Door: Keith
Datum: 03-02-2025 | Cijfer: 9.8 | Gelezen: 345
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 51 minuten | Lezers Online: 3
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 51 minuten | Lezers Online: 3
Vervolg op: Mini - 336
Onderweg belde ik Joline; ik zou wat eerder thuis zijn dan zij. “Waar heb je zin in als het om eten gaat, Joline?” “Gewoon. Aardappelen en groente. Doe maar boontjes met spekjes of zo. Verder geen vlees. En jouw griesmeelpudding. Véél te lang niet gegeten.” “Aye aye, madam. Ik rij wel even langs Zelda d’r voormalige werkgever.”
Zo gezegd, zo gedaan en na een paar minuten stond ik weer buiten met de boodschappen. Op dat moment kreeg ik een appje van Joline: ‘Wij vertrekken nu. 17:34 thuis.’ Nou, tel daar vijf minuten bij op; de navigatie van de Volvo kende duidelijk de Nederlandse files tijdens de spits niet, maar ik had nu een redelijk indicatie hoe laat het eten klaar moest zijn. Eenmaal thuis woog ik de aardappelen af. Sinds dat Mar en Lot op zichzelf woonden kookten we structureel teveel.
En de afgewogen aardappelen gleden onder de dunschiller door. In de pan met water. Boontjes in een klein pannetje, spekjes in de bakpan… straks alleen maar het gas aanzetten en 20 minuten later was alles warm en gaar. Pudding! Melk in een pannetje, griesmeel, suiker en een drupje vanille-essence in de beker van de mixer. Een beetje melk erbij en draaien maar… Toen de melk in het pannetje kookte ging het suiker/griesmeelmengsel erbij en moest ik goed roeren, anders zou het spulletje aanbranden. Zonde. Twee soepkommen ‘insmeren’ met bessensap, daarna de pudding er in. Zo, laat dat maar lekker afkoelen op het balkon… zo’n ‘vliegenhor’ er overheen. En ja er een vogel het is z’n koppie krijgt om precies boven mijn pudding te poepen… dan konden we de pudding weggooien, maar die kans achtte ik miniem.
Een blik op mijn horloge: 17:13U. Mooi, dan de aardappelen op het vuur. De boontjes en het spek volgden tien minuten later. Borden en bestek op de bar… Laat mevrouw Jonkman maar komen! En die diende zich een paar minuten later nogal luidruchtig aan. De voordeur vloog open en hakjes tikten snel richting toilet om daar stil te vallen. En daarna hoorde ik: “Ahhh…. Dát lucht op…” Het toilet werd doorgetrokken, de voordeur ging dicht en een duidelijk opgeluchte Joline vloog me om de hals.
“Hoi Kees… Sorry, ik moest zó nodig…” “Je had ook bij Zelda even een plaspauze in kunnen lassen, schat. “ Ze keek me stomverwonderd aan. “Verrek…” Ik knuffelde haar. “Oh, oh, oh… Mijn normaal zo briljante echtgenote is op sommige momenten gelukkig even niet zo bij de pinken.” Ze bromde: “Bij Zelda stopte ik, ze stapte uit en was wég, naar binnen. En ik zat met mijn dijen tegen elkaar… Bij elke verkeersdrempel werd de nood hoger. Gelukkig stond de lift beneden, anders had ik in de berging ergens in een emmer geplast, Kees.”
Blijkbaar zag ze weer eens iets in mijn gezicht, want ze snauwde: “Ja, kom maar op met de volgende smerige opmerking, Kees Jonkman!” En ik antwoordde onschuldig: “Nou… Ergens is het wel jammer dat je nu geplast hebt, lieve minnares. Nu moet ik weer wachten tot de voorraad is aangevuld, voor we weer leuke natte spelletjes kunnen doen…” Voor de zekerheid hield ik haar polsen vast. De boze blik die ik kreeg toegeworpen sprak echter boekdelen.
“Je bent een vies mannetje, Kees Jonkman. Een heel smerig, seksistisch, vies mannetje.” Ik liet haar los. “Ja. En dat mag in dit huis. En jouw vieze mannetje heeft, voordat hij ging koken, keurig z’n handjes gewassen. Heb ik jou nog niet zien doen, maar het moet wel: we kunnen eten.” “Hmmm… Da’s ten minste één goeie daad die je vandaag gedaan hebt. Eén strafpunt minder.” Ze waste inderdaad haar handen en klom toen op een barkruk. En na een stiltemoment gingen de pannen open.
“Oh, lekker! Je hebt inderdaad boontjes met spek gemaakt!” Ze schepte nogal royaal op. “Hé, mooie meid… had je geen brood meegenomen vanochtend?” “Jawel, maar we zijn nogal afgeknepen door ene van Laar. Warming up: naar de paardjes. De sport zelf: Sprint over 2 kilometer. Cooling down: terug naar DT en omdat wat lieden commentaar hadden hoorden we: ‘Niet goed is opnieuw!’ dus terug naar de paardjes en wéér naar DT. Nu in doodse stilte, dat dan weer wel.”
“Ik ga Fred morgen een compliment geven. Hij is weer eens goed bezig geweest.” Joline snoof. “Nou, ik hoorde ik de damesdouche toch wat voorstellen om Fred op een nogal pijnlijke wijze van het leven te beroven als hij zoiets nog een keer zou flikken. Laat ik het zó stellen: ook al zou hij het overleven: Wilma zou weinig lol meer van hem hebben…” Ze giechelde. “Nou ja, die heeft haar huwelijkse lol in haar huwelijksnacht ruimschoots gehad. Toen ze de torenklok van Driel vier uur hoorde slaan…”
Ik schoot ook in de lach. “Lijkt me overigens wel interessant, die discussies in de damesdouches. Vrijdag ga ik daar eens stiekem plaatsnemen, denk ik. Even luisteren wat de dames allemaal over ons heren te vertellen hebben…” “Jaja, alleen luisteren? Ik geloof er geen sikkepit van, Kees. Je zit daar gewoon te gluren naar al die mooie meiden…”
Al plagend aten we verder; het hoofdgerecht ging schoon op. “Zo dame. Bent u verzadigd?” Joline schudde haar hoofd. “Nee. Griesmeel! En rap, Kees!” “Oh ja, shit… Daar had je ook om gevraagd… Nou, eens kijken over de vogeltjes wat over hebben gelaten…” Ik liep het balkon op en pakte de twee soepkommen. Keurig onaangetast en geen vogelpoep op te zien. En afgekoeld. “Zo. Die hebben lekker buiten gestaan. Misschien dat je hier een daar nog een mug of vlieg tegenkomt; die moet je maar uitspugen. Da’s het risico van een lekker dessert buiten laten afkoelen, schat.” Ze keek uiterst kritisch naar de inhoud van haar soepkom. “Méén je dat nou?” “Nou, ik had wel twee van die vliegen-afdekkings-dingen er overheen gezet hoor. Smakelijke voortzetting, schat.” Snel lepelde ze haar pudding naar binnen. “Dit was heerlijk, Kees. Was ik aan toe na een best wel pittig dagje… Vertel eens: hoe was het in Nijmegen?”
Ik keek even voor me uit. “Iemand anders heeft ook een best wel pittig dagje achter de rug, schat.” Ze keek gealarmeerd. “Toch niet weer gedonder?” “Nou… als je bedoelt met Duyvestein z’n firma: nee. En Rogier en z’n opvolger, Ane: ook niks mis mee. Maar ik heb wel lopen donderen, schat…”
Compact vertelde de confrontatie met dokter van Onzenoort en besloot met: “…hij heeft z’n excuses gemaakt tegen het personeel van de operatieafdeling. Da’s één. Maar belangrijker is: hij gaat contact opnemen met Doorn. Het Veteranen Instituut. Eenzelfde soort sessie als Fred daar heeft doorgemaakt. En ik heb ‘m beloofd dat ik hem in contact ga brengen met Grad Dekker, onze groepscommandant uit Afghanistan. Dokter van Onzenoort heeft hem gered. Nou ja, in ieder geval dusdanig opgelapt dat hij naar Nederland vervoerd kon worden. Tijd dat de dokter eens geconfronteerd wordt met een succesje van zijn tijd daar.”
Joline knikte langzaam. “Dat lijkt me een heel goed plan, Kees. Nú Grad bellen. Niet uitstellen.” In mijn telefoon zocht ik het nummer van Grad op en belde.
“Dekker…” hoorde ik kort.
“Hé Grad, Kees Jonkman hier. Stoor ik?”
“Zeldzaam maar waar: dit keer stoor je niet, Kees. In Oirschot dacht ik daar wel eens anders over. Vertel het eens; jij belt niet voor de kat z’n viool.”
“Klopt, Grad. Het volgende is er aan de hand…” Ik vertelde hem hoe de dokter en ik elkaar een aantal weken daarvoor ‘gevonden’ hadden als Afghanistanveteraan en hoe de confrontatie tijdens de lunch was verlopen.
“…Het had weinig gescheeld of ik had hem keihard uit lopen vloeken, Grad. Maar goed, de boodschap is redelijk overgekomen, denk ik. Zo’n vent wil ik niet naar de verdommenis zien gaan. En jij kunt daarbij helpen, vriend.”
Even haalde ik adem. “Tenminste: als je dat wilt. Nu komt de grote vraag: kun jij en wil jij eens een goed gesprek met hem hebben? De man heeft volgens mij behoorlijk last van faalangst, sinds Afghanistan. En een recente gebeurtenis heeft daar ook aan bijgedragen: een stroomuitval terwijl hij aan het opereren was in zijn ziekenhuis in Nijmegen. Met ducktape, secondenlijm en elastiekjes heeft hij de wond dicht kunnen naaien, maar uiteindelijk moest de patiënt gereanimeerd worden op de operatietafel omdat hij er bijna tussenuit kneep richting Petrus. En die reanimatie moest handmatig, ouderwets, dus zonder AED. Want die deed het ook niet meer. De patiënt heeft het gelukkig gered, maar dat scenario speelt dus nog steeds door z’n hoofd. Moet je niet willen. Hij schijnt een van de beste chirurgen daar te zijn, maar iedereen schijt peuken voor hem. Zie jij dat zitten, zo’n man weer op het paard helpen?”
“Ja natuurlijk, Kees. En zeker de vent die mij behandeld heeft. Die wil ik héél graag spreken. En bedanken.”
“Mooi, makker. Ik ga jullie bij elkaar brengen. Misschien ben ik er zelf wel bij, dat weet ik nog niet, maar ik ga de raderen in beweging zetten. Ik weet niet hoe vol jouw agenda is?”
“In het weekend redelijk leeg, Kees. Ja, leuke dingen doen met m’n vriendin en…”
Ik onderbrak hem. “Ehhh… daar hoef ik geen details van, Grad. Ik ben getrouwd, volgens mij was je daarbij en sinds die tijd weet ik hoe één en ander werkt.”
Ik werd onderbroken door Joline, die door de kamer riep:
“Vuile leugenaar! Bijna een jaar eerder wist je al ‘hoe één en ander werkte’!”
Grad schoot in de lach. “Is dat jouw knappe echtgenote? Jolien, ik weet een beetje hoe Kees in elkaar zit hoor. Ik heb zes nogal pittige maanden met hem opgescheept gezeten in Oirschot!”
Joline liep naar me toe en griste de telefoon uit mijn handen. “Oeps… Dan zul jij ook wel traumabegeleiding hebben gehad, schat ik zo?”
Een lachbui klonk en ik pikte mijn telefoon weer terug.
“Sorry… af en toe heb ik hier last van wat storing in de verbinding, Grad.”
Joline gromde en ik ging snel verder met gesprek om puntjes op de i te zetten.
“Ik bel de dokter wel, Grad. Ondanks dat ik ‘m op z’n nummer heb gezet, kunnen we prima door één deur. Daarna bel ik jou wel voor een plaats en tijd., oké?”
“Prima, Kees. Wanneer en waar dan ook: ik zal er zijn.”
“Prima, kerel. Dank je wel.”
Met een goed gevoel verbrak ik de verbinding. Nu eens kijken hoe ik met de dokter in contact kon komen… In zocht de website van het ziekenhuis op. Afdeling Chururgie… Aha, een lijstje met namen. Dokter van Onzenoort. Maar geen contactgegevens natuurlijk. Wel een telefoonnummer van de afdeling. Mooi, die maar eens bellen…
“Goede avond, afdeling Chirurgie, met Nancy.”
“Goede avond mevrouw, u spreekt met Kees Jonkman uit Veldhoven. Sorry dat ik u stoor, maar ik heb een wat vreemd verzoek. Kunt u dokter van Onzenoort vragen om mij terug te bellen?”
“De dokter heeft nu geen dienst, meneer. Sorry.”
“Dat begrijp ik. Kunt u dan een notitie voor hem achterlaten ergens? Ik heb vandaag een goed gesprek met hem gehad en wil het resultaat van dat gesprek handen en voeten geven.”
“Dan moet ik uw contactgegevens hebben, meneer. En ik geef geen garantie dat hij terugbelt.”
Ik grinnikte.
“Die garantie hoeft niet; hij belt, dat weet ik zeker. En nee, da’s geen bedreiging. Mijn naam is Kees Jonkman, majoor Jonkman als u wilt, en mijn telefoonnummer is 06….. Heeft u dat?”
Het was even stil. “Majóór Jonkman? Zat u toevallig met de dokter te lunchen, vanmiddag?”
“Dat klopt, mevrouw.”
“Dan belt hij u inderdaad zeer zeker terug. Enne... dank u wel, majoor.”
“Ehhh… hoezo?”
“De dokter heeft ons vanmiddag even bij elkaar gehaald en zijn excuses aangeboden voor zijn gedrag de laatste maanden. Hij zei onder andere: ‘Ik heb ongezouten op mijn donder gekregen van een mede Afghanistan-veteraan en ik ga aan mijn gedrag ten opzichte van jullie werken.’ Die veteraan... Was u dat?”
“Ja, dat was ik.”
“Dan is de hele afdeling u dankbaar, meneer. De dokter is een uitstekend chirurg, maar…”
“De hele afdeling is doodsbang voor hem? Ik hoef geen bevestiging mevrouw; ik kan één en één prima optellen. Het belangrijkste is dat hij me morgen terugbelt. Er is geen bloedspoed bij; ik wil hem in contact brengen met een collega die hij in Afghanistan gered heeft.”
“Prima, meneer. Ik stuur 'm wel een mailtje en leg een notitie in zijn postvak; reken maar dat hij terugbelt!”
“Oké, dank je wel Nancy. En een hopelijk rustige avond.”
Ik verbrak de verbinding.
“Zo. Als ik m’n neus weer eens in dat ziekenhuis laat zien, vliegen alle vrouwelijke personeelsleden van de afdeling Chirurgie me om m’n nek, schat.” Zonder op te kijken uit haar boek antwoordde Joline: “Zoek even het ventiel van je ego weer op, Kees. De druk is nogal hoog.” “Klopt schat. En het ventiel van mijn ego bevindt zich op mijn bugel, dus…” Nu keek ze wél op. “Prima, schat.” Een lieve knipoog volgde en ik verdween in de studeerkamer.
Een uur lang volgden de muziekstukken elkaar op; sommigen één keer waarbij ik dacht ‘Niks meer aan doen!’ anderen moesten een aantal keren herhaald worden om goed in te dalen. En de aantekeningen op de partituren namen in aantal toe. Grappig was dat in feite: bij sommige stukken had ik tijdens het studeren zóveel er bij gekrabbeld… Een aantal notities had geen nut meer; die zaten al ‘in mijn systeem’. Dus werden die stukken opnieuw uitgeprint en zette ik alleen nog maar de aantekeningen er op die ik nodig had. Na een uurtje maakte ik de bugel schoon. Nog even nieuw vet op de ventielen; morgen tijdens de les moest alles wel soepel lopen!
Tevreden wilde ik het instrument weer opbergen…
Nee. Nog even met koperpoets er overheen. Sommige plekken werden wat dof en op één plaats zat zelfs groene aanslag. Dat zou een verwijtende blik van Greet kunnen opleveren. Dat was me al een keer eerder gebeurd; aan het einde van een les had ze gevraagd:
“Kees… Hoe vaak haal jij je auto door de wasstraat?”
“Ehh… Nooit. Ik was ‘m altijd zelf met shampoo uit mijn eigen hogedrukspuit. Hoezo?”
“Oké… Hoe vaak was jij je auto dan?”
“Afhankelijk van het weer en het aantal kilometers, de terreinomstandigheden en zo: eens per twee weken. Soms eens per week. Het ding moet er wel een beetje fatsoenlijk uitzien; een zichzelf respecterend ingenieur rijdt niet in een soort mestkar. Maar hoezo?”
Ze had toen gewezen op wat groene aanslag op de bugel.
“Een zichzelf respecterend musicus speelt ook niet op een smerig instrument, Kees. Je bugel beter onderhouden. Onderhoud is behoud van materiaal, dat weet jij net zo goed als ik.”
De avond na die les had ik de bugel zover mogelijk gedemonteerd, geolied en gepoetst, tot hij glom en de ventielen heerlijk soepel liepen. Ik keek op m’n horloge: bijna negen uur. Kon nog wel. Ik pakte de poetsdoeken, huishoudhandschoenen en het flesje Brasso koperglans. De ouderwetse ‘koperpoets’ maakten ze niet meer; iets met Arbo-regelgeving en gevaarlijke stoffen.
De nieuwe ‘koperglans’ vond ik minder prettig werken, maar goed… Een half uur later glom de bugel weer als vanouds.
Even zat ik met het instrument in handen. Gerrit, de vorige eigenaar, kon trots zijn; zijn oude instrument werd goed gebruikt. In kerkdiensten, bij een begrafenis, in de St. Jan in Den Bosch… Ik grinnikte. En in een zeker bedrijfsgebouw te Gorinchem, om mensen even wakker te schudden. Voorzichtig legde ik de bugel in de kist en sloot deze. Heerlijk, om met zo’n instrument te mogen spelen…
“Wil je nog een kop koffie Joline?” vroeg ik, toen ik de kamer in liep. Ze schudde haar hoofd. “Nee dank je wel. Geef me maar een beker warme melk. Anders stuiter ik het straks het bed door.”
Ze onderschepte mijn blik en snauwde: “Ja, dat zou je wel willen, hé Kees Jonkman?” “Ik wil je met dat stuiteren wel even helpen hoor. Lijkt me wel gezellig.” “Seksist!” kwam het antwoord, gevolgd door: “Melk! Lekker warm. En rap een beetje.” “Zeker mevrouw de freule… Wellicht dat ik er een beetje cocaïne in laat vallen; dat schijnt ook goed te zijn om stuiterbewegingen op te wekken.” Een smerig gezicht was mijn beloning.
Even later zaten we naast elkaar op de bank te genieten van de warme melk. “Lekker, Kees. Hier slaap ik straks prima o….”
Mijn telefoon begon te zoemen en ik keek op het display. Geen bekend nummer.
“Met Jonkman, goede avond.”
“Kees, met Johan van Onzenoort, goede avond. Ik moest jou bellen, las ik?”
“Zo… de ziekenhuizen in Nijmegen hebben goeie verbindingen…” “Ja. Die noemen ze Email. Ik kreeg een mailtje van een van de verpleegkundigen. Vertel.”
“Simpel, Johan. Ik heb vandaag Grad Dekker gebeld en aan hem gevraagd of hij eens met jou wil kletsen. En toen hij hoorde wie jij was, sprong hij bijna een gat in lucht. Dus… Wil jij dat ook?”
“Natuurlijk, Kees. Stomme vraag.”
“Mooi. Dan krijg jij van mij zijn mailadres. Z’n telefoonnummer moet je hem zelf maar vragen, dat krijg je niet van me. Mail is makkelijker, dat kun je lezen wanneer jij eraan toe bent. Heb je pen en papier in de aanslag?”
“Momentje… Ja, kom maar op.” Ik gaf hem Grad z’n mailadres.
“Mooi. Ik ga ‘m nú mailen, Kees.”
“Oké Johan. Ik hoop dat jullie het samen kunnen vinden.”
“Gaat goedkomen. Enne Kees: Bedankt voor je preek vanmiddag.”
Ik grinnikte. “Toen ik nog sergeant was heb ik er wel eens over gefantaseerd hoe het was om een levensgrote majoor op z’n sodemieter te geven. Die kan ik nu van m’n bucketlist strepen, Johan.”
Een grom klonk. “Je bent een eikel, majoor Jonkman.”
Naast me schoot Joline in de lach.
“Ehhh… Johan: je hebt instemming van mijn normaal zo lieve echtgenote. Ik hang op, anders gaan jullie een complot tegen mij beramen.”
“Dat doe ik wel met sergeant Dekker, Kees.”
“Hij heet Grad, Johan. Is de dienst uit en heeft een prima burgerbaan. Ga niet met rangen en standen smijten alsjeblieft.”
“Oké. Dank voor je actie, Kees.”
“Graag gedaan, makker. Tot ziens.”
Ik hing op en keek Joline aan. “Zo. Die onderneemt ook actie. Mooi zo.” Ze knikte. “Ja. En ik onderneem ook actie. We gaan naar bed.” Ze zag mijn gezichtsuitdrukking. “Nee, dát niet, majoor. Gewoon lekker elkaar een zoentje geven en tegen elkaar aan in slaap donderen. Morgen wacht DT weer op ons. Gelukkig morgen niet rennen; ik ben er wel een beetje klaar mee, deze week.” Ze stond op. “Kom. Afsluiten jij, daarna melden in de slaapkamer. Bij mij.” “Er is al afgesloten, mevrouw. Fort Knox zit potdicht.”
“Mooi. Mee dan.” Uitkleden, tandjes poetsen…
Even later lagen we in bed. “Ik hoop dat dit hele circus ook voor de afdeling Chirurgie in Nijmegen goed uitpakt, Jolien. Johan was de schrik van de afdeling. En toen hij die personeelskantine binnenliep… Ik heb maar weinig mensen zó eenzaam gezien midden in een mensenmassa. Alsof hij een besmettelijke ziekte had. Het was best druk; hij ging aan een tafeltje voor vier zitten en niemand schoof bij hem aan.”
Joline aaide mijn gezicht. “Je hebt het wéér gedaan, Kees. Niet aan de zijlijn staan roeptoeteren, maar actie ondernemen. Daarom hou ik van je.” Ik kuste haar. “Jij had hetzelfde gedaan, schat. En nu lekker slapen, oké?” Een lange kus volgde, toen liet ik haar los.
“Anders ga je toch stuiteren, Joline…” “Hórk… Welterusten, Kees.” Daarna was het stil op de slaapkamer.
Donderdag verliep snel. Samen met Rogier en later met Willem en Gerben liepen we de tekeningen van het ziekenhuis nogmaals na en brachten de resultaten van onze ‘verkenning’ er definitief op aan. En ’s middags om vier uur stuurden we de hele handel naar het ziekenhuis. “Zo. Die mogen er even over denken. En als ze bijzonderheden willen weten kunnen ze ook bij Ane terecht.” Rogier knikte. “En die tijdelijke voorziening voor de SEH heeft Ane al in gang gezet. De opdracht richting de aannemer is de deur al uit, zei hij vanmiddag.” Ik knikte. “Mooi. Dan kan de aannemer meteen aan de slag; wellicht dat die installatie maandag of dinsdag klaar is. Zo ingewikkeld is dat niet. Willem, Gerben, Rogier: naar huis, piepers koken of rijst, dat maakt me niet uit; in ieder geval wegwezen. Hard genoeg gewerkt vandaag!”
“Ik ga m’n meisje eens vragen of zij eerder weg mag, Kees. Met haar strenge chef weet je het maar nooit.”
Gerben knipoogde en verdween, Willem, Frits en Henk ook. Maar Rogier bleef nog zitten.
“Hé Piraat! Jij ook! Opbokken.”
Hij schudde het hoofd. “Nog even niet, Kees. Ik heb gisteren een tijd met m’n pa zitten kletsen.”
Ik ging tegenover hem zitten. “Vertel.”
“Hij is bloedserieus over die scheiding, Kees. Zei letterlijk: ‘Ik wil geen uur meer met haar in één ruimte zijn.’ Er kwam een partij shit naar boven… Niet te geloven. Hij mocht al vier jaar niet meer met haar vrijen. Ze sliepen op aparte slaapkamers; zij in het grote bed, hij in de logeerkamer, op een bedje wat ooit van mij is geweest. Nou ja, de rest van de ellende zal ik je besparen.
Hoe dan ook: hij heeft een advocaat in de arm genomen en zet door.
Hij zei: ‘Ik wil weer léven, Rogier. Niet als slaaf gebruikt worden omdat madame zo nodig de schijn wil ophouden.’ Ze hebben gillende ruzie gehad de avond nadat wij daar met z’n zessen geweest waren. Zodanig dat de buren de politie belden. En dat was natuurlijk helemaal fout, want de politie voor je huis… Slecht voor je imago. Enfin: hij gaat nog één keer naar zijn oude huis toe: om zijn spullen er uit te halen. Dat weet mijn moeder nog niet, anders is ze in staat om alles naar buiten te mieteren of de sloten te vervangen zodat hij er niet in kan. Waarschijnlijk denkt mijn moeder nog steeds dat Pa op z'n blote knieën bij haar terugkomt; als dat niet het geval blijkt te zijn breekt de pleuris uit.
Maar zaterdag gaan we er samen heen. Auto’s mee en ik huur een boedelbak. En de hele handel die Pa wil hebben kruien we dan in mijn huis: zijn boeken, CD-collectie, een aantal souvenirs waar hij aan gehecht is…
Helaas had hij zijn modelbouwgereedschap al een tijd geleden verkocht of weggegooid; da’s jammer. Maar hij kan op mijn hobbykamer weer modelbouwen. Zal hem goed doen. Hij kan voorlopig in mijn huis wonen, hebben we afgesproken.”
Ik keek hem aan. “Méén je dat? Je pa in jouw huis?” Rogier knikte. “Ja. Wij zijn compleet tegen elkaar uitgespeeld, Kees. Al jáááren. Zij vertelde klinkklare leugens over mij tegen Pa. Vandaar ook zijn houding ten opzichte van mij. Nou ja, deels. Hij vond het ook zonde dat ik m’n job in het ziekenhuis opgaf; niet zozeer voor de status, maar meer omdat ik hier nog geen vast contract heb. In Nijmegen wél. Maar…” Hij lachte voorzichtig “daar ben ik eerlijk gezegd nog het minste bang voor.”
Ik dacht even na. “Hebben jij en je pa nog hulp nodig zaterdag? Fysieke hulp bedoel ik? Spullen sjouwen en zo?” Rogier zuchtte. “Nee. Hooguit om in mijn huis wat dingen naar boven te zeulen. De hulp die we het hardst nodig hebben zal zijn om mijn moeder in bedwang te houden. Die zal wel weer een enorme scene maken. Maar dat zal me jeuken; het moet maar eens tot haar doordringen dat ze niet ongestraft alles en iedereen naar haar hand kan zetten. Pa en ik zijn er klaar mee.”
“Dan stel ik voor dat in ieder geval Joline en ik bij jouw eigen huis een handje meehelpen. In je ouderlijk huis lijkt me dat niet zo verstandig; als je moeder kwaad wil kan ze mij dan betichten van ‘huisvredebreuk’, omdat zij geen toestemming geeft dat ik daar een voet binnen zet. Tegen jou en je vader kan ze niets doen.” We kunnen hooguit helpen de boedelbak te beladen; jullie kruien het spul uit huis en op de stoep; Joline en ik vullen die aanhanger. Zo zijn jullie wél geholpen,, maar we zetten geen poot binnen."
Rogier knikte langzaam. “Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben…”
Hij keek op zijn horloge. “We gaan maar weer eens naar huis, Kees. En voor mij een ‘echt’ thuis. Gerben, Margot, Lot en ik hebben het prima in Arkel. Die twee meiden klitten natuurlijk aan elkaar, maar Gerben en ik kunnen ook prima door één deur.”
Ik gaf hem een klap op zijn schouder. “Hou dat zo, vriend.”
We liepen richting Backoffice. Daar zaten de dames en Gerben te wachten. Joline keek Rogier aan. “We hebben wat gehoord, Rogier. Als we kunnen helpen…” “Kees heeft al wat toegezegd, Jolien. Komt goed. Maar: dank je wel alvast. Dames… Komt u mee? Dan gaan we Arkel eens onveilig maken. Gerben: jij kookt vanavond, hoorde ik?” Die knikte. “Met enige ondersteuning van Margot. Jullie mogen afwassen. Kom meiden.” Ze vertrokken.
“Waar is Zelda?” Ik keek naar Joline en die wees. “Eén deurtje verderop. Ze was zo subtiel dat ze ons even alleen liet.” “Subtiel? Dat zou de eerste zijn bij DT, schat.” We pikten Zelda op en even later reden we richting Veldhoven. Zelda afzetten, naar huis rijden, Joline verdween in de keuken, ik speelde nog een half uurtje en toen hoorde ik: “Kees… Eten!”
Joline had hachee gemaakt en die smaakte prima. “Ik hoop dat die uien zich een beetje rustig houden vanavond, schat. Als je wil inzetten met de ‘Trumpet Voluntary’ en vlak voor een inzet komt er aan de andere kant ook geluid uit… Zal de wachtmeester niet zo waarderen, denk ik.”
Ze keek vies. “Ik ook niet, Kees Jonkman. Ik zit ook in die kerk, denk er goed aan!” “Ja maar… wij zitten boven, jij beneden. En warme lucht stijgt op dus…”
Een hand op mijn mond stopte de woordenstroom. “Klep dicht jij. Anders zit ik het straks te visualiseren en hebben jullie last van een giechelende Joline in de kerk.” Een toetje uit de koeling besloot de maaltijd en samen ruimden we het spul op. “Kom Kees. Pak je bugel en je muziek; we gaan richting Greet.”
En die troffen we in de hal, achter een kop thee. “Zo Greet… Even aan het bijkomen van al die lastige leerlingen van je?” Ze knikte. “Ja. En de lastigste heb ik voor het laatst bewaard. Stom, maar gelukkig heeft hij z’n echtgenote meegenomen. Al het me te erg wordt mag zij hem tot de orde roepen. Hoi Joline.” Beide dames lachten me uit. Nadat ik ook een kop thee had gedronken gingen we naar boven. Joline ook.
“Voor als Kees lastig wordt, Greet. Dan kan ik ‘m ten minste meteen tot de orde roepen. Of over de leuning van dit orgelbalkon smijten.”
Zonder verdere geintjes begonnen we met spelen.
En anderhalf uur later zette Greet het orgel uit en keek me aan. “Kees… Dit was heerlijk. Gewoon lekker samen mooie muziek maken. Ik heb genoten. Maar ik heb ook huiswerk voor je: Allegro moderato uit het concert in C-Dur van Tomaso Albinoni. Hier is de muziek; die is op Internet nauwelijks te vinden.”
Ze overhandigde me een partituur en vervolgde: “En nu heb ik een vraag aan je. Ik hoef niet direct antwoord; denk er rustig een week over na. Zou je niet een andere bugeldocent zoeken? Ik heb je in dit jaar op een niveau geholpen waarmee je best vooruit kunt. Maar veel meer zit er bij mij niet in; mijn hoofdinstrument is en blijft het orgel. Ik ken een aantal bugeldocenten die jouw spel op een hoger plan kunnen brengen.
Bij de Koninklijke Militaire Kapel zitten er sowieso twee. Denk er eens over.”
Ik schudde mijn hoofd. “Daar hoef ik niet over te denken, Greet. Geen seconde. Jij hebt me inderdaad op een véél hoger niveau gebracht dan ik ooit dacht te bereiken. En waarom? Omdat wij elkaar heel goed begrijpen en één taal spreken. Je bent geen docente, je bent een vriendin geworden. Van mij, maar ook van Joline.” Die knikte overtuigend.
“Een andere docent of docente, hoe goed ook, daarmee heb ik niet de klik die ik met jou heb. En onthoud: ik ben amateur. Ik hoef niet zo nodig in plaats van Markus Würsch met Regula Mühlemann ‘Rompe Sprezza’ te spelen. Of te soleren bij het Concertgebouworkest. Ik zou kapot gaan van de zenuwen. In de St. Jan, samen met de fanfare Bereden Wapens, dat was prima en daar heb ik van genoten.
Maar ik ben géén beroepsmusicus.
Bovendien: binnenkort loop ik ergens op een boorplatform en over niet al te lange tijd hang ik weer in Bosnië rond. Jij begrijpt dat. Iemand anders wellicht niet. Kortom: dank voor je compliment, want zo vat ik het op, maar ik wil samen met jou muziek blijven maken. Een strenge wachtmeester die me regelmatig op m’n zielement geeft, maar af en toe ook een aai over m’n bol. Hier, in deze mooie kerk met dit mooie orgel. Een kerk waar wij ons thuis voelen. Een kerk waar Jolien, de zussen en ik binnenkort lid van zijn.”
Ze knikte. “Dat hoorde ik en daar ben ik blij om. Maar Kees: denk er goed over na. Deze wachtmeester heeft niet de bugel-wijsheid in pacht.” Voor ik kon antwoorden zei Joline:
“Greet, voor ik Kees leerde kennen, had ik geen klap verstand van klassieke muziek. Kees heeft me een beetje op het spoor gebracht, maar toen hij met z’n lessen bij jou begon leerde ik in no-time meer dan in al die jaren daarvoor. En waarom? Omdat jij hem inspireerde om méér uit zijn muzikale zelf te halen dan ooit tevoren. Elke dag klinkt er klassieke muziek in ons huis: Bach, Brahms, Beethoven, Berlioz, Buxtehude... toen waren de B's op.… teveel om op te noemen. En als ik iets minder mooi vind en dat zeg, wijst die vent naast me op een aantal dingen die wél mooi zijn. Of hij legt iets uit over de muziek of de tekst… En dat komt door jullie synergie, Greet.”
Ze keek Greet nu recht aan.
“En wat ik je nu ga vertellen is ‘for your ears only’: In het begin was ik stinkend jaloers op jou. Jij maakte met mijn vent prachtige muziek. Jullie hadden een hele diepe band, begrepen elkaar met een half woord. En niet alleen muzikaal, maar ook omdat jullie beiden veteraan zijn. En militair. Woorden gebruiken die ik niet ken of begrijp. Daar was ik tot kotsens toe jaloers op. Ik zat erbij en keek ernaar, als een stomme, blonde bimbo. Toen ik dat een keer tegen Kees zei ben ik nogal militair uitgevloekt…”
Ze glimlachte even. “Met woorden die ik overigens wél begreep. Maar ik dwaal af. Wat ik wil zeggen: Jij kunt die vent van mij inspireren. Boven zichzelf uit laten stijgen. Een andere docent, hoe muzikaal briljant ook, kan dat niet. Dan worden de bugellessen een verplicht nummertje. Daarom vraag ik jou om Kees z’n docente te blijven. De strenge wachtmeester.” Ze glimlachte nu breeduit en ik knikte. “Hier heb ik niets aan toe te voegen, Greet.”
Het was even stil en Greet zocht iets haar zakken, maar vond het blijkbaar niet. Joline gaf haar een papieren zakdoekje. “Hier, snottebel. En neem de rest van dat pakje ook maar mee. Misschien heb je het nog nodig.” Greet snoot haar neus en depte haar ogen.
“Jolien… Mag ik jou een hele dikke knuffel geven?” “Tuurlijk meid. Kom hier!”
Beiden lieten even later los en Greet gaf mij een zoen op m’n wang. “Hoofdofficieren… Nog altijd even stom en eigenwijs. Dank je wel voor dit enorme compliment, Kees. En Jolien.” Ze veegde haar ogen weer af.
“En nu nog even spelen, Kees. Trompetsuite in D Majeur van Händel. We hebben een feest te vieren en dat mag te horen zijn.”
Ze trok een aantal registers uit en ik keek nogal twijfelend. “Men hoeft het niet in Den Bosch te horen, Greet.” “Niet miepen, majoor. Spelen!”
Het orgel klonk overweldigend. En ik moest ook alle zeilen bijzetten; kwam bijna adem tekort. Toen de laatste noot weggestorven was keken we elkaar aan. “Dank je wel, Kees.” “Eensgelijks, Greet.” En met een blik op Joline: “De afdeling KNO van het ziekenhuis in Eindhoven is morgen vanaf 08:00 open, schat.”
Ze keek me aan. “Dat zou wel eens nodig kunnen zijn… Wát een, vergeef me de uitdrukking, herrie!”
Van beneden kwam een stem. “Mag ik het daar grondig mee eens zijn, Joline? Greet, we hadden afgesproken dat je vanaf half tien een beetje zou dimmen. Het is nu vijf voor tien en alle baby’s in de wijk zijn nu weer wakker. En hun ouders woedend.”
Greet draaide zich om. “We hadden een feestje te vieren, Gerard. Sorry.” “Doe dat maar thuis. Op je elektronisch orgel. En met een koptelefoon op, anders gaat Anita over de huppel.” De kerkdeur dreunde dicht en we keken elkaar lachend aan.
“Kom. Orgel uit, opruimen, dan drinken we beneden nog iets en gaan dan naar huis.”
Beneden in de hal zat Gerard aan een tafeltje. “Zo… Is de kust weer veilig? Greet, dit moet je niet meer doen. Ik heb even buiten staan luisteren: de ramen stonden te trillen. Er kwam een meneer voorbij die z’n hond uitliet en die zei: ‘Nou nou… ze hebben er zin in, daarbinnen!’ Niet meer doen op dit tijdstip.” Greet keek schuldbewust. “Oké, Gerard.” En toen naar mij: “Niet meer zo hard spelen, Kees. Ik moest alle registers uittrekken om je te overstemmen.”
“Rotmens. Je liegt dat je Zwart ziet. Of heet.” Na een glas fris namen we afscheid.
“Volgende week weer, Kees?” “Zeker weten, wachtmeester.”
Ze gniffelde verdacht en ik bespeurde onraad. “Wát voer jij in je schild, Greet?” Nu lachte ze voluit. “Volgende week mag je me aanspreken met ‘Opperwachtmeester’, Kees. De rang van wachtmeester der eerste klasse sla ik over. Omdat ik sinds vorige maand plaatsvervangend dirigent van de fanfare ben.” Maandag word ik bevorderd.”
“Nou… dat zal even wennen worden, Greet. Ken je dat geintje van die Ritmeester der Cavalerie die dacht dat hij een Neerlandicus was?” Ze schudde haar hoofd en ik vervolgde: “Op de appélplaats van de Bernhardkazerne in Amersfoort liep ooit eens een Huzaar wat doelloos rond. De Ritmeester zag hem en zei: ‘Waar gaat dat heen, Huzaar?’ Het antwoord: ‘Ik moet bij de Opper wezen, Ritmeester.’ Waarop de Ritmeester antwoordde: ‘Jongen, het is niet ‘de’ Opperwezen, maar ‘het’ Opperwezen. Onthoud dat nu eens…”
Greet schudde haar hoofd. “Infanteristen… Joline, hoe hou jij het al zo lang met hem uit?” Ze keek me ondeugend aan en gaf toen hetzelfde antwoord als anderhalf jaar geleden tegen Fred.
“Hij heeft zo’n lekker kontje, Greet.” Greet keek haar verbijsterd aan en ik lag bijna dubbel van het lachen.
“Jullie zijn gek. Allebei! Ik ga maar gauw naar Anita… Kan ik ten minste normaal mee kletsen…”
Ze vluchtte haar auto in en wij stapten ook maar in.
“Ondeugend meisje. Onze lesbische wachtmeester confronteren met mijn ‘lekkere kontje’. Je snapt dat deze uitspraak nog heel vaak tegen me gebruikt gaat worden hé?” “Ja. En daar heb ik geen last van… lekkere majoor.” Ze knipoogde. “En ik ga maandagmiddag naar Vught, schat. Ik bel morgen Klaas Spoel, de dirigent even om te vragen hoe laat Greet haar nieuwe strepen krijgt. Dan zal ik de kersverse opperwachtmeester eens verrassen.” “Doen, Kees. Zal ze op prijs stellen.” Rustig reed ik terug naar Veldhoven.
En eenmaal boven, met de deur op slot, vroeg ik: “En wat wil je nu met dat lekkere kontje doen, schat?” Joline zuchtte. “Lekker tegenaan liggen en slapen. Tenminste: als dat lukt. George Friedrich Händel dreunt nog na in mijn hoofd. Allemachtig, wat een lawaai. Half Eindhoven gaat morgen langs bij een KNO-arts. Hup Kees, jij even douchen, want ik ruik zweet. Daarna in bed, bij je vrouw en slapen. Dat kontje inspecteer ik morgenavond wel. Na dansles.”
Een kwartiertje later luisterde ik naar zachte snurkjes naast me.
Vrijdag! Ik had voor mezelf een ‘administratieve dag’ ingepland. Declaraties nakijken en fiatteren, urenverantwoording, reiskostendeclaraties… Rotwerk, maar nodig, anders kwamen de Piraten piepen waar hun zuurverdiende centen bleven. Gelukkig had ik die ellende maar één keer per maand, maar het kostte me wel tijd. Om half twaalf belde ik Klaas Spoel, de dirigent van de Fanfare Bereden Wapens.
“Met luitenant Spoel spreekt u.”
“Hallo Klaas, Met Kees Jonkman, je bugel-solist voor-één-dag in de Sint Jan.”
“Hoi Kees! Hoe is het?”
“Prima, Klaas. Ondanks dat ik nog steeds achter m’n vodden word gezeten door ene wachtmeester Zwart.”
“Hoho… Dat is met ingang van volgende week maandag opperwachtmeester Zwart, denk er aan!”
“Dat hoorde ik gisteren van haar. En daar ben ik ben ik blij om. En ik wil graag bij haar bevordering zijn. Wanneer en waar vindt die plaats?” “Dan moet je een stukje rijden, Kees. De bevordering van Greet vindt plaats op de Kromhoutkazerne in Utrecht om 13:00 uur. Commandant OG-CLAS wil dat zelf doen, omdat Greet ook als plaatsvervangend commandant van de Fanfare wordt aangesteld.”
“Eén uur op de Kromhout. Die weet ik te vinden. En heb jij enig idee wat ik mee zou kunnen nemen als cadeau? Want om nou met zo’n fles Chateau Migraine aan te komen… Dat is zo afgezaagd.”
“Greet verzamelt oude partituren. Liefst van Bach. En miniaturen van orgels. En denk niet dat je bij een muziekboekhandel een antieke partituur tegenkomt die ze nog niet heeft, want dan kom je bedrogen uit. Ze heeft een hele kamer vol.”
“Potdorie… Dan word ik veroordeeld tot de bekende ‘envelop-met-inhoud’. Iets platonischer is nauwelijks denkbaar, Klaas.”
“Ik ken het probleem, Kees. Sorry, meer kan ik er niet van maken.”
“Nou ja, ik ga wel op jacht. ’t Is kort dag, maar goed. Dank voor de info, Klaas!”
"Graag gedaan. Tot maandag, Kees.”
Nadenkend verbrak ik de verbinding. Die partituren… Vergeet het maar Kees. Geen flauw idee waar je die vandaan zou moeten toveren. Dat zou bij een of andere Bach-fanaat moeten z… Hee! Ton Koopman misschien? Straks ook even bellen. Nu eerst… zucht… Mariëtte. Kwart voor twaalf liep ik in trainingspak de groepsruimte binnen. “Heren… Onze strenge Fitness-instructrice wacht. Omkleden!”
“Ik ben benieuwd, Kees.” Rogier keek me lachend aan. “Wacht jij maar eens af, meneer van der Vlist.” Frits reageerde met: “Eens kijken of je over een half uur nog steeds zo lacht!” Even later renden we achter Joline aan richting fitness.
Mariëtte stond zoals gewoonlijk op ons te wachten, handen in haar zij en haar ‘alziende blik’ in de ogen.
“Goedemiddag Developing Technics… Welkom maar weer. De warming-up voor vandaag is: vijf rondjes zaal met om de twee stappen een hink-stap-sprong. Ik doe het even voor…” Ze rende in een redelijk tempo langs de lange zijde van de zaal en hinkte, stapte en sprong in een snel tempo. “Zo. Uw beurt. Vijf rondjes. Da’s 5 keer 75 meter. U mag in de tussentijd uitrekenen hoeveel meter dat is. En ik overhoor u. Zit u ernaast, dan doen we het nog een keer. Gaat uw gang.”
5 x 75? Da’s 375. Iedereen zou dat toch wel goed hebben. Nou ja, je wist bij Mariëtte nooit; ze zou er zomaar een rare draai aan kunnen geven… Na vijf rondjes stonden we al hijgend stil. Dit was de warming-up? Nu al pittig!
Ze wees Rogier aan. “U bent nieuw bij DT? Of…?” Hij hijgde: “Ja, ik ben nieuw. De naam is Rogier. En de afstand is 375 meter.”
Mariëtte schudde haar hoofd. “Fout. Voor u was het hooguit 370 meter, want u heeft een paar bochten afgesneden. Niet goed. En sommigen van u hanteren de stelregel: 'Niet goed is opnieuw'. Dus… Opnieuw. Allemaal!”
Rogier hield wijselijk zijn mond; anders kon hij zich nog een paar keer opdrukken, dat wist hij. Na nóg vijf rondjes stond iedereen te hijgen. “Zo. Dit was het makkelijkste deel. Ik tel even; de nummers één pakken een matje van de stapel en leggen dat in een ruime cirkel neer. Eén – twee – één – twee…” Lot en ik vormden een koppel.
Toen dat geregeld was zei ze: “Oké, even een evenwichts- en concentratieoefening. De nummers twee gaan op het matje liggen. Op je rug, benen recht omhoog. De nummers één gaan met de buik op uw voeten liggen. Eerst nog met handen en voeten op de grond, evenwicht zoeken, daarna gaan de handen en voeten omhoog en ’zweeft’ u op de voeten van uw buddy.
En er wordt niet gevallen, dat doet u maar in uw eigen tijd. Vragen?”
Ze keek even naar Fred en Zelda. “Dat gaat niet goed; Fred: jij naar de bud, Zelda, jij naar Charlotte.” Even daarna lag Fred op z’n rug en probeerde ik evenwicht te vinden op zijn voeten. “Lekker makkelijk hé Kees, met die maat 50 van mij. Steunvlak genoeg…” Ik bromde wat. Even later lag ik op zijn voeten. Met mijn armen kon ik mijn evenwicht redelijk bewaren en toegegeven: Fred lag doodstil.
Na een halve minuut klapte Mariëtte in haar handen. “Opstaan en wisselen. En ik hoorde net nog geklets; dat wil ik niet meer. Stilte en concentratie. Dát is meer dan de helft van de inspanning.”
Ik ging liggen, de benen verticaal en gestrekt. Langzaam voelde ik het gewicht van Fred op mijn voeten. Potdomme, die 110 kilo waren best zwaar… Uiteindelijk ‘lag’ hij op mijn voeten. Niet zo stil als ik net; ik moest alle zeilen bijzetten om het gewicht te dragen. En het matje was niet zo dik; ik voelde mijn ruggengraat steeds harder tegen de vloer drukken.
Mijn benen begonnen te trillen en Fred gromde: “Lig stil, eikel! Studeer je voor vibrator of hoe zit dat?”
Hijgend mopperde ik: “Nee, die 110 kilo van jou zijn prettig, nou goed?”
Naast ons klonk bits: “Dat zijn er voor jullie beiden vijf, heren.” En meteen daarna twee klappen en een verlossend: “Opstaan en uitschudden! Kees en Fred: vijf keer. Nú.” Inwendig mopperend deden we boete.
Daarna zei Mariëtte: “Nogmaals en zoals zo vaak bij mijn oefeningetjes: Ik wil absolute stilte. Concentratie. Geen gehijg, geen gemopper, geen geintjes. Dan zul je zien dat deze oefening veel beter gaat. Vanaf nu dus doodstil zijn. Ik knip één keer met m’n vingers: dan gaan de nummers twee weer op hun rug liggen en de nummers één er op. Stilte vanaf… nú.” Het werd doodstil in de zaal. ‘Knip’.
Fred ging liggen en ik nam ook mijn plaats in. Zonder al te veel evenwichtstoestanden kon ik nu rustig blijven liggen. Ik keek naar Fred. Die had z’n ogen dicht en ademde rustig door z’n neus. Die had het niet zwaar. Prima. En het bleef stil in de zaal, niemand donderde er af, niemand had problemen met het gewicht van de ander.
‘Knip’. “Even uitschudden en wisselen. En nog steeds doodstil!”
‘Knip’…
Ik ging liggen en het gewicht van Fred kwam weer op mijn voeten. Nu minder zwaar dan de eerste keer… Of had hij nog een voet of hand aan de grond? Nee, hij ‘zweefde’, de armen gestrekt en de onderbenen naar boven gebogen. Ongeveer zoals een parachutist in vrije val… En ik had er minder moeite mee! En voor ik het wist hoorde ik ‘Knip’ en konden we staan.
“Zo. Complimenten, de tweede sessie liet ik expres langer duren, maar u hield het prima vol. Concentratie helpt.” Mariëtte keek rond. “Even rekken en strekken; uw rug- en beenspieren hebben nu wel een opdoffer gehad. Iedereen in de voorligsteun en vijf pushups en daarna vijf situps… Nú.”
Daarna liep ze naar Rogier en stak haar hand uit. “Welkom Rogier. Nu weet je meteen waarom de vrijdag bij DT zo populair is.”
“Ik was al een beetje voorbereid, Mariëtte. Maar dank je wel.” Ze lachte even. “Dat zal wel. Voor iedereen: Matjes even terugleggen en een fijn weekend!”
Even later, onder de douche zei ik tegen Fred: “Die 110 kilo van jou heb ik nóg in m’n bovenbeenspieren, makker.” Een grom volgde. “En jij denkt dat die 90 kilo van jou voor mij een makkie zijn? Ik had liever Angelique als bud gehad.” Twee douches verderop hoorden we Henry roepen: “Jaja… En ik vanavond zonder danspartner? Die met een driedubbele hernia op bed ligt te kreunen? Echt niet, Fred!”
“Nou ja, kreunen doet ze wellicht toch wel, Henry… Als jij een beetje je best doet.”
Een nat en boos kijkend hoofd kwam boven een deurtje uit. “Wil jij je met je eigen echtgenote bemoeien, Fred? Al dan niet kreunend? Ben jij gek…” Door de hele doucheruimte klonk gegrinnik.
En eenmaal in de ‘kantine’ werd het lesje van Mariëtte nog even geëvalueerd, tot vermaak van de achterblijvers. Tot we weer aan het werk gingen. Nog even in de cijfertjes, Kees… Om twee uur sloot ik Excel af en stuurde de bestanden naar Backoffice. Héhé… Weer voor een maand van dat gedoe af. En nu Ton Koopman maar eens bellen of hij zo’n partituur had.
“Koopman” klonk het kort.
“Dag Ton, met Kees Jonkman spreek je. Kan ik je even storen of heb je het druk?”
“Ga je gang, Kees. Ik zit uit te buiken na de lunch.”
“Lekker… Ik moet na de lunch meteen weer keihard aan het werk. Slavendrijvers hier…”
Hij lachte. “Dan had je maar een vak moeten leren, Kees. Maar waarvoor bel jij?”
Kort legde ik hem de bevordering van Greet uit en mijn dilemma voor een cadeau. Even was het stil.
“Sorry Kees. Daar kan ik je niet mee helpen. Ik heb een heleboel muziekpapier, maar een origineel van Bach? Waar zie je me voor aan?”
“Voor een hele goeie musicus, Ton. Maar het was een wilde gok van me. Als er iemand in Nederland iets van Bach zou hebben…”
“Helaas, Kees. Je zult verder moeten zoeken. Deze ouwe vent kan je nu niet helpen.”
“Sorry voor het storen tijdens je uitbuiksessie, Ton. En alvast een goed weekend gewenst.”
“Jij ook, Kees. En de groeten maandag aan de Opperwachtmeester!”
“Zal ik doen. Tabéh!”
Jammer maar helaas… Geen partituur voor Greet. Enfin, nu eerst nog even werken.
Om vier uur moesten we stoffer en blik weer ter hand nemen… Nou ja, meteen een goeie testcase voor Rogier.
Zo gezegd, zo gedaan en na een paar minuten stond ik weer buiten met de boodschappen. Op dat moment kreeg ik een appje van Joline: ‘Wij vertrekken nu. 17:34 thuis.’ Nou, tel daar vijf minuten bij op; de navigatie van de Volvo kende duidelijk de Nederlandse files tijdens de spits niet, maar ik had nu een redelijk indicatie hoe laat het eten klaar moest zijn. Eenmaal thuis woog ik de aardappelen af. Sinds dat Mar en Lot op zichzelf woonden kookten we structureel teveel.
En de afgewogen aardappelen gleden onder de dunschiller door. In de pan met water. Boontjes in een klein pannetje, spekjes in de bakpan… straks alleen maar het gas aanzetten en 20 minuten later was alles warm en gaar. Pudding! Melk in een pannetje, griesmeel, suiker en een drupje vanille-essence in de beker van de mixer. Een beetje melk erbij en draaien maar… Toen de melk in het pannetje kookte ging het suiker/griesmeelmengsel erbij en moest ik goed roeren, anders zou het spulletje aanbranden. Zonde. Twee soepkommen ‘insmeren’ met bessensap, daarna de pudding er in. Zo, laat dat maar lekker afkoelen op het balkon… zo’n ‘vliegenhor’ er overheen. En ja er een vogel het is z’n koppie krijgt om precies boven mijn pudding te poepen… dan konden we de pudding weggooien, maar die kans achtte ik miniem.
Een blik op mijn horloge: 17:13U. Mooi, dan de aardappelen op het vuur. De boontjes en het spek volgden tien minuten later. Borden en bestek op de bar… Laat mevrouw Jonkman maar komen! En die diende zich een paar minuten later nogal luidruchtig aan. De voordeur vloog open en hakjes tikten snel richting toilet om daar stil te vallen. En daarna hoorde ik: “Ahhh…. Dát lucht op…” Het toilet werd doorgetrokken, de voordeur ging dicht en een duidelijk opgeluchte Joline vloog me om de hals.
“Hoi Kees… Sorry, ik moest zó nodig…” “Je had ook bij Zelda even een plaspauze in kunnen lassen, schat. “ Ze keek me stomverwonderd aan. “Verrek…” Ik knuffelde haar. “Oh, oh, oh… Mijn normaal zo briljante echtgenote is op sommige momenten gelukkig even niet zo bij de pinken.” Ze bromde: “Bij Zelda stopte ik, ze stapte uit en was wég, naar binnen. En ik zat met mijn dijen tegen elkaar… Bij elke verkeersdrempel werd de nood hoger. Gelukkig stond de lift beneden, anders had ik in de berging ergens in een emmer geplast, Kees.”
Blijkbaar zag ze weer eens iets in mijn gezicht, want ze snauwde: “Ja, kom maar op met de volgende smerige opmerking, Kees Jonkman!” En ik antwoordde onschuldig: “Nou… Ergens is het wel jammer dat je nu geplast hebt, lieve minnares. Nu moet ik weer wachten tot de voorraad is aangevuld, voor we weer leuke natte spelletjes kunnen doen…” Voor de zekerheid hield ik haar polsen vast. De boze blik die ik kreeg toegeworpen sprak echter boekdelen.
“Je bent een vies mannetje, Kees Jonkman. Een heel smerig, seksistisch, vies mannetje.” Ik liet haar los. “Ja. En dat mag in dit huis. En jouw vieze mannetje heeft, voordat hij ging koken, keurig z’n handjes gewassen. Heb ik jou nog niet zien doen, maar het moet wel: we kunnen eten.” “Hmmm… Da’s ten minste één goeie daad die je vandaag gedaan hebt. Eén strafpunt minder.” Ze waste inderdaad haar handen en klom toen op een barkruk. En na een stiltemoment gingen de pannen open.
“Oh, lekker! Je hebt inderdaad boontjes met spek gemaakt!” Ze schepte nogal royaal op. “Hé, mooie meid… had je geen brood meegenomen vanochtend?” “Jawel, maar we zijn nogal afgeknepen door ene van Laar. Warming up: naar de paardjes. De sport zelf: Sprint over 2 kilometer. Cooling down: terug naar DT en omdat wat lieden commentaar hadden hoorden we: ‘Niet goed is opnieuw!’ dus terug naar de paardjes en wéér naar DT. Nu in doodse stilte, dat dan weer wel.”
“Ik ga Fred morgen een compliment geven. Hij is weer eens goed bezig geweest.” Joline snoof. “Nou, ik hoorde ik de damesdouche toch wat voorstellen om Fred op een nogal pijnlijke wijze van het leven te beroven als hij zoiets nog een keer zou flikken. Laat ik het zó stellen: ook al zou hij het overleven: Wilma zou weinig lol meer van hem hebben…” Ze giechelde. “Nou ja, die heeft haar huwelijkse lol in haar huwelijksnacht ruimschoots gehad. Toen ze de torenklok van Driel vier uur hoorde slaan…”
Ik schoot ook in de lach. “Lijkt me overigens wel interessant, die discussies in de damesdouches. Vrijdag ga ik daar eens stiekem plaatsnemen, denk ik. Even luisteren wat de dames allemaal over ons heren te vertellen hebben…” “Jaja, alleen luisteren? Ik geloof er geen sikkepit van, Kees. Je zit daar gewoon te gluren naar al die mooie meiden…”
Al plagend aten we verder; het hoofdgerecht ging schoon op. “Zo dame. Bent u verzadigd?” Joline schudde haar hoofd. “Nee. Griesmeel! En rap, Kees!” “Oh ja, shit… Daar had je ook om gevraagd… Nou, eens kijken over de vogeltjes wat over hebben gelaten…” Ik liep het balkon op en pakte de twee soepkommen. Keurig onaangetast en geen vogelpoep op te zien. En afgekoeld. “Zo. Die hebben lekker buiten gestaan. Misschien dat je hier een daar nog een mug of vlieg tegenkomt; die moet je maar uitspugen. Da’s het risico van een lekker dessert buiten laten afkoelen, schat.” Ze keek uiterst kritisch naar de inhoud van haar soepkom. “Méén je dat nou?” “Nou, ik had wel twee van die vliegen-afdekkings-dingen er overheen gezet hoor. Smakelijke voortzetting, schat.” Snel lepelde ze haar pudding naar binnen. “Dit was heerlijk, Kees. Was ik aan toe na een best wel pittig dagje… Vertel eens: hoe was het in Nijmegen?”
Ik keek even voor me uit. “Iemand anders heeft ook een best wel pittig dagje achter de rug, schat.” Ze keek gealarmeerd. “Toch niet weer gedonder?” “Nou… als je bedoelt met Duyvestein z’n firma: nee. En Rogier en z’n opvolger, Ane: ook niks mis mee. Maar ik heb wel lopen donderen, schat…”
Compact vertelde de confrontatie met dokter van Onzenoort en besloot met: “…hij heeft z’n excuses gemaakt tegen het personeel van de operatieafdeling. Da’s één. Maar belangrijker is: hij gaat contact opnemen met Doorn. Het Veteranen Instituut. Eenzelfde soort sessie als Fred daar heeft doorgemaakt. En ik heb ‘m beloofd dat ik hem in contact ga brengen met Grad Dekker, onze groepscommandant uit Afghanistan. Dokter van Onzenoort heeft hem gered. Nou ja, in ieder geval dusdanig opgelapt dat hij naar Nederland vervoerd kon worden. Tijd dat de dokter eens geconfronteerd wordt met een succesje van zijn tijd daar.”
Joline knikte langzaam. “Dat lijkt me een heel goed plan, Kees. Nú Grad bellen. Niet uitstellen.” In mijn telefoon zocht ik het nummer van Grad op en belde.
“Dekker…” hoorde ik kort.
“Hé Grad, Kees Jonkman hier. Stoor ik?”
“Zeldzaam maar waar: dit keer stoor je niet, Kees. In Oirschot dacht ik daar wel eens anders over. Vertel het eens; jij belt niet voor de kat z’n viool.”
“Klopt, Grad. Het volgende is er aan de hand…” Ik vertelde hem hoe de dokter en ik elkaar een aantal weken daarvoor ‘gevonden’ hadden als Afghanistanveteraan en hoe de confrontatie tijdens de lunch was verlopen.
“…Het had weinig gescheeld of ik had hem keihard uit lopen vloeken, Grad. Maar goed, de boodschap is redelijk overgekomen, denk ik. Zo’n vent wil ik niet naar de verdommenis zien gaan. En jij kunt daarbij helpen, vriend.”
Even haalde ik adem. “Tenminste: als je dat wilt. Nu komt de grote vraag: kun jij en wil jij eens een goed gesprek met hem hebben? De man heeft volgens mij behoorlijk last van faalangst, sinds Afghanistan. En een recente gebeurtenis heeft daar ook aan bijgedragen: een stroomuitval terwijl hij aan het opereren was in zijn ziekenhuis in Nijmegen. Met ducktape, secondenlijm en elastiekjes heeft hij de wond dicht kunnen naaien, maar uiteindelijk moest de patiënt gereanimeerd worden op de operatietafel omdat hij er bijna tussenuit kneep richting Petrus. En die reanimatie moest handmatig, ouderwets, dus zonder AED. Want die deed het ook niet meer. De patiënt heeft het gelukkig gered, maar dat scenario speelt dus nog steeds door z’n hoofd. Moet je niet willen. Hij schijnt een van de beste chirurgen daar te zijn, maar iedereen schijt peuken voor hem. Zie jij dat zitten, zo’n man weer op het paard helpen?”
“Ja natuurlijk, Kees. En zeker de vent die mij behandeld heeft. Die wil ik héél graag spreken. En bedanken.”
“Mooi, makker. Ik ga jullie bij elkaar brengen. Misschien ben ik er zelf wel bij, dat weet ik nog niet, maar ik ga de raderen in beweging zetten. Ik weet niet hoe vol jouw agenda is?”
“In het weekend redelijk leeg, Kees. Ja, leuke dingen doen met m’n vriendin en…”
Ik onderbrak hem. “Ehhh… daar hoef ik geen details van, Grad. Ik ben getrouwd, volgens mij was je daarbij en sinds die tijd weet ik hoe één en ander werkt.”
Ik werd onderbroken door Joline, die door de kamer riep:
“Vuile leugenaar! Bijna een jaar eerder wist je al ‘hoe één en ander werkte’!”
Grad schoot in de lach. “Is dat jouw knappe echtgenote? Jolien, ik weet een beetje hoe Kees in elkaar zit hoor. Ik heb zes nogal pittige maanden met hem opgescheept gezeten in Oirschot!”
Joline liep naar me toe en griste de telefoon uit mijn handen. “Oeps… Dan zul jij ook wel traumabegeleiding hebben gehad, schat ik zo?”
Een lachbui klonk en ik pikte mijn telefoon weer terug.
“Sorry… af en toe heb ik hier last van wat storing in de verbinding, Grad.”
Joline gromde en ik ging snel verder met gesprek om puntjes op de i te zetten.
“Ik bel de dokter wel, Grad. Ondanks dat ik ‘m op z’n nummer heb gezet, kunnen we prima door één deur. Daarna bel ik jou wel voor een plaats en tijd., oké?”
“Prima, Kees. Wanneer en waar dan ook: ik zal er zijn.”
“Prima, kerel. Dank je wel.”
Met een goed gevoel verbrak ik de verbinding. Nu eens kijken hoe ik met de dokter in contact kon komen… In zocht de website van het ziekenhuis op. Afdeling Chururgie… Aha, een lijstje met namen. Dokter van Onzenoort. Maar geen contactgegevens natuurlijk. Wel een telefoonnummer van de afdeling. Mooi, die maar eens bellen…
“Goede avond, afdeling Chirurgie, met Nancy.”
“Goede avond mevrouw, u spreekt met Kees Jonkman uit Veldhoven. Sorry dat ik u stoor, maar ik heb een wat vreemd verzoek. Kunt u dokter van Onzenoort vragen om mij terug te bellen?”
“De dokter heeft nu geen dienst, meneer. Sorry.”
“Dat begrijp ik. Kunt u dan een notitie voor hem achterlaten ergens? Ik heb vandaag een goed gesprek met hem gehad en wil het resultaat van dat gesprek handen en voeten geven.”
“Dan moet ik uw contactgegevens hebben, meneer. En ik geef geen garantie dat hij terugbelt.”
Ik grinnikte.
“Die garantie hoeft niet; hij belt, dat weet ik zeker. En nee, da’s geen bedreiging. Mijn naam is Kees Jonkman, majoor Jonkman als u wilt, en mijn telefoonnummer is 06….. Heeft u dat?”
Het was even stil. “Majóór Jonkman? Zat u toevallig met de dokter te lunchen, vanmiddag?”
“Dat klopt, mevrouw.”
“Dan belt hij u inderdaad zeer zeker terug. Enne... dank u wel, majoor.”
“Ehhh… hoezo?”
“De dokter heeft ons vanmiddag even bij elkaar gehaald en zijn excuses aangeboden voor zijn gedrag de laatste maanden. Hij zei onder andere: ‘Ik heb ongezouten op mijn donder gekregen van een mede Afghanistan-veteraan en ik ga aan mijn gedrag ten opzichte van jullie werken.’ Die veteraan... Was u dat?”
“Ja, dat was ik.”
“Dan is de hele afdeling u dankbaar, meneer. De dokter is een uitstekend chirurg, maar…”
“De hele afdeling is doodsbang voor hem? Ik hoef geen bevestiging mevrouw; ik kan één en één prima optellen. Het belangrijkste is dat hij me morgen terugbelt. Er is geen bloedspoed bij; ik wil hem in contact brengen met een collega die hij in Afghanistan gered heeft.”
“Prima, meneer. Ik stuur 'm wel een mailtje en leg een notitie in zijn postvak; reken maar dat hij terugbelt!”
“Oké, dank je wel Nancy. En een hopelijk rustige avond.”
Ik verbrak de verbinding.
“Zo. Als ik m’n neus weer eens in dat ziekenhuis laat zien, vliegen alle vrouwelijke personeelsleden van de afdeling Chirurgie me om m’n nek, schat.” Zonder op te kijken uit haar boek antwoordde Joline: “Zoek even het ventiel van je ego weer op, Kees. De druk is nogal hoog.” “Klopt schat. En het ventiel van mijn ego bevindt zich op mijn bugel, dus…” Nu keek ze wél op. “Prima, schat.” Een lieve knipoog volgde en ik verdween in de studeerkamer.
Een uur lang volgden de muziekstukken elkaar op; sommigen één keer waarbij ik dacht ‘Niks meer aan doen!’ anderen moesten een aantal keren herhaald worden om goed in te dalen. En de aantekeningen op de partituren namen in aantal toe. Grappig was dat in feite: bij sommige stukken had ik tijdens het studeren zóveel er bij gekrabbeld… Een aantal notities had geen nut meer; die zaten al ‘in mijn systeem’. Dus werden die stukken opnieuw uitgeprint en zette ik alleen nog maar de aantekeningen er op die ik nodig had. Na een uurtje maakte ik de bugel schoon. Nog even nieuw vet op de ventielen; morgen tijdens de les moest alles wel soepel lopen!
Tevreden wilde ik het instrument weer opbergen…
Nee. Nog even met koperpoets er overheen. Sommige plekken werden wat dof en op één plaats zat zelfs groene aanslag. Dat zou een verwijtende blik van Greet kunnen opleveren. Dat was me al een keer eerder gebeurd; aan het einde van een les had ze gevraagd:
“Kees… Hoe vaak haal jij je auto door de wasstraat?”
“Ehh… Nooit. Ik was ‘m altijd zelf met shampoo uit mijn eigen hogedrukspuit. Hoezo?”
“Oké… Hoe vaak was jij je auto dan?”
“Afhankelijk van het weer en het aantal kilometers, de terreinomstandigheden en zo: eens per twee weken. Soms eens per week. Het ding moet er wel een beetje fatsoenlijk uitzien; een zichzelf respecterend ingenieur rijdt niet in een soort mestkar. Maar hoezo?”
Ze had toen gewezen op wat groene aanslag op de bugel.
“Een zichzelf respecterend musicus speelt ook niet op een smerig instrument, Kees. Je bugel beter onderhouden. Onderhoud is behoud van materiaal, dat weet jij net zo goed als ik.”
De avond na die les had ik de bugel zover mogelijk gedemonteerd, geolied en gepoetst, tot hij glom en de ventielen heerlijk soepel liepen. Ik keek op m’n horloge: bijna negen uur. Kon nog wel. Ik pakte de poetsdoeken, huishoudhandschoenen en het flesje Brasso koperglans. De ouderwetse ‘koperpoets’ maakten ze niet meer; iets met Arbo-regelgeving en gevaarlijke stoffen.
De nieuwe ‘koperglans’ vond ik minder prettig werken, maar goed… Een half uur later glom de bugel weer als vanouds.
Even zat ik met het instrument in handen. Gerrit, de vorige eigenaar, kon trots zijn; zijn oude instrument werd goed gebruikt. In kerkdiensten, bij een begrafenis, in de St. Jan in Den Bosch… Ik grinnikte. En in een zeker bedrijfsgebouw te Gorinchem, om mensen even wakker te schudden. Voorzichtig legde ik de bugel in de kist en sloot deze. Heerlijk, om met zo’n instrument te mogen spelen…
“Wil je nog een kop koffie Joline?” vroeg ik, toen ik de kamer in liep. Ze schudde haar hoofd. “Nee dank je wel. Geef me maar een beker warme melk. Anders stuiter ik het straks het bed door.”
Ze onderschepte mijn blik en snauwde: “Ja, dat zou je wel willen, hé Kees Jonkman?” “Ik wil je met dat stuiteren wel even helpen hoor. Lijkt me wel gezellig.” “Seksist!” kwam het antwoord, gevolgd door: “Melk! Lekker warm. En rap een beetje.” “Zeker mevrouw de freule… Wellicht dat ik er een beetje cocaïne in laat vallen; dat schijnt ook goed te zijn om stuiterbewegingen op te wekken.” Een smerig gezicht was mijn beloning.
Even later zaten we naast elkaar op de bank te genieten van de warme melk. “Lekker, Kees. Hier slaap ik straks prima o….”
Mijn telefoon begon te zoemen en ik keek op het display. Geen bekend nummer.
“Met Jonkman, goede avond.”
“Kees, met Johan van Onzenoort, goede avond. Ik moest jou bellen, las ik?”
“Zo… de ziekenhuizen in Nijmegen hebben goeie verbindingen…” “Ja. Die noemen ze Email. Ik kreeg een mailtje van een van de verpleegkundigen. Vertel.”
“Simpel, Johan. Ik heb vandaag Grad Dekker gebeld en aan hem gevraagd of hij eens met jou wil kletsen. En toen hij hoorde wie jij was, sprong hij bijna een gat in lucht. Dus… Wil jij dat ook?”
“Natuurlijk, Kees. Stomme vraag.”
“Mooi. Dan krijg jij van mij zijn mailadres. Z’n telefoonnummer moet je hem zelf maar vragen, dat krijg je niet van me. Mail is makkelijker, dat kun je lezen wanneer jij eraan toe bent. Heb je pen en papier in de aanslag?”
“Momentje… Ja, kom maar op.” Ik gaf hem Grad z’n mailadres.
“Mooi. Ik ga ‘m nú mailen, Kees.”
“Oké Johan. Ik hoop dat jullie het samen kunnen vinden.”
“Gaat goedkomen. Enne Kees: Bedankt voor je preek vanmiddag.”
Ik grinnikte. “Toen ik nog sergeant was heb ik er wel eens over gefantaseerd hoe het was om een levensgrote majoor op z’n sodemieter te geven. Die kan ik nu van m’n bucketlist strepen, Johan.”
Een grom klonk. “Je bent een eikel, majoor Jonkman.”
Naast me schoot Joline in de lach.
“Ehhh… Johan: je hebt instemming van mijn normaal zo lieve echtgenote. Ik hang op, anders gaan jullie een complot tegen mij beramen.”
“Dat doe ik wel met sergeant Dekker, Kees.”
“Hij heet Grad, Johan. Is de dienst uit en heeft een prima burgerbaan. Ga niet met rangen en standen smijten alsjeblieft.”
“Oké. Dank voor je actie, Kees.”
“Graag gedaan, makker. Tot ziens.”
Ik hing op en keek Joline aan. “Zo. Die onderneemt ook actie. Mooi zo.” Ze knikte. “Ja. En ik onderneem ook actie. We gaan naar bed.” Ze zag mijn gezichtsuitdrukking. “Nee, dát niet, majoor. Gewoon lekker elkaar een zoentje geven en tegen elkaar aan in slaap donderen. Morgen wacht DT weer op ons. Gelukkig morgen niet rennen; ik ben er wel een beetje klaar mee, deze week.” Ze stond op. “Kom. Afsluiten jij, daarna melden in de slaapkamer. Bij mij.” “Er is al afgesloten, mevrouw. Fort Knox zit potdicht.”
“Mooi. Mee dan.” Uitkleden, tandjes poetsen…
Even later lagen we in bed. “Ik hoop dat dit hele circus ook voor de afdeling Chirurgie in Nijmegen goed uitpakt, Jolien. Johan was de schrik van de afdeling. En toen hij die personeelskantine binnenliep… Ik heb maar weinig mensen zó eenzaam gezien midden in een mensenmassa. Alsof hij een besmettelijke ziekte had. Het was best druk; hij ging aan een tafeltje voor vier zitten en niemand schoof bij hem aan.”
Joline aaide mijn gezicht. “Je hebt het wéér gedaan, Kees. Niet aan de zijlijn staan roeptoeteren, maar actie ondernemen. Daarom hou ik van je.” Ik kuste haar. “Jij had hetzelfde gedaan, schat. En nu lekker slapen, oké?” Een lange kus volgde, toen liet ik haar los.
“Anders ga je toch stuiteren, Joline…” “Hórk… Welterusten, Kees.” Daarna was het stil op de slaapkamer.
Donderdag verliep snel. Samen met Rogier en later met Willem en Gerben liepen we de tekeningen van het ziekenhuis nogmaals na en brachten de resultaten van onze ‘verkenning’ er definitief op aan. En ’s middags om vier uur stuurden we de hele handel naar het ziekenhuis. “Zo. Die mogen er even over denken. En als ze bijzonderheden willen weten kunnen ze ook bij Ane terecht.” Rogier knikte. “En die tijdelijke voorziening voor de SEH heeft Ane al in gang gezet. De opdracht richting de aannemer is de deur al uit, zei hij vanmiddag.” Ik knikte. “Mooi. Dan kan de aannemer meteen aan de slag; wellicht dat die installatie maandag of dinsdag klaar is. Zo ingewikkeld is dat niet. Willem, Gerben, Rogier: naar huis, piepers koken of rijst, dat maakt me niet uit; in ieder geval wegwezen. Hard genoeg gewerkt vandaag!”
“Ik ga m’n meisje eens vragen of zij eerder weg mag, Kees. Met haar strenge chef weet je het maar nooit.”
Gerben knipoogde en verdween, Willem, Frits en Henk ook. Maar Rogier bleef nog zitten.
“Hé Piraat! Jij ook! Opbokken.”
Hij schudde het hoofd. “Nog even niet, Kees. Ik heb gisteren een tijd met m’n pa zitten kletsen.”
Ik ging tegenover hem zitten. “Vertel.”
“Hij is bloedserieus over die scheiding, Kees. Zei letterlijk: ‘Ik wil geen uur meer met haar in één ruimte zijn.’ Er kwam een partij shit naar boven… Niet te geloven. Hij mocht al vier jaar niet meer met haar vrijen. Ze sliepen op aparte slaapkamers; zij in het grote bed, hij in de logeerkamer, op een bedje wat ooit van mij is geweest. Nou ja, de rest van de ellende zal ik je besparen.
Hoe dan ook: hij heeft een advocaat in de arm genomen en zet door.
Hij zei: ‘Ik wil weer léven, Rogier. Niet als slaaf gebruikt worden omdat madame zo nodig de schijn wil ophouden.’ Ze hebben gillende ruzie gehad de avond nadat wij daar met z’n zessen geweest waren. Zodanig dat de buren de politie belden. En dat was natuurlijk helemaal fout, want de politie voor je huis… Slecht voor je imago. Enfin: hij gaat nog één keer naar zijn oude huis toe: om zijn spullen er uit te halen. Dat weet mijn moeder nog niet, anders is ze in staat om alles naar buiten te mieteren of de sloten te vervangen zodat hij er niet in kan. Waarschijnlijk denkt mijn moeder nog steeds dat Pa op z'n blote knieën bij haar terugkomt; als dat niet het geval blijkt te zijn breekt de pleuris uit.
Maar zaterdag gaan we er samen heen. Auto’s mee en ik huur een boedelbak. En de hele handel die Pa wil hebben kruien we dan in mijn huis: zijn boeken, CD-collectie, een aantal souvenirs waar hij aan gehecht is…
Helaas had hij zijn modelbouwgereedschap al een tijd geleden verkocht of weggegooid; da’s jammer. Maar hij kan op mijn hobbykamer weer modelbouwen. Zal hem goed doen. Hij kan voorlopig in mijn huis wonen, hebben we afgesproken.”
Ik keek hem aan. “Méén je dat? Je pa in jouw huis?” Rogier knikte. “Ja. Wij zijn compleet tegen elkaar uitgespeeld, Kees. Al jáááren. Zij vertelde klinkklare leugens over mij tegen Pa. Vandaar ook zijn houding ten opzichte van mij. Nou ja, deels. Hij vond het ook zonde dat ik m’n job in het ziekenhuis opgaf; niet zozeer voor de status, maar meer omdat ik hier nog geen vast contract heb. In Nijmegen wél. Maar…” Hij lachte voorzichtig “daar ben ik eerlijk gezegd nog het minste bang voor.”
Ik dacht even na. “Hebben jij en je pa nog hulp nodig zaterdag? Fysieke hulp bedoel ik? Spullen sjouwen en zo?” Rogier zuchtte. “Nee. Hooguit om in mijn huis wat dingen naar boven te zeulen. De hulp die we het hardst nodig hebben zal zijn om mijn moeder in bedwang te houden. Die zal wel weer een enorme scene maken. Maar dat zal me jeuken; het moet maar eens tot haar doordringen dat ze niet ongestraft alles en iedereen naar haar hand kan zetten. Pa en ik zijn er klaar mee.”
“Dan stel ik voor dat in ieder geval Joline en ik bij jouw eigen huis een handje meehelpen. In je ouderlijk huis lijkt me dat niet zo verstandig; als je moeder kwaad wil kan ze mij dan betichten van ‘huisvredebreuk’, omdat zij geen toestemming geeft dat ik daar een voet binnen zet. Tegen jou en je vader kan ze niets doen.” We kunnen hooguit helpen de boedelbak te beladen; jullie kruien het spul uit huis en op de stoep; Joline en ik vullen die aanhanger. Zo zijn jullie wél geholpen,, maar we zetten geen poot binnen."
Rogier knikte langzaam. “Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben…”
Hij keek op zijn horloge. “We gaan maar weer eens naar huis, Kees. En voor mij een ‘echt’ thuis. Gerben, Margot, Lot en ik hebben het prima in Arkel. Die twee meiden klitten natuurlijk aan elkaar, maar Gerben en ik kunnen ook prima door één deur.”
Ik gaf hem een klap op zijn schouder. “Hou dat zo, vriend.”
We liepen richting Backoffice. Daar zaten de dames en Gerben te wachten. Joline keek Rogier aan. “We hebben wat gehoord, Rogier. Als we kunnen helpen…” “Kees heeft al wat toegezegd, Jolien. Komt goed. Maar: dank je wel alvast. Dames… Komt u mee? Dan gaan we Arkel eens onveilig maken. Gerben: jij kookt vanavond, hoorde ik?” Die knikte. “Met enige ondersteuning van Margot. Jullie mogen afwassen. Kom meiden.” Ze vertrokken.
“Waar is Zelda?” Ik keek naar Joline en die wees. “Eén deurtje verderop. Ze was zo subtiel dat ze ons even alleen liet.” “Subtiel? Dat zou de eerste zijn bij DT, schat.” We pikten Zelda op en even later reden we richting Veldhoven. Zelda afzetten, naar huis rijden, Joline verdween in de keuken, ik speelde nog een half uurtje en toen hoorde ik: “Kees… Eten!”
Joline had hachee gemaakt en die smaakte prima. “Ik hoop dat die uien zich een beetje rustig houden vanavond, schat. Als je wil inzetten met de ‘Trumpet Voluntary’ en vlak voor een inzet komt er aan de andere kant ook geluid uit… Zal de wachtmeester niet zo waarderen, denk ik.”
Ze keek vies. “Ik ook niet, Kees Jonkman. Ik zit ook in die kerk, denk er goed aan!” “Ja maar… wij zitten boven, jij beneden. En warme lucht stijgt op dus…”
Een hand op mijn mond stopte de woordenstroom. “Klep dicht jij. Anders zit ik het straks te visualiseren en hebben jullie last van een giechelende Joline in de kerk.” Een toetje uit de koeling besloot de maaltijd en samen ruimden we het spul op. “Kom Kees. Pak je bugel en je muziek; we gaan richting Greet.”
En die troffen we in de hal, achter een kop thee. “Zo Greet… Even aan het bijkomen van al die lastige leerlingen van je?” Ze knikte. “Ja. En de lastigste heb ik voor het laatst bewaard. Stom, maar gelukkig heeft hij z’n echtgenote meegenomen. Al het me te erg wordt mag zij hem tot de orde roepen. Hoi Joline.” Beide dames lachten me uit. Nadat ik ook een kop thee had gedronken gingen we naar boven. Joline ook.
“Voor als Kees lastig wordt, Greet. Dan kan ik ‘m ten minste meteen tot de orde roepen. Of over de leuning van dit orgelbalkon smijten.”
Zonder verdere geintjes begonnen we met spelen.
En anderhalf uur later zette Greet het orgel uit en keek me aan. “Kees… Dit was heerlijk. Gewoon lekker samen mooie muziek maken. Ik heb genoten. Maar ik heb ook huiswerk voor je: Allegro moderato uit het concert in C-Dur van Tomaso Albinoni. Hier is de muziek; die is op Internet nauwelijks te vinden.”
Ze overhandigde me een partituur en vervolgde: “En nu heb ik een vraag aan je. Ik hoef niet direct antwoord; denk er rustig een week over na. Zou je niet een andere bugeldocent zoeken? Ik heb je in dit jaar op een niveau geholpen waarmee je best vooruit kunt. Maar veel meer zit er bij mij niet in; mijn hoofdinstrument is en blijft het orgel. Ik ken een aantal bugeldocenten die jouw spel op een hoger plan kunnen brengen.
Bij de Koninklijke Militaire Kapel zitten er sowieso twee. Denk er eens over.”
Ik schudde mijn hoofd. “Daar hoef ik niet over te denken, Greet. Geen seconde. Jij hebt me inderdaad op een véél hoger niveau gebracht dan ik ooit dacht te bereiken. En waarom? Omdat wij elkaar heel goed begrijpen en één taal spreken. Je bent geen docente, je bent een vriendin geworden. Van mij, maar ook van Joline.” Die knikte overtuigend.
“Een andere docent of docente, hoe goed ook, daarmee heb ik niet de klik die ik met jou heb. En onthoud: ik ben amateur. Ik hoef niet zo nodig in plaats van Markus Würsch met Regula Mühlemann ‘Rompe Sprezza’ te spelen. Of te soleren bij het Concertgebouworkest. Ik zou kapot gaan van de zenuwen. In de St. Jan, samen met de fanfare Bereden Wapens, dat was prima en daar heb ik van genoten.
Maar ik ben géén beroepsmusicus.
Bovendien: binnenkort loop ik ergens op een boorplatform en over niet al te lange tijd hang ik weer in Bosnië rond. Jij begrijpt dat. Iemand anders wellicht niet. Kortom: dank voor je compliment, want zo vat ik het op, maar ik wil samen met jou muziek blijven maken. Een strenge wachtmeester die me regelmatig op m’n zielement geeft, maar af en toe ook een aai over m’n bol. Hier, in deze mooie kerk met dit mooie orgel. Een kerk waar wij ons thuis voelen. Een kerk waar Jolien, de zussen en ik binnenkort lid van zijn.”
Ze knikte. “Dat hoorde ik en daar ben ik blij om. Maar Kees: denk er goed over na. Deze wachtmeester heeft niet de bugel-wijsheid in pacht.” Voor ik kon antwoorden zei Joline:
“Greet, voor ik Kees leerde kennen, had ik geen klap verstand van klassieke muziek. Kees heeft me een beetje op het spoor gebracht, maar toen hij met z’n lessen bij jou begon leerde ik in no-time meer dan in al die jaren daarvoor. En waarom? Omdat jij hem inspireerde om méér uit zijn muzikale zelf te halen dan ooit tevoren. Elke dag klinkt er klassieke muziek in ons huis: Bach, Brahms, Beethoven, Berlioz, Buxtehude... toen waren de B's op.… teveel om op te noemen. En als ik iets minder mooi vind en dat zeg, wijst die vent naast me op een aantal dingen die wél mooi zijn. Of hij legt iets uit over de muziek of de tekst… En dat komt door jullie synergie, Greet.”
Ze keek Greet nu recht aan.
“En wat ik je nu ga vertellen is ‘for your ears only’: In het begin was ik stinkend jaloers op jou. Jij maakte met mijn vent prachtige muziek. Jullie hadden een hele diepe band, begrepen elkaar met een half woord. En niet alleen muzikaal, maar ook omdat jullie beiden veteraan zijn. En militair. Woorden gebruiken die ik niet ken of begrijp. Daar was ik tot kotsens toe jaloers op. Ik zat erbij en keek ernaar, als een stomme, blonde bimbo. Toen ik dat een keer tegen Kees zei ben ik nogal militair uitgevloekt…”
Ze glimlachte even. “Met woorden die ik overigens wél begreep. Maar ik dwaal af. Wat ik wil zeggen: Jij kunt die vent van mij inspireren. Boven zichzelf uit laten stijgen. Een andere docent, hoe muzikaal briljant ook, kan dat niet. Dan worden de bugellessen een verplicht nummertje. Daarom vraag ik jou om Kees z’n docente te blijven. De strenge wachtmeester.” Ze glimlachte nu breeduit en ik knikte. “Hier heb ik niets aan toe te voegen, Greet.”
Het was even stil en Greet zocht iets haar zakken, maar vond het blijkbaar niet. Joline gaf haar een papieren zakdoekje. “Hier, snottebel. En neem de rest van dat pakje ook maar mee. Misschien heb je het nog nodig.” Greet snoot haar neus en depte haar ogen.
“Jolien… Mag ik jou een hele dikke knuffel geven?” “Tuurlijk meid. Kom hier!”
Beiden lieten even later los en Greet gaf mij een zoen op m’n wang. “Hoofdofficieren… Nog altijd even stom en eigenwijs. Dank je wel voor dit enorme compliment, Kees. En Jolien.” Ze veegde haar ogen weer af.
“En nu nog even spelen, Kees. Trompetsuite in D Majeur van Händel. We hebben een feest te vieren en dat mag te horen zijn.”
Ze trok een aantal registers uit en ik keek nogal twijfelend. “Men hoeft het niet in Den Bosch te horen, Greet.” “Niet miepen, majoor. Spelen!”
Het orgel klonk overweldigend. En ik moest ook alle zeilen bijzetten; kwam bijna adem tekort. Toen de laatste noot weggestorven was keken we elkaar aan. “Dank je wel, Kees.” “Eensgelijks, Greet.” En met een blik op Joline: “De afdeling KNO van het ziekenhuis in Eindhoven is morgen vanaf 08:00 open, schat.”
Ze keek me aan. “Dat zou wel eens nodig kunnen zijn… Wát een, vergeef me de uitdrukking, herrie!”
Van beneden kwam een stem. “Mag ik het daar grondig mee eens zijn, Joline? Greet, we hadden afgesproken dat je vanaf half tien een beetje zou dimmen. Het is nu vijf voor tien en alle baby’s in de wijk zijn nu weer wakker. En hun ouders woedend.”
Greet draaide zich om. “We hadden een feestje te vieren, Gerard. Sorry.” “Doe dat maar thuis. Op je elektronisch orgel. En met een koptelefoon op, anders gaat Anita over de huppel.” De kerkdeur dreunde dicht en we keken elkaar lachend aan.
“Kom. Orgel uit, opruimen, dan drinken we beneden nog iets en gaan dan naar huis.”
Beneden in de hal zat Gerard aan een tafeltje. “Zo… Is de kust weer veilig? Greet, dit moet je niet meer doen. Ik heb even buiten staan luisteren: de ramen stonden te trillen. Er kwam een meneer voorbij die z’n hond uitliet en die zei: ‘Nou nou… ze hebben er zin in, daarbinnen!’ Niet meer doen op dit tijdstip.” Greet keek schuldbewust. “Oké, Gerard.” En toen naar mij: “Niet meer zo hard spelen, Kees. Ik moest alle registers uittrekken om je te overstemmen.”
“Rotmens. Je liegt dat je Zwart ziet. Of heet.” Na een glas fris namen we afscheid.
“Volgende week weer, Kees?” “Zeker weten, wachtmeester.”
Ze gniffelde verdacht en ik bespeurde onraad. “Wát voer jij in je schild, Greet?” Nu lachte ze voluit. “Volgende week mag je me aanspreken met ‘Opperwachtmeester’, Kees. De rang van wachtmeester der eerste klasse sla ik over. Omdat ik sinds vorige maand plaatsvervangend dirigent van de fanfare ben.” Maandag word ik bevorderd.”
“Nou… dat zal even wennen worden, Greet. Ken je dat geintje van die Ritmeester der Cavalerie die dacht dat hij een Neerlandicus was?” Ze schudde haar hoofd en ik vervolgde: “Op de appélplaats van de Bernhardkazerne in Amersfoort liep ooit eens een Huzaar wat doelloos rond. De Ritmeester zag hem en zei: ‘Waar gaat dat heen, Huzaar?’ Het antwoord: ‘Ik moet bij de Opper wezen, Ritmeester.’ Waarop de Ritmeester antwoordde: ‘Jongen, het is niet ‘de’ Opperwezen, maar ‘het’ Opperwezen. Onthoud dat nu eens…”
Greet schudde haar hoofd. “Infanteristen… Joline, hoe hou jij het al zo lang met hem uit?” Ze keek me ondeugend aan en gaf toen hetzelfde antwoord als anderhalf jaar geleden tegen Fred.
“Hij heeft zo’n lekker kontje, Greet.” Greet keek haar verbijsterd aan en ik lag bijna dubbel van het lachen.
“Jullie zijn gek. Allebei! Ik ga maar gauw naar Anita… Kan ik ten minste normaal mee kletsen…”
Ze vluchtte haar auto in en wij stapten ook maar in.
“Ondeugend meisje. Onze lesbische wachtmeester confronteren met mijn ‘lekkere kontje’. Je snapt dat deze uitspraak nog heel vaak tegen me gebruikt gaat worden hé?” “Ja. En daar heb ik geen last van… lekkere majoor.” Ze knipoogde. “En ik ga maandagmiddag naar Vught, schat. Ik bel morgen Klaas Spoel, de dirigent even om te vragen hoe laat Greet haar nieuwe strepen krijgt. Dan zal ik de kersverse opperwachtmeester eens verrassen.” “Doen, Kees. Zal ze op prijs stellen.” Rustig reed ik terug naar Veldhoven.
En eenmaal boven, met de deur op slot, vroeg ik: “En wat wil je nu met dat lekkere kontje doen, schat?” Joline zuchtte. “Lekker tegenaan liggen en slapen. Tenminste: als dat lukt. George Friedrich Händel dreunt nog na in mijn hoofd. Allemachtig, wat een lawaai. Half Eindhoven gaat morgen langs bij een KNO-arts. Hup Kees, jij even douchen, want ik ruik zweet. Daarna in bed, bij je vrouw en slapen. Dat kontje inspecteer ik morgenavond wel. Na dansles.”
Een kwartiertje later luisterde ik naar zachte snurkjes naast me.
Vrijdag! Ik had voor mezelf een ‘administratieve dag’ ingepland. Declaraties nakijken en fiatteren, urenverantwoording, reiskostendeclaraties… Rotwerk, maar nodig, anders kwamen de Piraten piepen waar hun zuurverdiende centen bleven. Gelukkig had ik die ellende maar één keer per maand, maar het kostte me wel tijd. Om half twaalf belde ik Klaas Spoel, de dirigent van de Fanfare Bereden Wapens.
“Met luitenant Spoel spreekt u.”
“Hallo Klaas, Met Kees Jonkman, je bugel-solist voor-één-dag in de Sint Jan.”
“Hoi Kees! Hoe is het?”
“Prima, Klaas. Ondanks dat ik nog steeds achter m’n vodden word gezeten door ene wachtmeester Zwart.”
“Hoho… Dat is met ingang van volgende week maandag opperwachtmeester Zwart, denk er aan!”
“Dat hoorde ik gisteren van haar. En daar ben ik ben ik blij om. En ik wil graag bij haar bevordering zijn. Wanneer en waar vindt die plaats?” “Dan moet je een stukje rijden, Kees. De bevordering van Greet vindt plaats op de Kromhoutkazerne in Utrecht om 13:00 uur. Commandant OG-CLAS wil dat zelf doen, omdat Greet ook als plaatsvervangend commandant van de Fanfare wordt aangesteld.”
“Eén uur op de Kromhout. Die weet ik te vinden. En heb jij enig idee wat ik mee zou kunnen nemen als cadeau? Want om nou met zo’n fles Chateau Migraine aan te komen… Dat is zo afgezaagd.”
“Greet verzamelt oude partituren. Liefst van Bach. En miniaturen van orgels. En denk niet dat je bij een muziekboekhandel een antieke partituur tegenkomt die ze nog niet heeft, want dan kom je bedrogen uit. Ze heeft een hele kamer vol.”
“Potdorie… Dan word ik veroordeeld tot de bekende ‘envelop-met-inhoud’. Iets platonischer is nauwelijks denkbaar, Klaas.”
“Ik ken het probleem, Kees. Sorry, meer kan ik er niet van maken.”
“Nou ja, ik ga wel op jacht. ’t Is kort dag, maar goed. Dank voor de info, Klaas!”
"Graag gedaan. Tot maandag, Kees.”
Nadenkend verbrak ik de verbinding. Die partituren… Vergeet het maar Kees. Geen flauw idee waar je die vandaan zou moeten toveren. Dat zou bij een of andere Bach-fanaat moeten z… Hee! Ton Koopman misschien? Straks ook even bellen. Nu eerst… zucht… Mariëtte. Kwart voor twaalf liep ik in trainingspak de groepsruimte binnen. “Heren… Onze strenge Fitness-instructrice wacht. Omkleden!”
“Ik ben benieuwd, Kees.” Rogier keek me lachend aan. “Wacht jij maar eens af, meneer van der Vlist.” Frits reageerde met: “Eens kijken of je over een half uur nog steeds zo lacht!” Even later renden we achter Joline aan richting fitness.
Mariëtte stond zoals gewoonlijk op ons te wachten, handen in haar zij en haar ‘alziende blik’ in de ogen.
“Goedemiddag Developing Technics… Welkom maar weer. De warming-up voor vandaag is: vijf rondjes zaal met om de twee stappen een hink-stap-sprong. Ik doe het even voor…” Ze rende in een redelijk tempo langs de lange zijde van de zaal en hinkte, stapte en sprong in een snel tempo. “Zo. Uw beurt. Vijf rondjes. Da’s 5 keer 75 meter. U mag in de tussentijd uitrekenen hoeveel meter dat is. En ik overhoor u. Zit u ernaast, dan doen we het nog een keer. Gaat uw gang.”
5 x 75? Da’s 375. Iedereen zou dat toch wel goed hebben. Nou ja, je wist bij Mariëtte nooit; ze zou er zomaar een rare draai aan kunnen geven… Na vijf rondjes stonden we al hijgend stil. Dit was de warming-up? Nu al pittig!
Ze wees Rogier aan. “U bent nieuw bij DT? Of…?” Hij hijgde: “Ja, ik ben nieuw. De naam is Rogier. En de afstand is 375 meter.”
Mariëtte schudde haar hoofd. “Fout. Voor u was het hooguit 370 meter, want u heeft een paar bochten afgesneden. Niet goed. En sommigen van u hanteren de stelregel: 'Niet goed is opnieuw'. Dus… Opnieuw. Allemaal!”
Rogier hield wijselijk zijn mond; anders kon hij zich nog een paar keer opdrukken, dat wist hij. Na nóg vijf rondjes stond iedereen te hijgen. “Zo. Dit was het makkelijkste deel. Ik tel even; de nummers één pakken een matje van de stapel en leggen dat in een ruime cirkel neer. Eén – twee – één – twee…” Lot en ik vormden een koppel.
Toen dat geregeld was zei ze: “Oké, even een evenwichts- en concentratieoefening. De nummers twee gaan op het matje liggen. Op je rug, benen recht omhoog. De nummers één gaan met de buik op uw voeten liggen. Eerst nog met handen en voeten op de grond, evenwicht zoeken, daarna gaan de handen en voeten omhoog en ’zweeft’ u op de voeten van uw buddy.
En er wordt niet gevallen, dat doet u maar in uw eigen tijd. Vragen?”
Ze keek even naar Fred en Zelda. “Dat gaat niet goed; Fred: jij naar de bud, Zelda, jij naar Charlotte.” Even daarna lag Fred op z’n rug en probeerde ik evenwicht te vinden op zijn voeten. “Lekker makkelijk hé Kees, met die maat 50 van mij. Steunvlak genoeg…” Ik bromde wat. Even later lag ik op zijn voeten. Met mijn armen kon ik mijn evenwicht redelijk bewaren en toegegeven: Fred lag doodstil.
Na een halve minuut klapte Mariëtte in haar handen. “Opstaan en wisselen. En ik hoorde net nog geklets; dat wil ik niet meer. Stilte en concentratie. Dát is meer dan de helft van de inspanning.”
Ik ging liggen, de benen verticaal en gestrekt. Langzaam voelde ik het gewicht van Fred op mijn voeten. Potdomme, die 110 kilo waren best zwaar… Uiteindelijk ‘lag’ hij op mijn voeten. Niet zo stil als ik net; ik moest alle zeilen bijzetten om het gewicht te dragen. En het matje was niet zo dik; ik voelde mijn ruggengraat steeds harder tegen de vloer drukken.
Mijn benen begonnen te trillen en Fred gromde: “Lig stil, eikel! Studeer je voor vibrator of hoe zit dat?”
Hijgend mopperde ik: “Nee, die 110 kilo van jou zijn prettig, nou goed?”
Naast ons klonk bits: “Dat zijn er voor jullie beiden vijf, heren.” En meteen daarna twee klappen en een verlossend: “Opstaan en uitschudden! Kees en Fred: vijf keer. Nú.” Inwendig mopperend deden we boete.
Daarna zei Mariëtte: “Nogmaals en zoals zo vaak bij mijn oefeningetjes: Ik wil absolute stilte. Concentratie. Geen gehijg, geen gemopper, geen geintjes. Dan zul je zien dat deze oefening veel beter gaat. Vanaf nu dus doodstil zijn. Ik knip één keer met m’n vingers: dan gaan de nummers twee weer op hun rug liggen en de nummers één er op. Stilte vanaf… nú.” Het werd doodstil in de zaal. ‘Knip’.
Fred ging liggen en ik nam ook mijn plaats in. Zonder al te veel evenwichtstoestanden kon ik nu rustig blijven liggen. Ik keek naar Fred. Die had z’n ogen dicht en ademde rustig door z’n neus. Die had het niet zwaar. Prima. En het bleef stil in de zaal, niemand donderde er af, niemand had problemen met het gewicht van de ander.
‘Knip’. “Even uitschudden en wisselen. En nog steeds doodstil!”
‘Knip’…
Ik ging liggen en het gewicht van Fred kwam weer op mijn voeten. Nu minder zwaar dan de eerste keer… Of had hij nog een voet of hand aan de grond? Nee, hij ‘zweefde’, de armen gestrekt en de onderbenen naar boven gebogen. Ongeveer zoals een parachutist in vrije val… En ik had er minder moeite mee! En voor ik het wist hoorde ik ‘Knip’ en konden we staan.
“Zo. Complimenten, de tweede sessie liet ik expres langer duren, maar u hield het prima vol. Concentratie helpt.” Mariëtte keek rond. “Even rekken en strekken; uw rug- en beenspieren hebben nu wel een opdoffer gehad. Iedereen in de voorligsteun en vijf pushups en daarna vijf situps… Nú.”
Daarna liep ze naar Rogier en stak haar hand uit. “Welkom Rogier. Nu weet je meteen waarom de vrijdag bij DT zo populair is.”
“Ik was al een beetje voorbereid, Mariëtte. Maar dank je wel.” Ze lachte even. “Dat zal wel. Voor iedereen: Matjes even terugleggen en een fijn weekend!”
Even later, onder de douche zei ik tegen Fred: “Die 110 kilo van jou heb ik nóg in m’n bovenbeenspieren, makker.” Een grom volgde. “En jij denkt dat die 90 kilo van jou voor mij een makkie zijn? Ik had liever Angelique als bud gehad.” Twee douches verderop hoorden we Henry roepen: “Jaja… En ik vanavond zonder danspartner? Die met een driedubbele hernia op bed ligt te kreunen? Echt niet, Fred!”
“Nou ja, kreunen doet ze wellicht toch wel, Henry… Als jij een beetje je best doet.”
Een nat en boos kijkend hoofd kwam boven een deurtje uit. “Wil jij je met je eigen echtgenote bemoeien, Fred? Al dan niet kreunend? Ben jij gek…” Door de hele doucheruimte klonk gegrinnik.
En eenmaal in de ‘kantine’ werd het lesje van Mariëtte nog even geëvalueerd, tot vermaak van de achterblijvers. Tot we weer aan het werk gingen. Nog even in de cijfertjes, Kees… Om twee uur sloot ik Excel af en stuurde de bestanden naar Backoffice. Héhé… Weer voor een maand van dat gedoe af. En nu Ton Koopman maar eens bellen of hij zo’n partituur had.
“Koopman” klonk het kort.
“Dag Ton, met Kees Jonkman spreek je. Kan ik je even storen of heb je het druk?”
“Ga je gang, Kees. Ik zit uit te buiken na de lunch.”
“Lekker… Ik moet na de lunch meteen weer keihard aan het werk. Slavendrijvers hier…”
Hij lachte. “Dan had je maar een vak moeten leren, Kees. Maar waarvoor bel jij?”
Kort legde ik hem de bevordering van Greet uit en mijn dilemma voor een cadeau. Even was het stil.
“Sorry Kees. Daar kan ik je niet mee helpen. Ik heb een heleboel muziekpapier, maar een origineel van Bach? Waar zie je me voor aan?”
“Voor een hele goeie musicus, Ton. Maar het was een wilde gok van me. Als er iemand in Nederland iets van Bach zou hebben…”
“Helaas, Kees. Je zult verder moeten zoeken. Deze ouwe vent kan je nu niet helpen.”
“Sorry voor het storen tijdens je uitbuiksessie, Ton. En alvast een goed weekend gewenst.”
“Jij ook, Kees. En de groeten maandag aan de Opperwachtmeester!”
“Zal ik doen. Tabéh!”
Jammer maar helaas… Geen partituur voor Greet. Enfin, nu eerst nog even werken.
Om vier uur moesten we stoffer en blik weer ter hand nemen… Nou ja, meteen een goeie testcase voor Rogier.
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10