Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: De Muze
Datum: 09-08-2024 | Cijfer: 9.6 | Gelezen: 912
Lengte: Lang | Leestijd: 30 minuten | Lezers Online: 1
Verlost
Diederiks kreet van ongeloof galmt door mijn hoofd. 'Jij!' roept hij Arnoud toe. Achter me hoor ik de hijgerige ademhaling van Mariken, het meisje waarmee ik net naakt in één bed lag.

'Wat doe jij hier?' schreeuwt Diederik. Hij is naakt en zijn aanblik maakt me misselijk. Zijn pik is hard van geilheid en opwinding, maar zal allengs verschrompelen omdat al zijn bloed op weg is naar zijn hoofd. Voor hem op de grond ligt het arme jonge meisje.

Sophia heeft haar benen opgetrokken en kijkt ons met een betraand gezicht aan. Overal op haar bleke huid zie ik striemen.

'Ik kom mijn zus redden.' hoor ik Arnoud zeggen.



Zijn gezicht verandert van opgeblazen kwaadheid in een zelfverzekerde laatdunkendheid. Zijn ogen glijden langs mijn lijf. De arme Sophia snikt zachtjes.

'Hoezo redden? Jouw vader heeft me haar hand beloofd. Ze is van mij. En ik houd haar toch niet gevangen?'

'Jawel, je dwong me nadat ik ontdekte dat je je vader hebt vermoord.' Er trekt een donkere sluier over zijn gezicht.
'Ik heb hem niet vermoord. Hij stierf onderweg... door zijn ziekte.' zegt hij sissend. Ik kijk hem aan. Zijn pik is verslapt, zijn geilheid is weggeëbd.

'Ziekte? Je hebt hem vergiftigd!' roep ik schamper. Diederik kijkt me onaangedaan aan. 'Ik zag dat lege flesje met akelei wel in je kamer toen je aan het opruimen was. Ik herkende het handschrift van pater Hieronimus. Later werd het teruggevonden. Maar toen was je al weg, natuurlijk. Gevlucht! En waarom heb je Koenraad neergestoken? Als je onschuldig bent? Waarom ben je niet recht naar huis gegaan?' vervolg ik mijn relaas tegen Diederik.

Voor mij zie ik Arnoud langzaam zijn arm naar zijn zwaard bewegen. Ik zie het niet alleen. Ook Diederik volgt zijn beweging. Mariken doet een stap naar mij toe om zich half achter mijn rug te verbergen. Ze voorziet het gevaar dat dreigt.

'DRAGOS!' roept Diederik met een luide stem. Mariken knijpt me in mijn arm.

Voor we in beweging kunnen komen, gaat de deur van de eerste kamer open en verspert Dragos de smalle gang en blokkeert daarmee de doorgang naar de trap. Hij heeft zijn zwaard in de aanslag. Arnoud stapt met opgeheven zwaard naar voren en Diederik duikt de kamer in waar hij net Sophia heeft verkracht.

Zijn bewegingen zijn lomp en lachwekkend, alleen is het moment te ernstig om daar nu de grap van in te zien. Sophia rolt zich verder op en blijft zachtjes huilen. Dragos komt dreigend naar ons toe. Zijn voeten ver uiteen en licht voorovergebogen met zijn zwaard in de aanslag.



Arnoud maakt zich breed om ons te beschermen.

'Dragos, die twee weten te veel. Het is jammer, maar we moeten ze laten verdwijnen. Maar maak je geen zorgen, eerst gaan we ons vermaken met die rosse teef daar.' Het is Diederik die weer in de deuropening verschijnt. Zijn blik is op mij gericht. Zijn blik vol haat, en tegelijk een soort van geilheid. Hij haat vrouwen maar hij aanbidt hun lichamen, daar zit zijn zwakte. Onwillekeurig grijp ik mijn borst vast. Diederik lacht... Hij is even afgeleid.

We zitten klem.



'Pak jij deze bonenstaak aan, dan zal ik ons tussendoortje al klaarmaken.'

Ik kijk Diederik schuin aan, mijn blik laat geen angst zien. Hij zal de bonenstaak Arnoud onderschatten. Achter Dragos zie ik een schim en tegelijk zie ik zijn lichaam schokken en zijn ogen verstarren.
'Dragos?!' Er klinkt onzekerheid in de stem van Diederik en vluchtig draait hij zijn hoofd naar zijn lijfwacht. 'Dragos, wil je maken dat je...'



De man heeft zijn ogen wijd opengesperd, maar zijn blik is leeg en hij ziet niets meer. Het is de blik van een stervende. Hij zakt op zijn knieën en dan valt hij voorover. Het blinkende zwaard van Willem steekt uit zijn rug.



Diederik deinst achteruit. Willem zet zijn voet op de rug van de gevelde lijfwacht en trekt zijn zwaard uit het lichaam. Net als Arnoud richt hij zijn bloederige zwaard op Diederik, de rollen zijn omgedraaid. Het besef komt ook bij hem binnen, hij vlucht opgejaagd verder de kamer in en sluit de deur. Ik hoor het slot omgedraaid worden. De heer van Viperdaes heeft zich opgesloten. Meteen kom ik in actie. Ik stap Arnoud voorbij en kniel neer bij het huilende meisje. Ik streel haar en neem haar in mijn armen. Ik fluister geruststellende woordjes in haar oor en streel haar huid. Mariken duikt voor me op. Ze heeft een jurk in haar hand en stopt me die toe. 'Dank je, Mariken.'

Ik kijk naar het blonde meisje. Even schiet een beeld voor mijn geestesoog. Het beeld waarin haar spitse tong zich een weg baant tussen mijn schaamlippen. Haar sprankelende felblauwe ogen kijken me vol levenslust aan. Ze genoot van mij en ik van haar.

'Als je wil, kan je met ons meekomen. Bij ons zou je op handen gedragen worden.'
Sophia neemt de jurk van me aan en probeert zich op te richten.

'En Sophia?' vraagt Mariken kijkend naar het jonge meisje dat zich zo goed en kwaad het kan probeert aan te kleden.

'Zij is ook welkom. Dit schurkendorp is geen plaats voor jullie.'

'Willen jullie voortmaken?' Willem onderbreekt ons. 'Ik heb Geertruide vastgebonden, maar als er nu iemand van het dorp binnenkomt, dan zijn we nog niet aan de nieuwe patatjes.'



Mariken buigt zich naar Sophia toe en pakt met haar handen haar gezicht vast. Haar ogen zijn nog rood van het huilen. Ze fluistert iets in haar oor. 'Hadewych wil ons helpen, Sophia, echt...' hoor ik Mariken Sophia zachtjes toefluisteren. Haar gezicht klaart op. Ze veegt een traan uit haar gezicht en Mariken helpt haar verder overeind. We helpen haar in de jurk.
Onder het zielloze lichaam van Dragos heeft zich een plas donkerrood bloed verzameld. Het kost me moeite om over hem heen te stappen. Hij liet ons geen keus, besef ik me al te goed. Willem van Pynnock kon niet anders, en niet alleen als vergelding voor wat Koenraad was aangedaan.



Mariken duwt me zachtjes. Ik aarzel niet langer en stap over Dragos heen. We haasten ons naar beneden. Sophia pakt mijn rok vast, maar Mariken stapt zonder aarzelen op de vastgebonden uitbaatster van het bordeel af. Geertruide zit gebonden aan een stoel. Haar bovenlichaam zit met touwen vast aan de rugleuning van de stoel. Haar twee borsten puilen tussen de strengen door. Haar kuiten zijn vastgebonden aan de twee voorpoten. Ze kijkt ons aan, haar blik is niet boos, eerder gelaten.



'Mariken, zorg goed voor Sophia. En vergeet niet dat jullie je eigen baas zijn. Het is jullie lijf, jullie keuze, jullie genot...' Ik hoor pijn in haar stem. 'Haast jullie, nu!'
'En jij?' Het is Sophia die het fluistert. Ze kijkt verdrietig naar Geertruide.
Ze schudt haar hoofd. 'Dit is mijn thuis. Het zijn hier misschien allemaal schurken, maar het zijn mijn schurken. En er is iemand nodig die Diederik tegenhoudt om jullie meer voorsprong te geven.'
Willem gaat naar haar toe met een dolk in zijn handen. Even ben ik in de war, maar ik besef dat hij haar los wil maken. Geertruide reageert fel.
'Nee! Het is beter dat je me gebonden laat. Anders weten ze dat ik jullie geholpen heb. Dat zou mijn einde zijn.'

Sophia en Mariken stappen op haar toe en nemen afscheid. Het is een liefdevol afscheid. De beide meisjes omhelzen Geertruide. Hun ogen zijn gevuld met tranen. 'Ga weg met jullie melige gedoe. Zijn jullie sletten of niet? He, ga weg!' Zou je alleen de woorden lezen, dan klinkt het hard, maar de klank in haar stem laat anders horen.

Ergens buiten hoor ik het krijsen van een uil. Ik zie Arnoud hierop reageren. Ineens heeft iedereen haast. Zowel Willem als Arnoud trekken hun zwaard weer tevoorschijn. Ik kijk in het rond. Naar mijn idee dreigt er geen gevaar of toch wel?

Arnoud sluipt naar de buitendeur en opent die op een kier. Hij spitst zijn oren en maant ons tot stilte.

Dan komt Willem in beweging. Zonder woorden gebaart hij ons op te schieten. Hij wijst naar de deur en houdt één vinger voor zijn lippen om aan te geven dan we stil moeten zijn.
Na een korte aarzeling neem ik een besluit. Ik stap op de smalle trap af en ren naar boven. Achter me hoor ik Arnoud me gedempt iets naroepen. 'Adi? Waar ga je naartoe?'
Ik reageer niet op hem. Op de laatste treden vertraag ik. Een rilling van walging trekt door mijn aderen. Dragos ligt daar op zijn buik, met één arm boven zijn hoofd uitgestrekt. Met een geklauwde hand waarmee hij in doodsnood probeerde houvast te vinden. De andere arm ligt naast hem. Zijn roerloze vingers nog steeds zijn zwaard omklemmend. Dragos ligt daar dood te zijn, roerloos en roemloos.
Ik richt mijn blik op de hand en de vingers die het gevest van zijn zwaard nog steeds vast hebben. Nu zie ik pas dat Dragos met zijn volle gewicht op de kling ligt. Ik voel mijn hoofd duizelen maar raap al mijn moed bijeen. Ik buk en wurm zijn vingers los van het gevest. Gelukkig vallen zijn haren over zijn dode gezicht zodat die aanblik me wordt bespaard. Zodra zijn vingers los zijn, til ik het zwaard met moeite iets omhoog en begin het onder het lichaam uit te trekken. Uiteindelijk krijg ik het voor elkaar. Het zwaard is bloederig en ik veeg het zo goed en kwaad als ik kan af aan de tuniek van Dragos. Dan daal ik de trap weer af met het zwaard in mijn hand.

Ik sluit me aan bij de anderen bij de deur. Dan stappen we naar buiten. De maan schijnt en zet alles in een zilvergrijze gloed. In de verte hoor ik hoefgetrappel. Nu weet ik dat we daadwerkelijk gevaar lopen. We mogen niet dralen en moeten voortmaken. Mijn hart begint sneller te kloppen. Arnoud gaat ons voor en Willem loopt achter ons. Ik houd het zwaard in de aanslag en ik merk dat Sophia mijn rok vasthoudt. De paardenhoeven klinken nu echt heel dichtbij. Schuifelend in de schaduw van de herberg lopen we Arnoud achterna.

'Pssst!'
Het komt van tussen de gebouwen. Arnoud versnelt zijn pas en wij volgen hem een smalle steeg in. Daar is het een stuk donkerder dan in het directe maanlicht. 'Verschuil je hierin!' Ik herken de stem van Karel. In de donkere schaduwen word ik de koets gewaar, de koets met de andere dode... Mariken en Sophia stappen zonder aarzelen in de koets. Ik wil hen tegenhouden maar het is te laat. Een ijselijke gil maakt duidelijk dat ze Nicolaas hebben gevonden. Ik stap achter hen de koets in. De aanblik is vreselijk. Tussen de daken en door het raam valt er precies één strook met maanlicht over het asgrijze gelaat van de oude heer van Viperdaes.

Ik sis dat ze stil moeten zijn. 'Kijk niet naar hem en houd je stil!' Het klinkt dwingend. Sophia drukt haar gezicht tegen de borst van Mariken die haar vast omklemt.
Dan word ik de onaangename lijkgeur gewaar. Ik zoek iets waar we het lichaam mee kunnen bedekken. Met het zwaard snij ik een gordijn af en gooi het stuk stof over het hoofd van Nicolaas.

De twee meisjes klemmen zich aan elkaar vast en nemen plaats op de bank. Ik hoor hen alleen ademen, verder zijn ze stil.

Het rijtuig komt met schokjes in beweging. In de verte hoor ik iemand schreeuwen. De rit mag niet lang duren. Het rijtuig versnelt plotseling waardoor ik bijna mijn evenwicht verlies. Het rijtuig rijdt weg van Eikenvoorde.

Mariken kijkt mij met grote ogen aan. Ondertussen murmelt ze zachte woorden alsof ze een gebed aan het opzeggen is. Ik leg het zwaard neer en zak door mijn knieën heen. Zachtjes streel ik de twee meisjes. 'Het komt goed, echt waar.'
'Wie is die man?' vraagt Mariken schor.
'Dat is de vader van Diederik, Nicolaas van Viperdaes... van de burcht, weet je wel?'
Mariken knikt. Volgens mij heeft ze nog niet één keer met haar ogen geknipperd sinds we in de koets zitten. 'De burchtheer, de vader van Diederik. Maar je zei dat hij zijn vader heeft vermoord! Klopt dat?'
'Helaas wel...'

De rit met de koets is oncomfortabel. Af en toe komt Arnoud of Willem naast ons rijden om te kijken of het met ons ook gaat. We rijden zo snel als we kunnen. Bij elke kuil worden we heen en weer geschud.
Het lijkt of de lucht van zwart naar donkergrijs kleurt. Zou de nacht al zover zijn gevorderd dat de morgenstond bijna aanbreekt? Zijn we al zo lang onderweg of wordt het landschap meer open en is het het licht van de maan?
Plotseling horen we een enorme klap en het gekraak van brekend hout. Ik val voorover op de schoot van Mariken. Sophia begint te huilen. Buiten hoor ik roepende stemmen en hinnikende paarden.

'Eruit!' roep ik. Ik duw tegen de deur, maar die gaat niet open. Ik probeer het met mijn volle gewicht. Dan schiet hij alsnog open en tuimel ik naar buiten. Sophia en Mariken volgen mij. Voor mij krabbelt Karel uit het gras op, hij is blijkbaar van de bok gevallen.
'Wat is er gebeurd?' vraag ik. Arnoud en Willem springen van hun paarden. Dan zie ik het. Een van de voorwielen is doormidden gebroken. Het wiel was niet bestand tegen de diepe kuil waar het doorheen reed.
'We kunnen niet verder zo...' zegt Willem.
'We moeten voortmaken. Het is wel zeker dat Diederik mannen zal verzamelen om ons te volgen!'
'Span de paarden uit, de koets laten we achter. Het lichaam van Nicolaas verstoppen we hier in het bos. Dan gaan we verder!'

Het zijn koortsachtige minuten. Ik probeer mee te helpen de paarden los te maken van de disselboom. Willem helpt me.
Onze handen raken elkaar. Heel even maar. 'Het lukt me wel, maak jij de andere knoop los?' vraag ik hem. Ik leg mijn hand op zijn borst en duw hem bij me weg. Hij voelt gespierd. Onze blikken raken elkaar. Alles staat stil, mijn hand nog steeds op zijn borstkas. Ik voel zijn hart kloppen. Dan sla ik mijn ogen neer en maakt hij zich los van mij.

Dat enkele moment geeft me hoop, met elkaar komen we eruit.

Het lukt, de paarden zijn los. Karel en Arnoud hebben Nicolaas in kleden gewikkeld. Ze slepen het stoffelijk overschot het bos in en bedekken het met takken en bladeren. Nu maar hopen dat de wilde dieren van hem afblijven.

Sophia en Mariken staan wezenloos toe te kijken, elkaar stevig omklemmend.
'Goed, Hadewych, jij neemt een paard en neemt Sophia mee. Mariken, kun jij rijden?'
'Ja, heer,' fluistert ze.
'Oké, we leggen een deken op de rug van elk paard.'
Zo rijden we even later verder, het rijtuig en Nicolaas achterlatend.
Ik heb Sophia voor me zitten. Ze leunt iets achterover tegen me aan en ik heb een arm om haar heen geslagen. 'Het komt goed... echt!' fluister ik in haar oor.

Arnoud gaat ons voor en wij volgen. Het voelt heerlijk op de rug van een paard te zitten, zelfs zonder zadel is het beter dan in het rijtuig. Ik sluit mijn arm strakker om Sophia heen, even raakt mijn hand haar borstje. Ze reageert door zich nog meer tegen me aan te leunen en op mij te vertrouwen. Haar lange zwarte haren kietelen mijn gezicht. Zo rijden we voort. Mariken rijdt naast Arnoud en is in gesprek met hem. Uit de gebaren die ze maakt, maak ik op dat ze de omgeving lijkt te kennen. Dan houdt hij staande.

We staan stil voor een rivier. 'Is dat dezelfde stroom als die bij Eikenvoorde?' vraag ik.
'Ja, we moeten erdoorheen. Volgens Mariken is het hier ondiep en komen we dan via een doorsteek op de open plek waar Koenraad is achtergelaten.'
Voorzichtig rijden we door het water, door de voorde die hier onmisbaar loopt. Als we de andere oever bereiken, vervolgen we weer onze route.

Nu komt Willem naast me rijden, juist op het moment dat de zon bijna opkomt. Zijn gezicht is bleek, net als dat van ons bleek zal zijn in het grijze licht van de dag. Hij zegt niets, ik ook niet. Weer is er die blik die zegt: “Ik let op je, wees gerust.” Ik glimlach naar hem. Ik krijg het warm en voel een verlangen. Heel even sla ik mijn ogen neer om daarna weer naar hem te kijken. Hij heeft zijn blik naar voren gericht waardoor ik hem kan ongezien kan observeren. Zijn heupen bewegen soepel mee met de galop van zijn ros. Soepele heupen, op en neer... Mijn hoofd vult zich met gedachten. Ik laat ze toe...

Ik voel zijn spieren, zijn krachtige armen en zijn ruwe handen. Hij ligt in het gras. Zijn ogen strelen mijn huid. Ik ben naakt en de warme zon verwarmt me. Ik zit schrijlings op hem en schuif over zijn buik heen en weer. Mijn kutje kriebelt en tintelt. Zijn handen strelen mijn borsten. Ze kneden en spelen met mijn donkerroze kringen met daar midden in mijn gevoelige harde tepels. 'Hmmm' kreun ik. Ik schuif mijn onderlichaam naar achteren tot ik zijn eikel tegen mijn bilnaad voel drukken. 'Kom in me' fluister ik.

'Wat zeg je?'
Het is de stem van Sophia. Ik schrik op uit mijn gedachten. 'He?'
'Je zei wat?'
Ik kijk vluchtig opzij. Willem kijkt me met een vriendelijke glimlach aan.
'En waarom streel je mijn tietjes?'
Ik schrik en laat haar los. 'Geeft niet hoor, het is fijn als je dat doet!'
Willem geeft zijn paard de sporen en schiet naar voren.

We rijden nog een poos door, door velden en bossen. ten slotte komen we op de open plek. Het is bijna licht, de ochtend is aangebroken. We kijken om ons heen. Ik weet zeker dat dit de plek is waar Koenraad is achtergelaten. Waar het rijtuig stil stond. Maar er is niemand!
'Het was toch hier?'
We houden stil, alleen Arnoud en Willem rijden over de open plek. Er zijn duidelijk sporen van het rijtuig en het gras is hier en daar vertrapt. Arnoud stijgt van zijn paard af.
We kijken om ons heen, maar geen spoor van Koenraad. Dan hoor ik achter ons het breken van een tak. In het halfduister onder het gebladerte vandaan komt een gedaante met een zwaard in de aanslag. Hij heeft een tuniek in groen en wit, de kleuren van Maupertuus! 'Pieter!' roep ik.

Pieter fluit twee keer hard op zijn vingers en dan komen er van verschillende kanten krijgslieden uit het bos. Ik zie Stach en Dorus en... 'Yda???'
'Hadewych!'
We verzamelen ons allemaal in het midden van de open plek. Iedereen spreekt door elkaar. 'Het is gelukt om Hadewych te bevrijden!' roept Yda.
'Ja, het is gelukt.' Iedereen kijkt naar mij en dan naar Sophia en Mariken.
Maar ik zoek verder rond. Ik speur met mijn ogen langs de bosrand. 'Waar is Koenraad?' roep ik. Ik spring van de rug van het paard.
Pieter stapt op me toe. Zijn gezicht staat ernstig. 'Het gaat redelijk met hem. Hij sliep net, zijn wond is gestopt met bloeden. Hij zit nu tegen een boom. Ik hoop dat hij zo mee kan. Het zal niet meevallen om hem op een paard te krijgen.'

'We moeten hier weg!' hoor ik Willem roepen. En hij heeft gelijk. Als Diederik ons is gaan achtervolgen, dan zal het niet lang meer duren voor hij ons hier vindt.

Yda komt naast me staan. Haar haren zitten in de war en haar rok is gescheurd. Ik kijk haar vragend aan. 'Ik kon niet anders. Toen jullie je opsplitsten, besloot ik jou te volgen. Ik hoorde een gevecht. Toen ik een dode krijgsman van Viperdaes trof, dook Arnoud ook op. Ik moest hem wel zeggen dat je me gevraagd had om jullie te volgen. Hij was natuurlijk boos, maar hij snapte al snel dat ik geen keuze had. Ik zou het hartverscheurend vinden mocht hij...'
'Verliefd?' mompel ik. Yda wordt rood. Ik grijns naar het keukenmeisje maar laat het verder rusten. Ze is me geen antwoord verschuldigd. 'Waar is Walewein? Je hebt ons toch op haar gevolgd, zoals ik je gevraagd had?'
Yda kijkt naar de grond en begint ongemakkelijk te stamelen. Ze is weggelopen... Ze werd onrustig... door het geluid van die zwaarden... die ijselijke kreet... Ik kreeg haar niet gekalmeerd... niet zoals u dat kan... en toen ik dat lijk vond en afsteeg, toen... Sorry!' Ik zie tranen in haar ogen..
Ik zucht en word overmand door verdriet. Walewein is een deel van mij. Haar verliezen voelt alsof er iets in me sterft. Toch weet ik dat ze een wijs en trouw ros is.
'Ze komt terug, Hadewych, ik voel het!' Probeert Yda me op te beuren.
Ik knik. 'Dat hoop ik ook!'

Om ons heen is iedereen haastig bezig ons voor te bereiden op onze terugtocht naar Maupertuus. Ondertussen loop ik naar Koenraad, die moeizaam omhoog wordt geholpen. Hij heeft windsels om zijn middel en ook de andere wonden zijn verzorgd. Hij kijkt me met een flauwe glimlach aan. 'Koenraad!' Ik geef hem een kus op zijn voorhoofd. 'Dankzij jou sta ik hier, jij hebt ze naar Eikenvoorde kunnen sturen!'
Koenraad knikt. 'Je... je was naakt...' stamelt hij. Ik geef hem nog een kus. 'Het was als een droom... en jij...'
'Sssst' sus ik hem stil. 'We moeten gaan!'

Pieter en Stach ondersteunen de gewonde Koenraad. Ik ren naar Willem en Arnoud die midden op de open plek staan te overleggen. '… dezelfde route terugnemen is niet verstandig.' hoor ik Willem zeggen. 'We hebben weinig andere mogelijkheden... Bovendien kunnen we niet snel rijden met de gewonde Koenraad!'
'Maar als we een stuk afsnijden, dan reizen we sneller!' opper ik.
'Hoe moeten we een stuk afsnijden?'
'Als we niet snel kunnen rijden, zouden we door het bos van Abigor in het Laagland kunnen gaan. Dat zou een stuk afsnijden.'
'Maar dat is volstrekt ontoegankelijk!' zegt Arnoud.
'Dat weet ik niet, vader is er geweest, tientallen jaren geleden. Daar heeft hij wel eens over verteld...'
'Er gaan verhalen over het woud van Abigor... Over wezens en...' probeert Arnoud.
'Verhalen van lang geleden...' mompel ik. 'We zullen stukken moeten lopen en door water heen waden, maar we kunnen zo onze achtervolgers wel van ons afschudden, en door een stuk af te snijden, boeken we tijdwinst.'

De jongens zijn stil. Om ons heen verzamelt iedereen zich op de open plek. Koenraad zit inmiddels op zijn paard. Zijn gelaat is lijkbleek en zijn gezicht vertrokken van de pijn. Yda heeft zich bij de twee hoertjes van Eikenvoorde gevoegd.

'Goed, we doen het. We gaan via het woud van Abigor!' hoor ik Arnoud zeggen.
'Oké, we wagen de gok!' Antwoord Willem.
Ik kijk de twee jongens aan, op hun gezicht is twijfel af te lezen, maar we hebben geen andere keuze. 'Iedereen opstijgen, we vertrekken!'

Even later zit ik weer op het paard, samen met het jonge hoertje Sophia. Yda komt naast me rijden en we vertellen wat ons is overkomen, Yda over haar belevenissen sinds ze ons volgde en ik vertel over Diederik die me meenam naar Eikenvoorde.
'En Sophia en Mariken komen ook van Eikenvoorde?'
'Ja, ik was daar aangesteld als meisje om mannen te behagen.' zegt Sophia.
Yda kijkt naar mij en dan naar Sophia. 'Jij bent veel jonger dan ons, jij bent veel te jong om...'
'Waarom?'
'Omdat dat niet hoort... je vader en moeder zouden...'
'Die zijn dood!'
'We nemen haar mee naar Maupertuus! Daar kan ze bij Clara in de leer!' kap ik het gesprek af.

De ochtend gaat om en de temperatuur loopt op. Ik heb het heet, helemaal met Sophia tegen me aangeleund. Doordat ze tegen mij aankruipt, voel ik haar lichaamswarmte. 'Geertruide is niet slecht!' zegt ze ineens. 'Ze heeft me geholpen en ze heeft me een vak geleerd!'
ik denk over de laatste zin na. 'Misschien heb je gelijk,' zeg ik tegen haar. 'Als je mannen behaagt voor geld, is dat ook een beroep. Alleen heeft het weinig aanzien.' Ik zucht.

Yda rijdt nu naast Mariken. Ze kunnen het goed vinden met elkaar. We worden omringd door de mannen van het gezelschap. Koenraad zegt niet zoveel. Hij zit met een van pijn vertrokken gezicht op zijn paard. We hebben inmiddels het pad verlaten en rijden dwars door het bos. Het struweel wordt dichter en we vorderen maar langzaam. Dan verandert het bos van karakter. De onderlaag wordt drassiger en bodem is begroeid met varens. We houden halt.

Arnoud en Willem rijden voorop en wijzen in een richting. Ik versta ze niet. Ze bepalen welke richting we moeten nemen en even later vervolgen we onze weg. Steeds langzamer gaan we. De paarden worden onwillig en weten niet welke kant ze op moeten door het drassige gebied en de dichte begroeiing.

'We moeten verder lopen' roept Willem.
We stijgen af, behalve Koenraad die niet in staat is om zelf te lopen. Hij leunt voorover en houdt zich krampachtig vast aan de manen van zijn trouwe viervoeter.

Ik sta tot mijn enkels in het water. De grond is redelijk stevig. We volgen Arnoud, Willem sluit de stoet af. We schieten niet op en het wordt ook steeds warmer. Het moet al ergens voorbij het middaguur zijn. Het water wordt steeds dieper en we kunnen door de dunne boompjes niet ver kijken. Ik zweet en mijn kleren plakken aan mijn huid.
Op een wat hoger gelegen stukje rusten we wat uit en krijgt iedereen een beetje te eten en te drinken. Iedereen is stil en als er iets gezegd wordt, dan gebeurt dat fluisterend. Komt dat door een gevoel van onbehagen? Arnoud komt naast me zitten, net als Mariken. Zijn blik is ernstig.
Marikens blonde haren plakken aan haar gezicht en hals. 'Dit is het land van de Duivel, het woud van Abigor. Hier horen geen mensen!' mompelt ze. Haar rok is tot net onder haar knieën nat, maar daar slaat ze geen acht op. Arnoud kijkt haar onzeker aan.
'We komen hier weer uit, hoor. Ik denk nog steeds dat dit de beste beslissing is!' fluister ik.
'We moeten voor het donker hieruit zijn!' Mariken haar ogen zijn groot. 'Anders zijn we overgeleverd aan de demonen.' Arnoud en ik kijken elkaar aan. Niet wetend wat te zeggen.

Dan horen we plotseling paardengehinnik. Het kan niet van één van onze rossen zijn, daar klonk het te ver voor weg.
'Walewein?' Zeg ik hoopvol. Zou het Walewein kunnen zijn? Is ze teruggekeerd naar de plaats waar ze is weggelopen van Yda en heeft ze onze sporen gevolgd? Roept ze ons? Ik sta op en wil haar roepen. Willem staat mee op en maant ons tot stilte. Hij schudt met zijn hoofd naar me. Gespannen luisteren we. Nog een keer horen we het gehinnik van een paard, daarna blijft het stil.
De moed zakt me in de schoenen. Het was zeker niet Walewein. Ik herken haar uit de duizend. Wie is het dan wel? Angst bekruipt me. Zou dat Diederik zijn en zijn gevolg? Niemand durft het hardop te zeggen. Zouden ze ons dan toch op het spoor zijn?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...