Door: Leen
Datum: 29-08-2021 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 5682
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 13 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Borsten, Dagboek, Grote Borsten, Park, Tiener, Verlangen,
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 13 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Borsten, Dagboek, Grote Borsten, Park, Tiener, Verlangen,
Vervolg op: Verlangen - 6: De Eerste Kus
Het Park
"Jij bent prachtig," mompelt Carl, zijn stem schor en laag. De woorden landen in de stille keuken en lijken in de lucht te blijven hangen. Mijn adem stokt. Mijn hart bonkt zo hard in mijn keel dat ik bang ben dat hij het kan horen. Hij legt zijn hand in mijn nek, zijn vingers warm en zeker, en trekt me zachtjes nog dichterbij. Een diepe, zinderende kriebel ontwaakt in mijn buik. Ik weet wat hij gaat doen. Mijn brein schreeuwt dat ik iets moet zeggen, iets moet doen, maar mijn lichaam is bevroren, willoos.
Zijn lippen raken de mijne. Onwillekeurig sluit ik mijn ogen. De gloed van zijn huid, de geur van zijn adem, het is allesoverheersend. Zijn vingers vlechten zich in mijn haren, masseren zachtjes mijn nek. Hij kust me opnieuw, dieper dit keer, zijn smaak, een mix van cola en de vage, unieke smaak van Carl zelf, achterlatend in mijn mond. Langzaam laat hij me los, maar hij blijft dichtbij, zijn voorhoofd bijna tegen het mijne. Hij kijkt me aan, zijn ogen donker en peinzend. De blos die naar mijn wangen kruipt, voelt als een brand.
"Ik... euh... ik..." stotter ik, de woorden weigeren te vormen.
Een plagend lachje krult zijn lippen. "Nou? Wat wil je zeggen, Leen?"
Ik bijt op mijn lip. Ik wil duizend dingen zeggen. Dat het fijn was. Dat ik bang ben. Dat ik meer wil. "Ik... ik..."
"Kan je niet praten?" grijnst hij, een kwajongensachtige twinkeling in zijn ogen.
Ik word nog roder en slik moeizaam. "Dat was… heerlijk," fluister ik, de woorden nauwelijks hoorbaar. Hij staart me aan, zijn grijns verdwijnt en maakt plaats voor een intense blik. In de stilte die valt, hoor ik alleen het suizen van het bloed in mijn oren.
"Over gisteren," begin ik, om de geladen stilte te doorbreken.
"Ja?"
"Ik… euh… ik had je niet van de bank mogen duwen."
"Ik ben blij dat je…"
"Laat me nu even uitspreken," onderbreek ik hem, een beetje te scherp. "Het is zo al moeilijk genoeg."
Hij sluit zijn mond en knikt, wachtend.
"Je overviel me. En… Weet je, het is allemaal zo nieuw voor me."
Carl haalt zijn schouders op. "Je moet gewoon je gevoel volgen, Leen."
"Wel… mijn gevoel… het maakt me bang."
"Waarom?" vraagt hij zacht.
"Misschien… Misschien vind je me niet mooi." De woorden zijn eruit, een pijnlijke, naakte bekentenis.
"Ik vind je heel mooi," zegt hij onmiddellijk, zonder aarzeling.
"Nee, ik… euh… dat bedoel ik niet. Niet zo."
"Wat dan wel?"
Ik kijk naar mijn handen. "Ik lijk niet op die andere meiden. Begrijp je? Ik ben niet zo… slank."
"Dat weet ik. En?"
"Wel ja, misschien… misschien loop je gillend weg als ik ooit naakt voor je sta." De laatste woorden zijn een fluistering, en tranen prikken in mijn ogen.
"Leen," zegt hij ernstig. "Kijk me aan." Ik schud mijn hoofd. Hij tilt zachtjes mijn kin op, dwingt me hem in de ogen te kijken. "Ik ga nergens heen. En ik ga zeker niet gillend weglopen. Maak je daar geen zorgen over."
"Dat doe ik dus wel."
"Wanneer jij er klaar voor bent, en alleen dan, zal ik er zijn. En wat ik zal zien, zal ik prachtig vinden. Omdat jij het bent." Zijn duim veegt een verdwaalde traan van mijn wang. "Pieker toch niet zo. Laat het gewoon gebeuren. Wat wij nu hebben, dat is toch fijn?"
Ik bloos en knik verlegen.
"Gelukkig maar," fluistert hij. Hij buigt zich naar me toe en kust me opnieuw. Dit keer is er geen aarzeling. Ik sla mijn armen om zijn nek en zoen hem vol overgave terug. Mijn hart begint sneller te slaan wanneer hij zijn handen om mijn heupen legt en me stevig tegen zich aantrekt. Er landt een diepe rust in mijn hart, terwijl er tegelijkertijd een storm door mijn lichaam woedt. Bij hem voel ik me veilig. Bij hem voel ik me opgewonden.
Wanneer hij me na een tijdje loslaat, kijk ik hem verlangend aan.
"Misschien kunnen we deze namiddag samen iets leuks doen?" vraagt hij. "Naar het park of zo? Het is lekker weer."
Mijn hart maakt een sprongetje. "Hof ter Saksen? (1) Ik vind het daar zo mooi."
"Die kasteelruïne?"
"Het heeft iets sprookjesachtigs."
Carl fronst. "Sprookjesachtig?"
"Wel ja… Het is een plek waar ik naartoe ga als ik me niet goed voel. Om te dromen." Ik bijt op mijn lip. "Ach, laat maar. Misschien wordt het tijd dat ik een echt leven leid in plaats van me te verliezen in sprookjes in mijn hoofd."
Carl kijkt me peinzend aan. "Sprookjes kunnen deel uitmaken van het echte leven," zegt hij zacht. "Dat maakt het leven net mooier, niet?"
Ik schud mijn hoofd. "Dat bedoel ik niet." Ik kruip dichter tegen hem aan. "Ik heb de gewoonte om weg te vluchten. In mijn hoofd. Ik had een heel sprookje bedacht over een witte prins op een paard. Een perfecte, knappe man die verliefd op me was. En ik… je zult me wel gek vinden."
"Nee hoor, ga door."
"Toen ik jou voor het eerst zag, probeerde ik jou in dat sprookje te proppen. Ik wilde dat jij die prins was. Maar dat was je niet. En toen ik erachter kwam dat je gewoon… jij was, nam ik het je nog kwalijk ook."
"Maar eigenlijk," fluister ik, mijn gezicht in zijn nek begraven, "ben jij veel beter dan die fictieve prins. Je bent zacht en vriendelijk en je hebt zoveel geduld met mij."
Dan trekt Carl me stevig tegen zich aan. "Je hebt geen idee hoeveel het me doet om dat te horen," fluistert hij in mijn haar.
"Echt?" vraag ik schor.
Hij knikt.
Een paar uur later liggen we in het gras, onder de brede kruin van een oude kastanjeboom in het park. Carl ligt op zijn rug, ik met mijn hoofd op zijn schouder, zijn arm stevig om me heen. De zon werpt dansende vlekken licht door de bladeren.
"Alles is nog een beetje wennen," fluister ik. "Dus vergeef me als ik soms raar doe."
Hij drukt een lange kus op mijn voorhoofd. "Je doet niet raar. En ik moet er ook nog aan wennen."
Ik kijk hem verward aan. "Waaraan?"
"Aan verliefd zijn. Het is voor mij ook allemaal nieuw."
Een golf van pure vreugde overspoelt me. Hij is nog nooit verliefd geweest. En hij heeft zijn hart aan mij gegeven. "Ben je verliefd?"
"Ja."
"Ken ik haar?" probeer ik, een speelse grijns op mijn gezicht.
Hij speelt het spelletje mee. "Nee, je hebt haar nog niet gezien. Maar ze lijkt wel sprekend op jou."
"Echt?"
"Ja. Dezelfde mooie, heldere ogen. Lang blond haar. Een lief gezichtje."
"En verder?" vraag ik nieuwsgierig.
"Grote borsten."
"Hou je daarvan?"
"Nee."
"Oh…"
"Maar ze heeft wel een lekkere kont."
"Hé!" Ik geef hem een verontwaardigde por in zijn zij. "Je hebt het wel over mij!"
"Wie zegt dat…"
"Niet doen," onderbreek ik hem, en ik smoor zijn woorden met een snelle zoen.
"Mooi hè," fluister ik even later, starend naar de lucht.
"Jij?"
"Nee, gekkie. Die witte wolkjes. En het geluid van de bomen die ruisen in de wind. Het is net alsof ze een verhaal vertellen."
"Ben je nu serieus?"
"Tuurlijk."
"En wat vertellen ze dan?" klinkt Carl oprecht nieuwsgierig.
"Luister zelf maar… ogen dicht en even stil zijn."
"Dat kan ik niet."
"Waarom niet?"
"Ik word te veel door jou afgeleid," fluistert hij. "Je parfum verdooft me."
"Gek."
"Wie, jij?"
"Knettergek. Maar het is nog niet te laat om weg te lopen." Voorzichtig leg ik mijn hand plat op zijn borstkas, voel het ritmische rijzen en dalen van zijn ademhaling, de stevige hartslag tegen mijn handpalm.
"Kan ik niet. Jij ligt op me."
"Zo zwaar is mijn hoofd nu ook weer niet." Ik duw mijn neus in de holte van zijn nek en snuif zijn heerlijke, warme mannengeur op. "En waag het niet om me tegen te spreken," vul ik aan.
We liggen een poos zo, in een comfortabele stilte. Zijn kalme ademhaling sust me langzaam in slaap. De wereld vervaagt tot een warm, veilig gevoel.
"Leen."
"Ja?" mompel ik slaperig. Ik steek mijn handen onder zijn t-shirt en leg ze op zijn blote huid. Mijn vingers verkennen zijn warme spieren, die samentrekken onder mijn aanraking. Ik streel, voel en geniet van elke scherpe ademteug die hij neemt als reactie. Het geeft me een onstuimig, machtig gevoel om zijn pupillen groter te zien worden, zijn ogen even te zien sluiten in vervoering. Ik duw een aarzelend kusje tegen zijn mond en streel met het puntje van mijn tong over zijn onderlip. Hij verdiept de kus teder, zijn genegenheid raakt me diep. Hij maakt me week vanbinnen. Ik zucht, mijn vingers knijpen in zijn schouders. Ik wil meer. Toch vecht ik om de controle te houden. Ik stop abrupt, en laat mijn voorhoofd op zijn schouder vallen. Zijn borstkas gaat hevig op en neer. Hij is buiten adem, net als ik.
Ik breng mijn mond weer naar de zijne, proef zijn lippen. Eén keer, twee, drie keer. De kusjes worden langer, hongeriger. Zijn lippen voelen schroeiend heet aan, en ze zetten mijn eigen lichaam in vuur en vlam. Mijn zelfbeheersing smelt als sneeuw voor de zon. Mijn zachte kreuntjes moedigen hem aan. Hij slaat zijn armen om mijn nek en woelt met zijn vingers door mijn haar.
De behoefte aan hem is bijna beangstigend. Ik trek me terug, kijk hem verlangend aan.
"Je bent een gevaarlijk meisje, Leen," hijgt hij.
"Waarom?" Mijn ogen zijn één en al onschuld.
Teder streelt hij met zijn duim over mijn onderlip, die gezwollen is van het zoenen. "Omdat ik ernaar verlang je hele lichaam aan te raken, hoe streng je het me ook verbiedt."
"Verbied ik je dat?"
"Ben je gisteren vergeten?"
"Nee," glimlach ik, terwijl mijn vingers speels over zijn buikspieren glijden. "En nu doe jij precies wat ik gisteren niet bij jou mocht."
"Dit is anders," verduidelijk ik.
"Hoezo?"
"Ik ben een meisje."
"Wat heeft dat ermee te maken?" lacht hij.
"Meisjes mogen alles." Ik ga schrijlings bovenop hem zitten, mijn blik uitdagend. "En jij… jij moet naar mij luisteren."
"Dus…"
"Jij bent mijn slaafje," fluister ik.
"Niet."
"Wel. Maar je kunt nog altijd kiezen voor een barbie. Die zijn vast makkelijker. Maar dan moet je snel zijn." Langzaam buig ik me naar hem toe. Carl krijgt een knalrode kop en staart me vol begeerte aan.
"Scheelt er iets?" fluister ik vlak bij zijn lippen.
"Als ik nu doe waar ik zin in heb," zegt hij schor, "verkoop je me waarschijnlijk weer een mep."
"Je kunt het altijd proberen," lach ik. Ik neem zijn handen en duw ze zachtjes tegen mijn borsten. "Voel maar," fluister ik. "Lekker zacht, hè? Maar ik weet niet of we dit wel moeten doen…" Ik trek zijn handen weg, leun naar voren en geef hem een vederlicht kusje. "Aanraken, kussen en… meer."
"Zijn dat geen dingen die verliefde stelletjes doen?"
Ik laat hem los en begin op mijn onderlip te kauwen. "Ik weet het. Maar ik wil niks overhaasten." Wanneer hij mijn borsten opnieuw wil vastpakken, sta ik soepel op. "En nu moeten we naar huis. Ik had ma beloofd op tijd te zijn voor het avondeten."
Carl kijkt me vol ongeloof aan vanaf de grond. Ik geef hem een speelse por met mijn voet. "Niet zo sip, joh. Morgen is er weer een dag," lach ik.
Even later fietsen we huiswaarts. De zon zakt langzaam, de lucht kleurt oranje en paars. Een gevoel van pure, onversneden vreugde borrelt in me op. Wanneer ik een verkeerslicht op groen zie springen, ga ik op mijn trappers staan.
"Kom schat, dat halen we nog!" roep ik over mijn schouder.
"Hé, wacht!" hoor ik hem achter me roepen.
Net voor het kruispunt kijk ik lachend achterom om te zien waar hij blijft. Een fatale seconde. Daardoor zie ik de donkere auto niet die, zonder richting aan te geven, plotseling afdraait.
"LEEN! PAS OP!" schreeuwt Carl, zijn stem vol paniek.
Dan volgt er een oorverdovende klap van metaal op metaal. Ik voel een onmenselijke kracht. Ik vlieg, gewichtloos, over de motorkap. Een harde, doffe plof als ik de grond raak. En dan wordt alles zwart. (2)
---
Soundtrack bij dit verhaal: U2 - With or without you
(1) Het domein hof ter Saksen is een kasteelpark in de gemeente Beveren, Oost-Vlaanderen, België. Het kasteel is recentelijk volledig gerestaureerd maar was eind jaren 80 een ruïne die op instorten stond. Het kasteelpark was/is een arboretum met hoofdzakelijk Japanse/Chinese bomen en was toendertijd een van mijn favoriete plekjes.
(2) Het verhaal is gebaseerd op waargebeurde feiten, ook het ongeval.
Zijn lippen raken de mijne. Onwillekeurig sluit ik mijn ogen. De gloed van zijn huid, de geur van zijn adem, het is allesoverheersend. Zijn vingers vlechten zich in mijn haren, masseren zachtjes mijn nek. Hij kust me opnieuw, dieper dit keer, zijn smaak, een mix van cola en de vage, unieke smaak van Carl zelf, achterlatend in mijn mond. Langzaam laat hij me los, maar hij blijft dichtbij, zijn voorhoofd bijna tegen het mijne. Hij kijkt me aan, zijn ogen donker en peinzend. De blos die naar mijn wangen kruipt, voelt als een brand.
"Ik... euh... ik..." stotter ik, de woorden weigeren te vormen.
Een plagend lachje krult zijn lippen. "Nou? Wat wil je zeggen, Leen?"
Ik bijt op mijn lip. Ik wil duizend dingen zeggen. Dat het fijn was. Dat ik bang ben. Dat ik meer wil. "Ik... ik..."
"Kan je niet praten?" grijnst hij, een kwajongensachtige twinkeling in zijn ogen.
Ik word nog roder en slik moeizaam. "Dat was… heerlijk," fluister ik, de woorden nauwelijks hoorbaar. Hij staart me aan, zijn grijns verdwijnt en maakt plaats voor een intense blik. In de stilte die valt, hoor ik alleen het suizen van het bloed in mijn oren.
"Over gisteren," begin ik, om de geladen stilte te doorbreken.
"Ja?"
"Ik… euh… ik had je niet van de bank mogen duwen."
"Ik ben blij dat je…"
"Laat me nu even uitspreken," onderbreek ik hem, een beetje te scherp. "Het is zo al moeilijk genoeg."
Hij sluit zijn mond en knikt, wachtend.
"Je overviel me. En… Weet je, het is allemaal zo nieuw voor me."
Carl haalt zijn schouders op. "Je moet gewoon je gevoel volgen, Leen."
"Wel… mijn gevoel… het maakt me bang."
"Waarom?" vraagt hij zacht.
"Misschien… Misschien vind je me niet mooi." De woorden zijn eruit, een pijnlijke, naakte bekentenis.
"Ik vind je heel mooi," zegt hij onmiddellijk, zonder aarzeling.
"Nee, ik… euh… dat bedoel ik niet. Niet zo."
"Wat dan wel?"
Ik kijk naar mijn handen. "Ik lijk niet op die andere meiden. Begrijp je? Ik ben niet zo… slank."
"Dat weet ik. En?"
"Wel ja, misschien… misschien loop je gillend weg als ik ooit naakt voor je sta." De laatste woorden zijn een fluistering, en tranen prikken in mijn ogen.
"Leen," zegt hij ernstig. "Kijk me aan." Ik schud mijn hoofd. Hij tilt zachtjes mijn kin op, dwingt me hem in de ogen te kijken. "Ik ga nergens heen. En ik ga zeker niet gillend weglopen. Maak je daar geen zorgen over."
"Dat doe ik dus wel."
"Wanneer jij er klaar voor bent, en alleen dan, zal ik er zijn. En wat ik zal zien, zal ik prachtig vinden. Omdat jij het bent." Zijn duim veegt een verdwaalde traan van mijn wang. "Pieker toch niet zo. Laat het gewoon gebeuren. Wat wij nu hebben, dat is toch fijn?"
Ik bloos en knik verlegen.
"Gelukkig maar," fluistert hij. Hij buigt zich naar me toe en kust me opnieuw. Dit keer is er geen aarzeling. Ik sla mijn armen om zijn nek en zoen hem vol overgave terug. Mijn hart begint sneller te slaan wanneer hij zijn handen om mijn heupen legt en me stevig tegen zich aantrekt. Er landt een diepe rust in mijn hart, terwijl er tegelijkertijd een storm door mijn lichaam woedt. Bij hem voel ik me veilig. Bij hem voel ik me opgewonden.
Wanneer hij me na een tijdje loslaat, kijk ik hem verlangend aan.
"Misschien kunnen we deze namiddag samen iets leuks doen?" vraagt hij. "Naar het park of zo? Het is lekker weer."
Mijn hart maakt een sprongetje. "Hof ter Saksen? (1) Ik vind het daar zo mooi."
"Die kasteelruïne?"
"Het heeft iets sprookjesachtigs."
Carl fronst. "Sprookjesachtig?"
"Wel ja… Het is een plek waar ik naartoe ga als ik me niet goed voel. Om te dromen." Ik bijt op mijn lip. "Ach, laat maar. Misschien wordt het tijd dat ik een echt leven leid in plaats van me te verliezen in sprookjes in mijn hoofd."
Carl kijkt me peinzend aan. "Sprookjes kunnen deel uitmaken van het echte leven," zegt hij zacht. "Dat maakt het leven net mooier, niet?"
Ik schud mijn hoofd. "Dat bedoel ik niet." Ik kruip dichter tegen hem aan. "Ik heb de gewoonte om weg te vluchten. In mijn hoofd. Ik had een heel sprookje bedacht over een witte prins op een paard. Een perfecte, knappe man die verliefd op me was. En ik… je zult me wel gek vinden."
"Nee hoor, ga door."
"Toen ik jou voor het eerst zag, probeerde ik jou in dat sprookje te proppen. Ik wilde dat jij die prins was. Maar dat was je niet. En toen ik erachter kwam dat je gewoon… jij was, nam ik het je nog kwalijk ook."
"Maar eigenlijk," fluister ik, mijn gezicht in zijn nek begraven, "ben jij veel beter dan die fictieve prins. Je bent zacht en vriendelijk en je hebt zoveel geduld met mij."
Dan trekt Carl me stevig tegen zich aan. "Je hebt geen idee hoeveel het me doet om dat te horen," fluistert hij in mijn haar.
"Echt?" vraag ik schor.
Hij knikt.
Een paar uur later liggen we in het gras, onder de brede kruin van een oude kastanjeboom in het park. Carl ligt op zijn rug, ik met mijn hoofd op zijn schouder, zijn arm stevig om me heen. De zon werpt dansende vlekken licht door de bladeren.
"Alles is nog een beetje wennen," fluister ik. "Dus vergeef me als ik soms raar doe."
Hij drukt een lange kus op mijn voorhoofd. "Je doet niet raar. En ik moet er ook nog aan wennen."
Ik kijk hem verward aan. "Waaraan?"
"Aan verliefd zijn. Het is voor mij ook allemaal nieuw."
Een golf van pure vreugde overspoelt me. Hij is nog nooit verliefd geweest. En hij heeft zijn hart aan mij gegeven. "Ben je verliefd?"
"Ja."
"Ken ik haar?" probeer ik, een speelse grijns op mijn gezicht.
Hij speelt het spelletje mee. "Nee, je hebt haar nog niet gezien. Maar ze lijkt wel sprekend op jou."
"Echt?"
"Ja. Dezelfde mooie, heldere ogen. Lang blond haar. Een lief gezichtje."
"En verder?" vraag ik nieuwsgierig.
"Grote borsten."
"Hou je daarvan?"
"Nee."
"Oh…"
"Maar ze heeft wel een lekkere kont."
"Hé!" Ik geef hem een verontwaardigde por in zijn zij. "Je hebt het wel over mij!"
"Wie zegt dat…"
"Niet doen," onderbreek ik hem, en ik smoor zijn woorden met een snelle zoen.
"Mooi hè," fluister ik even later, starend naar de lucht.
"Jij?"
"Nee, gekkie. Die witte wolkjes. En het geluid van de bomen die ruisen in de wind. Het is net alsof ze een verhaal vertellen."
"Ben je nu serieus?"
"Tuurlijk."
"En wat vertellen ze dan?" klinkt Carl oprecht nieuwsgierig.
"Luister zelf maar… ogen dicht en even stil zijn."
"Dat kan ik niet."
"Waarom niet?"
"Ik word te veel door jou afgeleid," fluistert hij. "Je parfum verdooft me."
"Gek."
"Wie, jij?"
"Knettergek. Maar het is nog niet te laat om weg te lopen." Voorzichtig leg ik mijn hand plat op zijn borstkas, voel het ritmische rijzen en dalen van zijn ademhaling, de stevige hartslag tegen mijn handpalm.
"Kan ik niet. Jij ligt op me."
"Zo zwaar is mijn hoofd nu ook weer niet." Ik duw mijn neus in de holte van zijn nek en snuif zijn heerlijke, warme mannengeur op. "En waag het niet om me tegen te spreken," vul ik aan.
We liggen een poos zo, in een comfortabele stilte. Zijn kalme ademhaling sust me langzaam in slaap. De wereld vervaagt tot een warm, veilig gevoel.
"Leen."
"Ja?" mompel ik slaperig. Ik steek mijn handen onder zijn t-shirt en leg ze op zijn blote huid. Mijn vingers verkennen zijn warme spieren, die samentrekken onder mijn aanraking. Ik streel, voel en geniet van elke scherpe ademteug die hij neemt als reactie. Het geeft me een onstuimig, machtig gevoel om zijn pupillen groter te zien worden, zijn ogen even te zien sluiten in vervoering. Ik duw een aarzelend kusje tegen zijn mond en streel met het puntje van mijn tong over zijn onderlip. Hij verdiept de kus teder, zijn genegenheid raakt me diep. Hij maakt me week vanbinnen. Ik zucht, mijn vingers knijpen in zijn schouders. Ik wil meer. Toch vecht ik om de controle te houden. Ik stop abrupt, en laat mijn voorhoofd op zijn schouder vallen. Zijn borstkas gaat hevig op en neer. Hij is buiten adem, net als ik.
Ik breng mijn mond weer naar de zijne, proef zijn lippen. Eén keer, twee, drie keer. De kusjes worden langer, hongeriger. Zijn lippen voelen schroeiend heet aan, en ze zetten mijn eigen lichaam in vuur en vlam. Mijn zelfbeheersing smelt als sneeuw voor de zon. Mijn zachte kreuntjes moedigen hem aan. Hij slaat zijn armen om mijn nek en woelt met zijn vingers door mijn haar.
De behoefte aan hem is bijna beangstigend. Ik trek me terug, kijk hem verlangend aan.
"Je bent een gevaarlijk meisje, Leen," hijgt hij.
"Waarom?" Mijn ogen zijn één en al onschuld.
Teder streelt hij met zijn duim over mijn onderlip, die gezwollen is van het zoenen. "Omdat ik ernaar verlang je hele lichaam aan te raken, hoe streng je het me ook verbiedt."
"Verbied ik je dat?"
"Ben je gisteren vergeten?"
"Nee," glimlach ik, terwijl mijn vingers speels over zijn buikspieren glijden. "En nu doe jij precies wat ik gisteren niet bij jou mocht."
"Dit is anders," verduidelijk ik.
"Hoezo?"
"Ik ben een meisje."
"Wat heeft dat ermee te maken?" lacht hij.
"Meisjes mogen alles." Ik ga schrijlings bovenop hem zitten, mijn blik uitdagend. "En jij… jij moet naar mij luisteren."
"Dus…"
"Jij bent mijn slaafje," fluister ik.
"Niet."
"Wel. Maar je kunt nog altijd kiezen voor een barbie. Die zijn vast makkelijker. Maar dan moet je snel zijn." Langzaam buig ik me naar hem toe. Carl krijgt een knalrode kop en staart me vol begeerte aan.
"Scheelt er iets?" fluister ik vlak bij zijn lippen.
"Als ik nu doe waar ik zin in heb," zegt hij schor, "verkoop je me waarschijnlijk weer een mep."
"Je kunt het altijd proberen," lach ik. Ik neem zijn handen en duw ze zachtjes tegen mijn borsten. "Voel maar," fluister ik. "Lekker zacht, hè? Maar ik weet niet of we dit wel moeten doen…" Ik trek zijn handen weg, leun naar voren en geef hem een vederlicht kusje. "Aanraken, kussen en… meer."
"Zijn dat geen dingen die verliefde stelletjes doen?"
Ik laat hem los en begin op mijn onderlip te kauwen. "Ik weet het. Maar ik wil niks overhaasten." Wanneer hij mijn borsten opnieuw wil vastpakken, sta ik soepel op. "En nu moeten we naar huis. Ik had ma beloofd op tijd te zijn voor het avondeten."
Carl kijkt me vol ongeloof aan vanaf de grond. Ik geef hem een speelse por met mijn voet. "Niet zo sip, joh. Morgen is er weer een dag," lach ik.
Even later fietsen we huiswaarts. De zon zakt langzaam, de lucht kleurt oranje en paars. Een gevoel van pure, onversneden vreugde borrelt in me op. Wanneer ik een verkeerslicht op groen zie springen, ga ik op mijn trappers staan.
"Kom schat, dat halen we nog!" roep ik over mijn schouder.
"Hé, wacht!" hoor ik hem achter me roepen.
Net voor het kruispunt kijk ik lachend achterom om te zien waar hij blijft. Een fatale seconde. Daardoor zie ik de donkere auto niet die, zonder richting aan te geven, plotseling afdraait.
"LEEN! PAS OP!" schreeuwt Carl, zijn stem vol paniek.
Dan volgt er een oorverdovende klap van metaal op metaal. Ik voel een onmenselijke kracht. Ik vlieg, gewichtloos, over de motorkap. Een harde, doffe plof als ik de grond raak. En dan wordt alles zwart. (2)
---
Soundtrack bij dit verhaal: U2 - With or without you
(1) Het domein hof ter Saksen is een kasteelpark in de gemeente Beveren, Oost-Vlaanderen, België. Het kasteel is recentelijk volledig gerestaureerd maar was eind jaren 80 een ruïne die op instorten stond. Het kasteelpark was/is een arboretum met hoofdzakelijk Japanse/Chinese bomen en was toendertijd een van mijn favoriete plekjes.
(2) Het verhaal is gebaseerd op waargebeurde feiten, ook het ongeval.
Lees verder: Verlangen - 8: Het Ziekenhuis
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10