Door: Jefferson
Datum: 01-10-2023 | Cijfer: 8 | Gelezen: 3051
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 11 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Anaal, Cuckolding, Vernederen, Vreemdgaan, Vrienden,
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 11 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Anaal, Cuckolding, Vernederen, Vreemdgaan, Vrienden,
Vervolg op: De Vriendengroep - 25: Geweten
Uit Brugge
Eenmaal op onze kamer, was alles weer anders. Alleen zij en ik waren hier. Dus telden alleen zij en ik. Ze keek niet om. Niet meteen. Wel liet ze merken dat ze wist dat ik er was door even te stoppen waar ze mee bezig was, om vervolgens weer verder te gaan. Ze was aan het inpakken. Haar koffer lag op bed naast haar tas, en wat ze had uitgepakt, stopte ze er nu weer in. Alleen haar spullen. Ze ging weg. Maar ik kon hier niet blijven. Ik wilde die gasten niet onder ogen komen. Ik loop naar haar toe. Ik kijk verdrukt, maar ze ziet het nog niet. Weer stopt ze even, en ze is bijna klaar met inpakken.
‘Ik pak de trein wel. Naar Antwerpen. En dan naar Rotterdam.’ zegt ze zonder me aan te kijken. Ik blijf zwijgen. Ik wist niet wat ik moest zeggen. En dat terwijl ik zoveel vragen had. Ik durfde het niet. Ik stond daar met een brok in mijn keel. Was het dan echt voorbij?
Rustig pak ik mijn spullen erbij. Ook ik ga inpakken. Ze kijkt naar me. Maar ik kijk niet terug. Ik zeg niks. Helemaal niks. Maar ik pak netjes alles in, terwijl zij verstomd naast me blijft staan. Zelfs m’n ademhaling was niet hoorbaar. Glimlachen kon zeker niet. Mijn blik was doods. We waren verslagen. En we moesten onze wonden likken. Maar ik vond dat we dat dan wel samen moesten doen. Dat hier geen toekomst inzat, was me bijna duidelijk. Maar haar nu laten gaan met de kans dat ik haar nooit meer zou zien, zou niet goed voor me zijn. Dan krijg ik nooit antwoorden. En dan zou er na drie jaar opeens een einde komen aan onze relatie, die wel meer had ingehouden dan alles wat er alleen dit weekend gebeurd en gezegd was.
Even later staan we buiten. Het is nog erg vroeg. Niemand is nog op. Beter. Geen idee wat ik zou doen als Jeff hier opeens zou staan. Geen idee wat zij zou doen. Misschien dat zij nog wel kwader zou worden dan ik. Dat het niet gegaan was zoals ze verzonnen had, was me duidelijk. Ik voelde het. We zeiden niks. Helemaal niks. Onze huurauto stond braaf te wachten en rustig legde ik mijn spullen erin. Zij zou toch de trein pakken, en ze blijft dan ook staan toekijken met haar tas over haar schouder en de koffer in de hand. Ik zie haar kijken. Ik voel haar kijken. We durfden elkaar niet aan te kijken. Als ik klaar ben met mijn spullen en ook de navigatie heb ingesteld, loop ik op haar af. Ze had al weg kunnen gaan, maar had gewacht. En ik wist helaas waarom. We stonden er hetzelfde in. Dat voelde ik. Het was niet klaar. Niet nu. Niet op deze manier. Zonder wat te zeggen en zonder haar aan te kijken, sta ik vlak voor haar. Ik neem haar tas over en zelf volgt ze me met haar koffer. Ook die komen in de auto te liggen. Ik laat haar niet alleen met de trein gaan. Mijn hart bonst in m’n keel. Het was zo uit de hand gelopen. En waarschijnlijk voor niks. Als we dan toch nog een hoop te bespreken hadden, dan maar onderweg. We zouden weer stoppen bij haar ouders voor een overnachting. Dan zien we wel of ze meereist naar Ameland of niet. Zover was het nog niet.
Ze is nog stiller dan op de heenweg. Anders ik wel. Terwijl het langzaam licht wordt, rijden we door de smalle straatjes van het historische Brugge wat voor altijd een kut stad zou zijn na dit weekend. En dat verdient het niet. We rijden langs winkeltjes, monumenten en pleintjes. Hier en daar al een vroege ziel. Overal zie ik ons daar lopen of zitten. Gewoon samen, op pad in de stad en leuke dingen doen. Ik had er echt naar uitgekeken. Maar zij had naar iets anders uitgekeken. Wat precies, wist ik niet. Maar het had niet met mij te maken, en niks met deze stad. Ik voelde me echt een ongelofelijke sukkel. Maar zij nog meer. Ze keek troosteloos naar buiten. Wat zou er door haar hoofd gaan? Het is gek. Ik ben bang dat ze het uit wil maken. Ik ben gek. Na alles was juist ik bang nu dat zij het uit zou maken. Want ik was gek op haar. We reden de binnenstad uit. Nog het kanaal over wat om de stad heen lag. Talloze bruggen in Brugge. Bij de sluizen. En dan gaat er net eentje open. Dat betekende dat een ander dicht was. Maar ik bleef staan. Ik voelde de pijn van Elise en dat mocht nog wel wat langer duren. Ook ik keek maar naar buiten. Tikkend met mijn handen op het stuur van spanning. De radio staat uit. Het is bewolkt en grijs nu het steeds lichter wordt. Wat een kutdag. Ik denk nog kort aan Kamila in haar warme bed, helemaal alleen. Daar had ik ook kunnen liggen. Geen idee wat er dan wel of niet gebeurd was. Kamila leek me verstandiger. Die had vast geen gekke dingen gedaan als haar vriendin opeens op zou stappen. Ze wist beter. Veel beter. Hoe kwam Elise toch aan deze vrienden, en aan dit idee? En ze had het nog zo mooi weten te verkopen. Iedereen voelde zich vrij en het was iets van magisch, of zo. Dat klonk mooi. Dat wilde ik best geloven, en dus ook wel meemaken. Maar wat ik gezien had, had nou niet echt iets met vrijheid te maken. Elise kon geen kant op. Jeff leek degene te zijn die iedereen bespeelt had, al had ik daar geen bewijs voor. En Mussa handelde ook uit dwang. Waar ik die gast de hele dag niks gunde, had ik zowaar met hem te doen. En met mezelf natuurlijk. Maar dat liet ik liever niet merken.
Ik had me nog nooit zo kut gevoeld. Ik voelde me echt kwaad. Maar ik zei niks. Ik zou niet goed weten wat. En ondertussen vrat ik mezelf op van binnen. Ze was zo dichtbij, maar de afstand tussen ons kon niet groter zijn. En dan ook nog file. Vrijwel direct toen we Brugge uit waren. Een ongeluk gebeurd. En wegwerkzaamheden. En dan moesten we nog langs Antwerpen… De rit die al hels was, werd zo alleen maar langer en vervelender. En Elise zei ook niks. Treurend had ze naar buiten gekeken, weg van mij. Op een gegeven moment had ze haar hoofd tegen het raam gelegd en zag ik haar eindeloos verzinnen terwijl ze naar buiten bleef kijken, af en toe zuchtte, maar zeker niks tegen me zei. Wat kon ze nog zeggen? Ik wilde niet naar haar kijken. Maar zo nu en dan deed ik het wel als ik toch even achterom moest kijken. Dan gaf ze geen kik. Ik zag haar traanstrepen op haar wangen. Ik hoorde haar niet snikken, maar zo nu en dan rolde er nog steeds een traan over haar ronde wangen. Dan wilde ik wel wat zeggen. Ik wilde alles wegnemen. Al haar verdriet en al haar spijt. Maar dat kon alleen als ik het zou vergeten. Als het niet gebeurd was. Maar dat kon niet. Het was gebeurd. En dit hoorde er ook bij. Wie zich brandt, moet op de blaren zitten. En zij had zich flink gebrand…
Nog voor Antwerpen stop ik bij een groot tankstation. Even blijf ik zitten. Ze kijkt me zowaar aan. Maar onze blikken zeggen niks. Ik stap uit. We hadden nog niet gegeten. En of we nu in de file stilstonden, of even hier. Dus zonder wat te zeggen loop ik naar de winkel en koop ik maar een kant en klaar broodje. Ik zie haar favoriete snoep liggen; apenkoppen. Ik heb het gevoel iets goed te moeten maken. Dat heb ik al snel. Zelfs als het niet klopt. Als ik naar buiten loop staat ze naast de auto met haar armen om elkaar heen gevouwen. De wind laat haar donkere haren wat wapperen. Ze had een staart ingedaan en een trui met lange mouwen aan waarvan ze haar handen in de mouwen verstopt had. Ze keek om zich heen en heel kort naar mij. Ik ging aan de andere kant van de auto staan en over het dakje heen gleed ik een boterham van het benzinestation naar haar toe. Hoe ver kon je zinken?
‘Bedankt, maar… Ik hoef niet.’ zei ze zacht. Ze keek me aan met waterige ogen.
‘Hier dan.’ zei ik haar daarna, en gooide een klein zakje haar kant op. Ze pakt het wel aan, keek er even naar, maar stopte het toen weg zonder het open te maken. Ik zucht diep. Heel diep. Want ik zie haar naar me kijken met verbazing. Ik was nog niet zo slecht. Echt niet. Wel gek. Ik was hartstikke gek dat ik haar dat nog wilde laten inzien. Een beetje laat, maar ach ja. Ze betekende ontzettend veel voor me. En nog steeds. Ik was haar bijna kwijt, en dan schrik je. Het was ook niet zo dat ze verliefd op een ander was. Ze was gewoon niet meer verliefd op mij. Maar dat kon nog wel. Ik kon en wilde beste veranderen. Ik vond het blijkbaar spannend om haar met een ander te zien. In ieder geval in gedachten. Dan hadden we daar best wat mee kunnen doen, had ze dat gewild. En ook ik zou best meer mijn best kunnen doen, misschien meer de man zijn die ze graag zou willen. Maar dan had ze het wel moeten vertellen. Ik dacht dat ik was wie ze wilde dat ik moest zijn voor haar. Dus had ik niks door.
Uiteindelijk rijden we door. Het is nog een lange reis. We zeggen niks, maar ze huilt niet meer en ze heeft ook niet de hele tijd treurend haar hoofd tegen de ruit gedrukt. Er is iets van opluchting. Ik had een kleine handreiking gedaan. Laat het maar even bezinken bij haar. En wie weet kunnen we het er later over hebben. Want dat moest nog wel gebeuren.
‘Ik pak de trein wel. Naar Antwerpen. En dan naar Rotterdam.’ zegt ze zonder me aan te kijken. Ik blijf zwijgen. Ik wist niet wat ik moest zeggen. En dat terwijl ik zoveel vragen had. Ik durfde het niet. Ik stond daar met een brok in mijn keel. Was het dan echt voorbij?
Rustig pak ik mijn spullen erbij. Ook ik ga inpakken. Ze kijkt naar me. Maar ik kijk niet terug. Ik zeg niks. Helemaal niks. Maar ik pak netjes alles in, terwijl zij verstomd naast me blijft staan. Zelfs m’n ademhaling was niet hoorbaar. Glimlachen kon zeker niet. Mijn blik was doods. We waren verslagen. En we moesten onze wonden likken. Maar ik vond dat we dat dan wel samen moesten doen. Dat hier geen toekomst inzat, was me bijna duidelijk. Maar haar nu laten gaan met de kans dat ik haar nooit meer zou zien, zou niet goed voor me zijn. Dan krijg ik nooit antwoorden. En dan zou er na drie jaar opeens een einde komen aan onze relatie, die wel meer had ingehouden dan alles wat er alleen dit weekend gebeurd en gezegd was.
Even later staan we buiten. Het is nog erg vroeg. Niemand is nog op. Beter. Geen idee wat ik zou doen als Jeff hier opeens zou staan. Geen idee wat zij zou doen. Misschien dat zij nog wel kwader zou worden dan ik. Dat het niet gegaan was zoals ze verzonnen had, was me duidelijk. Ik voelde het. We zeiden niks. Helemaal niks. Onze huurauto stond braaf te wachten en rustig legde ik mijn spullen erin. Zij zou toch de trein pakken, en ze blijft dan ook staan toekijken met haar tas over haar schouder en de koffer in de hand. Ik zie haar kijken. Ik voel haar kijken. We durfden elkaar niet aan te kijken. Als ik klaar ben met mijn spullen en ook de navigatie heb ingesteld, loop ik op haar af. Ze had al weg kunnen gaan, maar had gewacht. En ik wist helaas waarom. We stonden er hetzelfde in. Dat voelde ik. Het was niet klaar. Niet nu. Niet op deze manier. Zonder wat te zeggen en zonder haar aan te kijken, sta ik vlak voor haar. Ik neem haar tas over en zelf volgt ze me met haar koffer. Ook die komen in de auto te liggen. Ik laat haar niet alleen met de trein gaan. Mijn hart bonst in m’n keel. Het was zo uit de hand gelopen. En waarschijnlijk voor niks. Als we dan toch nog een hoop te bespreken hadden, dan maar onderweg. We zouden weer stoppen bij haar ouders voor een overnachting. Dan zien we wel of ze meereist naar Ameland of niet. Zover was het nog niet.
Ze is nog stiller dan op de heenweg. Anders ik wel. Terwijl het langzaam licht wordt, rijden we door de smalle straatjes van het historische Brugge wat voor altijd een kut stad zou zijn na dit weekend. En dat verdient het niet. We rijden langs winkeltjes, monumenten en pleintjes. Hier en daar al een vroege ziel. Overal zie ik ons daar lopen of zitten. Gewoon samen, op pad in de stad en leuke dingen doen. Ik had er echt naar uitgekeken. Maar zij had naar iets anders uitgekeken. Wat precies, wist ik niet. Maar het had niet met mij te maken, en niks met deze stad. Ik voelde me echt een ongelofelijke sukkel. Maar zij nog meer. Ze keek troosteloos naar buiten. Wat zou er door haar hoofd gaan? Het is gek. Ik ben bang dat ze het uit wil maken. Ik ben gek. Na alles was juist ik bang nu dat zij het uit zou maken. Want ik was gek op haar. We reden de binnenstad uit. Nog het kanaal over wat om de stad heen lag. Talloze bruggen in Brugge. Bij de sluizen. En dan gaat er net eentje open. Dat betekende dat een ander dicht was. Maar ik bleef staan. Ik voelde de pijn van Elise en dat mocht nog wel wat langer duren. Ook ik keek maar naar buiten. Tikkend met mijn handen op het stuur van spanning. De radio staat uit. Het is bewolkt en grijs nu het steeds lichter wordt. Wat een kutdag. Ik denk nog kort aan Kamila in haar warme bed, helemaal alleen. Daar had ik ook kunnen liggen. Geen idee wat er dan wel of niet gebeurd was. Kamila leek me verstandiger. Die had vast geen gekke dingen gedaan als haar vriendin opeens op zou stappen. Ze wist beter. Veel beter. Hoe kwam Elise toch aan deze vrienden, en aan dit idee? En ze had het nog zo mooi weten te verkopen. Iedereen voelde zich vrij en het was iets van magisch, of zo. Dat klonk mooi. Dat wilde ik best geloven, en dus ook wel meemaken. Maar wat ik gezien had, had nou niet echt iets met vrijheid te maken. Elise kon geen kant op. Jeff leek degene te zijn die iedereen bespeelt had, al had ik daar geen bewijs voor. En Mussa handelde ook uit dwang. Waar ik die gast de hele dag niks gunde, had ik zowaar met hem te doen. En met mezelf natuurlijk. Maar dat liet ik liever niet merken.
Ik had me nog nooit zo kut gevoeld. Ik voelde me echt kwaad. Maar ik zei niks. Ik zou niet goed weten wat. En ondertussen vrat ik mezelf op van binnen. Ze was zo dichtbij, maar de afstand tussen ons kon niet groter zijn. En dan ook nog file. Vrijwel direct toen we Brugge uit waren. Een ongeluk gebeurd. En wegwerkzaamheden. En dan moesten we nog langs Antwerpen… De rit die al hels was, werd zo alleen maar langer en vervelender. En Elise zei ook niks. Treurend had ze naar buiten gekeken, weg van mij. Op een gegeven moment had ze haar hoofd tegen het raam gelegd en zag ik haar eindeloos verzinnen terwijl ze naar buiten bleef kijken, af en toe zuchtte, maar zeker niks tegen me zei. Wat kon ze nog zeggen? Ik wilde niet naar haar kijken. Maar zo nu en dan deed ik het wel als ik toch even achterom moest kijken. Dan gaf ze geen kik. Ik zag haar traanstrepen op haar wangen. Ik hoorde haar niet snikken, maar zo nu en dan rolde er nog steeds een traan over haar ronde wangen. Dan wilde ik wel wat zeggen. Ik wilde alles wegnemen. Al haar verdriet en al haar spijt. Maar dat kon alleen als ik het zou vergeten. Als het niet gebeurd was. Maar dat kon niet. Het was gebeurd. En dit hoorde er ook bij. Wie zich brandt, moet op de blaren zitten. En zij had zich flink gebrand…
Nog voor Antwerpen stop ik bij een groot tankstation. Even blijf ik zitten. Ze kijkt me zowaar aan. Maar onze blikken zeggen niks. Ik stap uit. We hadden nog niet gegeten. En of we nu in de file stilstonden, of even hier. Dus zonder wat te zeggen loop ik naar de winkel en koop ik maar een kant en klaar broodje. Ik zie haar favoriete snoep liggen; apenkoppen. Ik heb het gevoel iets goed te moeten maken. Dat heb ik al snel. Zelfs als het niet klopt. Als ik naar buiten loop staat ze naast de auto met haar armen om elkaar heen gevouwen. De wind laat haar donkere haren wat wapperen. Ze had een staart ingedaan en een trui met lange mouwen aan waarvan ze haar handen in de mouwen verstopt had. Ze keek om zich heen en heel kort naar mij. Ik ging aan de andere kant van de auto staan en over het dakje heen gleed ik een boterham van het benzinestation naar haar toe. Hoe ver kon je zinken?
‘Bedankt, maar… Ik hoef niet.’ zei ze zacht. Ze keek me aan met waterige ogen.
‘Hier dan.’ zei ik haar daarna, en gooide een klein zakje haar kant op. Ze pakt het wel aan, keek er even naar, maar stopte het toen weg zonder het open te maken. Ik zucht diep. Heel diep. Want ik zie haar naar me kijken met verbazing. Ik was nog niet zo slecht. Echt niet. Wel gek. Ik was hartstikke gek dat ik haar dat nog wilde laten inzien. Een beetje laat, maar ach ja. Ze betekende ontzettend veel voor me. En nog steeds. Ik was haar bijna kwijt, en dan schrik je. Het was ook niet zo dat ze verliefd op een ander was. Ze was gewoon niet meer verliefd op mij. Maar dat kon nog wel. Ik kon en wilde beste veranderen. Ik vond het blijkbaar spannend om haar met een ander te zien. In ieder geval in gedachten. Dan hadden we daar best wat mee kunnen doen, had ze dat gewild. En ook ik zou best meer mijn best kunnen doen, misschien meer de man zijn die ze graag zou willen. Maar dan had ze het wel moeten vertellen. Ik dacht dat ik was wie ze wilde dat ik moest zijn voor haar. Dus had ik niks door.
Uiteindelijk rijden we door. Het is nog een lange reis. We zeggen niks, maar ze huilt niet meer en ze heeft ook niet de hele tijd treurend haar hoofd tegen de ruit gedrukt. Er is iets van opluchting. Ik had een kleine handreiking gedaan. Laat het maar even bezinken bij haar. En wie weet kunnen we het er later over hebben. Want dat moest nog wel gebeuren.
Lees verder: De Vriendengroep - 27: Antwoorden Voor De Toekomst
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10