Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 03-04-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 3211
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 54 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 353
Het was stil in de lift, dus geen onverwachte confrontaties. Mocca keek een beetje om zich heen terwijl de lift naar beneden versnelde en keek naar mij toen hij vertraagde tot stilstand. Verder niks; het dier had waarschijnlijk ervaring met liften. Eenmaal buiten liep ik rustig naar het losloopveld. De lijn bleef slap tussen ons hangen en regelmatig keek Mocca omhoog. Ook prima; op die manier ‘meldde hij zich in’ zoals Adria het had genoemd. Naast een cliënt lopend, moest hij dat ook doen. Telkens beloonde ik hem met een brokje.

Het losloopveld was een veldje van 100 bij 50 meter, omgeven door een stevig hek van ruim een meter hoog. Eenmaal binnen maakte ik de lijn los. “Mocca: release!” En plots veranderde de uiterst rustige Lab in een bruin projectiel! Rennend verkende hij het terrein en klom op de speeltoestellen: een brede wip van zo’n 80cm hoog en een schuin houten rek met een smal platformpje bovenop. Geen spoor van angst: gewoon lekker dollen. Er lag een ouwe voetbal: die trapte ik weg en Mocca ging er meteen achteraan. Ik was benieuwd wat hij er mee ging doen. Maar hij bracht de bal niet terug; telkens als ik in de buurt kwam nam hij de bal mee naar een plek die blijkbaar veiliger was. Oké, daar moest ik iets aan veranderen… Het was wel de bedoeling dat hij spullen terug moest brengen!

Na een half uurtje vond Mocca het wel goed geweest; hijgend plofte hij, naast het bankje waar ik ondertussen op was gaan zitten, op de grond. “Zo, Mocca… is het wel genoeg geweest volgens jou?” De hond keek op, kwispelde even en toen plofte de kop weer op de grond. “Mocca…” Ik deed de riem weer om. “Let’s go!” Gelukkig had de gemeente Veldhoven geïnvesteerd in ‘poepzakdispensers’ en vuilnisbakken bij het losloopveld; ik nam een paar poepzakjes mee. Het opruimen van hondendrollen was niet mijn meest favoriete werkje, dat wisten we al van Bengel, maar hé… het hoorde er wel bij. Gelukkig waren Mocca z’n drollen redelijk stevig en makkelijk in zo’n zakje te manoeuvreren zonder je handen smerig te maken.

Voor het appartementencomplex kwamen we Fred en Annet Kamer tegen: die liepen, met boodschappen beladen van hun auto naar de ingang. “Goeiemiddag samen… De middenstand van Veldhoven is weer tevreden met jullie donatie?” “Hé Kees… Ja. We kunnen weer een weekje vooruit. En wie heb jij daar bij je? Is dat…” Ik knikte. “Dit is Mocca, hulphond-in-opleiding. Sinds ruim een uur aan onze zorgen toevertrouwd.” Mocca deed een stapje naar achteren, schuin achter mij, alsof hij het niet vertrouwde.

“Hij heeft z’n tuig om, is dus aan het werk. Graag met rust laten.” “Dat is best moeilijk”, zei Annet wat spijtig, “hij heeft een mooie kop…” “Hij lijkt op z’n nieuwe baas”, vulde Fred lachend aan. “Dank je wel, Fred. Daar kan ik weer even mee vooruit!” We stapten de lift in en zoefden omhoog.

Eenmaal bijna boven viel er een zakje kruiden uit Annet haar handen. Mocca deed een stap voorwaarts en pakte het op. En in tegenstelling tot wat ik verwachtte, scheurde hij het niet meteen open, maar keek mij aan, zakje in z’n bek. “Goed zo Mocca… Bráááf! Geef maar.” Ik pakte het zakje aan en hij liet het keurig los. Om me vervolgens verwachtingsvol aan te kijken.

“Corrupt klerebeest…” bromde ik en viste een brokje uit mijn jaszak. Dat verdween wél meteen naar binnen. “Nou, daar heb je een hele goeie hulp aan, Kees!” Annet knikte toen ik haar het zakje kruiden overhandigde. “Ja, zeker weten. Het is alleen de vraag of hij het ook zo netjes doet bij een pak koekjes of een pond gehakt… Ik zou ook niet gecharmeerd zijn om de inhoud van een zakje droge bamikruiden naar binnen te werken…” “Dat weet je pas als je het gedaan hebt, Kees. Mocca, dank je wel hoor! Trek je maar niks aan van die mopperkont!” Ze verdwenen naar de andere kant van de galerij. “Nou, jij hebt een mooi debuut gemaakt, hondebeest. Knap hoor!”

De hond bleek best gevoelig te zijn voor stembeloningen; telkens zwaaide zijn staart heen en weer. Enfin, dan zou hij bij DT z’n staart er wel afkwispelen. Hoe laat is het? Bijna vijf uur. Koken, Kees. En nu alleen maar voor jezelf. In de koelkast stond nog een restje rijst; niet meer verantwoord, weg ermee. Eens denken wat ik allemaal gegeten had deze week… Opgebakken nasi, aardappelen met spruitjes, droge pizza, later op de avond gevolgd door uiterst vitaminerijke sla, aardappelen met spinazie. En bij de lunch steeds een appel of sinaasappel. Redelijk gevarieerd en voldoende vitamientjes. Dan nu iets simpels: macaroni. Geen novelle cuisine er van maken: gewoon macaroni met een beetje saus en wat spekjes. Een paprika erbij, in stukjes gesneden… Simpel en toch voedzaam. Ik was even bezig, maar struikelde bijna over Mocca. Die was pontificaal in de weg gaan liggen, tussen de koelkast en het fornuis. Met de bekende blik in de ogen: ‘En wanneer ben ik aan de beurt?’ Die blik kende ik nog wel van Bengel…

“Mocca: go to bed!” Ehhh… geen gehoor. Even keek hij me aan, toen gingen de ogen weer richting fornuis. Wat zei Adria ook alweer? ‘Maximaal twee keer, Kees. Hij heeft je best gehoord, hij weet wat hij moet doen, maar hij heeft er geen zin in. Op dat moment moet je ingrijpen.’ Oké… “Mocca: go to bed!” Tuut-tuut-tuut… De bezettoon. Geen gehoor. Ik pakte hem bij zijn tuigje, trok hem overeind en leidde hem naar de bench. “Go to bed!” Sjor, sjok, sjok… Met een portie verse tegenzin ging hij de bench in. Plóf… liggen.

Tja, Mocca… misschien was je dat in je vorige thuis gewend, maar hier zijn toch wat andere regels. Geen zin om m’n nek te breken over 25 kilo hond met een pan hete soep in m’n handen. Tijdens het koken hoorde ik af en toe een piepje als teken van protest. Gelukkig geen boze blafsessies. En terwijl ik zat te eten bleef hij ook in de bench; voorlopig met het deurtje op de haak. Als later bleek dat hij het benul had om zelfstandig in de bench te gaan, kon het deurtje open blijven.

En na het eten was het ein-de-lijk etenstijd voor Mocca. Brokjes wegen, in de bak, meteen vers water in de andere bak… Meneer zat al klaar: netjes zittend aan de andere kant van de keuken, klaar om een sprintje te trekken zodra ik het verlossende woord zou spreken. “Mocca: smullen maar!” Het enige ‘commando’ in het Nederlands: de andere opdrachten waren allemaal in het Engels. Er schoot een bruine bliksemschicht door de keuken en de inhoud van de voerbak verdween niet al te subtiel in de maag. De volgende keer eens timen; volgens mij was de bak binnen 15 seconden leeg… Er werd nog wat water naar binnen geslobberd, toen keek hij me weer aan. ‘Hé baas, waar blijft m’n eten nou?’ Ik schoot in de lach. Joline en ik zouden hele goeie afspraken moeten maken over zijn eten, anders zou hij ons nog wel eens tegen elkaar uit kunnen spelen, met die hongerige snoet… Zo, nu even afwassen en spullen klaar zetten voor het bezoek om tien uur.

Stoelen naar boven halen? Nee. De dames en heren gingen maar op een krukje zitten als de bank en de fauteuils vol waren. En anders op de grond. Zouden ze sowieso wel aan toe zijn na een dansles en Mocca zou er wel blij mee zijn… Glazen pakken en klaarzetten, had ik nog knabbels in huis? Ja, gelukkig. Een komkommer werd in hapklare brokken gesneden, evenals een paprika. Dipsausjes in wat bakjes erbij… Héhé, je zou er zo maar moe van worden.
Mocca bleek ook van komkommer te houden: een schijfje ging er ook snel in. Nou ja, komkommer was 90% water… Ik zette het spul klaar, maar wel in de koelkast en op de voorraadkast. Niet op tafel, anders zou er weinig meer te knabbelen zijn als de meute langs kwam… Goed, dat was dat. Een blik op m’n horloge: vijf voor acht. Zo dadelijk konden de dames en heren zich uitleven op de dansvloer! Ik pakte een boek; eens kijken wat meneer Mocca deed als hem geen aandacht werd geschonken.

Dat bleek: hij ging op verkenning. Vrijwel alles werd besnuffeld en bekeken. Ik keek naar buiten: het was droog. Oké, dan mocht hij ook even het terras verkennen. Dat bleek ook in de smaak te vallen: totdat hij een brutale duif ontdekte die op een van de plantenbakken zat. Het beest werd met een sprint en een paar boze blaffen overtuigd dat hij hier niét meer welkom was. Prima… Scheelde wellicht vogelpoep op de ruiten. Er was geen risico dat Mocca over de balustrade zou springen; die was 150 cm hoog. Angelique kon er nog nét overheen kijken. Eenmaal weer binnen vond Mocca het welletjes; hij plofte op zijn kleedje in de bench en even later hoorde ik gesnurk. Mooi. Als je als hond zó kan slapen, voel je je veilig.

Ik maakte er een filmpje van; het geluid van het gesnurk was ‘luid en duidelijk’. Via Whats app ging het filmpje richting Roemenië, vergezeld met de tekst: ‘Zo. Rust in de keet. Nou ja… rust?’ Ik zette een CD van Strauss op. Als de meute nu aan het dansen is, kan ik in ieder geval Mocca laten wennen aan klassieke muziek… Hoewel: de CD ging uit en ik pakte een andere, met bekende trompetwerken. En de bugel erbij. Even later klonk John Stanley door de kamer: uit de installatie, maar ook uit de bugel. Mocca kwam uit de bench en keek nieuwsgierig naar de bugel. Ja, dáár komt die herrie vandaan, mooie bruine Lab… Even kijken hoe hij reageert als ik in de studeerkamer speel. Dát bleek geen succes: tussen de tonen van de ‘Trumpet Tune’ door hoorde ik Mocca blaffen. Óf hij wilde niet alleen zijn, óf hij vond mijn solo’s gewoon waardeloos.
Ik stopte met spelen; Mocca stopte niet met blaffen. Oké, meneer voelde zich buitengesloten. Tja… Nieuw huis, nieuwe baas die allerlei rare geluiden maakt en dan plotseling weg loopt… Ik liep de kamer weer in: het blaffen stopte en de staart maakte weer overuren. “Jajaja… Ik ben er weer. Wacht maar, straks krijg je meer dan genoeg aandacht. Dan ben je blij als de meute is opgerot en je ein-de-lijk lekker in je bench kan liggen…” Ik bleef maar in de kamer; Mocca zou straks genoeg opwinding krijgen. Tom Clancy erbij en lekker even lezen.

Tot… kwart over tien de benedenbel ging. Mocca’s kop ging meteen omhoog. “Kees, we zijn er!” De stem van Angelique. “Mooi. Hier zit een bruin monster hongerig te kijken in afwachting van vers vlees… Is Fred er ook bij?” “Ja natuurlijk. Wat dacht je dan?” “Nou, dan is er in ieder geval genoeg vlees voor dat bruine monster hier. Want aan jou zit niet zoveel, Angelique.”
Ik deed ondertussen de deur open en hoorde Fred brommen: “Die krijgt zo dadelijk klappen, An.” Haar antwoord hoorde ik helaas niet… Twee minuten daarna: de voordeurbel en even later een heleboel lawaai in de hal. “Nou, waar is nieuwe holbewoner van je, Kees?” “Even wachten tot de voordeur dicht is, dan doe ik de kamerdeur open.” Dat was zo gepiept en ik opende de deur naar de kamer. Mocca zat al te wachten: in één sprint rende hij de hal in en wist van gekkigheid niet bij wie hij moest zijn.

“Nou, dat belooft nog wat… Mensen, loop even door en ga ergens zitten. Op een stoel, kruk, de bank… En als die op zijn: op de grond. Zal Mocca bijzonder op prijs stellen, denk ik zomaar…” Angelique keek verontwaardigd. “In mijn mooie dansrok op de grond? Ben je niet goed wijs, Kees?”
Ton zei, zo droog als gort: “Nou én? Die rok van jou komt het dichtst bij de grond van alle rokken die ik hier zie. Die paar centimeter dichter naar de grond toe maakt dan ook niet zoveel uit, denk je niet?” Hij had gelijk; Angelique droeg een vrij lange rok. Dat gecombineerd met haar geringe lichaamslengte maakte dat haar rok op hooguit 20 cm van de grond was. De rokjes van de andere meiden waren een stuk korter. Angelique keek hem vuil aan. Melissa had de meest praktische oplossing: “Alle dames op de stoelen, bank of op een barkruk. De heren redden zich maar op de grond!” Rob grinnikte. “Ga jij dan op zo’n barkruk zitten, liefje? Dan neem ik wel op de grond plaats. Vlak voor je…” Even later had iedereen een plekje gevonden en Mocca slenterde van de een naar de ander. Snuffelen, af en toe een lik, genieten van alle aandacht en aaitjes…

“Nou, jij komt niks tekort, hondenbeest”, hoorde Fred zeggen. “Zullen we ruilen? Jij maandag alle ICT-ellende van DT en ik door backoffice slenteren en geaaid worden door alle dames daar…” “Niks ervan, Fred! Mocca’s plekje is tot nader order bij de Piraten!” Gerben keek hem streng aan. “En ik vraag me af of jij wel geaaid wil worden door bijvoorbeeld Rogier hier. Of mij. Of Henk, Frits of Willem. En je zal vast wel een paar keer door Kees geaaid zijn…” Het gezelschap lachte en Fred bromde: “Ja, ik ben wel eens door Kees geaaid. Met z’n maat 46 gevechtslaarzen onder m’n reet. Geen lolletje, dat is het enige wat ik er over kwijt wil.” “Nou ja, die reet van jou is ook moeilijk te missen, Fred…” Melissa keek geniepig en Fred zuchtte maar eens diep.

“Juffrouw Jonkman, welke van de twee dan ook, maar ik gok op Melissa, want Rob zit wel héél dicht bij je: Mijn achterwerk is prima te missen. Het is Taliban ten minste nooit gelukt om het te raken. Alleen als ik weer eens in den vreemde was, of elders moest overnachten omdat er weer iets met de IT aan de hand was, en ik kwam thuis, zei mijn liefje redelijk vaak: ‘Ik heb je gemist, schat’. En daarmee bedoelde ze mijn gehele innemende persoonlijkheid. Inclusief mijn ‘reet’. Laat dat duidelijk zijn.”
Melissa keek Wilma aan en die knikte. “Bijna de complete waarheid, Mel. Behalve dat stukje ‘innemende persoonlijkheid’ dan.”
“Nou, Wilma… ‘Innemen’ kan hij als de beste, hoor. Maakt niet uit wat het is, als het te eten of te drinken is, gaat het vrij rap naar binnen.”
Ze bromde: “Vertel mij wat… Met z’n acht boterhammen als ontbijt…”

Al kletsend en plagend vloog de tijd om. En Mocca vond het allemaal prima: na een tijdje ging ze liggen, pontificaal in het midden van de kring. En als er iemand begon te aaien, ging de staart heen en weer. Toen stonden Charlotte en Margot op. “Jongens… wij gaan naar Arkel. Moeten nog even sturen.” Angelique kwam ook overeind en viste Henry van de grond. “Kom, meneer Claassen. Wij gaan diezelfde kant uit; rijden wel achter hen aan.” De rest stond ook op. “Zondag komen we wel even koffie drinken, Kees!” zei Margot. “Ik heb een beter plan, zussie… Als Kees nou eens wat logeerspullen in een tas doet, en zondag na de kerk meerijdt naar Arkel? En ’s Maandags vanuit Arkel naar DT gaat? Scheelt hem zeker een uur slaap… Kees?”

Ik knikte. “Zou fijn zijn, dames. En ik denk dat Mocca er ook geen bezwaar tegen heeft.” Die likte op dat moment de handen van Rogier. “Maar: ik kom niet naar de kerk; dat kan niet met dit hondenbeest. Ik rij wel naar de kerk toe als ik zie dat Richard met zijn preek klaar is. Dan wacht ik buiten wel op jullie.” Een voor een liepen de stelletjes de deur uit, Fred en Wilma als laatste. “We verwachten je woensdagavond en- nacht bij ons, Kees.” Wilma keek me lief aan. “Dat stel ik bijzonder op prijs, Wilma. Maar gaat Loeki de kat dan niet helemaal ballistisch, als Mocca binnenkomt?” “Loeki maakt dan gebruik van z’n nooduitgang, Kees. Het kattenluikje. Als het ten minste een beetje fatsoenlijk weer is. Als het regent blijft ze binnen. Maar dan vlucht ze wel naar boven.” “Oké jongens… Dank jullie wel.” Ik kreeg een knuffel van Wilma en klap op m’n schouder van Fred.

“Dan staan we weer quitte, makker. Wij hebben twee keer bij jullie gelogeerd.” Wilma keek argwanend. “Je wil Joline ook nog een keertje apart te logeren vragen, Fred van Laar?” Hij keek onschuldig. “Nou, da’s op zich wel een goe…” Verder kwam hij niet. “Niks ervan!” Vanaf de lift kwam de kreet: “Komen jullie nog, Wilma? Anders gaan wij alvast!” “Húp, wegwezen jullie. Wie wie wanneer en waar uitnodigt, bespreek je maar onderweg naar Rhenen. Tijd zat.”

Even later was het weer stil in huis. Ik ruimde de glazen en schaaltjes op en Mocca vond zowaar nog een borrelnoot en een stukje paprika op de grond. Ik keek op m’n horloge: half twaalf. “Nou, hondenbeest… wij gaan nog even een ommetje maken en dan lekker slapen.” Ik pakte de riem en even later stonden we voor de lift. Mocca aarzelde niet en liep keurig de lift in. Eenmaal buiten naar het uitlaatveldje: plassen en klaar. Poepen was blijkbaar niet nodig. Oké… En weer naar binnen en naar boven. Eenmaal thuis stond ik in dubio. Zou ik Mocca in de slaapkamer laten maffen? Nee. Eerst maar eens proberen of hij zonder revolutie in de kamer kon slapen. Ik wees op de bench. “Mocca: go to bed!” Zonder gemopper sjokte hij naar de bench. Deurtje dicht en op slot… “Goed zo. Brave hond. Lekker slapen!”

Mocca draaide zich een paar keer om en plofte toen neer. Prima… Ik ging de slaapkamer in en kleedde me uit. Héhé… Even nog op de telefoon kijken: Whats App bevatte één berichtje. ‘Hoi Kees. Dank voor de foto’s! Morgen bel ik. Rond 12:00. Nu te moe. *** Joline.’ Om 22:30 verzonden. Hmmm… Da’s best kort. Enfin, ze zal het wel druk gehad hebben. Morgen even lekker bijkletsen. Uit de kamer hoorde ik een paar piepjes, toen een ‘bonk’ en daarna stilte. En drie minuten later regelmatig gesnurk. Meneer Mocca had zich letterlijk zijn lot neergelegd. Prima hond. Niet bang, niet te opdringerig, uiterst sociaal en gewoon een leuk beest om te zien…

De zaterdagochtend verliep anders dan anders. Om zeven uur bleek Mocca het wel welletjes te vinden. Eerst een piepje, toen een paar redelijk zachte blafjes. Oké, meneer wil er uit… Geen uitslapen op de vrije zaterdag, Kees. Nou ja, dat deden we toch al niet zo vaak; meestal waren we er uiterlijk om acht uur uit. Ik kleedde me snel aan en even later liepen we buiten.

Plassen, poepen en Mocca trok aan de lijn terug richting huis. “Ja, jij wilt natuurlijk eten…” Op het woord ‘eten’ werden de oren gespitst en verwachtingsvol naar me gekeken. Oké, dat woordje begreep hij dus goed. Eenmaal boven woog ik zijn brokken af. Mocca zat weer in de hoek van de keuken, aandachtig te kijken wat ik aan het doen was. Brokken in de bak, bak met water ook vullen en…

“Mocca… Smullen maar!”

Roefff…. Een sprint naar de voerbak en de brokken werden naar binnen geschrokt. En na 13 seconden was de bak leeg. 150 gram brokken verdwenen in een uiterst diep en leeg gat, genaamd ‘Maag van de Labrador’. Een aantal slokken water ging er achteraan. Logisch; die brokken waren zo droog als wat. Daarna volgde een stevige boer en meneer was voor het moment voldaan. Sjongejonge… Bengel was af en toe een slokop, maar dit sloeg alles. Enfin, vandaag maar eens aan elkaar wennen en kijken wat voor eigenschappen Mocca nog meer in petto had. En bij de supermarkt vragen of de hond daar naar binnen mocht; Mocca was nog geen officiële Hulphond, dus ze mochten hem weigeren… Ik verwachtte het echter niet.

Ondertussen had ik koffie gemaakt en ging ontbijten. De hond vond dat wel interessant; naast mijn barkruk bleef hij mijn handelingen met grote belangstelling volgen. Niet goed; als wij aten moest de hond op een eigen plekje. “Mocca: kleedje!” Ik gebruikte het zelfde commando als bij Bengel en wees. Geen reactie. “Mocca: kleedje!” Bananen in z’n oren, of hij kende het commando gewoonweg niet. Ik pakte hem bij de halsband en leidde hem naar zijn kleedje. “Mocca: kleedje!” Een paar brokjes er op en de hond ging braaf zitten. “Goed zo! Wait!” Ik liep terug naar de bar en Mocca bleef netjes zitten, om even later met een reutel te gaan liggen. Wél hield hij me goed in de gaten. Voor hetzelfde geld viel er een stuk brood, en ja, dan moet je dat als goed opgevoede Lab wel opruimen…

Een uurtje later, bij de supermarkt was de aanwezigheid van de hond geen probleem. “Ze moeten het toch leren?” zei de bedrijfsleider terecht. Ik haalde meteen de boodschappen en liep met een goed gevulde rugzak en Mocca naast me de winkel uit. Eén van de vakkenvulsters had Mocca gezien en zei: “Oh… Wat een schatje!” Toen ik antwoordde: “Dank je wel. Met zo’n compliment kom ik de dag wel door”, antwoordde ze nogal vinnig: “Ik bedoel de hónd!” “Oh… zeg dat dan ook.” Met een minachtende snuif draaide ze zich weer om naar haar werk. Oké, Kees… Eén aanbidster minder in deze supermarkt. Die waarschijnlijk zo haar gedachten had over een vieze vent met een mooie hond…
Ik liep richting huis en de benedenhal in.
En jawel: de lift kwam naar beneden en de heer en mevrouw van Wijngaarden stapten uit. “Zo? Weer een ander beest?” Het kwam er minachtend uit. “Mevrouw van Wijngaarden, dit is geen ‘beest’; dit is een aanstaand hulphond. En die mogen mijn vrouw en ik opvoeden.” “Nou, dat zal dan wat fraais worden”, klonk het cynisch en ze liep door. Ik haalde mijn schouders op. Sommige lui zullen het nooit begrijpen. Mocca zat er niet mee; hij had haar even aangekeken en dat was het. Slim beest. Waarom ergens energie aan spenderen als er alleen maar negativiteit terugkomt?

De boodschappen opruimen was snel gebeurd en toen was het wachten op twaalf uur en een belletje van Joline. En dat kwam; om half twaalf al! Tenminste… Op de display stond niet het nieuwe nummer van haar telefoon; er stond ‘onbekend nummer’. Vreemd.

Ik nam op. “Met Kees.”
“Hoi geile vent… Had je lekker geslapen vannacht of heb je jezelf liggen aftrekken met mij in gedachten?”
Ik fronste. Ja, Joline’s stem, maar zo zou zij never nooit niet over de telefoon communiceren. Even checken.
“Jolien, hoe noem jij mijn zussen?”
Het was even stil. “Waarom vraag je dat?” Die stem klonk niet natuurlijk!
“Geef me eerst eens antwoord. Daarna zal ik het uitleggen.”
Weer een stilte. Ik wist genoeg; dit was Joline niet.
Ik verbrak de verbinding.
Wel potdomme… Waar kwam dit vandaan? Ik was nog aan het peinzen toen de telefoon weer ging. Nu wel Joline’s nieuwe nummer.
“Met Kees.”
“Hoi schatje… Hoe is het met jou en Mocca?” Dit keer klonk haar stem gewoon.
"Jolien, even ter verificatie: heb jij me net gebeld met een ander toestel?”
“Ehhh… nee. Hoezo?”
“Dan een andere vraag: hoe noem jij mijn zussen?”
Zonder aarzelen kwam het antwoord. “Die twee rooie draken natuurlijk. Maar…”
Ik brak haar af. “Ik ben tien minuten geleden gebeld door iemand die zijn of haar telefoon afgeschermd had. ‘onbekend nummer’ stond op de display. Jouw stem, maar op een of andere manier klonk het niet natuurlijk. Die heb ik dezelfde vraag gesteld; kon ze geen antwoord op geven. Dus vandaar. Hou er rekening mee dat ik, telkens als je me opbelt, zo’n vraag stel. Ter verificatie.”
Even was het stil. “Da’s nogal confronterend, schat…”
“Ja, dat klopt. Maar het is de enige manier om zeker te weten dat jij het bent en niet een of andere A.I.-gegenereerde troela.”
“Okeee…” Ze moest duidelijk even denken. “Ik bel jou niet meer, Kees. Bel mij maar, dat lijkt me veiliger. Inclusief wachtwoord.”
Ze moest even grinniken. “Je weet ten slotte nooit of zo’n A.I.-gegenereerde trut knapper is dan ik. Even in het kort: Hier is het prima. Hard werken overdag, veel uitwerken ’s avonds. Meer zeg ik er niet over. Morgen even rustig aan, maandag weer hard aan de slag. Vrijdag hoop ik ergens vroeg in de middag op Eindhoven te landen. Vluchtnummer mail ik je wel, oké?”
“Da’s goed. Ik bel je nog wel, schat. Hoe laat komt dat uit?”
“Vanaf zeven uur ’s avonds. Dan zit ik op mijn kamer dingen uit te werken.”
“Is goed. Dan bel ik je na 19:00.”
“Oké… Hoe gaat ’t met jou?”
“Ik word aardig bezig gehouden. Zowel op het werk als bij de diverse plekken waar ik ’s avonds gegeten heb. Nog weinig tijd gehad om me te vervelen.”
Ze lachte zachtjes. “Mooi. Geef die bruine schurk maar alvast een knuffel van me, en we zien elkaar vrijdag weer. Dááág schatje.”
Het geluid van een zoentje klonk, toen hing ze op.

Ik zat even voor me uit te staren. Hoe en vooral waarom wilde iemand zich uitgeven voor Joline? En hoe wist die iemand dat Joline weg was? En wat wilde hij of zij er mee bereiken? Kees Jonkman het leven zuur maken? Nou, we zien wel. Maandag maar eens aan Fred vragen of hij er iets mee kon…

Mocca had zich tijdens dit intermezzo prima gedragen. Was in een hoekje van de kamer gaan liggen, de ogen half gesloten en leek zich prima op z’n plek te voelen. Ik bekeek hem nog eens goed. Hij was nu 11 maanden en al een best forse hond, maar als de tekenen niet bedrogen zou hij nog een behoorlijk stuk steviger kunnen worden. Zijn poten waren nog niet in overeenstemming met de rest van zijn lichaam: zijn ‘voeten’ waren verhoudingsgewijs erg groot. En hij had een mooie kop met prachtige bruine ogen…

“Ja, Mocca, dat wordt nog wat als jij in Gorinchem rondloopt. Volgens mij ga jij iedereen om je poot winden. En moet ik iedereen waarschuwen om jou geen eten te geven, anders groei je dicht.” Op het woord eten gingen de ogen helemaal open en de kop omhoog. “Aha… Dát woord snap je wel? Bruine biobak…” Even denken. Nog dingen die buiten gedaan moeten worden? Nee. Nog even een beetje opruimen en zuigen, daarna met Mocca een stuk rennen. Hem een beetje moe maken en kijken hoe zijn conditie is…

Mocca bleek geen vriend van de stofzuiger te zijn. Toen ik het ding aanzette plofte Mocca op zijn voorpoten vlak voor de borstel en begon te blaffen. Wel met een kwispelende staart en zonder ontblote tanden. Dat was met Bengel iets anders geweest: die grauwde al zodra de stofzuiger uit zijn kast kwam en trok daadwerkelijk zijn lippen op. En we hadden hem een keer betrapt in de kast van de stofzuiger, waar hij z’n tanden in de borstel had gezet. Bij Mocca leek het een spelletje. Maar ik keek uit om het spelletje niet uit de hand te laten lopen; geen dreigende bewegingen met de borstel naar de hond. En uiteindelijk legde Mocca zich er letterlijk bij neer: hij plofte in zijn mand toen ik de andere kant van de kamer aan het zuigen was.

Zo was ik een uurtje aan het werk. De hond nam af en toe eens poolshoogte, kwispelde een keertje als ik ‘m aansprak en ging daarna weer z’n eigen gang. Prima… Ik werd steeds vrolijker over het dier: het was een bijzonder sociale hond die zichzelf goed kon vermaken, die goed luisterde, maar me ook goed in de gaten hield. En hij volgde me door het huis heen: zolang ik in dezelfde ruimte was, was het prima; liep ik de gang in dan kwam hij overeind en sjokte achter me aan. Heel sociaal inderdaad, maar hij moest er ook tegen kunnen dat hij alleen was. Dus… “Mocca!” Ik wees op de bench. “Go to bed!” Je zag ‘m denken. ‘Oké, als jij dat wil…’ In de bench plofte hij neer. “Goed zo.” Ik deed het deurtje dicht. “Wait!” En liep toen naar de slaapkamer.

Deur ook dicht en eens luisteren wat er nu gebeurde. Een piepje. En nog een. En een blafje. Niet hard, gelukkig. Daarna werd het rustig: ik hoorde hem nog even in de bench rommelen, daarna de ondertussen bekende ‘plof’ als hij ging liggen en daarna… stilte. Prima! Ik kleedde me om trainingspak, trok m’n loopschoenen aan en kwam de kamer weer in. Bench open… “Mocca… Let’s go!”

De hond kwam overeind en keek me aan. Ik pakte de riem en hield die open voor zijn kop. “Dress!” Gehoorzaam kwam de kop in de lus van de riem. “Keurig hoor! Brave hond!” Kwispel… Een handvol brokjes in mijn zak, sleutels en telefoon mee…

Even later stonden we beneden. Ik rende rustig richting cooperparcours en Mocca draafde naast me. Lijn slap, geen gekke bewegingen en regelmatig keek hij me aan om zich te ‘melden’. Verdorie… Dat beest was écht goed! Adria mocht het vorige gastgezin wel een dik compliment geven.

Op het cooperparcours versnelde ik tot een stevig duurlooptempo. Mocca had daar absoluut geen moeite mee; in een prima tempo liep hij naast me, zonder aan de lijn te trekken of achter te blijven. Na twee rondjes maakte ik de lijn los; hij had het terrein nu leren kennen, wist hoe ik liep, dus maar eens proberen wat er zou gaan gebeuren. “Mocca, release!” En ik rende door. Nu zwierf de hond wat meer om me heen, hier een snuffel, daar een plas, voor me, dan weer een stukje achterblijvend, maar steeds kwam hij even naast me lopen en keek ik in die bruine, vragende ogen. En dan kreeg hij een brokje.

Veel proefde hij daar niet van; het was echt hap-slik-weg. Kauwen bleek verspilling van energie te zijn. Nou, als dit gedrag bleef… Bengel was een makkelijke hond, maar Mocca al helemaal. Na een kwartier vond ik het welletjes. Mocca was nu 11 maanden; de vuistregel was: net zoveel minuten rennen als de hond in maanden oud is. Dus vertraagde ik tot een redelijk wandeltempo, lijnde hem weer aan en liep richting huis. Ook bij de loopgroep zou hij zich prima thuis voelen, en bij DT tussen de middag ook. Bleef over: de sportschool van Mariëtte. Ik grinnikte. Als we weer eens zo’n yoga-achtige oefening op de grond zouden doen, zou iedereen nu zéker liefdevol afgelebberd worden…

Maandag Mariëtte maar even bellen, of er langs gaan.

Bij de lift wachtten wat andere bewoners. “Goedemiddag samen!” Een van de dames kwam op me af. “Meneer Jonkman, geloof ik?” Ik stak m’n hand uit. “Inderdaad. Kees voor vrienden.” “Thea Geurts. Ik ben de voorzitster van de VVE.” Het kwam er met een zwaar Brabantse tongval uit. “Kan ik even met u praten?”

“Als u met me mee wilt komen naar mijn huis is dat prima, mevrouw.” Even later waren we boven en deed ik de deur open. “Kom verder. Kan ik u iets te drinken aanbieden? Want wij hebben wel behoefte aan een slokje, zoals u hoort.” Mocca was rechtstreeks naar z’n waterbak gelopen en luid geslobber was hoorbaar. Ze schudde het hoofd. “Nee hoor, dank u wel, maar als u dorst heeft: ga vooral uw gang.”

Ik liep naar de koelkast en haalde er een flesje gekoeld kraanwater uit. “Mevrouw Geurts, wat kan ik voor u betekenen?”

Ze aarzelde. “Meneer Jonkman, de VVE heeft de afgelopen maanden een aantal klachten over u en uw vriendin gekregen. Daar wilde ik het over hebben.” Ik ging rechtop zitten. “Ik kan wel raden waar die klachten vandaan kwamen: mevrouw van Wijnbergen. En even los daarvan: ik heb geen ‘vriendin’, ik heb een echtgenote. Sinds 2 juni van dit jaar zijn we getrouwd.” Ze knipperde even, maar ging niet in op de naam van de klaagster.
“Oké, dan is één klacht al meteen uit de wereld: de klaagster beweerde dat u sinds mei diverse dames in dit appartement onderdak verleende.” Diep in mijn buik begon een beest wakker te worden en zachtjes te grommen. “De klaagster zou zich met haar eigen zaakjes bezig moeten houden. Maar: feitelijk heeft ze gelijk; mijn vrouw en ik hebben vanaf mei tot eind oktober twee dames onderdak verleend. Studiegenoten van mijn vrouw die door omstandigheden diep in de shit zaten. Die hebben vanaf Mei dit jaar bij ons gelogeerd en zijn sinds kort op eigen benen gaan staan; wonen nu zelfstandig in een hele mooie verbouwde boerderij elders. En wat zijn de problemen daarmee, mevrouw Geurts?”

Ze keek me nu recht aan.
“De klaagster schreef dat het één grote verderfelijke zaak was, dat één man met drie jongedames samenwoont in zo’n keurig complex als het onze.”
“Is de klaagster dan wel eens bij ons binnen geweest, mevrouw? Heeft ze er bewijs van dat dit appartement een aftreksel was van Sodom en Ghomorra? Zo ja, dan wil ik dat bewijs graag zien. Los daarvan: wat zich binnen de muren van dit mooie appartement afspeelt zijn, zolang het geen strafbare zaken zijn of dingen die indruisen tegen de statuten of het huishoudelijk reglement van de VVE, ónze zaken. Die van mijn vrouw en van mij. Daar heeft niemand, ook de VVE niet, ook maar iets mee te maken.
En even voor de duidelijkheid: onze twee logé’s zijn keurig aangemeld ingeschreven bij de gemeente Veldhoven, mijn afvalstoffenheffing en de waterschapsbelasting werden naar rato verhoogd, en zij betaalden een fatsoenlijke onkostenvergoeding voor het feit dat ze hier sliepen, aten, studeerden, hun fijne lingerie konden wassen en dat we samen onder één dak leefden. En voor de duidelijkheid: da’s iets anders dan ‘samenleefden’. Als de VVE daar een probleem van maakt, ben ik best bereid om dat eens op een vergadering uit de doeken te doen. En anders mijn echtgenote wel. En ik garandeer dan vuurwerk, mevrouw Geurts.”

Ze zat ermee in haar maag, dat bleek.
“En nog iets, meneer Jonkman. U en uw huisgenoten komen regelmatig de gemeenschappelijke ruimten in terwijl u gesport hebt. De lift stinkt volgens de klaagster dan een uur in de wind.”
“U heeft zojuist samen met mij in de lift gestaan, mevrouw. En met onze hulphond-in-opleiding Mocca. Vertelt u mij úw ervaringen maar eens over de trip van de begane grond naar de 9e verdieping.”
“Ja, u zweet. En de hond ook. Maar…”
“Een hond zweet niet, mevrouw. Een hond hangt zijn tong uit zijn bek om af te koelen. Dat is zijn enige thermostaat. Kunt u opzoeken in elke encyclopedie of desnoods op Wikipedia. En ik zweet inderdaad. En als mijn echtgenote mee loopt: ook die zweet. Wij proberen de geur hiervan enigszins binnen de perken te houden met een goeie deodorant, maar…”
Gelukkig lachte ze nu. “Die heb ik geroken en die werkt prima. Verder was er nog een klacht over uw hond, die haar bijna zou hebben aangevallen. Een grote herdershond. Kunt u daar iets meer over vertellen?”

Ik zuchtte. “Moet ik alles wat deze dame heeft gespuid, gaan weerleggen? Dan doe ik dat liever in de vergadering van de VVE, mevrouw. Maar houdt er dan rekening mee, dat de klaagster met pek en veren overladen de vergaderzaal verlaat. Ik, wij, mijn echtgenote en ik, laten niéts, maar dan ook niets van haar klachten heel.
Maar over dat incident met die herdershond: mevrouw maakte, toen wij de hond van mijn schoonouders te logeren hadden een vuile opmerking over het beest. En ze wilde als eerste in de lift; Bengel en ik moesten maar wachten. Daar vond ik nogal wat van en dat heb ik haar duidelijk laten weten.
En Bengel, zo heet de hond van mijn schoonouders, liet ook even merken dat ze niet gediend was van valse opmerkingen over mij of honden. En die trok haar lippen even op. That’s it. Heeft geen poot verzet, is de klaagster niet aangevlogen of zo; sterker nog: ik had Bengel niet eens aan de lijn. Bengel is een uiterst lieve, aanhankelijke hond die normaal geen vlieg kwaad doet. Maar kom niet aan haar roedel, want daar houdt ze niet van en dat laat ze dan merken. En sinds dat ik met mijn vrouw getrouwd ben, behoor ik blijkbaar tot haar roedel. Ben ik wel blij mee, in feite.”

Mevrouw Geurts zuchtte diep. “Oké, ik geloof dat dit allemaal nogal opgeklopt is. Verder is er nog een klacht dat er in dit appartement regelmatig grote feesten zijn van meer dan twintig personen…” “Meer dan twintig weerleg ik ook, mevrouw. Wij hebben een vriendengroep die uit 14 mensen bestaat. Vandaar de naam: ‘The Fabulous Forteen’. Vrienden die voor elkaar door het vuur gaan. Gisteravond waren ze ook hier, om even kennis te maken met Mocca. En grote feesten? Ja, mijn vrouw en ik vinden het een feest als onze vrienden hier zijn. Maar er is geen disco, er draait geen keiharde house- of rapmuziek, hooguit een beschaafde Weense of Engelse wals. En rond 23:00 worden onze vrienden verzocht het pand op ordentelijke manier te verlaten. En wij nemen altijd afscheid in mijn hal, niet buiten op de galerij.
Sommige van onze vrienden zijn wat luidruchtig en we willen de familie Kamer niet wakker maken. En u mag navraag doen bij de heer en mevrouw Kamer, mijn directe buren, of zij overlast ervaren. Ik weet het antwoord al: behalve een doorweekte ouwe Libelle van mevrouw Kamer nul komma nul. Dus ook die klacht ontkracht ik.”

Weer een zucht.
“Oké, meneer Jonkman… Maar vanmiddag kreeg ik wéér een briefje van haar…” Ze zocht in haar tasje. “Dit briefje.” Ik las een briefje van een paar regels. ‘L.S. Ondanks het verbod op honden in ons mooie appartementencomplex zag ik gisteren wéér een hond naar binnen gaan. En een tijd later naar buiten, naast meneer Jonkman van de 9e verdieping. Ik maak hier ernstig bezwaar tegen. Een hond is goor, stinkt en poept overal. Ik eis dat de VVE maatregelen tegen Jonkman neemt; zijn aanwezigheid is een aanfluiting voor ons nette complex. En heeft de VVE al een onderzoek ingesteld naar de financiële situatie van Jonkman? Zo’n jong stel kan nooit zo’n mooi appartement betalen, dus moet dat geld ergens anders vandaan komen. Drugs of zo. En een krabbel er onder, waar ik de letters ‘Wijn…’ in kon ontcijferen.

Ik keek op.
“Goed, dit bevestigt de identiteit van de klaagster, hoewel ik daar geen seconde over heb getwijfeld. Mevrouw Geurts, de schrijfster van dit briefje heeft het om een of andere reden tot haar levenswerk gemaakt om mij en mijn echtgenote te treiteren. Dat doet ze telkens als we elkaar tegenkomen. Zij heeft de zeldzame eer gehad om uit mijn mond de volgende tekst te horen: ‘Val dood’. En je moet bijzonder ver gaan wil ik tot die tekst overgaan. Haar echtgenoot is nog wel te pruimen, maar zij is ruim 90 kilo puur vergif.

Overigens: waar is beschreven dat het in dit complex verboden is om honden te hebben? Die tekst zou ik óók graag even zien. Want toen ik hier kwam wonen, nu bijna drie jaar geleden, stond die tekst niét in de statuten, noch in het Huishoudelijk Reglement van de VVE. En ik lees contracten bijzonder nauwkeurig, mevrouw. Da’s een deel van mijn werk. Ik zou graag een foto willen maken van dit krabbeltje; de laatste zin is ronduit laster. Strafbaar conform artikel 261 van het Wetboek van strafrecht. De strafmaat is niet mals: dat kan zomaar een paar maanden gevangenis zijn.
En als laatste: volgens mij heeft een VVE geen bevoegdheid om een onderzoek in te stellen naar de herkomst van onze financiën. Als ik iets in die richting bespeur, klaag ik ook bestuur van de VVE aan, daar kunt op rekenen.”

Ze legde het briefje op tafel. “Ga uw gang en maak gerust een foto. Het is gestuurd aan het bestuur van de VVE, dus in principe een ‘ingekomen stuk’ wat bij een volgende vergadering gewoon door iedereen opgevraagd kan worden.”
Ik keek grimmig.
“Mooi. Mevrouw, zoals u weet ben ik lid van de VVE. Betaal ik netjes mijn contributie en houd ik mij aan de gemaakte afspraken in dit complex. In het huishoudelijk reglement van onze VVE staat dat de leden een bijzondere ledenvergadering bijeen kunnen laten roepen; artikel 9, lid 6A zo uit mijn hoofd. Dat tijdstip is nu gekomen. In deze paar minuten heeft u dusdanig veel shit laten horen en zien dat ik in staat ben… Nou ja, laat maar.
Het bestuur van de VVE krijgt van mij óók een briefje, mevrouw Geurts. Met de eis een buitengewone ledenvergadering te beleggen, binnen nu en twee weken. Reden: het weerleggen van laster door een van de leden richting mij, mijn vrouw en onze vriendinnen.
En de klaagster dient daarbij aanwezig te zijn.”

Mevrouw Geurts keek me nu recht aan. “U gaat hard, meneer Jonkman. Héél hard. Is dat wel verstandig?”

Gedachteloos aaide ik de kop van Mocca, die tegen mijn knie was komen zitten.
“Mevrouw, ik ben drie jaar beroepsmilitair geweest. Heb in Afghanistan aan een aantal gevechtsacties leiding moeten geven. En daar heb ik een paar dingen geleerd, onder andere dat, wanneer iemand je probeert aan te vallen, je daar kei- en keihard op moet reageren. De aanvaller dusdanig uitschakelen dat hij het nóóit meer in z’n hersens haalt om jou aan te vallen. Ik heb in dit mooie appartementencomplex ondertussen drie confrontaties gehad met lui die dachten Kees en Joline Jonkman wel even te kunnen piepelen: die zitten allemaal achter tralies. De schrijfster van dit stukje proza kan daar ook nog wel bij, voor een paar weken, wegens smaad. Is waarschijnlijk goed voor haar lijn. Dus die vergadering gaat er komen, mevrouw Geurts.”

Ze zat er behoorlijk mee in haar maag, dat bleek.
“Ik hoopte dat we dit in stilte konden regelen, meneer Jonkman. In een goed gesprek tussen u en de klaagster, met een intermediair erbij…”
Ik schudde mijn hoofd. “Daar ga ik niet mee akkoord, mevrouw. Iemand beschuldigt mij en mijn vrouw in het openbaar van hoererij, van slechte hygiëne, van bedreiging door een hond en van malafide financiële praktijken? Prima, dan ga ik mij in het openbaar verdedigen. Zó werkt dat. En dat vind ik spijtig voor u, want u bent slechts de boodschapster en ik zadel u op met een extra vergadering, maar de schuld daarvan mag u bij mevrouw van Wijnbergen neerleggen.
Mevrouw, ik vraag het bestuur van de VVE formeel om kopieën van de briefjes waar het hier om gaat. Dat zijn openbare stukken, dus die eis ik op. U mag ze ook als bijlagen bij de uitnodiging van de vergadering voegen, als u dat nuttig vindt. Maar als mevrouw van Wijnbergen niet in het openbaar héél bijzonder diep door het stof gaat, doe ik aangifte bij de politie wegens laster, conform artikel 262, Wetboek van Strafrecht. Ze heeft dus nog één kans. Verprutst ze die, staat ze voor de kantonrechter en mag ze dáár gaan vertellen wat voor smerige vent Kees Jonkman is. En zijn vrouw natuurlijk.”

Weer een diepe zucht.
“Ik had dit baantje nooit moeten aannemen… “Kost niet zo veel tijd”, zei mijn voorganger nog…” Ik gniffelde. “Mevrouw, u bent een stuk ouder dan ik. Dan had u toch kunnen weten dat dat de grootste leugen op aarde is?” Ze keek me aan. “Meneer Jonkman, dank voor uw openheid. Die vergadering kómt er. Ik zit hier met plaatsvervangende schaamte.” “Ik ook mevrouw. Want ik zit nog steeds in mijn sportkleren die ondertussen wat minder fris beginnen te ruiken, geloof ik.”

Ze schoot eindelijk in de lach. “Valt wel mee. Maar nog één vraag: uw hond…” “Het is niet 'mijn' hond, mevrouw. Mocca is een hulphond-in-opleiding. Mijn vrouw en ik zijn gastgezin voor Hulphond Nederland. Socialiseren een pup totdat die klaar is om de daadwerkelijke training in Herpen in te gaan.”
Ze knikte. “Mooi werk. Ik heb er eens een documentaire over gezien. Bijzonder indrukwekkend. Meneer Jonkman: dank voor uw openheid. Binnen een paar dagen heeft u de uitnodiging voor de ledenvergadering in de bus. Tenzij… Stel dat mevrouw van Wijnbergen een gesprek met u wil om dingen uit te praten?” Ik schudde mijn hoofd. “Daar ga ik niet mee akkoord. Zij heeft mijn vrouw en mij publiekelijk van zaken beschuldigd; dan mag ze ook publiekelijk haar excuses gaan maken. In die vergadering. Doet ze dat niet, span ik een proces tegen haar aan. Ik ben daar glashard in, mevrouw Geurts.”

Een hummetje volgde.
“Ik snap het wel, maar ik blijf het jammer vinden.”
“Ik vind het ook jammer als iemand dusdanig rancuneus is dat ze mijn echtgenote en mij zwart loopt te maken. Heb ik niet om gevraagd, mevrouw.”
“Mag ik die mooie hond even aaien?” Ik knikte. “Mocca is nu thuis, heeft zijn hesje niet om, dus is niet aan het werk.”
Een aai volgde en Mocca vond het prima: kwispel… Even later deed ik de deur achter haar dicht.

Potdomme, wat een trut… Mevrouw van Wijnbergen zou een bijzonder zware pijp gaan roken binnenkort… Eerst maar eens douchen. Al die shit figuurlijk van me afspoelen. In de badkamer kleedde ik me uit en Mocca begon mijn blote benen en voeten te likken. Ja, lekker zout natuurlijk… “Hé maf beest! Ik ben geen kauwstaaf!”
Douche aan en even daarna stond ik lekker onder de straal Een nieuwsgierige bruine hondenkop keek even daarna om het gordijn. “Kom je erbij, Mocca? Mag hoor…” De hond voelde wat druppels op zijn kop en koos eieren voor z’n geld: wegwezen. “Nou ja zeg… Ik dacht dat Labradors zo dol op water waren. Wátje!” Hij plofte in de hoek van de badkamer. Even later, na de kouwe plens droogde ik me af.

Mocca hielp door mijn voeten te likken. Ik moest lachen: nu was er inderdaad iemand die mijn voeten likte. Als ik dat tegen Fred zou vertellen, zou hij bijzonder smerig gaan kijken, dat wist ik zeker… “Goeie hond, hoor!"
Aankleden… Een lekkere trui en een spijkerbroek. Daarna maar eens gaan koken: nou ja, de macaroni van gisteren opwarmen en wat sla erbij. Nadat ik gegeten had kreeg Mocca zijn brokken. Te weinig natuurlijk; nadat de bak leeg was keek ik in twee hongerige bruine ogen. “Niks ervan, maf beest! Als het aan jou lag, vrat je die hele 20 kilo zak leeg.”
Uiteindelijk legde Mocca zich bij zijn naderende hongerdood neer. Letterlijk, met de ondertussen bekende ‘plof’ in de bench. De avond ging rustig voorbij: met een goed boek, een kop koffie, even wat dollen met Mocca en rond elf uur vond ik het mooi geweest. Nog even een rondje lopen, Mocca in de bench zetten, kleren en spullen pakken voor een nachtje in Arkel… Half twaalf kroop ik in bed.

Uit de kamer hoorde ik wat gerommel in de bench en na een paar minuten: gesnurk. Mooi. Nu ik nog. Maar dat lukte niet echt; dat gedoe met mevrouw van Wijngaarden zat me dwars. En oh ja: ook nog dat mysterieuze telefoontje. Bijna vergeten… Nou ja, Fred zou daar wel iets mee kunnen ‘hannessen’ zoals hij dat noemde. En wie weet, zou Zelda me iets kunnen vertellen over A.I. Áls die stem inderdaad digitaal gegenereerd was. Ik kon het telefoongesprek in ieder geval terughalen via het netwerk van DT… Niet teveel over piekeren, Kees. Je hebt goeie vrienden en vriendinnen die er waarschijnlijk wel iets mee kunnen. Nu slapen, want morgen heb je weer een drukke dag, bij die twee bruine krullenbollen en hun kerels. Eens kijken of de lucht tussen Gerben en Rogier helemaal helder was…

Ik draaide me om. Voor het eerste miste ik de ademhaling van Joline écht. En haar zachte snurkjes, als ze op haar rug sliep. Of een warme hand op mijn schouder en een zacht, mooi lichaam dicht tegen me aan… Hoe had ik de jaren voordat ik haar kende in vredesnaam zo snel in kunnen slapen? Ja, keihard studeren. Veel hardlopen, vrijwel elke avond. En nadat ik mijn titel had: keihard werken. Colleges voorbereiden. En nog steeds veel hardlopen. En dit huis opknappen, wat me heel veel zweetdruppels had gekost. Er waren ochtenden geweest dat ik, nog steeds aangekleed, op de bank wakker was geworden.

‘Even uitpuffen hoor…’ en vervolgens in slaap donderen. Gelukkig was dát achter de rug toen ik Joline leerde kennen. Zij kwam in een gespreid bedje… De mazzelaar… Was ze maar hier…
Lees verder: Mini - 355
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...