Door: Keith
Datum: 29-03-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 3013
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 58 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 58 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 352
Het stukje rennen met de loopgroep was inderdaad behoorlijk vochtig. Eenmaal in Veldhoven was het echt gaan plenzen; de regen maakte behoorlijk herrie op de ramen. Snel kleedde ik me om en was netjes op tijd op het cooperparcours. Even later waren we, op Joline na, compleet.
“Goed lui, welkom weer. We maken er geen wetenschap van vandaag: gewoon drie kilometer rennen in afwisselend tempo. We beginnen rustig, na twee rondjes zetten we wat meer vaart, het laatste rondje is cooling down. Dat gaat wel lukken, denk ik.” Wat sarcastische opmerkingen volgden, toen startte ik. De geroutineerde lopers wisten wat er kwam; die spaarden hun krachten voor het snellere deel. De twee nieuwkomers, Nino en Tess, liepen vooruit. Prima, die haalden we vanzelf wel in… En dat bleek ook: na 1800 meter waren ze geklopt. Hijgend liepen ze te zwoegen, terwijl de rest redelijk normaal liep.
“Iets rustiger aan graag, Kees”, piepte de Tess. Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Ik heb jullie verteld wat we zouden doen, maar jullie vonden het nodig om vooruit te lopen. Prima, maar dan nu niet achterblijven. Dit tempo is voor iedereen te doen, ook met dit weer.” Een boze blik was de beloning en langzaam maar zeker zakte ze af. Nino bleef bij, maar het kostte hem duidelijk moeite. Toen Tess honderd meter achter ons aan sukkelde, draaide ik om. “Volgen… We gaan even bezemwagen spelen!” We liepen naar haar toe.
“We gaan hier niet solo lopen, Tess. Bijblijven! Je ziet maar waar je de energie vandaan haalt, maar je blijft bij. Nog één rondje op tempo, daarna de cooling down.” Zonder op verder commentaar te wachten liep ik door. De rest van de club zou haar wel helpen, dat wist ik zeker. En dat klopte: achter me hoorde ik Linda in haar Rotterdamse tongval: “Bijblijven! Haak je maar aan mij vast, exact dezelfde passen nemen als ik. Ben, jij loopt achter haar om eventueel te duwen. Nino, naast me blijven en geen gezeik; je hebt je adem nodig om te lopen. Húp!”
Oei… onder handen genomen worden door Linda ging je niet in de kouwe kleren zitten…
Na het rondje ‘rustig aan’ hield ik halt. “Zo. Ik zal er geen preek aan wijden, maar: goed gelopen in takkeweer. Tess, Nino: zorg er de volgende keer voor dat je je energie goed verdeelt. We lopen hier sámen.” Nino knikte, bij Tess was het kwartje nog niet gevallen blijkbaar. Oké, daar komt ze vanzelf wel achter… Even later liep ik alleen terug richting flat. Inderdaad tot op m’n bilnaad nat. Hopen dat mevrouw van Wijngaarden niet in de lift stond; dat mens zou een rolberoerte krijgen.
Eenmaal boven liep ik in één streep richting douche. Hete kraan aan en onder de kraan uitkleden. Morgen m’n andere sportkleding en -schoenen aan; dit spul eerst wassen en drogen. Bruin water ging richting afvoer; m’n broek zat onder de blubber. Uiteindelijk was ik naakt en genoot ik van de hete stralen. Geen kouwe plens vandaag; genoeg koud water over me heen gehad… Na het afdrogen trok ik warme kamerjas aan en pantoffels. En nu: eten. Ik warmde wat restjes van zondag op en at daar lekker van. Het beetje nasi wat overbleef ging in de biobak. Niet verantwoord om dat langer te bewaren.
Om negen uur schonk ik mezelf een borrel in. Kon nog nét. En ik appte Joline. ‘Sorry schat, ik ga zó m’n nest in. Kliedernatte looptraining achter de rug na een drukke dag. Ik ben een beetje ‘op’. *** Kees.’
Een minuut later ging mijn telefoon: Joline.
“Hoi bikkel… was het zó erg?”
“Nogal. Geen droge draad meer aan m’n lijf. Dit was pittig. En hoe is het bij jou?”
“Ook pittig, maar op een andere manier. Ik ben er achter dat kwaliteitszorg niet mijn ding is. Ik zal Ingrid, als ik terug ben, mijn complimenten maken. Maar goed, ondertussen ben ik aardig aan het spitten.”
“Goed zo. Zal Charles wel op prijs stellen.”
Ze giechelde. “Als je hier op sommige bureau’s zijn naam laat vallen, begint men nogal schichtig te kijken. Maar goed, ik ga zo mijn tanden poetsen en dan lekker slapen.”
“Goed plan, schat. Ga ik ook doen. Succes morgen!”
“Jij ook, Kees.”
We hingen op. Haha… haar tanden poetsen… Zou zo maar eens een nieuw codewoord kunnen worden. Even later ging ik de slaapkamer in en kroop onder het dekbed. Ondanks mijn wat moeie spieren kon ik niet snel in slaap komen. Mocca was in mijn gedachten. Mooi beest en ik geloofde dat hij mij ook wel mocht. Dat zou nodig zijn want het komende halve jaar zouden we met elkaar opgescheept zitten. Voor zijn houding richting Joline was ik niet zo bang: het dier zou Joline geen seconde uit het oog willen verliezen, net als Bengel.
Joline was een echt ‘hondenmens’… Ik grinnikte zachtjes. Ondanks haar tandenborstel. Hopen dat ze haar ‘tanden’ onder de dekens poetste, zodat een eventuele camera in haar kamer geen schijn van kans had. Morgen haar er toch even subtiel op wijzen dat ze niet wijdbeens boven op bed liggend zichzelf lag te bevredigen…
Verdomme, ik wilde dat ik haar nu naast me had! Ruw draaide ik me om. Niet zielepieten Jonkman! Straks zit je in Bosnië of op een boorplatform, dan moet je het ook zonder je vrouw stellen! Dan ook maar een tandenborstel kopen… Misschien kon ik ‘m van Joline lenen…
De rest van de week dwong ik mezelf tot hard werken. Woensdag werkte ik over tot negen uur, zodat ik vrijdag eventueel wat eerder naar huis kon. De pizza die we aten woensdagavond was op zich prima, maar ik miste groente. Ja, er lagen een paar stukjes paprika op de pizza, maar die waren al deels bruin door de hitte van de oven. Alle vitamines waren daar al uitgebakken. Eenmaal thuis maakte ik snel een salade, die barstte van de vitamines. Daarna nog even de bugel pakken. Deze week vrijwel niet gespeeld, verdorie. En Greet zou dat meteen horen…
Nou ja, eerlijk zijn dan maar. Ik pakte de telefoon en appte:
‘Hoi Greet. Sorry, door omstandigheden deze week de bugel nauwelijks vastgehouden. Heeft het dan zin als jij morgen twee uur aan me verprutst?’
Na een paar minuten het antwoord.
‘Koekenbakker! Je vrouw is er niet en jij gaat meteen lanterfanten? Morgen om zes uur melden bij Anita en mij. Bij ons thuis. En eten wat de pot schaft! Greet.’
Ik begon breed te lachen toen ik de laatste zin las. ‘wat de pot schaft’… In hun geval: twee potten. Zou ik dat terugschrijven? Nee. Misschien in een gesprek laten vallen, maar op een beeldscherm mis je de gezichtsuitdrukking van iemand. Een smiley hielp een beetje, maar…
Ik schreef terug: ‘Dank voor deze geste! ** Kees.’
Na een half uurtje bugel spelen vond ik het wel weer genoeg; ondertussen was het bijna tien uur: bedtijd. Geen nieuws van Joline, helaas. Maar we hadden afgesproken dat zij zou bellen of appen. Zij moest er tijd en plaats voor vrijmaken. Dus kroop ik zonder ‘welterusten-telefoontje’ onder het dekbed. Slapen! En dat lukte prima…
Ook de donderdag ging snel voorbij. Tussen al het offshorewerk door kwam Theo mijn bureau binnen, met in zijn kielzog Rogier, Fred en Marion. “Oeps… vanwaar deze zware delegatie, mevrouw en heren?” “Zit je nou toespelingen te maken op mijn gewicht, Kees?” Marion keek gespeeld boos. “Nee, natuurlijk niet Marion. Ik zou niet durven, dan krijg ik een boze André op bezoek en ik wil dit hok vrijhouden van pindakaasgeur. Nee, ik had het over Rogier. Die is de laatste maand toch best wel een kilootje aangekomen. Lot zorgt blijkbaar goed voor je!” “Ja, en jij bent afgevallen, deze week! Volgende week ben je een nog nét lopend skelet, meneer Jonkman! Ik hoop voor jou dat Joline op tijd terug is om je van de hongerdood te redden!”
Theo brak in. “Jongens, kappen met onzin, even zitten en brainstormen. In Den Haag, op het ministerie is men best wel blij met DT. En informeel hebben we toestemming om Nijmegen te helpen. Daar moeten nog wel wat handtekeningen van financiële lui voor gezet worden, maar de secretaris-generaal keek nogal vriendelijk uit z’n ogen toen hij ons die mededeling deed. De andere ziekenhuizen? Weet ik zo net nog niet. Daar hebben we geen voorkennis van, behalve dat wij weten hoe die club uit Amsterdam werkte. Daarover gaat het ministerie in beraad met die ziekenhuizen. Als ze met een ander bedrijf in zee gaan, ook prima. Ik heb de SG toegezegd dat wij zo’n ander bedrijf kunnen helpen in de vorm van Fred hier.”
Marion giebelde. “Nou, ik weet niet of…” Ze zweeg; de hand van Fred was in haar nek geland.
“Pas jij een beetje op je woorden, juffie? Anders gaan we weer antennes op het dak plaatsen en het lifthuisje moet ook weer een schoonmaakbeurt! En Gonnie heeft het véél te druk als Hoofd Backoffice om je naar huis te brengen!”
Ze piepte: “Ja meneer van Laar… Dan vraag ik André wel om me naar huis te brengen, meneer van Laar…”
Hij bromde: “Jaja… En dan moet André je zeker ook naar je bedje brengen hé?”
“U brengt me op goeie ideeën, meneer van Laar…”
We grinnikten en Theo zei: “Fred: laat mijn lieve nichtje met rust. Ik heb er maar één; daar ben ik zuinig op.” Fred gromde en trok zijn hand terug. “Dank u wel, ome Theo”, piepte Marion. “Da’s de eerste keer dat ik jullie ‘nichtje’ en ‘ome Theo’ tegen elkaar hoor zeggen…” Rogier keek verwonderd en Marion giebelde: “Tja, als ik Theo uitmaak voor ‘nicht’ krijg ik onder uit de zak…”
Theo zuchtte. “Ik ga een uitspraak van Kees herhalen als Joline weer eens recalcitrant is: ‘Tutje’. Kappen met die onzin; ik wilde Kees even laten weten hoe de ziekenhuisvork in de steel zit.” Hij deed de gangdeur open en zei, zich omdraaiend:
“En nu ga ik weer lekker directeur zijn: met een goeie bak koffie en een koekje, m’n poten op het bureau het Elseviers Weekblad lezen!”
We hoorden de stem van Irene. “En met in dat Elseviers Weekblad natuurlijk een Suske en Wiske verstopt… Of was het een Asterix & Obelix, Theo?”
“Kreng. Moet je weer alles verraden?”
De deur van zijn bureau dreunde dicht en even later kwam het lachende gezicht van Irene om de deur kijken. “Zo. Die had ik toch mooi tuk, nietwaar?” Fred stak z’n duim op. “Lekker zo doorgaan Irene! Ook een directeur heeft recht op een lesje nederigheid. Kom Marion. Dit hok ruikt veel te veel naar plotterinkt en smeerolie. Gauw terug naar Backoffice, daar ruikt het ten minste aangenamer. Naar het parfum van een aantal charmante dames, bijvoorbeeld…”
Ze verdwenen en ik keek Rogier aan. “Jammer dat we niet rennen vanmiddag. Anders had ik het in het Backoffice ernstig naar deo laten ruiken… Die zouden ze hard nodig hebben.” Hij grijnsde. “Morgen maar even met Mariëtte kletsen… Ik ga weer aan het werk, Kees. Anders gaat m’n teamleider over de jank.” “Ja, dat wil je niet natuurlijk…”
En het was weer rustig op het bureau, op Radio Vier na. Na een aantal zakelijke telefoontjes kwam er rond drie uur een ander belletje.
“Meneer Jonkman? U spreekt met Adria van Hulphond Nederland. Ik ben vanochtend met Mocca naar zijn gastoudergezin geweest en die hebben afscheid van Mocca genomen. Tranen met tuiten, maar het was, en dat beseften ze zelf ook, niet verantwoord om hem daar nog een paar dagen te laten. Mensen die in en uit liepen, klussers bezig, spullen die ingeladen werden… Mocca was bloednerveus. Logisch; ‘zijn huis’ werd even ondersteboven gehaald. Komt het uit dat ik Mocca morgen bij u kom brengen, in de loop van de middag?”
Ik pakte mijn agenda erbij: ’s middags geen spannende dingen waar ik persé bij moest zijn. En ik had nog wat compensatieuurtjes staan, dus… “Da’s prima, Adria. Vanaf één uur ben ik thuis. Heb je mijn adres?”
“Ja, dat heb ik…” Ze lachte even. “Ik hoop dat lift het doet. Negende verdieping, toch?”
“Ja. Op de tiende sta je op het dak en dat is best fris met dit weer.”
“Mooi. Dan zien we elkaar morgen rond één uur, meneer Jonkman.”
“Tot morgen Adria.”
Ik verbrak de verbinding. Volgens mij hadden we elkaar getutoyeerd bij mijn bezoek in Zaltbommel… En nu was het ‘meneer Jonkman’? Toch eens vragen of dat door mijn dominante voorkomen kwam. Ik liep de groepsruimte in. “Heren…” Frits keek op. “Oh shit. Er is iets. Kees heeft die bepaalde trek op zijn gezicht…” Ik grijnsde gevaarlijk. “Dat klopt, Frits. Maak je borst maar nat. Nou ja, jullie allemaal in feite.”
“Hebben we maandag al genoeg gedaan, Kees. De centrifuge bij mij thuis draait nog steeds om al dat water uit m’n sportkleren te halen.” Willem keek gespeeld somber. “Nu, dan hoop ik voor je dat hij volgende week maandag klaar is. Je kunt het ding wellicht ook eens aansluiten op 230 Volt, in plaats van op een 12 volts accu. Maar dat terzijde.
Heren, ik ga me morgen drukken van de sport. Doe vooral de groeten aan Mariëtte, maar morgenmiddag om één uur staat er een mevrouw van Hulphond Nederland voor mijn deur en heb ik een nieuwe huisgenoot. En nee, dat is geen vervanging voor Joline: het is een chocoladekleurige Labrador Retriever die redelijk goed luistert naar de naam Mocca. Heb ik dinsdag kennis meegemaakt en dat beviel van beide zijden wel. Dus…”
“Dus heb jij tijdens dansles een hond danspartner, Kees? Interessant…” Rogier keek pesterig.
“Luister, mooie ex-ziekenhuismedewerker: als jouw meissie die hond ziet, zou het zo maar eens kunnen dat ze jou compleet vergeten is en die hond hartstochtelijk omhelst.”
Gerben vroeg droogjes: “Is die hond dan nog niet gesteriliseerd, Kees?”
Eén seconde stilte, toen brak er kabaal los en vloog een nietmachine door de ruimte.
“Smeerlap! Hoe haal je het in je hoofd…”
Gerben dook weg, maar was te laat: Rogier zat bovenop hem en klemde zijn arm nogal hard af.
“Auw, rotzak… Ik zal Lot eens inlichten over jou…”
“Ik zal Lot ook eens inlichten over jou, Gerben van Wiers! Met je smerige gedachten, potdomme!”
Rogier stond op en Gerben schudde zijn kleren uit en probeerde zijn arm te fatsoeneren.
Ik beet Rogier toe: "Tien! Nú!” Ik wees. “Vijf vanwege je ‘potdomme’ en vijf omdat je hier met dure nietmachines loopt te gooien.
Gerben: ook tien! Vanwege je smerige ideeën én omdat je een goeie vriendin van ons indirect beticht van uiterst kwalijke dingen!
Nú, naast elkaar en allebei liggen!”
Ze keken elkaar aan, haalden de schouders op.
“Hoor nou... Majoor Jonkman is weer helemaal in zijn rol”, zei Gerben schamper.
"Niks 'rol'! Ik heb Frits eens een keer toegebeten dat iemand die in mijn team loopt te kloten, daar héél snel en hartgrondig spijt van krijgt! Vraag maar eens aan hem hoe dat voelde. Liggen jullie en niet goed is opnieuw!"
Irene stak haar hoofd om de deuropening.
“Wat is er… Oh, het is weer bal hier?” Gerben en Rogier waren al bezig met opdrukken en toen ze klaar waren zei Irene: “Nou nou, heren… Tien keer? Dan was het wel héél heftig. Ik zal maar niet vragen…”
“Doe maar niet Irene. Nogal vunzig.” Willem keek haar aan. Beide heren stonden op en schudden hun armen uit.
“Zo. En nu geven jullie elkaar een handje en zijn we er klaar mee. Einde incident.”
Ze schudden handen. “Niet meer doen, Gerben. Een geintje: oké. Maar toespelingen op die manier richting Lot… Nee. Trouwens ook niet richting Margot, dan had je die nietmachine óók naar je kop gekregen.”
Rogier méénde het. “Oké. Sorry makker. Ik zal m’n tong in bedwang houden.”
Droogjes reageerde Rogier: “Nou, ik weet niet of Margot dat zo op prijs zal stellen, maar goed, in deze ruimte is dat wellicht handiger dat je het doet.”
Toen lachte hij. “Zo, die had je nog even tegoed. Staan we quitte, oké?”
“Nou, ik ben blij dat er alleen maar heren op dit bureau werkzaam zijn”, zei Frits. “Hadden er ook dames gewerkt, dan hadden de handtasjes rondgevlogen met allerlei chemische wapens er in…”
Daarmee was het incidentje ten einde. “Hoe ga je dat doen met die hond, Kees? Volgende week ben je nog alleen; stel dat je weg moet, naar een klant?” Willem keek vragend. “Dan parkeer ik Mocca op het Backoffice, wat we ook deden met Bengel. Dan zijn de dames daar blij met zo’n viervoeter en Fred vindt het ook prima. De hond moet er aan wennen. Als ik er ben zit hij bij mij op het bureau en eventueel, als jullie er geen bezwaar tegen hebben ten minste, mag hij bij jullie naar binnen sjokken voor aanvullende aaitjes. Niet voeren, want het en blijft een Lab: een lopende biobak met chronische honger. Maar goed, we lopen op de zaken vooruit; jullie zien ‘m maandag wel. Ik ga Theo even influiten. En het Backoffice.”
“Prima, Kees” Henk keek spottend. “Wij fluiten Mariëtte morgen wel in…”
Ik kreeg een paar veelbelovende lachjes, toen stak ik de gang over naar Theo. “Zo Kees… Wat was er bij jou aan de hand? Volgens mij bijna een revolutie, zo te horen.” “Hmm… de heren van de Vlist en van Wiers moesten even van gedachten wisselen. Maar da’s al weer op militaire wijze rechtgezet. Maar... met ingang van maandag heb je een nieuwe werknemer, Theo.”
Eén wenkbrauw werd opgetrokken, verder veranderde er niets aan zijn gezicht. De koele directeur...
“Mocca heet hij. Loopt op vier poten. Een 11 maanden jonge Labrador-pup. Nou ja, pup is hij niet meer. Met ingang van morgen zijn Joline en ik gastgezin voor Hulphond Nederland.”
Hij kwam overeind. “Je weet hoe ik er over denk, Kees. Met Bengel ging dat ook prima, en dat was niet eens een hulphond. Alleen maar goed voor de sfeer en…” Hij verhief zijn stem ‘… als er een keertje een ongelukje gebeurd, mag Irene het opruimen!” Die kwam natuurlijk meteen kijken.
“En wát mag Irene gaan opruimen, meneer de directeur?” Ik schudde mijn hoofd. “Helemaal niks, Irene. Meneer de directeur wilde jou even sarren.”
“Oh, als dat alles is… Dagelijkse kost.” Ze stak haar tong uit naar Theo.
“Maar Ireen… Voor jouw info: aanstaande maandag zit er een nieuwe medewerker in mijn team. Mocca heet hij.” Haar gezicht lichtte op. “Weer een hond? Leuk! Wat voor één?” “Een Labrador. Chocolade-bruin, vandaar de naam.” “Labradors… Lieve beesten.” “Ja”, zei Theo. “Tegenpolen trekken elkaar aan, zeggen ze wel eens…” Ik zuchtte maar weer. “Dank je wel, Theo. Morgenmiddag komt hij bij me thuis, dus Mariëtte moet het maar een keertje zonder Kees en Joline Jonkman doen.”
Ik liep naar het backoffice. “Tineke, mag ik even een minuutje zendtijd richting jouw medewerkers en medewerksters?” Ze knikte. “Tuurlijk. Doe niet zo formeel, Kees!” “Als ik hier naar binnen kom stuiteren en dingen ga roepen, vindt er iemand meestal wat van en moet ik dat ’s avonds bezuren, Tineke. Daarom ben ik wat voorzichtig… Dames… en Fred: met ingang van volgende week heeft DT er een nieuwe collega bij. Hopelijk is die goed in het aangeven van gevallen memo’s, maar waarschijnlijk is hij beter in het van je bureau af jatten van die boterham van tien uur. Als ik weg moet, naar een klant: mag ik ‘m dan, net als Bengel een tijdje geleden, hier stallen? Hij heet Mocca en is Hulphond-in-opleiding. Een 11 maanden jonge Labrador.”
Tineke knikte. “Tuurlijk mag dat. Met Bengel ging dat ook prima. En het is vreselijk gezellig, zo’n hond op het bureau.” “Is het een mannetje of een vrouwtje, Kees? Fred keek semi-serieus. “Kijk uit wat je nu gaat zeggen, vriend. Tien minuten geleden sloegen de heren van Wiers en van der Vlist bijna elkaar de hersens in wegens een nogal lompe grap van eerstgenoemde. Dus: denk goed na of de opmerking die je wil gaan maken zó vreselijk goed is dat je daar een verbrijzelde knie voor over hebt.”
Hij gromde: “Ik hou m’n grote bek wel weer…” en werd van diverse kanten uitgelachen. Toen werd hij serieus. “Kees, jij zou vrijdag in Rhenen blijven maffen. Dat wordt dan een beetje lastig, denk ik?” “Verhip… Niet eens bij nagedacht... “Klopt, Fred. Vrijdagavond wil ik thuisblijven van dansles. Even samen wennen aan elkaar. En als dat goed gaat, kom ik volgende week graag een avondje bij jullie langs.” Hij knikte. “Als je mij toch niet had, Kees Jonkman…”
Charlotte snibde: “Dan had hij een stuk minder kopzorgen, meneer van Laar!” “Nou, daar zorgden jij en je lieve zusje anders ook goed voor, Lotje…” Fred keek haar minzaam aan en Lot zuchtte. “Etter…” “Nou, hier is de pikorde ook weer duidelijk; Dames… en Fred: volgende week maandag niet schrikken als je iemand hoort blaffen. Dan ben ik het een keertje niet, maar is dat Mocca. Tineke, dank je wel voor de zendtijd. Toedeloe…”
En... weer terug naar m’n bureau. Oh, wacht; een kan koffie meenemen van de jongens; Gerben en Rogier leken nogal geschrokken te zijn van mijn uitval. Ik was inderdaad even woest geweest. Even daarna zaten we in de groepsruimte koffie te drinken en werd ik uitgehoord over Mocca. “Sorry lui… Ik heb ‘m wél gezien, maar vergeten een foto van het beest te maken. Maar wat ik zag: een nieuwsgierige hond en best wel mens-vriendelijk. Enfin, jullie gaan het wel zien, maandag.” Na een paar minuten gingen we weer aan het werk en voor ik het wist was het half vijf. Tijd om op te ruimen en naar Greet en Anita te gaan. Gelukkig had ik nog een paar doosjes bonbons in de auto…
Even voor zessen zette ik de auto bij beide dames voor de deur. Greet deed open. “Ha, daar is onze luiwammes. Kom er in, en doe alsof je thuis bent. Maar niet in de gordijnen klimmen!” Eenmaal binnen gaf ik haar de chocolade. “Alsjeblieft. Als dank voor jullie gastvrijheid en de ongetwijfeld grote hoeveelheden vitamines die ik zo dadelijk voorgeschoteld krijg.” “Dank je wel, Kees. En die vitamines dat weet ik nog niet. Heb nog geen inspiratie wat ik wil gaan koken.”
“Als ik je daar nou eens mee help?” Ze keek sceptisch. “Jaja… Voor de duidelijkheid: het kindermenu ‘kip, patat en appelmoes’ wordt hier niet geserveerd, meneer Jonkman! Dan gaat mijn verloofde behoorlijk op tilt en dat wil je niet meemaken.” “Zeur niet, Opper. Wat heb je in huis?” Samen bekeken we de inhoud van de koelkast, de vriezer en de voorraadkast.
“Nou, als Kees nou eens z’n best doet op een smakelijke maaltijd van piepers, spinazie a la Kees en een rundervink? Met griesmeelpudding toe? Het recept hiervoor heb ik van de week gekregen van de ouders van Gerben van Wiers. Uiterst smakelijk.” “Nou verras ons dan maar… Maar denk er aan: je gaat geen enorme puinhoop in mijn keuken maken, want dan mag je het zelf opruimen!” Ik drukte haar de zak aardappelen in handen. “Als jij de piepers nou eens schilt, mevrouw de academisch-geschoolde bugel-docente... Of was het vak 'aardappels schillen' niet opgenomen in het curriculum van het Conservatorium? Zouden ze toch eens moeten doen... Dan ontfermt Kees zich alvast over het vlees, de spinazie en het dessert. Hoe laat komt Anita thuis?”
“Zes uur. Mits er geen complicaties zijn, dat weet je nooit. Maar dan belt ze. Meestal.” “Oké, daar kan ik rekening mee houden. Backwardplanning: het vlees om half zes op het vuur, de aardappels om vijf over half, de spinazie om kwart voor. Dan begin ik met het dessert.”
Melk, griesmeel, wat suiker, vanille-essence… Even later stond de melk op het vuur en roerde ik alle ingrediënten in een kom goed door elkaar. Helaas had Greet geen bessensap. Nou ja, ook zonder dat smaakte de pudding prima. Maar misschien... Ik spiekte in de voorraadkast. En daar stond een potje kersenjam van een of andere hobby-boerderij. 'Geen suiker toegevoegd', stond in de ingrediëntenlijst. Nou, dat was dan de 'equivalent-verstrekking' van het bessensap.
Even later kon het vlees in de braadpan en stond ik in twee pannen te roeren. De aardappels volgden; die moesten alleen koken, hoefde ik niks aan te doen. Bij de aardappelen ging ook een eitje voor over de spinazie. Wacht even… “Heb je een bouillonblokje voor me, Greet?” Die ging in het kookwater van de aardappels. “Dan heb je geen zout nodig.”
O, wacht even, er moest natuurlijk ook nog jus bij… Een zakje juspoeder ging in een steelpannetje, water erbij en wat kruiden… Hé, gefrituurde uitjes. Ook lekker in de jus, net als stukje verse paprika. Die had ik in de koelkast zien liggen… Kortom: de vier gaspitten van huize Zwart waren allemaal bezet. Toen de melk kookte ging de mix van griesmeel, suiker en vanille erbij, dat kookte ik onder hevig roeren even door en… “Heb je dessertbakjes, Greet?” Ze keek glazig. “Ehh… Nee. Wij zijn niet zulke toetjes-eters. Ik heb wel soepkommen.”
“Zo. Het dessert is in ieder geval bijna gereed; de finishing touch komt wel als ik het opdien. Nu de rest nog.“
De aardappels moesten nog zeven minuten toen Anita binnenkwam. “Hé, een nieuwe kok? Dat heb je goed gefikst, liefje…” Ze gaf Greet een zoen en daarna mij een hand. “Gewoon maar aan het werk gezet, Kees? Tja, een strenge docente, dan krijg je dat…” Ik knikte. “Ik weet het, Anita. Gehoorzamen of klappen krijgen. Over vijf minuten is het diner gereed, dames. Greet, als je tafel nu eens dekt, dan kan Anita zich nog even opfrissen en feestelijk aankleden. En vooruit, jij mag je dan ook wel even optutten.”
Ze keek me donker aan. “Jij gaat hier niet bepalen of ik me optut, meneer. Dat bepalen deze dames zelf wel.” “Oké, oké… ik wist niet dat je kwaad werd. Maar de tafel dekken is nu geen overbodige luxe. En jij weet waar alles staat, ik ben nog even de laatste hand aan het leggen aan deze ‘Eenvoudige doch voedzame maaltijd’ zoals de goede vader van Heer Olivier Bommel placht te zeggen.” Het eitje schillen, in plakjes snijden en netjes over de spinazie verdelen, aardappels afgieten, in een schaal, een beetje peterselie er over… Je proefde het niet, maar het zag er wel leuk uit. De jus was ondertussen ook klaar, daar gooide ik het braadvet van de rundervinken bij… Zo, klaar.
En het was geen puinhoop in de keuken; alle gebruikte pannen had ik óf al afgewassen óf die stonden al in het water te weken. Ik liep met de aardappels en de spinazie de kamer in; Greet had de tafel netjes gedekt, maar was in geen velden of wegen te bekennen. Anita ook niet. Ik liep de gang in.
“Ladies! Dinner is served!” “Eén moment nog, Kees…”
De schalen dekte ik maar even af met twee borden, evenals het pannetje met jus. Na een minuutje kwamen de dames beneden, beiden netjes uitgedost. “Tja, als er voor je gekookt wordt, moet je jezelf maar even optutten, nietwaar?” Anita gniffelde. “Dat wordt ook zeer op prijs gesteld door ondergetekende, mevrouw-nu-nog-Zondervan…” We gingen zitten.
“Kees, wij bidden altijd voor het eten.” “Wij sinds een paar maanden ook, Greet. Dus…” Na een uitgesproken gebed keken we elkaar aan. “Eet smakelijk, dames.” Ik haalde de borden van de schalen. “Jij mag hier vaker komen koken, Kees…” Anita keek in de schalen. “En waarom die peterselie over de aardappelen?” Ik haalde mijn schouders op. “Het staat leuk, vind ik. Voegt weinig aan de smaak toe, maar geeft nét iets meer…”
“En een eitje op de spinazie… Lekker!” Greet schepte de groente op, maar werd door Anita op de vingers getikt. “Hé! Niet alle ei er uit jatten, trut!” Greet keek onschuldig. “Maar… ik ben net ongesteld geweest. Dan moet ik dat toch weer aanvullen?” Ik had gelukkig nog geen hap genomen, anders was die over tafel heen gevlogen.
“Zuster Zondervan zal je vanavond wel weer eens biologieles gaan geven, mevrouw Zwart. En ik ga je overhoren. In de praktijk!” Greet keek nu zielig, maar legde een aantal schijfjes ei terug. Anita keek voldaan. “Mooi. Die zijn voor mij. Kees wordt niet ongesteld, dus die heeft geen ei nodig.”
Ik keek haar aan. “Wil je mij ook nog biologieles gaan geven Anita? Met praktijk-examen? Volgens mij ga jij dat niet willen en die opperwachtmeester hier vindt daar ook het nodige van, denk ik zo. Trouwens: ik ook.” Greet grijnsde breed. “En ik ken er nog eentje die daar iets van vindt, maar die zit nu in Roemenië, geloof ik.” Ik knikte. “Precies. En voor ik het vergeet: eet smakelijk, dames.”
“Dat gaat wel lukken, Kees. Complimenten voor je kookkunst.” Anita keek waarderend. Tijdens het eten kletsten we over van alles: het werk van Anita (‘we hebben afgesproken dat ik de details over de diverse ziekten en ongelukken niet tijdens het eten vertel, Kees’) over de fanfare en wat andere leerlingen van Greet en natuurlijk over de stage van Joline. “Tja, Jolien heeft wat dat aangaat een pittig traject gekozen. Waar studenten normaal eens per week of twee weken terugkoppeling hebben met de universiteit, en de stage een paar maanden duurt, moet zij in twee weken alle nodige gegevens bij elkaar schrapen, mensen interviewen én goed zicht krijgen op het bedrijf. En dat meenemen naar Nederland en er hier een academisch verhaal van bakken, wat nog te verifiëren is ook. De dames Boogman hebben het makkelijker; die lopen hun stage binnen DT. Weten feilloos wat er speelt. Hebben direct terugkoppeling, niet alleen van de universiteit, maar ook van de directie van DT.”
Ik gniffelde. “Én de groot-aandeelhoudster, Gertie. De vrouw van onze directeur.” Greet dacht na. “Wacht even… die heb ik op jullie bruiloft gezien en heel even gesproken. Niet al te groot, tussen de veertig en de vijftig, een leuk gezicht…” Ik vulde haar aan. “En ze is blond.” Nu was het Anita die moeite had om haar eten binnen te houden en ook Greet grijnsde. “En mega-slim. Ze is… adjunct-directeur bij een handelsfirma. Theo en Gertie zijn net zulke twee-handen-op-één-buik als Joline en ik. Mooi mens.
Ik heb Theo vorig jaar eens een vaderlijk toespraakje gegeven dat hij z’n gewicht eens in de gaten moest houden, omdat we hem niet kwijt wilden aan een hartinfarct en hem aan het sporten gekregen. Twee dagen later mopperde hij dat hij thuis op dieet was gezet. Veel groenvoer, een piepklein beetje aardappelen, dunne jus en weinig, mager vlees, geen koffie, maar thee zonder suiker, verdomme… Ik hoor het hem nog zeggen.
Twee maanden later was hij, dankzij het strenge dieet van Gertie én drie keer sporten tussen de middag, bijna twintig kilo kwijt. Loopt nu weer rechtop, moest nieuwe kleren kopen en rent samen met de rest van de meute even vrolijk achter Kees en Fred aan. Zonder overdreven te hijgen. Maar hoe kwamen we hier ook al weer op?” “De stage van Joline en de zussen Boogman, Kees.”
“Oh ja… Nou mijn meissie heeft dus een pittige job. Zowel dáár als, wanneer ze terug is, hier, om alles uit te werken en academisch verantwoord op papier te zetten. En nee, ik mag niet vertellen wát ze onderzoekt. Bedrijfsgeheim, dames en dat is geen geintje.” Ondertussen waren de borden leeg. De schalen met aardappels en groente trouwens ook. “Hebben de dames nog ruimte over voor een dessert?”
Dat hadden de dames wel. De griesmeelpudding was netjes over drie soepkommen gedeeld en ik kwam aan met het potje jam. Greet keek twijfelend. "Dat spul is zó zuur dat het glazuur van je tanden afbrokkelt, Kees..." "Dan doe je maar een beetje zuinig met dit spul, Greet. Maar het gaat er wél overheen. Voor het contrast." Even later werd er niet meer gekletst. Zowel Greet als Anita zaten te smullen. En de pudding was inderdaad prima gelukt. Alle lof richting Anna van Wiers, zelfs met inderdaad bloedstollend zure jam van een onbespoten, biologisch-dynamische fruitkweker.
“Dit was heerlijk, Kees.” Anita keek me aan. “Ik snap niet dat Joline zo slank blijft; ik begrijp wél hoe Charlotte en Margot in zo’n korte tijd zo zijn aangekomen.” Greet gniffelde; die wist wat er zou komen.
“Met Joline beoefen ik bepaalde sporten, Anita. Soms horizontaal, soms in de badkamer, soms op de draaiende centrifuge… Nog meer details nodig?” Ze keek smerig. “Nee, ik geloof dat ik het plaatje wel in m’n hoofd heb, Kees. Laat die details maar zitten, daar zijn wij niet, ik herhaal: absoluut niét in geïnteresseerd. Om jouw echtgenote maar eens te citeren: ‘Wij zijn nette meisjes’. Duidelijk?”
Ik knikte. “Ja hoor. Méér dan duidelijk. En da’s prima.”
“Maar vertel eens over die hond, Kees. Jullie gaan een hulphond adopteren?” “Nee Anita. Wij worden gastgezin voor een hopelijk aanstaand hulphond. Kijk, het zit zo: Hulphond Nederland in Herpen leidt hulphonden op. Maar… Hulphonden worden niet ‘zomaar’ geboren. Men selecteert reuen en teven die bepaalde karaktereigenschappen hebben. Die laat men paren en dan wordt er een nestje geboren.
Vaak Labradors of Golden Retrievers, poedels, soms een ander ras, soms kruisingen. Die nestjes blijven een week of acht bij de moederhond en dat wordt intensief begeleid door Hulphond Nederland. Na acht weken gaan de op dat moment goedgekeurde pups naar een gastgezin.
De enige taak die het gastgezin heeft is: het socialiseren van de hond. Het dier moet alles een keertje gezien en ervaren hebben. In het OV, in de auto, in drukke winkels, het ziekenhuis, de supermarkt, de brrr…. Ikea of de, nog meer brrr…, Mc Donalds of een drie sterrenrestaurant, noem maar op. En ondertussen wordt het dier goed geobserveerd door een gastgezinbegeleidster. En door het gastgezin natuurlijk. Honden die niet sociaal zijn, of te bang of poep vreten, anatomisch gebreken vertonen worden dan al uit het traject gehaald en verkocht als 'huishond'.
En Hulphond Nederland verkoopt die hondjes met net zoveel nauwkeurigheid als een ‘afgestudeerde’ Hulphond: de klant moet bij de hond passen. Er moet een match zijn. De hondjes die geschikt zijn bevonden gaan na een maand of 15, 16 naar Herpen. Dáár worden ze echt opgeleid. Elke hulphond moet zo’n 70 commando’s kennen en kunnen uitvoeren.
Simpele zaken worden al in het gastgezin aangeleerd, zoals ‘sit’, ‘down’, ‘go to bed’, ‘back’ en ‘let’s go’. Maar het daadwerkelijk oppakken van spullen, het openen van deuren en kastjes, het helpen bij het uit de wasmachine halen van de schone sokken… Dát gebeurt in Herpen. En in de tussentijd wordt er daar ook gekeken wat er in de hond zit.
Wordt het een ADL-hond, een hond voor assistentie de dagelijkse levensbehoeften, dus bijvoorbeeld bij iemand in een rolstoel?
Wordt het een PTSS-hond, dus om een veteraan of een ex-politieman weer op de rit te krijgen?
Of een epilepsie-hond, die een client kan alarmeren vóórdat hij een aanval krijgt…”
Ik keek voor me uit. “Mijn grootste wens is om een hond op te voeden die later PTSS-hond wordt en een veteraan als buddy krijgt. En dat zónder de andere honden tekort te doen: die doen prachtig werk. Morgen komt Mocca dus bij ons binnen; Mocca is nu 11 maanden. Zijn gastgezin gaat emigreren naar Frankrijk. Kan de hond niet mee. Ze hebben gisteren afscheid genomen, volgens Adria, de gastgezinbegeleidster ‘tranen met tuiten’ gehuild, maar het kon niet langer. Het huis werd leeggehaald. Voor zo’n natuurlijk een best traumatische ervaring.
Mocca is nu in Zaltbommel, bij Adria, morgen brengt ze hem naar Veldhoven. En dan ben ik ervan… Op zich prima dat we eerst een hond krijgen die al wat ouder is; niet ’s nachts je nest uit om de troep van een pup op te ruimen. Aan de andere kant: Mocca is slechts een half jaar bij ons. Mits alles goed gaat; als hij afgekeurd wordt, gaat hij natuurlijk eerder weg. Héhé, wat een verhaal…”
“En waar gaat de hond heen als jullie aan het werk zijn?” “Mee naar Gorinchem. We hebben Bengel, de hond van Joline’s ouders in september een paar weken te logeren gehad; dat ging prima.” “Bengel? Die herdershond die Joline zo mooi binnenbracht tijdens jullie trouwen?” Ik knikte. “Ook een schat van een beest. Totdat je lelijk doet tegen iemand van haar roedel, dan kijk je tegen opgetrokken lippen aan met daaronder een stel hagelwitte en best wel imponerende snijtanden. En je hoort een hele lage, gemene grom. Ik heb het één keer gezien, bij ons in de lift toen een vrouw lelijk tegen mij deed: die schóót meteen achteruit.”
Greet gniffelde. “Oh, dus jij hoort nu ook bij haar roedel?” Ik knikte. “Tuurlijk! Bengel was erbij toen Joline ‘ja’ zei tegen mij en ik ‘ja’ tegen haar… Dat beest is niet gek, hoor. Maar goed, morgen komt Mocca dus bij ons in huis, maandag gaat hij mee naar Gorinchem. En ik weet niet of ik zondag naar de kerk kom, Greet.” Ze haalde haar schouders op. “Dan kijk je de dienst maar op ‘kerkdienst gemist punt nl, Kees. En als Mocca een brave hond is, mag hij best op de orgelgalerij zitten. Of liggen…”
Ze giebelde. “En als Richard de gemeente begroet of de zegenbede uitspreekt, er keihard doorheen blaffen…” Ik keek twijfelend. “Dan wil ik eerst weten hoe hij zich over het algemeen gedraagt. Geen zin om met plaatsvervangende schaamte in de kerk te zitten.” “Dan neem je hem toch eerst een paar keer mee op donderdagavond, Kees? Erger dan een bugelles van Greet kan het nooit zijn…” Anita keek pestend.
“Jij bent af en toe een krengetje, mevrouw. Maar het idee er achter is wel goed. En ik wil aan Richard vragen of hij er geen problemen mee heeft. In principe zijn hulphonden overal toegestaan, dat staat zelfs in de wet, maar Mocca is hulphond-in-opleiding. De status van hulphond heeft hij nog niet. We gaan het zien.”
Al kletsend vloog de tijd en rond half tien keek Anita op haar horloge. “Kees, het is hartstikke gezellig en zo, maar morgen loopt de wekker voor mij weer om zeven uur af…” “Zeven uur pas? Bij mij om half zes. Maar ja, ik moest zo nodig in Gorinchem gaan werken en in Veldhoven blijven wonen, prutser dat ik ben…” Ik keek zielig. Ik stond op. “Meiden, dank voor een hele gezellige avond in mijn eenzame vrijgezellenbestaan. Vanaf morgen wordt het een stuk drukker en dat is goed. Dank voor een voortreffelijke maaltijd.” “Die heb je zelf gemaakt, Kees”, merkte Greet op. “Dat klopt, Opperwachtmeester, maar jullie hebben de ingrediënten betaald. Dus: dank daarvoor.”
Ik kreeg een knuffel van Anita, daarna van Greet. “Pas goed op die hond, Kees. En als je Joline vanavond nog spreekt of appt: doe haar de groeten.”
Met een goed gevoel reed ik even later weg. Mooie meiden om goeie gesprekken mee te voeren. En ze zagen er leuk uit vanavond: ze hadden zich inderdaad een beetje ‘opgetut’. Normaal droeg Greet een broek, nu had ze een nette rok aan, die haar stevige figuur bijzonder flatteerde. En Anita had er ook leuk uitgezien: een jurkje, pumps, kettinkje om; twee knappe dames van rond de vijf en dertig jaar. Ik gniffelde in mezelf. Maar de vent die zou proberen om één van hen seksueel te benaderen, zou van de kouwe kermis thuiskomen… En klappen krijgen.
Eenmaal thuis schonk ik mezelf een glas melk in, daarna ging ik de kamer even bekijken. Want morgen liep Mocca hier rond; wellicht zou hij overal de tanden in willen zetten. Een paar dingen verhuisde ik naar een wat hoger niveau: een plant, een vaas… De boxen van de stereo stonden ook op de grond. Voorlopig maar laten staan: als de hond daar belangstelling voor zou hebben, had ik nog wel een paar CD’s met hele hoge muziek. Die even keihard zetten, dan zou hij wel respect voor de boxen tonen…
De bench kon in de kamer, naast de balkondeuren. Daar had de hond zicht op ons, het tochtte daar niet en hij maakte deel uit van de sociale cirkel in de kamer.
En slapen? Even kijken… In de slaapkamer was wel ruimte, naast het zitje. Maar zaten wij er op te wachten om een hond in de slaapkamer te hebben? Eerst maar eens afwachten of Mocca alleen kon slapen. En over slapen gesproken… Het was al over tienen. Joline zou rond tien uur bellen of appen, hadden we afgesproken. Nou ja: telefoon naast het bed leggen en als ze geen teken van leven gaf, morgenochtend zelf maar een appje sturen.
En sowieso morgenmiddag, als Mocca er was… Ik schoot even onder de douche en terwijl ik mezelf afdroogde hoorde ik ‘pinggg’ uit de slaapkamer. Een appje van Joline:
‘Hoi Kees. Hier alles wel. Erg moe, ik ga meteen in bed. *** Jo’.
Oké, ze wordt goed bezig gehouden dus. Da’s mooi. Even later lag ik ook onder het dekbed. Wat had Anita zondag ook al weer gezegd? ‘Eens in de vier dagen mag je met jezelf spelen, Kees…’ De maffe trut. Ik had in feite moeten antwoorden: ‘Daar weet jij helemaal niks van, dame.’ Maar ja, ze was wél verpleegkundige…
Vakinhoudelijk zou ze er wel iets van moeten weten. Voorlopig had ik nog even geen behoefte om met mezelf te spelen; dat zou een uiterst mager equivalentje zijn voor seks met Joline… Slapen, Kees. Morgen een spannende dag. En op de terugweg maar bij de bakker een mokkataartje kopen voor Adria…
De vrijdagochtend ging uiterst traag, naar mijn gevoel. De weekbespreking met de piraten, daarna nog wat werken aan een offshoreplatform… Ik kon me niet concentreren. Het duurde úúúren voor het twaalf uur was. Maar uiteindelijk hoorde ik Henk zeggen: “Heren… Omkleden. Mariëtte wacht niet. Kees: bureau in orde maken, daarna opbokken naar je hondebeest. Prettig weekend.”
“Dank je, Henk. Heren: goed weekend.” “Maandag opzitten en pootjes geven, Kees!” Frits grinnikte. “Ik zal kijken wie er hier pootjes gaat geven, meneer van Hengel. Ik ben het niet, dat weet ik zeker!” Even later reed ik richting Veldhoven. In een wat sneller tempo dan toegestaan was op de snelweg, merkte ik vlak voor Deil.
Ho, Kees… 140 kost je gewoon grof geld als ze je aanhouden of flitsen. Zonde. Cruisecontrol aan op 100 en verder geen gedoe. Luister maar naar Radio 4 en geniet ervan, maar ga niet jakkeren… In Veldhoven reed ik inderdaad langs de warme bakker voor een paar stukken mokkagebak. En toen naar huis.
Nog even de laatste dingetjes aan de kant en m’n lunchpakket opeten. Dat had ik ’s morgens puur routinematig gesmeerd… Teken dat ik toch een beetje ‘in de bonen was’... En om één uur was het wachten. Kwart over één… half twee… kwart voor twee… Ik werd een beetje nijdig op Adria. ‘Rond één uur’ hadden we afgesproken. Goed, wat vertraging door het verkeer kon altijd, maar drie kwartier na de afgesproken tijd… Dat druiste nogal tegen mijn punctualiteit in.
‘Op tijd is vijf minuten voor tijd’ was er ingerámd bij Defensie.
Vijf voor twee ging de benedenbel. “Ja?” “Meneer Jonkman? Ik sta beneden, met Mocca.” “Ik doe de deur open Adria. Lift in, 9e verdieping en als je uit de lift komt: linksaf. En als de lift het niet doet: stuur maar een appje als je op de 4e verdieping bent, dan is de koffie doorgelopen als je boven bent.” Ze grinnikte. Op de video zag ik haar naar binnen lopen, Mocca links naast haar, met het bekende hesje van de Stichting Hulphond Nederland om.
Nou… Daar begint het feest, hondenbeest… Even later hoorde ik de lift stoppen. Adria kwam er als eerste uit, gevolgd door Mocca. “Roep hem maar, meneer Jonkman!” “Mocca… Kóm maarrr!” De hond nam een sprint en botste tegen mijn benen aan. Kwispel… Ik liet ‘m even ruiken en dat werd al snel likken. Mooi, dat beloofde veel goeds. Ik kwam overeind. “Dag Adria. Welkom in Veldhoven.” “Dank u wel, meneer Jonkman. Mooi uitzicht hier!”
“Ja. Maar volgens mij ken jij mijn voornaam; gebruik die dan ook. En als je ‘m vergeten bent: Kees.” “Sorry, maar sommige gastouders stellen dat niet zo op prijs.” “Voor vrienden ben ik Kees. En mijn vrouw heet Joline. Als we met achternamen gaan werken is er iets goed mis. Kom, naar binnen, dan kan Mocca ook z’n omgeving bekijken. Koffie?”
Ze knikte, wat afwezig. “Oké, Ageeth had me al iets verteld over jullie huis, maar dit is prachtig! Wat een uitzicht!” “Jij woont zelf ook op een bijzonder mooi plekje, Adria. Alleen… als de Spanjolen komen, ben je best wel kwetsbaar, zo buiten de vesting.” Ze keek vragend. “De Spanjolen? Hoe bedoel je?”
Ik zuchtte. “De 80-jarige oorlog. Toen is de vesting van Zaltbommel vervolmaakt door Prins Maurits, met die diepe gracht en die mooie ravelijnen en bastions. Een vesting volgens de toenmalige krijgskundige architectuur. In 1599 voor de zoveelste keer door de Spanjaarden belegerd en voor de zoveelste keer zonder succes. Maar jij woont net buiten die mooie vesting. Geen bescherming, sterker nog: de Spanjolen zoeken dekking in jouw huis.”
Ze bromde: “Als er ook maar één Spanjaard zonder mijn toestemming binnenkomt, heeft hij het gebit van een stuk of vijf honden in z’n harnas hangen en roept hij héél hoog ‘Olé’ of 'Madre Mia!!!' dat weet ik zeker.”
Ik was ondertussen in de keuken bezig en de hond drentelde een beetje door de kamer. Zijn staart had geen seconde rust.
Adria was gaan zitten en observeerde. Toen ik met de koffie de kamer in kwam zei ze: “Zet de kopjes maar een beetje in het midden van de tafel. Mocca heeft geleerd dat de tafel ‘out of bounds’ is, maar die staart is een effectieve kopjesmepper.” Ik gehoorzaamde en liep weer terug naar de keuken. “Wil je een stukje toepasselijk gebak?” Ik tilde een schoteltje op en ze lachte. “Lekker! Mokkagebak?” “Ja. Maar niet voor Mocca.” Ik zette de schoteltjes ook op tafel.
“Hmm… Deze verleiding is wel erg groot voor hem, Kees. Als we niet kijken is minimaal een van die gebakjes hap-slik-wég. Hou je schoteltje maar vast.” Dat deed ik dus maar en in no-time kwam er een bruine hondenkop op mijn onderarm leunen en keek ik in twee vragende ogen. “Mocca: back.” Aarzelend deed hij een paar stapjes achteruit. “Zit.” En ook dat ging goed. “Braaf. Goeie hond, Mocca.” Kwispel…
“Dat doe je prima, Kees. Gewoon rustig commando’s geven, zonder iets van boosheid in je stem. Zolang hij doet wat jij wil, mag je hem belonen. Met je stem of met wat voer. Maar ja, dat staat nog beneden… 20 kilo voer die trappen op sjouwen zag ik even niet zitten.”
“Ach ach… Mevrouw denkt dat ze gaat zweten…”
“Zeker weten! Voer, de bench, ook niet echt licht, kleedje, speeltje, documentatie… Moet allemaal nog naar boven.”
“Nou daar hebben ze van die leuke, kleine kamertjes voor uitgevonden. Ken je die? Deuren die opengaan als je op een knopje drukt, aan de binnenkant allemaal knopjes, een belletje wat overgaat als jij nét een wat raar gevoel in je buik krijgt… Ze noemen die kamertjes ook wel ‘lift’. Maar ja, die hebben ze in Bommel natuurlijk niet… Zullen de Spanjolen wel afgekeurd hebben…”
Ze keek donker. “Jij moet goed oppassen, met je grappen over mijn geboortestad!” “En wat als ik dat nou niet doe? Stuur je Mocca op me af? Ik zie het al lang: dat beest is net zo corrupt als de gemiddelde Bosnische politieagent. Eén plakje ham en hij likt de hele dag mijn voeten. En het maakt ‘m dan niets uit of ik m’n schoenen aan of uit heb en hoe lang het geleden was dat ik m’n sokken en voeten gewassen heb… Net als Bengel, de hond van mijn schoonouders.”
Adria lachte. “Jaja… Ik zie het voor me. Maar nu even serieus, Kees. Zo dadelijk halen we alle spullen naar boven die je nodig hebt. We laten Macco dan even alleen; is jouw appartement gehorig?” Ik schudde mijn hoofd. “In mijn vrije tijd studeer ik bugel. En ondanks dat ik geen beroepsmusicus ben en er echt of en toe wel een noot vals klinkt, heb ik nog nooit klachten gehad. Dit huis is best wel geluiddicht.” “Mooi. Dan laten we Mocca in de hal, daar kan hij weinig onheil aanrichten. Als we dan weer boven komen, horen we wel of hij lawaai maakt of niet. Bij mij was hij overigens uiterst rustig.”
Ik stond op. “Nou, meteen doen dan maar…” De hond kwam ook overeind en liep mee naar de hal. Adria wees hem in een hoek. “Mocca: sit.” Er werd gehoorzaamd. We liepen het huis uit en haalden de spullen op. Dat was best veel: een zak van 20 kilo brokken, nog een riem, een kleedje, een bench, speeltje, een tas met alle papieren van de hond en een pluche beer.
“Dat is zijn liefje. Mocht hij meenemen uit het vorige huis. En da’s prima, daar hangt de geur nog in. Voorlopig niet wassen. In ieder geval de eerste weken niet, ook al ziet het ding er niet uit.”
Ik schoot in de lach. “Dit doet me denken aan de teddybeer van Joline, mijn vrouw. Die had als jong meisje een één meter grote beer gekregen: Baloe. En dat was haar vriendje. Toen wij een relatie kregen moest Balou mee naar Veldhoven. Maar ze vertelde dat ze Balou een paar jaar terug héél voorzichtig had gewassen. Het beest was gewoon smerig geworden in de loop der tijd. En na het wassen was hij z’n geurtje kwijt, klaagde mijn meisje…”
Adria zei droog: “Nou, dan weet je wat Mocca straks doormaakt. Ik denk dat zijn beertje dicht bij hem in de buurt blijft.” Ondertussen waren we weer boven en zeulden we het spul naar binnen. Mocca sprong op uit zijn hoek en rende naar de beer. Húp, in z’n bek en mee naar de kamer. En in de kamer ging hij in een hoekje liggen, zijn kop op de beer. “Kijk nou… Romeo en Julia.” Adria overlaadde me niet met tips, maar wees me op de website van Hulphond.
“Daar staan de meest waardevolle tips in, Kees. Volgende week kom ik nog wel en keer kijken hoe het gaat. Kan dat overdag of…” Ik keek zuinig. “Overdag ben ik aan het werk, Adria. Al het ’s avonds kan… Liefst op woensdagavond, dan heb ik voor de rest geen activiteiten.” Ze knikte. “Oké. Woensdagavond. Rond een uur of zeven, is dat goed?” “Ik zet het meteen in m’n agenda.”
“Dan ga ik er nu vandoor, Kees. Als je ergens mee zit: bellen. Hetzij naar mij, hetzij naar Herpen. Niet aarzelen daarmee, oké?”
Ik knikte en met een handdruk nam ze afscheid. Mocca liet ze met rust; die lag te slapen, de kop op zijn beer.
Even daarna ging de buitendeur dicht.
“Zo Mocca. Welkom in Veldhoven, jong. We maken er hier een goeie tijd van voor jou.” Ik ging even zitten en bekeek de hond. En hij bekeek mij, met z’n kop op de beer. Hoe laat was het? Half vier. Mooi. Eerst maar eens een stukje lopen. Even de hond wat moe maken, dan sliep hij vannacht ten minste goed.
Nee, wacht: eerst een paar foto’s maken met m’n telefoon en opsturen naar Joline… Een aantal foto’s gingen in het geheugen van de telefoon en vervolgens via what’s app richting Roemenië. En ik maakte een paar foto’s met mijn camera; die waren toch van betere kwaliteit. Die gingen via de mail naar The Fabulous Fourteen, én Rob & Tony én Pa en Ma.
Met de tekst: ‘Nieuwe huisgenoot. Maak kennis met Mocca, Hulphond-in-opleiding, sinds vandaag bij ons in huis. Gr, Kees.’
Twee foto’s waar Mocca nog steeds lag, kop op zijn beer en de ogen halfdicht; één foto waarop hij zat, koppie scheef, oren gespitst. Voorpoten netjes naast elkaar… Een plaatje. Kon zó op een folder van Hulphond Nederland.
Vrij snel kwamen de antwoorden.
Melissa: ‘Wát een schatje… Neem je hem mee naar dansles, Kees?’
Margot: ‘Als je hem niet meeneemt, komen wij na de dansles even op bezoek!’
Fred: ‘Jij hebt goeie plannen, Margot!’
Tony: ‘Zal Bengel blij mee zijn als jullie weer eens langs komen… Lekker rennen over het gras!’
En Ma mailde: ‘Binnenkort komen wij ook wel eens naar Veldhoven, Kees. Want dat beest overleeft een week ‘Kees solo’ natuurlijk niet…’
En even later Charlotte: ‘Wij nemen wel wat te drinken mee vanavond, Kees. Maar de hele club komt vanavond even kennismaken met Mocca!’
Ik keek het beest aan. “Nou Mocca… De Filistijnen over u! Het hele zootje ongeregeld over de vloer. Vanavond wil je maar één ding: in je bench en als-je-blieft met rust gelaten worden!” Een kwispel was de reactie toen ik zijn naam noemde.
Nou, nu eerst maar even het beest uitlaten en een stukje wandelen…
En wie weet: de eerste confrontatie van mevrouw van Wijngaarden met Mocca.
Eens kijken hoe hij zou reageren, mocht ze wéér lelijk doen…
“Goed lui, welkom weer. We maken er geen wetenschap van vandaag: gewoon drie kilometer rennen in afwisselend tempo. We beginnen rustig, na twee rondjes zetten we wat meer vaart, het laatste rondje is cooling down. Dat gaat wel lukken, denk ik.” Wat sarcastische opmerkingen volgden, toen startte ik. De geroutineerde lopers wisten wat er kwam; die spaarden hun krachten voor het snellere deel. De twee nieuwkomers, Nino en Tess, liepen vooruit. Prima, die haalden we vanzelf wel in… En dat bleek ook: na 1800 meter waren ze geklopt. Hijgend liepen ze te zwoegen, terwijl de rest redelijk normaal liep.
“Iets rustiger aan graag, Kees”, piepte de Tess. Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Ik heb jullie verteld wat we zouden doen, maar jullie vonden het nodig om vooruit te lopen. Prima, maar dan nu niet achterblijven. Dit tempo is voor iedereen te doen, ook met dit weer.” Een boze blik was de beloning en langzaam maar zeker zakte ze af. Nino bleef bij, maar het kostte hem duidelijk moeite. Toen Tess honderd meter achter ons aan sukkelde, draaide ik om. “Volgen… We gaan even bezemwagen spelen!” We liepen naar haar toe.
“We gaan hier niet solo lopen, Tess. Bijblijven! Je ziet maar waar je de energie vandaan haalt, maar je blijft bij. Nog één rondje op tempo, daarna de cooling down.” Zonder op verder commentaar te wachten liep ik door. De rest van de club zou haar wel helpen, dat wist ik zeker. En dat klopte: achter me hoorde ik Linda in haar Rotterdamse tongval: “Bijblijven! Haak je maar aan mij vast, exact dezelfde passen nemen als ik. Ben, jij loopt achter haar om eventueel te duwen. Nino, naast me blijven en geen gezeik; je hebt je adem nodig om te lopen. Húp!”
Oei… onder handen genomen worden door Linda ging je niet in de kouwe kleren zitten…
Na het rondje ‘rustig aan’ hield ik halt. “Zo. Ik zal er geen preek aan wijden, maar: goed gelopen in takkeweer. Tess, Nino: zorg er de volgende keer voor dat je je energie goed verdeelt. We lopen hier sámen.” Nino knikte, bij Tess was het kwartje nog niet gevallen blijkbaar. Oké, daar komt ze vanzelf wel achter… Even later liep ik alleen terug richting flat. Inderdaad tot op m’n bilnaad nat. Hopen dat mevrouw van Wijngaarden niet in de lift stond; dat mens zou een rolberoerte krijgen.
Eenmaal boven liep ik in één streep richting douche. Hete kraan aan en onder de kraan uitkleden. Morgen m’n andere sportkleding en -schoenen aan; dit spul eerst wassen en drogen. Bruin water ging richting afvoer; m’n broek zat onder de blubber. Uiteindelijk was ik naakt en genoot ik van de hete stralen. Geen kouwe plens vandaag; genoeg koud water over me heen gehad… Na het afdrogen trok ik warme kamerjas aan en pantoffels. En nu: eten. Ik warmde wat restjes van zondag op en at daar lekker van. Het beetje nasi wat overbleef ging in de biobak. Niet verantwoord om dat langer te bewaren.
Om negen uur schonk ik mezelf een borrel in. Kon nog nét. En ik appte Joline. ‘Sorry schat, ik ga zó m’n nest in. Kliedernatte looptraining achter de rug na een drukke dag. Ik ben een beetje ‘op’. *** Kees.’
Een minuut later ging mijn telefoon: Joline.
“Hoi bikkel… was het zó erg?”
“Nogal. Geen droge draad meer aan m’n lijf. Dit was pittig. En hoe is het bij jou?”
“Ook pittig, maar op een andere manier. Ik ben er achter dat kwaliteitszorg niet mijn ding is. Ik zal Ingrid, als ik terug ben, mijn complimenten maken. Maar goed, ondertussen ben ik aardig aan het spitten.”
“Goed zo. Zal Charles wel op prijs stellen.”
Ze giechelde. “Als je hier op sommige bureau’s zijn naam laat vallen, begint men nogal schichtig te kijken. Maar goed, ik ga zo mijn tanden poetsen en dan lekker slapen.”
“Goed plan, schat. Ga ik ook doen. Succes morgen!”
“Jij ook, Kees.”
We hingen op. Haha… haar tanden poetsen… Zou zo maar eens een nieuw codewoord kunnen worden. Even later ging ik de slaapkamer in en kroop onder het dekbed. Ondanks mijn wat moeie spieren kon ik niet snel in slaap komen. Mocca was in mijn gedachten. Mooi beest en ik geloofde dat hij mij ook wel mocht. Dat zou nodig zijn want het komende halve jaar zouden we met elkaar opgescheept zitten. Voor zijn houding richting Joline was ik niet zo bang: het dier zou Joline geen seconde uit het oog willen verliezen, net als Bengel.
Joline was een echt ‘hondenmens’… Ik grinnikte zachtjes. Ondanks haar tandenborstel. Hopen dat ze haar ‘tanden’ onder de dekens poetste, zodat een eventuele camera in haar kamer geen schijn van kans had. Morgen haar er toch even subtiel op wijzen dat ze niet wijdbeens boven op bed liggend zichzelf lag te bevredigen…
Verdomme, ik wilde dat ik haar nu naast me had! Ruw draaide ik me om. Niet zielepieten Jonkman! Straks zit je in Bosnië of op een boorplatform, dan moet je het ook zonder je vrouw stellen! Dan ook maar een tandenborstel kopen… Misschien kon ik ‘m van Joline lenen…
De rest van de week dwong ik mezelf tot hard werken. Woensdag werkte ik over tot negen uur, zodat ik vrijdag eventueel wat eerder naar huis kon. De pizza die we aten woensdagavond was op zich prima, maar ik miste groente. Ja, er lagen een paar stukjes paprika op de pizza, maar die waren al deels bruin door de hitte van de oven. Alle vitamines waren daar al uitgebakken. Eenmaal thuis maakte ik snel een salade, die barstte van de vitamines. Daarna nog even de bugel pakken. Deze week vrijwel niet gespeeld, verdorie. En Greet zou dat meteen horen…
Nou ja, eerlijk zijn dan maar. Ik pakte de telefoon en appte:
‘Hoi Greet. Sorry, door omstandigheden deze week de bugel nauwelijks vastgehouden. Heeft het dan zin als jij morgen twee uur aan me verprutst?’
Na een paar minuten het antwoord.
‘Koekenbakker! Je vrouw is er niet en jij gaat meteen lanterfanten? Morgen om zes uur melden bij Anita en mij. Bij ons thuis. En eten wat de pot schaft! Greet.’
Ik begon breed te lachen toen ik de laatste zin las. ‘wat de pot schaft’… In hun geval: twee potten. Zou ik dat terugschrijven? Nee. Misschien in een gesprek laten vallen, maar op een beeldscherm mis je de gezichtsuitdrukking van iemand. Een smiley hielp een beetje, maar…
Ik schreef terug: ‘Dank voor deze geste! ** Kees.’
Na een half uurtje bugel spelen vond ik het wel weer genoeg; ondertussen was het bijna tien uur: bedtijd. Geen nieuws van Joline, helaas. Maar we hadden afgesproken dat zij zou bellen of appen. Zij moest er tijd en plaats voor vrijmaken. Dus kroop ik zonder ‘welterusten-telefoontje’ onder het dekbed. Slapen! En dat lukte prima…
Ook de donderdag ging snel voorbij. Tussen al het offshorewerk door kwam Theo mijn bureau binnen, met in zijn kielzog Rogier, Fred en Marion. “Oeps… vanwaar deze zware delegatie, mevrouw en heren?” “Zit je nou toespelingen te maken op mijn gewicht, Kees?” Marion keek gespeeld boos. “Nee, natuurlijk niet Marion. Ik zou niet durven, dan krijg ik een boze André op bezoek en ik wil dit hok vrijhouden van pindakaasgeur. Nee, ik had het over Rogier. Die is de laatste maand toch best wel een kilootje aangekomen. Lot zorgt blijkbaar goed voor je!” “Ja, en jij bent afgevallen, deze week! Volgende week ben je een nog nét lopend skelet, meneer Jonkman! Ik hoop voor jou dat Joline op tijd terug is om je van de hongerdood te redden!”
Theo brak in. “Jongens, kappen met onzin, even zitten en brainstormen. In Den Haag, op het ministerie is men best wel blij met DT. En informeel hebben we toestemming om Nijmegen te helpen. Daar moeten nog wel wat handtekeningen van financiële lui voor gezet worden, maar de secretaris-generaal keek nogal vriendelijk uit z’n ogen toen hij ons die mededeling deed. De andere ziekenhuizen? Weet ik zo net nog niet. Daar hebben we geen voorkennis van, behalve dat wij weten hoe die club uit Amsterdam werkte. Daarover gaat het ministerie in beraad met die ziekenhuizen. Als ze met een ander bedrijf in zee gaan, ook prima. Ik heb de SG toegezegd dat wij zo’n ander bedrijf kunnen helpen in de vorm van Fred hier.”
Marion giebelde. “Nou, ik weet niet of…” Ze zweeg; de hand van Fred was in haar nek geland.
“Pas jij een beetje op je woorden, juffie? Anders gaan we weer antennes op het dak plaatsen en het lifthuisje moet ook weer een schoonmaakbeurt! En Gonnie heeft het véél te druk als Hoofd Backoffice om je naar huis te brengen!”
Ze piepte: “Ja meneer van Laar… Dan vraag ik André wel om me naar huis te brengen, meneer van Laar…”
Hij bromde: “Jaja… En dan moet André je zeker ook naar je bedje brengen hé?”
“U brengt me op goeie ideeën, meneer van Laar…”
We grinnikten en Theo zei: “Fred: laat mijn lieve nichtje met rust. Ik heb er maar één; daar ben ik zuinig op.” Fred gromde en trok zijn hand terug. “Dank u wel, ome Theo”, piepte Marion. “Da’s de eerste keer dat ik jullie ‘nichtje’ en ‘ome Theo’ tegen elkaar hoor zeggen…” Rogier keek verwonderd en Marion giebelde: “Tja, als ik Theo uitmaak voor ‘nicht’ krijg ik onder uit de zak…”
Theo zuchtte. “Ik ga een uitspraak van Kees herhalen als Joline weer eens recalcitrant is: ‘Tutje’. Kappen met die onzin; ik wilde Kees even laten weten hoe de ziekenhuisvork in de steel zit.” Hij deed de gangdeur open en zei, zich omdraaiend:
“En nu ga ik weer lekker directeur zijn: met een goeie bak koffie en een koekje, m’n poten op het bureau het Elseviers Weekblad lezen!”
We hoorden de stem van Irene. “En met in dat Elseviers Weekblad natuurlijk een Suske en Wiske verstopt… Of was het een Asterix & Obelix, Theo?”
“Kreng. Moet je weer alles verraden?”
De deur van zijn bureau dreunde dicht en even later kwam het lachende gezicht van Irene om de deur kijken. “Zo. Die had ik toch mooi tuk, nietwaar?” Fred stak z’n duim op. “Lekker zo doorgaan Irene! Ook een directeur heeft recht op een lesje nederigheid. Kom Marion. Dit hok ruikt veel te veel naar plotterinkt en smeerolie. Gauw terug naar Backoffice, daar ruikt het ten minste aangenamer. Naar het parfum van een aantal charmante dames, bijvoorbeeld…”
Ze verdwenen en ik keek Rogier aan. “Jammer dat we niet rennen vanmiddag. Anders had ik het in het Backoffice ernstig naar deo laten ruiken… Die zouden ze hard nodig hebben.” Hij grijnsde. “Morgen maar even met Mariëtte kletsen… Ik ga weer aan het werk, Kees. Anders gaat m’n teamleider over de jank.” “Ja, dat wil je niet natuurlijk…”
En het was weer rustig op het bureau, op Radio Vier na. Na een aantal zakelijke telefoontjes kwam er rond drie uur een ander belletje.
“Meneer Jonkman? U spreekt met Adria van Hulphond Nederland. Ik ben vanochtend met Mocca naar zijn gastoudergezin geweest en die hebben afscheid van Mocca genomen. Tranen met tuiten, maar het was, en dat beseften ze zelf ook, niet verantwoord om hem daar nog een paar dagen te laten. Mensen die in en uit liepen, klussers bezig, spullen die ingeladen werden… Mocca was bloednerveus. Logisch; ‘zijn huis’ werd even ondersteboven gehaald. Komt het uit dat ik Mocca morgen bij u kom brengen, in de loop van de middag?”
Ik pakte mijn agenda erbij: ’s middags geen spannende dingen waar ik persé bij moest zijn. En ik had nog wat compensatieuurtjes staan, dus… “Da’s prima, Adria. Vanaf één uur ben ik thuis. Heb je mijn adres?”
“Ja, dat heb ik…” Ze lachte even. “Ik hoop dat lift het doet. Negende verdieping, toch?”
“Ja. Op de tiende sta je op het dak en dat is best fris met dit weer.”
“Mooi. Dan zien we elkaar morgen rond één uur, meneer Jonkman.”
“Tot morgen Adria.”
Ik verbrak de verbinding. Volgens mij hadden we elkaar getutoyeerd bij mijn bezoek in Zaltbommel… En nu was het ‘meneer Jonkman’? Toch eens vragen of dat door mijn dominante voorkomen kwam. Ik liep de groepsruimte in. “Heren…” Frits keek op. “Oh shit. Er is iets. Kees heeft die bepaalde trek op zijn gezicht…” Ik grijnsde gevaarlijk. “Dat klopt, Frits. Maak je borst maar nat. Nou ja, jullie allemaal in feite.”
“Hebben we maandag al genoeg gedaan, Kees. De centrifuge bij mij thuis draait nog steeds om al dat water uit m’n sportkleren te halen.” Willem keek gespeeld somber. “Nu, dan hoop ik voor je dat hij volgende week maandag klaar is. Je kunt het ding wellicht ook eens aansluiten op 230 Volt, in plaats van op een 12 volts accu. Maar dat terzijde.
Heren, ik ga me morgen drukken van de sport. Doe vooral de groeten aan Mariëtte, maar morgenmiddag om één uur staat er een mevrouw van Hulphond Nederland voor mijn deur en heb ik een nieuwe huisgenoot. En nee, dat is geen vervanging voor Joline: het is een chocoladekleurige Labrador Retriever die redelijk goed luistert naar de naam Mocca. Heb ik dinsdag kennis meegemaakt en dat beviel van beide zijden wel. Dus…”
“Dus heb jij tijdens dansles een hond danspartner, Kees? Interessant…” Rogier keek pesterig.
“Luister, mooie ex-ziekenhuismedewerker: als jouw meissie die hond ziet, zou het zo maar eens kunnen dat ze jou compleet vergeten is en die hond hartstochtelijk omhelst.”
Gerben vroeg droogjes: “Is die hond dan nog niet gesteriliseerd, Kees?”
Eén seconde stilte, toen brak er kabaal los en vloog een nietmachine door de ruimte.
“Smeerlap! Hoe haal je het in je hoofd…”
Gerben dook weg, maar was te laat: Rogier zat bovenop hem en klemde zijn arm nogal hard af.
“Auw, rotzak… Ik zal Lot eens inlichten over jou…”
“Ik zal Lot ook eens inlichten over jou, Gerben van Wiers! Met je smerige gedachten, potdomme!”
Rogier stond op en Gerben schudde zijn kleren uit en probeerde zijn arm te fatsoeneren.
Ik beet Rogier toe: "Tien! Nú!” Ik wees. “Vijf vanwege je ‘potdomme’ en vijf omdat je hier met dure nietmachines loopt te gooien.
Gerben: ook tien! Vanwege je smerige ideeën én omdat je een goeie vriendin van ons indirect beticht van uiterst kwalijke dingen!
Nú, naast elkaar en allebei liggen!”
Ze keken elkaar aan, haalden de schouders op.
“Hoor nou... Majoor Jonkman is weer helemaal in zijn rol”, zei Gerben schamper.
"Niks 'rol'! Ik heb Frits eens een keer toegebeten dat iemand die in mijn team loopt te kloten, daar héél snel en hartgrondig spijt van krijgt! Vraag maar eens aan hem hoe dat voelde. Liggen jullie en niet goed is opnieuw!"
Irene stak haar hoofd om de deuropening.
“Wat is er… Oh, het is weer bal hier?” Gerben en Rogier waren al bezig met opdrukken en toen ze klaar waren zei Irene: “Nou nou, heren… Tien keer? Dan was het wel héél heftig. Ik zal maar niet vragen…”
“Doe maar niet Irene. Nogal vunzig.” Willem keek haar aan. Beide heren stonden op en schudden hun armen uit.
“Zo. En nu geven jullie elkaar een handje en zijn we er klaar mee. Einde incident.”
Ze schudden handen. “Niet meer doen, Gerben. Een geintje: oké. Maar toespelingen op die manier richting Lot… Nee. Trouwens ook niet richting Margot, dan had je die nietmachine óók naar je kop gekregen.”
Rogier méénde het. “Oké. Sorry makker. Ik zal m’n tong in bedwang houden.”
Droogjes reageerde Rogier: “Nou, ik weet niet of Margot dat zo op prijs zal stellen, maar goed, in deze ruimte is dat wellicht handiger dat je het doet.”
Toen lachte hij. “Zo, die had je nog even tegoed. Staan we quitte, oké?”
“Nou, ik ben blij dat er alleen maar heren op dit bureau werkzaam zijn”, zei Frits. “Hadden er ook dames gewerkt, dan hadden de handtasjes rondgevlogen met allerlei chemische wapens er in…”
Daarmee was het incidentje ten einde. “Hoe ga je dat doen met die hond, Kees? Volgende week ben je nog alleen; stel dat je weg moet, naar een klant?” Willem keek vragend. “Dan parkeer ik Mocca op het Backoffice, wat we ook deden met Bengel. Dan zijn de dames daar blij met zo’n viervoeter en Fred vindt het ook prima. De hond moet er aan wennen. Als ik er ben zit hij bij mij op het bureau en eventueel, als jullie er geen bezwaar tegen hebben ten minste, mag hij bij jullie naar binnen sjokken voor aanvullende aaitjes. Niet voeren, want het en blijft een Lab: een lopende biobak met chronische honger. Maar goed, we lopen op de zaken vooruit; jullie zien ‘m maandag wel. Ik ga Theo even influiten. En het Backoffice.”
“Prima, Kees” Henk keek spottend. “Wij fluiten Mariëtte morgen wel in…”
Ik kreeg een paar veelbelovende lachjes, toen stak ik de gang over naar Theo. “Zo Kees… Wat was er bij jou aan de hand? Volgens mij bijna een revolutie, zo te horen.” “Hmm… de heren van de Vlist en van Wiers moesten even van gedachten wisselen. Maar da’s al weer op militaire wijze rechtgezet. Maar... met ingang van maandag heb je een nieuwe werknemer, Theo.”
Eén wenkbrauw werd opgetrokken, verder veranderde er niets aan zijn gezicht. De koele directeur...
“Mocca heet hij. Loopt op vier poten. Een 11 maanden jonge Labrador-pup. Nou ja, pup is hij niet meer. Met ingang van morgen zijn Joline en ik gastgezin voor Hulphond Nederland.”
Hij kwam overeind. “Je weet hoe ik er over denk, Kees. Met Bengel ging dat ook prima, en dat was niet eens een hulphond. Alleen maar goed voor de sfeer en…” Hij verhief zijn stem ‘… als er een keertje een ongelukje gebeurd, mag Irene het opruimen!” Die kwam natuurlijk meteen kijken.
“En wát mag Irene gaan opruimen, meneer de directeur?” Ik schudde mijn hoofd. “Helemaal niks, Irene. Meneer de directeur wilde jou even sarren.”
“Oh, als dat alles is… Dagelijkse kost.” Ze stak haar tong uit naar Theo.
“Maar Ireen… Voor jouw info: aanstaande maandag zit er een nieuwe medewerker in mijn team. Mocca heet hij.” Haar gezicht lichtte op. “Weer een hond? Leuk! Wat voor één?” “Een Labrador. Chocolade-bruin, vandaar de naam.” “Labradors… Lieve beesten.” “Ja”, zei Theo. “Tegenpolen trekken elkaar aan, zeggen ze wel eens…” Ik zuchtte maar weer. “Dank je wel, Theo. Morgenmiddag komt hij bij me thuis, dus Mariëtte moet het maar een keertje zonder Kees en Joline Jonkman doen.”
Ik liep naar het backoffice. “Tineke, mag ik even een minuutje zendtijd richting jouw medewerkers en medewerksters?” Ze knikte. “Tuurlijk. Doe niet zo formeel, Kees!” “Als ik hier naar binnen kom stuiteren en dingen ga roepen, vindt er iemand meestal wat van en moet ik dat ’s avonds bezuren, Tineke. Daarom ben ik wat voorzichtig… Dames… en Fred: met ingang van volgende week heeft DT er een nieuwe collega bij. Hopelijk is die goed in het aangeven van gevallen memo’s, maar waarschijnlijk is hij beter in het van je bureau af jatten van die boterham van tien uur. Als ik weg moet, naar een klant: mag ik ‘m dan, net als Bengel een tijdje geleden, hier stallen? Hij heet Mocca en is Hulphond-in-opleiding. Een 11 maanden jonge Labrador.”
Tineke knikte. “Tuurlijk mag dat. Met Bengel ging dat ook prima. En het is vreselijk gezellig, zo’n hond op het bureau.” “Is het een mannetje of een vrouwtje, Kees? Fred keek semi-serieus. “Kijk uit wat je nu gaat zeggen, vriend. Tien minuten geleden sloegen de heren van Wiers en van der Vlist bijna elkaar de hersens in wegens een nogal lompe grap van eerstgenoemde. Dus: denk goed na of de opmerking die je wil gaan maken zó vreselijk goed is dat je daar een verbrijzelde knie voor over hebt.”
Hij gromde: “Ik hou m’n grote bek wel weer…” en werd van diverse kanten uitgelachen. Toen werd hij serieus. “Kees, jij zou vrijdag in Rhenen blijven maffen. Dat wordt dan een beetje lastig, denk ik?” “Verhip… Niet eens bij nagedacht... “Klopt, Fred. Vrijdagavond wil ik thuisblijven van dansles. Even samen wennen aan elkaar. En als dat goed gaat, kom ik volgende week graag een avondje bij jullie langs.” Hij knikte. “Als je mij toch niet had, Kees Jonkman…”
Charlotte snibde: “Dan had hij een stuk minder kopzorgen, meneer van Laar!” “Nou, daar zorgden jij en je lieve zusje anders ook goed voor, Lotje…” Fred keek haar minzaam aan en Lot zuchtte. “Etter…” “Nou, hier is de pikorde ook weer duidelijk; Dames… en Fred: volgende week maandag niet schrikken als je iemand hoort blaffen. Dan ben ik het een keertje niet, maar is dat Mocca. Tineke, dank je wel voor de zendtijd. Toedeloe…”
En... weer terug naar m’n bureau. Oh, wacht; een kan koffie meenemen van de jongens; Gerben en Rogier leken nogal geschrokken te zijn van mijn uitval. Ik was inderdaad even woest geweest. Even daarna zaten we in de groepsruimte koffie te drinken en werd ik uitgehoord over Mocca. “Sorry lui… Ik heb ‘m wél gezien, maar vergeten een foto van het beest te maken. Maar wat ik zag: een nieuwsgierige hond en best wel mens-vriendelijk. Enfin, jullie gaan het wel zien, maandag.” Na een paar minuten gingen we weer aan het werk en voor ik het wist was het half vijf. Tijd om op te ruimen en naar Greet en Anita te gaan. Gelukkig had ik nog een paar doosjes bonbons in de auto…
Even voor zessen zette ik de auto bij beide dames voor de deur. Greet deed open. “Ha, daar is onze luiwammes. Kom er in, en doe alsof je thuis bent. Maar niet in de gordijnen klimmen!” Eenmaal binnen gaf ik haar de chocolade. “Alsjeblieft. Als dank voor jullie gastvrijheid en de ongetwijfeld grote hoeveelheden vitamines die ik zo dadelijk voorgeschoteld krijg.” “Dank je wel, Kees. En die vitamines dat weet ik nog niet. Heb nog geen inspiratie wat ik wil gaan koken.”
“Als ik je daar nou eens mee help?” Ze keek sceptisch. “Jaja… Voor de duidelijkheid: het kindermenu ‘kip, patat en appelmoes’ wordt hier niet geserveerd, meneer Jonkman! Dan gaat mijn verloofde behoorlijk op tilt en dat wil je niet meemaken.” “Zeur niet, Opper. Wat heb je in huis?” Samen bekeken we de inhoud van de koelkast, de vriezer en de voorraadkast.
“Nou, als Kees nou eens z’n best doet op een smakelijke maaltijd van piepers, spinazie a la Kees en een rundervink? Met griesmeelpudding toe? Het recept hiervoor heb ik van de week gekregen van de ouders van Gerben van Wiers. Uiterst smakelijk.” “Nou verras ons dan maar… Maar denk er aan: je gaat geen enorme puinhoop in mijn keuken maken, want dan mag je het zelf opruimen!” Ik drukte haar de zak aardappelen in handen. “Als jij de piepers nou eens schilt, mevrouw de academisch-geschoolde bugel-docente... Of was het vak 'aardappels schillen' niet opgenomen in het curriculum van het Conservatorium? Zouden ze toch eens moeten doen... Dan ontfermt Kees zich alvast over het vlees, de spinazie en het dessert. Hoe laat komt Anita thuis?”
“Zes uur. Mits er geen complicaties zijn, dat weet je nooit. Maar dan belt ze. Meestal.” “Oké, daar kan ik rekening mee houden. Backwardplanning: het vlees om half zes op het vuur, de aardappels om vijf over half, de spinazie om kwart voor. Dan begin ik met het dessert.”
Melk, griesmeel, wat suiker, vanille-essence… Even later stond de melk op het vuur en roerde ik alle ingrediënten in een kom goed door elkaar. Helaas had Greet geen bessensap. Nou ja, ook zonder dat smaakte de pudding prima. Maar misschien... Ik spiekte in de voorraadkast. En daar stond een potje kersenjam van een of andere hobby-boerderij. 'Geen suiker toegevoegd', stond in de ingrediëntenlijst. Nou, dat was dan de 'equivalent-verstrekking' van het bessensap.
Even later kon het vlees in de braadpan en stond ik in twee pannen te roeren. De aardappels volgden; die moesten alleen koken, hoefde ik niks aan te doen. Bij de aardappelen ging ook een eitje voor over de spinazie. Wacht even… “Heb je een bouillonblokje voor me, Greet?” Die ging in het kookwater van de aardappels. “Dan heb je geen zout nodig.”
O, wacht even, er moest natuurlijk ook nog jus bij… Een zakje juspoeder ging in een steelpannetje, water erbij en wat kruiden… Hé, gefrituurde uitjes. Ook lekker in de jus, net als stukje verse paprika. Die had ik in de koelkast zien liggen… Kortom: de vier gaspitten van huize Zwart waren allemaal bezet. Toen de melk kookte ging de mix van griesmeel, suiker en vanille erbij, dat kookte ik onder hevig roeren even door en… “Heb je dessertbakjes, Greet?” Ze keek glazig. “Ehh… Nee. Wij zijn niet zulke toetjes-eters. Ik heb wel soepkommen.”
“Zo. Het dessert is in ieder geval bijna gereed; de finishing touch komt wel als ik het opdien. Nu de rest nog.“
De aardappels moesten nog zeven minuten toen Anita binnenkwam. “Hé, een nieuwe kok? Dat heb je goed gefikst, liefje…” Ze gaf Greet een zoen en daarna mij een hand. “Gewoon maar aan het werk gezet, Kees? Tja, een strenge docente, dan krijg je dat…” Ik knikte. “Ik weet het, Anita. Gehoorzamen of klappen krijgen. Over vijf minuten is het diner gereed, dames. Greet, als je tafel nu eens dekt, dan kan Anita zich nog even opfrissen en feestelijk aankleden. En vooruit, jij mag je dan ook wel even optutten.”
Ze keek me donker aan. “Jij gaat hier niet bepalen of ik me optut, meneer. Dat bepalen deze dames zelf wel.” “Oké, oké… ik wist niet dat je kwaad werd. Maar de tafel dekken is nu geen overbodige luxe. En jij weet waar alles staat, ik ben nog even de laatste hand aan het leggen aan deze ‘Eenvoudige doch voedzame maaltijd’ zoals de goede vader van Heer Olivier Bommel placht te zeggen.” Het eitje schillen, in plakjes snijden en netjes over de spinazie verdelen, aardappels afgieten, in een schaal, een beetje peterselie er over… Je proefde het niet, maar het zag er wel leuk uit. De jus was ondertussen ook klaar, daar gooide ik het braadvet van de rundervinken bij… Zo, klaar.
En het was geen puinhoop in de keuken; alle gebruikte pannen had ik óf al afgewassen óf die stonden al in het water te weken. Ik liep met de aardappels en de spinazie de kamer in; Greet had de tafel netjes gedekt, maar was in geen velden of wegen te bekennen. Anita ook niet. Ik liep de gang in.
“Ladies! Dinner is served!” “Eén moment nog, Kees…”
De schalen dekte ik maar even af met twee borden, evenals het pannetje met jus. Na een minuutje kwamen de dames beneden, beiden netjes uitgedost. “Tja, als er voor je gekookt wordt, moet je jezelf maar even optutten, nietwaar?” Anita gniffelde. “Dat wordt ook zeer op prijs gesteld door ondergetekende, mevrouw-nu-nog-Zondervan…” We gingen zitten.
“Kees, wij bidden altijd voor het eten.” “Wij sinds een paar maanden ook, Greet. Dus…” Na een uitgesproken gebed keken we elkaar aan. “Eet smakelijk, dames.” Ik haalde de borden van de schalen. “Jij mag hier vaker komen koken, Kees…” Anita keek in de schalen. “En waarom die peterselie over de aardappelen?” Ik haalde mijn schouders op. “Het staat leuk, vind ik. Voegt weinig aan de smaak toe, maar geeft nét iets meer…”
“En een eitje op de spinazie… Lekker!” Greet schepte de groente op, maar werd door Anita op de vingers getikt. “Hé! Niet alle ei er uit jatten, trut!” Greet keek onschuldig. “Maar… ik ben net ongesteld geweest. Dan moet ik dat toch weer aanvullen?” Ik had gelukkig nog geen hap genomen, anders was die over tafel heen gevlogen.
“Zuster Zondervan zal je vanavond wel weer eens biologieles gaan geven, mevrouw Zwart. En ik ga je overhoren. In de praktijk!” Greet keek nu zielig, maar legde een aantal schijfjes ei terug. Anita keek voldaan. “Mooi. Die zijn voor mij. Kees wordt niet ongesteld, dus die heeft geen ei nodig.”
Ik keek haar aan. “Wil je mij ook nog biologieles gaan geven Anita? Met praktijk-examen? Volgens mij ga jij dat niet willen en die opperwachtmeester hier vindt daar ook het nodige van, denk ik zo. Trouwens: ik ook.” Greet grijnsde breed. “En ik ken er nog eentje die daar iets van vindt, maar die zit nu in Roemenië, geloof ik.” Ik knikte. “Precies. En voor ik het vergeet: eet smakelijk, dames.”
“Dat gaat wel lukken, Kees. Complimenten voor je kookkunst.” Anita keek waarderend. Tijdens het eten kletsten we over van alles: het werk van Anita (‘we hebben afgesproken dat ik de details over de diverse ziekten en ongelukken niet tijdens het eten vertel, Kees’) over de fanfare en wat andere leerlingen van Greet en natuurlijk over de stage van Joline. “Tja, Jolien heeft wat dat aangaat een pittig traject gekozen. Waar studenten normaal eens per week of twee weken terugkoppeling hebben met de universiteit, en de stage een paar maanden duurt, moet zij in twee weken alle nodige gegevens bij elkaar schrapen, mensen interviewen én goed zicht krijgen op het bedrijf. En dat meenemen naar Nederland en er hier een academisch verhaal van bakken, wat nog te verifiëren is ook. De dames Boogman hebben het makkelijker; die lopen hun stage binnen DT. Weten feilloos wat er speelt. Hebben direct terugkoppeling, niet alleen van de universiteit, maar ook van de directie van DT.”
Ik gniffelde. “Én de groot-aandeelhoudster, Gertie. De vrouw van onze directeur.” Greet dacht na. “Wacht even… die heb ik op jullie bruiloft gezien en heel even gesproken. Niet al te groot, tussen de veertig en de vijftig, een leuk gezicht…” Ik vulde haar aan. “En ze is blond.” Nu was het Anita die moeite had om haar eten binnen te houden en ook Greet grijnsde. “En mega-slim. Ze is… adjunct-directeur bij een handelsfirma. Theo en Gertie zijn net zulke twee-handen-op-één-buik als Joline en ik. Mooi mens.
Ik heb Theo vorig jaar eens een vaderlijk toespraakje gegeven dat hij z’n gewicht eens in de gaten moest houden, omdat we hem niet kwijt wilden aan een hartinfarct en hem aan het sporten gekregen. Twee dagen later mopperde hij dat hij thuis op dieet was gezet. Veel groenvoer, een piepklein beetje aardappelen, dunne jus en weinig, mager vlees, geen koffie, maar thee zonder suiker, verdomme… Ik hoor het hem nog zeggen.
Twee maanden later was hij, dankzij het strenge dieet van Gertie én drie keer sporten tussen de middag, bijna twintig kilo kwijt. Loopt nu weer rechtop, moest nieuwe kleren kopen en rent samen met de rest van de meute even vrolijk achter Kees en Fred aan. Zonder overdreven te hijgen. Maar hoe kwamen we hier ook al weer op?” “De stage van Joline en de zussen Boogman, Kees.”
“Oh ja… Nou mijn meissie heeft dus een pittige job. Zowel dáár als, wanneer ze terug is, hier, om alles uit te werken en academisch verantwoord op papier te zetten. En nee, ik mag niet vertellen wát ze onderzoekt. Bedrijfsgeheim, dames en dat is geen geintje.” Ondertussen waren de borden leeg. De schalen met aardappels en groente trouwens ook. “Hebben de dames nog ruimte over voor een dessert?”
Dat hadden de dames wel. De griesmeelpudding was netjes over drie soepkommen gedeeld en ik kwam aan met het potje jam. Greet keek twijfelend. "Dat spul is zó zuur dat het glazuur van je tanden afbrokkelt, Kees..." "Dan doe je maar een beetje zuinig met dit spul, Greet. Maar het gaat er wél overheen. Voor het contrast." Even later werd er niet meer gekletst. Zowel Greet als Anita zaten te smullen. En de pudding was inderdaad prima gelukt. Alle lof richting Anna van Wiers, zelfs met inderdaad bloedstollend zure jam van een onbespoten, biologisch-dynamische fruitkweker.
“Dit was heerlijk, Kees.” Anita keek me aan. “Ik snap niet dat Joline zo slank blijft; ik begrijp wél hoe Charlotte en Margot in zo’n korte tijd zo zijn aangekomen.” Greet gniffelde; die wist wat er zou komen.
“Met Joline beoefen ik bepaalde sporten, Anita. Soms horizontaal, soms in de badkamer, soms op de draaiende centrifuge… Nog meer details nodig?” Ze keek smerig. “Nee, ik geloof dat ik het plaatje wel in m’n hoofd heb, Kees. Laat die details maar zitten, daar zijn wij niet, ik herhaal: absoluut niét in geïnteresseerd. Om jouw echtgenote maar eens te citeren: ‘Wij zijn nette meisjes’. Duidelijk?”
Ik knikte. “Ja hoor. Méér dan duidelijk. En da’s prima.”
“Maar vertel eens over die hond, Kees. Jullie gaan een hulphond adopteren?” “Nee Anita. Wij worden gastgezin voor een hopelijk aanstaand hulphond. Kijk, het zit zo: Hulphond Nederland in Herpen leidt hulphonden op. Maar… Hulphonden worden niet ‘zomaar’ geboren. Men selecteert reuen en teven die bepaalde karaktereigenschappen hebben. Die laat men paren en dan wordt er een nestje geboren.
Vaak Labradors of Golden Retrievers, poedels, soms een ander ras, soms kruisingen. Die nestjes blijven een week of acht bij de moederhond en dat wordt intensief begeleid door Hulphond Nederland. Na acht weken gaan de op dat moment goedgekeurde pups naar een gastgezin.
De enige taak die het gastgezin heeft is: het socialiseren van de hond. Het dier moet alles een keertje gezien en ervaren hebben. In het OV, in de auto, in drukke winkels, het ziekenhuis, de supermarkt, de brrr…. Ikea of de, nog meer brrr…, Mc Donalds of een drie sterrenrestaurant, noem maar op. En ondertussen wordt het dier goed geobserveerd door een gastgezinbegeleidster. En door het gastgezin natuurlijk. Honden die niet sociaal zijn, of te bang of poep vreten, anatomisch gebreken vertonen worden dan al uit het traject gehaald en verkocht als 'huishond'.
En Hulphond Nederland verkoopt die hondjes met net zoveel nauwkeurigheid als een ‘afgestudeerde’ Hulphond: de klant moet bij de hond passen. Er moet een match zijn. De hondjes die geschikt zijn bevonden gaan na een maand of 15, 16 naar Herpen. Dáár worden ze echt opgeleid. Elke hulphond moet zo’n 70 commando’s kennen en kunnen uitvoeren.
Simpele zaken worden al in het gastgezin aangeleerd, zoals ‘sit’, ‘down’, ‘go to bed’, ‘back’ en ‘let’s go’. Maar het daadwerkelijk oppakken van spullen, het openen van deuren en kastjes, het helpen bij het uit de wasmachine halen van de schone sokken… Dát gebeurt in Herpen. En in de tussentijd wordt er daar ook gekeken wat er in de hond zit.
Wordt het een ADL-hond, een hond voor assistentie de dagelijkse levensbehoeften, dus bijvoorbeeld bij iemand in een rolstoel?
Wordt het een PTSS-hond, dus om een veteraan of een ex-politieman weer op de rit te krijgen?
Of een epilepsie-hond, die een client kan alarmeren vóórdat hij een aanval krijgt…”
Ik keek voor me uit. “Mijn grootste wens is om een hond op te voeden die later PTSS-hond wordt en een veteraan als buddy krijgt. En dat zónder de andere honden tekort te doen: die doen prachtig werk. Morgen komt Mocca dus bij ons binnen; Mocca is nu 11 maanden. Zijn gastgezin gaat emigreren naar Frankrijk. Kan de hond niet mee. Ze hebben gisteren afscheid genomen, volgens Adria, de gastgezinbegeleidster ‘tranen met tuiten’ gehuild, maar het kon niet langer. Het huis werd leeggehaald. Voor zo’n natuurlijk een best traumatische ervaring.
Mocca is nu in Zaltbommel, bij Adria, morgen brengt ze hem naar Veldhoven. En dan ben ik ervan… Op zich prima dat we eerst een hond krijgen die al wat ouder is; niet ’s nachts je nest uit om de troep van een pup op te ruimen. Aan de andere kant: Mocca is slechts een half jaar bij ons. Mits alles goed gaat; als hij afgekeurd wordt, gaat hij natuurlijk eerder weg. Héhé, wat een verhaal…”
“En waar gaat de hond heen als jullie aan het werk zijn?” “Mee naar Gorinchem. We hebben Bengel, de hond van Joline’s ouders in september een paar weken te logeren gehad; dat ging prima.” “Bengel? Die herdershond die Joline zo mooi binnenbracht tijdens jullie trouwen?” Ik knikte. “Ook een schat van een beest. Totdat je lelijk doet tegen iemand van haar roedel, dan kijk je tegen opgetrokken lippen aan met daaronder een stel hagelwitte en best wel imponerende snijtanden. En je hoort een hele lage, gemene grom. Ik heb het één keer gezien, bij ons in de lift toen een vrouw lelijk tegen mij deed: die schóót meteen achteruit.”
Greet gniffelde. “Oh, dus jij hoort nu ook bij haar roedel?” Ik knikte. “Tuurlijk! Bengel was erbij toen Joline ‘ja’ zei tegen mij en ik ‘ja’ tegen haar… Dat beest is niet gek, hoor. Maar goed, morgen komt Mocca dus bij ons in huis, maandag gaat hij mee naar Gorinchem. En ik weet niet of ik zondag naar de kerk kom, Greet.” Ze haalde haar schouders op. “Dan kijk je de dienst maar op ‘kerkdienst gemist punt nl, Kees. En als Mocca een brave hond is, mag hij best op de orgelgalerij zitten. Of liggen…”
Ze giebelde. “En als Richard de gemeente begroet of de zegenbede uitspreekt, er keihard doorheen blaffen…” Ik keek twijfelend. “Dan wil ik eerst weten hoe hij zich over het algemeen gedraagt. Geen zin om met plaatsvervangende schaamte in de kerk te zitten.” “Dan neem je hem toch eerst een paar keer mee op donderdagavond, Kees? Erger dan een bugelles van Greet kan het nooit zijn…” Anita keek pestend.
“Jij bent af en toe een krengetje, mevrouw. Maar het idee er achter is wel goed. En ik wil aan Richard vragen of hij er geen problemen mee heeft. In principe zijn hulphonden overal toegestaan, dat staat zelfs in de wet, maar Mocca is hulphond-in-opleiding. De status van hulphond heeft hij nog niet. We gaan het zien.”
Al kletsend vloog de tijd en rond half tien keek Anita op haar horloge. “Kees, het is hartstikke gezellig en zo, maar morgen loopt de wekker voor mij weer om zeven uur af…” “Zeven uur pas? Bij mij om half zes. Maar ja, ik moest zo nodig in Gorinchem gaan werken en in Veldhoven blijven wonen, prutser dat ik ben…” Ik keek zielig. Ik stond op. “Meiden, dank voor een hele gezellige avond in mijn eenzame vrijgezellenbestaan. Vanaf morgen wordt het een stuk drukker en dat is goed. Dank voor een voortreffelijke maaltijd.” “Die heb je zelf gemaakt, Kees”, merkte Greet op. “Dat klopt, Opperwachtmeester, maar jullie hebben de ingrediënten betaald. Dus: dank daarvoor.”
Ik kreeg een knuffel van Anita, daarna van Greet. “Pas goed op die hond, Kees. En als je Joline vanavond nog spreekt of appt: doe haar de groeten.”
Met een goed gevoel reed ik even later weg. Mooie meiden om goeie gesprekken mee te voeren. En ze zagen er leuk uit vanavond: ze hadden zich inderdaad een beetje ‘opgetut’. Normaal droeg Greet een broek, nu had ze een nette rok aan, die haar stevige figuur bijzonder flatteerde. En Anita had er ook leuk uitgezien: een jurkje, pumps, kettinkje om; twee knappe dames van rond de vijf en dertig jaar. Ik gniffelde in mezelf. Maar de vent die zou proberen om één van hen seksueel te benaderen, zou van de kouwe kermis thuiskomen… En klappen krijgen.
Eenmaal thuis schonk ik mezelf een glas melk in, daarna ging ik de kamer even bekijken. Want morgen liep Mocca hier rond; wellicht zou hij overal de tanden in willen zetten. Een paar dingen verhuisde ik naar een wat hoger niveau: een plant, een vaas… De boxen van de stereo stonden ook op de grond. Voorlopig maar laten staan: als de hond daar belangstelling voor zou hebben, had ik nog wel een paar CD’s met hele hoge muziek. Die even keihard zetten, dan zou hij wel respect voor de boxen tonen…
De bench kon in de kamer, naast de balkondeuren. Daar had de hond zicht op ons, het tochtte daar niet en hij maakte deel uit van de sociale cirkel in de kamer.
En slapen? Even kijken… In de slaapkamer was wel ruimte, naast het zitje. Maar zaten wij er op te wachten om een hond in de slaapkamer te hebben? Eerst maar eens afwachten of Mocca alleen kon slapen. En over slapen gesproken… Het was al over tienen. Joline zou rond tien uur bellen of appen, hadden we afgesproken. Nou ja: telefoon naast het bed leggen en als ze geen teken van leven gaf, morgenochtend zelf maar een appje sturen.
En sowieso morgenmiddag, als Mocca er was… Ik schoot even onder de douche en terwijl ik mezelf afdroogde hoorde ik ‘pinggg’ uit de slaapkamer. Een appje van Joline:
‘Hoi Kees. Hier alles wel. Erg moe, ik ga meteen in bed. *** Jo’.
Oké, ze wordt goed bezig gehouden dus. Da’s mooi. Even later lag ik ook onder het dekbed. Wat had Anita zondag ook al weer gezegd? ‘Eens in de vier dagen mag je met jezelf spelen, Kees…’ De maffe trut. Ik had in feite moeten antwoorden: ‘Daar weet jij helemaal niks van, dame.’ Maar ja, ze was wél verpleegkundige…
Vakinhoudelijk zou ze er wel iets van moeten weten. Voorlopig had ik nog even geen behoefte om met mezelf te spelen; dat zou een uiterst mager equivalentje zijn voor seks met Joline… Slapen, Kees. Morgen een spannende dag. En op de terugweg maar bij de bakker een mokkataartje kopen voor Adria…
De vrijdagochtend ging uiterst traag, naar mijn gevoel. De weekbespreking met de piraten, daarna nog wat werken aan een offshoreplatform… Ik kon me niet concentreren. Het duurde úúúren voor het twaalf uur was. Maar uiteindelijk hoorde ik Henk zeggen: “Heren… Omkleden. Mariëtte wacht niet. Kees: bureau in orde maken, daarna opbokken naar je hondebeest. Prettig weekend.”
“Dank je, Henk. Heren: goed weekend.” “Maandag opzitten en pootjes geven, Kees!” Frits grinnikte. “Ik zal kijken wie er hier pootjes gaat geven, meneer van Hengel. Ik ben het niet, dat weet ik zeker!” Even later reed ik richting Veldhoven. In een wat sneller tempo dan toegestaan was op de snelweg, merkte ik vlak voor Deil.
Ho, Kees… 140 kost je gewoon grof geld als ze je aanhouden of flitsen. Zonde. Cruisecontrol aan op 100 en verder geen gedoe. Luister maar naar Radio 4 en geniet ervan, maar ga niet jakkeren… In Veldhoven reed ik inderdaad langs de warme bakker voor een paar stukken mokkagebak. En toen naar huis.
Nog even de laatste dingetjes aan de kant en m’n lunchpakket opeten. Dat had ik ’s morgens puur routinematig gesmeerd… Teken dat ik toch een beetje ‘in de bonen was’... En om één uur was het wachten. Kwart over één… half twee… kwart voor twee… Ik werd een beetje nijdig op Adria. ‘Rond één uur’ hadden we afgesproken. Goed, wat vertraging door het verkeer kon altijd, maar drie kwartier na de afgesproken tijd… Dat druiste nogal tegen mijn punctualiteit in.
‘Op tijd is vijf minuten voor tijd’ was er ingerámd bij Defensie.
Vijf voor twee ging de benedenbel. “Ja?” “Meneer Jonkman? Ik sta beneden, met Mocca.” “Ik doe de deur open Adria. Lift in, 9e verdieping en als je uit de lift komt: linksaf. En als de lift het niet doet: stuur maar een appje als je op de 4e verdieping bent, dan is de koffie doorgelopen als je boven bent.” Ze grinnikte. Op de video zag ik haar naar binnen lopen, Mocca links naast haar, met het bekende hesje van de Stichting Hulphond Nederland om.
Nou… Daar begint het feest, hondenbeest… Even later hoorde ik de lift stoppen. Adria kwam er als eerste uit, gevolgd door Mocca. “Roep hem maar, meneer Jonkman!” “Mocca… Kóm maarrr!” De hond nam een sprint en botste tegen mijn benen aan. Kwispel… Ik liet ‘m even ruiken en dat werd al snel likken. Mooi, dat beloofde veel goeds. Ik kwam overeind. “Dag Adria. Welkom in Veldhoven.” “Dank u wel, meneer Jonkman. Mooi uitzicht hier!”
“Ja. Maar volgens mij ken jij mijn voornaam; gebruik die dan ook. En als je ‘m vergeten bent: Kees.” “Sorry, maar sommige gastouders stellen dat niet zo op prijs.” “Voor vrienden ben ik Kees. En mijn vrouw heet Joline. Als we met achternamen gaan werken is er iets goed mis. Kom, naar binnen, dan kan Mocca ook z’n omgeving bekijken. Koffie?”
Ze knikte, wat afwezig. “Oké, Ageeth had me al iets verteld over jullie huis, maar dit is prachtig! Wat een uitzicht!” “Jij woont zelf ook op een bijzonder mooi plekje, Adria. Alleen… als de Spanjolen komen, ben je best wel kwetsbaar, zo buiten de vesting.” Ze keek vragend. “De Spanjolen? Hoe bedoel je?”
Ik zuchtte. “De 80-jarige oorlog. Toen is de vesting van Zaltbommel vervolmaakt door Prins Maurits, met die diepe gracht en die mooie ravelijnen en bastions. Een vesting volgens de toenmalige krijgskundige architectuur. In 1599 voor de zoveelste keer door de Spanjaarden belegerd en voor de zoveelste keer zonder succes. Maar jij woont net buiten die mooie vesting. Geen bescherming, sterker nog: de Spanjolen zoeken dekking in jouw huis.”
Ze bromde: “Als er ook maar één Spanjaard zonder mijn toestemming binnenkomt, heeft hij het gebit van een stuk of vijf honden in z’n harnas hangen en roept hij héél hoog ‘Olé’ of 'Madre Mia!!!' dat weet ik zeker.”
Ik was ondertussen in de keuken bezig en de hond drentelde een beetje door de kamer. Zijn staart had geen seconde rust.
Adria was gaan zitten en observeerde. Toen ik met de koffie de kamer in kwam zei ze: “Zet de kopjes maar een beetje in het midden van de tafel. Mocca heeft geleerd dat de tafel ‘out of bounds’ is, maar die staart is een effectieve kopjesmepper.” Ik gehoorzaamde en liep weer terug naar de keuken. “Wil je een stukje toepasselijk gebak?” Ik tilde een schoteltje op en ze lachte. “Lekker! Mokkagebak?” “Ja. Maar niet voor Mocca.” Ik zette de schoteltjes ook op tafel.
“Hmm… Deze verleiding is wel erg groot voor hem, Kees. Als we niet kijken is minimaal een van die gebakjes hap-slik-wég. Hou je schoteltje maar vast.” Dat deed ik dus maar en in no-time kwam er een bruine hondenkop op mijn onderarm leunen en keek ik in twee vragende ogen. “Mocca: back.” Aarzelend deed hij een paar stapjes achteruit. “Zit.” En ook dat ging goed. “Braaf. Goeie hond, Mocca.” Kwispel…
“Dat doe je prima, Kees. Gewoon rustig commando’s geven, zonder iets van boosheid in je stem. Zolang hij doet wat jij wil, mag je hem belonen. Met je stem of met wat voer. Maar ja, dat staat nog beneden… 20 kilo voer die trappen op sjouwen zag ik even niet zitten.”
“Ach ach… Mevrouw denkt dat ze gaat zweten…”
“Zeker weten! Voer, de bench, ook niet echt licht, kleedje, speeltje, documentatie… Moet allemaal nog naar boven.”
“Nou daar hebben ze van die leuke, kleine kamertjes voor uitgevonden. Ken je die? Deuren die opengaan als je op een knopje drukt, aan de binnenkant allemaal knopjes, een belletje wat overgaat als jij nét een wat raar gevoel in je buik krijgt… Ze noemen die kamertjes ook wel ‘lift’. Maar ja, die hebben ze in Bommel natuurlijk niet… Zullen de Spanjolen wel afgekeurd hebben…”
Ze keek donker. “Jij moet goed oppassen, met je grappen over mijn geboortestad!” “En wat als ik dat nou niet doe? Stuur je Mocca op me af? Ik zie het al lang: dat beest is net zo corrupt als de gemiddelde Bosnische politieagent. Eén plakje ham en hij likt de hele dag mijn voeten. En het maakt ‘m dan niets uit of ik m’n schoenen aan of uit heb en hoe lang het geleden was dat ik m’n sokken en voeten gewassen heb… Net als Bengel, de hond van mijn schoonouders.”
Adria lachte. “Jaja… Ik zie het voor me. Maar nu even serieus, Kees. Zo dadelijk halen we alle spullen naar boven die je nodig hebt. We laten Macco dan even alleen; is jouw appartement gehorig?” Ik schudde mijn hoofd. “In mijn vrije tijd studeer ik bugel. En ondanks dat ik geen beroepsmusicus ben en er echt of en toe wel een noot vals klinkt, heb ik nog nooit klachten gehad. Dit huis is best wel geluiddicht.” “Mooi. Dan laten we Mocca in de hal, daar kan hij weinig onheil aanrichten. Als we dan weer boven komen, horen we wel of hij lawaai maakt of niet. Bij mij was hij overigens uiterst rustig.”
Ik stond op. “Nou, meteen doen dan maar…” De hond kwam ook overeind en liep mee naar de hal. Adria wees hem in een hoek. “Mocca: sit.” Er werd gehoorzaamd. We liepen het huis uit en haalden de spullen op. Dat was best veel: een zak van 20 kilo brokken, nog een riem, een kleedje, een bench, speeltje, een tas met alle papieren van de hond en een pluche beer.
“Dat is zijn liefje. Mocht hij meenemen uit het vorige huis. En da’s prima, daar hangt de geur nog in. Voorlopig niet wassen. In ieder geval de eerste weken niet, ook al ziet het ding er niet uit.”
Ik schoot in de lach. “Dit doet me denken aan de teddybeer van Joline, mijn vrouw. Die had als jong meisje een één meter grote beer gekregen: Baloe. En dat was haar vriendje. Toen wij een relatie kregen moest Balou mee naar Veldhoven. Maar ze vertelde dat ze Balou een paar jaar terug héél voorzichtig had gewassen. Het beest was gewoon smerig geworden in de loop der tijd. En na het wassen was hij z’n geurtje kwijt, klaagde mijn meisje…”
Adria zei droog: “Nou, dan weet je wat Mocca straks doormaakt. Ik denk dat zijn beertje dicht bij hem in de buurt blijft.” Ondertussen waren we weer boven en zeulden we het spul naar binnen. Mocca sprong op uit zijn hoek en rende naar de beer. Húp, in z’n bek en mee naar de kamer. En in de kamer ging hij in een hoekje liggen, zijn kop op de beer. “Kijk nou… Romeo en Julia.” Adria overlaadde me niet met tips, maar wees me op de website van Hulphond.
“Daar staan de meest waardevolle tips in, Kees. Volgende week kom ik nog wel en keer kijken hoe het gaat. Kan dat overdag of…” Ik keek zuinig. “Overdag ben ik aan het werk, Adria. Al het ’s avonds kan… Liefst op woensdagavond, dan heb ik voor de rest geen activiteiten.” Ze knikte. “Oké. Woensdagavond. Rond een uur of zeven, is dat goed?” “Ik zet het meteen in m’n agenda.”
“Dan ga ik er nu vandoor, Kees. Als je ergens mee zit: bellen. Hetzij naar mij, hetzij naar Herpen. Niet aarzelen daarmee, oké?”
Ik knikte en met een handdruk nam ze afscheid. Mocca liet ze met rust; die lag te slapen, de kop op zijn beer.
Even daarna ging de buitendeur dicht.
“Zo Mocca. Welkom in Veldhoven, jong. We maken er hier een goeie tijd van voor jou.” Ik ging even zitten en bekeek de hond. En hij bekeek mij, met z’n kop op de beer. Hoe laat was het? Half vier. Mooi. Eerst maar eens een stukje lopen. Even de hond wat moe maken, dan sliep hij vannacht ten minste goed.
Nee, wacht: eerst een paar foto’s maken met m’n telefoon en opsturen naar Joline… Een aantal foto’s gingen in het geheugen van de telefoon en vervolgens via what’s app richting Roemenië. En ik maakte een paar foto’s met mijn camera; die waren toch van betere kwaliteit. Die gingen via de mail naar The Fabulous Fourteen, én Rob & Tony én Pa en Ma.
Met de tekst: ‘Nieuwe huisgenoot. Maak kennis met Mocca, Hulphond-in-opleiding, sinds vandaag bij ons in huis. Gr, Kees.’
Twee foto’s waar Mocca nog steeds lag, kop op zijn beer en de ogen halfdicht; één foto waarop hij zat, koppie scheef, oren gespitst. Voorpoten netjes naast elkaar… Een plaatje. Kon zó op een folder van Hulphond Nederland.
Vrij snel kwamen de antwoorden.
Melissa: ‘Wát een schatje… Neem je hem mee naar dansles, Kees?’
Margot: ‘Als je hem niet meeneemt, komen wij na de dansles even op bezoek!’
Fred: ‘Jij hebt goeie plannen, Margot!’
Tony: ‘Zal Bengel blij mee zijn als jullie weer eens langs komen… Lekker rennen over het gras!’
En Ma mailde: ‘Binnenkort komen wij ook wel eens naar Veldhoven, Kees. Want dat beest overleeft een week ‘Kees solo’ natuurlijk niet…’
En even later Charlotte: ‘Wij nemen wel wat te drinken mee vanavond, Kees. Maar de hele club komt vanavond even kennismaken met Mocca!’
Ik keek het beest aan. “Nou Mocca… De Filistijnen over u! Het hele zootje ongeregeld over de vloer. Vanavond wil je maar één ding: in je bench en als-je-blieft met rust gelaten worden!” Een kwispel was de reactie toen ik zijn naam noemde.
Nou, nu eerst maar even het beest uitlaten en een stukje wandelen…
En wie weet: de eerste confrontatie van mevrouw van Wijngaarden met Mocca.
Eens kijken hoe hij zou reageren, mocht ze wéér lelijk doen…
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10