Door: Zazie
Datum: 19-05-2024 | Cijfer: 9.3 | Gelezen: 5205
Lengte: Lang | Leestijd: 19 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Ontmaagd, Oostenrijk, Sprookje, Wenen,
Lengte: Lang | Leestijd: 19 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Ontmaagd, Oostenrijk, Sprookje, Wenen,
Vervolg op: Italiaans Ijs - Sprookje 18.2
Terwijl Andreasz niet al te ver van de ingang van de keizerlijke stallen een paard roskamt houdt hij de komst van Anna in de gaten. Ze is een van de leukste en mooiste keukenmeisjes van de Weense Hofburg en meestal brengt ze rond deze tijd een eerste mand met groenteafval voor de dieren.
Het is alsof de merrie merkt dat Andreasz zijn hoofd er niet helemaal bij heeft, ze kijkt steeds achterom, schraapt met haar hoeven, briest, op allerlei manieren probeert het dier te laten merken dat het meer aandacht wil krijgen. Maar helaas voor haar, dat zit er dit keer niet in. Want al gauw komt er een lieftallig blond meisje met blauwe ogen het stallencomplex binnenwandelen, met in haar handen een schillenmand. Als ze in de paardenbox Andreasz in de gaten krijgt vliegt ze hem verheugd in zijn armen, zich niet meer bekommerend om de mand die ze haastig op de grond zet. Het paard ziet meteen zijn kans schoon en begint gretig te schransen. Ondertussen trekt Andreasz het meisje stevig tegen zich aan en tilt hij haar onder haar billen op, zodat ze haar benen om zijn heupen en haar armen om zijn nek moet vouwen om niet te vallen. Zo draagt hij haar naar de uiterste hoek van de paardenbox, waar ze verscholen achter het paard zonder nieuwsgierige blikken een paar minuten rustig kunnen zoenen…
Vertelster
Andreasz was vijftien toen hij met zijn ouders in Wenen kwam wonen. Het was de tijd dat rebellen in hun vaderland Hongarije en in omringende landen zoals Slovenië en Italië steeds meer in opstand kwamen tegen de Oostenrijkse overheersing van hun land. Keizer Franz-Jozef zat sinds een jaar op de troon en was met zijn dwingend-autoritaire moeder op de achtergrond nog zoekende naar zijn rol. Al met al kwam hij nog niet erg sterk over, waardoor de vrijheidsbewegingen hun kans schoon zagen. Andreasz zijn ouders, de graaf en gravin van Varsány-Zécsény, die onvoorwaardelijk trouw waren aan de Habsburgers, werden regelmatig met de dood bedreigd als ze zich niet zouden aansluiten en kozen ervoor tijdelijk het vaderland Hongarije te verlaten, evenals een aantal andere Hongaarse adellijke families. Zij trokken naar Wenen, in afwachting van betere tijden die volgens hen ongetwijfeld zouden aanbreken, als de keizer maar eenmaal zijn kracht zou tonen.
In Wenen gingen zij in ballingschap en voor de ballingen werd nabij de ‘Hofburg’ van de keizer een leegstaand paleis ingericht. Daarin kreeg de familie een appartement van al met al tien kamers tot hun beschikking, maar toch qua ruimte een fractie van de immense residentie die ze in hun zo geliefde vaderland hadden moeten achterlaten. En terwijl zijn ouders zich, hoewel met heimwee in het hart, zich verdienstelijk maakten aan het hof en daarnaast zich in het Weens uitgaansleven stortten trok de inmiddels zestienjarige Andreasz er ook op uit. Hij ontvluchtte zo vaak mogelijk het benauwende ballingen-paleis en zocht buitenshuis ruimte en vooral vrolijkheid, want het was zijn aard om overal de zonnige kant van in te zien.
Omdat hij met zijn lange donker-krullend haar dat hij meestal op een staart droeg, zijn sprekend-bruine ogen en aanstekelijke lach ook nog eens een heel aantrekkelijke jongen was werd hij overal waar hij verscheen met open armen ontvangen, mensen hadden hem graag om zich heen. Het liefst was hij in de keizerlijke stallen, om te helpen met het verzorgen van de honderden paarden. Hij bleek een natuurtalent in het omgaan met die dieren. Met welk paard hij ook contact maakte, het gaf zich meteen aan hem over, waarna hij onbekommerd kon verzorgen. Ondertussen maakte hij plezier met de andere staljongens, ondanks zijn hoge adellijke afkomst mochten ze hem graag en al gauw trok hij met ze op alsof het nooit anders was geweest. Maar het allerliefste toch legde hij het aan met de hübsche keukenmeisjes die als ze met een mand keukenafval ook maar even konden wegglippen hun leuke snoetjes zo vaak mogelijk lieten zien.
Het eerste bumsen
‘Andeasz, hou op, ze kunnen ons zien!’ giechelt Anna, als hij zijn handen onder haar lijfje probeert te wurmen om haar borsten te omvatten. Heel graag zou Andreasz dit liefdesspelletje doorzetten, maar hij snapt ook wel dat dit er noch de ideale tijd noch de juiste plaats voor is en dat hij moet respecteren dat het meisje dit nu niet wil. Hoewel zijn Latte al opstandig in zijn broek staat geeft hij het meisje gehoorzaam een laatste zoen en fluistert dan ‘vanavond acht uur hier?’ Als Anna instemmend knikt geven ze elkaar een laatste knuffel en gaan ze ieder terug naar hun werk.
De zestienjarige Andreasz heeft over belangstelling van de meisjes niets te klagen, hij is al redelijk kundig als het gaat om ze te verleiden tot een zoen. Toch is hij in afwachting van de avond zenuwachtig, want dit keer is hij van plan zo ver mogelijk te gaan bij Anna. Nog nooit stak hij zijn Latte in een meisje en vanavond moet het er toch eindelijk eens van komen, Anna lijkt ertoe bereid te zijn om hem te ontvangen. Ter voorbereiding op haar komst heeft Andreasz in de uiterste hoek van de grote stalzolder een bed van hooi gemaakt en daaroverheen een schone paardendeken uitgelegd. Ook plukte hij die middag in het Wienerwald tijdens het dagelijkse berijden van een koppel paarden wat bloemen, die hij als een krans om het liefdesnestje drapeerde.
Een stallantaarn beschijnt het geheel met een zachtgeel licht en als Anna arriveert laat ze een verrast kreetje horen. Niet veel later liggen ze gretig te zoenen en als Andreasz zijn hand onder het jurkje van Anna schuift merkt hij tot zijn verrassing dat ze ‘twee zielen éen gedachte zijn’, want zij liet zowel haar bovenlijfje als haar unterhosen achterwege. Al snel heeft hij het meisje helemaal ontkleed en als hij zich daarna ook gehaast van alles ontdoet zijn ze beiden naakt en verstrengelen ze gretig hun lichamen.
Niet veel later beroert zijn hand voor het eerst dat gleufje waar het allemaal om draait, die kleine schat die ieder meisje tussen de samenkomst van haar benen met zich meedraagt. Gelukkig zijn meisjes en wat je allemaal met hen kan doen vaak onderwerp van gesprek onder de staljongens, waardoor Andreasz inmiddels goed op de hoogte is van de anatomie van een Muschi, een meisjesgleufje. Terwijl ze nog steeds intens zoenen spreidt Andreasz met zijn hand Anna’s benen, wat zij bereidwillig toelaat. Dan legt hij zijn hand over haar geslacht en als hij zijn middelvinger tussen de lipjes laat verdwijnen, voelt hij hoe nat ze al is. Ook vindt hij zonder al te veel zoeken het kleine bultje waar de andere jongens het over hadden, waar de meisjes altijd zo blij van worden als je dat bewerkt. Nou, ze hebben niks te veel gezegd, al snel steigert Anna tegen zijn hand omhoog, zacht opgewonden kreetjes slakend.
Dan krijgen ze haast. Andreasz gaat tussen de benen van het gewillige meisje liggen en zoekt met zijn stijve geslacht de ingang van Anna’s gleufje. Omdat hem dat niet direct lukt en hij herhaaldelijk toestoot zonder in haar te komen ontsnapt Anna een giecheltje. Andreasz weet dat zij al meerdere keren een jongen in zich had en merkt vervolgens dat ze inderdaad al redelijk door de wol geverfd is. Ze spreidt haar benen nog wat verder, komt wat voorover zodat haar mooie borsten zich naar hem toebuigen en haar buik zich strak aanspant, neemt zijn Latte in haar hand en zet hem vervolgens kordaat tussen haar lipjes, voor de ingang naar haar lichaam. Het enige wat Andreasz nu nog maar hoeft te doet is door de te duwen en dat doet hij, gretig en ietsje te gehaast, want voordat zowel Anna als hij het beseffen zit hij tot aan zijn gevest in haar.
‘Mpff’ kreunt Anna, ‘doe je het een beetje rustig aan?’ Geschrokken laat Andreasz zich op haar zakken zodat hij met zijn bovenlichaam op dat van Anna komt te liggen. Ze voelt heerlijk onder hem, met haar borsten die als stootkussentjes tussen hen in geplet liggen. In de paar minuten die volgen wordt hij zich steeds meer bewust van het heerlijke warme nauwe gevoel om zijn geslacht, dat zich diep in de warme buik van het meisje bevindt. Na een tijdje tilt Anna met haar beide handen het hoofd op van Andreasz op en vraagt ze fluisterend of er verder nog wat van komt. Onwennig begint Andreasz daarna in haar te bewegen. Hij trekt zich een stukje uit haar terug en duwt zich dat weer helemaal naar binnen. Na daar een paar keer wat mee geëxperimenteerd te hebben bouwt hij langzaam maar zeker een ritme op en voor het eerst in zijn leven bumst hij met een meisje, néukt hij haar zoals de staljongens dat zeggen. Van trots zwelt zijn hart, hij hoort erbij, vanaf nu is hij een man van de wereld!
Natuurlijk houdt Andreasz het deze eerste keer niet lang vol, al na amper een tiental stoten kan hij zich niet meer inhouden en ontlaadt hij zich diep in het meisje. Hij kreunt van frustratie maar Anna stelt hem gerust door haar benen om zijn heupen te vouwen en hem te stimuleren door te gaan. En dat helpt, zijn Latte verslapt nauwelijks en niet veel later heeft Andreasz een straf tempo te pakken. Hij drijft zijn geslacht met vuur en passie stoot na stoot diep in Anna, die hem in hetzelfde tempo iedere keer weer tegemoetkomt, haar bekken wat kantelend en met haar hakken druk zettend op zijn billen. Waarna het háar beurt is om haar extase te bereiken, met zachte kreuntjes en gilletjes, bijna klaaglijk miauwend, alsof ze een poesje is. Ze klampt zich aan Andreasz vast, hem omstrengelend met alles wat ze in zich heeft.
Andere tijden
Na deze overweldigende ervaring was Andreasz verkocht aan de meisjes en hun lichamen. Zelden had hij zoiets fijns en wonderbaarlijks meegemaakt als zijn Latte in zo’n mooi ontvankelijk meisje bewegen. Hij verhief het doorklieven van meisjes tot zijn hoogste doel in het leven en tamelijk systematisch werkte hij alle beschikbare Mädchen van de Hofburg af. Of ze nu in de keuken werkten of als kamermeisje, hij reeg ze liefst een voor een aan zijn liefdeszwaard. Dat lukte natuurlijk lang niet bij allen, maar toch, het waren er tientallen die hij wél zo ver kreeg. En zo werd Anna dus het eerste meisje van velen waar Andreasz zich toegang toe wist te verschaffen.
Ruim twee jaar lang kan hij zo een heerlijk onbekommerd leven leiden, maar dan gooien zijn ouders roet in het eten. Ze vinden dat het maar eens afgelopen moet zijn met dat lanterfanten en op de dag van zijn achttiende verjaardag moet Andreasz het Oostenrijkse leger in, om een militaire loopbaan op te bouwen. Vanwege zijn grote feeling voor paarden wordt hij toegevoegd aan het bataljon dat de post- en koeriersdiensten van de keizer door het hele rijk verzorgt. Die dienst is niet ver van de Hofburg gestationeerd, aan het begin van de grote baan naar Graz, Linz en Salzburg. Het bataljon gehuisvest in een gigantisch complex van kazernes, koetshuizen en stallen, met tientallen zo niet enkele honderden koetsen en rijtuigen en duizenden paarden. Een deel daarvan is speciaal voor de koeriersdienst getraind, om lang te kunnen galopperen en zo snel grote afstanden te overbruggen. Vanuit dit centrum worden naar het hele rijk de berichten verstuurd en weer opgevangen. Ook worden hiervandaan zendingen naar de diverse legereenheden verzorgd, waarbij het vooral om voedsel en kleding gaat.
Na twee intense maanden van driloefeningen wordt Andreasz als eerste taak toegewezen aan de pakketdienst en wordt hij koetsier op een van die heel grote door zes paarden getrokken koetsen die soldaten naar hun eenheden vervoeren en daarnaast meestal afgeladen worden met materialen die in de kazernes benodigd zijn. Om het vak te leren wordt hij eerst een tijd als tweede koetsier toegevoegd aan de vaste lijndienst die door het leger met Innsbruck onderhouden wordt, een rit die heen en terug in totaal vijf tot zes dagen in beslag neemt. Onderweg wordt overnacht in eenvoudige herbergen, en ook daar blijkt al gauw wat een hartendief Andreasz is geworden. In zijn schitterende rood-blauwe uniform trekt hij de aandacht van menig herbergiers-dochter en al na enkele maanden doet voor hem het aloude spreekwoord opgeld, want hij heeft binnen de kortste keren in ieder stadje een ander schatje.
Ondertussen is er in het keizerrijk een verwachtingsvolle tijd aangebroken. Keizer Franz-Jozef heeft namelijk besloten in het huwelijk te treden met Elizabeth, Sissi, een jonge levenslustige prinses uit Beieren die eenmaal aan het hof al snel ieders hart weet te winnen met haar vrolijke karakter. Hoewel, op het hart van de keizerin-moeder Sophie na dan, want voor haar zijn het protocol en gestreng je taken uitvoeren het allerhoogste goed, iets wat Sissi niet zo goed ligt. Toch begint er langzaam maar zeker een andere wind door de Hofburg te waaien en wordt meer en meer zichtbaar dat de keizer steeds vaker beslissingen neemt die tegen de wil van zijn moeder ingaan.
Izabella
Andreasz is ondertussen bevorderd tot luitenant en overgeplaatst van de pakket- naar de koeriersdienst. De reden daarvan is dat zijn vader adviseur is in de Keizerlijke Raad en het hof heeft geadviseerd dat zijn zoon met zowel zijn adellijke als zijn Hongaarse achtergrond goed inzetbaar is voor het berichtenverkeer tussen de gouverneur van Boedapest en het Keizerlijke hof. Het is duidelijk dat de spanning tussen de opstandige rebellen en Oostenrijk toeneemt en dat er binnenkort ingegrepen moet gaan worden, waardoor er grote behoefte is aan een gedegen koeriersdienst. Andreasz hernieuwt zijn eed om de keizer trouw te dienen en zweert vervolgens vertrouwelijk met alle geheime berichten om te gaan, waarna hij in directe dienst van de Keizerlijke regering treedt. Vanaf die tijd galoppeert hij twee of soms zelfs drie keer per week met een tas vol brieven op en neer tussen de twee hoofdsteden, waarbij hij altijd een gewapend escorte van vier soldaten meekrijgt vanwege de onveilige situatie.
Tijdens éen van die tochten, als hij al vanuit Boedapest op de terugweg is en nog maar enkele kilometers verwijderd is van de grens met Oostenrijk, ziet hij na een bocht in de weg op een paar honderd meter afstand een koets op zijn kant in een greppel liggen. Er omheen staan minstens drie gewapende mannen, waarschijnlijk opstandelingen, die gericht op de inzittenden van de koets schieten. Andreasz vuurt zijn escorte aan om zo hard mogelijk in galop te gaan en terwijl hij een waarschuwingsschot lost denderen de vijf in het Oostenrijkse uniform gestoken mannen met de bajonetten op hun geweren in de aanslag op het groepje af. Die kiezen eieren voor hun geld en gaan er snel vandoor.
Bij de koets aangekomen blijkt die van de machtige en invloedrijke graaf Esterházy te zijn, gezien het wapen van die familie dat op de glanzend-zwarte deur is gegrafeerd. Helaas wordt direct duidelijk dat zowel de koetsier, de palfrenier als de beide achterop-zittende lakeien dood zijn. De vier paarden zitten nog vast aan de dissel en staan zenuwachtig op een kluitje te briesen en te hinniken. Een van de soldaten uit het escorte bekommert zich om hen, maakt ze een voor een los en bindt ze iets verderop bij een groepje bomen vast. Ondertussen gaat Andreasz op onderzoek uit.
In de gekantelde koets liggen een man en een vrouw, en ook zij blijken vermoord te zijn. Andreasz vermoedt dat zij graaf en gravin Esterházy zijn. Pas als Andreasz alweer uit de koets wil klauteren hoort hij een gesmoord geluid dat vanuit de voorste zitbank lijkt te komen. Als hij de zitting daarvan optilt komt er een meisje tevoorschijn. En hoewel ze in tranen is en er verschrikt uitziet is duidelijk dat ze met haar lange roodbruine haren en bleke gezichtje met daarin een paar grote angstige grijsgroene ogen beeldschoon is. Gewoontegetrouw bij de aanblik van een mooi meisje beweegt Andreasz zijn Latte zich onrustig in zijn broek, maar dat is nu natuurlijk totaal niet aan de orde. Hij helpt het meisje uit de koets te klauteren en daar blijkt, als ze huilend en met horten en stoten haar verhaal vertelt, dat ze al een tijdje door de opstandelingen werden achtervolgd en dat haar vader en moeder haar daarom opdroegen zich te verstoppen in de voorste bank.
Het is een treurig verhaal maar helaas komt dit soort incidenten steeds vaker voor. Andreasz besluit dat het meisje in ieder geval in Wenen in veiligheid moet worden gebracht. Hij neemt haar voor zich in het zadel, tussen zijn benen gezeten en trekt haar beschermend tegen zich aan. En zo maakt Andreasz kennis met Izabella Esterházy. Hij is geïmponeerd door haar fragiele schoonheid, ze maakt alle beschermende instincten in hem wakker, en niet alleen dat.
Even later vertrekt de kleine kolonne, het meisje tussen Andreasz zijn benen gezeten, zijn arm om haar heen geslagen. Bij de nabijgelegen grenspost waarschuwt hij het daar gelegerde garnizoen om de overledenen en de koets op de gaan halen. Als de commandant van de grenspost aanbiedt om het meisje per koets naar wenen te brengen begint ze opnieuw te huilen. Ze wil in de veilige armen van Andreasz blijven, die daar geen enkel bezwaar tegen heeft…
Wordt vervolgd met nog 1 deel.
Liefs. Zazie
Lees verder: De Koene Koerier - Sprookje 19.2
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10