Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 04-02-2025 | Cijfer: 9.8 | Gelezen: 1481
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 44 minuten | Lezers Online: 35
Vervolg op: Mini - 337
De testcase bleek niet nodig; toen ik om vier uur de groepsruimte binnenliep was men al bezig ‘schoon schip te maken’. En Rogier hielp keurig mee. En ik even daarna ook. Met de ruimtes spic & span kletsten we nog even over de afgelopen week; daarna gingen we huiswaarts. Nou ja; Lot, Margot, Gerben en Rogier gingen ook richting Veldhoven. En zij moesten nog even boodschappen doen voor het avondeten; wij zetten Zelda thuis af. Thuis? Ja, thuis. Ze was er achter gekomen dat bij de Mc.Donalds de fietsen nogal regelmatig en illegaal van eigenaar wisselden. Voor ons scheelde het misschien drie minuten, dus…
Eenmaal thuis wachtten we op de rest en even later was het weer een drukte als vanouds. Lot en Rogier kookten, Mar en Gerben zouden afwassen en opruimen. Joline keek me, zittend op de bank aan. “Ik vind dit wel prima geregeld zo, Kees. De kleintjes die koken en afwassen… Wat denk je: zouden ze oud genoeg zijn voor een Tia’tje straks als we terug zijn?”
Uit de keuken kwam Gerben z’n stem. “Of een lekker biertje, Kees?” Er gingen een paar smerige blikken zijn kant uit. “Wanneer leer je het nou eens, Gerben? Als jij nog kans wil maken op leuke dingen vannacht, moet je niet over bier beginnen.” “Misschien wil ik wel een rustige nacht, Kees. Het is best afzien, daar in Arkel.” Kléts. Een vaatdoek vloog tegen zijn hoofd. “Bluffert! En je bent een leugenaar, Gerben van Wiers!” Margot keek boos. “Ik begrijp dat het afzien is, daar in Arkel, Gerben. Telkens zo’n natte lap tegen je kop… Dan zou ik ook bier gaan drinken.”
Ik verwachtte in feite nog een opmerking van Rogier, maar die bleef uit. Hij was een beetje… ja, wát? Niet de Rogier zoals we hem ondertussen hadden leren kennen. Tijdens het eten kwam dat er uit. “Sorry jongens dat ik niet zo vrolijk ben en zo, maar ik hik nogal tegen morgen aan. Niet niks als je weet dat er een enorme ruzie zit aan te komen tussen je ouders onderling, maar ook tussen mijn moeder en mij.” Lot legde een hand op zijn schouder. “Wij helpen je er wel doorheen, Rogier. En ja, we begrijpen dat je er tegenop ziet, maar het is beter voor je vader… en wellicht ook voor je moeder.”
Hij knikte. “Rationeel weet ik dat. Emotioneel ligt dat anders.” Hij keek op. “Ik ga vanavond niet naar dansles, jongens. M’n kop staat er absoluut niet naar.” Charlotte knikte. “Dan blijf ik ook hier Rogier. Je moet niet in je eentje zitten sippen.” Een knuffel volgde. Na het eten kleedden we ons om. Ik twijfelde. “Zullen wij ook niet thuisblijven, Joline?” Die schudde vastbesloten haar hoofd. “Nee. Rogier en Lot komen er samen wel uit. Daar hebben ze ons niet bij nodig. Omkleden jij.”

Even later gingen we met z’n vieren richting dansschool. En daar werd hun afwezigheid natuurlijk meteen opgemerkt. Joline vertelde er zeer beknopt iets over, toen knikte men. “Ja, dat is zwaar shit…” “Ik kan me voorstellen dat zijn kop nu even niet bij een chacha is…” Fred keek me aan. “Heeft Rogier morgen hulp nodig, Kees?” “Hij heeft hulp; Jo, Margot, Gerben en ik staan op de stoep de boedelbak in te laden. Rogier z’n pa en Rogier zelf halen de spullen uit huis. Waarschijnlijk zijn wij in huis niet welkom, dus we blijven aan gene zijde van de erfgrens.”
Hij knikte. “Misschien wel zo verstandig. Als die mevrouw écht zo’n kreng is, krijg je de politie nog op je dak als je pech hebt.” “Precies daarom. En verder gaan we nu dansen. Even alle sores achter je laten.”
Ondanks die stoere uitspraak was ook ik er niet bij met m’n gedachten. Ik maakte een aantal stomme fouten en liet Joline bijna struikelen. “Sorry Jolien… Ik zit ook met m’n kop al in Nijmegen.” Ze knikte. “Dat zag ik. Ik meld wel even aan Juanita dat het niet aan hen ligt dat we eerder weggaan.” Ik wenkte Gerben. “Wij gaan nu naar huis, Gerben. Geen concentratie.” Hij knikte. “Wij gaan mee, Kees. Anders moeten we drie kilometer lopen en dat gaat Margot niet leuk vinden op haar hakjes.” Verrek… Niet eens aan gedacht... “Ik app Lot wel dat we nú terugkomen”, zei Margot even later. “Om te voorkomen dat ze…”
“Die kans lijkt me nu uiterst gering, Margot”, onderbrak Joline haar. “Rogier is nou niet bepaald ‘in the mood’ voor woeste uitspattingen.” Tien minuten later waren we weer thuis; tien voor negen. Rogier keek op toen we binnen kwamen. “Sorry dat ik jullie dansavond verziek, jongens.” Gerben gaf het enige goeie antwoord. “Niks ‘verziekt’. Jij zit in de put, daarom was het stom van ons om wél te gaan dansen. En we waren alle vier niet in de stemming.” Joline maakte koffie en even later zaten we rond de tafel.

“Hoe laat heb je die boedelbak besteld, Rogier?” “Ik heb niks besteld; dat ding wordt door m’n vader opgehaald. We hebben om negen uur bij mijn ouderlijk huis afgesproken.” Joline dacht na. “Dan even backwardplanning, lui. Negen uur in Neerbosch… het is iets minder dan een uur rijden, dus acht uur weg… Zeven uur opstaan en ontbijten dus. Dan hoeven niet te jagen. En als we die boedelbak en de auto’s hebben ingeladen, Rogier? Wat is het vervolg?”
“We rijden naar mijn huis, laden daar alles uit. Als die aanhanger leeg is, brengt mijn pa dat ding terug; wij kunnen ondertussen de boel een beetje rangschikken. Ik heb één kamer over, daar kan het spul in opgeslagen worden. Pa moet zelf zien waar en hoe hij het spul wil hebben.” Hij keek plotseling serieus. “En jongens, zonder dollen: zij mag niet weten waar de handel heengaat. Ik wil dat daar met geen woord over gerept wordt, anders staat ze overmorgen voor de deur van mijn huis stennis te maken. Daar heb ik geen zin in en mijn vader al helemaal niet.” Joline keek twijfelend.
“Rogier… als ze één en één een beetje bij elkaar kan optellen: jij komt je pa helpen om zijn spullen uit huis te halen. Dan snapt ze toch wel dat hij bij jou intrekt?” “Misschien wel, misschien niet. In ieder geval moet ze niet van ons horen, duidelijk?” We knikten. Joline schonk nog wat te drinken in, daarna gingen we naar bed. Lot en Rogier op de bank, Margot en Gerben in de voormalige zussenslaapkamer, Joline en ik in ons eigen bed. “Kun je wel slapen, Kees?” hoorde ik in het donker naast me. “Moet lukken, Jolien. Morgen een pittig dagje. En niet alleen fysiek. Maar we zien het wel. Nu slapen, oké?”
Een zachte zoen volgde, toen was het stil. Op m’n rug liggend overdacht ik de opties die ma van der Vlist zou kunnen hebben. Politie? Geen punt. Rogier en z’n vader stonden in hun recht; het huis stond op naam van pa en ma; zoonlief hoorde daar gewoon bij. Wij stonden buiten, niet op privéterrein en we hadden de toestemming van Rogier z’n pa. Buren? Wat ik begreep was ma van der Vlist niet bepaald populair in de buurt. Een knokploegje, door ma ingehuurd? Dan zou de politie prima van pas komen. Scheldpartijen? Ja, die zouden er wel eens kunnen komen als ma doorhad dat het serieus was. Nou ja, dan stond ze zelf voor gek. Een kwestie van je zelfbeheersing bewaren, vooral niet terugbekken en ondertussen gewoon doorgaan met laden. Ik lag nog een tijdje te denken, maar meer opties kon ik zo gauw niet verzinnen. Adem in, adem uit, Kees… Spieren aanspannen en één voor één ontspannen. En weer aanspannen. En weer los…

Zaterdag. Een nogal stil ontbijt, niet gebruikelijk in huize Jonkman. En even later het vertrek van drie auto’s richting Nijmegen. Ik had er op gestaan om met drie auto’s te rijden. “Meer laadcapaciteit. Vaak valt het toch tegen wat er mee moet.” Om tien voor negen stonden we te wachten bij de ingang van de wijk. Een Skoda Octavia met de bekende gele aanhanger kwam de wijk binnenrijden en Rogiers auto trok op. Zijn hand kwam uit het raampje: het teken voor volgen. Achter de boedelbak aan reden we de wijk in en na een aantal bochten stonden we voor het bekende huis.
Pa van der Vlist stapte uit; wij ook. Hij oogde nerveus, ook naar ons toe. “Sorry dat ik jullie hiermee opzadel, mensen…” Charlotte keek hem aan. “Niet uw schuld, hebben we van Rogier begrepen. Straks praten we wel verder; nu hebben we dingen te doen.”

Dat bleek even later: de moeder van Rogier kwam het huis uitgerend en gilde: “Wat is dit? Ben je gek geworden, Arend?” Die draaide zich om zei: “Nee. Ik ben recentelijk bij m’n volle verstand gekomen, Debbie. Ik pak vandaag m’n spullen bij elkaar. Mijn spullen. En daarna verdwijn ik en zien we elkaar alleen nog maar bij de rechter.”
Ze begon hysterisch te lachen. “Hahaha… En dat moet ik geloven? Binnen een paar dagen kom je teruggekropen, daar ken ik je lang genoeg voor. Hoor je dat? Je komt naar me toe gekropen. Als een hond die geslagen is.”
Rogier deed een stap naar voren. “Moeder, is dit nodig? Zo’n lawaai maken? De buren slapen misschien nog.” Ze keek hem giftig aan. “En jij… En dat grietje van je… Jullie hebben hem natuurlijk opgestookt hé? Mijn eigen zoon… steekt gewoon een dolk in m’n rug.”
Rogier liet haar tieren, draaide zich om en zei: “Kom pa. Werk aan de winkel. Wat wil je als eerste er uit hebben?” Ze wilden het huis in lopen, maar vonden een gillende vrouw op hun weg. “Néé! Jullie gaan niet naar binnen! Ik verbied het!” Rogier boog zich iets voorover en zei wat zachter: “Je hebt geen poot om op te staan. Dit huis is net zo goed eigendom van pa als van jou. En ik ben ‘zoon des huizes’, dus je hebt helemaal niks te verbieden. En als je denkt dat dat wel zo is: bel 112 en haal de politie er maar bij. Maar ik denk dat je van de kouwe kermis thuiskomt, mevrouw.”
Ze explodeerde. “Mevrouw?? Ik ben je bloedeigen moeder! Jarenlang kromgelegen om jouw dure studie te betalen en nu schuif je me zo maar aan de kant?” Rogier wees naar z’n vader. “HIJ heeft jarenlang zich kapotgewerkt om mijn studie te kunnen betalen. Jij hebt alleen maar thee geleut met je vriendinnen. Geen cent heb jij bijgedragen aan mijn studie. En nu opzij; we hebben werk te doen.”
Haar woede richtte zich nu op ons. “Jullie… Jullie komen geen stap in dit huis. MIJN huis, goed begrepen? Doen jullie dat wel, grijpt de politie je in jullie nekvel wegens inbraak!”
Margot zei rustig: “Dat is onjuist, mevrouw. Van inbraak zou sprake zijn als er braaksporen te zien waren aan dit huis. Niet nodig: de deur staat wagenwijd open. En braaksporen zijn misschien op straat te zien als u zo doorgaat; want ik word kotsmisselijk van uw getier. En misschien ga ik dan wel braken. Dát heeft u pas braaksporen. Op deze stoep.”

Ondertussen kwam Rogier met een relaxfauteuil naar buiten. “Nee! Dat is een stoel van mij! Terug ermee!” Onaangedaan zette Rogier de stoel op de stoep. “In de boedelbak er mee, jongens.” Gerben maakte het zeil los en ik pakte de stoel op. En vond mevrouw van der Vlist op mijn weg. “Nee! Nee, zeg ik je! Dit is diefstal! Terug met die stoel!”
Ze probeerde de stoel over te nemen; dat lukte natuurlijk niet. “Mevrouw, ik verzoek u vriendelijk uit de weg te gaan. Uw man wijst aan wat hij mee wil nemen; wij zetten het in deze aanhangwagen. Punt. En u gaat het mij niet lastig maken, want daar krijgt u spijt van.” Ze hijgde van woede en inspanning en probeerde de stoel uit mijn handen te trekken.
Toen dat niet lukte, dook ze naast me de boedelbak deels in. En het volgende moment kreeg ik een harde klap op mijn achterhoofd. "Au! Wel potverdomme!" Ik liet de stoel vallen en draaide me naar haar om om uit te halen.
Niet nodig: een furieuze Joline rukte een houten balk uit haar handen en snauwde: “Probeer nog één keer te slaan en ik tráp je in die sloot daar! En ik ga testen of je er goed tegen kan om tien minuten onder water te blijven!"
Ze rende naar binnen en gilde: “Ik bel de politie!” “Vooral doen, trut”, gromde Joline. Haar ogen spoten vuur. “Dank je wel voor je interventie, schat. Scheelt pleisters.” Ondanks alles moest ze glimlachen. “Ja, nu kan ik jou eens beschermen. Goed van me hé?” Ik knipoogde en voelde aan m’n achterhoofd. Klef, warm… Bloed? Ik bekeek mijn hand. Ja. Nu voelde ik ook de pijn. De trut! Die gaat ze terugkrijgen…
“Jolien? Pak eens een snelverband. Ik geloof dat ik nogal bloed. Achterhoofd.” Ze keek. “Wel potverdomme! Is dat mens helemaal belazerd…” “Vijf keer, schat.”
Ze reageerde niet, maar liep naar de Volvo. En kwam terug met de EHBO-doos. “Zitten, Kees.” Even bekeek ze de zaak. “Dat moet eerst uitgespoeld worden. Is nogal smerig, Kees.” Ik schudde mijn hoofd, wat pijnlijk was. “Nee. Niet nu. Betadine er op en niet te zuinig mee zijn. Daarna een snelverband.” Rogier kwam naar buiten, ook furieus. “Ze zit nu de politie te bellen. Mooi, dan hoeven wij dat niet meer te doen.”

Een buurman kwam uit het huis ernaast. “U bent geslagen door de buurvrouw. Doet u aangifte?” Ik knikte. “Reken maar.” “Ik heb het gezien meneer. Wil wel getuigen. Dit gaat alle perken te buiten.” “Dank u wel. Nu eerst maar eens een verband op m’n hoofd.” Hij keek even. “Die wond moet eerst gewassen worden meneer. Zó zonder meer een verband er op is geen goed plan. Kom maar even met mij mee. Ik ben EHBO-er, u bent in goede handen.”
Ik volgde hem zijn huis in en na een sessie onder de lauwe kraan voelde het al een stuk beter. Een los stuk gaas ging op de wond, daarna het snelverband. “Op die manier is het er makkelijker af te halen. Zonder dat u meteen aan de toupet moet.” Ik bedankte de man.
Hij haalde zijn schouders op. “Het is hier al twee dagen bal. Gevloek, gescheld en lawaai van de buurvrouw; we zijn al aan de deur geweest om er iets van te zeggen, maar kregen een bak ellende over ons heen… En het leek zo’n keurige dame… Oh, kijk, daar is de politie.” “Die wil ik graag even spreken. Dank voor uw geneeskundige hulp, meneer.”
Hij knikte. “Ik loop wel even mee als getuige.” Rogier en z’n vader stonden de twee politiemensen te woord. Ze keken even later naar ons. “En wat is uw rol in dit geheel?” Joline zei: “Wij wachten op de stoep op de spullen die uit het huis komen. En die zetten we in de aanhanger. Wij hebben geen stap in de tuin of het huis gezet, want dat zouden we wellicht strafbaar zijn. Wij zijn vrienden van de zoon des huizes.”
“En wat is dát?” Een van de agenten wees op mijn verband. “Dát is het gevolg van een klap met dit stuk stuwhout. Ik had een nogal zware stoel in handen en dat stelde mevrouw niet zo op prijs en mepte me met dat stuk hout op mijn achterhoofd. Bloedde behoorlijk. Deze meneer, de buurman, heeft me net verbonden.”
De buurman stelde zich voor en zei: “Ik ben geen partij in deze, maar ik heb gezien dat mevrouw deze meneer sloeg. En ik heb de wond net verbonden; als EHBO-er kan ik zeggen: dat is geen aaitje geweest.” De agent keek mij aan. “Doet u aangifte?” Ik knikte, waar ik meteen spijt van had. “Au, potdomme… Zeker weten, agent.”

Hij keek bezorgd. “Au? Pijn? Misselijk? Heeft u braakneigingen?” Ik schudde mijn hoofd, nu iets voorzichtiger. “Pijn? Ja. Misselijk? Ja ook, van dat mens daar binnen. Niet van die klap. Ben erger gewend. Maar blijkbaar heeft ze een bloedvat geraakt.” De agent zuchtte. “Huid op bot. Dat bloedt meteen als een rund. Maar als u niet misselijk bent heeft u in ieder geval geen hersenschudding.”
Achter me hoorde ik een bekend lachje. “Kan ook nauwelijks, agent. Zoveel zit er niet onder die harde schedel van hem.” Ik wees. “Tot zover mijn liefhebbende echtgenote. Die overigens het stuk hout uit handen van mevrouw van der Vlist heeft gerukt en snauwde dat, als ze nog een keer zou slaan, mevrouw in de sloot dáár zou vliegen.”
Joline grijnsde nu breed. “Heb ik ervaring mee, Kees.” “Verrek, nu je het zegt… En je andere slachtoffer heette al ook van der Vlist, schat.”
De agent keek van de een naar de ander en Joline zei: “Laat maar Grapje voor insiders.” “Oké. Wij gaan met mevrouw praten. Die is nogal over de rooie. En haar man en zoon ook. Blijft u hier buiten? We willen het graag simpel houden.”

Ze verdwenen naar binnen. “Jij doet kalm aan, Kees. Niet meer sjouwen; dat laat je maar aan de grote jongens en meiden over.” Joline keek me strak aan. “Hé schat, het is niks meer dan een dreun op mijn kop, hoor. Op de mountainbike ben ik wel eens harder gevallen.” De blauwe lasers bleven op ‘aan’ staan. “Niks ervan. Anders bel ik zuster Melissa even.” Ik keek bang en ze glimlachte even. “Gesnopen en beloofd, Kees Jonkman?” Ik knikte. “Jazeker zuster.” Ze keek naar Lot, Margot en Gerben. “Hou hem in de gaten.”
Gerben gniffelde. “Dit gaat straks DT rond… De oh zo stoere majoor Jonkman. Met een stuk hout geveld door een vrouw. Wat zal Fred lachen!” Ik keek hem dreigend aan. “Als jij dat doet meneertje: ergens in mijn bureau heb ik vast nog wel een stuk stalen U-profiel liggen. Komen ook aardig aan.” Margot giebelde. “Dan doen wij het toch? Nietwaar Lot?” Die was even niet zo voor geintjes in de stemming en keek gespannen naar binnen.
Ik ging maar even op de rand van de boedelbak zitten en bevoelde mijn kop. Mevrouw had hárd geslagen; er kwam nog bloed onder het verband uit. De buurman kwam naar me toe met een teiltje. “Laat me even uw nek schoonmaken. Dit ziet er niet uit. Ik hoop dat het een oud overhemd is wat u aan heeft, want hier helpt geen Biotex tegen. Overigens: ik ben Hans.”
“Dank je wel Hans. Ik ben Kees en een goeie vriend van Rogier, jullie vroegere buurjongen.” Terwijl hij bezig was verklaarde ik even onze relaties. Hij antwoordde: “Wij wonen hier nog niet zo lang. Iets meer dan twee jaar, dus de zoon des huizes hebben we een paar keer gezien, maar nooit echt gesproken. Zijn moeder wel en daar hadden we wat bedenkingen bij…” Ik stak mijn hand op. “Laat maar Hans. Ik hoef het niet te weten. Ik heb nu m’n eigen indruk van mevrouw.” Hij gniffelde. “Ja. Op je achterhoofd, zie ik.”

De agenten kwamen naar buiten. “U wilde aangifte doen?” Ik knikte voorzichtig. Ze keken de buurman aan. “Kunnen we dat even bij u binnen afhandelen? Dan nemen we meteen uw verklaring op, want u was getuige, zei u?” Even later, met een kop koffie voor me, vertelde ik mijn verhaaltje. En buurman Hans het zijne. Dat duurde geen vijf minuten, toen was het klaar. Een van de agenten zuchtte. “Sjongejonge… Zo lang als echtpaar samen en dan dit. Zit dan de rit samen uit, verdorie.” Ik onthield me maar van commentaar en vroeg ik plaats daarvan: “En nu? Kan meneer verder gaan met het spul uit huis kruien?”
De agent knikte. “Ja. Het is zijn spul. Nou ja, van hen samen, maar hij heeft er net zoveel recht op als zij. En wat ik begreep haalt meneer alleen die spullen uit huis waar hij aan gehecht is. En als dit in één boedelbak past, is dat niet zoveel. En als mevrouw het er niet mee eens is, mag ze het spulletje via een advocaat terug proberen te halen, da’s niet onze zaak. We hebben mevrouw op het hart gedrukt: als ze nog meer stennis maakt, gaat ze mee om een nachtje af te koelen in een arrestanten cel. Dat hielp geloof ik; ze zit nu in een hoekje te mokken.”
“Hopen dat dat zo blijft, dan zijn wij hier snel weg.”

De andere agent vroeg: “Meneer gaat nu bij zijn zoon intrekken, begreep ik? Hopen dat dat goed gaat.” “Ben ik niet zo bang voor. Die twee kunnen goed door één deur heb ik begrepen en dan hoeft die deur niet eens zo breed te zijn.” “Goed, we zijn klaar hier. Meneer Jonkman: beterschap. Als het daadwerkelijk een hersenschudding is, kunt u altijd uw aangifte uitbreiden, dat weet u?” Weer knikte ik voorzichtig. “Mooi. Ik heb nog een folder van Slachtofferhulp voor u.”
Werktuiglijk nam ik die aan en even later waren ze vertrokken. “Nou, tot zover je hulp bij een verhuizing, Kees. Als EHBO-er zeg ik nu: geen inspanning, niet tillen of zeulen en als het kan: de eerstkomende dagen niet autorijden. Krijg je plotseling hoofdpijn: rechtstreeks richting dokter. Niet stoer doen. Begrepen?” Hans keek me strak aan. “Jawel dokter”, ginnegapte ik, maar de grap kwam niet over.
“Die blonde furie die die stok uit de handen van de buurvrouw trok… Is dat je vrouw?” Ik knikte voorzichtig. “Blonde furie… Zal ze wel leuk vinden als ze dat hoort.” “Ja, ongetwijfeld. Maar ik ga ook even met haar praten over wat jij wel en niet mag doen.” Ik mopperde. “Nou, bedankt hoor. Dan leef ik twee weken onder streng regiem.”
Zonder te reageren liep hij het huis uit, naar Joline. Ik sukkelde er langzaam achteraan.

“… kortom: geen fysieke inspanning, zéker niet tillen of bukken met belasting en liever de komende dagen geen auto besturen. En bij toenemende klachten: rechtstreeks naar de huisarts.” Ze keek bezorgd. “Is het zó ernstig?” Hans schudde zijn hoofd. “Volgens mij niet, maar neem geen risico.” “Dank je wel. Ik hou ‘m wel in de gaten. En als je lastig bent, Kees Jonkman, krijg je nog een keer zo’n stuk hout tegen je kop!” Ik keek de buurman aan, die grinnikte. “Je had gelijk met je ‘Blonde furie’. Helemaal. Beterschap. Ik ga weer naar binnen.” “Dank je wel, Hans. Voor je EHBO-kwaliteiten en omdat je wilde getuigen.”
Hij verdween en Joline keek me aan. “Blonde furie? Biecht eens op…” “Hans zei net binnen tegen mij: ‘Die blonde furie… is dat je vrouw?’ En toen liep hij naar je toe om te vertellen wat ik allemaal niet meer mocht, verdorie.” Ze wees. “Vijf keer. En volgens mij heb je nóg een paar sessies te goed. Maar ja, die kun je nu natuurlijk niet doen…” Ze keek sip en ik lachte voorzichtig. “En da’s best lekker. Nu kan ik ongelimiteerd schelden en tieren…”
“Niks ervan! Ik hou de stand wel bij en als jij weer boven Jan bent, mag je je helemaal uitleven met pushups, meneertje!” Ze keek om. “Lot… is er ergens nog een stoel binnen handbereik voor deze invalide?” Die pakte een bureaustoel uit de aanhanger. “Zitten jij. Hou maar toezicht op de groei van de planten in de tuin of zo.”

Een half uur later had pa van der Vlist alles wat hij nodig achtte. “Doe die boedelbak maar dicht, mensen.” Ik had nog even een brainwave. “Uw papieren? Administratie?” Hij knikte. “Die had ik als eerste meegenomen, drie dagen terug. Ik ben niet helemaal gek. Zij krijgt kopieën van me. Meer niet. Rogier, stap jij bij mij in?”
In colonne reden we een stukje door Nijmegen; Joline zat naast me achter het stuur. Onderweg vroeg ze: “Gaat het een beetje, Kees?” Ik haalde mijn schouders op. “Zoals ik al zei: ik ben met de ATB wel eens harder terecht gekomen hoor. Die buurman was wel érg overbezorgd.” Ze keek me aan. “Ik heb gezien hoe ze je sloeg. Hárd! Als er een spijker in die plank had gezeten…” “Dan was die nu krom geweest, Jolien. En ja, ik zal braaf doen wat me gezegd is en overmorgen ga ik eerst langs de huisarts om hem even naar m’n kop te laten kijken.
Met alle respect voor buurman Hans: die is volgens mij héél bijzonder enorm aan de voorzichtige kant geweest. Ondanks dat: fijn dat hij me verbonden heeft.” Joline bromde wat. Zo kwamen we bij het huis van Rogier.

Eenmaal binnen werd ik in een luie stoel gecommandeerd. “Zitten jij. En doen waar je goed in bent: kijken hoe anderen ploeteren.”
Charlotte lachte lief. “Eerst koffie lui”, zei Rogier. “Dat spul komt zo wel.”
De vader van Rogier bleef een beetje teruggetrokken, tot Rogier en Lot de koffie op tafel zetten. “Jongelui… Sorry voor dit hele incident. Rogier heeft jullie al een beetje bijgepraat hoorde ik, maar…”Margot onderbrak hem. “Meneer van der Vlist: excuses zijn niet nodig. Rogier en Lot wilden u helpen, nou, dan helpen wij mee. Zo simpel ligt het.” Hij keek rond. “Het zou fijn zijn als jullie me gewoon met ‘Arend’ aanspreken. Dat werd me thuis verboden, maar daar ben ik nu weg. Gelukkig.”
Hij keek mij aan. “En hoe is het met jouw hoofd?” “Het zit er nog aan, Arend. Je hebt, pardon: je had gelukkig een buurman die goed is in EHBO. Die heeft het geheel bekeken en verbonden. Ik loop nog, heb wat pijn aan m’n kop, maar dat kan net zo goed gestold bloed zijn wat aan m’n haren trekt.” Hij knikte. “Goed in de gaten blijven houden.” “Arend, mijn voornaam is Kees. Als wij jou mogen tutoyeren werkt dat ook de andere kant uit hé?”
We waren even bezig om de onderlinge verhoudingen uit te leggen, toen stond Rogier op. “Goed, de koffie is op, de koekjes bijna: ik stel voor dat we die boedelbak eens uitladen. Alles kan in de 2e kamer in de gang boven; zoveel is het niet. Pa: vertel even waar je je bureau wilt hebben…” Het volgende halve uur was men druk bezig.
Ik merkte daar niets van; het speelde zich buiten de huiskamer af en Joline had me bevolen om te blijven zitten. “Je kijkt maar naar Nu punt NL op je telefoon, Kees. Of je pakt een boek van Rogier. Maar jij houdt je koest.” Al stilzittend begon ik last te krijgen van de wond. Die trok behoorlijk en daarom: “Rogier, heb jij paracetamol in huis? Of Ibuprofen? D’r zit een drummer op mijn kop te bonken en da’s best irritant.” Hij liep naar de keuken en kwam met een doordrukstrip en een glas water terug. “Hier, zielepiet. Twee stuks innemen; één paracetamolletje helpt geen sikkepit, zeiden ze in het ziekenhuis altijd. En als je ze binnen hebt: schoenen uit en op de bank liggen.”
De twee tabletten gingen met wat kokhalsneigingen naar binnen. Ik was nooit zo’n held geweest met pillen. Gelukkig ook niet vaak nodig gehad. Maar na een kwartier begon het bonzen af te nemen. Gelukkig. En die bank van Rogier lag best lekker…

“Hé slaapzak! Wij hard werken en jij gewoon liggen ronken? Dat stond niet in de kleine lettertjes…” Joline stond over me heen gebogen, een spottend lachje op haar gezicht. “Kom eens overeind, mooie vent… Rustig aan, niet meteen opspringen.” Ze trok me rustig overeind tot ik zat. “Hoe voel je je?” Ik inventariseerde mijn hoofd. “Gelukkig geen gebonk meer in m’n kop, schat. En niet draaierig of zo.”
“Mooi. We hebben ondertussen wat eten gemaakt; wil jij kippensoep of tomatensoep?” “Kippensoep, zuster. Genoeg rooie vloeistof gezien vandaag. Lijkt me lekker. En een glas melk, ik heb dorst.” “Hé, ik heet geen Melissa, Kees. Denk er om!” “Nee, je heet Joline. Best wel blij mee, ondanks dat je een hele strenge zuster bent. Maar ze zeggen dat strenge zusters in bed vaak vreselijk hevige minnaressen zijn…”
Ze kneep haar ogen wat samen. “Daar weet jij niks van. Maar je begint alweer blufpraatjes te vertonen, dus…” Ze kuste me lief. “Kalm aan, Kees. En dat schoot me net te binnen: zou jij morgen blazen in de kerk?” Ik wilde mijn hoofd schudden, maar zag daar maar van af. “Nee, gelukkig niet.” “Mooi. Anders had ik Greet afgebeld. Want zó ga jij niet blazen vriend.” Ik legde een hand op haar arm. “Goed dat je daar aan dacht, schat. Ik zou het compleet zijn vergeten.” Ze knipoogde. “Daarom zijn we getrouwd, Kees. We zorgen voor elkaar.”

De rest kwam ook binnen, beladen met soepkommen, broodjes en beleg. ‘We zorgen voor elkaar…’ Ja, dat hadden pa en ma van der Vlist waarschijnlijk ooit ook tegen elkaar gezegd… ’t Kan verkeren. “Wat ga jij nu doen, Arend?” Charlotte keek hem aan en hij haalde zijn schouders op. “Maandag heb ik een afspraak met een advocaat om de scheiding te regelen. Sowieso heb ik van mijn baas twee weken vrij gekregen; hij zei dat ik die wel nodig zou hebben. Ik weet niet of ik daar twee weken achter elkaar gebruik van ga maken; het lijkt me prettiger als ik ‘gewoon’ naar m’n werk ga en als het nodig is vrij neem om dingen te regelen. Anders zit ik hier m’n tijd te verdoen met piekeren. Geen zin in.”
Lot knikte. “Goeie baas…”
“Hij is zelf twee jaar geleden gescheiden, Charlotte. Hij weet hoeveel tijd dat kost. Hoe dan ook: ik prijs mezelf gelukkig dat ik voorlopig hier kan wonen, dankzij Rogier. En… ik kan m’n ouwe hobby weer oppakken: modelbouw. Mijn hobbykamer moest het veld ruimen voor de hobby van mijn vrouw: rommelmarktspul.” Hij keek Rogier even aan. “Gelukkig heb ik een zoon die z’n ogen niet in zijn achterzak heeft; een van mijn mooiste modellen heeft hij teruggekocht.”
Er ging mij een licht op. “Oh ja… De Zeven Provinciën toch?” Arend knikte. “Ja. En die staat in de kamer waar ik nu slaap. Héél veel fijne uren aan besteedt…” “Die wil ik straks wel eens zien, Arend. Tenminste… als het van de verpleging mag. Zuster Joline?” Die knikte. “Ja hoor. Je mag straks bootjes kijken. Maar denk er aan: kijken doe je met je ogen, niet met je handen!” We aten rustig verder; de conversatie ging over van alles en nog wat, behalve over de dingen die vandaag waren gebeurd.
En na het eten keken we inderdaad naar het model wat Arend had gebouwd: Prachtig! Ik had weinig verstand van 17e eeuwse zeilschepen, maar al die details… Ik kon wel uren blijven kijken. En het model van het stoombootje van Rogier: ook prachtig, maar dan op een andere manier. En dié techniek begreep ik wél. Sowieso was het mooi om al dat koperwerk te bekijken, maar de machine was zeer vakbekwaam in elkaar gezet. En het soldeerwerk aan de ketel…
“Dit is ook vakwerk, Rogier. Prachtig, man!” “Dank je wel. Maar eerlijkheidshalve: dit is de derde ketel. De eerste twee zijn ergens halverwege gedemonteerd. Sommige koperen delen kon ik nog gebruiken, andere delen gingen in de kliko.” “En hoeveel druk kan de ketel hebben?” “Hij is getest op 8 Bar, Gerben. Dus ik mag ‘m tot 4 Bar opstoken, daarna klapt de veiligheid open. En op 4 Bar staat de machine ook te razen hoor… Véél te snel. Daarom heb ik er automatische gasklep op staan; die regelt de gastoevoer aan de hand van de keteldruk. Boven de 2,5 Bar gaat de gaskraan lager.
En de stoomtoevoer naar de machine kan ik via een servo regelen; die staat volgens mijn berekeningen bij normale vaart hooguit half open. Op die manier kan ik ruim een uur varen, zonder dat de ketel droog kookt. Maar dat zal niet gebeuren: er staat strak ook een voedingswaterpomp in de boot die geactiveerd wordt als het waterpeil in de ketel op 75% staat. En de pomp slaat uit als het waterpeil op 90% staat.” “Berekend?” vroeg Gerben en Rogier knikte. “Het scheepje heeft nog geen meter gevaren. Dan moet eerst álles, maar dan ook alles getest zijn. Bovendien: er zit nog geen kajuit op, de romp staat weliswaar in de blanke lak, maar ook die moet een kleurtje krijgen, geen bemanning want een beetje fatsoenlijke poppen op deze schaal zijn vrijwel nergens te vinden… Kortom: genoeg te doen!”

Joline zei even later: “Dames en heren: wij gaan weer richting Veldhoven. Ik wil deze meneer hier een beetje rust geven; Wij kwekken nu lekker door elkaar heen en dat bevordert de genezing niet echt. Dus Kees: we komen hier nog wel een keer als Rogier z’n bootje in het water legt.” We namen afscheid. Arend verontschuldigde zich nogmaals, maar Joline zei: “Jij hebt die klap niet gegeven, Arend. Excuses moeten van degene komen die die klap gaf.” Na een paar knuffels stapten we in de Volvo, Joline achter het stuur.
Ik had er geen bezwaar tegen; de dreun was toch stiekem harder aangekomen dan ik in eerste instantie dacht. “Lekker achterover hangen, Kees. Kussentje in je nek, zodat je hoofd niet teveel tegen de steun drukt… Ga maar wat dommelen. Moet ik Bach opzetten?” “Nee, laat maar. Even geen herrie aan m’n kop.” Er klonk een lachje. “Bach? Herrie? Nooit gedacht dat ik van jou zou horen. Er is nog hoop voor de wereld…” Ik had geen trek in een gevat antwoord; ik lag prima, Joline had het roer in handen, dus niks om je druk over te maken…

Een hobbel in de weg bracht mijn achterhoofd stevig in contact met de hoofdsteun. “Au, potdomme!” “Ga maar rechtop zitten Kees. Dit was eerste verkeersdrempel van Veldhoven. Er volgen nog zes.” Joline’s stem klonk plagerig toen ze vervolgde: “En vijf pushups natuurlijk.” Ik mopperde: “Je had die drempel ook iets subtieler kunnen nemen, mevrouw.” “Kijk je een beetje uit, Kees? Zoals ik al zei: er volgen nog zes.” Die ze overigens heel netjes nam.
Eenmaal in de garagebox zei ik: “Sorry schat. Je hebt dusdanig soepel gereden dat ik, voordat we Nijmegen uit waren, al lag te pitten, geloof ik. Dank je wel.” “De rekening volgt, Kees. Nu heb je nog pijn aan je hoofd, over niet al te lange tijd spierpijn in je bovenarmen. Kom, naar boven. En met de lift, ik ben in een soepele bui vandaag.” Boven dirigeerde ze me naar de keuken. “Trui uit, overhem en T-shirt ook. Eerst dat geronnen bloed weghalen.” Met lauw water waste ze mijn nek. “Dat verband gaat er af. Helemaal vol bloed, daar moet een nieuw op… Verdorie, hoe doe ik dat netjes? Ik heb geen EHBO…”
Ik wees opzij. “Even de buren bellen. Annet Kamer heeft EHBO.” Ze stak haar duim op. “Goed zo! Je bent nog wel bij de pinken.” Ik hoorde haar bellen. “Fred, met Joline. Jouw echtgenote heeft EHBO hé? Kan die even bij ons een verband wisselen? Kees z’n hoofd zit onder het bloed… Nee, dat vertel ik zo wel. Geen haast bij, hij heeft het vanochtend opgelopen, maar het verband wat er nu op zit is helemaal verzadigd… Oké, dank je wel!”
Ze legde de telefoon weg en liep naar de deur. “Zuster Annet komt je even wassen en opnieuw verbinden.” Ik moest ondanks alles lachen. “Jammer… Ik had zo graag met zuster Joline onder de douche gegaan.” Ze stak haar tong uit en verdween in de gang. En kwam even later terug met Annet. “Nounou… Wat heb je gedaan, Kees? Achteruit tegen een vrachtwagen aangelopen of zo?”
Joline antwoordde. “Je zult het niet geloven, maar hij is door een vrouw van middelbare leeftijd met een stuk hout op z’n kop geslagen.” Ik stak een hand op. “Hoho mevrouw… U vergeet te vermelden dat ik op dat moment een best wel zware relaxfauteuil in m’n handen had en zodoende niet kon afweren.” Annet keek ons aan. “Serieus? Geslagen?”
Kort vertelde Joline wat er gebeurd was. “… en een buurman, die het allemaal zag gebeuren was EHBO-er en heeft hem prima verbonden. En heeft tegenover de politie ook een verklaring afgelegd.” Annet bromde. “Daar is mevrouw dan mooi klaar mee, denk ik. Maar goed, eerst de patiënt eens even helpen. Kees, dit kan even pijn doen, maar het moet wel.” Ik zag niet wát ze deed, maar hoorde wel het geluid van een schaar en voelde af en toe wat trekken aan mijn hoofdhuid. En na een paar minuten zei Annet: “Zo. Daar ben je van af. Kijk eens? Een gebruikte tampon is er jaloers op.” "Gatverdamme!" hoorde ik Joline hardgrondig zeggen en ik stak mijn vingers op.
Annet hield het verband voor mijn ogen: inderdaad nogal vol met bloed. “Die buurman heeft goed werk verricht door er eerst een gaasje op te leggen. Anders had ik dat hele verband los moeten knippen, dat had je meer haren en pijn gekost, vriend. Ik ga hetzelfde doen; eerst een gaasje er op, daarna een nieuw verband. En de windsels draai ik boven je ogen langs. Lekker dramatisch, maar je kunt gewoon blijven kijken.” “Kun je niet één van z’n ogen afplakken?” vroeg Joline. “Kees z’n team heet niet voor niets ‘De Piraten’…” Annet zei even later: “Ik ga de wond iets verder schoonmaken met lauw water. Er zit redelijk wat gestold bloed in je haren, dat wil ik er uit hebben anders komen die korsten de komende weken uit zichzelf omlaag. Niet zo’n fris gezicht. Jolien, mag ik een handdoek en wat steriele gaasjes?”
Weer voelde ik warm water in m’n nek druipen. Daarna even niets, toen een korte, stekende pijn. “Au…” “Jaja, dat prikt. Dat is de Betadine op het gaasje. Doet even pijn, maar zorgt wel dat de wond niet gaat ontsteken… Nu komt het verband.” Dat deed ten minste geen pijn. De windsels gingen over mijn voorhoofd en Annet zette die vast met een paar stroken Leukoplast. “Zo piraat. Nu kun je je weer aan je bemanning tonen. Die zijn vast trots op je.” “Dank je wel, Annet. Dit voelt al een stuk beter.”

Ze kwam voor me staan. “Dat zal best. Maar Kees, een paar dingen: vannacht op je zij slapen. Word je misselijk: dokter waarschuwen. Geen plotselinge bewegingen met je hoofd en maandag sowieso naar de huisarts. Duidelijk?” “Oké Annet.” “Mooi. En als je denkt dat het verband niet goed zit of verschoven is: aanbellen en ik leg het opnieuw aan. Morgen zijn we de hele dag thuis.” Even later was ze vertrokken.
“Zo meneertje. Nu lekker op de bank zitten; of liggen als je dat liever doet en kalm aan. Vanavond weer twee paracetamols, een uur voor we gaan slapen. Tenzij… Heb je er wellicht nu al behoefte aan?” “Nee, dank je wel. Nog geen drumstel op m’n kop.” “Mooi. Ik ga nu niet uitgebreid koken; je eet maar iets lichts. Oh ja: gekookte rijst met appelmoes. Met als dessert warme pudding.
En geen computerwerk; we gaan gezellig een avondje TV kijken. Desnoods een film. En als dat TV-beeld hinderlijk is, gaan we naar bed. Ik zal wat handdoekjes op bed leggen zodat…”
“Nee schat, nu geen uitgebreide bedspelletjes. Pak je elektrische vriendje vanavond maar.”
Onaangedaan vervolgde Joline: “… zodat je niet onze mooie kussens besmeurt met je bloed. Misschien ook een handdoekje oprollen voor in je nek… Nou ja, dat zien we straks wel.”
Kortom: de avond verliep bijzonder kalm. Niks voor ons, maar goed. We keken een uurtje TV, maar toen vond ik het wel gezegend; teveel beweging voor m’n ogen. En om half tien lag ik in bed, redelijk óp. Potdorie, wat kan zo’n klap je van de leg brengen…
Kun je nagaan: dan had ik nog niet eens een échte hersenschudding.
Na wat gedraai om een goeie slaaphouding te vinden en een lieve, zachte zoen van Joline, was ik redelijk snel vertrokken...
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...