Door: Keith
Datum: 27-03-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 3066
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 46 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 46 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 351
Om kwart over vijf belde ik aan bij het huis van de familie van Wiers. Eén blaf was de reactie, daarna werd het stil. Anna deed de deur open. “Hallo Kees. Welkom weer. Hang je jas maar op de kapstok. Even niet op Blondie letten en geen oogcontact maken. Hij moet gewoon in z’n mand blijven zitten. Kom verder.” Ik de huiskamer wees ze me een stoel. “Ga zitten… Wat drinken?” Als je een kop thee hebt? Lekker, Anna. Genoeg koffie gehad vandaag.” “Wat voor thee, Kees?” “Gewone thee, Anna. Als ik bosbessen wil, ga ik wel naar het bos.” Een lach kwam uit de keuken. “Ik hoor het al. Smaakjesthee is aan jou niet besteedt. Eén momentje.”
Blondie zat in zijn mand; voor zover Labradors dat konden waren zijn oren gespitst; hij hield me goed in de gaten. Anna kwam met twee glazen thee binnen. “Ik laat ‘m vrij, Kees. Laat je thee nog maar even op tafel staan, Blondie wil eerst kennismaken en soms gaat dat een beetje lomp. Blondie: release!”
De Lab sprong uit de mand en schoot al kwispelend naar me toe. En inderdaad: een subtiele begroeting kon je het niet noemen. Snuffelend verkende de hond me, legde een poot op mijn arm en keek me aan met een blik van: ‘Hé! Ga je wat leuks doen met me?’ Ik aaide hem achter z’n oren en de staart ging sneller heen en weer. “Kijk uit voor je thee, anders wordt die van tafel gezwiept…” Anna bracht mijn beker in veiligheid. “Zo, nu heeft hij je ontmoet. En dan is het ook klaar. Blondie: go to bed!” Met enige tegenzin draaide de hond zich om en kroop in z’n mand, de kop op de rand.
“Nou nou… keurig hoor. De hond van Joline d’r ouders, Bengel, is best gehoorzaam, maar als die nieuwe mensen ontmoet, moeten die minimaal het eerste uur goed in de gaten gehouden worden. En dat wordt dan niet in de mand gegaan!” Anna knikte. “Maar… is dat ook een hulphond, of…?” “Nee. Is een ‘gewone’ huishond. Een herder. Een schat van een beest. We hebben hem een paar weken in huis gehad toen de ouders van Joline op vakantie waren. En hij ging elke dag mee naar DT; de meiden op Backoffice waren dol op ‘m. Maar haal het niet in je hoofd om rot te doen tegen Joline als Bengel in de buurt is; dan kijk je plotseling tegen een opgetrokken bovenlip aan en een stel hele grote hoektanden.”
“Tja, dat zijn herders. Nou moet ik wel zeggen dat Blondie ook een prima beschermengel is, hoor. Ook als is hij de goeiigheid zelf: als ik met hem buiten loop moet er ook niemand raar tegen mij doen, want dan gaat hij tussen mij en de ander staan. En dan staat er 30 kilo waakzame hond voor je neus. Heb ik één keer meegemaakt: een paar snotjochies die hun afval náást de ondergrondse container dumpten in plaats van het ding open te maken met de chipkaart en het er in gooien. Die sprak ik daarop aan en ze hadden een grote mond. Dat vond Blondie wat minder fijn en dat was te zien. Even daarna hadden ze hun zooi weer opgepakt en reden ze op hun brommertje naar huis.” Ze lachte even. “Goeie hond, Blondie! Kom maar!” Bonk, de hond sprong uit de mand en ging op zijn rug naast Anna liggen.
“Aaitijd! Even kroelen met mijn grote blonde vriend…” Ze haalde hem lekker aan: over de buik kriebelen, achter de oren, spelen met poten… En de hond vond het prima: de staart zwierde over de grond. “Zo. Jouw beurt, Kees. Ik ga koken. En hij mag niet in de keuken als er gekookt wordt, dus mag jij ‘m bezig houden.”
“Even wachten, mevrouw. Als Joline en ik op vakantie gingen, in Frankrijk, Noorwegen en recentelijk in Duitsland, nam ik altijd een paar flesjes Beerenburg mee. Voor als mensen iets voor ons gedaan hadden. Nou vond ik dat wat minder succesvol bij een bezoekje, maar als dank voor jullie gastvrijheid: alsjeblieft!” Uit mijn koffertje haalde in een doos bonbons. “Oei, die zijn wel lekker, Kees. Die berg ik goed op, niet alleen voor Blondie, maar ook voor mijn immer hongerige echtgenoot… Anders is die doos binnen het uur leeg. Dank je wel!”
Ze verdween en de hond keek mij aan. “Tja Blondie… Nu moet je jezelf met mij troosten. Anna is er niet, Peter niet, Gerben niet, Margot niet…” De hond vond het blijkbaar geen bezwaar; hij ging naast mijn stoel liggen en keek me aan met een blik van: ‘Je hebt gezien hoe ik net verwend werd… jouw beurt!’ En dat deed ik dan maar.
Maar vanuit de stoel werd dat wat lastig, dus ik ging op de grond zitten. En werd meteen van boven tot onder afgelikt. “Hohoho Blondie… Rustig aan, meneer.” Daar had hij geen boodschap aan; hij bleef tegen me aan schurken en om aandacht bedelen. Plotseling liep hij weg en pakte een blauw balletje met een stuk touw er aan. Dat bracht hij bij me en liet het op mijn benen vallen. “Wil je spelen? Oké…” Ik gooide het ding weg en hij ging er als een wervelwind achteraan. En kwam er mee terug.
“Doe dat maar in de tuin, Kees! Anders klapt Blondie nog tegen een kast aan of zo.” “In de tuin, Anna? Het regent nog steeds pijpenstelen hoor…” Ze stak haar hoofd om de hoek van de deur. “Ik hoorde van Gerben en Margot dat jij zo’n bikkel was… Blijkt toch wat tegen te vallen!” Ze lachte me uit. Jaja… in de tuin, mevrouw van Wiers? Het grasveld stond bijna blank. Bovendien hadden ze dan een kliedernatte hond binnen. Doe maar niet.
Blondie zat er niet zo mee. Het balletje was uit de gratie, ik ook; hij keek nu alleen maar richting keukendeur. De hond ging zitten, zijn neus ging constant heen en weer. Duidelijk gefocust op de geuren uit de keuken, die ook ik rook. En het rook veelbelovend… Iets met hachee? Totdat… de aandacht van de hond niet meer richting keuken ging, maar naar buiten.
De auto van Peter kwam het tuinpad op. En even daarna ging de buitendeur open. Blondie zat nu, hevig kwispelend voor de deur tussen huiskamer en hal. Tot die open ging en Peter binnenkwam. De hond stond duidelijk in de startblokken, maar Peter negeerde hem en liep naar me toe. “Hallo Kees! Ik hoorde dat jij wat info wilde tanken?” Ik gaf hem een hand. “Hoi Peter. En ja, dat klopt. En ondertussen mocht ik van je echtgenote ook wat voer tanken, waarvoor dank.”
“Even mijn dame begroeten, anders krijg ik geen voer…” Hij lachte, ging de keuken in en kwam even later terug. “Zo. En nu jij, blond monster… Hoi Blondie! Kom maarrr!” Vanuit zit nam de hond een korte sprint en hevig kwispelend en likkend begroette hij zijn ‘baas’. “Nou nou… Je bent best wel populair, Peter.” “Logisch… Ik geef hem ’s avonds zijn voer. Nou, dan ben jij bij een Lab héél snel populair, hoor. Maar hij krijgt zijn eten pas na ons. Terwijl wij eten moet hij in zijn mand. Anders loopt hij om tafel te schooien en te kwijlen; dat willen we niet.”
Ik dacht even na. “De vorige keer dat Joline en ik hier waren zeiden jullie dat Blondie een week later naar Herpen zou gaan… En hij is nog steeds hier?” “Ja. Ze hebben zijn komst een maand naar achteren geschoven. Een paar andere honden hadden meer training nodig. En die gaan dan voor. Vonden wij niet zo’n punt; dan kunnen we een tijdje langer van deze bengel genieten.
Want hij is nu heerlijk sociaal, de puberstreken zijn er een beetje uit, hij is gesteriliseerd, dus ook rustiger. Dát is het nadeel van gastgezin zijn: je krijgt een hondje van acht weken: klein, lief, aandoenlijk en met een koppie wat roestvrijstaal zou kunnen smelten. Na verloop van een paar maanden wordt het een puber: bananen in de oren, alles wat hij geleerd heeft is vergeten of heeft hij er schijt aan; en alles wat teef is wordt bijzonder interessant.
En vlak voor de hond naar Herpen gaat komt hij een beetje tot zichzelf en kun je zien wat er nu écht in de hond zit. En op dat moment gaat hij bij je weg. Wij hebben Blondie een maandje langer en ik moet zeggen: daar genieten we beiden, zowel Anna als ik, enorm van.” “En weten jullie al wat voor soort hulphond het wordt? Margot had het erover dat hij wellicht PTSS-hond zou worden…”
Peter schudde zijn hoofd. “Nee. Onze gastgezin-begeleidster heeft gezien hoe Blondie nu is en heeft héél voorzichtig iets laten vallen, maar formeel weten we niks. Dat mogen ze in Herpen uitzoeken, dat kunnen ze daar heel goed. En ja, Blondie voelt goed aan als een van ons een rotdag heeft gehad en wordt paniekerig als we een keertje woorden hebben, maar nogmaals: we weten het niet.” Ik knikte. “Tja… Dat heb je dus niet in de hand.” “Nee. Je voedt een pup op tot ‘sociale hond’. Moet alles gezien hebben, alles hebben meegemaakt, mag nergens meer van opkijken. Dat is met Blondie prima gelukt: hij gaat mee boodschappen doen, hij gaat regelmatig met me mee naar mijn kantoor en als ik dan weg moet, komt hij onder de hoede van de dames van calculatie. Die vinden dat prima en Blondie ook. Ligt dan rustig onder het bureau van een van de dames.”
Hij grinnikte. “Een tijdje geleden kwam een van mijn timmerlieden op de zaak, zag de hond liggen onder dat bureau en zei: “Ik zou ook wel eens hulphond willen zijn…” Waarom Tineke, de dame in kwestie snauwde: “Het zou voor jou inderdaad niet verkeerd zijn, als ik jou eens aan de riem had en je géén eten gaf omdat je er weer een zootje van maakt!” Ik hoorde het vanuit mijn bureau: de vinnigheid sprong er van af.” Anna kwam de kamer binnen, haar handen vol borden, bestek en onderzetters.
“Hé mannen… Ga eens wat doen en dek de tafel. Over drie minuten is het eten klaar.” Peter keek me aan. “Hoorde je wat ze zei?” Ik knikte. “Ja. ‘Over drie minuten is het eten klaar.’ Belangrijk.” Vanuit de keuken snauwde Anna: “Jullie luisteren weer eens selectief, geloof ik? Ik zei ook: ‘dek de tafel’! Aan ’t werk, luilakken!”
We lachten en een paar minuten later schoven we aan tafel. En tijdens de maaltijd (stamppot rode kool met inderdaad hachee) ging het gesprek over het werk wat Peter in het huis van Margot en Charlotte had gedaan. “In feite alleen maar afwerken, Kees. Wanden stuccen, ik mocht van Olaf boven twee grote dakkapellen plaatsen, de schouw heb ik zelf opgeknapt, links en rechts wat freeswerk voor de nieuwe leidingen mooi weggewerkt… We zijn er met drie man drie dagen bezig geweest. Maar nu hebben de dames een mooi onderkomen. En Olaf en z’n vrouw straks ook.”
“Mooi dat je dat wilde doen, Peter.” Hij keek me aan. “Het is onze aanstaande schoondochter. En dat weet jij ook wel: een schat van een meid, net als haar zus. Het werd tijd dat deze meiden eens wat geluk kregen. Gezien hun voorgeschiedenis…” Anna knikte. “En daar was ik het volledig mee eens. En ja, het zijn twee hele lieve meiden.” “Ik weet ‘t. Joline en ik hebben ze bijna een half jaar in huis gehad, hé? In het begin schrokken ze al wanneer ik een wenkbrauw optrok, later reageerden ze gelukkig wat normaler. En nu zijn het soms ronduit bitches…”
Anna grinnikte. “We hebben wat verhalen gehoord van hun begintijd in Veldhoven. Ze hebben een redelijke cultuurshock ondergaan bij jullie. En nu zijn ze helemaal opgenomen in jullie vriendengroep… Voelen zich daar veilig, een gevoel wat ze nooit mochten ervaren. Wat je net tegen Peter zei, geldt ook voor jullie, Kees.” Ik werd wat rood. “Dank je wel. Maar Joline nam het initiatief. Die merkte ze op tijdens de studie: twee misschien wat wereldvreemd uitziende, spichtige meiden, maar razend slim op economisch gebied. En zij wilde hen binnen DT halen… En binnen een dag waren ze aangenomen. En toen hadden wij, door omstandigheden gedwongen, plotseling twee huisgenoten erbij. Waar we geen seconde spijt van hebben gehad.”
Even was het stil, toen vroeg ik: “Maar… ik kwam hier om kennis te tanken over een hulphondpup, dame en heer. Waar moet ik rekening mee houden? Want waarschijnlijk kan ik die pup volgende week halen, maar liefst wil wachten tot Joline weer thuis is. Dan kunnen we samen…” Anna onderbrak me. “Verstandig. Want het eist veel aandacht. En jullie hebben al een druk leven; met zo’n pup erbij wordt het helemaal druk. Jullie zullen activiteiten moeten splitsen, Kees. Loopgroep? Ja, de pup kan mee, maar niet de hele tijd meelopen. Vuistregel is: het aantal weken dat een pup oud is kan hij in minuten wandelen. En een deel rennen. Maar een pup van 8 weken loopt geen coopertest!
Dansles? Tuurlijk kan hij mee, maar in het begin moet een van jullie aan de kant blijven zitten.” Ze giechelde. “Wél een hele goeie socialisatie voor de hond: muziek, allerlei mensen die bewegen, lange rokken waar hij in wil happen, héél veel aandacht…” Ik keek wat sip. “Daar hebben we nog helemaal niet over nagedacht! Verdorie…”
Peter keek me aan. “Wíl je het in feite wel, Kees? Je levert best een stuk vrijheid in met een pup.” Ik dacht na. “Ja, we willen het heel graag, Peter. Als je door het opvoeden van zo’n hond je steentje kan bijdragen om iemand een stuk kwaliteit van leven terug te geven… En of dat nu iemand in een rolstoel is, of iemand met PTSS, of kinderen die kunnen spelen met een therapiehond…” Ik keek hen aan. “Wij, Joline en ik, zijn van het type ‘niet aan de zijlijn blijven staan, maar zélf iets doen’. Maar dat wisten jullie waarschijnlijk al…”
Anna zei droogjes: “Nee, nu vertel je ons wat nieuws...” en we moesten lachen. Ik zag dat Anna nadacht. “Jij zit ergens op te broeden, mevrouw. Vertel eens?” Ze keek haar man aan. “Weet jij nog wat Adria vorige week zei? Over die herplaatser?”
Peter’s gezicht lichtte op. “Dát zou een optie kunnen zijn, schat… Kees: onze gastgezinbegeleidster was vorige week hier en die zat met een probleem. Een van de hondjes-in-opleiding in haar regio moet binnenkort herplaatst worden: het gastgezin gaat verhuizen. Nou ja, emigreren in feite. Naar Frankrijk. En die hond moet dus ergens anders heen. Ze vroeg of wij die hond bij ons konden huisvesten, maar dat hebben we afgeslagen.
Blondie gaat bijna weg en als Blondie in Herpen is, willen wij op vakantie en even meer tijd voor onszelf. Even geen hond. Dus…” Ik keek vragend. “Dus… Wat bedoelen jullie?” “Dat er een kans is dat jullie een hond van 11 maanden in huis krijgen, áls die hond nog niet herplaatst is. Dat scheelt sowieso een boel tijd en kopzorgen, want de hond is dan al redelijk gesocialiseerd. En je hebt dan een krap half jaar om te wennen en te kijken of het je lijkt.” Peter stond op. “Zal ik even bellen? Dan weet je het meteen.” “Dat zou een mooie opstap zijn, Peter… Bel maar.”
“Hohoho… heren: even wachten tot na het eten graag.” Anna keek ons vermanend aan. “Ik heb niet voor niets deze rode kool helemaal kapot staan stampen, hoor!” “Dat heb je prima gedaan schat. Ik kan merken dat je goed geoefend hebt.” Peter grinnikte en Anna snauwde terug: “Ja. Heb ik vaak genoeg moeten doen. Op jouw harde kop. En die van Gerben.” “Nou, dat heb je inderdaad prima gedaan, Anna. Jullie zoontje is een uitstekende aanwinst voor mijn team.”
Peter gromde. “Ben ik blij om. Bij zijn vorige werkgever was het alleen maar ‘produktie, produktie, produktie!’ Alles voor de winstcijfers. En ondanks zijn harde werken nog steeds een tijdelijk contract, totdat hij een trap onder zijn achterwerk kreeg en op kon zouten. Waardeloos bedrijf, als je zó met hoog gekwalificeerd personeel om gaat.”
“Niet zo mopperen, meneer van Wiers Senior. Geniet nu maar van het toetje: griesmeelpudding met bessensap. En nee, die komt niet bij Mona vandaan, maar bij Anna. Scheelt twee letters, maar veel smaak.” En daar was ik het even later volledig mee eens. Dit was even iets anders dan de standaard Mona puddinkjes die wij wel eens als dessert aten. “Anna… mag ik het recept hiervan hebben? Ik ken een zekere dame die dit spul bijzonder op prijs kan stellen. Ik zelf ook trouwens. Heerlijk!”
“Ik zal het zo dadelijk op een briefje zetten, Kees. Tenminste… Als je meehelpt met de afwas!” “Met alle soorten van genoegen. Dat heb ik er wel voor over.” Even daarna was de maaltijd beëindigd. Peter ging in zijn kantoortje bellen, Anna waste af en ik droogde. De hond scharrelde er omheen, al kwispelend. “Ja, nu mag hij rondhangen. Tijdens het eten moet hij in de mand; anders kunnen we niet rustig eten, want dan heb je constant een hondensnoet op je arm, al bedelend en kwijlend. Ga je niet willen. Als je daar niet consequent in bent, zeker met Labradors, heeft de cliënt er later last van.”
“Oei… Strenge bazin ben jij hoor!” Ze legde de afwaskwast neer. “Kees, één ding goed onthouden: je voedt een hond op voor iemand anders. Iemand met een fysieke beperking of met een enorme geestelijke kruiwagen vol met ellende; de hond wordt ‘gereedschap’ voor de cliënt. Natuurlijk ook een maatje en een zeer gewaardeerde vriend of vriendin, maar allereerst ‘gereedschap’. En dat gereedschap moet goed zijn. Vandaar een liefdevolle, maar consequente opvoeding.” Ze glimlachte even. “In feite net als met kinderen. Maar goed, dat leer je wellicht ooit nog wel eens…” De laatste woorden gingen gepaard met een hele brede glimlach.
Ik knikte. “Ja, die opvoeding ken ik wel. “Jij niet meehelpen in het huishouden? Prima, dan ben ik te beroerd om voor je te koken. Daar staat de broodtrommel, help yourself en nee, er gaat geen boter of beleg op die boterhammen, jongeheer Jonkman. Droog brood en denk er aan: eerst de kapjes!” En mijn zussen maar lachen, de krengetjes…” Anna grinnikte. “Zoiets ja. En af en toe een enorme draai om je oren, begreep ik?” “Nee, die komen uit huize Boogers. De moeder van Joline, de Hooggeleerde vrouwe Professor Antonia Boogers had een paar goeie stelregels in haar huis. Eéntje daarvan was: ‘One oorvijg a day keeps the police away’. En daar was ze uiterst geroutineerd in; ik heb er ook al een paar te pakken gehad. In feite bijna iedereen van onze vriendengroep…” Ik dacht even na. “… Verhip. Margot en Charlotte niet, volgens mij.”
Anna knikte. “Als die schoonmoeder van jou zo slim is, weet ze dat die twee genoeg fysiek geweld hebben meegemaakt.” “Ja, dat zou zo maar eens kunnen… Ik keek nadenkend voor me uit, totdat Anna me een por gaf.
“Hé! Wakker worden; d’r staan hier een aantal pannen af te koelen. Dat droogt niet zo lekker af. Zou jij toch moeten weten… Jij was toch ook zo’n keukenprins? Of laat je de afwas aan je echtgenote over?” Ik protesteerde. “Echt niet! Als ik gekookt heb is het enige wat na het eten nog in de afwasmachine moet: borden, bekers, bestek en schalen. En de toetjesbakjes, als we die gebruikt hebben. Potten en pannen heb ik tijdens het koken al afgewassen en opgeruimd; ik heb er een hekel aan om dat na het eten nog te moeten doen. Joline is die kunst nog niet machtig; als zij gekookt heeft, staat na het eten het hele aanrecht nog vol met zooi. Eén van de weinige minpuntjes die ik tot nu toe aan mijn echtgenote heb kunnen ontdekken. Maar goed, ik heb nog meer dan vijftig jaar de tijd om de rest uit te pluizen…”
“Ik hoop het voor jullie, Kees. Maar ga daar niet voetstoots van uit. Vorig jaar hebben we mijn jongste broer naar zijn graf moeten brengen. Zeven en veertig jaar. Altijd super gezond, nooit gerookt, héél incidenteel een wijntje gedronken, matig met eten wat altijd barstte van de vitamines, een sporter… en tóch overleden aan alvleesklierkanker.” Ik knikte. “Ik weet ‘t, Anna. Een paar maanden geleden werd ik gevraagd om op mijn bugel te spelen tijdens de uitvaartdienst van een lid van de kerk waar Joline en ik nu regelmatig komen.
Bijna hetzelfde verhaal: een relatief jonge vent, nog geen vijftig. Pats-boem uit het leven gerukt. Een beroerte, hoorden we later. Twee jonge kinderen; een jongen van een jaar of 15, een meisje wat iets ouder was. Hij was liefhebber van klassieke muziek en die hebben we gespeeld tijdens die dienst. Mijn bugeldocente Greet op het orgel, een vriend van ons op zijn trompet en ik op de bugel. En er zijn op die orgelgalerij wat zakdoeken gebruikt. Ook door mij. En daarna maakten Joline en ik een tijdje wat minder grappen over wie er zou winnen met de Bingo in het bejaardentehuis…”
Anna moest glimlachen. “Af en toe is het goed om te beseffen dat je als mens niet het eeuwige leven hebt… Dat zorgt ervoor dat je kunt genieten van het hier en nu…” “Genieten van het hier en nu?” Peter kwam de keuken binnen. “Ja, dat doe ik nu wel even. Een avondje niet afwassen. Da’s wel genieten ja…” “Niet zo direct, lompe bouwvakker van me. Kees en ik hadden een goed gesprek; dat hoef jij niet te onderbreken met botte steigerpijpgrappen.” Ze kneep hem in zijn neus. “Maar… wat heb jij te melden, Peter van Wiers?” Hij glimlachte.
“Waarschijnlijk kan ik vanavond een paar mensen gelukkig maken. Kees: onze gastgezinbegeleidster was super blij met ons voorstel om die hond ‘over te nemen’. Ze zat er behoorlijk mee in haar maag. Het gezin staat op het punt van vertrek. De hond zou dan naar Herpen moeten of naar een tijdelijk gastgezin. Beiden geen goeie optie. Zo’n hond moet een stabiel huis hebben en niet van hot naar her gesleept worden. Dus als jij het ziet zitten…”
“Ik zie dit beter zitten dan plotseling een pupje van acht weken vanaf het begin te moeten opvoeden, Peter. Hoe oud is de hond nu? “Bijna een jaar. Een chocolab, luisterend naar de naam Mocca.” “Een wat? Chocolab?” Hij knikte. “Chocoladekleur. Niet blond, niet zwart. Qua karakter maakt dat niks uit trouwens; het blijft een Lab. Een altijd hongerige maag op poten. Nietwaar Blondie? Altijd honger, altijd trek in brokken…” De kop van de hond kwam meteen omhoog.
“Ja hoor, je krijgt je brokken. Je hebt er lang genoeg op gewacht, ouwe veelvraat…” Een bakje ging op een elektronische weegschaal en daar werd het voer op afgewogen. “Wees daar precies in Kees. De honden krijgen tussendoor ook best veel brokjes; beloningsbrokjes. Al je daar geen rekening mee houdt, krijgen ze al gauw teveel voer. En die kilo’s krijg je er bij een Lab niet of nauwelijks af. Deze meneer krijgt nu drie keer per dag 150 gram brokken. En geen gram meer. De beloningsbrokjes zijn meer bindmiddel dan voer, dat zet niet echt aan.
Maar een collega gastgezin gaf de hond als beloningsbrokjes Frolic. En dat zette wél aan: die hond was na een jaar gewoon te dik. Maar goed, waar waren we? Oh ja, Mocca. Onze gezinsbegeleidster wil graag met jullie kennismaken. Kijken wat voor vlees ze in de kuip heeft. Je kunt haar tot vanavond tien uur bellen, dit is haar telefoonnummer.”
Ik kreeg een post-it in handen gedrukt. “Nou… zal ik dat dan maar eerst doen?” Ik typte het nummer in.
“Met Adria van Gelder, goede avond.”
“Goede avond mevrouw van Gelder, u spreekt met Kees Jonkman. Peter van Wiers heeft u net gebeld over mij en Mocca. U wilde eens langs komen.”
“Dat klopt… Wanneer schikt het u?”
“Dat ligt er een beetje aan… Waar woont u? Daar hangt het een beetje van af, denk ik.”
“Ik woon in Zaltbommel. Hoezo?”
“Nou, ik woon in Veldhoven, maar werk in Gorinchem. Misschien is het wel op hele korte termijn, maar als ik morgen tegen vijven bij u langs kom? Dan hebben we in ieder geval kennis gemaakt. Uw collega Ageeth is al bij ons thuis geweest, die kan u verder en onafhankelijk inlichten over onze woonsituatie. Maar schikt het morgenavond?”
Ik hoorde wat geritsel van papier. “Ja, dat kan…”
“Mooi. Als ik u adres mag, dan sta ik morgen rond vijf uur voor de deur.”
Ze noemde een adres wat ik meteen noteerde.
“Maar meneer Jonkman… Besef wel dat Mocca een hond is van bijna een jaar. En een redelijk stevige hond is. Geen lief, klein schattig pupje.” Ik grinnikte. “Mevrouw, juist dát is de reden waarom ik wel geïnteresseerd ben om verder Mocca op te voeden. Het zou onze eerste hond worden…”
Ik meende een aarzeling te horen toen ze zei: “Ja ja… Maar: u heeft het soms over ‘ik’ en op een ander moment over ‘ons’. Hoe…”
“Mevrouw, ik ben getrouwd, alleen is mijn echtgenote nu voor twee weken weg voor haar studie. Maar wees ervan overtuigd: dit is een beslissing die we samen genomen hebben. Ageeth heeft met ons samen gesproken; bel haar straks maar op, dan weet u in ieder geval een beetje over het en wat.”
“Oké, dat ga ik doen. Ik zie u morgen, eind van de middag, meneer Jonkman.”
“Fijne avond mevrouw van Gelder.”
Ik verbrak de verbinding. “Zo. Die heeft huiswerk.” Peter lachte. “Pas jij maar op. Deze dame heeft soms aardig haar op d’r tanden. Maar goed, daar kom je wel achter. Hoe dan ook was ze blij dat haar probleempje wellicht uit de wereld is. Koffie?” “Lekker, Peter. Ondertussen mogen jullie me even bijpraten, want van Blondie hoor ik niks.” Anna snoof. “Als Blondie wat zou kunnen zeggen, zou het alleen maar zijn: ‘Meer voer!’ De vreetbaal…”
Peter ging koffie zetten, ik luisterde naar Anna’s tips en noteerde af en toe wat. En voor ik het wist was het al negen uur. Ik schrok een beetje. “Mensen, ik ga richting Veldhoven. Dat is nog even sturen. En morgen moet ik weer op tijd bij DT zijn… Dank voor alle info; ik laat jullie weten hoe het is gelopen, oké?” We gaven elkaar een hand en even later reed ik weer op de A15.
Bij Deil via de andere kant de A2 op en toen zat ik weer op de vertrouwde route. En kon ik redelijk doorrijden; het was lekker rustig op de weg. Om tien voor tien was ik thuis. Nou, eens kijken hoe mijn schattige zusjes het appartement hadden achtergelaten…
Ik deed de deur open. Het alarm hadden ze er ten minste netjes opgezet. Eén pluspunt binnen. Op tafel een briefje. In een mooi meisjeshandschrift stond er op:
‘Hoi broertje! We hebben heerlijk van je bed gebruik gemaakt. Goedgekeurd! Volgende keer als we weer hier logeren, slapen Jo en jij maar in een van de logeerkamers. Wij gaan zo naar Wageningen. *** Mel en Claar.’
Oké, Die hadden dus een goeie nachtrust gehad. Nou ja, rust… Dat weet je niet, Kees. Hoe dan ook hebben ze je vanochtend wel netjes uitgezwaaid op een, voor studentes, best vroeg tijdstip. Ik liep de slaapkamer in: het bed netjes opgemaakt en twee briefjes op de kussens. ‘Nee, we hebben niet op jullie bed liggen rollebollen!’
Het andere briefje:
‘Waar zie je ons voor aan? We zijn nette meisjes!’
Ik grinnikte. Maffe meiden… In de keuken stonden hun ontbijtspullen netjes in de vaatwasser. Nou, dat was even wat anders dan een paar jaar geleden. Als de dames toen hadden gelogeerd zag het huis er af en toe uit alsof er een tornado had gewoed. En dat lag dan niet aan de spullen voor de verbouw! Enfin, een jaartje discipline van Rob en Ton had wellicht ook bijgedragen. Bovendien: de meiden woonden nu al ruim twee jaar in hun eigen flat in Wageningen. En die was, als ik daar kwam, ook best netjes.
Ik plofte met een glas fris op de bank. Tien uur; Joline zou zo bellen of appen. Dat hadden we afgesproken. En ja hoor: vier minuten over tien: telefoon: haar nieuwe nummer.
“Hoi schoonheid. Hoe is het daar?”
“Hallo schatje. Ik wil even jouw stem horen. En motivatie tanken. Studie gaat goed, maar… wat een lompe klootzakken hier. Zelfs de lui die achter een bureau zitten, fluiten je achterna als je ergens loopt. Buiten wordt ook wel een gefloten, maar een stuk minder dan binnen. En nee, ik draag absoluut geen korte rokjes en hoge hakken; vandaag droeg ik die grijze spijkerbroek, veiligheidsschoenen, want die zijn verplicht, een nogal ruime trui en m’n haar in zo’n hele strakke vlecht die jij niet zo mooi vindt. Nee, het bureaupersoneel hier kan wel een paar weken opvoeding van Ma gebruiken.”
Ik grinnikte. “Dat kun je je moeder niet aandoen, schat. Binnen een dag heeft ze dan verstuikte pols.”
“Nou er is er eentje die er bijzonder hard naar solliciteert, Kees. Een van de managers. Ik werd voorgesteld en hij kleedde me al meteen uit met z’n ogen. En zei in zijn steenkolen-engels dat hij, als Manager Quality, mijn scriptie wel zou beoordelen. Ik heb hem toen even aangekeken met mijn ‘laser-blik’ en gezegd dat dat niét gaat gebeuren. Mijn bevindingen gaan rechtstreeks naar Gorinchem. En mijn scriptie wordt gelezen door mijn prof. Alleen als ik aanleiding zie om hier op de werf dingen te melden, doe ik dat… bij mijn begeleider. Overigens een hartstikke aardige Engelse vent, speciaal aangesteld om nieuwe en tijdelijke medewerkers veilig in te laten dribbelen. Hij heeft een paar uur met me mee over de werf gelopen en me verteld waar ik beter niét kan zijn. Verder bijna dezelfde routine als in Nederland: veiligheidsschoenen aan, veiligheidsbril op, veiligheidshelm met van die oorkappen er aan, enfin jij kent dat beter dan ik. Tot nu toe, met uitzondering van wat fluitjes en die manager: ik heb het naar m’n zin. En jij? Het weekend heb je in ieder geval overleefd, zo te horen…”
Ze klonk nu plagend. In het kort vertelde ik mijn belevenissen en besloot met: “… en het zou wel eens zo kunnen zijn dat je over anderhalve week begroet wordt met een dikke knuffel van Kees, aangevuld met een paar snuffels van een chocolade-kleurige Labador, luisterend naar de naam ‘Mocca’. Maar dat weet ik waarschijnlijk morgen zeker.”
Het was even stil, toen klonk er: “Wáááát? Een hulphondpup? Nu al?”
“Hoho dame, dit is een hond van bijna een jaar…” Kort vertelde ik wat ik wist en besloot met: “Morgen weet ik meer, schat. En ja, ik ben net zo nieuwsgierig als jij.”
“Zodra je hem ziet en als je weet dat hij komt: foto’s maken, Kees! Niet vergeten!”
“Ja, schat, tuurlijk schat. Je bent een ongeduldig meisje, schat.”
Een grom klonk. “Nou, ik heb weer motivatie. Nog een half uurtje schrijven, en dan naar bedje toe. Morgen loopt de wekker om zeven uur af.” “Zeven uur pas? Wat een luxe leven… Nou, welterusten dan maar. En vergeet je tanden niet te poetsen, schatje.”
Ik hoorde haar zachtjes lachen. “Goed schat, zal ik braaf doen. Doe ze de groeten in Gorinchem, Kees!”
“Zeker mevrouw. Slaap lekker, schat.”
Ze hing op. Nou, die is ook helemaal hoteldebotel straks. Het glas fris was ondertussen leeg. Ook maar naar bed, Kees. Morgen gaat hier de wekker om 05:30. Verdorie. Ik sloot af en kleedde me uit. Morgenochtend wel even douchen. Nu slapen. Ik ging liggen en rook een vreemde geur. Oh, de parfum of deo van mijn zusjes natuurlijk… Rook ook wel lekker. Morgenochtend maar een appje sturen dat ik genoten had van hun luchtjes… Nu eerst slapen, want het was weer een druk dagje geweest…
Dinsdag. In feite routine. Werken, wandelen, eten, werken. Voor de verandering met tekeningen van een offshoreplatform in plaats van een ziekenhuis. En om half vijf de snelweg op richting Zaltbommel. De Martinus Nijhoffbrug over… waar is die afslag nou? Ik reed er dagelijks langs, maar… Verdorie: de eerste afslag, bij v.d. Valk, lag helemaal ten zuiden van de stad, bij de kruising met de N322. Je zult maar in Gorinchem werken en in het centrum van Zaltbommel werken. Dan moet je elke dag dat pokke-eind omrijden…
Enfin: de mevrouw van de Volvo-navigatie gaf feilloos aan waar ik links of rechts moest en uiteindelijk stopte ik de auto voor een mooi wit huis nét buiten de gracht van de vesting. De Marten van Rossumsingel. Wát? Had men hier een singel naar onze nationale mopperkont genoemd? Oh, wacht even… Marten van Rossum was iemand anders dan Maarten van Rossum. Nou ja, hoe dan ook: mevrouw Adria van Gelder woonde hier wel érg fraai…
Ik belde aan en zoals verwacht: een reeks blaffen brak los. Ja, logisch… De deur ging open en een dame van een jaar of veertig deed open. “Dag mevrouw. Ik ben Kees Jonkman en had een afspraak met…”
Ze onderbrak me. “Mij. Hallo, ik ben Adria, gastgezinbegeleidster van Hulphond Nederland. Kom er in, Kees.”
Een stevige hand volgde. Binnen wees ze op een verzameling stoelen in de kamer. “Zoek een plekje. Koffie of thee?” “Graag een kop thee. Genoeg koffie gehad vandaag.” Even later stonden er twee bekers thee voor ons. “Ik zal eerlijk tegen je zijn, Kees. Ik ben bijzonder blij dat jij, dat jullie gastgezin willen zijn. Ik heb geïnformeerd bij Ageeth en bij Anna: beiden waren positief over jullie. Maar wat ik zeker wil weten: je vrouw is nu weg; weet zij hiervan en staat zij er positief tegenover?”
“Mijn echtgenote is inderdaad voor twee weken weg, dat klopt. Maar we hebben dit al een tijd terug besproken en als Ageeth je goed heeft ingelicht, weet je ook dat Joline, mijn vrouw, bij het gesprek met Ageeth aanwezig was. Zij weet meer van honden dan ik; in haar ouderlijk huis loopt een herder rond die soms luistert naar de naam ‘Bengel’. En zij is helemaal gek op dat beest en de hond op Joline. We hebben de hond drie weken lang te logeren gehad toen mijn schoonouders op vakantie waren: toen we Bengel terugbrachten had Joline er best moeite mee om hem weer achter te laten. Dus: ja, zij staat hier voor de volle honderd procent achter.”
Adria knikte. “Mooi. Dat wilde ik héél zeker weten. Het feit dat jullie op negen hoog in een appartement wonen is voor ons geen probleem, zolang de hond maar genoeg beweging krijgt.” Ik gniffelde. “Heeft Ageeth je ook verteld wat onze weekindeling is?” Ontkennend hoofdschudden.
Ik telde met mijn vingers. “Maandag: tussen de middagsport op het werk. Meestal een stukje rennen met wat ‘gekke dingen’ er tussendoor. Gisteren deed ik het kalm aan, hebben we slechts 1.800 meter gerend omdat het gewoon pokkeweer was.
Dinsdag: tussen de middag gewoon een stukje wandelen. Een kilometer of zo. Vanavond na de dit gesprek rij ik naar Veldhoven en coach ik daar een hardloopclubje.
Woensdag: hetzelfde recept als maandag.
Donderdag: hetzelfde recept als dinsdag, minus loopgroep ’s avonds.
Vrijdag: tussen de middag naar een fitnessbedrijf waar we worden afgeknepen door onze fitness- en yogagoeroe Mariëtte. Een meisje wat ik staat is je binnen 5 minuten de tong op de schoenen te laten hangen. En 's avonds dansles. Ook best pittig, al die Latin dansen.
En dan lopen of rennen Joline en ik ook in het weekend nog wel eens een stukkie, variërend van een simpele Coopertest tot een loopje van een kilometer of acht over de Oirschotse Heide. Tot zover de beweging van de familie Jonkman, dependance Veldhoven.”
Ze lachte. “Oké, een hond zal bij jullie dus niet zo gauw dik worden. Prima. Maar nu: zoals de Engelsen zeggen: ‘the proof of the pudding is the eating’: Wil jij Mocca zien? Hij is hier, speciaal voor jou heb ik ‘m opgehaald.” Ik knikte. “Gráág!” “Mooi. Als hij binnenkomt…” “Ik weet ‘t: geen aandacht geven, geen oogcontact. Pas als jij ‘m ‘release’ geeft.”
Ze knikte. “Je bent als aardig op de hoogte.” Ik knikte. “Peter en Anna. Need I say more?” Adria stond op. “Leuke lui. Eén moment, Kees.” Ik was best wel benieuwd. Hoe zou de hond op mij reageren? Hadden we een klik of niet? Zo niet, dan was Mocca geen optie… De deur ging open en Adria kwam binnen met een Lab die inderdaad een chocolade-achtige kleur had. “Mocca: go to bed.” Ze zei het rustig en de hond sjokte naar een bench en ging daar met een plof in liggen.
“Zo, die ligt, da’s duidelijk. Zo te zien komt daar vanavond niet meer uit.” Adria keek me aan. “Dat zou je wel eens kunnen meevallen. Als ik hem aangeef dat hij ‘vrij’ is, komt er 25 kilo hond op je afgestormd om je eens héél grondig te onderzoeken. Niet meteen je hand op z’n kop leggen, dat…” “is een teken van dominantie, ik weet ‘t. Laat ‘m eerst maar eens snuffelen en let op zijn lichaamstaal.”
Ze keek waarderend. “Je weet er aardig wat van!” Ik haalde mijn schouders op. “Bij mijn eerste bezoek aan Joline d’r ouders werd ik ook ‘gekeurd’ door Bengel. En die lag even later naast mijn stoel met een blik op zijn snoet van ‘ga je me nog aaien of hoe zit dat?’ Een tijdje terug bij Blondie net zo. Ik heb wel een beetje ervaring met honden.”
“Oké, dan komt hier de lakmoesproef. Mocca: release!”
Meteen kwam de hond in beweging en rende naar me toe. Snuffeldesnuffel… Mijn handen werden aan een grondige snuffeltest onderworpen, mijn voeten ook en toen keek hij me aan: we maakten oogcontact.
“Hoi Mocca. Brave hond hoor!” De hond duwde zijn kop tegen me aan en ik aaide onder zijn kin. De staart ging nu snel heen en weer. “Dat ziet er puik uit, Kees. Geef ‘m nu eens wat commando‘s...”
“Mocca: zit.” De hond keek me aan en ging wat aarzelend door de achterpoten. “Iets meer autoriteit in je stem leggen. Het is een reu, die proberen je uit. Maar jij bent de baas. Het Alfa-mannetje zeg maar.”
Ik grinnikte. “Vertel dat over anderhalve week ook even tegen mijn lieve echtgenote… Die heeft daar af en toe een heel andere mening over. Mocca: down.” Nu ging de hond zonder aarzeling liggen, de ogen op mij gericht.
“Mocca: go to bed.” Koppie scheef en ik zag ‘m denken: ‘Méén je dat nou? Flauwert.’ Maar hij kwam overeind en sjokte naar de bench. Plóf. Dit was niet meer liggen, dit was controleert in elkaar donderen.
“Mocca: hier!” En meteen sprintte hij uit de bench, kwam vlak voor me tot stilstand, al kwispelend. “Goed zo. Brave hond!” Ik kroelde even achter zijn oren en de ogen gingen wat dicht. Toen ging hij liggen en draaide op zijn rug, poten wijd uit elkaar.
“Oei… Jij bent écht populair, Kees. Dit heb ik ‘m alleen nog maar zien doen bij het jongste kind van het huidige gastgezin… Een knul van 16 jaar. Maar nu moet je ‘m wel aaien, ander is de populariteit snel voorbij!” Ik grinnikte. “Nieuwe ervaring voor mij: een jonge knul die op z’n rug gaat liggen en wil dat ik ‘m streel. Moet ik even aan wennen.”
Adria keek onderzoekend. “En de dames, Kees?” Ze verschoot. “Sorry. Had ik niet mogen vragen.”
Ik grinnikte. “Er is er ééntje die het wel op prijs kan stellen, Adria. En daar ben ik mee getrouwd. Voor de rest beroep ik mij op m’n zwijgrecht.” We kletsten nog even door, tot ik op m’n horloge keek. “Sorry, ik moet er nu van tussen, anders staat mijn loopgroepje op hun coach te wachten. En hen kennende is het commentaar niet mals als ik te laat kom. Adria, dank voor de kennismaking; wat mij aangaat is Mocca van harte welkom in Veldhoven.”
“Prima, Kees. Ik heb er wel vertrouwen in dat hij bij jullie goed terecht komt. Hou er rekening mee dat ik ‘m misschien vrijdagavond, anders zaterdag kom brengen. En dan neem ik meteen z’n paspoort, de bench, een kleedje, de brokken en speeltje, nou ja, alles wat nodig is, mee.” “Ik zie ernaar uit, Adria. En volgens mij deze meneer ook wel.” Ik moest lachen. “Weer een reden voor een klacht van een medebewoonster…” Ze keek nieuwsgierig.
“Een draak van een mens in onze appartementencomplex. Een jaar of vijftig en minstens twintig kilo te zwaar. Toen Bengel bij ons was wilden we in de lift stappen, mét Bengel. Daar had mevrouw bezwaar tegen. “Een hónd?” En binnen twee seconden stonden de haren van Bengel recht overeind en trok hij z’n bovenlip wat op. Die heeft ook mensenkennis.” We gaven elkaar een hand en ik knielde bij Mocca. “Hé mooie hond… Tot spoedig ziens in Veldhoven.”
Een lik over m’n gezicht. “Nou, gewassen ben ik al. Ik hoor wel wanneer je komt, Adria!”
Even later reed ik het hele stuk door de stad terug naar de snelweg. Een blik op het klokje in de auto: tien over zes. Oké, als er niks tegen zat, was ik keurig op tijd op het cooperparcours. Even lekker rennen met de meute. Nou ja,, lekker… het regende weer eens. Niet zo hevig als gisteren, maar toch: je werd er wel nat van.
Kees Jonkman: zo doorgaan en je wordt een watje...
Blondie zat in zijn mand; voor zover Labradors dat konden waren zijn oren gespitst; hij hield me goed in de gaten. Anna kwam met twee glazen thee binnen. “Ik laat ‘m vrij, Kees. Laat je thee nog maar even op tafel staan, Blondie wil eerst kennismaken en soms gaat dat een beetje lomp. Blondie: release!”
De Lab sprong uit de mand en schoot al kwispelend naar me toe. En inderdaad: een subtiele begroeting kon je het niet noemen. Snuffelend verkende de hond me, legde een poot op mijn arm en keek me aan met een blik van: ‘Hé! Ga je wat leuks doen met me?’ Ik aaide hem achter z’n oren en de staart ging sneller heen en weer. “Kijk uit voor je thee, anders wordt die van tafel gezwiept…” Anna bracht mijn beker in veiligheid. “Zo, nu heeft hij je ontmoet. En dan is het ook klaar. Blondie: go to bed!” Met enige tegenzin draaide de hond zich om en kroop in z’n mand, de kop op de rand.
“Nou nou… keurig hoor. De hond van Joline d’r ouders, Bengel, is best gehoorzaam, maar als die nieuwe mensen ontmoet, moeten die minimaal het eerste uur goed in de gaten gehouden worden. En dat wordt dan niet in de mand gegaan!” Anna knikte. “Maar… is dat ook een hulphond, of…?” “Nee. Is een ‘gewone’ huishond. Een herder. Een schat van een beest. We hebben hem een paar weken in huis gehad toen de ouders van Joline op vakantie waren. En hij ging elke dag mee naar DT; de meiden op Backoffice waren dol op ‘m. Maar haal het niet in je hoofd om rot te doen tegen Joline als Bengel in de buurt is; dan kijk je plotseling tegen een opgetrokken bovenlip aan en een stel hele grote hoektanden.”
“Tja, dat zijn herders. Nou moet ik wel zeggen dat Blondie ook een prima beschermengel is, hoor. Ook als is hij de goeiigheid zelf: als ik met hem buiten loop moet er ook niemand raar tegen mij doen, want dan gaat hij tussen mij en de ander staan. En dan staat er 30 kilo waakzame hond voor je neus. Heb ik één keer meegemaakt: een paar snotjochies die hun afval náást de ondergrondse container dumpten in plaats van het ding open te maken met de chipkaart en het er in gooien. Die sprak ik daarop aan en ze hadden een grote mond. Dat vond Blondie wat minder fijn en dat was te zien. Even daarna hadden ze hun zooi weer opgepakt en reden ze op hun brommertje naar huis.” Ze lachte even. “Goeie hond, Blondie! Kom maar!” Bonk, de hond sprong uit de mand en ging op zijn rug naast Anna liggen.
“Aaitijd! Even kroelen met mijn grote blonde vriend…” Ze haalde hem lekker aan: over de buik kriebelen, achter de oren, spelen met poten… En de hond vond het prima: de staart zwierde over de grond. “Zo. Jouw beurt, Kees. Ik ga koken. En hij mag niet in de keuken als er gekookt wordt, dus mag jij ‘m bezig houden.”
“Even wachten, mevrouw. Als Joline en ik op vakantie gingen, in Frankrijk, Noorwegen en recentelijk in Duitsland, nam ik altijd een paar flesjes Beerenburg mee. Voor als mensen iets voor ons gedaan hadden. Nou vond ik dat wat minder succesvol bij een bezoekje, maar als dank voor jullie gastvrijheid: alsjeblieft!” Uit mijn koffertje haalde in een doos bonbons. “Oei, die zijn wel lekker, Kees. Die berg ik goed op, niet alleen voor Blondie, maar ook voor mijn immer hongerige echtgenoot… Anders is die doos binnen het uur leeg. Dank je wel!”
Ze verdween en de hond keek mij aan. “Tja Blondie… Nu moet je jezelf met mij troosten. Anna is er niet, Peter niet, Gerben niet, Margot niet…” De hond vond het blijkbaar geen bezwaar; hij ging naast mijn stoel liggen en keek me aan met een blik van: ‘Je hebt gezien hoe ik net verwend werd… jouw beurt!’ En dat deed ik dan maar.
Maar vanuit de stoel werd dat wat lastig, dus ik ging op de grond zitten. En werd meteen van boven tot onder afgelikt. “Hohoho Blondie… Rustig aan, meneer.” Daar had hij geen boodschap aan; hij bleef tegen me aan schurken en om aandacht bedelen. Plotseling liep hij weg en pakte een blauw balletje met een stuk touw er aan. Dat bracht hij bij me en liet het op mijn benen vallen. “Wil je spelen? Oké…” Ik gooide het ding weg en hij ging er als een wervelwind achteraan. En kwam er mee terug.
“Doe dat maar in de tuin, Kees! Anders klapt Blondie nog tegen een kast aan of zo.” “In de tuin, Anna? Het regent nog steeds pijpenstelen hoor…” Ze stak haar hoofd om de hoek van de deur. “Ik hoorde van Gerben en Margot dat jij zo’n bikkel was… Blijkt toch wat tegen te vallen!” Ze lachte me uit. Jaja… in de tuin, mevrouw van Wiers? Het grasveld stond bijna blank. Bovendien hadden ze dan een kliedernatte hond binnen. Doe maar niet.
Blondie zat er niet zo mee. Het balletje was uit de gratie, ik ook; hij keek nu alleen maar richting keukendeur. De hond ging zitten, zijn neus ging constant heen en weer. Duidelijk gefocust op de geuren uit de keuken, die ook ik rook. En het rook veelbelovend… Iets met hachee? Totdat… de aandacht van de hond niet meer richting keuken ging, maar naar buiten.
De auto van Peter kwam het tuinpad op. En even daarna ging de buitendeur open. Blondie zat nu, hevig kwispelend voor de deur tussen huiskamer en hal. Tot die open ging en Peter binnenkwam. De hond stond duidelijk in de startblokken, maar Peter negeerde hem en liep naar me toe. “Hallo Kees! Ik hoorde dat jij wat info wilde tanken?” Ik gaf hem een hand. “Hoi Peter. En ja, dat klopt. En ondertussen mocht ik van je echtgenote ook wat voer tanken, waarvoor dank.”
“Even mijn dame begroeten, anders krijg ik geen voer…” Hij lachte, ging de keuken in en kwam even later terug. “Zo. En nu jij, blond monster… Hoi Blondie! Kom maarrr!” Vanuit zit nam de hond een korte sprint en hevig kwispelend en likkend begroette hij zijn ‘baas’. “Nou nou… Je bent best wel populair, Peter.” “Logisch… Ik geef hem ’s avonds zijn voer. Nou, dan ben jij bij een Lab héél snel populair, hoor. Maar hij krijgt zijn eten pas na ons. Terwijl wij eten moet hij in zijn mand. Anders loopt hij om tafel te schooien en te kwijlen; dat willen we niet.”
Ik dacht even na. “De vorige keer dat Joline en ik hier waren zeiden jullie dat Blondie een week later naar Herpen zou gaan… En hij is nog steeds hier?” “Ja. Ze hebben zijn komst een maand naar achteren geschoven. Een paar andere honden hadden meer training nodig. En die gaan dan voor. Vonden wij niet zo’n punt; dan kunnen we een tijdje langer van deze bengel genieten.
Want hij is nu heerlijk sociaal, de puberstreken zijn er een beetje uit, hij is gesteriliseerd, dus ook rustiger. Dát is het nadeel van gastgezin zijn: je krijgt een hondje van acht weken: klein, lief, aandoenlijk en met een koppie wat roestvrijstaal zou kunnen smelten. Na verloop van een paar maanden wordt het een puber: bananen in de oren, alles wat hij geleerd heeft is vergeten of heeft hij er schijt aan; en alles wat teef is wordt bijzonder interessant.
En vlak voor de hond naar Herpen gaat komt hij een beetje tot zichzelf en kun je zien wat er nu écht in de hond zit. En op dat moment gaat hij bij je weg. Wij hebben Blondie een maandje langer en ik moet zeggen: daar genieten we beiden, zowel Anna als ik, enorm van.” “En weten jullie al wat voor soort hulphond het wordt? Margot had het erover dat hij wellicht PTSS-hond zou worden…”
Peter schudde zijn hoofd. “Nee. Onze gastgezin-begeleidster heeft gezien hoe Blondie nu is en heeft héél voorzichtig iets laten vallen, maar formeel weten we niks. Dat mogen ze in Herpen uitzoeken, dat kunnen ze daar heel goed. En ja, Blondie voelt goed aan als een van ons een rotdag heeft gehad en wordt paniekerig als we een keertje woorden hebben, maar nogmaals: we weten het niet.” Ik knikte. “Tja… Dat heb je dus niet in de hand.” “Nee. Je voedt een pup op tot ‘sociale hond’. Moet alles gezien hebben, alles hebben meegemaakt, mag nergens meer van opkijken. Dat is met Blondie prima gelukt: hij gaat mee boodschappen doen, hij gaat regelmatig met me mee naar mijn kantoor en als ik dan weg moet, komt hij onder de hoede van de dames van calculatie. Die vinden dat prima en Blondie ook. Ligt dan rustig onder het bureau van een van de dames.”
Hij grinnikte. “Een tijdje geleden kwam een van mijn timmerlieden op de zaak, zag de hond liggen onder dat bureau en zei: “Ik zou ook wel eens hulphond willen zijn…” Waarom Tineke, de dame in kwestie snauwde: “Het zou voor jou inderdaad niet verkeerd zijn, als ik jou eens aan de riem had en je géén eten gaf omdat je er weer een zootje van maakt!” Ik hoorde het vanuit mijn bureau: de vinnigheid sprong er van af.” Anna kwam de kamer binnen, haar handen vol borden, bestek en onderzetters.
“Hé mannen… Ga eens wat doen en dek de tafel. Over drie minuten is het eten klaar.” Peter keek me aan. “Hoorde je wat ze zei?” Ik knikte. “Ja. ‘Over drie minuten is het eten klaar.’ Belangrijk.” Vanuit de keuken snauwde Anna: “Jullie luisteren weer eens selectief, geloof ik? Ik zei ook: ‘dek de tafel’! Aan ’t werk, luilakken!”
We lachten en een paar minuten later schoven we aan tafel. En tijdens de maaltijd (stamppot rode kool met inderdaad hachee) ging het gesprek over het werk wat Peter in het huis van Margot en Charlotte had gedaan. “In feite alleen maar afwerken, Kees. Wanden stuccen, ik mocht van Olaf boven twee grote dakkapellen plaatsen, de schouw heb ik zelf opgeknapt, links en rechts wat freeswerk voor de nieuwe leidingen mooi weggewerkt… We zijn er met drie man drie dagen bezig geweest. Maar nu hebben de dames een mooi onderkomen. En Olaf en z’n vrouw straks ook.”
“Mooi dat je dat wilde doen, Peter.” Hij keek me aan. “Het is onze aanstaande schoondochter. En dat weet jij ook wel: een schat van een meid, net als haar zus. Het werd tijd dat deze meiden eens wat geluk kregen. Gezien hun voorgeschiedenis…” Anna knikte. “En daar was ik het volledig mee eens. En ja, het zijn twee hele lieve meiden.” “Ik weet ‘t. Joline en ik hebben ze bijna een half jaar in huis gehad, hé? In het begin schrokken ze al wanneer ik een wenkbrauw optrok, later reageerden ze gelukkig wat normaler. En nu zijn het soms ronduit bitches…”
Anna grinnikte. “We hebben wat verhalen gehoord van hun begintijd in Veldhoven. Ze hebben een redelijke cultuurshock ondergaan bij jullie. En nu zijn ze helemaal opgenomen in jullie vriendengroep… Voelen zich daar veilig, een gevoel wat ze nooit mochten ervaren. Wat je net tegen Peter zei, geldt ook voor jullie, Kees.” Ik werd wat rood. “Dank je wel. Maar Joline nam het initiatief. Die merkte ze op tijdens de studie: twee misschien wat wereldvreemd uitziende, spichtige meiden, maar razend slim op economisch gebied. En zij wilde hen binnen DT halen… En binnen een dag waren ze aangenomen. En toen hadden wij, door omstandigheden gedwongen, plotseling twee huisgenoten erbij. Waar we geen seconde spijt van hebben gehad.”
Even was het stil, toen vroeg ik: “Maar… ik kwam hier om kennis te tanken over een hulphondpup, dame en heer. Waar moet ik rekening mee houden? Want waarschijnlijk kan ik die pup volgende week halen, maar liefst wil wachten tot Joline weer thuis is. Dan kunnen we samen…” Anna onderbrak me. “Verstandig. Want het eist veel aandacht. En jullie hebben al een druk leven; met zo’n pup erbij wordt het helemaal druk. Jullie zullen activiteiten moeten splitsen, Kees. Loopgroep? Ja, de pup kan mee, maar niet de hele tijd meelopen. Vuistregel is: het aantal weken dat een pup oud is kan hij in minuten wandelen. En een deel rennen. Maar een pup van 8 weken loopt geen coopertest!
Dansles? Tuurlijk kan hij mee, maar in het begin moet een van jullie aan de kant blijven zitten.” Ze giechelde. “Wél een hele goeie socialisatie voor de hond: muziek, allerlei mensen die bewegen, lange rokken waar hij in wil happen, héél veel aandacht…” Ik keek wat sip. “Daar hebben we nog helemaal niet over nagedacht! Verdorie…”
Peter keek me aan. “Wíl je het in feite wel, Kees? Je levert best een stuk vrijheid in met een pup.” Ik dacht na. “Ja, we willen het heel graag, Peter. Als je door het opvoeden van zo’n hond je steentje kan bijdragen om iemand een stuk kwaliteit van leven terug te geven… En of dat nu iemand in een rolstoel is, of iemand met PTSS, of kinderen die kunnen spelen met een therapiehond…” Ik keek hen aan. “Wij, Joline en ik, zijn van het type ‘niet aan de zijlijn blijven staan, maar zélf iets doen’. Maar dat wisten jullie waarschijnlijk al…”
Anna zei droogjes: “Nee, nu vertel je ons wat nieuws...” en we moesten lachen. Ik zag dat Anna nadacht. “Jij zit ergens op te broeden, mevrouw. Vertel eens?” Ze keek haar man aan. “Weet jij nog wat Adria vorige week zei? Over die herplaatser?”
Peter’s gezicht lichtte op. “Dát zou een optie kunnen zijn, schat… Kees: onze gastgezinbegeleidster was vorige week hier en die zat met een probleem. Een van de hondjes-in-opleiding in haar regio moet binnenkort herplaatst worden: het gastgezin gaat verhuizen. Nou ja, emigreren in feite. Naar Frankrijk. En die hond moet dus ergens anders heen. Ze vroeg of wij die hond bij ons konden huisvesten, maar dat hebben we afgeslagen.
Blondie gaat bijna weg en als Blondie in Herpen is, willen wij op vakantie en even meer tijd voor onszelf. Even geen hond. Dus…” Ik keek vragend. “Dus… Wat bedoelen jullie?” “Dat er een kans is dat jullie een hond van 11 maanden in huis krijgen, áls die hond nog niet herplaatst is. Dat scheelt sowieso een boel tijd en kopzorgen, want de hond is dan al redelijk gesocialiseerd. En je hebt dan een krap half jaar om te wennen en te kijken of het je lijkt.” Peter stond op. “Zal ik even bellen? Dan weet je het meteen.” “Dat zou een mooie opstap zijn, Peter… Bel maar.”
“Hohoho… heren: even wachten tot na het eten graag.” Anna keek ons vermanend aan. “Ik heb niet voor niets deze rode kool helemaal kapot staan stampen, hoor!” “Dat heb je prima gedaan schat. Ik kan merken dat je goed geoefend hebt.” Peter grinnikte en Anna snauwde terug: “Ja. Heb ik vaak genoeg moeten doen. Op jouw harde kop. En die van Gerben.” “Nou, dat heb je inderdaad prima gedaan, Anna. Jullie zoontje is een uitstekende aanwinst voor mijn team.”
Peter gromde. “Ben ik blij om. Bij zijn vorige werkgever was het alleen maar ‘produktie, produktie, produktie!’ Alles voor de winstcijfers. En ondanks zijn harde werken nog steeds een tijdelijk contract, totdat hij een trap onder zijn achterwerk kreeg en op kon zouten. Waardeloos bedrijf, als je zó met hoog gekwalificeerd personeel om gaat.”
“Niet zo mopperen, meneer van Wiers Senior. Geniet nu maar van het toetje: griesmeelpudding met bessensap. En nee, die komt niet bij Mona vandaan, maar bij Anna. Scheelt twee letters, maar veel smaak.” En daar was ik het even later volledig mee eens. Dit was even iets anders dan de standaard Mona puddinkjes die wij wel eens als dessert aten. “Anna… mag ik het recept hiervan hebben? Ik ken een zekere dame die dit spul bijzonder op prijs kan stellen. Ik zelf ook trouwens. Heerlijk!”
“Ik zal het zo dadelijk op een briefje zetten, Kees. Tenminste… Als je meehelpt met de afwas!” “Met alle soorten van genoegen. Dat heb ik er wel voor over.” Even daarna was de maaltijd beëindigd. Peter ging in zijn kantoortje bellen, Anna waste af en ik droogde. De hond scharrelde er omheen, al kwispelend. “Ja, nu mag hij rondhangen. Tijdens het eten moet hij in de mand; anders kunnen we niet rustig eten, want dan heb je constant een hondensnoet op je arm, al bedelend en kwijlend. Ga je niet willen. Als je daar niet consequent in bent, zeker met Labradors, heeft de cliënt er later last van.”
“Oei… Strenge bazin ben jij hoor!” Ze legde de afwaskwast neer. “Kees, één ding goed onthouden: je voedt een hond op voor iemand anders. Iemand met een fysieke beperking of met een enorme geestelijke kruiwagen vol met ellende; de hond wordt ‘gereedschap’ voor de cliënt. Natuurlijk ook een maatje en een zeer gewaardeerde vriend of vriendin, maar allereerst ‘gereedschap’. En dat gereedschap moet goed zijn. Vandaar een liefdevolle, maar consequente opvoeding.” Ze glimlachte even. “In feite net als met kinderen. Maar goed, dat leer je wellicht ooit nog wel eens…” De laatste woorden gingen gepaard met een hele brede glimlach.
Ik knikte. “Ja, die opvoeding ken ik wel. “Jij niet meehelpen in het huishouden? Prima, dan ben ik te beroerd om voor je te koken. Daar staat de broodtrommel, help yourself en nee, er gaat geen boter of beleg op die boterhammen, jongeheer Jonkman. Droog brood en denk er aan: eerst de kapjes!” En mijn zussen maar lachen, de krengetjes…” Anna grinnikte. “Zoiets ja. En af en toe een enorme draai om je oren, begreep ik?” “Nee, die komen uit huize Boogers. De moeder van Joline, de Hooggeleerde vrouwe Professor Antonia Boogers had een paar goeie stelregels in haar huis. Eéntje daarvan was: ‘One oorvijg a day keeps the police away’. En daar was ze uiterst geroutineerd in; ik heb er ook al een paar te pakken gehad. In feite bijna iedereen van onze vriendengroep…” Ik dacht even na. “… Verhip. Margot en Charlotte niet, volgens mij.”
Anna knikte. “Als die schoonmoeder van jou zo slim is, weet ze dat die twee genoeg fysiek geweld hebben meegemaakt.” “Ja, dat zou zo maar eens kunnen… Ik keek nadenkend voor me uit, totdat Anna me een por gaf.
“Hé! Wakker worden; d’r staan hier een aantal pannen af te koelen. Dat droogt niet zo lekker af. Zou jij toch moeten weten… Jij was toch ook zo’n keukenprins? Of laat je de afwas aan je echtgenote over?” Ik protesteerde. “Echt niet! Als ik gekookt heb is het enige wat na het eten nog in de afwasmachine moet: borden, bekers, bestek en schalen. En de toetjesbakjes, als we die gebruikt hebben. Potten en pannen heb ik tijdens het koken al afgewassen en opgeruimd; ik heb er een hekel aan om dat na het eten nog te moeten doen. Joline is die kunst nog niet machtig; als zij gekookt heeft, staat na het eten het hele aanrecht nog vol met zooi. Eén van de weinige minpuntjes die ik tot nu toe aan mijn echtgenote heb kunnen ontdekken. Maar goed, ik heb nog meer dan vijftig jaar de tijd om de rest uit te pluizen…”
“Ik hoop het voor jullie, Kees. Maar ga daar niet voetstoots van uit. Vorig jaar hebben we mijn jongste broer naar zijn graf moeten brengen. Zeven en veertig jaar. Altijd super gezond, nooit gerookt, héél incidenteel een wijntje gedronken, matig met eten wat altijd barstte van de vitamines, een sporter… en tóch overleden aan alvleesklierkanker.” Ik knikte. “Ik weet ‘t, Anna. Een paar maanden geleden werd ik gevraagd om op mijn bugel te spelen tijdens de uitvaartdienst van een lid van de kerk waar Joline en ik nu regelmatig komen.
Bijna hetzelfde verhaal: een relatief jonge vent, nog geen vijftig. Pats-boem uit het leven gerukt. Een beroerte, hoorden we later. Twee jonge kinderen; een jongen van een jaar of 15, een meisje wat iets ouder was. Hij was liefhebber van klassieke muziek en die hebben we gespeeld tijdens die dienst. Mijn bugeldocente Greet op het orgel, een vriend van ons op zijn trompet en ik op de bugel. En er zijn op die orgelgalerij wat zakdoeken gebruikt. Ook door mij. En daarna maakten Joline en ik een tijdje wat minder grappen over wie er zou winnen met de Bingo in het bejaardentehuis…”
Anna moest glimlachen. “Af en toe is het goed om te beseffen dat je als mens niet het eeuwige leven hebt… Dat zorgt ervoor dat je kunt genieten van het hier en nu…” “Genieten van het hier en nu?” Peter kwam de keuken binnen. “Ja, dat doe ik nu wel even. Een avondje niet afwassen. Da’s wel genieten ja…” “Niet zo direct, lompe bouwvakker van me. Kees en ik hadden een goed gesprek; dat hoef jij niet te onderbreken met botte steigerpijpgrappen.” Ze kneep hem in zijn neus. “Maar… wat heb jij te melden, Peter van Wiers?” Hij glimlachte.
“Waarschijnlijk kan ik vanavond een paar mensen gelukkig maken. Kees: onze gastgezinbegeleidster was super blij met ons voorstel om die hond ‘over te nemen’. Ze zat er behoorlijk mee in haar maag. Het gezin staat op het punt van vertrek. De hond zou dan naar Herpen moeten of naar een tijdelijk gastgezin. Beiden geen goeie optie. Zo’n hond moet een stabiel huis hebben en niet van hot naar her gesleept worden. Dus als jij het ziet zitten…”
“Ik zie dit beter zitten dan plotseling een pupje van acht weken vanaf het begin te moeten opvoeden, Peter. Hoe oud is de hond nu? “Bijna een jaar. Een chocolab, luisterend naar de naam Mocca.” “Een wat? Chocolab?” Hij knikte. “Chocoladekleur. Niet blond, niet zwart. Qua karakter maakt dat niks uit trouwens; het blijft een Lab. Een altijd hongerige maag op poten. Nietwaar Blondie? Altijd honger, altijd trek in brokken…” De kop van de hond kwam meteen omhoog.
“Ja hoor, je krijgt je brokken. Je hebt er lang genoeg op gewacht, ouwe veelvraat…” Een bakje ging op een elektronische weegschaal en daar werd het voer op afgewogen. “Wees daar precies in Kees. De honden krijgen tussendoor ook best veel brokjes; beloningsbrokjes. Al je daar geen rekening mee houdt, krijgen ze al gauw teveel voer. En die kilo’s krijg je er bij een Lab niet of nauwelijks af. Deze meneer krijgt nu drie keer per dag 150 gram brokken. En geen gram meer. De beloningsbrokjes zijn meer bindmiddel dan voer, dat zet niet echt aan.
Maar een collega gastgezin gaf de hond als beloningsbrokjes Frolic. En dat zette wél aan: die hond was na een jaar gewoon te dik. Maar goed, waar waren we? Oh ja, Mocca. Onze gezinsbegeleidster wil graag met jullie kennismaken. Kijken wat voor vlees ze in de kuip heeft. Je kunt haar tot vanavond tien uur bellen, dit is haar telefoonnummer.”
Ik kreeg een post-it in handen gedrukt. “Nou… zal ik dat dan maar eerst doen?” Ik typte het nummer in.
“Met Adria van Gelder, goede avond.”
“Goede avond mevrouw van Gelder, u spreekt met Kees Jonkman. Peter van Wiers heeft u net gebeld over mij en Mocca. U wilde eens langs komen.”
“Dat klopt… Wanneer schikt het u?”
“Dat ligt er een beetje aan… Waar woont u? Daar hangt het een beetje van af, denk ik.”
“Ik woon in Zaltbommel. Hoezo?”
“Nou, ik woon in Veldhoven, maar werk in Gorinchem. Misschien is het wel op hele korte termijn, maar als ik morgen tegen vijven bij u langs kom? Dan hebben we in ieder geval kennis gemaakt. Uw collega Ageeth is al bij ons thuis geweest, die kan u verder en onafhankelijk inlichten over onze woonsituatie. Maar schikt het morgenavond?”
Ik hoorde wat geritsel van papier. “Ja, dat kan…”
“Mooi. Als ik u adres mag, dan sta ik morgen rond vijf uur voor de deur.”
Ze noemde een adres wat ik meteen noteerde.
“Maar meneer Jonkman… Besef wel dat Mocca een hond is van bijna een jaar. En een redelijk stevige hond is. Geen lief, klein schattig pupje.” Ik grinnikte. “Mevrouw, juist dát is de reden waarom ik wel geïnteresseerd ben om verder Mocca op te voeden. Het zou onze eerste hond worden…”
Ik meende een aarzeling te horen toen ze zei: “Ja ja… Maar: u heeft het soms over ‘ik’ en op een ander moment over ‘ons’. Hoe…”
“Mevrouw, ik ben getrouwd, alleen is mijn echtgenote nu voor twee weken weg voor haar studie. Maar wees ervan overtuigd: dit is een beslissing die we samen genomen hebben. Ageeth heeft met ons samen gesproken; bel haar straks maar op, dan weet u in ieder geval een beetje over het en wat.”
“Oké, dat ga ik doen. Ik zie u morgen, eind van de middag, meneer Jonkman.”
“Fijne avond mevrouw van Gelder.”
Ik verbrak de verbinding. “Zo. Die heeft huiswerk.” Peter lachte. “Pas jij maar op. Deze dame heeft soms aardig haar op d’r tanden. Maar goed, daar kom je wel achter. Hoe dan ook was ze blij dat haar probleempje wellicht uit de wereld is. Koffie?” “Lekker, Peter. Ondertussen mogen jullie me even bijpraten, want van Blondie hoor ik niks.” Anna snoof. “Als Blondie wat zou kunnen zeggen, zou het alleen maar zijn: ‘Meer voer!’ De vreetbaal…”
Peter ging koffie zetten, ik luisterde naar Anna’s tips en noteerde af en toe wat. En voor ik het wist was het al negen uur. Ik schrok een beetje. “Mensen, ik ga richting Veldhoven. Dat is nog even sturen. En morgen moet ik weer op tijd bij DT zijn… Dank voor alle info; ik laat jullie weten hoe het is gelopen, oké?” We gaven elkaar een hand en even later reed ik weer op de A15.
Bij Deil via de andere kant de A2 op en toen zat ik weer op de vertrouwde route. En kon ik redelijk doorrijden; het was lekker rustig op de weg. Om tien voor tien was ik thuis. Nou, eens kijken hoe mijn schattige zusjes het appartement hadden achtergelaten…
Ik deed de deur open. Het alarm hadden ze er ten minste netjes opgezet. Eén pluspunt binnen. Op tafel een briefje. In een mooi meisjeshandschrift stond er op:
‘Hoi broertje! We hebben heerlijk van je bed gebruik gemaakt. Goedgekeurd! Volgende keer als we weer hier logeren, slapen Jo en jij maar in een van de logeerkamers. Wij gaan zo naar Wageningen. *** Mel en Claar.’
Oké, Die hadden dus een goeie nachtrust gehad. Nou ja, rust… Dat weet je niet, Kees. Hoe dan ook hebben ze je vanochtend wel netjes uitgezwaaid op een, voor studentes, best vroeg tijdstip. Ik liep de slaapkamer in: het bed netjes opgemaakt en twee briefjes op de kussens. ‘Nee, we hebben niet op jullie bed liggen rollebollen!’
Het andere briefje:
‘Waar zie je ons voor aan? We zijn nette meisjes!’
Ik grinnikte. Maffe meiden… In de keuken stonden hun ontbijtspullen netjes in de vaatwasser. Nou, dat was even wat anders dan een paar jaar geleden. Als de dames toen hadden gelogeerd zag het huis er af en toe uit alsof er een tornado had gewoed. En dat lag dan niet aan de spullen voor de verbouw! Enfin, een jaartje discipline van Rob en Ton had wellicht ook bijgedragen. Bovendien: de meiden woonden nu al ruim twee jaar in hun eigen flat in Wageningen. En die was, als ik daar kwam, ook best netjes.
Ik plofte met een glas fris op de bank. Tien uur; Joline zou zo bellen of appen. Dat hadden we afgesproken. En ja hoor: vier minuten over tien: telefoon: haar nieuwe nummer.
“Hoi schoonheid. Hoe is het daar?”
“Hallo schatje. Ik wil even jouw stem horen. En motivatie tanken. Studie gaat goed, maar… wat een lompe klootzakken hier. Zelfs de lui die achter een bureau zitten, fluiten je achterna als je ergens loopt. Buiten wordt ook wel een gefloten, maar een stuk minder dan binnen. En nee, ik draag absoluut geen korte rokjes en hoge hakken; vandaag droeg ik die grijze spijkerbroek, veiligheidsschoenen, want die zijn verplicht, een nogal ruime trui en m’n haar in zo’n hele strakke vlecht die jij niet zo mooi vindt. Nee, het bureaupersoneel hier kan wel een paar weken opvoeding van Ma gebruiken.”
Ik grinnikte. “Dat kun je je moeder niet aandoen, schat. Binnen een dag heeft ze dan verstuikte pols.”
“Nou er is er eentje die er bijzonder hard naar solliciteert, Kees. Een van de managers. Ik werd voorgesteld en hij kleedde me al meteen uit met z’n ogen. En zei in zijn steenkolen-engels dat hij, als Manager Quality, mijn scriptie wel zou beoordelen. Ik heb hem toen even aangekeken met mijn ‘laser-blik’ en gezegd dat dat niét gaat gebeuren. Mijn bevindingen gaan rechtstreeks naar Gorinchem. En mijn scriptie wordt gelezen door mijn prof. Alleen als ik aanleiding zie om hier op de werf dingen te melden, doe ik dat… bij mijn begeleider. Overigens een hartstikke aardige Engelse vent, speciaal aangesteld om nieuwe en tijdelijke medewerkers veilig in te laten dribbelen. Hij heeft een paar uur met me mee over de werf gelopen en me verteld waar ik beter niét kan zijn. Verder bijna dezelfde routine als in Nederland: veiligheidsschoenen aan, veiligheidsbril op, veiligheidshelm met van die oorkappen er aan, enfin jij kent dat beter dan ik. Tot nu toe, met uitzondering van wat fluitjes en die manager: ik heb het naar m’n zin. En jij? Het weekend heb je in ieder geval overleefd, zo te horen…”
Ze klonk nu plagend. In het kort vertelde ik mijn belevenissen en besloot met: “… en het zou wel eens zo kunnen zijn dat je over anderhalve week begroet wordt met een dikke knuffel van Kees, aangevuld met een paar snuffels van een chocolade-kleurige Labador, luisterend naar de naam ‘Mocca’. Maar dat weet ik waarschijnlijk morgen zeker.”
Het was even stil, toen klonk er: “Wáááát? Een hulphondpup? Nu al?”
“Hoho dame, dit is een hond van bijna een jaar…” Kort vertelde ik wat ik wist en besloot met: “Morgen weet ik meer, schat. En ja, ik ben net zo nieuwsgierig als jij.”
“Zodra je hem ziet en als je weet dat hij komt: foto’s maken, Kees! Niet vergeten!”
“Ja, schat, tuurlijk schat. Je bent een ongeduldig meisje, schat.”
Een grom klonk. “Nou, ik heb weer motivatie. Nog een half uurtje schrijven, en dan naar bedje toe. Morgen loopt de wekker om zeven uur af.” “Zeven uur pas? Wat een luxe leven… Nou, welterusten dan maar. En vergeet je tanden niet te poetsen, schatje.”
Ik hoorde haar zachtjes lachen. “Goed schat, zal ik braaf doen. Doe ze de groeten in Gorinchem, Kees!”
“Zeker mevrouw. Slaap lekker, schat.”
Ze hing op. Nou, die is ook helemaal hoteldebotel straks. Het glas fris was ondertussen leeg. Ook maar naar bed, Kees. Morgen gaat hier de wekker om 05:30. Verdorie. Ik sloot af en kleedde me uit. Morgenochtend wel even douchen. Nu slapen. Ik ging liggen en rook een vreemde geur. Oh, de parfum of deo van mijn zusjes natuurlijk… Rook ook wel lekker. Morgenochtend maar een appje sturen dat ik genoten had van hun luchtjes… Nu eerst slapen, want het was weer een druk dagje geweest…
Dinsdag. In feite routine. Werken, wandelen, eten, werken. Voor de verandering met tekeningen van een offshoreplatform in plaats van een ziekenhuis. En om half vijf de snelweg op richting Zaltbommel. De Martinus Nijhoffbrug over… waar is die afslag nou? Ik reed er dagelijks langs, maar… Verdorie: de eerste afslag, bij v.d. Valk, lag helemaal ten zuiden van de stad, bij de kruising met de N322. Je zult maar in Gorinchem werken en in het centrum van Zaltbommel werken. Dan moet je elke dag dat pokke-eind omrijden…
Enfin: de mevrouw van de Volvo-navigatie gaf feilloos aan waar ik links of rechts moest en uiteindelijk stopte ik de auto voor een mooi wit huis nét buiten de gracht van de vesting. De Marten van Rossumsingel. Wát? Had men hier een singel naar onze nationale mopperkont genoemd? Oh, wacht even… Marten van Rossum was iemand anders dan Maarten van Rossum. Nou ja, hoe dan ook: mevrouw Adria van Gelder woonde hier wel érg fraai…
Ik belde aan en zoals verwacht: een reeks blaffen brak los. Ja, logisch… De deur ging open en een dame van een jaar of veertig deed open. “Dag mevrouw. Ik ben Kees Jonkman en had een afspraak met…”
Ze onderbrak me. “Mij. Hallo, ik ben Adria, gastgezinbegeleidster van Hulphond Nederland. Kom er in, Kees.”
Een stevige hand volgde. Binnen wees ze op een verzameling stoelen in de kamer. “Zoek een plekje. Koffie of thee?” “Graag een kop thee. Genoeg koffie gehad vandaag.” Even later stonden er twee bekers thee voor ons. “Ik zal eerlijk tegen je zijn, Kees. Ik ben bijzonder blij dat jij, dat jullie gastgezin willen zijn. Ik heb geïnformeerd bij Ageeth en bij Anna: beiden waren positief over jullie. Maar wat ik zeker wil weten: je vrouw is nu weg; weet zij hiervan en staat zij er positief tegenover?”
“Mijn echtgenote is inderdaad voor twee weken weg, dat klopt. Maar we hebben dit al een tijd terug besproken en als Ageeth je goed heeft ingelicht, weet je ook dat Joline, mijn vrouw, bij het gesprek met Ageeth aanwezig was. Zij weet meer van honden dan ik; in haar ouderlijk huis loopt een herder rond die soms luistert naar de naam ‘Bengel’. En zij is helemaal gek op dat beest en de hond op Joline. We hebben de hond drie weken lang te logeren gehad toen mijn schoonouders op vakantie waren: toen we Bengel terugbrachten had Joline er best moeite mee om hem weer achter te laten. Dus: ja, zij staat hier voor de volle honderd procent achter.”
Adria knikte. “Mooi. Dat wilde ik héél zeker weten. Het feit dat jullie op negen hoog in een appartement wonen is voor ons geen probleem, zolang de hond maar genoeg beweging krijgt.” Ik gniffelde. “Heeft Ageeth je ook verteld wat onze weekindeling is?” Ontkennend hoofdschudden.
Ik telde met mijn vingers. “Maandag: tussen de middagsport op het werk. Meestal een stukje rennen met wat ‘gekke dingen’ er tussendoor. Gisteren deed ik het kalm aan, hebben we slechts 1.800 meter gerend omdat het gewoon pokkeweer was.
Dinsdag: tussen de middag gewoon een stukje wandelen. Een kilometer of zo. Vanavond na de dit gesprek rij ik naar Veldhoven en coach ik daar een hardloopclubje.
Woensdag: hetzelfde recept als maandag.
Donderdag: hetzelfde recept als dinsdag, minus loopgroep ’s avonds.
Vrijdag: tussen de middag naar een fitnessbedrijf waar we worden afgeknepen door onze fitness- en yogagoeroe Mariëtte. Een meisje wat ik staat is je binnen 5 minuten de tong op de schoenen te laten hangen. En 's avonds dansles. Ook best pittig, al die Latin dansen.
En dan lopen of rennen Joline en ik ook in het weekend nog wel eens een stukkie, variërend van een simpele Coopertest tot een loopje van een kilometer of acht over de Oirschotse Heide. Tot zover de beweging van de familie Jonkman, dependance Veldhoven.”
Ze lachte. “Oké, een hond zal bij jullie dus niet zo gauw dik worden. Prima. Maar nu: zoals de Engelsen zeggen: ‘the proof of the pudding is the eating’: Wil jij Mocca zien? Hij is hier, speciaal voor jou heb ik ‘m opgehaald.” Ik knikte. “Gráág!” “Mooi. Als hij binnenkomt…” “Ik weet ‘t: geen aandacht geven, geen oogcontact. Pas als jij ‘m ‘release’ geeft.”
Ze knikte. “Je bent als aardig op de hoogte.” Ik knikte. “Peter en Anna. Need I say more?” Adria stond op. “Leuke lui. Eén moment, Kees.” Ik was best wel benieuwd. Hoe zou de hond op mij reageren? Hadden we een klik of niet? Zo niet, dan was Mocca geen optie… De deur ging open en Adria kwam binnen met een Lab die inderdaad een chocolade-achtige kleur had. “Mocca: go to bed.” Ze zei het rustig en de hond sjokte naar een bench en ging daar met een plof in liggen.
“Zo, die ligt, da’s duidelijk. Zo te zien komt daar vanavond niet meer uit.” Adria keek me aan. “Dat zou je wel eens kunnen meevallen. Als ik hem aangeef dat hij ‘vrij’ is, komt er 25 kilo hond op je afgestormd om je eens héél grondig te onderzoeken. Niet meteen je hand op z’n kop leggen, dat…” “is een teken van dominantie, ik weet ‘t. Laat ‘m eerst maar eens snuffelen en let op zijn lichaamstaal.”
Ze keek waarderend. “Je weet er aardig wat van!” Ik haalde mijn schouders op. “Bij mijn eerste bezoek aan Joline d’r ouders werd ik ook ‘gekeurd’ door Bengel. En die lag even later naast mijn stoel met een blik op zijn snoet van ‘ga je me nog aaien of hoe zit dat?’ Een tijdje terug bij Blondie net zo. Ik heb wel een beetje ervaring met honden.”
“Oké, dan komt hier de lakmoesproef. Mocca: release!”
Meteen kwam de hond in beweging en rende naar me toe. Snuffeldesnuffel… Mijn handen werden aan een grondige snuffeltest onderworpen, mijn voeten ook en toen keek hij me aan: we maakten oogcontact.
“Hoi Mocca. Brave hond hoor!” De hond duwde zijn kop tegen me aan en ik aaide onder zijn kin. De staart ging nu snel heen en weer. “Dat ziet er puik uit, Kees. Geef ‘m nu eens wat commando‘s...”
“Mocca: zit.” De hond keek me aan en ging wat aarzelend door de achterpoten. “Iets meer autoriteit in je stem leggen. Het is een reu, die proberen je uit. Maar jij bent de baas. Het Alfa-mannetje zeg maar.”
Ik grinnikte. “Vertel dat over anderhalve week ook even tegen mijn lieve echtgenote… Die heeft daar af en toe een heel andere mening over. Mocca: down.” Nu ging de hond zonder aarzeling liggen, de ogen op mij gericht.
“Mocca: go to bed.” Koppie scheef en ik zag ‘m denken: ‘Méén je dat nou? Flauwert.’ Maar hij kwam overeind en sjokte naar de bench. Plóf. Dit was niet meer liggen, dit was controleert in elkaar donderen.
“Mocca: hier!” En meteen sprintte hij uit de bench, kwam vlak voor me tot stilstand, al kwispelend. “Goed zo. Brave hond!” Ik kroelde even achter zijn oren en de ogen gingen wat dicht. Toen ging hij liggen en draaide op zijn rug, poten wijd uit elkaar.
“Oei… Jij bent écht populair, Kees. Dit heb ik ‘m alleen nog maar zien doen bij het jongste kind van het huidige gastgezin… Een knul van 16 jaar. Maar nu moet je ‘m wel aaien, ander is de populariteit snel voorbij!” Ik grinnikte. “Nieuwe ervaring voor mij: een jonge knul die op z’n rug gaat liggen en wil dat ik ‘m streel. Moet ik even aan wennen.”
Adria keek onderzoekend. “En de dames, Kees?” Ze verschoot. “Sorry. Had ik niet mogen vragen.”
Ik grinnikte. “Er is er ééntje die het wel op prijs kan stellen, Adria. En daar ben ik mee getrouwd. Voor de rest beroep ik mij op m’n zwijgrecht.” We kletsten nog even door, tot ik op m’n horloge keek. “Sorry, ik moet er nu van tussen, anders staat mijn loopgroepje op hun coach te wachten. En hen kennende is het commentaar niet mals als ik te laat kom. Adria, dank voor de kennismaking; wat mij aangaat is Mocca van harte welkom in Veldhoven.”
“Prima, Kees. Ik heb er wel vertrouwen in dat hij bij jullie goed terecht komt. Hou er rekening mee dat ik ‘m misschien vrijdagavond, anders zaterdag kom brengen. En dan neem ik meteen z’n paspoort, de bench, een kleedje, de brokken en speeltje, nou ja, alles wat nodig is, mee.” “Ik zie ernaar uit, Adria. En volgens mij deze meneer ook wel.” Ik moest lachen. “Weer een reden voor een klacht van een medebewoonster…” Ze keek nieuwsgierig.
“Een draak van een mens in onze appartementencomplex. Een jaar of vijftig en minstens twintig kilo te zwaar. Toen Bengel bij ons was wilden we in de lift stappen, mét Bengel. Daar had mevrouw bezwaar tegen. “Een hónd?” En binnen twee seconden stonden de haren van Bengel recht overeind en trok hij z’n bovenlip wat op. Die heeft ook mensenkennis.” We gaven elkaar een hand en ik knielde bij Mocca. “Hé mooie hond… Tot spoedig ziens in Veldhoven.”
Een lik over m’n gezicht. “Nou, gewassen ben ik al. Ik hoor wel wanneer je komt, Adria!”
Even later reed ik het hele stuk door de stad terug naar de snelweg. Een blik op het klokje in de auto: tien over zes. Oké, als er niks tegen zat, was ik keurig op tijd op het cooperparcours. Even lekker rennen met de meute. Nou ja,, lekker… het regende weer eens. Niet zo hevig als gisteren, maar toch: je werd er wel nat van.
Kees Jonkman: zo doorgaan en je wordt een watje...
Lees verder: Mini - 353
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10