Door: Jaakske
Datum: 05-01-2022 | Cijfer: 9.1 | Gelezen: 1062
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 10 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 10 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Jaakskes Verhalen - 4: Over Het Weeshuis
Zuster Bernadette
Stipt om twee uur wordt de zitting heropend. De deurwachter roept in de gang
- Mevrouw Anna Vanwalleghem.
Wie kan dat zijn ?
Maar dan komt ze binnen. Een beetje voorovergebogen, in blauw jasje en dito rok. Ze gaat tot voor de grote tafel en groet met een lichte hoofdknik de heren er achter. Dan keert ze zich om, kijkt me aan. Glimlacht.
Zuster Bernadette !
Zij is het. Die goeie zuster Bernadette….
Hoe dikwijls heeft ze me niet getroost. Hoe dikwijls is ze niet bij mij blijven zitten toen ik het moeilijk had, toen ik weende, toen ik weende om papa en om mama. Hoe dikwijls heeft ze me niet moed ingesproken, gewoon gesust, met haar zachte handen over mijn hoofd gestreken ?
Zuster Bernadette ! Wat een weerzien. Een maand geleden is ze me nog komen bezoeken.
Ik slik heel even. Er komt een traan in mijn ogen. Echt.
Zuster Bernadtte legt de eed af en gaat neerzitten in die grote stoel voor de grote tafel. De voorzitter spreekt haar aan.
- Zuster - ik mag toch zuster zeggen hé ! – jij hebt gedurende meerdere jaren de beschuldigde hier aanwezig opgevangen als een moeder. Kunt U ons vertellen hoe die knaap bij jullie binnen gekomen is ?
- Meneer de voorzitter, het was zo’n teer mensje, zo hulpeloos. En toch hield hij zijn jongere broertje dicht bij zich, als wilde hij die beschermen. En dat is wat wij, wat ik de hele tijd gezien heb, zolang Mario bij ons was, en ook wanneer hij naar het andere instituut verhuisd was. Hij was ook bezorgd voor andere jongens en meisjes. En… hij kon geen onrecht verdragen. Dan werd hij opstandig. Nee, niet stout. Maar dan zegde hij meteen wat hij dacht. Als een andere gestraft werd, en hij vond het niet juist, dan ging hij naar de leraar of naar de opvoeder, en hij zegde op een beleefde manier wat hij ervan dacht. En toch was hij, en bleef hij de teergevoelige jongen. Hij sprak dikwijls over zijn mama en zijn papa. Hij herinnerde ze nog zeer goed. Hoe hij op de schouders van zijn papa mocht zitten, die dan door de tuin holde. Hoe zijn mama zo’n echt goede wafels kon bakken. Hoe hij met zijn broertje mee mochten naar het speelplein, naar de zee, naar de zoo…. Dan kwamen er tranen in zijn ogen. En om de twee maanden vroeg hij om naar het graf van zijn ouders te mogen gaan. Samen met zijn broertje ging hij dan, hand in hand, vergezeld van een opvoeder of een leraar. En toen hij twaalf voorbij was, dan ging hij af en toe alleen met zijn broertje naar het kerkhof. En dan dankte hij de opvoeder of mij, die de toelating gegeven had.
Ze zwijgt even. Kijkt me aan. Schudt haar hoofd.
- En nu, meneer de voorzitter, nu zit hij daar. Beschuldigd van doodslag. Nee, ik kan het niet begrijpen. Hij heeft me alles opgebiecht, meneer de voorzitter. Alles. Dat is niet de Mario die ik gekend heb. Nee. Ik begrijp het niet. Voor mij is hij onschuldig, meneer de voorzitter.
- Daar zal de jury over beslissen, onderbreekt de voorzitter haar.
- Dat weet ik, dat weet ik. Maar ik mag toch mijn mening zeggen, nietwaar.
- U mag de waarheid spreken, zuster, en getuigen wat u weet.
- Wel, meneer de voorzitter, ik wil nog vertellen over de manier waarop Mario voor zijn jongere broertje Franky zorgde. Ze waren bijna onafscheidelijk, meneer de voorzitter. Een kleine anekdote. Ze waren twee, misschien drie dagen bij ons. Ze sliepen op dezelfde kamer, samen met nog twee andere jongens van ongeveer acht jaar oud. Ik had ze zoals altijd een goeie nacht gewenst en had het toezicht op de slaapkamers over gelaten aan zuster Amanda. Ik had me na mijn avondgebed te ruste gelegd en was ingeslapen. Rond middernacht kwam zuster Amanda mij wakker maken. Half in paniek. De jongste van de twee Baertjes lag niet meer in zijn bed. Ik uit mijn bed, mijn kamerjas om geslagen en mee met zuster Amanda. Inderdaad, het bed van Franky was leeg. Amaai. Was hij naar het toilet ? Nee. Dan maar eens vragen aan Mario of hij iets wist. En wat ontdekten we ? De kleine Franky lag ook in het bed van Mario, netjes in die zijn schoot. Zalig, meneer de Voorzitter, zalig, die twee broertjes samen in dat kleine bed, de arm van Mario over zijn broertje heen geslagen als wilde hij hem beschermen tegen boze geesten. Wel, meneer de voorzitter, ’s anderendaags zijn we op de zolder gaan zoeken en we vonden er nog een oud tweepersoonsbed, te groot voor één persoon, in feite te klein voor twee, zo een ‘twijfelaar’ zoals ze zeggen. We hebben dat bed op hun kamer geplaatst, en zolang Mario bij ons verbleef – tot aan zijn zestien jaar – hebben de twee broertjes in hetzelfde bed geslapen, samen. En of ze er gelukkig mee waren.
Zuster Bernadette zwijgt.
De voorzitter richt zich tot de twee advocaten voor mij.
De advocaat voor mij staat op.
- Zuster, bedankt voor uw getuigenis. Ik weet dat u uit uw hart spreekt. Bedankt ook voor al de zorgen die u aan mijn cliënt besteed hebt.
Zuster Bernadette knikt.
- Toch wil ik je nog een vraag stellen. Tot zijn twaalfde heeft mijn cliënt les gevolgd in het instituut zelf. Daarna moest hij naar de middelbare school. Hoe is dat verlopen ?
- Wel, Mario trok naar het college. Hij deed het er vrij goed, doch al die theoretische vakken, dat lag hem niet zo goed. En na één jaar college is hij naar de technische school over geschakeld. En daar kon hij zich echt uitleven. Hij haalde er schitterende resultaten.
- En hoe was dat dan met zijn broer ? Ze zagen elkaar toch niet meer zo dikwijls ?
- Toch wel. Mario vertrok ‘s ochtends tegen acht uur, kwam ‘s middags bij ons eten en tegen half vijf ’s avonds was hij terug. Dan zat hij te werken en te studeren in onze zogenaamde studiezaal, waar alle jongens en meisjes samen werkten die buiten het instituut les volgden. Dus ‘s ochtends en ’s middags en ’s avonds waren de broertjes samen, en ook in het weekend.
- Maar dat veranderde wanneer mijn cliënt naar het andere instituut moest overstappen ?
- Inderdaad, Meester. Dat was voor beiden een klein drama. Ja, Mario kwam nog elke zondagnamiddag bij ons. Dat was telkens een feest voor de twee broers. Franky was ondertussen ook dertien geworden, en zag elke week uit naar het samen zijn met zijn oudere broer. En elke week was het afscheid op zondagavond een zeer emotioneel gebeuren. En… ik zag elke week hoe de opgewekte Mario meer en meer in zichzelf opgesloten werd, een zwijgende jonge gast, daar waar hij vroeger een echte flapuit was. Hij vertelde niet veel over het instituut waar hij was. Nee, er woog iets op hem, dat zag je zo. Was dit het gemis van zijn broer ? Of wat ? Ik wist het niet. Mario was Mario niet meer. Nee.
Toen zijn broer ook naar het andere instituut verhuisde, dan zag ik hen bijna nooit meer. Eerder eens sporadisch. Meer niet. Jammer.
- Dank je, zuster.
De voorzitter vraagt aan de andere advocaat of hij vragen heeft. Nee, die heeft geen vragen.
De voorzitter neemt het woord.
- Dank u, zuster voor uw eerlijke getuigenis. U kunt gaan.
- Meneer de Voorzitter…
- Ja, zuster.
- Mag ik nog iets vragen ?
- Ja, zuster, u mag.
- Wel, meneer de voorzitter, ik heb jaren lang Mario een nachtzoen gegeven, hem even geknuffeld toen hij het nodig had. Mag ik…
Haar stem stokt;
- … mag ik hem nu nog een knuffel geven ? Hij heeft het zeker nodig.
Zonder het antwoord van de voorzitter af te wachten komt ze van de zetel af en stapt naar mij toe, gaat langs de zijkant van de bank waar ik zit tot bij mij – de man in uniform maakt plaats. Het is muisstil in de zaal. Zuster Bernadette komt tot bij mij. Ik zie een traan in haar ogen. Ze omarmt me, met al de goedheid die in haar schuilt, met al haar tederheid. Ze omarmt me, klopt me op de rug. Ik snik. Ik ween. Ik huil.
- Alles komt goed, Mario, alles komt goed.
Fluisterende woorden voor mij alleen.
Ze laat me los. Zuster Bernadette verdwijnt.
Ik blijf wenend achter.
Die goeie brave zuster Bernadette.
Er komen nog twee leraars over mij getuigen. Ik hoor ze niet Ik zit diep voorover gebogen. Ik zie… ik voel de armen van die brave kloosterzuster, die jaren mijn mama vervangen heeft. En het nog doet.
Zuster Bernadette. Dank je.
- Mevrouw Anna Vanwalleghem.
Wie kan dat zijn ?
Maar dan komt ze binnen. Een beetje voorovergebogen, in blauw jasje en dito rok. Ze gaat tot voor de grote tafel en groet met een lichte hoofdknik de heren er achter. Dan keert ze zich om, kijkt me aan. Glimlacht.
Zuster Bernadette !
Zij is het. Die goeie zuster Bernadette….
Hoe dikwijls heeft ze me niet getroost. Hoe dikwijls is ze niet bij mij blijven zitten toen ik het moeilijk had, toen ik weende, toen ik weende om papa en om mama. Hoe dikwijls heeft ze me niet moed ingesproken, gewoon gesust, met haar zachte handen over mijn hoofd gestreken ?
Zuster Bernadette ! Wat een weerzien. Een maand geleden is ze me nog komen bezoeken.
Ik slik heel even. Er komt een traan in mijn ogen. Echt.
Zuster Bernadtte legt de eed af en gaat neerzitten in die grote stoel voor de grote tafel. De voorzitter spreekt haar aan.
- Zuster - ik mag toch zuster zeggen hé ! – jij hebt gedurende meerdere jaren de beschuldigde hier aanwezig opgevangen als een moeder. Kunt U ons vertellen hoe die knaap bij jullie binnen gekomen is ?
- Meneer de voorzitter, het was zo’n teer mensje, zo hulpeloos. En toch hield hij zijn jongere broertje dicht bij zich, als wilde hij die beschermen. En dat is wat wij, wat ik de hele tijd gezien heb, zolang Mario bij ons was, en ook wanneer hij naar het andere instituut verhuisd was. Hij was ook bezorgd voor andere jongens en meisjes. En… hij kon geen onrecht verdragen. Dan werd hij opstandig. Nee, niet stout. Maar dan zegde hij meteen wat hij dacht. Als een andere gestraft werd, en hij vond het niet juist, dan ging hij naar de leraar of naar de opvoeder, en hij zegde op een beleefde manier wat hij ervan dacht. En toch was hij, en bleef hij de teergevoelige jongen. Hij sprak dikwijls over zijn mama en zijn papa. Hij herinnerde ze nog zeer goed. Hoe hij op de schouders van zijn papa mocht zitten, die dan door de tuin holde. Hoe zijn mama zo’n echt goede wafels kon bakken. Hoe hij met zijn broertje mee mochten naar het speelplein, naar de zee, naar de zoo…. Dan kwamen er tranen in zijn ogen. En om de twee maanden vroeg hij om naar het graf van zijn ouders te mogen gaan. Samen met zijn broertje ging hij dan, hand in hand, vergezeld van een opvoeder of een leraar. En toen hij twaalf voorbij was, dan ging hij af en toe alleen met zijn broertje naar het kerkhof. En dan dankte hij de opvoeder of mij, die de toelating gegeven had.
Ze zwijgt even. Kijkt me aan. Schudt haar hoofd.
- En nu, meneer de voorzitter, nu zit hij daar. Beschuldigd van doodslag. Nee, ik kan het niet begrijpen. Hij heeft me alles opgebiecht, meneer de voorzitter. Alles. Dat is niet de Mario die ik gekend heb. Nee. Ik begrijp het niet. Voor mij is hij onschuldig, meneer de voorzitter.
- Daar zal de jury over beslissen, onderbreekt de voorzitter haar.
- Dat weet ik, dat weet ik. Maar ik mag toch mijn mening zeggen, nietwaar.
- U mag de waarheid spreken, zuster, en getuigen wat u weet.
- Wel, meneer de voorzitter, ik wil nog vertellen over de manier waarop Mario voor zijn jongere broertje Franky zorgde. Ze waren bijna onafscheidelijk, meneer de voorzitter. Een kleine anekdote. Ze waren twee, misschien drie dagen bij ons. Ze sliepen op dezelfde kamer, samen met nog twee andere jongens van ongeveer acht jaar oud. Ik had ze zoals altijd een goeie nacht gewenst en had het toezicht op de slaapkamers over gelaten aan zuster Amanda. Ik had me na mijn avondgebed te ruste gelegd en was ingeslapen. Rond middernacht kwam zuster Amanda mij wakker maken. Half in paniek. De jongste van de twee Baertjes lag niet meer in zijn bed. Ik uit mijn bed, mijn kamerjas om geslagen en mee met zuster Amanda. Inderdaad, het bed van Franky was leeg. Amaai. Was hij naar het toilet ? Nee. Dan maar eens vragen aan Mario of hij iets wist. En wat ontdekten we ? De kleine Franky lag ook in het bed van Mario, netjes in die zijn schoot. Zalig, meneer de Voorzitter, zalig, die twee broertjes samen in dat kleine bed, de arm van Mario over zijn broertje heen geslagen als wilde hij hem beschermen tegen boze geesten. Wel, meneer de voorzitter, ’s anderendaags zijn we op de zolder gaan zoeken en we vonden er nog een oud tweepersoonsbed, te groot voor één persoon, in feite te klein voor twee, zo een ‘twijfelaar’ zoals ze zeggen. We hebben dat bed op hun kamer geplaatst, en zolang Mario bij ons verbleef – tot aan zijn zestien jaar – hebben de twee broertjes in hetzelfde bed geslapen, samen. En of ze er gelukkig mee waren.
Zuster Bernadette zwijgt.
De voorzitter richt zich tot de twee advocaten voor mij.
De advocaat voor mij staat op.
- Zuster, bedankt voor uw getuigenis. Ik weet dat u uit uw hart spreekt. Bedankt ook voor al de zorgen die u aan mijn cliënt besteed hebt.
Zuster Bernadette knikt.
- Toch wil ik je nog een vraag stellen. Tot zijn twaalfde heeft mijn cliënt les gevolgd in het instituut zelf. Daarna moest hij naar de middelbare school. Hoe is dat verlopen ?
- Wel, Mario trok naar het college. Hij deed het er vrij goed, doch al die theoretische vakken, dat lag hem niet zo goed. En na één jaar college is hij naar de technische school over geschakeld. En daar kon hij zich echt uitleven. Hij haalde er schitterende resultaten.
- En hoe was dat dan met zijn broer ? Ze zagen elkaar toch niet meer zo dikwijls ?
- Toch wel. Mario vertrok ‘s ochtends tegen acht uur, kwam ‘s middags bij ons eten en tegen half vijf ’s avonds was hij terug. Dan zat hij te werken en te studeren in onze zogenaamde studiezaal, waar alle jongens en meisjes samen werkten die buiten het instituut les volgden. Dus ‘s ochtends en ’s middags en ’s avonds waren de broertjes samen, en ook in het weekend.
- Maar dat veranderde wanneer mijn cliënt naar het andere instituut moest overstappen ?
- Inderdaad, Meester. Dat was voor beiden een klein drama. Ja, Mario kwam nog elke zondagnamiddag bij ons. Dat was telkens een feest voor de twee broers. Franky was ondertussen ook dertien geworden, en zag elke week uit naar het samen zijn met zijn oudere broer. En elke week was het afscheid op zondagavond een zeer emotioneel gebeuren. En… ik zag elke week hoe de opgewekte Mario meer en meer in zichzelf opgesloten werd, een zwijgende jonge gast, daar waar hij vroeger een echte flapuit was. Hij vertelde niet veel over het instituut waar hij was. Nee, er woog iets op hem, dat zag je zo. Was dit het gemis van zijn broer ? Of wat ? Ik wist het niet. Mario was Mario niet meer. Nee.
Toen zijn broer ook naar het andere instituut verhuisde, dan zag ik hen bijna nooit meer. Eerder eens sporadisch. Meer niet. Jammer.
- Dank je, zuster.
De voorzitter vraagt aan de andere advocaat of hij vragen heeft. Nee, die heeft geen vragen.
De voorzitter neemt het woord.
- Dank u, zuster voor uw eerlijke getuigenis. U kunt gaan.
- Meneer de Voorzitter…
- Ja, zuster.
- Mag ik nog iets vragen ?
- Ja, zuster, u mag.
- Wel, meneer de voorzitter, ik heb jaren lang Mario een nachtzoen gegeven, hem even geknuffeld toen hij het nodig had. Mag ik…
Haar stem stokt;
- … mag ik hem nu nog een knuffel geven ? Hij heeft het zeker nodig.
Zonder het antwoord van de voorzitter af te wachten komt ze van de zetel af en stapt naar mij toe, gaat langs de zijkant van de bank waar ik zit tot bij mij – de man in uniform maakt plaats. Het is muisstil in de zaal. Zuster Bernadette komt tot bij mij. Ik zie een traan in haar ogen. Ze omarmt me, met al de goedheid die in haar schuilt, met al haar tederheid. Ze omarmt me, klopt me op de rug. Ik snik. Ik ween. Ik huil.
- Alles komt goed, Mario, alles komt goed.
Fluisterende woorden voor mij alleen.
Ze laat me los. Zuster Bernadette verdwijnt.
Ik blijf wenend achter.
Die goeie brave zuster Bernadette.
Er komen nog twee leraars over mij getuigen. Ik hoor ze niet Ik zit diep voorover gebogen. Ik zie… ik voel de armen van die brave kloosterzuster, die jaren mijn mama vervangen heeft. En het nog doet.
Zuster Bernadette. Dank je.
Lees verder: Jaakskes Verhalen - 6: Het Instituut Foulon
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10