Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 02-07-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 2937
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 51 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 370
Vrijdagochtend… Vandaag een meeting in Den Haag en vanavond dans-examen. Tijdens het ontbijt keek Joline me opvallend vaak aan. Tot ik vroeg: “Wil je wat van me weten, schoonheid?” Ze glimlachte. “Ja. Waar je het meest tegenop ziet, Kees. Die vergadering in Den Haag of de dansen van vanavond?” Ik bromde met m’n mond vol.
Toen die leeg was, zei ik: “Vanavond. Die meeting in Den Haag: ach, hetgeen waar ik altijd een bloedhekel aan heb, wordt door Marion overgenomen; financiële discussies. Ik kan me lekker concentreren op de techniek en Fred op de IT. Marion mag de boekhouders voor haar rekening nemen…” Ik moest grijnzen en Joline keek achterdochtig. “Ja… Zeg het maar?” “Als ze nu een wat kortere rok draagt en…”
“… met haar tieten gaat zwaaien, zeker? Kees Jonkman, je bent een smeerlap. Dat doet Marion niet meer, daar is ze sinds een jaar wel achter. Die dame is, net als Gonnie, Denise, Erika en Ingrid, een toonbeeld van efficiëntie geworden. En ja, ze ziet er nog steeds leuk uit met haar bruine krullen en ze heeft een mooi figuurtje, maar die wapens gooit ze niet meer in de strijd om… Nou ja, je snapt me wel. Behalve bij André, maar dat mag. Die twee rooien het ook prima met elkaar.”
Ik boog me naar haar toe. “Dat weet ik schat. En dat is iets waar jij het grootste aandeel aan hebt gehad. Nou ja, André waarschijnlijk ook wel.” Joline keek me liefjes aan. “Vlak Fred niet uit. En jezelf ook niet, meneertje…” Toen giechelde ze. “En die instructeur van de HUET-cursus. Met z’n ‘Niet goed is opnieuw… en opnieuw… en opnieuw…’ Ik moest meelachen. “Ja, die vooral. Enfin, wat ik zeggen wil: Dát deeltje van de bespreking mag zij doen en daar ben ik best wel blij mee.”
Joline snoof. “En zonder dat ze het weten: eventuele boekhouders of inkopers ook wel, denk ik. Dan worden ze ten minste niet afgebekt door ene Jonkman, reserve-majoor der Infanterie. Of z’n maatje van Laar, nog zo’n type, alleen twintig kilo zwaarder. Ik weet niet wat erger is.”

We gniffelden samen en toen vervolgde Joline: “En je dans-examen, Kees? Hoe sta je in die wedstrijd?” Ik haalde mijn schouders op. “Appeltje-eitje, mevrouw. Een deel van de dansen doe ik samen met u. En de juryleden hebben dan toch alleen maar belangstelling voor uw mooie benen en prachtige, stralende gezicht. Dat ik er dan naast loopt te stuntelen, zien ze niet eens.”
Joline kneep haar ogen samen. “Hou je er rekening mee dan je een deel van de dansen niét met mij danst? Maar bijvoorbeeld met die dame die altijd zo afstandelijk danst, met dat plichtmatige gezicht? Als je die niet goed leidt, gaan jullie beiden de bietenbrug op, meneertje. Dan gaat jouw score verticaal omlaag. En die van mij natuurlijk niet, want ik dans dan met Rob. Of Ton. Succes verzekerd en dan ben ik weer het meisje met de hoogste punten van de klas.”
Ik wees op haar borsten. “Ga je dan zó met je tieten zwaaien, Jolien?” Ze zuchtte diep. “Sóms… Soms ben je nog steeds een enorme vrouwonvriendelijke eikel, Kees. Even voor de statistieken: Ik heet Joline Jonkman – Boogers. En geen Marion de Groot toen ze André nog niet kende. Begrepen? En nu opstaan, ontbijtspullen opruimen, dan kan ik me nog even optutten als Mrs Efficiëntie 2019.” Braaf gehoorzaamde ik. Mocca liep om me heen te schooien, die wist dat hij ook eten zou krijgen.
Maar ja, als rasechte Labrador mag je natuurlijk nooit een kruimel over het hoofd zien als Kees die zou laten vallen… ten slotte luidt het spreekwoord niet voor niets: ‘Als een Lab wat liggen laat, is het zelfs voor een mug onder de maat.’ Even later pakte ik de bak met brokjes en woog de juiste hoeveelheid af. Mocca zat in het hoekje van de keuken netjes te wachten. Koppie scheef, langzaam kwispelend… Ik zette de bak op de grond en sprak de verlossende woorden. “Mocca: smullen maar!” Een bruine flits stoof door de keuken en de brokjes werden naar binnen gewerkt in de bekende sneltreinvaart. Nog geen halve minuut later werd een lege bak nog eens grondig uitgelikt. En nog maar een keer; ten slotte weet je nooit zeker of je niet ergens een kruimeltje hebt laten liggen.
Ik schudde mijn hoofd. “Als jij afgekeurd wordt voor Hulphond, gaan we je opleiden tot afwasmachine, Mocca. Dat zou je prima doen.” “Jaja… En dan met een verbrande tong in een bak water liggen nadat je de borden hebt afgelikte waar de Nasi van Kees Jonkman in werd opgediend, zeker… Arm beest.” Joline’s stem klonk plagend. “Nee, schat. Dan zou ik een fles pils in z’n waterbakje doen. Hielp bij Nadia prima.” Joline keek smerig. “Dan zou Mocca me de hele dag niet meer mogen likken. Biér… Gétver! Kom, we gaan, Kees. Mocca: let’s go!” De hond pakte zijn riem van het haakje en gaf het ding aan Joline.
“Goed zo. Dress…” De riem gleed over zijn kop en even later liepen we de deur uit. Nog even naar het uitlaatveld… En even later waren we op weg naar Gorinchem. Na de koffie haalde ik Marion en Fred op; samen met de Piraten bespraken we even de meeting in Den Haag. En om kwart over acht keek ik op m’n horloge. “Goed lui… Nog even een bakje koffie, daarna mogen jullie instijgen. We zetten de auto’s wel op de P&R bij station Gorinchem.” Even later reden we in twee auto’s naar het station. Kaartjes kopen… Dat was even geleden voor mij. Hoe werkte zo’n automaat ook alweer?

De trein kwam voorrijden en we stapten in. Gelukkig konden we bij elkaar zitten: 2 x 2 bank tegenover elkaar en aan de andere kant van het gangpad idem. Het paste precies, met name omdat Gerben naast Fred zat. Marion zat tegenover me, nogal stilletjes, terwijl de rest zat te geinen. “Hé dame! Zie je er tegenop? Je bent vrij zwijgzaam.” Ze schudde haar hoofd. “Tegen die bespreking opzien? Nee, dat doe ik met twee vingers in m’n neus, Kees. Nee, ik zat te denken aan de eerste keer dat ik bij je in de auto zat…”
Ik moest lachen. “Jaja… Met die drie blikjes Redbull in je weekendtas. Hé dame, je bent nogal veranderd in dit jaar. Als dat niet het geval was geweest had je nu hier niet gezeten.” Ze knikte langzaam. “Nee. Dan was ik DT uitgetrapt.” “Die kans was inderdaad nogal groot geweest, Marion. Joline had dat punt bijna bereikt. Maar gelukkig heeft ze je aan Fred gekoppeld en dat is prima uitgepakt. En zullen we jouw verleden nu laten rusten? Jij bent een hele andere Marion dan die omhooggevallen tuthola van een jaar geleden. En dat is niet alleen mij opgevallen, maar ook de andere leden van het Backoffice… Nou ja, heel DT in feite en één iemand in het bijzonder. En dat is prima.
Ander onderwerp: tijdens de buluitreiking van Angelique liet je je ontvallen dat je misschien verder wilde studeren. Heb je daar al over nagedacht?” Marion knikte. “Ja. Ik wil HBO Economie doen. Net als Jolien, Gonnie en Denise. Erika is er nog mee bezig, die is volgende zomer klaar. En ik heb hen dingen gevraagd. Het lijkt me leuk en volgens mij heb ik er wel aanleg voor.”
“Dat heb je zeker. Zelfs zonder HBO Bedrijfseconomie. Het simpele feit dat je nu hier zit en zo dadelijk die presentatie geeft is het bewijs ervan, mevrouw. Anders had Joline je dit niet toevertrouwd. En ik trouwens ook niet; vaak zitten er bij dit soort presentaties een stel boekhouders die ontbijten met een pot zure augurken in diepvriesyoghurt. Die moet je dan overtuigen en ik ben daar niet voor in de wieg gelegd. Té weinig economische kennis van zaken en dan word ik nogal kribbig.”
Ze giechelde. “Ik heb daar iets over gehoord. Van Gerben... of was het Rogier? In ieder geval: je vloekte die boekhouder nog nét niet onder tafel, maar het scheelde weinig…” Ik bromde wat. “Logisch. Als zo iemand zit te beknibbelen op ongeveer elke bout en moer... Ik heb ‘m uiteindelijk gevraagd of hij de letters Ir. voor z’n naam had staan. En toen hij dat ontkende heb ik ‘m de afspraak voorgelegd dat ik me niet me de cijfertjes zou bemoeien, en dat hij zich niet zou bezighouden met technische zaken.
En als mijn tekening staat dat een bepaalde afsluiter van zuiver 21 karaats goud moest zijn, dat hij die afsluiter moest bestellen. En als hij daar vragen over had, dat hij bij mij terecht kon, maar het ding ondertussen wél bestelde… Na die bespreking bood hij z’n excuses aan en zijn we… nou ja… niet helemaal als goeie vrienden uit elkaar gegaan, maar accepteerden we elkaars specifieke kennis en kunde.”

Marion grinnikte. “De arme kerel. Onderuit geschoffeld worden door ene Jonkman…” Ik knikte. “Ja. En soms is dat even nodig. Maar goed, we hadden het over jouw studie, Marion… Gaat dat lukken? Ook thuis? Want je hebt nu ook de twee jongens van André af en toe onder je hoede.” Ze knikte. “Eéns in de twee weken, in het weekend. En ik heb gezegd dat die weekenden voor de jongens zijn. Dan ga ik niet studeren. Dat is André z’n insteek ook: de weekenden dat Alex en Paultje er zijn, zijn voor hén.”
Ik knikte. “Goed van jullie. En hoe gaat het met de jongens?” Ze aarzelde en ik keek snel opzij, naar de rest; die zaten met elkaar te kletsen. “Marion, als ik me er niet mee moet bemoeien, moet je dat gewoon zeggen hé?” Ze schudde haar hoofd. “De jongens hebben lol als ze bij ons zijn. Bij de ex van André is het soms verwarrend voor hen. We kunnen er de vinger niet exact opleggen, maar volgens ons worden ze nogal verwaarloosd. Soms halen we ze op en dan is het enige wat ze aan hebben ouwe kleren. Versleten, vuil… En dan nemen wij ze op zaterdag mee naar Gorinchem en kopen nieuwe kleren voor hen. Want je kunt die jongens niet zó rond laten lopen.
Maar verdomd als het niet waar is: twee weken later komen ze wéér in versleten kleren bij ons. En als wij ze ophalen bij de ex van André lopen er steeds andere kerels rond. ‘Oom Henk’ of ‘Oom Roland’ of weer een andere ‘oom’ volgens de jongens. André heeft zich er kwaad om gemaakt, maar de kinderbescherming doet er niks aan. Het liefst zou hij z’n jongens in huis nemen.” Ik blies even voor me uit. “Maar dat zadelt jou, jullie in één keer met heel veel verantwoording op, dame.”
Ze knikte. “Ja. Maar het zou voor de jongens beter zijn. Ze hebben lol als ze bij ons zijn, Kees. En dat is niet omdat wij ze zo in de watten leggen; dat is omdat wij er voor hen zijn. Aandacht geven. Samen dingen doen. Zoals Angelique over zichzelf zegt: ‘Ik ben nooit verwend, behalve met liefde.’ En begrijp me goed: ik hang niét de 'lieve tante Marion' uit: vanaf het begin heb ik ze redelijk kort gehouden. Een aantal militaire dingen gehanteerd, zoals ‘op tijd is vijf minuten voor tijd’ en ‘eerst je rotzooi opruimen voor je kunt spelen’. Meehelpen in het huishouden, zoals afwassen en hun kamers schoonhouden.” Ze grinnikte. “En soms kost dat een glas of een kopje bij de afwas. Jammer dan…”
Ik stak een duim op. “Da’s prima, in mijn nog niet ervaren ogen. Zo werkte het in mijn ouderlijk huis ook. Een bekende uitspraak van mijn moeder was: ‘Als jij te belazerd bent om mee te helpen in het huishouden, ben ik te beroerd om voor je te koken. Dáár is de broodtrommel. En nee, beleg gaat er niet op.’ Marion giebelde. “Veel brood gegeten zeker? Ja, dat dacht ik al…” Ik gromde zachtjes.

We naderden Den Haag ondertussen: in de verte was het Prins Clausplein al te zien en de trein vertraagde om tot stilstand te komen op Den Haag Centraal. “Kom lui, mij volgen!” Een paar honderd meter verderop de torens van het ministerie. Fred was hier duidelijk nogal bekend… Enfin, dat wist ik al. Bij de ingang: legitimeren en wachten op meneer Ronald Bakker. “Meneer Jonkman?” Hij stak zijn hand uit. “Ik ben Ronald Bakker. Volgt u mij maar.” In de lift, die op de 5e verdieping stopte. Een gang door… Ik keek om me heen.
Dit was een mooier ministerie dan die kale bende bij Buitenlandse Zaken. Ook de werkruimtes waren wat ‘huiselijker’ ingericht, zag ik in de gauwigheid. Uiteindelijk liepen we een ruime vergaderzaal in, waar al een aantal mensen stonden. Ronald wees. “Daar staat de koffie… Als u daarna gaat zitten kunnen we deze bespreking starten.” Vijf minuten later opende hij de vergadering. Dat deed hij netjes: met eerst een voorstelrondje. We maakten kennis met de vertegenwoordigers van de diverse ziekenhuizen, een techneut van het ministerie en twee inkopers. Meneer Bakker zelf was leidinggevende van de ‘cluster ziekenhuizen’ van het ministerie. Hij leidde de vergadering in met een kort verhaal over de misdaden van Duyvestein en de gebeurtenissen in Nijmegen. Hij besloot met: “… het ziekenhuis in Nijmegen is al in zee gegaan met de firma Developing Technics en ze zijn daar bijzonder tevreden mee. En aangezien de modus operandi van de firma Duyvestein overal ongeveer hetzelfde was, hebben we, in goed overleg met de betrokken ziekenhuizen besloten dat de firma Developing Technics dé aangewezen projectpartner zou zijn om dit vuiltje op te lossen.”
Hij keek mij aan. “En wat ik begreep is dat grotendeels uw verdienste, meneer Jonkman.” Ik schudde mijn hoofd. “Dank voor het compliment, meneer Bakker, maar dat is niet terecht. Het was een innige samenwerking met Rogier hier, toen nog hoofd TD in Nijmegen, Fred als IT-er die uiteindelijk de software heeft opgespoord waar de firma D. te A. mee zat te klootviolen én mijn lieve echtgenote die uiteindelijk het plan maakte om deze fijne Amsterdamse firma in de val te laten lopen. Met de medewerking van de Nijmeegse en Amsterdamse politie.”
Ronald knikte naar Marion. “Dank voor dat plan dan, mevrouw. Ik begreep dat het feilloos werkte.” Marion werd een beetje rood. “Ik ben niet de echtgenote van Kees, meneer Bakker.” Hij schrok even. “Sorry, dat heb ik dan verkeerd ingeschat.” Marion glimlachte even. “Ik mag vandaag een presentatie houden over het economisch deel van dit project, gezien vanuit de optiek van DT, meneer.”
Hij knikte en ging verder over de consequenties van het project voor de andere ziekenhuizen. Bewust keek ik Marion niet aan; we zouden het beiden waarschijnlijk uitproesten van het lachen. Vanuit een ooghoek zag ik Frits en Fred al een blik wisselen. Dit zou ik nog wel een paar keer moeten horen, vreesde ik…

Even later kreeg ik het woord en mijn presentatie stond op de beamer. Kort schetste ik de werkwijze van DT: ieder ziekenhuis kreeg één medewerker toegewezen die gedurende drie dagen per week ter plekke zou zijn, indien dat nodig was. “De woensdag en de vrijdag gebruiken wij in Gorinchem om te overleggen, zaken uit te werken en de problemen waar uw gesprekspartner zelf niet uitkomt, met elkaar te delen, heren.”
Eén van de heren, de vertegenwoordiger van het Leids UMC, stak zijn hand op. “Ik heb daar ernstig bezwaar tegen, meneer Jonkman. Als wij een externe kracht in huis nemen, moet hij of zij altijd een verklaring van geheimhouding tekenen. Er worden géén zaken vanuit ons ziekenhuis naar buiten gebracht. Daar ben ik heel stellig in!” Ik antwoordde nogal kortaf. “Meneer, denkt u nu echt dat een elektrotechnisch ingenieur van álle zaken verstand heeft? Ik had u slimmer ingeschat. DT werkt als volgt: per project delen wij onze mensen in. Liefst op een project waar ze verstand van hebben en wat ze leuk vinden. Maar soms kom je problemen tegen waar jouw kennis tekort schiet. Dan ga je te rade bij collega die beter ingevoerd is in de materie. En samen, eventueel in een sessie met alle heren die hier van DT aanwezig zijn, kom je tot een oplossing. De beste oplossing.”
Hij schudde zijn hoofd. “Dat gaat niét gebeuren, meneer Jonkman. Degene die bij ons komt werken, werkt voor ons. Punt. En deelt niets met de rest. En daar tekent hij voor.”
Ik haalde diep adem. De botte bijl? Ja, dat moet maar. “Meneer, dan heb ik maar één advies voor u. Geniet van uw laatste slok koffie, neem beschaafd afscheid van dit gezelschap en ga terug naar Leiden en vertel uw board of directors waarom ze het zelf op moeten lossen. Ik wens u succes met de uitleg en uw board of directors succes met het zoeken van een ander ingenieursbureau wat wél naar uw pijpen danst.”

Meneer Bakker keek me aan. “U loopt wat hard van stapel, meneer Jonkman. Meneer Henegouwen: Wat is de reden van die verklaring van geheimhouding van het Leids UMC?” “Nou, dat onze werkwijzen niet overal in Nederland openbaar worden en zo…” Meneer Bakker schudde zijn hoofd. “Nee, dat is niet correct. Het is een simpele verklaring dat patiëntgegevens niet openbaar worden, alsmede onderzoeksmethoden die nog in ontwikkeling zijn. Verder niets. En alle ziekenhuizen hanteren zo’n verklaring; da’s verplicht. En technisch zaken, zoals het updaten van uw technische infra, vallen daarbuiten meneer.”
Meneer van Henegouwen werd een beetje rood. “Toch blijf ik bezwaar maken, meneer Bakker. Dat is mijn plicht, één van de redenen waarom ik hier zit.” “Dan zit er inderdaad niets anders op voor u dan deze vergadering te verlaten, meneer. Dan heeft uw aanwezigheid hier weinig zin.” Meneer Bakker keek hem nogal doordringend aan. “En vertel uw directie dan meteen dat het Leids UMC dan niet bij dit ministerie aan boord hoeft te komen voor meer financiën om hun technische infra te kunnen bekostigen, meneer.
De firma DT gaat dit uitvoeren, met financiële steun en controle van dit ministerie. Wil men in Leiden met een andere firma in zee: prima, maar dan ook zelf de broek ophouden. Take it or leave it. En ja, ik speel het keihard. Daarvoor zit ik namelijk hier.” Meneer van Henegouwen bleef zitten en ik besloot een poging te wagen.
“Meneer van Henegouwen… Een compromis. Alle medewerkers van DT die hiermee te maken krijgen, tekenen een verklaring van geheimhouding. Die wordt opgesteld door dit ministerie. Kunt u daarmee akkoord gaan?” Ik kreeg een opgestoken duim van meneer Bakker, maar meneer van Henegouwen bleek een taaie. “Als de tekst hetzelfde is als bij ons: ja.”

Nu barstte er geroezemoes los en de vertegenwoordiger van het ziekenhuis in Nijmegen vroeg het woord. “Dames en heren: mijn ziekenhuis doet nu ongeveer een dikke maand zaken met de firma DT uit Gorinchem. Niet alleen hebben ze ons gered uit de klauwen van die rovers van de firma Duyvestein, maar ondertussen zijn twee knelpunten in ons ziekenhuis snel en efficiënt opgelost: de noodstroomvoorzieningen van onze SEH en die van onze OK’s. En men is druk bezig om de andere knelpunten te inventariseren en oplossingen aan te dragen. Dat gebeurt goed, grondig en met respect voor onze werkwijzen en procedures. En zonder dat de normale bedrijfsvoering er onder te lijden heeft. En zonder verklaring van geheimhouding of dergelijke onzin.
Bovendien: ik mag aannemen dat de firma DT óók een soort van geheimhoudingsplicht heeft? ten slotte komt het personeel bij diverse firma’s, heb ik begrepen. Scheepswerven, op booreilanden, op de schepen zelf, in diverse fabrieken… Dan ziet men ook dingen waarvan men zich zou kunnen afvragen of andere firma’s daar, tegen een bepaalde vergoeding, geen belangstelling voor hebben. Of heb ik het mis, meneer Jonkman?”
Ik schudde mijn hoofd. “U heeft het bij het rechte eind, meneer. De volle bingokaart. Dank voor uw pleidooi.” Meneer Bakker nam de leiding weer. “Mooi. Dan is dat uit de wereld. Meneer van Henegouwen: wat zal het zijn?” Die zuchtte diep. “Een verklaring van geheimhouding van dit ministerie. Maar ik wil die wel inzien voor ik daarmee naar mijn directie ga!” Meneer Bakker knikte. “Dat kan. Regelen we meteen na de vergadering. Meneer Jonkman… Ga verder.”
Ik had even oogcontact gehad met Willem van Zanten. Die zou het Leids UMC onder zijn hoede krijgen. Als hij zaken moest doen meneer van Henegouwen… Die meneer zou het niet makkelijk krijgen! Ik rondde mijn verhaal af en gaf Rogier het woord over Nijmegen. En vervolgens Willem over het Leids UMC, Gerben over het ziekenhuis in Gorinchem en Frits over Dordrecht. Stuk voor stuk wisten ze de highlights er uit te pikken. Ik nam me voor om hen allemaal een enorm compliment te maken; inhoudelijk had ik me niet met hun presentaties bemoeid. Expres niet. Vertrouwen geven, net als Theo dat bij mij al zo vaak had gedaan. En dat vertrouwen hadden ze niet beschaamd. En op de vragen van het gezelschap hadden ze prima antwoorden…

Na Frits kwam Marion aan het woord. En zij begon met een algemeen verhaal over de financiële werkwijze van DT en de relatie die DT met de diverse ‘huisaannemers’ zou hebben. “Want daarover hebben wij niets te zeggen, dames en heren. Uw ziekenhuizen hebben waarschijnlijk al een lang lopende relatie met diverse aannemers en elektrotechnische firma’s; het zou fijn zijn als onze ingenieurs met die firma’s zouden kennismaken. Maar nogmaals: u beslist met wie u in zee gaat.”
Vervolgens liet ze een Excelsheet zien met daarop de door ons gevonden knelpunten per ziekenhuis. “…Dit is wat wij vanuit uw websites en gegevens konden afleiden. En natuurlijk is de lijst van Nijmegen wat groter; daar hebben we al uitgebreide verkenningen uitgevoerd en bovendien is mijn collega Rogier van der Vlist daar twee jaar lang hoofd TD geweest. Die kon alle potentiële knelpunten uit z’n hoofd opdreunen. Bij de andere ziekenhuizen moet die verkenning nog plaatsvinden. Maar dat mag u overleggen met een van mijn collega’s…”
De vertegenwoordiger van het ziekenhuis in Gorinchem stak zijn hand omhoog. “Mevrouw de Groot… Mag ik vragen hoe u aan de knelpunten van ‘mijn’ ziekenhuis komt? Daar staan zaken op die mij absoluut onbekend voorkomen.” Marion keek naar mij. “Kees?”
Ik stond op. “Naar aanleiding van de ellende in Nijmegen heb ik een goed gesprek gehad met een hoofdinspecteur der politie in Amsterdam. Die hadden alle gegevensdragers bij de firma Duyvestein in beslag genomen. Met toestemming van een officier van Justitie mocht ik de gegevens van al uw ziekenhuizen meenemen. En daar komt het meeste vandaan. En van uw websites natuurlijk; tussen de regels door staat daar ook nog wel iets op. Is uw vraag naar tevredenheid beantwoord?” De man knikte, zij het aarzelend.

“Maar…” Meneer van Henegouwen weer. “…zijn onze gegevens dus in het bezit van de politie van Amsterdam?” Ik knikte. “En wat is daar mis mee, meneer?” Hij keek me kwaad aan. “Als we niet opletten staan al die gegevens binnenkort op Internet! Waar blijf je dan met je geheimhouding?” Ik zuchtte diep. “Meneer van Henegouwen: als we de politie niet meer kunnen vertrouwen, wie dan wél? Even recht voor z’n raap en ik ben me ervan bewust dat ik nu bijzonder bot ga worden, maar: wat heeft het Leids UMC te verbergen? U wilt ons zo ongeveer onder ede laten beloven dat wij niks naar buiten brengen, u schrikt als blijkt dat het Amsterdams politiekorps gegevens over uw ziekenhuis heeft… Vertelt u dat eens meneer.”
Ik keek recht in een paar furieuze ogen. “Dit is… dit is ongehoord! Mijn ziekenhuis wordt hier door het slijk gehaald! Dit accepteer ik niet! Meneer Bakker, ik eis dat u ingrijpt!” Die keek mij aan. “Meneer Jonkman… Is dit niet een beetje te agressief?”
Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Als men het bedrijf waar ik voor werk, én mijn collega’s én de politie te Amsterdam niet vertrouwt… Prima, dan verliest DT een klant, zijnde het Leids UMC en dat is jammer. Maar DT gaat daar niet aan failliet. DT is momenteel het bedrijf wat op de hoogte is van al uw sores en kan daar snel en efficiënt iets aan doen. Als u DT niet vertrouwt, meneer van Henegouwen, dan herhaal ik mijn eerder gemaakte opmerking: wat doet u dan nog hier?”
Hij snauwde: “Jij zet ons stuk voor stuk klem! En volgens mij heb je een één-tweetje gemaakt met dit ministerie!”
Nu kwam meneer Bakker overeind. “En dát neem je terug! Jij loopt mij niet te beschuldigen van corruptie, want dan ga je een hele zware pijp roken!”

Oeps… Meneer Bakker leek een vrij rustige vent, maar dat bleek toch anders. “Wel? Ik wacht ergens op, meneer van Henegouwen. En ik denk dat meneer Jonkman ook ergens op wacht.” Er kwam geen antwoord. “Oké, dan doen we het even anders. Dames en heren, sorry voor dit incident; ik moet even telefoneren. Neem in de tussentijd nog een kop koffie of thee.”
Hij beende de zaal uit en men begon onderling te smoezen. Marion keek me aan. “En nu, Kees?” “Wacht maar even, Marion. Ik denk dat het zo opgelost is, daarna kun jij doorgaan met je cijfertjes.” Dat bleek: meneer Bakker kwam even later terug met een dame met prachtig zwart, krullend haar.
Die nam, zodra ze binnenkwam het woord. “Dames en heren, ik ben de plaatsvervangend SG van dit ministerie. Ik hoor van collega Bakker dat er hier iemand is die in de veronderstelling leeft dat dit ministerie corrupt is. Wil diegene even met mij meekomen? Alstublieft.” Ze keek de zaal rond en meneer van Henegouwen trok wat bleek weg. “Nú, meneer van Henegouwen. De tijd van de plaatsvervangend SG is vrij kostbaar.” De stem van meneer Bakker was korzelig.
“Ehh…. Ik denk dat er sprake was van een misverstand, mevrouw.” Meneer van Henegouwen keek als een jochie wat de snoeppot had leeggegeten en betrapt was.
“Mooi. Dan is dat nu geen misverstand meer, neem ik aan? En gaat het Leids UMC nu netjes doen wat dit, niet-corrupte, ministerie zegt? Fijn, dank u wel.” Ze liep weg, maar draaide zich in de deur om. “Ehh… Majoor van Laar?” Fred dreunde: “Present, mevrouw.” “Majoor Jonkman?” “Present, mevrouw.” Ze glimlachte even. “Goed werk, heren. In Nijmegen. En de groeten van Bas van Leeuwen.”

Fred en ik keken elkaar kort aan en we dachten hetzelfde. ‘Wat weet die vent niét?’ Ondertussen ging de deur achter haar dicht. “Mevrouw de Groot… u was aan het woord. Gaat u verder.” Marion zei droogjes: “Ik hoop dat ik verder kan gaan zonder onderbrekingen als dit. Slecht voor mijn concentratievermogen. Maar goed…”
Ogenschijnlijk onaangedaan vervolgde ze haar presentatie om na tien minuten te eindigen met: “Om u een kleine indruk te geven wat er wat gebeurd als die fraaie firma in Amsterdam ook bij uw ziekenhuis had kunnen rotzooien, een klein overzicht van de kosten in Nijmegen…” In een compact overzicht liet ze zien wat het ziekenhuis in Nijmegen had moeten betalen voor de namaak-storingen van Duyvestein. En ondanks dat ik redelijk op de hoogte was, schrok ik van het eindbedrag: ruim zeven miljoen euro, gedurende anderhalf jaar. Links en rechts hoorde ik wat gemompel en gegrom. Marion eindigde met de bekende vraag: “Zijn over mijn uitleg nog vragen?” Die waren er niet en ze ging zitten. In gedachten maakte ik haar een groot compliment. Dié had een feilloos verhaal gehad.

“Meneer Jonkman…?” Ik wees naar Fred. “Meneer van Laar, onze IT-er wil ook nog wat vertellen, dames en heren.” Fred stond op en klikte zijn Powerpoint op de beamer. In redelijk begrijpelijke taal schetste hij wat hij had aangetroffen in Nijmegen. “En, dames en heren, toen ik wat ging spitten in de systemen van dat ziekenhuis kwam ik en passant ook nog wat andere shit tegen. Spyware en malware van diverse kanten, inclusief buitenlandse mogendheden. Een aantal virussen stond klaar om op een onbewaakt moment de systemen van het ziekenhuis in Nijmegen compleet te verlammen. Die heb ik er maar afgegooid en er een solide firewall opgezet. Nijmegen is nu ‘schoon’, maar ik verwacht dat ik bij uw ziekenhuizen ook wel wat ga aantreffen. Zeker bij een UMC, want dat is lonender dan een gewoon streekziekenhuis.”
Meneer van Houwelingen veerde op. “Wij hebben een meer dan uitstekende IT-afdeling, meneer! Een hacker heeft bij ons geen kans! Dus u gaat niet in onze systemen rommelen!” Fred gromde. “Meneer, volgens mij heeft u weer last van een misverstand. En de plaatsvervangend SG van dit ministerie vindt daar wat van.” Hij keek meneer Bakker aan.

“Mag ik een kleine demonstratie geven, meneer?” Bakker knikte. “Mits dat geen uren duurt…” Fred grinnikte en de stoomtrein kwam weer voorbij. “Twee minuten meneer.” Hij ging achter de computer zitten die met de beamer verbonden was. Het beeld sprong op DOS en meteen kwamen er ellenlange cijferreeksen voorbij, terwijl de vingers van Fred op de toetsen bleven kletteren. Plotseling kwam een begrijpelijk beeld tevoorschijn.
Een blauw scherm, met daarop het logo van het Leids UMC en een organogram.
Bovenaan de pagina: 'Personeelszaken. Vertrouwelijk.'
Fred klikte ‘management’ aan en in een van de blokken stond de naam van Drs. J.D.C. van Houwelingen. Die trok wit weg. Onaangedaan klikte Fred verder en de adresgegevens, telefoonnummer, burgerlijke staat en het bruto maandsalaris van meneer van Houwelingen werd even zichtbaar. “Ik zal maar niet verder naar beneden scrollen, meneer. Met uw aantal ziektedagen van het afgelopen jaar of de resultaten van uw functioneringsgesprekken heb ik weinig te maken.” Hij klikte het beeld weg. “Zo. Dat waren die o zo goed beveiligde systemen van het Leids UMC. De meeste organisaties beveiligen hun personeelsdossiers bijzonder goed. Daarom is het altijd een leuke uitdaging om die open te breken.” Hij keek op z’n horloge. “En dat binnen… 50 seconden, meneer. Als ik gewild zou hebben, had ik de hele personeelsdienst van het Leids UMC op tilt gekregen door alle gegevens door elkaar te smijten, meneer. Of gewoon te vernietigen. Salarisadministratie: idem dito.
Fluitje van een cent.”

Fred boog zich voorover naar meneer Van Henegouwen. “En kom me niet aan met het verhaal dat dit zo enorm illegaal is, meneer. Zonder op te scheppen: ik ben verdomd goed in m’n vak, maar ik zet die kennis niet in om er zelf beter van te worden. Ik heb jarenlang voor Defensie én de politie én de NCTB gewerkt, en ben gescreend tot het hoogste niveau. Dus die verklaring van geheimhouding… Ach laat ook maar. Symboolpolitiek.” Hij keek nu de zaal rond. “Wat ik kan, dames en heren, kan men in de Russische Federatie, in Iran of India óók. En wellicht nog beter dan ik. Als u denkt dat uw gegevens veilig zijn: keep on dreaming. Daarom adviseer ik u om uw systemen door mij te laten scannen en cleanen. Wilt u dat niet: even goeie vrienden, maar dan loopt u het risico dat uw organisatie, digitaal gezien, in uw nakie staat.
Tot zover mijn bijdrage. Kees, jij mag weer.”

Ik schudde mijn hoofd. “Meneer Bakker, tot zover onze bijdrages. Tenzij er nog iemand vragen heeft.” Het bleef stil en meneer Bakker nam het woord. “Mooi. Dame en heren van DT: dank jullie wel. Een duidelijk verhaal en volgens mij zijn wij er ondertussen van overtuigd dat DT het bedrijf is waar we mee in zee gaan. Ik stel voor dat de diverse heren van DT met hun gesprekspartners een datum afspreken wanneer zij daar aan de slag gaan. En voor de duidelijkheid: mochten er ergens gedurende dit traject problemen ontstaan: ik ben door de plaatsvervangend SG aangesteld als toezichthouder over dit project. Klachten, van welke van de partijen dan ook, bij mij. En dan lossen we het op. Dank voor uw aanwezigheid en aandacht.”
We stonden op en er werden afspraken gemaakt. Ik liep met Willem van Zanten mee naar meneer van Henegouwen. Die was nog steeds enigszins van de leg door de demo van Fred. Of het standje van de plaatsvervangend SG, wie weet. In ieder geval leek hij niet blij te zijn met ons en dat was duidelijk te merken in zijn non-verbale communicatie. Ik hoefde niet in te grijpen; Willem pakte hem aan.
“Meneer, even voor de goeie orde: u bent op uw plek gezet door de op één na hoogste ambtenaar van dit ministerie. U bent de vertegenwoordiger van het Leids UMC. U heeft te horen gekregen: ga met ons in zee. Zo niet: mag het Leids UMC zelf de nodige financiën bij elkaar schrapen om hun systemen up and running te krijgen. Het lijkt me verstandig dat u even een paar keer slikt, uw nederlaag verwerkt en gewoon doet waar u hiervoor bent.
We hoeven elkaar niet lief te vinden, maar we zullen wel samen moeten werken. En daar wil ik aanstaande maandag het met u over hebben. En ik wil dat u mij in de gelegenheid stelt om een half uurtje met uw board of directors te spreken. Inclusief de ondernemingsraad. Want ook de O.R. dient hiervan op de hoogte te worden gesteld. Het gaat om collectieve maatregelen; daar is de Wet op de Ondernemingsraden nogal duidelijk in.” Uiteindelijk gaf meneer van Henegouwen toe. “Oké, oké… Ik ben hier niet blij mee, maar goed, het moet…”
“Ik ben soms ook niet zo blij met sommige zaken in mijn werk, meneer. Maar daarvoor zitten we op dit niveau: doorbijten en beslissingen nemen. Daarvoor worden we betaald. U heeft Drs. voor uw naam staan; ik Ir. Die letters staan er niet voor niets. Wij worden verondersteld om de grote lijnen uit te kunnen zetten, niet gehinderd door subjectieve zaken.” Willem z’n stem klonk redelijk, bijna vriendschappelijk. Maar in zijn ogen zag ik een vonk die ik niet vaak had gezien: hij was op z’n minst verontwaardigd. Misschien wel woedend…

Een kwartiertje later werden we uitgeleide gedaan door meneer Bakker. Bij de uitgang van het ministerie gaf hij ons een hand. “Het was een pittige vergadering, dame en heren. Maar ik hoop dat we hier over een paar maanden weer staan en dan dit project kunnen afsluiten. Goed weekend alvast!” En weer liepen we door de betonzee van ministerieel Den Haag. We moesten een kwartier wachten op de trein. “Kom lui, even aan het einde van het perron staan. Ik heb wat te roepen en dat wil ik niet in een volle treincoupé doen.” We liepen een eind door, ver buiten gehoorsafstand van andere reizigers.
“Even voor de goeie orde: jullie hadden allemaal, stuk voor stuk een goed verhaal. Maar ééntje wil ik er toch apart noemen: Marion. Jij had een prima verhaal en liet je niet van de leg brengen door die vent uit Leiden. Grote klasse. En die Excelsheet… Keurig. Lekker overzichtelijk, zelf voor een botte techneut als ik.” Ze bloosde. “Dank je wel, Kees.” Fred baste: “Ik vind ook dat mijn voormalig pupil goed haar best heeft gedaan. Ik zal het aan André doorgeven, dan krijg je vanavond een extra boterham met pindakaas.” Ze trok een smerig gezicht en we lachten haar uit.

Even later kwam de trein en we stapten in. “Kom lui. Weer zo’n zitje van acht personen bezetten. We kunnen Marion toch niet op één bankje met een of andere punker laten zitten?” “Heb ik wel vaker gedaan, Frits.” Ze giebelde. “Maar dat was ver voor jouw tijd…” “Goed jongens… Graag deze meeting niet hier evalueren; dat doen we in Gorinchem wel, niet in een treincoupé. Geniet maar van het uitzicht of zo.” Marion giebelde weer. “Dat zal ik zeker doen… Zeven knappe kerels om me heen.” Gerben keek haar nogal verwijtend aan. “Pas jij een beetje op? Een aantal van deze knappe kerels zijn keurig getrouwd en een paar hebben serieuze plannen in die richting, mevrouw! En volgens mij…” Plotseling zweeg hij en Marion vroeg liefjes: “Wat wilde je nog zeggen Gerben?”
Hij werd wat rood. “Laat maar. Iets te prematuur.” Ze boog zich voorover en zei, nadat ze goed om zich heen had gekeken: “Ik heb ook plannen in die richting hoor. Maar dat weet André nog niet. Tenminste… Niet officieel.” Fred keek haar aan. “Dan zul je dat héél rap aan hem kenbaar moeten maken, Marion. Want voor je het weet kletst één van ons zijn mond voorbij en zijn de rapen gaar bij André.”
Ze kleurde. “Je hebt gelijk… En ik ben soms nog steeds een grote flapuit. Sorry!” “Ergens dit weekend maar eens een gezellige avond met Mr. Calvé Pindakaas beleggen, schoonheid. Verder houden wij onze kaken stijf op elkaar… Nietwaar heren?” Ik keek rond en iedereen knikte. “Mooi. Dan nu weer genieten van het uitzicht. En, speciaal voor Marion: het uitzicht buiten, dame!” Even later was de conversatie algemeen. Wat we in het weekend gingen doen en zo.
De conducteur, een jonge vent, kwam langs, controleerde de vervoersbewijzen en keek naar Marion. “U heeft wel een uitgebreid stel bodyguards, mevrouw…” Ze lachte. “Ja he? Met mijn uiterlijk ook hard nodig…” “Omhooggevallen tutje”, gromde Fred en de conducteur moest grinniken. “Goeie reis verder!”

Eenmaal in Gorinchem stapten we in de auto’s en reden naar DT. Ondertussen was het over tweeën, dus de sport hadden we gemist. Nou ja, dat hadden we al ingecalculeerd. Ik week van de route richting DT af en stopte bij een bakker. Onder het goedkeurend oog van Fred kocht ik daar twee saucijzenbroodjes per persoon. “Hebben we wel verdiend, volgens mij…” Even later zaten we in de groepsruimte. Ook Fred en Marion. “We kunnen het niet maken om zo’n lekker broodje in het Backoffice te nuttigen, Kees. Dan slaan de meiden op tilt en ons in elkaar om ook zo’n broodje te pakken te krijgen.” Marion bekeek haar broodje en snoof voor ze een hap nam. “Gelukkig. Geen pindakaaslucht aan m’n lunch vandaag.”
Met de broodjes en de koffie op evalueerden we de meeting kort. “Jullie hadden stuk voor stuk een prima verhaal dame en heren. Dát wil ik even gezegd hebben. En die vent uit Leiden… Willem, wat denk je ervan? Gaat die het jou lastig maken?” Willem keek me aan. “Ik denk het niet, Kees. Het zou me niks verwonderen dat, nadat ik een meeting heb gehad met zijn directie, hij hier uit gezwiept wordt. Ik weet het niet, maar ergens vermoed ik dat, wát we ook zouden doen, ook al was het gratis, hij hoe dan ook tegengas gaat geven. Ik vertrouw meneer Drs. van Henegouwen niet zo.” Fred knikte. “Hier nog eentje. En zag je de paniek in zijn ogen toen ik zijn personeelsdossier opende? Expres noemde ik de verslagen van zijn functioneringsgesprekken; toen sloeg hij helemaal op tilt en wist ik genoeg.”
Ik stak een duim op. “En prima dat je die niet liet zien, makker.” Hij bromde: “Dat zou reden geweest zijn voor een hele dikke douw, Kees. Dat weet jij net zo goed als ik. Iets met AVG-wetgeving en zo.” Toen de broodjes en de koffie op waren joeg ik iedereen naar z’n eigen plekje. Marion kwam even later met een beteuterd gezicht terug. “Ik moest wegwezen van Fred. Dit zou de komende weken mijn plekje worden, zei hij.”
“Da’s waar ook”, zei Willem. “Iemand riep recentelijk dat hij nu van jouw bruine lokken kon gaan genieten in plaats van de kale kop van Henk. Inderdaad een verbetering. Ehh… Marion: Henk haalt regelmatig de koffie voor ons.” Willem gniffelde. Marion keek hem even aan en zei toen op haar vroegere, geaffecteerde toontje: “Meneer van Zanten: als u in de veronderstelling bent dat ik hier de koffiejuffrouw ga uithangen… Kunt u rekenen? Reken er maar niet op. En by the way: ik drink mijn koffie en thee zonder suiker graag.”
Pesterig vulde ik aan: “Dat klopt. Behalve als ze een middagje met Fred het dak op is geweest. In de gillende zeikregen en windkracht zes. Nietwaar, mevrouw?” Ik kreeg een héle boze blik toegeworpen. “En ik moet jullie helpen? Jullie zijn stuk voor stuk nog erger dan Fred. Stelletje draaideurcriminelen…” Van achter zijn bureau hoorde ik Frits zeggen: “Nee hoor. Wij zouden je bijvoorbeeld wél met de lift laten gaan als je, beladen met antennes en andere technische meuk, naar het dak moet…” Hij kreeg een gummetje naar zijn hoofd. “Etters…”
Ze gilde plotseling. “Oom Theo! Ze zitten me te pesten hier bij de piraten! Doe er iets aan!” Het was even stil, toen kwam het antwoord, ook redelijk hard: “Je zult het er wel naar gemaakt hebben, nichtje! Succes! Uithuilen mag bij André, maar niet in de baas z’n tijd!” Uit de receptie kwam de gierende lach van Irene en wij moesten grinniken. Ook Marion.
“Zo. ook weer geregeld”, zei Willem voldaan. “Welkom bij de Piraten, Marion.” Ze snoof. “Ik ben benieuwd naar de komende weken. Nou ja, drie dagen in de week zijn jullie toch opgedonderd, dan ga ik wel op m’n eigen plekje in het Backoffice zitten. Lekker over mode en make-up kletsen met de andere meiden.” Even later keerde de rust terug in de groepsruimte: iedereen was bezig met ‘zijn eigen’ klant. En ik ging ook maar naar m’n eigen hok; nog wat declaratiewerk doen en mails wegkoppen.

Een mail met de kop ‘Sinterklaas’ trok de aandacht. Aha… Irene had de verdeling gemaakt wie voor wie een surprise moest maken. Snel opende ik de mail en ik las dat mijn ‘slachtoffer’ Angelique was. Oké, daar kon ik wel wat mee. Een cadeau voor haar was niet zo moeilijk: een paar weken terug had ze in de pauze zitten mopperen op Henry dat hij haar nooit parfum cadeau gaf. En Henry had zich hevig verdedigd door te beweren dat parfums héél persoonlijk waren… Wat zei hij daar ook alweer over?
Oh ja, iets in de richting van ‘Wat bij het ene meisje héél lekker ruikt, stinkt ronduit bij de andere dame, schatje. Vandaar dat je je parfums zelf moet uitzoeken. Ik zal ze wel beoordelen, oké?” Een verontwaardigde blik van Angelique was haar reactie… Daar kon ik ook wel een aardig gedicht over maken… En natuurlijk het begin van haar relatie met Henry, haar afgeronde studie, bul uitreiking inclusief verhoging achter de katheder, de voorvrouw op de bouwplaats. Genoeg stof om daar wat leuks van te maken! Ik gniffelde al bij voorbaat. En voor advies over die parfum kon ik bij Erika terecht; zij had vroeger in een parfumeriezaak gewerkt…
Kom op Kees, verder met die mails, anders moet je in het weekend nog aan de slag! Om vier uur maakten we de groepsruimte en mijn kantoortje even schoon. Willem merkte droogjes op: “Jongens, zorg dat alle stukken over die ziekenhuizen goed opgeborgen zijn. Anders is Leiden in last. Letterlijk.” We gniffelden, maar ondertussen ging al het spul inderdaad wél in de waardekast. Net als altijd overigens; ik was daar vanaf het begin luid en duidelijk in geweest: gegevens van klanten, hetzij digitaal, hetzij op papier werden achter slot en grendel opgeborgen. Met de nodige geintjes en toespelingen op het dans-examen namen we afscheid en ik liep richting Backoffice.
“Dames… Mag ik mijn danspartner voor vanavond naar Veldhoven ontvoeren?” Denise keek op. “Oh ja… Jullie dansen vanavond af hé? Ga je goed je best doen, Kees? We willen Joline hier maandag niet in het gips terugzien, denk er aan!” Ik wees op Fred. “Waarschijnlijk danst ze vanavond niet met dat zwangere nijlpaard daar, dus het zal wel meevallen.”
Fred keek op en kwam langzaam en dreigend overeind. “Bedoel je daar mij mee, oetlul? Zal ik jou eens in het gips helpen?” Hij liep naar me toe maar voordat hij in de buurt was hoorden we een scherpe stem: “Willen de beide heren hun vetes pas uitvechten als ze hun diploma in ontvangst hebben genomen? Na vanavond dus? Wilma en ik willen er nog even lol van hebben.” Joline stond in de deuropening, haar ogen bliksemend.
Fred wees. “Hij maakte me net uit voor zwanger nijlpaard! Terwijl ik hem in Den Haag behoorlijk heb geholpen, de ondankbare…” Joline wees hem terug. “Dat vecht je vanavond maar uit. Na elf uur, op de parkeerplaats van de dansschool, Fred van Laar! En nu je spullen pakken en als de bliksem naar je vrouw toe! En je zorgt maar dat het er vanavond allemaal maar een beetje sierlijk uitziet! Niet dat de diverse juryleden de indruk krijgen dat er een olifant met obesitas het linoleum van de dansschool probeert aan te stampen. Eruit!”
De andere dames gierden het uit en Fred pakte zijn spullen verongelijkt bij elkaar. “Daar krijg je spijt van, Jo. Héél veel spijt. Ja, en jij ook, majoor Jonkman! Ik word hier gewoon verraden door de lui waar ik mee getrouwd ben…” Hij liep naar de deur, en vond Joline op zijn weg. Die pakte zijn hoofd tussen haar handen. “Maar je bent best wel een lekker olifantje, Fred. Tot vanavond. Misschien heb ik nog wel een plekje in m’n balboekje voor je.” Een zoen op z’n wang volgde en Fred verdween grijnzend. “Nou, als je een plekje in je balboekje voor hem hebt, is je balboekje waarschijnlijk wel vol, schatje…” Joline keek me uit de hoogte aan. “Jaloers, meneertje? Kom, naar huis. Als je me netjes en veilig thuis brengt en vanavond lekker voor me kookt, valt er wellicht nog iets te regelen. Meiden, goed weekend en tot maandag!”
Ik hoorde nog een plagend “Sterkte, Kees!” achter me, toen ging de deur achter ons dicht. “Zo. Die hebben iets om naar uit te kijken, maandag”, hoorde ik naast me. Ik bromde: “Ja. En ik ook. Vanavond, na de dansles. Dan wacht ene Fred van Laar me op en word ik tegen de stoep gemept. Met een diploma in de hand, dat dan weer wel.” Droogjes zei Joline: “Laat dat dan een troost zijn, Kees. En nu naar huis; ik heb trek. Hard gewerkt. Jij hebt natuurlijk alleen maar zitten kletsen in den Haag…”
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...