Door: SwitchLight
Datum: 26-10-2024 | Cijfer: 8.8 | Gelezen: 5968
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 12 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 12 minuten | Lezers Online: 1
Langzaam kom ik weer bewustzijn. De spinnenwebben verdwijnen uit mijn hoofd, ondertussen een kloppend gevoel achterlatend. Met mijn ogen dicht merk ik dat ik in de zon lig. De warmte voel ik op mijn gezicht en lichaam en achter mijn oogleden zie ik een warme rode gloed.
Als ik wil bewegen, merk ik dat mijn lichaam hier niet mee eens is. Spierpijn voel ik over mijn hele lijf. Mijn armen voelen zwaar aan als mijn lichaam probeert wakker te worden. Mijn mond voelt droog aan en toch proef ik een zoute smaak op mijn lippen.
Ineens merk ik wat verkoeling tegen mijn lichaam. Water spoelt langs mijn lijf heen en weer. Het gevoel van de deining op de zeilboot komt direct weer boven. Het beeld van de vakantie verschijnt in mijn gedachten. Varend over de zee met volle zeilen. De wind door mijn haren. De stilte van het oneindige water en het klotsen van de golven tegen de boot. Een echt gevoel van vrijheid.
Een nieuwe stoom water spoelt om me heen.
Wacht even. Hoezo water? O ja, de storm. Nee, dat kan ook niet. Ik voel de zon schijnen in mijn gezicht. Maar er was wel een storm? Ja. Maar ook hoge golven en een knal tegen mijn hoofd.
Ik schrik op. Mijn ogen wijd. En direct knijp ik ze weer dicht als mijn hoofd meteen weer begint te kloppen. Ow, dat gaat even te snel.
Ik blijf rustig zitten en laat het kloppende gevoel weer naar de achtergrond verdwijnen.
Wanneer ik weer mijn ogen open doe, zie ik eindelijk waar ik ben beland.
Als ik om me heen kijk zie ik dat ik in de branding zit van een zandstrand. Dat verklaart ook het water dat ik elke keer langs mee heen voelde gaan. Het zand is mooi goudgeel en gaat over in een heldere turquoise zee. Hoe ben ik hier nu weer terecht gekomen?
Ik zie dat het zandstrand als een soort halve maan in een baai ligt. Naast en achter me zie ik het strand verdwijnen in een groene jungle van palmbomen en andere struiken. Wat lage begroeiing lijkt vanuit het groen het strand op te kruipen en hierin bloeien enkele bloemen. Het ziet er uit alsof het uit een toeristen catalogus komt, waar je op de foto's niemand ziet staan.
Maar op dit strandje zie ik niemand.
Aan de uiteinden van het strand en het woud loopt het over in woeste rotsen. In de monding van de baai breken de golven op wat lijkt een rif. Het rif lijkt de hele baai af te schermen. Hierdoor is het water in de baai zelf redelijk rustig.
Ik voel nog steeds een zeurende hoofdpijn op de achtergrond. Met mijn handen raak ik mijn hoofd aan. Als ik daarna naar mijn handen kijk zie ik gelukkig geen bloed. Fijn, in ieder geval geen hoofdwond.
Mijn shirt en korte broek zijn nat, maar zo te zien niet gescheurd. Ook vind ik verder geen wondjes op mijn lichaam. Blijkbaar ben ik ongeschonden door het rif gedreven, voordat ik aanspoelde op het strand. Een wonder.
Maar hoe ben ik hier nu weer terecht gekomen? Het laatste dat ik herinner is dat we op een zeilboot zaten.
Met vier vrienden maak ik een mooie reis langs diverse eilanden. Zelf ben ik geen zeiler, maar Richard, Maarten en Frits wel. Koen weet er ook wel wat van en is als hulpje ingezet. Met zijn vieren regelen ze alles op de boot, zodat er voor mij niet veel te doen is. Daarom ben ik gebombardeerd als kok. Want ja, een hele dag op het water maakt hongerig.
Het is al wat later in de middag als Maarten, Koen en Frits aan tafel zitten voor het eten. Ik heb zojuist de pan met macaroni op tafel gezet en hongerig vallen ze hierop aan. Richard zit buiten achter het stuurwiel en zorgt ervoor dat we op koers blijven. We zijn al wat laat vertrokken van onze laatste stopplaats en moeten haasten om op tijd bij de haven te kunnen komen.
“Lekker man, daar ben ik echt aan toe.”zegt Maarten. “Ik heb het idee dat ik leeggezogen ben.”
“Dat ben je ook man. Wij allemaal wel. Letterlijk” lacht Frits er meteen achteraan.
Direct begint aan tafel een geanimeerd gesprek over wat er vandaag allemaal gebeurd is. Ook bij het eten worden de biertjes flink achterover geslagen.
Ik merk wel dat de boot wat minder rustig door het water glijdt. De jongens schijnen dit minder door te hebben en blijven lekker dooreten. En ondertussen worden er ook alweer een paar biertjes open gemaakt. Alsof ze vandaag al niet een heel krat soldaat hebben gemaakt.
“Hee jongens, doen jullie even rustig aan met het bier. Met alles wat jullie vandaag al hebben opgedronken is er niet veel over.” zeg ik.
“Acht Marcel, doe maar rustig. Als we vanavond in de haven zijn, kunnen we weer nieuwe kopen.”krijg ik terug van Frits.
“Ja man,” komt Koen er overheen, “Je had gewoon vanmiddag lekker mee moeten doen. Je hebt echt wat gemist.”
“Dat valt wel mee.” zeg ik, “Ik heb me ook wel vermaakt hoor.”
“Ja, dat heb ik gezien.” zegt Frits. “Ik zag je wel wegsluipen met die ene meid.”
“Wat heb je met haar gedaan?” vraagt Maarten.
Voordat ik mijn verhaal kan vertellen roept Richard door het luik: “Jongens, kom snel. De zeilen moeten oplaag.”
“Joh, doe rustig aan,“ zegt Maarten, “Kom lekker een bord mee-eten. Marcel heeft weer lekker gekookt.”
“Nee, nu komen. We zitten bijna in een storm. De zeilen moeten nu omlaag, anders gaat het fout.”
Nu komt er wel meteen actie en ik zie drie schimmen snel door het luik naar het dek schieten. De half lege borden blijven achter op de tafel. Door de deining, beginnen ze wel te verschuiven en ik pak ze snel op en leg ze in de wasbak. Daar liggen ze veiliger dan dat ze straks door de hele ruimte heen en weer kletteren. Ook de biertjes en glazen leg ik weg.
Door de patrijspoort zie ik dat het al een stuk donkerder is geworden. Hoge golven benemen het zicht van de horizon en af en toe blokkeert een golf zelfs de patrijspoort. Ik doe snel een lampje aan, zodat het binnen niet al te donker is. Ook loop ik alle kastdeurtjes na om te zien of deze goed dicht zitten. Nadat ik binnen alles gecheckt heb, loop ik naar het luik.
Buiten is de storm al flink aangewakkerd. Door de vele wolken is het er donker geworden. Misschien een kilometer verder zie ik de regen al vallen en in de verte is zelfs al een lichtflits te zien. De boot deint flink op het water en ik moet me goed vasthouden om niet te vallen.
Richard staat aan het roer en probeert de boot tegen de golven in te houden om deze stabiel te houden. Vooraan zie ik de overige jongens druk in de weer met het voorste zeil. De hoofdzeil is al omlaag.
Ineens is ook de regen bij ons. Binnen enkele momenten zijn we allen doorweekt. Ook de onweer is al meer in de buurt, waarbij bliksemflitsen en donder elkaar sneller afwisselen.
Ineens gebeuren er meerdere dingen tegelijk.
Door de storm varen we door hoge golven. Deze leken soms van alle kanten af te komen. Zo zonder de zeilen heeft de motor van de boot moeite om hier doorheen te komen. Maar op dat moment komen we precies op de top van een hoge golf.
Op het open water heeft de wind vrij spel. Het heeft voldoende ruimte om vaart te maken en waait flink. Het lijkt soms of het van alle kanten te komen. En met de regen erbij worden we bijna gegeseld. En precies op dat moment komt een windvlaag uit een andere hoek dan verwacht.
Frits, Koen en Maarten hadden als eerste het grootzeil snel omlaag gehaald. Hierbij was de giek tijdelijk eenvoudig vastgezet zodat ze snel konden werken. Nu deze omlaag was gehaald zijn ze eerst met het voorste zeil verder gegaan. Door het deinen en de wind komt er telkens even spanning te staan op het touw dat de giek vast houdt. En elke keer komt er meer speling.
En de combinatie met de hoge golf en de wind uit de verkeerde hoek, laat het touw los en de giek zwaait naar de andere zijde van de boot. Precies waar ik sta. Vanuit mijn ooghoek zie ik deze op me af komen, maar ik ben niet op tijd om deze op te vangen. Met een knal slaat de giek tegen de zijkant mijn hoofd en duwt me over de rand.
Proestend kom ik weer boven. Liggend in het water zijn de golven nog hoger. Hierdoor zie ik de boot ook niet meer. Ik draai cirkels in het water om te kijken waar ze zouden kunnen zijn. Maar door de golven en de regen is de boot nergens meer te zien.
Zouden ze eigenlijk wel door hebben dat ik niet meer aan boord ben? Koen, Frist en Maarten waren aan de voorzijde druk bezig met het zeil inpakken. Zij zullen vast niet om zich heen gekeken hebben wat er verder nog gebeurd. Richard misschien wel. Maar die stond gefocust aan het roer en misschien heeft hij het niet door gehad als hij zelf onder de giek door gedoken had.
Doordat we overvallen waren door de storm heb ik nog geen tijd gehad om een reddingsvest aan te trekken. Ik merk dan ook al snel dat mijn kleding zwaar wordt doordat het doordrenkt is met water. Ik heb dan ook moeite om mijn hoofd boven water te houden in de storm.
De klap tegen mijn hoofd heeft zeker ook niet geholpen. Nu de adrenaline wat begint weg te zakken door de schok van het koude water, begin ik dan ook vermoeid te raken. Ondertussen probeer ik wel om me heen te kijken als ik weer bovenop een golf kom. Maar behalve water is er niets meer te zien.
Als ik een tijd lang drijft, begin ik hopeloos te worden. Ik weet gewoon niet meer wat ik moet doen. Door de deining en de klap doet mijn hoofd enorm zeer en zorgt ervoor dat ik mijn focus begin te verliezen. Ook ben ik moe geworden, door te proberen mijn hoofd boven water te houden. Het voelt alsof dit het einde is.
Op een gegeven moment ben ik op. Het lukt me niet meer om mijn hoofd boven water te houden. Langzaam zak ik wat dieper in het water. Door de donkere wolken boven me is het water zwart en kil. Ik zie bijna niets om mij heen. De vermoeidheid slaat toe en ik merk dat ik geestelijk ook weg zak.
Waarschijnlijk is het mijn verbeelding, maar in de schaduw van het water denk ik wat te zien. Als ik me probeer te focussen, lijkt het op een gezicht. Het komt steeds dichterbij.
Een bliksemschicht verlicht het water om me heen en ik zie het mooiste gezicht dat ik gezien heb. Haar haren drijven om haar gezicht als een aureool. Haar ogen lijken diep in mijn ziel te kijken.
Zijn kan niet hier zijn. De laatste keer dat ik haar zag stond ze te kijken hoe het zeilschip vertrok van het eiland. Het is gewoon niet mogelijk dat ze hier nu is.
Als laatste vormt haar naam in mijn gedachte: “Mera...”
Dan verlies ik het bewustzijn en wordt alles zwart.
Als ik wil bewegen, merk ik dat mijn lichaam hier niet mee eens is. Spierpijn voel ik over mijn hele lijf. Mijn armen voelen zwaar aan als mijn lichaam probeert wakker te worden. Mijn mond voelt droog aan en toch proef ik een zoute smaak op mijn lippen.
Ineens merk ik wat verkoeling tegen mijn lichaam. Water spoelt langs mijn lijf heen en weer. Het gevoel van de deining op de zeilboot komt direct weer boven. Het beeld van de vakantie verschijnt in mijn gedachten. Varend over de zee met volle zeilen. De wind door mijn haren. De stilte van het oneindige water en het klotsen van de golven tegen de boot. Een echt gevoel van vrijheid.
Een nieuwe stoom water spoelt om me heen.
Wacht even. Hoezo water? O ja, de storm. Nee, dat kan ook niet. Ik voel de zon schijnen in mijn gezicht. Maar er was wel een storm? Ja. Maar ook hoge golven en een knal tegen mijn hoofd.
Ik schrik op. Mijn ogen wijd. En direct knijp ik ze weer dicht als mijn hoofd meteen weer begint te kloppen. Ow, dat gaat even te snel.
Ik blijf rustig zitten en laat het kloppende gevoel weer naar de achtergrond verdwijnen.
Wanneer ik weer mijn ogen open doe, zie ik eindelijk waar ik ben beland.
Als ik om me heen kijk zie ik dat ik in de branding zit van een zandstrand. Dat verklaart ook het water dat ik elke keer langs mee heen voelde gaan. Het zand is mooi goudgeel en gaat over in een heldere turquoise zee. Hoe ben ik hier nu weer terecht gekomen?
Ik zie dat het zandstrand als een soort halve maan in een baai ligt. Naast en achter me zie ik het strand verdwijnen in een groene jungle van palmbomen en andere struiken. Wat lage begroeiing lijkt vanuit het groen het strand op te kruipen en hierin bloeien enkele bloemen. Het ziet er uit alsof het uit een toeristen catalogus komt, waar je op de foto's niemand ziet staan.
Maar op dit strandje zie ik niemand.
Aan de uiteinden van het strand en het woud loopt het over in woeste rotsen. In de monding van de baai breken de golven op wat lijkt een rif. Het rif lijkt de hele baai af te schermen. Hierdoor is het water in de baai zelf redelijk rustig.
Ik voel nog steeds een zeurende hoofdpijn op de achtergrond. Met mijn handen raak ik mijn hoofd aan. Als ik daarna naar mijn handen kijk zie ik gelukkig geen bloed. Fijn, in ieder geval geen hoofdwond.
Mijn shirt en korte broek zijn nat, maar zo te zien niet gescheurd. Ook vind ik verder geen wondjes op mijn lichaam. Blijkbaar ben ik ongeschonden door het rif gedreven, voordat ik aanspoelde op het strand. Een wonder.
Maar hoe ben ik hier nu weer terecht gekomen? Het laatste dat ik herinner is dat we op een zeilboot zaten.
Met vier vrienden maak ik een mooie reis langs diverse eilanden. Zelf ben ik geen zeiler, maar Richard, Maarten en Frits wel. Koen weet er ook wel wat van en is als hulpje ingezet. Met zijn vieren regelen ze alles op de boot, zodat er voor mij niet veel te doen is. Daarom ben ik gebombardeerd als kok. Want ja, een hele dag op het water maakt hongerig.
Het is al wat later in de middag als Maarten, Koen en Frits aan tafel zitten voor het eten. Ik heb zojuist de pan met macaroni op tafel gezet en hongerig vallen ze hierop aan. Richard zit buiten achter het stuurwiel en zorgt ervoor dat we op koers blijven. We zijn al wat laat vertrokken van onze laatste stopplaats en moeten haasten om op tijd bij de haven te kunnen komen.
“Lekker man, daar ben ik echt aan toe.”zegt Maarten. “Ik heb het idee dat ik leeggezogen ben.”
“Dat ben je ook man. Wij allemaal wel. Letterlijk” lacht Frits er meteen achteraan.
Direct begint aan tafel een geanimeerd gesprek over wat er vandaag allemaal gebeurd is. Ook bij het eten worden de biertjes flink achterover geslagen.
Ik merk wel dat de boot wat minder rustig door het water glijdt. De jongens schijnen dit minder door te hebben en blijven lekker dooreten. En ondertussen worden er ook alweer een paar biertjes open gemaakt. Alsof ze vandaag al niet een heel krat soldaat hebben gemaakt.
“Hee jongens, doen jullie even rustig aan met het bier. Met alles wat jullie vandaag al hebben opgedronken is er niet veel over.” zeg ik.
“Acht Marcel, doe maar rustig. Als we vanavond in de haven zijn, kunnen we weer nieuwe kopen.”krijg ik terug van Frits.
“Ja man,” komt Koen er overheen, “Je had gewoon vanmiddag lekker mee moeten doen. Je hebt echt wat gemist.”
“Dat valt wel mee.” zeg ik, “Ik heb me ook wel vermaakt hoor.”
“Ja, dat heb ik gezien.” zegt Frits. “Ik zag je wel wegsluipen met die ene meid.”
“Wat heb je met haar gedaan?” vraagt Maarten.
Voordat ik mijn verhaal kan vertellen roept Richard door het luik: “Jongens, kom snel. De zeilen moeten oplaag.”
“Joh, doe rustig aan,“ zegt Maarten, “Kom lekker een bord mee-eten. Marcel heeft weer lekker gekookt.”
“Nee, nu komen. We zitten bijna in een storm. De zeilen moeten nu omlaag, anders gaat het fout.”
Nu komt er wel meteen actie en ik zie drie schimmen snel door het luik naar het dek schieten. De half lege borden blijven achter op de tafel. Door de deining, beginnen ze wel te verschuiven en ik pak ze snel op en leg ze in de wasbak. Daar liggen ze veiliger dan dat ze straks door de hele ruimte heen en weer kletteren. Ook de biertjes en glazen leg ik weg.
Door de patrijspoort zie ik dat het al een stuk donkerder is geworden. Hoge golven benemen het zicht van de horizon en af en toe blokkeert een golf zelfs de patrijspoort. Ik doe snel een lampje aan, zodat het binnen niet al te donker is. Ook loop ik alle kastdeurtjes na om te zien of deze goed dicht zitten. Nadat ik binnen alles gecheckt heb, loop ik naar het luik.
Buiten is de storm al flink aangewakkerd. Door de vele wolken is het er donker geworden. Misschien een kilometer verder zie ik de regen al vallen en in de verte is zelfs al een lichtflits te zien. De boot deint flink op het water en ik moet me goed vasthouden om niet te vallen.
Richard staat aan het roer en probeert de boot tegen de golven in te houden om deze stabiel te houden. Vooraan zie ik de overige jongens druk in de weer met het voorste zeil. De hoofdzeil is al omlaag.
Ineens is ook de regen bij ons. Binnen enkele momenten zijn we allen doorweekt. Ook de onweer is al meer in de buurt, waarbij bliksemflitsen en donder elkaar sneller afwisselen.
Ineens gebeuren er meerdere dingen tegelijk.
Door de storm varen we door hoge golven. Deze leken soms van alle kanten af te komen. Zo zonder de zeilen heeft de motor van de boot moeite om hier doorheen te komen. Maar op dat moment komen we precies op de top van een hoge golf.
Op het open water heeft de wind vrij spel. Het heeft voldoende ruimte om vaart te maken en waait flink. Het lijkt soms of het van alle kanten te komen. En met de regen erbij worden we bijna gegeseld. En precies op dat moment komt een windvlaag uit een andere hoek dan verwacht.
Frits, Koen en Maarten hadden als eerste het grootzeil snel omlaag gehaald. Hierbij was de giek tijdelijk eenvoudig vastgezet zodat ze snel konden werken. Nu deze omlaag was gehaald zijn ze eerst met het voorste zeil verder gegaan. Door het deinen en de wind komt er telkens even spanning te staan op het touw dat de giek vast houdt. En elke keer komt er meer speling.
En de combinatie met de hoge golf en de wind uit de verkeerde hoek, laat het touw los en de giek zwaait naar de andere zijde van de boot. Precies waar ik sta. Vanuit mijn ooghoek zie ik deze op me af komen, maar ik ben niet op tijd om deze op te vangen. Met een knal slaat de giek tegen de zijkant mijn hoofd en duwt me over de rand.
Proestend kom ik weer boven. Liggend in het water zijn de golven nog hoger. Hierdoor zie ik de boot ook niet meer. Ik draai cirkels in het water om te kijken waar ze zouden kunnen zijn. Maar door de golven en de regen is de boot nergens meer te zien.
Zouden ze eigenlijk wel door hebben dat ik niet meer aan boord ben? Koen, Frist en Maarten waren aan de voorzijde druk bezig met het zeil inpakken. Zij zullen vast niet om zich heen gekeken hebben wat er verder nog gebeurd. Richard misschien wel. Maar die stond gefocust aan het roer en misschien heeft hij het niet door gehad als hij zelf onder de giek door gedoken had.
Doordat we overvallen waren door de storm heb ik nog geen tijd gehad om een reddingsvest aan te trekken. Ik merk dan ook al snel dat mijn kleding zwaar wordt doordat het doordrenkt is met water. Ik heb dan ook moeite om mijn hoofd boven water te houden in de storm.
De klap tegen mijn hoofd heeft zeker ook niet geholpen. Nu de adrenaline wat begint weg te zakken door de schok van het koude water, begin ik dan ook vermoeid te raken. Ondertussen probeer ik wel om me heen te kijken als ik weer bovenop een golf kom. Maar behalve water is er niets meer te zien.
Als ik een tijd lang drijft, begin ik hopeloos te worden. Ik weet gewoon niet meer wat ik moet doen. Door de deining en de klap doet mijn hoofd enorm zeer en zorgt ervoor dat ik mijn focus begin te verliezen. Ook ben ik moe geworden, door te proberen mijn hoofd boven water te houden. Het voelt alsof dit het einde is.
Op een gegeven moment ben ik op. Het lukt me niet meer om mijn hoofd boven water te houden. Langzaam zak ik wat dieper in het water. Door de donkere wolken boven me is het water zwart en kil. Ik zie bijna niets om mij heen. De vermoeidheid slaat toe en ik merk dat ik geestelijk ook weg zak.
Waarschijnlijk is het mijn verbeelding, maar in de schaduw van het water denk ik wat te zien. Als ik me probeer te focussen, lijkt het op een gezicht. Het komt steeds dichterbij.
Een bliksemschicht verlicht het water om me heen en ik zie het mooiste gezicht dat ik gezien heb. Haar haren drijven om haar gezicht als een aureool. Haar ogen lijken diep in mijn ziel te kijken.
Zijn kan niet hier zijn. De laatste keer dat ik haar zag stond ze te kijken hoe het zeilschip vertrok van het eiland. Het is gewoon niet mogelijk dat ze hier nu is.
Als laatste vormt haar naam in mijn gedachte: “Mera...”
Dan verlies ik het bewustzijn en wordt alles zwart.
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10