moet ik dan weer hard om lachen. ‘En dat zeg jij, die eerst net zo preuts was, als hun!’
Chantal glimlacht. ‘Ja, maar dat was snel voorbij, toen je me alles leerde. Nu kan ik er geen genoeg van krijgen!’
‘En daarom moet je maar meteen Eira alles vertellen?’
Chantal haalt haar schouders op. ‘We hebben niets gedaan, wat echt niet kan, of wel?’
‘Als Sean of Hilde er achter komen, dan zullen ze er niet blij mee zijn.’
‘Ik denk niet, dat Eira hun dit zal vertellen. Ze lijkt me het type, dat snel thuis weg zal willen. Als je dan hoort, waardoor ze ruzie krijgt met haar ouders, dan lijkt me dat het beste voor haar. Ze kan echt niet wachten om te gaan studeren.’
‘Ze lijkt anders toch wel van haar ouders te houden.’
‘Dat is ook wel zo, maar het is min of meer hetzelfde, als ik had. Ik houd nog steeds van mijn vader en moeder, maar ik zou echt niet meer thuis willen wonen. Dat geeft gewoon te veel spanningen, ik ben nu meer vrijheid gewend. En zelfs nu, dat ze flexibeler zijn geworden, wil ik niet meer thuis wonen. Maar gelukkig is dat helemaal niet aan de orde. Ik ben veel te gelukkig met jou.’
Ik glimlach. ‘Zullen we ons dan maar eens gaan opmaken voor een mooie rondrit? Want anders denk ik, dat we niet veel meer zullen zien, dan de slaapkamer.’
Chantal lacht. ‘Dat lijkt me ook een goed idee. Niet dat ik daarmee een probleem zou hebben, maar het zou wel zonde zijn.’
We lopen naar buiten en Chantal geeft mij de sleutels.
‘Jij mag rijden, John. Ik wil vandaag lekker rondgereden worden.’
Glimlachend neem ik de sleutels aan en we rijden dan richting Dalsnibba, het uitzichtpunt, dat Eira ons aanbevolen heeft. En ze heeft volledig gelijk, het is absoluut de moeite waard. De weg ernaar toe is alleen al de moeite waard, en we stoppen veelvuldig om foto’s te maken. Boven op de berg, waar het uitzichtpunt is, vragen we een jonge vrouw om een paar foto’s van ons te nemen. Een paar aan de rand en ook een foto met Chantals wagen. We bedanken dan de vrouw, en gaan dan wat drinken in de bistro, die daar op de parkeerplaats gevestigd is. Daar is ook een informatiestand. We nemen wat folders mee en gaan die bestuderen op een van de tafeltjes. Het geeft ons wat ideeën over wat we nog allemaal kunnen ondernemen. We lezen er over het roemruchte Vikingverleden van de regio, en besluiten daar de komende dagen wat meer van te gaan bekijken. Dan rijden we terug naar huis, omdat de dag toch al bijna tegen het einde van de middag begint te lopen. Maar op de weg naar beneden, zien we een auto met pech staan. De jonge vrouw, die de foto’s genomen heeft, staat er hulpeloos en radeloos langs te kijken. We stoppen en we vragen of ze hulp kan gebruiken.
‘Ja, graag! Zouden jullie me naar een garage kunnen brengen, zodat ze deze wagen kunnen afslepen? De motor begon te koken, en nu komt er flink wat water uit de motor!’
‘Mag ik even kijken, of ik iets kan doen?’
‘Dat mag, maar ik vrees, dat het niet veel zal baten. Ik heb zojuist al gekeken en er zit een grote scheur in een van de slangen!’
‘Nou, ik zou toch graag even kijken.’
De vrouw haalt haar schouders op en ik kijk even onder de motorkap. De slang is inderdaad gescheurd, maar gelukkig voor de vrouw weet ik daar wel een oplossing voor. Omdat we met oude auto’s rijden, waar ook wel een en ander aan kapot kan gaan, heb ik allerlei materiaal bij om zulke problemen te kunnen oplossen. En daar zit dus ook een tape bij, die speciaal voor dit doeleinde bedoeld is. Ik stroop mijn mouwen op en zeg tegen Chantal: ‘Ik denk, dat ik dit wel kan oplossen. Zouden jullie daar achter in de beek een paar flessen water willen halen? Dan maak ik de slang weer dicht, en kan mevrouw haar reis voortzetten.’
Chantal knikt en ik ga aan de slag. Eerst maak ik de slang los, en met wat doeken maak ik de slang dan droog en zuiver. Met een aansteker maak ik de oppervlakte soepel en schoon, waardoor de tape, die ik daarvoor gebruik goed kan hechten. En die wikkel ik dan zorgvuldig om de slang heen. Dan ga ik nogmaals met de aansteker over de tape, tot dit plakkerig wordt. Met een handschoen wrijf ik erover, en daardoor ontstaat een kleverige massa, die goed aan elkaar hecht. En daardoor kan ik de slang weer repareren. Daarmee kan ze echt probleemloos verder rijden, al is het wel beter om de schade zo snel mogelijk weer te laten repareren. Als de beide dames terugkomen, ben ik al klaar en zit de slang alweer op de motor. Ik schud dan de flessen water in de motor, en start dan de wagen. Ik controleer of er nog ergens iets lekt, maar dat blijkt niet het geval te zijn.
De vrouw is verbaasd, dat ik het zo snel maken kon, en bedankt ons uitbundig. Ze bestaat erop, dat ze ons mag terugbetalen, en we wisselen dan onze telefoonnummers uit, waarna ze vertrekt, maar niet voor ons nogmaals uitbundig bedankt te hebben.
Chantal lacht. ‘We hebben er weer een Noorse vriendin bij, John. Ze had wel geluk, dat jij het juiste materiaal bij je hebt.’
‘Ja, maar als je met zulke oude wagens rijdt, moet je wel voorbereid zijn op zoiets. Daan heeft me geleerd, hoe ik dit spul moet gebruiken. Erg handig, dat spul.’
Chantal knikt. Ik ben wel smerig geworden, en mijn sweater zit onder de olie en smeervlekken. En mijn handen zijn ook best wel smerig, maar gelukkig is er nog wat water over en ik heb zeep bij om mijn handen te kunnen wassen. Zoals ik al zei, je moet overal op voorbereid zijn, als je met zulke wagens rijdt. Dan rijden we verder en komen wat later in Geiranger aan. Tot onze verbazing zien we daar de auto van de jonge vrouw staan, die tegen een oudere man aan het praten is. Als ze ons ziet aankomen, zwaait ze naar ons, en wenkt, dat we even moeten stoppen. De man en de vrouw komen ons tegemoet en de man zegt: ‘Bedankt, dat jullie mijn dochter hebben willen helpen. Garages zijn hier maar dun gezaaid, en ze zou daar best wel een eind hebben moeten lopen.’
‘Ach, het was niets. Ik had toevallig het materiaal om haar te kunnen helpen, dus waarom zou ik het dan niet doen?’
De man ziet dan mijn kleding en zegt: ‘Maar uw sweater is helemaal vies geworden! Laat me dan op ten minste u een vervangende sweater geven. Ik heb hier een kledingwinkel. Zoek maar uit, wat u wilt hebben, het is van u.’
‘Ach, dat krijg ik wel weer schoon. Dat is helemaal niet nodig!’
‘Ik sta erop! Hulp moet beloond worden.’
Ik zucht, en stem dan toe. Ik parkeer de wagen dan wat verderop en volg de man dan naar zijn winkel. En die winkel blijkt tot onze verbazing een uitgebreid assortiment te hebben in merkkleding. De man ziet onze verbazing en zegt: ‘Tja, er komen hier veel toeristen met de cruiseboten. En die willen meestal alleen maar kwaliteit en merkkleding kopen. U zoekt maar uit, wat u wilt hebben.’
Chantal en ik lopen dan door de rekken. Ik voel me wat ongemakkelijk, als ik de prijzen zie. Veel goedkoper dan 1500 kronen zie ik niet hangen, dat is toch al snel bijna 150 euro! Dan valt mijn oog op een van de gebreide truien in Noorse stijl. Ik wijs Chantal erop en ze vindt die ook wel mooi. Ik besluit maar niet op het prijskaartje te kijken, en het gewoon eens te passen.
De man bekijkt het goedkeurend.
‘Dat staat u goed, mijnheer. En we hebben hier ook een damesmodel van. Die zou uw vrouw ook wel goed staan.’
In tegenstelling tot mij, is Chantal maar al te bereid om de trui te passen. Als ze even later uit het kleedhokje komt, moet ik toegeven, dat die haar echt goed staat.
‘Oh, die is wel lekker warm, John! Als we deze herfst en winter gaan wandelen met Renn, zullen die wel lekker warm zijn.’
Ik glimlach. ‘Nou, dan is de keuze al gemaakt. Doet u mij deze trui maar en zeg maar wat de trui van mijn vrouw kost.’
‘Die kost u helemaal niets. Ik ben al blij, dat u mijn dochter belangeloos wilde helpen. Dat is ook hier niet meer altijd vanzelfsprekend!’
‘Dat kan ik toch niet accepteren! Die truien zijn hartstikke duur! Ik zie hier op mijn trui een prijskaartje van 4000 kronen staan, en die van Chantal zal wel niet minder duur zijn. Laat me dan ten minste een deel betalen.’
De man ziet, dat het mijn geweten wringt, en geeft dan toe. ‘Ik heb een ander voorstel. U betaalt enkel de trui van uw vrouw, en ik geef u er ook nog bijpassende wanten bij voor de winter. Die zijn heerlijk warm, en bovendien heb ik ze nu toch in de aanbieding.’
Daarmee kan ik dan weer wel leven en glimlach. ‘Dat is beter. Nog eigenlijk te veel naar mijn zin, maar dit is een goed compromis.’
De man glimlacht en even later reken ik af bij de kassa. De man zegt dan: ‘U heeft een mooie wagen, mijnheer. Zo’n wagen heb ik vroeger ook gehad, een zwarte. Daar heb ik goede herinneringen aan.’
Ik glimlach. ‘Die wagen is van mijn vrouw. Zelf heb ik nog een Cadillac, maar die staat nog thuis. We vonden het niet nodig om hier met twee wagen heen te rijden.’
‘U heeft twee van die wagens? Dan moet u echt wel een liefhebber zijn!’
Ik knik glimlachend. ‘En ik heb een hoop vrienden, die ook allemaal liefhebber zijn en in zulke wagens rondrijden.’
‘Prachtig toch? Het zou me bijna weer beginnen te jeuken om me weer zo’n wagen aan te schaffen. Maar dat zal mijn vrouw wel weer niet goed vinden.’
Ik lach. ‘Ik heb geluk, dat mijn vrouw het zelf ook heel erg leuk vindt. Ze is erg trots op haar wagen.’
‘Dat kan ik me goed voorstellen. Misschien dat ik komende zomer nog eens een kijkje ga nemen bij die oldtimermeeting, vlak bij ons vakantiehuisje in Zweden. Dat is daar ieder jaar, dat zou u eens moeten zien!’
‘Ach, u bedoelt de Big Power Meet? Daar gaan we ook naar toe. Het is een van de hoogtepunten van het seizoen!’
‘Ah, wie weet zien we elkaar daar nog wel eens!’
De jonge vrouw zegt dan: ‘Misschien ga ik dit jaar dan ook weer eens met jullie mee, vader. Ik heb deze zomer toch nog niets gepland.’
De man kijkt blij verrast. ‘Dat zullen we dan vanavond maar eens met het eten bespreken, Aud. Lijkt me erg leuk.’
We nemen dan afscheid van de man en vrouw en vervolgen onze weg. Als we thuis komen, laat ik meteen Renn uit, die we hebben thuis gelaten. Eira had ons beloofd op Renn te passen en haar ook uit te laten. En dat blijkt ze ook gedaan te hebben, omdat Renn niet bepaald haast heeft om haar behoefte te doen. Maar ze vindt het wel leuk, om weer met ons te mogen wandelen. Op de terugweg komen we weer langs het huis van Sean en Hilde. Tot onze verbazing staat Hilde buiten. Ik houd Renn nu flink strak, voordat ze weer tegen Hilde aanspringt, maar Renn lijkt zelf wel te beseffen, dat ze de vorige keer wat fout gedaan heeft, en blijft dicht bij me.
‘Ik zie, dat je alweer rondloopt, Hilde!’
‘Ja, en je wilt niet weten hoe heerlijk dat is, om nu zonder pijn te kunnen lopen! Het doet nog wel wat pijn, omdat mijn heup uit de kom is geweest, maar dat is niet zo erg. Die pijn is al bijna weg. Maar nu moeten mijn spieren weer wat aansterken. In het ziekenhuis hebben ze gezegd, dat ik korte wandelingen moet maken, en dat doe ik nu dan ook. En dat is fantastisch! Ik ben niet langer meer gevangene van mijn eigen huis! Ik ben nu weer vrij, ook al ben ik nu nog wat beperkt in mijn bewegingsvrijheid! Maar ik kan weer lopen en ik heb geen pijn meer. Misschien kan ik ook weer zelf boodschappen gaan doen, maar Sean wil nog niet, dat ik me te zeer forceer.’
‘Neem hem eens kwalijk, dat hij zich zorgen om je maakt, Hilde.’
‘Dat doe ik ook niet, maar het zou wel fijn zijn, als hij me wat meer vrij liet.’
Chantal zegt daarop: ‘Dan weet je precies, wat Eira voelt, als jullie haar zo inperken. Dit is wat zij ook ervaart, doordat jullie haar inperken. Daarom is het ook goed, dat jullie haar nu toestaan om haar droom te volgen.’
Hilde kijkt verbaasd. ‘Zo had ik het nog niet bekeken, Chantal. Misschien eens goed, dat je het zo aanhaalt. En je hebt gelijk, we zijn eigenlijk veel te streng voor haar. Ze is al achttien!’
‘Er is niets mis mee om streng voor je kinderen te zijn, Hilde. Maar je moet weten, wanneer los te laten. Dat hebben mijn ouders op een harde manier moeten leren.’
Hilde knikt begrijpend. Ze begrijpt meteen, waarom Chantal daarom zo opkomt voor Eira. Maar wijselijk besluit ze er niet verder over te praten.
‘En, waar zijn jullie vandaag geweest?’
‘Naar de Dalsnibba. Dat was erg mooi! En op de terugweg hebben we nog iemand geholpen, die hier schijnbaar uit Geiranger komt. Ik geloof dat ze Aud Steinsson heet.’
‘Ach, Aud Steinsson, de dochter van Kell Steinsson, die de kledingwinkel heeft?’
‘Ja, dat is ze. Toen we wat later in Geiranger aankwamen, moesten we van haar vader wat uitzoeken om hun dank te betuigen voor onze hulp.’
‘O, wat is er dan gebeurd?’
‘Ze had motorpech met haar auto. Er was een slang gescheurd, en gelukkig kon ik haar helpen. Dat is nu weer goed gerepareerd, maar ze moet er toch snel mee naar een garage. Het is maar een noodreparatie!’
‘Haar vader kennende, zal hij er wel voor zorgen, dat het goed gerepareerd wordt. Of misschien koopt hij haar wel een nieuwe wagen. Hij vindt dat ze al in een veel te oude wagen rondrijdt, ze is echt zijn oogappeltje!’
‘Dat was wel te merken. Nou ja, hij is een aardige man, en ook zijn dochter is best wel aardig.’
‘Ja, Aud is wel in orde. Als je eens wat bijzonders wilt zien, ze weet echt alles over de omgeving. Ze maakt prachtige foto’s van de omgeving en is ook gids voor de toeristen hier.’
‘O, en weet ze ook iets van het Vikingverleden hier?’
‘Daar kan ze je ongetwijfeld uren over volpraten. Ze heeft geschiedenis gestudeerd, weet alles over Vikingen. Je zou haar huis moeten zien, dat hangt helemaal vol met Vikingspullen. Ze wil hier een Vikingmuseum gaan beginnen, maar daar wil haar vader niets van weten. En ze heeft de hulp nodig van haar vader om het museum hier te kunnen openen. Want zo rijk is ze ook weer niet.’
‘Dat treft, dan weten we waar we moeten zijn, als we wat meer willen weten over Vikingen!’
Hilde glimlacht. ‘Daar ben je dan wel aan het goede adres. Maar ik ga weer naar binnen. Lopen gaat nu weer goed, maar lang staan, dat is nog wat minder.’
We groeten Hilde dan, en gaan naar ons huisje. Daar gaan we eerst eten, waarna we samen wat muziek op internet beluisteren, waarbij we de foto’s van de afgelopen dagen nog eens bekijken. Een paar foto’s sturen we door naar onze vrienden en familie, en dan vinden we het wel goed geweest voor de dag.
Na een goede nachtrust zijn we vroeg wakker. Ik laat Renn uit, en kom al meteen Sean tegen.
‘Goedemorgen, John! Leuk, dat je Ben en Eira mee uit varen wilt nemen. Dan hebben ze toch nog iets aan het weekend gehad. Vanavond moeten ze weer terug, morgens hebben ze weer school.’
‘Hoe gaat het met Hilde?’
‘Veel en veel beter. Ze heeft echt duidelijk minder pijn. En dat is me een steen van mijn hart. En dat betekent ook, dat ik me nu iets meer om Eira kan bekommeren. Ze wil echt naar het conservatorium, en we hebben er gisteren nog eens over gepraat. Morgen ga ik contact opnemen met het conservatorium in Trondheim, en dan hopen we maar, dat we niet te laat zijn.’
‘Die kans zit er wel in, maar er zijn meer scholen, waar ze naar toe kan.’
‘Ik weet het. Maar dan zal ze nog verder weg moeten, en hoe moet het dan met haar huisvesting? Hier in de buurt kunnen we nog wel een en ander regelen, maar als ze naar Oslo of Tromsø heen moet, daar hebben we geen bekenden. En een kamer kunnen we haar niet betalen, dat is te duur voor ons.’
‘Ze kan toch ook wel wat werken? Ze is er toch oud genoeg voor?’
‘Dat weet ik wel, maar ze is altijd in de kost geweest, sinds ze naar school moest. Ze heeft nooit moeten werken. Dat is eigenlijk ook min of meer de reden geweest, dat we niet wilde, dat ze veel verder ging studeren. Maar haar keuze is duidelijk, dit is echt wat ze wil.’
‘Ooit moet je ze loslaten, Sean. Ik zie dat ook met de ouders van Chantal, die hebben er ook flink moeite mee. Zelfs nu nog, dat ze met me getrouwd is. Maar het is dan voor hen ook snel gegaan. Ze hebben vier kinderen, en die zijn in één jaar allemaal uitgevlogen!’
‘Oei, dat is inderdaad snel! Gelukkig is Ben nog wat jonger, dus daar kunnen we ons nog wat op voorbereiden.’
Ik zie dan Eira naar ons zwaaien. Ik roep: ‘Ben je er al klaar voor? We willen over een uur al vertrekken. We willen een heel eind door het fjord varen!’
Eira roept terug: ‘Ik heb mijn bikini al aan! En het wordt erg goed weer vandaag! Dat gaat echt leuk worden!’
Sean glimlacht. ‘Ze hebben er allebei veel zin in. Nogmaals bedankt, dat je ze meeneemt.’
‘Geen probleem. Je hebt leuke kinderen!’
Ik neem afscheid en loop dan verder. Als ik weer thuis kom, is Chantal al bezig de koelbox vol te laden met eten en drinken. En ze heeft ook al haar bikini aan, die ik nog niet eerder gezien heb.
‘Hey, lekker ding van me! Waar heb je die bikini vandaan? Staat je goed!’
‘Ik heb me die net voor de vakantie gekocht. Ik hoopte, dat ik het kon dragen. Maar er wordt zulk goed weer voorspeld, dat ik blij ben, dat ik het meegenomen heb.’
‘Dan moeten we niet vergeten de kussens van de boot mee te nemen. Geir had gezegd, dat die in de schuur lagen. Anders kunnen jullie niet zonnen. Eira is ook al helemaal voorbereid om te gaan zonnen aan boord.’
Chantal lacht. ‘Dus aan uitzicht heb je vandaag geen gebrek, John!’
‘Hey, wat denk je wel niet van mij!’
Chantal geeft me lachend een zoen. ‘Ach, ze is toch een mooi meisje, of niet dan?’
Ik knik. ‘Dat is ze zeker, maar dat wil niet zeggen, dat ik me de hele tijd aan haar zal vergapen! Bovendien houd ik meer van roodharige vrouwen!’
Chantal glimlacht en geeft me een tikje met haar vinger op mijn neus.
‘Slijmbal!’
Ik trek haar tegen me aan. ‘Daar is geen woord aan gelogen, Chantal. Ik ben absoluut dol op je. Je bent zo ontzettend mooi!’
De glimlach van Chantal kon niet mooier zijn. We geven elkaar een zoen.
Ze gaat verder met het inpakken van de koeltas en dan vertel ik haar, wat Sean zojuist tegen me zei over Eira.
‘Jammer, dat ze zo laat haar keuze heeft gemaakt. Het zou erg jammer voor haar zijn, als ze niet terecht zou kunnen op een van de conservatoria hier in Noorwegen. En Sean zegt, dat ze een kamer voor haar niet kunnen betalen. Ik heb geen idee, wat ze hier voor een studentenkamer kwijt zijn.’
‘Dat zal wel niet goedkoop zijn, als je ziet, wat alles hier zo kost.’
Chantal zegt dan even niets meer, en ik kan aan haar zien, dat ze zich iets uit aan het denken is.
‘Wat ben je je nu weer in je hoofd aan het halen, Chantal?’
Chantal kijkt me aan en zegt: ‘Zouden wij Eira niet een handje kunnen helpen, als ze hier in Noorwegen niet naar het conservatorium kan gaan?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, Joey is zo goed als het huis uit, dus die kamer komt vrij. En ik weet zeker, dat mijn baas in Maastricht heus wel wat kan regelen voor Eira.’
Ik lach. ‘En je was nog wel zo blij, dat je eindelijk rust ging krijgen.’
‘Dat weet ik, maar dit is wat ik belangrijk vind. Ik zie in Eira een talent, en het zou zo zonde zijn, als ze haar kans niet zou krijgen! Jij wilde Joey helpen, omdat je diep in hem toch een goed mens zag. En ik heb je daarin gesteund, John. Zou je dat dan niet voor mij willen doen?’
Ze kijkt me smekend aan.
‘Weet je zeker, dat je dit wilt? En bovendien, je kunt het wel aanbieden, maar dat moeten ze ook nog zelf willen. En hoe wil je het dan allemaal gaan doen?’
‘Dat kunnen we nog wel bedenken. Ze heeft het voordeel, dat ze al een klein beetje Nederlands praat en ze verstaat het nog beter. Bovendien zijn er ook meer buitenlandse studenten op school. Dus dat is geen probleem. Maar ik zou dan wel een ongeveer gelijke regeling willen, als bij Joey.
Dus dan zou Eira ook werk moeten zoeken, en de sportschool is zeker geen slecht idee voor haar. Ze ziet er goed uit, maar ik geloof niet, dat ze erg sportief is. Bovendien lijkt ze me ook wel een beetje verwend, en daar zal Otto wel raad mee weten, en wij inmiddels ook wel.’
‘Je hebt al bijna een heel plan, Chantal!’
Ze glimlacht. ‘Toen je Renn ging uitlaten, was ik me dat al aan het bedenken, John. Ik zou haar zo graag een kans willen geven.’
‘Dat zouden we voorzichtig aan Sean en Hilde kunnen brengen. Als jij dat wilt, dan gaan we dat doen.’
Chantal kijkt me blij aan, en houdt me dan stevig vast.
Dan begint ze te lachen. ‘Wat zijn we ook een raar stel! Voordat we aan kinderen beginnen, zijn we al druk bezig om pleegouders te zijn.’
Ze geeft me dan een heerlijke zoen, waarna ik me ga omkleden en de auto vast klaarzet. Niet veel later komen Ben en Eira er al aangelopen.
Sean is ook meegelopen en zegt: ‘Neem alsjeblieft deze druktemakers mee! Dan krijgen Hilde en ik eens tijd om met elkaar te praten over Eira’s toekomst.’
‘Geen probleem, Sean. Wat rust in de tent kan ook lekker zijn.’
Sean zucht. ‘Het zal niet veel rust zijn. Hilde is al de hele morgen bezig om te kijken of we ergens onderdak voor Eira in Trondheim kunnen krijgen, maar dat is lastiger, dan gedacht.’
Ik besluit meteen Sean op de hoogte te stellen van ons aanbod.
‘Jullie willen dus Eira echt haar kans gunnen?’
‘Ja, waarom ook niet? Jullie hebben zelf gezegd, dat ze talent heeft, en ze kan ook erg goed zingen. Maar het moet wel allemaal kunnen. Het is alleen, dat we geen ons honderdvijftigduizend kronen kunnen veroorloven, om haar droom te kunnen waar maken.’
‘Kost haar opleiding dan zoveel?’
‘Nee, hier is die opleiding gratis, maar dat zouden we kwijt zijn om haar op een kamer te laten wonen.’
Ik reken even uit, wat dat in Euro’s is. ‘Dus dat is per jaar, neem ik aan? Dat is inderdaad flink wat geld.’
‘Ja, en dat kunnen we ons gewoon niet veroorloven. Was er maar een andere mogelijkheid! Ik zou het haar graag gunnen!’
‘Misschien is die er wel, Sean. Het is, dat Chantal en ik er zojuist over gepraat hebben. Wat als ze in Nederland zou kunnen studeren?’
‘Hoe bedoel je dat, John?’
‘Nou, we hebben je al verteld, dat we een pleegzoon hebben, maar die gaat binnenkort op zijn eigen benen staan. En dan hebben we een kamer vrij, en Chantal heeft wel wat contacten, die het wel zouden kunnen regelen, dat Eira in Maastricht op het conservatorium zou mogen komen. Ook al is het wat laat met inschrijven. Kijk, het is maar een aanbod, en je moet het zelf beslissen. Maar we bieden je wel een mogelijkheid.’
Sean kijkt verbaasd. ‘En hoe moet dat dan met kost en inwoning? En hoe moet ze dan daar komen?’
‘We hebben wel wat ideeën, Sean, maar daar is nu nog niet het moment en de tijd om erover te praten. Ik zou zeggen, probeer eerst hier alles en mocht dat niet lukken, dan kun je nog altijd ons aanbod overwegen.’
‘Nou, dat vind ik erg aardig van je, John. Maar daar zullen we dan toch eens heel goed over na moeten denken.’
‘Het heeft nog wat tijd, Sean. En doe niets overhaast. Dat heeft geen zin.’
‘Hoe dan ook, alvast bedankt voor het aanbod. Maar zeg er nog maar niets over tegen Eira. Ik wil haar geen valse hoop wekken.’
‘Natuurlijk niet! Ik zal Chantal alvast informeren, dat jullie het al weten. En dan horen we het wel.’
Sean geeft me dan een hand en loopt weg. Chantal loopt naar me toe en zegt: ‘Wat hadden jullie te bespreken?’
‘Ik heb hem al van ons voorstel verteld. Hij was me aan het vertellen, dat onderdak krijgen voor Eira nog niet zo gemakkelijk is. En toen kon ik het niet laten, om ons voorstel aan hem te vertellen.’
‘En? Wat vond hij ervan?’
‘Ik weet het niet. Hij klonk wel geïnteresseerd, maar hij wil het eerst met Hilde overleggen. En ik heb hem nadrukkelijk gezegd, dat ze eerst hier in Noorwegen moesten proberen, en als ze geen succes hadden, dat ons aanbod dan nog staat.’
‘Dat heb je goed gedaan, John. Dus het lijkt me beter, als we Eira er nog maar niets over vertellen?’
‘Ja, dat vroeg Sean me ook al. Dus we gaan daar onze mond over houden. Nu gaan we eerst even varen. Maar eerst gaan we tanken.’
Een half uur later heb ik de boot al getankt, en varen we met een lekker tempo over het Geirangerfjord. Het is echt aangenaam weer, en ik ben van plan echt een heel flink stuk te varen. Maar gelukkig heeft Geir een goede boot, die toch flink wat tempo kan maken. We genieten van de tocht over het gladde water en komen dan in het plaatsje Stranda aan, waar ik de tanks van de boot weer volgooi. De dames maken er gebruik van om even naar het toilet te gaan. Dan varen we weer terug naar Geiranger, nu wat langzamer, waardoor de dames goed kunnen zonnen. De zon staat nu ook hoger. Ik zit met Ben achter het stuur van de boot en we praten over auto’s. Ben is duidelijk een liefhebber van auto’s en weet er voor zijn leeftijd nogal wat van. Maar ik zie hem ook stiekem naar Chantal en Eira kijken, en ik kan hem geen ongelijk geven. Ze zien er echt heerlijk uit.
Natuurlijk moet Chantal zeer regelmatig worden ingesmeerd, wat ik natuurlijk met liefde doe. Maar na anderhalf uur in de zon, trekt ze zich toch weer wat kleren aan. Eira kijkt verbaasd.
‘Blijf je niet in de zon liggen?’
Chantal schudt haar hoofd. ‘Ik verbrand te snel. Ik heb niet zo veel pigment. Ik vind het wel lekker om in de zon te liggen, maar ik kan het niet te lang. Want dan word ik zo rood als een kreeft.’
‘O, dat komt zeker, doordat je rood haar hebt?’
Chantal knikt. Eira glimlacht. ‘Ik moet er eigenlijk ook niet te lang in liggen, want dan verbrand ik me ook flink. Kunnen we anders niet even wat gaan zwemmen?’
Chantal kijkt naar het water. ‘Is dat niet erg koud?’
Eira lacht. ‘Hier wel, maar een stuk verderop weet ik wel een plaats, waar je kunt zwemmen. Daar is maar een klein strandje, maar ook een stuk ondieper. En je kunt er met de boot tegen het strand aan varen, zonder dat je iets beschadigd. En omdat het daar wat ondieper is, kun je daar ook zwemmen. Het water is daar iets warmer.’
Ik lach. ‘Dat mag ik hopen. Het water hier is maar net zestien graden!’
We waren dan een stuk verder en Eira wijst me dan op een piepklein strandje. Je kunt zien, dat er in het voorjaar flink wat water heeft gestroomd, maar nu is het opgedroogd. Voorzichtig vaar ik naar het strandje en voel uiteindelijk de kiel van de boot tegen het zand oplopen. Ben springt van de boot en legt de boot dan vast met een lang touw aan een struik. Dan klimt hij weer aan boord en duikt dan aan de achterkant van de boot het water is. Daar is het al diep genoeg om te duiken. Ik wil me niet laten kennen en duik ook het water is. Maar dat is kouder, als ik me gedacht had! Maar ik zet door en wen dan snel aan het koude water. Het voelt nu heerlijk verfrissend aan.
Het water is kristalhelder en ook onder water kun je goed zien. Opeens zie ik iets glinsteren, en duik een stuk onder water om het glinsterend ding te proberen te bemachtigen. Maar het is net iets te diep. Ik laat me weer naar boven drijven, en haal nog eens diep adem. Nu lukt het me wel om op de bodem te komen. Ik woel wat in het zand en dan komt het glinsterend stukje steen los. Maar nu begin ik wel in ademnood te komen, en ik zet mezelf flink op de bodem af. Eenmaal boven haal ik diep adem en zwem naar de boot.
Chantal heeft me gevolgd en zegt: ‘Wat was je daar aan het doen, John? Je bleef zo lang onder water?’
Ik klim op de zwemtrap van de boot en toon haar dan de steen, die ik opgedoken heb.
Ze kijkt verrast. ‘Is dat goud, John?’
Ik lach. ‘Was dat maar waar, Chantal! Helaas, dat is het niet. Het wordt wel eens Foolsgold genoemd, maar het heet Pyriet. Ik zag iets glinsteren op de bodem. Maar toen ik het loshaalde en de vorm voelde, wist ik eigenlijk al genoeg. Maar het is hoe dan ook een leuk souvenir!’
Ik geef het goudkleurige steentje aan Chantal, die het aandachtig bekijkt.
‘Hoe weet je zo zeker, dat dit geen goud is, John?’
‘Zie je, hoe hoekig de steen is? Dat is echt kenmerkend voor deze steen. Daar kun je het aan herkennen. Maar als het in kleine brokjes is, kun je het gemakkelijk verwarren met goud. Vandaar dat het ook Foolsgold genoemd wordt. Het is wel een mooi stukje steen, die neem ik zeker mee naar huis!’
Eira en Ben bekijken de steen ook. Ben zegt dan: ‘Die verkopen ze ook in de kiosk aan toeristen. Ik wist niet, dat je die hier ook kon vinden!’
‘Er zullen wel meer leuke stenen hier te vinden zijn. Ik geloof, dat dit een smeltstroom zal zijn in de lente, en met dat water zal deze steen wel van de berg gespoeld zijn.’
Eira en Ben beginnen dan meteen de omgeving af te speuren of ze nog zo’n steen kunnen vinden. Ook Chantal doet mee, en ik doe dan ook maar mee. Al snel komt Ben met een stuk kwarts aandraven. ‘Kijk eens! Je kunt er helemaal doorheen kijken!’
Ook Eira vindt wat bijzonders. Ze vindt een steen, waar een fossiel in zit. Er is duidelijk de contour van een schelpdier in te zien. Ze is er erg blij mee. Chantal en ik lijken minder geluk te hebben. Maar uiteindelijk vindt Chantal wel iets. Ze pakt het op en zegt dan: ‘Bah, een stukje plastic! Heb ik weer even pech!’
Ik kijk, wat ze in haar hand heeft, maar dan gooit ze het plotseling weg. Maar ik heb gezien, dat het geen plastic is, en duik er haastig achterna. Gelukkig is het water erg helder en kan ik het weer vinden. Als ik ermee terug kom, kijkt Chantal me verbaasd aan.
‘Wat moet je met dat stuk plastic?’
Ik lach. ‘Dat is geen plastic, Chantal. Dit is een stukje prachtig barnsteen! Dat gooi je toch niet weg!’
Chantal kijkt verbaasd. ‘Barnsteen? Het voelt juist helemaal niet aan als steen!’
Ik lach. ‘Barnsteen is versteend hars. Het wordt wel eens gebruikt om sieraden mee te maken. Soms zitten er ook insecten ingesloten, en die zijn best gewild. Maar dit is best een mooi stukje barnsteen.’
Ik geef het aan Chantal terug. Ze bekijkt de steen nu met wat meer aandacht.
‘Dat je zulke dingen allemaal weet, John! Ik dacht echt, dat het plastic was!’
‘Toen ik nog jong was, heb ik veel stenen en mineralen verzameld. Die heb ik nog ergens in een doos op zolder staan. Daarom weet ik er nog wel een en ander vanaf.’
We zoeken nog een tijdje naar stenen, maar buiten nog een stukje kwarts vinden we niets meer. Maar iedereen zoekt nu weer zo’n ministrandje. Aan de overzijde van het fjord zien we nog zo’n strandje, waar we weer aanleggen. En ook daar vinden we wat leuke stenen. Chantal vindt een mooi stuk gekleurd graniet, mooi vleeskleurig met zwart gespikkeld. Eira en Ben vinden er niets bijzonders. Wel een paar mooie stenen, die ze wel meenemen, maar geen bijzondere steen. Maar het meeste geluk heb ik, maar ik moet erop wachten, tot ik de boot wil afduwen. Net als ik met mijn voet de boot wil afzetten, stoot ik mijn teen.
‘Auw, dat was een scherpe steen!’
Ik grijp onderwater om aan mijn teen te voelen en voel dan de scherpe steen. Ik merk, dat die niet erg vast zit en trek de steen eruit.
‘Zo, hier is de boosdoener!’
Chantal, die voor in de boot zit, houdt me tegen als ik de steen wil weggooien.
‘John? Is dat ook pyriet wat er in die steen zit?’
Ik breek mijn worp af en bekijk dan de steen. Daar zit inderdaad een stukje goudkleurig metaal in. Het is zelfs een behoorlijk stukje metaal, maar het ziet er anders uit, dan het stukje pyriet, dat ik eerder gevonden heb.
‘Hmm, dat moet ik me thuis even beter bekijken, Chantal. Ik heb geen idee, wat het wel is.’
‘Zou dat geen goud kunnen zijn?’
‘En zoveel geluk zal ik dan hebben? Dat moet toch wel heel erg toevallig zijn, Chantal!’
‘En waarom zou het niet kunnen? Onmogelijk is het toch niet?’
‘Ik neem de steen mee, en dan zien we het wel, Chantal.’
Ik leg de steen aan boord en duw dan de boot het diepere water in. We varen dan terug naar de haven, waar we de boot stevig vastleggen aan de steiger. We pakken dan onze spullen uit de boot en brengen die naar de auto. Niet veel later zetten we Eira en Ben af bij hun ouders, en rijden we zelf naar ons huisje. Dan moet ik eerst Renn uitlaten, die we bij Sean en Hilde hebben achtergelaten. Als ik terugkom, heeft Chantal het eten al klaar. En na het eten gaan we nog even een stukje wandelen, omdat het zo’n mooi weer is.
Het is fijn om zo met Chantal te wandelen. Het is heerlijk warm, net iets meer dan twintig graden, en de wind waait zachtjes. Net hard genoeg om aangenaam te zijn. Terwijl we aan het wandelen zijn, zegt Chantal plotseling: ‘John? Wat gaan we morgen doen?’
‘Geen idee, Chantal. Heb je een idee?’
‘Wat dacht je ervan, als we nog eens naar de Jomfru Stein zouden gaan?’
Ik kijk Chantal glimlachend aan. ‘Is dat met een speciale reden, Chantal?’
Ze grijnst. ‘Misschien wel, John! Het was een mooie wandelroute, en bovendien was het wel erg geil!’
Ik lach en geef haar een zoen. ‘Met jou wil ik wel iedere dag naar de Jomfru Stein lopen!’
‘Nemen we dan Renn mee? We hebben haar al veel te vaak hier thuis moeten laten.’
‘Op zich geen slecht idee, Chantal. Maar hoe doen we dat dan bij de Jomfru Stein?’
‘Ik meen, dat ik in de supermarkt zo’n boor heb gezien om een hond vast te leggen aan een riem. Die hebben we toch nog één nodig voor de vakantie in Zweden.’
Ik lach. ‘Je denkt ook overal aan, Chantal!’
Chantal glimlacht. ‘Tja, je moet er wat voor over hebben om met je lekker mannetje ergens seks te kunnen hebben!’
Ik lach hard. ‘Dan zeggen ze wel eens wat van mannen, dat die oversekst zijn! Jij kunt er anders ook wel wat van!’
‘Alsof jij daar ook een moment over zult klagen, John! Je bent er maar al te blij mee!’
‘Je hoort me toch ook niet klagen, of wel?’
Omdat we toch al richting het dorp lopen, komen we ook langs de supermarkt. Daar moet je je niet al te veel van voorstellen, heel erg groot is het er niet. Maar ze hebben wel alles. Je kunt het amper bedenken, of ze hebben het er wel. We lopen er naar binnen, en ze doen ook niet moeilijk, als we Renn mee naar binnen nemen.
Tot mijn verbazing vind ik daar een rol van de tape, die ik gebruikt heb om de wagen van die jonge vrouw te maken. Die gooi ik meteen in het winkelwagentje. Je weet immers nooit, of ik die nog eens nodig zal hebben. Chantal komt al snel terug met de grondpen, waarmee we Renn vast kunnen leggen aan haar riem. Vreemd, dat je hier zoiets kunt vinden, de meeste bodem is van steen. Daar kun je zo’n ding helemaal niet gebruiken. Het ding zal in Nederland ongetwijfeld goedkoper zijn, maar daar maal ik niet om. We doen nog wat boodschappen. Opeens ziet Chantal iets liggen, wat haar aan het lachen brengt.
‘John, kijk hier eens! Dat lijkt wel een soort rugzak, die je een hond op zijn rug kunt binden!’
De eigenaar van de winkel hoort dat en zegt: ‘Dat klopt. Die verkoop ik hier vooral ’s winters. Als mensen dan met hun honden gaan wandelen, kunnen ze daar redding materiaal, zoals touw of drinken in doen.’
‘En die grondpen dan? Gebruiken ze die dan ook in de winter?’
‘Ja, dan kunnen ze verhinderen, dat hun hond wegloopt.’
‘Ah, ik dacht al, die kun je hier toch niet gebruiken, met die grond hier!’
De man lacht. ‘Nee, hier in de zomer is die niet bruikbaar, hoewel sommige jagers die wel in de bergen gebruiken. Daar is meestal wat meer grond. Niet dat ze het diep erin kunnen draaien, maar meestal is het wel voldoende.’
‘Ah, dat is handig om te weten. We willen morgen aan de wandelroute bij Korsmyra gaan beginnen. Dan kan Renn haar eigen spullen dragen, wel zo handig!’
‘Dan zou je deze twee flesjes er ook bij moeten doen, die kun je eraan hangen, en dan heb je ook water voor je hond. Maar ik zou haar er dan wel even aan laten wennen. Meestal vinden honden het niet zo prettig, als ze zo’n tuigje om krijgen.’
‘We kunnen het in ieder geval proberen. En als het niet wil lukken, dan is er nog geen man overboord.’
We nemen er nog wat spullen mee, die we kunnen gebruiken, en dan rekenen we af. We proberen meteen uit, of Renn zich haar nieuwe rugzakje wil laten aantrekken.
Ze vindt het eigenlijk maar niets, en probeert het van haar lijf te trekken, maar het zit goed vast, en uiteindelijk geeft ze de moed op. We willen nog niet zo ver gaan om haar nu al een hoop spullen erin te doen, maar we laten haar rugzakje wel gewoon zitten. Zelf dragen we de rest van de spullen in plastic tassen. We willen dan terug naar huis lopen, maar Chantal zegt dan: ‘John, ik wil ook nog wat souvenirs voor thuis kopen. Nu zijn we toch hier!’
Dat doen we, en we zien dan ook inderdaad in een van de kiosken ook de stenen liggen, die ze aan toeristen verkopen. Bijna dezelfde, als we aan die ministrandjes gevonden hebben. En daar wordt toch redelijk wat geld gevraagd voor die stenen.
Chantal kijkt nogal geschokt op, als ze daar een stuk barnsteen ziet liggen, kleiner en minder mooi als het hare, waar men bijna 200 kronen voor vraagt. En dit stuk barnsteen is melkachtig, maar wel mooi geel. Chantals stuk barnsteen is echter mooi helder en goudgeel van kleur. Maar iets verder vindt ze wel een leuk hangertje, dat ze erg mooi vindt. Ik herken meteen wat de hanger voorstelt, het is van een zwarte steen gemaakt, en met zilver heeft men er de Yggdrasil erop bevestigt.
‘Vind je die Yggdrasil mooi, Chantal?’
‘Yggdrawat?’
Ik lach. ‘Yggdrasil, de levensboom. Maakt deel uit van de Noordse mythologie.’
‘Is het dat, wat het voorstelt? Ik vind het wel mooi! Het is ongelofelijk gedetailleerd!’
Ik knik, het is inderdaad een mooi stukje handwerk geweest. En daar is de prijs ook wel naar.
‘Laat eens zien, of die je past, Chantal!’
‘Die is veel te duur, John! Die kost bijna duizend kronen!’
‘Nou en? Ik weet zeker, dat die je erg goed zal staan!’
Ze glimlacht, en vraagt de verkoper of ze die even mag omdoen. Die stemt toe en Chantal doet de leren halsband om. Hoewel het een prachtig sieraad is, staat het haar niet echt. Teleurgesteld geeft Chantal het terug. Het past gewoon niet bij haar bleke huid. Maar de verkoper geeft niet zo snel op, want hij beseft, dat er iets te halen is. Even later komt hij terug met een andere hanger, die zeker zo mooi is. En ook duurder. De voorstelling is gelijk, alleen nog mooier uitgevoerd en de steen is nu donkerblauw. En er zit ook een metalen kettinkje bij. De prijs doet vermoeden, dat het een zilveren kettinkje is.
‘Dit zal u ongetwijfeld beter staan, mevrouw. De blauwe steen zal niet zo donker afsteken op uw huid en vormt dan een mooi contrast met uw rode haren.’
Chantal doet het kettinkje om, en de man heeft absoluut gelijk, dit is een heel stuk mooier, en staat haar erg mooi.
‘Wat moet het kosten?’
De man zegt: ‘Dit is helaas wel duurder. Dit moet tweeduizend kronen kosten.’
Chantal kijkt me smekend aan, ze wil dit erg graag hebben.
‘Nee, dat is me echt te duur. Is er niet te praten over de prijs?’
‘Een beetje kan ik nog wel doen. Achttienhonderd?’
‘Nee, nog te duur. Voor twaalfhonderd wil ik het wel doen.’
‘Dat is helaas te weinig, dan zou ik verlies lijden. Maar als we nu ieder hetzelfde toegeven en dan op vijftienhonderd eindigen?’
Ik glimlach. ‘Daarmee kan ik wel leven. Inpakken hoeft niet, maar het zou wel fijn zijn, als u het juwelendoosje erbij doet!’
De man glimlacht ook. ‘Natuurlijk, dat hoort erbij. Daar zal uw vrouw nog lang plezier van hebben!’
Chantal vraagt: ‘Wat voor steen is het eigenlijk?’
‘Lapis lazuli. De R en de I, die in de stam gegraveerd zitten, is runenschrift voor lapis lazuli. Ze zeggen dat de steen goed is voor je stem en kalmerend werkt. En u heeft geluk met deze hanger, want ze is uitgevoerd in een zeer mooie kobaltblauwe steen. En zowel het hangertje, als de boom en de ketting zijn van zilver. Daar heeft uw man u een heel mooi sieraad gekocht!’
Chantal glimlacht. Ze geeft me een zoen.
‘Je verwent me veel te veel!’
‘Ach, die past goed bij onze ringen, Chantal. Bovendien mag dat wel eens een keer. Een leuke herinnering aan onze vakantie hier!’
We bedanken de verkoper en lopen dan met de rest van onze souvenirs, die we gekocht hebben, naar buiten. Renn, die niet naar binnen mocht, is blij ons weer te zien.
We lopen dan weer terug naar huis. De boodschappen moeten nog worden opgeruimd, en het is nog een hele tocht met de zware tassen.
En het is alsof het geluk ons vandaag helemaal toelacht. We lopen net met de zware tassen naar huis, als er een wagen langs ons stopt. Het is Aud Steinsson, de jonge vrouw, die we gisteren geholpen hebben.
‘Hebben jullie een lift nodig? Want het is toch best een heel stuk met die zware tassen!’
Chantal slaakt meteen een zucht van verlichting. Want ze zag er wel tegenop, om met die tassen de berg op te lopen.
‘Ja, dat zou erg fijn zijn! Maar heb je een andere auto gekregen?’
‘Nee, dit is de auto van mijn moeder. Mijn wagen staat nu in de garage, ze moeten de slang bestellen. Maar de garage vond, dat het goed gerepareerd was, daar had ik nog wel even mee door kunnen rijden. Maar het is gewoon beter, als er een goede slang op zit.’
Ik glimlach. ‘Als je met oude auto’s rijdt, dan weet je zo’n spul heel erg goed te schatten. Bij toeval vond ik hier in de supermarkt ook weer zo’n rol tape. Die heb ik me maar meteen weer een rol gekocht. Je weet immers nooit, wanneer ik die nodig zal hebben!’
De vrouw knikt. Ze maakt de koffer open, zodat we onze tassen erin kunnen zetten. Renn ziet dat ook meteen als uitnodiging om er achterin plaats te nemen, dat is ze ook zo gewoon in mijn auto. De vrouw glimlacht en doet dan de kofferdeksel weer dicht. Ik neem plaats op de achterbank en Chantal gaat langs de vrouw zitten. Aud ziet dan de hanger van Chantal.
‘Ah, dat is een mooie Yggdrasil! Zo mooi zie je ze niet vaak!’
‘Die heb ik net gekregen van John. Ik vind het erg mooi! Maar wat is dat nu eigenlijk? John zei, dat het een levensboom is.’
‘Dat klopt ook. Maar het is zoveel meer. Je zou eigenlijk eens langs moeten komen bij mij thuis. Mijn huis staat vol met allerlei spullen uit de oudheid, en dan zou je dat beter begrijpen. Om het zo uit te leggen, dat is wat moeilijk.’
Chantal knikt. ‘We hadden al van onze buurman gehoord, dat u een hoop spullen van de Vikingtijd verzamelt.’
‘Niet alleen van de Vikingen, hoor! Er is hier meer gebeurd, dan alleen Vikingen. Maar dat is zonder meer de interessantste tijd uit onze geschiedenis. Een cultuur, waar we nog steeds erg trots op kunnen zijn. Vikingen waren veel meer, dan de wrede mannen, waarom ze bekend werden. Wat veel minder bekend is, is dat ze erg kunstzinnig waren. Ze hebben prachtige sieraden en snijwerken gemaakt. Ik heb daarvan prachtige voorbeelden thuis liggen. Ik wil hier eigenlijk een museum openen, maar daarvoor heb ik het geld niet. Eigenlijk zonde, want er komen hier altijd veel toeristen.’
Chantal kijkt even achterom. ‘John, ik zou dat wel eens willen zien. We wilden toch ook eens wat zien van de Vikingtijd? Zal ik haar vragen, of we bij haar thuis eens mogen kijken?’
‘Ja, doe maar. Lijkt me ook wel leuk!’
Chantal vraagt dan de vrouw, of we een keer bij haar thuis mogen kijken, en daar reageert ze erg blij om.
‘O, dat is helemaal geen probleem! Zeg maar wanneer? Morgen?’
‘Nee, morgen gaan we wandelen. Overmorgen?’
‘Ja, dat kan wel. Maar dan wel ’s middags, want ’s morgens moet ik dan werken.’
Chantal lacht. ‘Dat is wel in orde! Dan hebben we nog even tijd om onze spieren weer los te krijgen van onze lange wandeling van morgen!’
Aud lacht. ‘Spierpijn?’
‘Ongetwijfeld. Maar het is hier zo mooi wandelen!’
‘Dat kan ik niet ontkennen. Maar eigenlijk doe ik dat hier veel te weinig.’
We zijn dan al bij ons huis, waar ze ons eruit laat, en we nemen dan afscheid van elkaar. We ontdoen Renn dan van haar rugzakje en gaan dan vroeg slapen, omdat we morgen flink veel energie nodig hebben.
Chantal glimlacht en zegt: ‘Volgens mij heb je een goed gesprek met je ouders gehad!’
Eira glimlacht breed. ‘Ja, ze vinden het nu wel goed, dat ik naar het conservatorium heen ga. Vanmiddag gaan we kijken, of ik me nog ergens kan inschrijven. Eigenlijk ben ik al wat laat, dus ik hoop, dat het nog kan.’
Chantal knikt. ‘Dat is inderdaad wat laat, maar niet onmogelijk. Ik kon mezelf ook nog laat inschrijven in Maastricht. Maar dat kwam ook, omdat ik al op een ander conservatorium zat. Daardoor ging het wat gemakkelijker. Maar als je echt nergens meer terecht kunt, dan zou je daar altijd wel eens kunnen proberen. Maar dat zou dan wel betekenen, dat je ergens in de kost moet.’
Het meisje knikt. Dan vraag ik Eira: ‘En hoe gaat het nu met je moeder? Heeft ze nog veel pijn?’
‘Nee, het gaat al veel beter met haar! Ze zegt, dat haar heup nog amper pijn doet. En ze heeft vanmorgen voor het eerst zonder stok gelopen, dus dan moet het wel al een stuk beter met haar gaan.’
‘Ah, daar ben ik wel blij om. Want dat zat me nog niet erg lekker.’
Eira knikt begrijpend. ‘Wat hebben jullie vandaag voor?’
‘Nog geen idee. Misschien een stuk wandelen of rondrijden. We kijken wel, wat we doen.’
‘Ben je al een keer naar Dalsnibba geweest? Daar heb je echt een prachtig uitzicht! En het is nu prachtig weer, dan kun je van daaruit echt heel erg ver kijken, net of je op het dak van de wereld staat! En dat uitkijkpunt ligt erg hoog, ongeveer 1500 meter. En je kunt daar ook prima wandelen.’
‘Oh, dat lijkt me wel leuk. Want vind jij ervan, Chantal?’
‘Ja, dat lijkt me ook wel leuk. Maar morgen zou ik nog wel een keer willen varen. Dat vond ik best leuk! En misschien willen Eira en Ben morgen ook wel mee?’
Eira kijkt enthousiast. ‘Mag dat? Ik ga het zo meteen even aan Ben vragen, of die ook mee wil. En natuurlijk mijn vader en moeder of ze het goed vinden. Ze waren er namelijk niet zo blij mee, dat ik mezelf gisteren bij jullie zo ongevraagd heb uitgenodigd.’
‘Ach, dat was toch geen probleem. En daarna hebben we nog genoeg tijd voor elkaar gehad. We hebben graag bezoek, dus je mag rustig op bezoek komen.’
Eira glimlacht. ‘Dat vind ik leuk. En ik vind jullie allebei ook heel erg aardig.’
Chantal glimlacht. ‘We vinden jou ook heel erg aardig.’
We babbelen nog wat met elkaar, en we komen er dan achter, dat Eira net achttien is geworden en dat haar broer een jaar jonger is, maar nog zeventien moet worden. Ze schelen net iets meer dan een jaar van elkaar in leeftijd. Op de vraag of Eira ook al een vriendje heeft, moet ze bekennen, dat ze daar niet veel ervaring mee heeft. Het is niet, dat ze niet in de belangstelling staat van de jongens, maar ze vindt ze veel te opdringerig om ze leuk te vinden. En dat kan Chantal als geen ander begrijpen. Ze vertelt Eira dan over haar kennismaking met mij, en haar ervaringen. Eira kijkt wel verwonderd over de openheid, die we haar tonen, en bloost als Chantal openhartig vertelt, dat ze door mij de seks heeft ontdekt. Maar even later gaat Eira weer naar huis toe, haar hoofd vol van romantische verwachtingen van haar prins op het witte paard, zoals Chantal me genoemd heeft.
Ik lach als Eira weg is. ‘Jij bent erg, Chantal! Je hebt haar hele hoofd op hol gebracht! Wat moet ze wel niet van ons denken?’
‘Ach, zo veel heb ik nu toch ook weer niet verteld, of wel?’
‘Nou, ik vond het nogal wat, dat je vertelde, dat ik een lekkere pik had. Zag je, hoe ze naar me keek!’
Chantal lacht hard. ‘Waarom denk je, dat ik dat gezegd heb? Ik wilde juist, dat ze een ander beeld krijgt van de wereld, die ze nu kent. Straks gaat ze studeren, en wat weet ze dan van seks? Het is me allang duidelijk, dat ze het niet te horen krijgt van Sean en Hilde. Ze hebben het goed voor met hun kinderen, maar op de een of andere manier zijn ze toch best preuts.’
Daar moet ik dan weer hard om lachen. ‘En dat zeg jij, die eerst net zo preuts was, als hun!’
Chantal glimlacht. ‘Ja, maar dat was snel voorbij, toen je me alles leerde. Nu kan ik er geen genoeg van krijgen!’
‘En daarom moet je maar meteen Eira alles vertellen?’
Chantal haalt haar schouders op. ‘We hebben niets gedaan, wat echt niet kan, of wel?’
‘Als Sean of Hilde er achter komen, dan zullen ze er niet blij mee zijn.’
‘Ik denk niet, dat Eira hun dit zal vertellen. Ze lijkt me het type, dat snel thuis weg zal willen. Als je dan hoort, waardoor ze ruzie krijgt met haar ouders, dan lijkt me dat het beste voor haar. Ze kan echt niet wachten om te gaan studeren.’
‘Ze lijkt anders toch wel van haar ouders te houden.’
‘Dat is ook wel zo, maar het is min of meer hetzelfde, als ik had. Ik houd nog steeds van mijn vader en moeder, maar ik zou echt niet meer thuis willen wonen. Dat geeft gewoon te veel spanningen, ik ben nu meer vrijheid gewend. En zelfs nu, dat ze flexibeler zijn geworden, wil ik niet meer thuis wonen. Maar gelukkig is dat helemaal niet aan de orde. Ik ben veel te gelukkig met jou.’
Ik glimlach. ‘Zullen we ons dan maar eens gaan opmaken voor een mooie rondrit? Want anders denk ik, dat we niet veel meer zullen zien, dan de slaapkamer.’
Chantal lacht. ‘Dat lijkt me ook een goed idee. Niet dat ik daarmee een probleem zou hebben, maar het zou wel zonde zijn.’
We lopen naar buiten en Chantal geeft mij de sleutels.
‘Jij mag rijden, John. Ik wil vandaag lekker rondgereden worden.’
Glimlachend neem ik de sleutels aan en we rijden dan richting Dalsnibba, het uitzichtpunt, dat Eira ons aanbevolen heeft. En ze heeft volledig gelijk, het is absoluut de moeite waard. De weg ernaar toe is alleen al de moeite waard, en we stoppen veelvuldig om foto’s te maken. Boven op de berg, waar het uitzichtpunt is, vragen we een jonge vrouw om een paar foto’s van ons te nemen. Een paar aan de rand en ook een foto met Chantals wagen. We bedanken dan de vrouw, en gaan dan wat drinken in de bistro, die daar op de parkeerplaats gevestigd is. Daar is ook een informatiestand. We nemen wat folders mee en gaan die bestuderen op een van de tafeltjes. Het geeft ons wat ideeën over wat we nog allemaal kunnen ondernemen. We lezen er over het roemruchte Vikingverleden van de regio, en besluiten daar de komende dagen wat meer van te gaan bekijken. Dan rijden we terug naar huis, omdat de dag toch al bijna tegen het einde van de middag begint te lopen. Maar op de weg naar beneden, zien we een auto met pech staan. De jonge vrouw, die de foto’s genomen heeft, staat er hulpeloos en radeloos langs te kijken. We stoppen en we vragen of ze hulp kan gebruiken.
‘Ja, graag! Zouden jullie me naar een garage kunnen brengen, zodat ze deze wagen kunnen afslepen? De motor begon te koken, en nu komt er flink wat water uit de motor!’
‘Mag ik even kijken, of ik iets kan doen?’
‘Dat mag, maar ik vrees, dat het niet veel zal baten. Ik heb zojuist al gekeken en er zit een grote scheur in een van de slangen!’
‘Nou, ik zou toch graag even kijken.’
De vrouw haalt haar schouders op en ik kijk even onder de motorkap. De slang is inderdaad gescheurd, maar gelukkig voor de vrouw weet ik daar wel een oplossing voor. Omdat we met oude auto’s rijden, waar ook wel een en ander aan kapot kan gaan, heb ik allerlei materiaal bij om zulke problemen te kunnen oplossen. En daar zit dus ook een tape bij, die speciaal voor dit doeleinde bedoeld is. Ik stroop mijn mouwen op en zeg tegen Chantal: ‘Ik denk, dat ik dit wel kan oplossen. Zouden jullie daar achter in de beek een paar flessen water willen halen? Dan maak ik de slang weer dicht, en kan mevrouw haar reis voortzetten.’
Chantal knikt en ik ga aan de slag. Eerst maak ik de slang los, en met wat doeken maak ik de slang dan droog en zuiver. Met een aansteker maak ik de oppervlakte soepel en schoon, waardoor de tape, die ik daarvoor gebruik goed kan hechten. En die wikkel ik dan zorgvuldig om de slang heen. Dan ga ik nogmaals met de aansteker over de tape, tot dit plakkerig wordt. Met een handschoen wrijf ik erover, en daardoor ontstaat een kleverige massa, die goed aan elkaar hecht. En daardoor kan ik de slang weer repareren. Daarmee kan ze echt probleemloos verder rijden, al is het wel beter om de schade zo snel mogelijk weer te laten repareren. Als de beide dames terugkomen, ben ik al klaar en zit de slang alweer op de motor. Ik schud dan de flessen water in de motor, en start dan de wagen. Ik controleer of er nog ergens iets lekt, maar dat blijkt niet het geval te zijn.
De vrouw is verbaasd, dat ik het zo snel maken kon, en bedankt ons uitbundig. Ze bestaat erop, dat ze ons mag terugbetalen, en we wisselen dan onze telefoonnummers uit, waarna ze vertrekt, maar niet voor ons nogmaals uitbundig bedankt te hebben.
Chantal lacht. ‘We hebben er weer een Noorse vriendin bij, John. Ze had wel geluk, dat jij het juiste materiaal bij je hebt.’
‘Ja, maar als je met zulke oude wagens rijdt, moet je wel voorbereid zijn op zoiets. Daan heeft me geleerd, hoe ik dit spul moet gebruiken. Erg handig, dat spul.’
Chantal knikt. Ik ben wel smerig geworden, en mijn sweater zit onder de olie en smeervlekken. En mijn handen zijn ook best wel smerig, maar gelukkig is er nog wat water over en ik heb zeep bij om mijn handen te kunnen wassen. Zoals ik al zei, je moet overal op voorbereid zijn, als je met zulke wagens rijdt. Dan rijden we verder en komen wat later in Geiranger aan. Tot onze verbazing zien we daar de auto van de jonge vrouw staan, die tegen een oudere man aan het praten is. Als ze ons ziet aankomen, zwaait ze naar ons, en wenkt, dat we even moeten stoppen. De man en de vrouw komen ons tegemoet en de man zegt: ‘Bedankt, dat jullie mijn dochter hebben willen helpen. Garages zijn hier maar dun gezaaid, en ze zou daar best wel een eind hebben moeten lopen.’
‘Ach, het was niets. Ik had toevallig het materiaal om haar te kunnen helpen, dus waarom zou ik het dan niet doen?’
De man ziet dan mijn kleding en zegt: ‘Maar uw sweater is helemaal vies geworden! Laat me dan op ten minste u een vervangende sweater geven. Ik heb hier een kledingwinkel. Zoek maar uit, wat u wilt hebben, het is van u.’
‘Ach, dat krijg ik wel weer schoon. Dat is helemaal niet nodig!’
‘Ik sta erop! Hulp moet beloond worden.’
Ik zucht, en stem dan toe. Ik parkeer de wagen dan wat verderop en volg de man dan naar zijn winkel. En die winkel blijkt tot onze verbazing een uitgebreid assortiment te hebben in merkkleding. De man ziet onze verbazing en zegt: ‘Tja, er komen hier veel toeristen met de cruiseboten. En die willen meestal alleen maar kwaliteit en merkkleding kopen. U zoekt maar uit, wat u wilt hebben.’
Chantal en ik lopen dan door de rekken. Ik voel me wat ongemakkelijk, als ik de prijzen zie. Veel goedkoper dan 1500 kronen zie ik niet hangen, dat is toch al snel bijna 150 euro! Dan valt mijn oog op een van de gebreide truien in Noorse stijl. Ik wijs Chantal erop en ze vindt die ook wel mooi. Ik besluit maar niet op het prijskaartje te kijken, en het gewoon eens te passen.
De man bekijkt het goedkeurend.
‘Dat staat u goed, mijnheer. En we hebben hier ook een damesmodel van. Die zou uw vrouw ook wel goed staan.’
In tegenstelling tot mij, is Chantal maar al te bereid om de trui te passen. Als ze even later uit het kleedhokje komt, moet ik toegeven, dat die haar echt goed staat.
‘Oh, die is wel lekker warm, John! Als we deze herfst en winter gaan wandelen met Renn, zullen die wel lekker warm zijn.’
Ik glimlach. ‘Nou, dan is de keuze al gemaakt. Doet u mij deze trui maar en zeg maar wat de trui van mijn vrouw kost.’
‘Die kost u helemaal niets. Ik ben al blij, dat u mijn dochter belangeloos wilde helpen. Dat is ook hier niet meer altijd vanzelfsprekend!’
‘Dat kan ik toch niet accepteren! Die truien zijn hartstikke duur! Ik zie hier op mijn trui een prijskaartje van 4000 kronen staan, en die van Chantal zal wel niet minder duur zijn. Laat me dan ten minste een deel betalen.’
De man ziet, dat het mijn geweten wringt, en geeft dan toe. ‘Ik heb een ander voorstel. U betaalt enkel de trui van uw vrouw, en ik geef u er ook nog bijpassende wanten bij voor de winter. Die zijn heerlijk warm, en bovendien heb ik ze nu toch in de aanbieding.’
Daarmee kan ik dan weer wel leven en glimlach. ‘Dat is beter. Nog eigenlijk te veel naar mijn zin, maar dit is een goed compromis.’
De man glimlacht en even later reken ik af bij de kassa. De man zegt dan: ‘U heeft een mooie wagen, mijnheer. Zo’n wagen heb ik vroeger ook gehad, een zwarte. Daar heb ik goede herinneringen aan.’
Ik glimlach. ‘Die wagen is van mijn vrouw. Zelf heb ik nog een Cadillac, maar die staat nog thuis. We vonden het niet nodig om hier met twee wagen heen te rijden.’
‘U heeft twee van die wagens? Dan moet u echt wel een liefhebber zijn!’
Ik knik glimlachend. ‘En ik heb een hoop vrienden, die ook allemaal liefhebber zijn en in zulke wagens rondrijden.’
‘Prachtig toch? Het zou me bijna weer beginnen te jeuken om me weer zo’n wagen aan te schaffen. Maar dat zal mijn vrouw wel weer niet goed vinden.’
Ik lach. ‘Ik heb geluk, dat mijn vrouw het zelf ook heel erg leuk vindt. Ze is erg trots op haar wagen.’
‘Dat kan ik me goed voorstellen. Misschien dat ik komende zomer nog eens een kijkje ga nemen bij die oldtimermeeting, vlak bij ons vakantiehuisje in Zweden. Dat is daar ieder jaar, dat zou u eens moeten zien!’
‘Ach, u bedoelt de Big Power Meet? Daar gaan we ook naar toe. Het is een van de hoogtepunten van het seizoen!’
‘Ah, wie weet zien we elkaar daar nog wel eens!’
De jonge vrouw zegt dan: ‘Misschien ga ik dit jaar dan ook weer eens met jullie mee, vader. Ik heb deze zomer toch nog niets gepland.’
De man kijkt blij verrast. ‘Dat zullen we dan vanavond maar eens met het eten bespreken, Aud. Lijkt me erg leuk.’
We nemen dan afscheid van de man en vrouw en vervolgen onze weg. Als we thuis komen, laat ik meteen Renn uit, die we hebben thuis gelaten. Eira had ons beloofd op Renn te passen en haar ook uit te laten. En dat blijkt ze ook gedaan te hebben, omdat Renn niet bepaald haast heeft om haar behoefte te doen. Maar ze vindt het wel leuk, om weer met ons te mogen wandelen. Op de terugweg komen we weer langs het huis van Sean en Hilde. Tot onze verbazing staat Hilde buiten. Ik houd Renn nu flink strak, voordat ze weer tegen Hilde aanspringt, maar Renn lijkt zelf wel te beseffen, dat ze de vorige keer wat fout gedaan heeft, en blijft dicht bij me.
‘Ik zie, dat je alweer rondloopt, Hilde!’
‘Ja, en je wilt niet weten hoe heerlijk dat is, om nu zonder pijn te kunnen lopen! Het doet nog wel wat pijn, omdat mijn heup uit de kom is geweest, maar dat is niet zo erg. Die pijn is al bijna weg. Maar nu moeten mijn spieren weer wat aansterken. In het ziekenhuis hebben ze gezegd, dat ik korte wandelingen moet maken, en dat doe ik nu dan ook. En dat is fantastisch! Ik ben niet langer meer gevangene van mijn eigen huis! Ik ben nu weer vrij, ook al ben ik nu nog wat beperkt in mijn bewegingsvrijheid! Maar ik kan weer lopen en ik heb geen pijn meer. Misschien kan ik ook weer zelf boodschappen gaan doen, maar Sean wil nog niet, dat ik me te zeer forceer.’
‘Neem hem eens kwalijk, dat hij zich zorgen om je maakt, Hilde.’
‘Dat doe ik ook niet, maar het zou wel fijn zijn, als hij me wat meer vrij liet.’
Chantal zegt daarop: ‘Dan weet je precies, wat Eira voelt, als jullie haar zo inperken. Dit is wat zij ook ervaart, doordat jullie haar inperken. Daarom is het ook goed, dat jullie haar nu toestaan om haar droom te volgen.’
Hilde kijkt verbaasd. ‘Zo had ik het nog niet bekeken, Chantal. Misschien eens goed, dat je het zo aanhaalt. En je hebt gelijk, we zijn eigenlijk veel te streng voor haar. Ze is al achttien!’
‘Er is niets mis mee om streng voor je kinderen te zijn, Hilde. Maar je moet weten, wanneer los te laten. Dat hebben mijn ouders op een harde manier moeten leren.’
Hilde knikt begrijpend. Ze begrijpt meteen, waarom Chantal daarom zo opkomt voor Eira. Maar wijselijk besluit ze er niet verder over te praten.
‘En, waar zijn jullie vandaag geweest?’
‘Naar de Dalsnibba. Dat was erg mooi! En op de terugweg hebben we nog iemand geholpen, die hier schijnbaar uit Geiranger komt. Ik geloof dat ze Aud Steinsson heet.’
‘Ach, Aud Steinsson, de dochter van Kell Steinsson, die de kledingwinkel heeft?’
‘Ja, dat is ze. Toen we wat later in Geiranger aankwamen, moesten we van haar vader wat uitzoeken om hun dank te betuigen voor onze hulp.’
‘O, wat is er dan gebeurd?’
‘Ze had motorpech met haar auto. Er was een slang gescheurd, en gelukkig kon ik haar helpen. Dat is nu weer goed gerepareerd, maar ze moet er toch snel mee naar een garage. Het is maar een noodreparatie!’
‘Haar vader kennende, zal hij er wel voor zorgen, dat het goed gerepareerd wordt. Of misschien koopt hij haar wel een nieuwe wagen. Hij vindt dat ze al in een veel te oude wagen rondrijdt, ze is echt zijn oogappeltje!’
‘Dat was wel te merken. Nou ja, hij is een aardige man, en ook zijn dochter is best wel aardig.’
‘Ja, Aud is wel in orde. Als je eens wat bijzonders wilt zien, ze weet echt alles over de omgeving. Ze maakt prachtige foto’s van de omgeving en is ook gids voor de toeristen hier.’
‘O, en weet ze ook iets van het Vikingverleden hier?’
‘Daar kan ze je ongetwijfeld uren over volpraten. Ze heeft geschiedenis gestudeerd, weet alles over Vikingen. Je zou haar huis moeten zien, dat hangt helemaal vol met Vikingspullen. Ze wil hier een Vikingmuseum gaan beginnen, maar daar wil haar vader niets van weten. En ze heeft de hulp nodig van haar vader om het museum hier te kunnen openen. Want zo rijk is ze ook weer niet.’
‘Dat treft, dan weten we waar we moeten zijn, als we wat meer willen weten over Vikingen!’
Hilde glimlacht. ‘Daar ben je dan wel aan het goede adres. Maar ik ga weer naar binnen. Lopen gaat nu weer goed, maar lang staan, dat is nog wat minder.’
We groeten Hilde dan, en gaan naar ons huisje. Daar gaan we eerst eten, waarna we samen wat muziek op internet beluisteren, waarbij we de foto’s van de afgelopen dagen nog eens bekijken. Een paar foto’s sturen we door naar onze vrienden en familie, en dan vinden we het wel goed geweest voor de dag.
Na een goede nachtrust zijn we vroeg wakker. Ik laat Renn uit, en kom al meteen Sean tegen.
‘Goedemorgen, John! Leuk, dat je Ben en Eira mee uit varen wilt nemen. Dan hebben ze toch nog iets aan het weekend gehad. Vanavond moeten ze weer terug, morgens hebben ze weer school.’
‘Hoe gaat het met Hilde?’
‘Veel en veel beter. Ze heeft echt duidelijk minder pijn. En dat is me een steen van mijn hart. En dat betekent ook, dat ik me nu iets meer om Eira kan bekommeren. Ze wil echt naar het conservatorium, en we hebben er gisteren nog eens over gepraat. Morgen ga ik contact opnemen met het conservatorium in Trondheim, en dan hopen we maar, dat we niet te laat zijn.’
‘Die kans zit er wel in, maar er zijn meer scholen, waar ze naar toe kan.’
‘Ik weet het. Maar dan zal ze nog verder weg moeten, en hoe moet het dan met haar huisvesting? Hier in de buurt kunnen we nog wel een en ander regelen, maar als ze naar Oslo of Tromsø heen moet, daar hebben we geen bekenden. En een kamer kunnen we haar niet betalen, dat is te duur voor ons.’
‘Ze kan toch ook wel wat werken? Ze is er toch oud genoeg voor?’
‘Dat weet ik wel, maar ze is altijd in de kost geweest, sinds ze naar school moest. Ze heeft nooit moeten werken. Dat is eigenlijk ook min of meer de reden geweest, dat we niet wilde, dat ze veel verder ging studeren. Maar haar keuze is duidelijk, dit is echt wat ze wil.’
‘Ooit moet je ze loslaten, Sean. Ik zie dat ook met de ouders van Chantal, die hebben er ook flink moeite mee. Zelfs nu nog, dat ze met me getrouwd is. Maar het is dan voor hen ook snel gegaan. Ze hebben vier kinderen, en die zijn in één jaar allemaal uitgevlogen!’
‘Oei, dat is inderdaad snel! Gelukkig is Ben nog wat jonger, dus daar kunnen we ons nog wat op voorbereiden.’
Ik zie dan Eira naar ons zwaaien. Ik roep: ‘Ben je er al klaar voor? We willen over een uur al vertrekken. We willen een heel eind door het fjord varen!’
Eira roept terug: ‘Ik heb mijn bikini al aan! En het wordt erg goed weer vandaag! Dat gaat echt leuk worden!’
Sean glimlacht. ‘Ze hebben er allebei veel zin in. Nogmaals bedankt, dat je ze meeneemt.’
‘Geen probleem. Je hebt leuke kinderen!’
Ik neem afscheid en loop dan verder. Als ik weer thuis kom, is Chantal al bezig de koelbox vol te laden met eten en drinken. En ze heeft ook al haar bikini aan, die ik nog niet eerder gezien heb.
‘Hey, lekker ding van me! Waar heb je die bikini vandaan? Staat je goed!’
‘Ik heb me die net voor de vakantie gekocht. Ik hoopte, dat ik het kon dragen. Maar er wordt zulk goed weer voorspeld, dat ik blij ben, dat ik het meegenomen heb.’
‘Dan moeten we niet vergeten de kussens van de boot mee te nemen. Geir had gezegd, dat die in de schuur lagen. Anders kunnen jullie niet zonnen. Eira is ook al helemaal voorbereid om te gaan zonnen aan boord.’
Chantal lacht. ‘Dus aan uitzicht heb je vandaag geen gebrek, John!’
‘Hey, wat denk je wel niet van mij!’
Chantal geeft me lachend een zoen. ‘Ach, ze is toch een mooi meisje, of niet dan?’
Ik knik. ‘Dat is ze zeker, maar dat wil niet zeggen, dat ik me de hele tijd aan haar zal vergapen! Bovendien houd ik meer van roodharige vrouwen!’
Chantal glimlacht en geeft me een tikje met haar vinger op mijn neus.
‘Slijmbal!’
Ik trek haar tegen me aan. ‘Daar is geen woord aan gelogen, Chantal. Ik ben absoluut dol op je. Je bent zo ontzettend mooi!’
De glimlach van Chantal kon niet mooier zijn. We geven elkaar een zoen.
Ze gaat verder met het inpakken van de koeltas en dan vertel ik haar, wat Sean zojuist tegen me zei over Eira.
‘Jammer, dat ze zo laat haar keuze heeft gemaakt. Het zou erg jammer voor haar zijn, als ze niet terecht zou kunnen op een van de conservatoria hier in Noorwegen. En Sean zegt, dat ze een kamer voor haar niet kunnen betalen. Ik heb geen idee, wat ze hier voor een studentenkamer kwijt zijn.’
‘Dat zal wel niet goedkoop zijn, als je ziet, wat alles hier zo kost.’
Chantal zegt dan even niets meer, en ik kan aan haar zien, dat ze zich iets uit aan het denken is.
‘Wat ben je je nu weer in je hoofd aan het halen, Chantal?’
Chantal kijkt me aan en zegt: ‘Zouden wij Eira niet een handje kunnen helpen, als ze hier in Noorwegen niet naar het conservatorium kan gaan?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, Joey is zo goed als het huis uit, dus die kamer komt vrij. En ik weet zeker, dat mijn baas in Maastricht heus wel wat kan regelen voor Eira.’
Ik lach. ‘En je was nog wel zo blij, dat je eindelijk rust ging krijgen.’
‘Dat weet ik, maar dit is wat ik belangrijk vind. Ik zie in Eira een talent, en het zou zo zonde zijn, als ze haar kans niet zou krijgen! Jij wilde Joey helpen, omdat je diep in hem toch een goed mens zag. En ik heb je daarin gesteund, John. Zou je dat dan niet voor mij willen doen?’
Ze kijkt me smekend aan.
‘Weet je zeker, dat je dit wilt? En bovendien, je kunt het wel aanbieden, maar dat moeten ze ook nog zelf willen. En hoe wil je het dan allemaal gaan doen?’
‘Dat kunnen we nog wel bedenken. Ze heeft het voordeel, dat ze al een klein beetje Nederlands praat en ze verstaat het nog beter. Bovendien zijn er ook meer buitenlandse studenten op school. Dus dat is geen probleem. Maar ik zou dan wel een ongeveer gelijke regeling willen, als bij Joey.
Dus dan zou Eira ook werk moeten zoeken, en de sportschool is zeker geen slecht idee voor haar. Ze ziet er goed uit, maar ik geloof niet, dat ze erg sportief is. Bovendien lijkt ze me ook wel een beetje verwend, en daar zal Otto wel raad mee weten, en wij inmiddels ook wel.’
‘Je hebt al bijna een heel plan, Chantal!’
Ze glimlacht. ‘Toen je Renn ging uitlaten, was ik me dat al aan het bedenken, John. Ik zou haar zo graag een kans willen geven.’
‘Dat zouden we voorzichtig aan Sean en Hilde kunnen brengen. Als jij dat wilt, dan gaan we dat doen.’
Chantal kijkt me blij aan, en houdt me dan stevig vast.
Dan begint ze te lachen. ‘Wat zijn we ook een raar stel! Voordat we aan kinderen beginnen, zijn we al druk bezig om pleegouders te zijn.’
Ze geeft me dan een heerlijke zoen, waarna ik me ga omkleden en de auto vast klaarzet. Niet veel later komen Ben en Eira er al aangelopen.
Sean is ook meegelopen en zegt: ‘Neem alsjeblieft deze druktemakers mee! Dan krijgen Hilde en ik eens tijd om met elkaar te praten over Eira’s toekomst.’
‘Geen probleem, Sean. Wat rust in de tent kan ook lekker zijn.’
Sean zucht. ‘Het zal niet veel rust zijn. Hilde is al de hele morgen bezig om te kijken of we ergens onderdak voor Eira in Trondheim kunnen krijgen, maar dat is lastiger, dan gedacht.’
Ik besluit meteen Sean op de hoogte te stellen van ons aanbod.
‘Jullie willen dus Eira echt haar kans gunnen?’
‘Ja, waarom ook niet? Jullie hebben zelf gezegd, dat ze talent heeft, en ze kan ook erg goed zingen. Maar het moet wel allemaal kunnen. Het is alleen, dat we geen ons honderdvijftigduizend kronen kunnen veroorloven, om haar droom te kunnen waar maken.’
‘Kost haar opleiding dan zoveel?’
‘Nee, hier is die opleiding gratis, maar dat zouden we kwijt zijn om haar op een kamer te laten wonen.’
Ik reken even uit, wat dat in Euro’s is. ‘Dus dat is per jaar, neem ik aan? Dat is inderdaad flink wat geld.’
‘Ja, en dat kunnen we ons gewoon niet veroorloven. Was er maar een andere mogelijkheid! Ik zou het haar graag gunnen!’
‘Misschien is die er wel, Sean. Het is, dat Chantal en ik er zojuist over gepraat hebben. Wat als ze in Nederland zou kunnen studeren?’
‘Hoe bedoel je dat, John?’
‘Nou, we hebben je al verteld, dat we een pleegzoon hebben, maar die gaat binnenkort op zijn eigen benen staan. En dan hebben we een kamer vrij, en Chantal heeft wel wat contacten, die het wel zouden kunnen regelen, dat Eira in Maastricht op het conservatorium zou mogen komen. Ook al is het wat laat met inschrijven. Kijk, het is maar een aanbod, en je moet het zelf beslissen. Maar we bieden je wel een mogelijkheid.’
Sean kijkt verbaasd. ‘En hoe moet dat dan met kost en inwoning? En hoe moet ze dan daar komen?’
‘We hebben wel wat ideeën, Sean, maar daar is nu nog niet het moment en de tijd om erover te praten. Ik zou zeggen, probeer eerst hier alles en mocht dat niet lukken, dan kun je nog altijd ons aanbod overwegen.’
‘Nou, dat vind ik erg aardig van je, John. Maar daar zullen we dan toch eens heel goed over na moeten denken.’
‘Het heeft nog wat tijd, Sean. En doe niets overhaast. Dat heeft geen zin.’
‘Hoe dan ook, alvast bedankt voor het aanbod. Maar zeg er nog maar niets over tegen Eira. Ik wil haar geen valse hoop wekken.’
‘Natuurlijk niet! Ik zal Chantal alvast informeren, dat jullie het al weten. En dan horen we het wel.’
Sean geeft me dan een hand en loopt weg. Chantal loopt naar me toe en zegt: ‘Wat hadden jullie te bespreken?’
‘Ik heb hem al van ons voorstel verteld. Hij was me aan het vertellen, dat onderdak krijgen voor Eira nog niet zo gemakkelijk is. En toen kon ik het niet laten, om ons voorstel aan hem te vertellen.’
‘En? Wat vond hij ervan?’
‘Ik weet het niet. Hij klonk wel geïnteresseerd, maar hij wil het eerst met Hilde overleggen. En ik heb hem nadrukkelijk gezegd, dat ze eerst hier in Noorwegen moesten proberen, en als ze geen succes hadden, dat ons aanbod dan nog staat.’
‘Dat heb je goed gedaan, John. Dus het lijkt me beter, als we Eira er nog maar niets over vertellen?’
‘Ja, dat vroeg Sean me ook al. Dus we gaan daar onze mond over houden. Nu gaan we eerst even varen. Maar eerst gaan we tanken.’
Een half uur later heb ik de boot al getankt, en varen we met een lekker tempo over het Geirangerfjord. Het is echt aangenaam weer, en ik ben van plan echt een heel flink stuk te varen. Maar gelukkig heeft Geir een goede boot, die toch flink wat tempo kan maken. We genieten van de tocht over het gladde water en komen dan in het plaatsje Stranda aan, waar ik de tanks van de boot weer volgooi. De dames maken er gebruik van om even naar het toilet te gaan. Dan varen we weer terug naar Geiranger, nu wat langzamer, waardoor de dames goed kunnen zonnen. De zon staat nu ook hoger. Ik zit met Ben achter het stuur van de boot en we praten over auto’s. Ben is duidelijk een liefhebber van auto’s en weet er voor zijn leeftijd nogal wat van. Maar ik zie hem ook stiekem naar Chantal en Eira kijken, en ik kan hem geen ongelijk geven. Ze zien er echt heerlijk uit.
Natuurlijk moet Chantal zeer regelmatig worden ingesmeerd, wat ik natuurlijk met liefde doe. Maar na anderhalf uur in de zon, trekt ze zich toch weer wat kleren aan. Eira kijkt verbaasd.
‘Blijf je niet in de zon liggen?’
Chantal schudt haar hoofd. ‘Ik verbrand te snel. Ik heb niet zo veel pigment. Ik vind het wel lekker om in de zon te liggen, maar ik kan het niet te lang. Want dan word ik zo rood als een kreeft.’
‘O, dat komt zeker, doordat je rood haar hebt?’
Chantal knikt. Eira glimlacht. ‘Ik moet er eigenlijk ook niet te lang in liggen, want dan verbrand ik me ook flink. Kunnen we anders niet even wat gaan zwemmen?’
Chantal kijkt naar het water. ‘Is dat niet erg koud?’
Eira lacht. ‘Hier wel, maar een stuk verderop weet ik wel een plaats, waar je kunt zwemmen. Daar is maar een klein strandje, maar ook een stuk ondieper. En je kunt er met de boot tegen het strand aan varen, zonder dat je iets beschadigd. En omdat het daar wat ondieper is, kun je daar ook zwemmen. Het water is daar iets warmer.’
Ik lach. ‘Dat mag ik hopen. Het water hier is maar net zestien graden!’
We waren dan een stuk verder en Eira wijst me dan op een piepklein strandje. Je kunt zien, dat er in het voorjaar flink wat water heeft gestroomd, maar nu is het opgedroogd. Voorzichtig vaar ik naar het strandje en voel uiteindelijk de kiel van de boot tegen het zand oplopen. Ben springt van de boot en legt de boot dan vast met een lang touw aan een struik. Dan klimt hij weer aan boord en duikt dan aan de achterkant van de boot het water is. Daar is het al diep genoeg om te duiken. Ik wil me niet laten kennen en duik ook het water is. Maar dat is kouder, als ik me gedacht had! Maar ik zet door en wen dan snel aan het koude water. Het voelt nu heerlijk verfrissend aan.
Het water is kristalhelder en ook onder water kun je goed zien. Opeens zie ik iets glinsteren, en duik een stuk onder water om het glinsterend ding te proberen te bemachtigen. Maar het is net iets te diep. Ik laat me weer naar boven drijven, en haal nog eens diep adem. Nu lukt het me wel om op de bodem te komen. Ik woel wat in het zand en dan komt het glinsterend stukje steen los. Maar nu begin ik wel in ademnood te komen, en ik zet mezelf flink op de bodem af. Eenmaal boven haal ik diep adem en zwem naar de boot.
Chantal heeft me gevolgd en zegt: ‘Wat was je daar aan het doen, John? Je bleef zo lang onder water?’
Ik klim op de zwemtrap van de boot en toon haar dan de steen, die ik opgedoken heb.
Ze kijkt verrast. ‘Is dat goud, John?’
Ik lach. ‘Was dat maar waar, Chantal! Helaas, dat is het niet. Het wordt wel eens Foolsgold genoemd, maar het heet Pyriet. Ik zag iets glinsteren op de bodem. Maar toen ik het loshaalde en de vorm voelde, wist ik eigenlijk al genoeg. Maar het is hoe dan ook een leuk souvenir!’
Ik geef het goudkleurige steentje aan Chantal, die het aandachtig bekijkt.
‘Hoe weet je zo zeker, dat dit geen goud is, John?’
‘Zie je, hoe hoekig de steen is? Dat is echt kenmerkend voor deze steen. Daar kun je het aan herkennen. Maar als het in kleine brokjes is, kun je het gemakkelijk verwarren met goud. Vandaar dat het ook Foolsgold genoemd wordt. Het is wel een mooi stukje steen, die neem ik zeker mee naar huis!’
Eira en Ben bekijken de steen ook. Ben zegt dan: ‘Die verkopen ze ook in de kiosk aan toeristen. Ik wist niet, dat je die hier ook kon vinden!’
‘Er zullen wel meer leuke stenen hier te vinden zijn. Ik geloof, dat dit een smeltstroom zal zijn in de lente, en met dat water zal deze steen wel van de berg gespoeld zijn.’
Eira en Ben beginnen dan meteen de omgeving af te speuren of ze nog zo’n steen kunnen vinden. Ook Chantal doet mee, en ik doe dan ook maar mee. Al snel komt Ben met een stuk kwarts aandraven. ‘Kijk eens! Je kunt er helemaal doorheen kijken!’
Ook Eira vindt wat bijzonders. Ze vindt een steen, waar een fossiel in zit. Er is duidelijk de contour van een schelpdier in te zien. Ze is er erg blij mee. Chantal en ik lijken minder geluk te hebben. Maar uiteindelijk vindt Chantal wel iets. Ze pakt het op en zegt dan: ‘Bah, een stukje plastic! Heb ik weer even pech!’
Ik kijk, wat ze in haar hand heeft, maar dan gooit ze het plotseling weg. Maar ik heb gezien, dat het geen plastic is, en duik er haastig achterna. Gelukkig is het water erg helder en kan ik het weer vinden. Als ik ermee terug kom, kijkt Chantal me verbaasd aan.
‘Wat moet je met dat stuk plastic?’
Ik lach. ‘Dat is geen plastic, Chantal. Dit is een stukje prachtig barnsteen! Dat gooi je toch niet weg!’
Chantal kijkt verbaasd. ‘Barnsteen? Het voelt juist helemaal niet aan als steen!’
Ik lach. ‘Barnsteen is versteend hars. Het wordt wel eens gebruikt om sieraden mee te maken. Soms zitten er ook insecten ingesloten, en die zijn best gewild. Maar dit is best een mooi stukje barnsteen.’
Ik geef het aan Chantal terug. Ze bekijkt de steen nu met wat meer aandacht.
‘Dat je zulke dingen allemaal weet, John! Ik dacht echt, dat het plastic was!’
‘Toen ik nog jong was, heb ik veel stenen en mineralen verzameld. Die heb ik nog ergens in een doos op zolder staan. Daarom weet ik er nog wel een en ander vanaf.’
We zoeken nog een tijdje naar stenen, maar buiten nog een stukje kwarts vinden we niets meer. Maar iedereen zoekt nu weer zo’n ministrandje. Aan de overzijde van het fjord zien we nog zo’n strandje, waar we weer aanleggen. En ook daar vinden we wat leuke stenen. Chantal vindt een mooi stuk gekleurd graniet, mooi vleeskleurig met zwart gespikkeld. Eira en Ben vinden er niets bijzonders. Wel een paar mooie stenen, die ze wel meenemen, maar geen bijzondere steen. Maar het meeste geluk heb ik, maar ik moet erop wachten, tot ik de boot wil afduwen. Net als ik met mijn voet de boot wil afzetten, stoot ik mijn teen.
‘Auw, dat was een scherpe steen!’
Ik grijp onderwater om aan mijn teen te voelen en voel dan de scherpe steen. Ik merk, dat die niet erg vast zit en trek de steen eruit.
‘Zo, hier is de boosdoener!’
Chantal, die voor in de boot zit, houdt me tegen als ik de steen wil weggooien.
‘John? Is dat ook pyriet wat er in die steen zit?’
Ik breek mijn worp af en bekijk dan de steen. Daar zit inderdaad een stukje goudkleurig metaal in. Het is zelfs een behoorlijk stukje metaal, maar het ziet er anders uit, dan het stukje pyriet, dat ik eerder gevonden heb.
‘Hmm, dat moet ik me thuis even beter bekijken, Chantal. Ik heb geen idee, wat het wel is.’
‘Zou dat geen goud kunnen zijn?’
‘En zoveel geluk zal ik dan hebben? Dat moet toch wel heel erg toevallig zijn, Chantal!’
‘En waarom zou het niet kunnen? Onmogelijk is het toch niet?’
‘Ik neem de steen mee, en dan zien we het wel, Chantal.’
Ik leg de steen aan boord en duw dan de boot het diepere water in. We varen dan terug naar de haven, waar we de boot stevig vastleggen aan de steiger. We pakken dan onze spullen uit de boot en brengen die naar de auto. Niet veel later zetten we Eira en Ben af bij hun ouders, en rijden we zelf naar ons huisje. Dan moet ik eerst Renn uitlaten, die we bij Sean en Hilde hebben achtergelaten. Als ik terugkom, heeft Chantal het eten al klaar. En na het eten gaan we nog even een stukje wandelen, omdat het zo’n mooi weer is.
Het is fijn om zo met Chantal te wandelen. Het is heerlijk warm, net iets meer dan twintig graden, en de wind waait zachtjes. Net hard genoeg om aangenaam te zijn. Terwijl we aan het wandelen zijn, zegt Chantal plotseling: ‘John? Wat gaan we morgen doen?’
‘Geen idee, Chantal. Heb je een idee?’
‘Wat dacht je ervan, als we nog eens naar de Jomfru Stein zouden gaan?’
Ik kijk Chantal glimlachend aan. ‘Is dat met een speciale reden, Chantal?’
Ze grijnst. ‘Misschien wel, John! Het was een mooie wandelroute, en bovendien was het wel erg geil!’
Ik lach en geef haar een zoen. ‘Met jou wil ik wel iedere dag naar de Jomfru Stein lopen!’
‘Nemen we dan Renn mee? We hebben haar al veel te vaak hier thuis moeten laten.’
‘Op zich geen slecht idee, Chantal. Maar hoe doen we dat dan bij de Jomfru Stein?’
‘Ik meen, dat ik in de supermarkt zo’n boor heb gezien om een hond vast te leggen aan een riem. Die hebben we toch nog één nodig voor de vakantie in Zweden.’
Ik lach. ‘Je denkt ook overal aan, Chantal!’
Chantal glimlacht. ‘Tja, je moet er wat voor over hebben om met je lekker mannetje ergens seks te kunnen hebben!’
Ik lach hard. ‘Dan zeggen ze wel eens wat van mannen, dat die oversekst zijn! Jij kunt er anders ook wel wat van!’
‘Alsof jij daar ook een moment over zult klagen, John! Je bent er maar al te blij mee!’
‘Je hoort me toch ook niet klagen, of wel?’
Omdat we toch al richting het dorp lopen, komen we ook langs de supermarkt. Daar moet je je niet al te veel van voorstellen, heel erg groot is het er niet. Maar ze hebben wel alles. Je kunt het amper bedenken, of ze hebben het er wel. We lopen er naar binnen, en ze doen ook niet moeilijk, als we Renn mee naar binnen nemen.
Tot mijn verbazing vind ik daar een rol van de tape, die ik gebruikt heb om de wagen van die jonge vrouw te maken. Die gooi ik meteen in het winkelwagentje. Je weet immers nooit, of ik die nog eens nodig zal hebben. Chantal komt al snel terug met de grondpen, waarmee we Renn vast kunnen leggen aan haar riem. Vreemd, dat je hier zoiets kunt vinden, de meeste bodem is van steen. Daar kun je zo’n ding helemaal niet gebruiken. Het ding zal in Nederland ongetwijfeld goedkoper zijn, maar daar maal ik niet om. We doen nog wat boodschappen. Opeens ziet Chantal iets liggen, wat haar aan het lachen brengt.
‘John, kijk hier eens! Dat lijkt wel een soort rugzak, die je een hond op zijn rug kunt binden!’
De eigenaar van de winkel hoort dat en zegt: ‘Dat klopt. Die verkoop ik hier vooral ’s winters. Als mensen dan met hun honden gaan wandelen, kunnen ze daar redding materiaal, zoals touw of drinken in doen.’
‘En die grondpen dan? Gebruiken ze die dan ook in de winter?’
‘Ja, dan kunnen ze verhinderen, dat hun hond wegloopt.’
‘Ah, ik dacht al, die kun je hier toch niet gebruiken, met die grond hier!’
De man lacht. ‘Nee, hier in de zomer is die niet bruikbaar, hoewel sommige jagers die wel in de bergen gebruiken. Daar is meestal wat meer grond. Niet dat ze het diep erin kunnen draaien, maar meestal is het wel voldoende.’
‘Ah, dat is handig om te weten. We willen morgen aan de wandelroute bij Korsmyra gaan beginnen. Dan kan Renn haar eigen spullen dragen, wel zo handig!’
‘Dan zou je deze twee flesjes er ook bij moeten doen, die kun je eraan hangen, en dan heb je ook water voor je hond. Maar ik zou haar er dan wel even aan laten wennen. Meestal vinden honden het niet zo prettig, als ze zo’n tuigje om krijgen.’
‘We kunnen het in ieder geval proberen. En als het niet wil lukken, dan is er nog geen man overboord.’
We nemen er nog wat spullen mee, die we kunnen gebruiken, en dan rekenen we af. We proberen meteen uit, of Renn zich haar nieuwe rugzakje wil laten aantrekken.
Ze vindt het eigenlijk maar niets, en probeert het van haar lijf te trekken, maar het zit goed vast, en uiteindelijk geeft ze de moed op. We willen nog niet zo ver gaan om haar nu al een hoop spullen erin te doen, maar we laten haar rugzakje wel gewoon zitten. Zelf dragen we de rest van de spullen in plastic tassen. We willen dan terug naar huis lopen, maar Chantal zegt dan: ‘John, ik wil ook nog wat souvenirs voor thuis kopen. Nu zijn we toch hier!’
Dat doen we, en we zien dan ook inderdaad in een van de kiosken ook de stenen liggen, die ze aan toeristen verkopen. Bijna dezelfde, als we aan die ministrandjes gevonden hebben. En daar wordt toch redelijk wat geld gevraagd voor die stenen.
Chantal kijkt nogal geschokt op, als ze daar een stuk barnsteen ziet liggen, kleiner en minder mooi als het hare, waar men bijna 200 kronen voor vraagt. En dit stuk barnsteen is melkachtig, maar wel mooi geel. Chantals stuk barnsteen is echter mooi helder en goudgeel van kleur. Maar iets verder vindt ze wel een leuk hangertje, dat ze erg mooi vindt. Ik herken meteen wat de hanger voorstelt, het is van een zwarte steen gemaakt, en met zilver heeft men er de Yggdrasil erop bevestigt.
‘Vind je die Yggdrasil mooi, Chantal?’
‘Yggdrawat?’
Ik lach. ‘Yggdrasil, de levensboom. Maakt deel uit van de Noordse mythologie.’
‘Is het dat, wat het voorstelt? Ik vind het wel mooi! Het is ongelofelijk gedetailleerd!’
Ik knik, het is inderdaad een mooi stukje handwerk geweest. En daar is de prijs ook wel naar.
‘Laat eens zien, of die je past, Chantal!’
‘Die is veel te duur, John! Die kost bijna duizend kronen!’
‘Nou en? Ik weet zeker, dat die je erg goed zal staan!’
Ze glimlacht, en vraagt de verkoper of ze die even mag omdoen. Die stemt toe en Chantal doet de leren halsband om. Hoewel het een prachtig sieraad is, staat het haar niet echt. Teleurgesteld geeft Chantal het terug. Het past gewoon niet bij haar bleke huid. Maar de verkoper geeft niet zo snel op, want hij beseft, dat er iets te halen is. Even later komt hij terug met een andere hanger, die zeker zo mooi is. En ook duurder. De voorstelling is gelijk, alleen nog mooier uitgevoerd en de steen is nu donkerblauw. En er zit ook een metalen kettinkje bij. De prijs doet vermoeden, dat het een zilveren kettinkje is.
‘Dit zal u ongetwijfeld beter staan, mevrouw. De blauwe steen zal niet zo donker afsteken op uw huid en vormt dan een mooi contrast met uw rode haren.’
Chantal doet het kettinkje om, en de man heeft absoluut gelijk, dit is een heel stuk mooier, en staat haar erg mooi.
‘Wat moet het kosten?’
De man zegt: ‘Dit is helaas wel duurder. Dit moet tweeduizend kronen kosten.’
Chantal kijkt me smekend aan, ze wil dit erg graag hebben.
‘Nee, dat is me echt te duur. Is er niet te praten over de prijs?’
‘Een beetje kan ik nog wel doen. Achttienhonderd?’
‘Nee, nog te duur. Voor twaalfhonderd wil ik het wel doen.’
‘Dat is helaas te weinig, dan zou ik verlies lijden. Maar als we nu ieder hetzelfde toegeven en dan op vijftienhonderd eindigen?’
Ik glimlach. ‘Daarmee kan ik wel leven. Inpakken hoeft niet, maar het zou wel fijn zijn, als u het juwelendoosje erbij doet!’
De man glimlacht ook. ‘Natuurlijk, dat hoort erbij. Daar zal uw vrouw nog lang plezier van hebben!’
Chantal vraagt: ‘Wat voor steen is het eigenlijk?’
‘Lapis lazuli. De R en de I, die in de stam gegraveerd zitten, is runenschrift voor lapis lazuli. Ze zeggen dat de steen goed is voor je stem en kalmerend werkt. En u heeft geluk met deze hanger, want ze is uitgevoerd in een zeer mooie kobaltblauwe steen. En zowel het hangertje, als de boom en de ketting zijn van zilver. Daar heeft uw man u een heel mooi sieraad gekocht!’
Chantal glimlacht. Ze geeft me een zoen.
‘Je verwent me veel te veel!’
‘Ach, die past goed bij onze ringen, Chantal. Bovendien mag dat wel eens een keer. Een leuke herinnering aan onze vakantie hier!’
We bedanken de verkoper en lopen dan met de rest van onze souvenirs, die we gekocht hebben, naar buiten. Renn, die niet naar binnen mocht, is blij ons weer te zien.
We lopen dan weer terug naar huis. De boodschappen moeten nog worden opgeruimd, en het is nog een hele tocht met de zware tassen.
En het is alsof het geluk ons vandaag helemaal toelacht. We lopen net met de zware tassen naar huis, als er een wagen langs ons stopt. Het is Aud Steinsson, de jonge vrouw, die we gisteren geholpen hebben.
‘Hebben jullie een lift nodig? Want het is toch best een heel stuk met die zware tassen!’
Chantal slaakt meteen een zucht van verlichting. Want ze zag er wel tegenop, om met die tassen de berg op te lopen.
‘Ja, dat zou erg fijn zijn! Maar heb je een andere auto gekregen?’
‘Nee, dit is de auto van mijn moeder. Mijn wagen staat nu in de garage, ze moeten de slang bestellen. Maar de garage vond, dat het goed gerepareerd was, daar had ik nog wel even mee door kunnen rijden. Maar het is gewoon beter, als er een goede slang op zit.’
Ik glimlach. ‘Als je met oude auto’s rijdt, dan weet je zo’n spul heel erg goed te schatten. Bij toeval vond ik hier in de supermarkt ook weer zo’n rol tape. Die heb ik me maar meteen weer een rol gekocht. Je weet immers nooit, wanneer ik die nodig zal hebben!’
De vrouw knikt. Ze maakt de koffer open, zodat we onze tassen erin kunnen zetten. Renn ziet dat ook meteen als uitnodiging om er achterin plaats te nemen, dat is ze ook zo gewoon in mijn auto. De vrouw glimlacht en doet dan de kofferdeksel weer dicht. Ik neem plaats op de achterbank en Chantal gaat langs de vrouw zitten. Aud ziet dan de hanger van Chantal.
‘Ah, dat is een mooie Yggdrasil! Zo mooi zie je ze niet vaak!’
‘Die heb ik net gekregen van John. Ik vind het erg mooi! Maar wat is dat nu eigenlijk? John zei, dat het een levensboom is.’
‘Dat klopt ook. Maar het is zoveel meer. Je zou eigenlijk eens langs moeten komen bij mij thuis. Mijn huis staat vol met allerlei spullen uit de oudheid, en dan zou je dat beter begrijpen. Om het zo uit te leggen, dat is wat moeilijk.’
Chantal knikt. ‘We hadden al van onze buurman gehoord, dat u een hoop spullen van de Vikingtijd verzamelt.’
‘Niet alleen van de Vikingen, hoor! Er is hier meer gebeurd, dan alleen Vikingen. Maar dat is zonder meer de interessantste tijd uit onze geschiedenis. Een cultuur, waar we nog steeds erg trots op kunnen zijn. Vikingen waren veel meer, dan de wrede mannen, waarom ze bekend werden. Wat veel minder bekend is, is dat ze erg kunstzinnig waren. Ze hebben prachtige sieraden en snijwerken gemaakt. Ik heb daarvan prachtige voorbeelden thuis liggen. Ik wil hier eigenlijk een museum openen, maar daarvoor heb ik het geld niet. Eigenlijk zonde, want er komen hier altijd veel toeristen.’
Chantal kijkt even achterom. ‘John, ik zou dat wel eens willen zien. We wilden toch ook eens wat zien van de Vikingtijd? Zal ik haar vragen, of we bij haar thuis eens mogen kijken?’
‘Ja, doe maar. Lijkt me ook wel leuk!’
Chantal vraagt dan de vrouw, of we een keer bij haar thuis mogen kijken, en daar reageert ze erg blij om.
‘O, dat is helemaal geen probleem! Zeg maar wanneer? Morgen?’
‘Nee, morgen gaan we wandelen. Overmorgen?’
‘Ja, dat kan wel. Maar dan wel ’s middags, want ’s morgens moet ik dan werken.’
Chantal lacht. ‘Dat is wel in orde! Dan hebben we nog even tijd om onze spieren weer los te krijgen van onze lange wandeling van morgen!’
Aud lacht. ‘Spierpijn?’
‘Ongetwijfeld. Maar het is hier zo mooi wandelen!’
‘Dat kan ik niet ontkennen. Maar eigenlijk doe ik dat hier veel te weinig.’
We zijn dan al bij ons huis, waar ze ons eruit laat, en we nemen dan afscheid van elkaar. We ontdoen Renn dan van haar rugzakje en gaan dan vroeg slapen, omdat we morgen flink veel energie nodig hebben.
Lees verder: De Gezusters Santegoed - 37
Trefwoord(en): Zussen,
Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10