Door: IJsbrand
Datum: 06-12-2011 | Cijfer: 7.7 | Gelezen: 3247
Lengte: Lang | Leestijd: 23 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Lang | Leestijd: 23 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Gruwel Of Gewoon Gay - 12
*Martijn is het zat. Hij wil nu wel eens het naadje van de kous weten. Wat is er aan de hand!
Ik draaide in mijn slaaphouding en verheugde me al op morgen. Gewoon samen een dagje aan de rivier.
Deel 13:
Zondag. Er is volop zon. De heimelijke liefde tussen Arend en mij was er intens en hartstochtelijk. Ik leefde deze dagen voor mijn gevoel in een andere wereld wanneer we samen waren.
We wilden er beslist niet voor uit komen dat we samen wat hadden. We waren dus nog flink in de kast met een gigantisch slot erop. Soms was het wel moeilijk om een plekje te vinden waar we ongestoord ons gang konden gaan. Martijn was er ook bijna altijd.
Het was stil bij het strandje. Dat gedoe met de meiden was afgelopen, want de jongens waren met de meiden naar een andere inham gegaan. Daar konden ze rustig ……’jeweetwel’ onder het mom van: ‘even beste vrienden, maar jullie begrijpen het wel hè!’
En of wij het begrepen, maar ze wisten niet hoe blij we er mee waren.
Maar daardoor was het rustig. Erg rustig. We waren met z’n drieën. Arend en Martijn en ik. Maar omdat Arend en ik onze gevoelens niet wilden laten merken gedroegen we ons niet normaal. Bewust afstandelijk zou je kunnen zeggen. Het was Martijn gister ook al opgevallen.
‘Hebben jullie gisteren bonje gehad of zo waar ik niets van weet?‘
‘Hoezo?’
Arend en ik keken elkaar aan kregen beide een vuurrode kop en haalden de schouders op en zeiden: ‘Nee hoor, ben me nergens van bewust.’
‘Kom nou Arend, ik ken je net zo goed als mijn eigen broekzak, kom op. Jullie hebben allebei nu een kop als een biet. Jullie mijden elkaar, tenminste wanneer ik erbij ben. Tijdens het film kijken zat ik op de bank tussen jullie in, dat is anders nooit. Jan zit altijd in het midden. Dacht je dat dat mij niet opviel. Jullie stoeiden gister ook helemaal niet meer. Het is net of jullie samen iets hebben of hebben gehad wat ik niet mag weten. Van morgen hebben jullie ook nauwelijks wat tegen elkaar gezegd, terwijl jullie anders continu kwaken. Ik krijg er in ieder geval een raar gevoel bij. Als jullie bonje hebben gehad moet je dat toch samen uitpraten? Of moet ik jullie daarbij helpen. Kom op kerels. Jij bent mijn broer en jij mijn beste vriend, wat scheelt er aan.’
Het bleef een tijd doodstil. Ik keek uit over het water en durfde Arend niet aan te kijken. Het was of de roodheid die eerst alleen op mijn hoofd zichtbaar was zich over mijn hele lichaam verspreidde. Grote rode vlekken ontstonden er in mijn nek. Ik voelde een enorme tweestrijd in mij woelen. Het liefste zou ik het gewoon uit willen schreeuwen: ‘Man ik ben stapel op je broer, ik ben gewoon hartstikke verliefd.’ Maar alles verlamde. Ik zat als een soort zombie en wist met de situatie geen raad. Op dit moment kon ik er echt niets mee.
‘Martijn’, zei Arend met een zachte stem. ‘Het klopt wat jij zegt. Jan en ik hebben gisteren en ook eergisteren wat gehad.’
Ik keek op en mijn blik ging van Arend naar Martijn en weer terug. Beiden keken mijn kant op. Martijn keek mij vragend aan en trok één wenkbrauw op. Daarna keek hij naar Arend en deze beantwoordde zijn blik krachtig en keek hem recht in de ogen aan. Twee helder blauwe ogen die zich in elkaar spiegelden alsof ze elkaars ziel wilden lezen. Zo intens, zo inmens echt.
‘Maar, het is niet wat jij denkt.’
Nu keek Martijn van de een naar de ander.
‘Vertel me, wat is er dan wel aan de hand…. Toe man schiet eens op, zo ken ik je helemaal niet. Hebben jullie iets uitgevreten wat niet door de beugel kan of zo. Jullie zijn toch niet bij de politie geweest en dat ik dat dan niet weet. We moeten in de situatie waarin we zitten toch voor elkaar zijn en elkaar toch helpen?’
Arend keek zijn broer weer strak aan. ‘Ja, je kan ons helpen, maar ik weet niet of je dat wel wilt. Ik weet zelfs niet of je nog met ons om zou willen gaan wanneer je het zou weten.’ Hij dacht aan het niet ingaan van Martijn op zijn seksuele toenaderingen. Ook geen directe afwijzingen. Maar gewoon bij jezelf was voor Martijn genoeg en verder durfde hij, Arend nooit te gaan. Stel je voor dat hun broederliefde daar een deuk van zou oplopen, daarvan was hij nog niet zeker van zichzelf en was het hem helemaal niet waard. Hij genoot al van de trekpartijen op de hooizolder.
‘Toe Arend, doe niet zo stom. Je weet ik ben je broer en meer dan dat. En ook voor Jan, hij is ook een soort broer van me. Ik beloof je, vertel het me. Jullie zitten ergens mee en samen moeten we er toch uitkomen. Wat het ook is. Jullie leven toch en moorden doen jullie ook niet dus vooruit, voor de draad er mee: Wat is hier aan de hand.’
‘We hadden afgesproken om het nog een tijd voor ons zelf te houden Martijn, het is nog maar zo pril. Maar je hebt gelijk. Het is niet eerlijk om het niet met jou te delen. Echt, daar heb je helemaal gelijk aan. Maar man het is zo moeilijk.’
En Arend sloeg zijn blik neer en deed zijn hoofd tussen zijn handen en staarde naar zijn voeten. Ik voelde me verschrikkelijk en kon geen woord uitbrengen en keek naar de in elkaar gedoken Arend. Het liefst was ik naar hem toegevlogen en had mijn armen om hem heen geslagen.
‘Jongens toe, ik weet nu toch al dat er wat aan de hand is. Vertel het nu maar en dan zal ik wel beslissen of wat ik er van vind. Maar weet één ding wel. Ik laat jullie echt niet vallen.’
En lachend zei hij er achter aan: ‘Al zouden jullie vertellen dat jullie verliefd op elkaar zijn sta ik nog achter jullie, maar aan jullie vreemde gedrag te zien is dat verre van dat.’
Het bleef een tijdje stil. Arend keek me aan en knikte. Ik stond op en liep naar hem toe, sloeg een arm om hem heen en trok hem tegen me aan.
‘Nou komt er nog wat van?’
In Godsnaam dan. We zouden wel zien waar het schip zou stranden.
‘Martijn,’ begon Arend en hij keek zijn broer oprecht aan weer met diezelfde open blik.
‘Je bedoelde het net als een grapje, maar je zat er niet ver naast……….. Jan en ik hebben al een paar dagen wat met elkaar, ik bedoel iets meer dan gewoon vriendschap, we denken dat we elkaar meer dan gewoon mogen. Daar zijn we een paar dagen geleden achter gekomen.’
‘Zeg het zoals het is Arend,’ kwam ik tussenbeide. ‘Martijn, ik denk dat ik verliefd ben op je broer en hij op mij.’
Als ogen spontaan uit de kassen zouden kunnen springen zou dat nu bij Martijn gebeurd zijn. Het was een lang moment doodstil. Alleen het kabbelen van het water verbrak die stilte. Martijn keek ons beiden beurtelings aan. Je zag dat zijn hersenen op volle toeren draaiden door dit onverwachte nieuws. Zijn ogen werden steeds groter en straalden een soort verbijstering uit. Hij sprong op, en keek ons nog steeds aan van de een naar de ander zonder een woord te zeggen. Hier zag hij zijn beide beste kameraden met de armen om elkaar heen. Elkaar steunend in deze bekentenis. Vastberaden blikken, geen spoor van twijfel. Hun blikken waren helder, duidelijk oprecht zonder ook maar één keer neer te slaan. Blikken die achter hetgeen stonden wat net gezegd was. Blikken van een vastberaden stel. Maar ook blikken van een groot vertrouwen jegens hem. Deze blikken schreeuwden om zijn reactie.
‘Wat??!! Zijn jullie verliefd!!! Zijn jullie een stelletje? Zijn jullie homo?’
Gedachteflitsen bleven Martijn door zijn hoofd schieten. Hoe had hij zo blind kunnen zijn. Nu vielen vele puzzelstukjes in elkaar. Hij was altijd zo druk bezig geweest met zijn Angela dat hij dit dat vlak onder zijn ogen afspeelde niet was opgevallen. Voor de twee die hem het naast en dierbaarst waren was hij blind geweest. Als in een flits werd nu hem heel veel duidelijk. De verschillende voorzichtige toenaderingen van Arend naar hem. Toen ze jong waren en samen in bed lagen, dat Arend aan hem friemelde en dat hij hem zijn gang liet gaan en zich slapende hield. Het intense genieten van de trekfestijnen van hun drieën. Hoe ze naar elkaar keken vooral die twee. Hoe Arend verschillende keren geprobeerd had hem aan te raken. Dus dit zat er achter. Arend had gevoelens voor jongens. Anders dan hij. Dat wist hij zeker, vandaar dat hij dat ook helemaal niet door had gehad. Hij hield van ze natuurlijk, heel veel, maar als broers, maatjes, vrienden. Hij had er spijt van dat Arend dat niet met hem gedeeld had. Als hij dit had geweten had hij best van hem mogen genieten, hem mogen gebruiken, dat had hij misschien best lekker gevonden. Hij had beslist geen afkeer van hun seksuele handelingen. Maar hij had hem afgewezen omdat hij dat eenmaal niet zo voelde. En er nooit bij stilgestaan dat dat voor Arend anders was. Wel lekker geil trekken op de hooizolder. Samen, maar bij jezelf en verder hoefde dat voor hem niet. Niet dat hij daar een hekel van had, maar zo was het voor hem goed. Maar voor Arend was het wel belangrijk, die had behoeft aan meer en nu zo te merken voor Jan ook. Het duizelde hem allemaal ervan. Hij wachtte het antwoord niet af. Even de kop helder maken. Even alles van je afschudden. Hij draaie zich om en zonder wat te zeggen liep hij hard het water in zwom de rivier op.
Arend sprong op en schreeuwde: ‘Martijn, niet over zwemmen, kom terug! De stroming is veel te sterk. Martijn……Martijn……. Kom.’
En zonder er bij na te denken vloog hij zijn broer achterna. Het ging allemaal zo snel.
Ik stond vastgenageld aan de grond. Het was nu levensgevaarlijk. De stroom was veel te sterk. Aan het einde van de rivierhoofden kolkte het water gevaarlijk. Ik liep over de basaltblokken die kant op en schreeuwde, gilde: ‘Kom terug Arend, Martijn, kom terug. Arend kom……..’
Beide broers keken elkaar aan en keerden tegelijk om en zwommen naast elkaar terug. Zonder maar één woord te zeggen liepen ze het water uit naar de plek waar we zaten.
Ik zat als in een film. Twee identieke boers, druipnat van het water stapten resoluut het water uit. Beiden met hun eigen gedachten. Beiden met een gezicht waarvan niets af te lezen viel. Beiden met een zo’n gebeeldhouwde standvastige uitdrukking op kun kop dat menig fotograaf jaloers zou zijn dit op dit moment niet te hebben kunnen vastleggen.
Martijn liep voorop. Hij bleef plotseling staan en draaide zich om en keek Arend recht in de ogen aan. Arend rechtte zijn rug en keek terug zonder zijn blik af te wenden. Hier stonden twee jonge mannen die qua strijdvaardigheid niets aan elkaar onder deden. Op het ergste voorbereid, maar standvastig. Klaar om deze strijd aan te gaan. De strijd om hun liefde een strijd om hun broederschap.
Maar Martijn sloeg de armen om Arends nek en begon heel hard te huilen, zijn hele lichaam schokte. Arend sloeg zijn armen om hem heen en drukte hem tegen zich aan. Het huilen werd minder maar de grip om elkaar heen niet. ‘Waarom heb je me dit niet eerder gezegd, dan was ik er voor je geweest. Je bent mijn liefste dat ik heb, je bent mijn enige fijne broer.’
En daar begonnen bij Arend ook spontaan de waterlanders te stromen. Hij zei niets maar kneep zijn broer stijf tegen zich aan. Ik zag dit aan met gemengde gevoelens. Wat moest ik doen? Dit was iets van hen beiden. Ik bleef even op afstand staan en gaf hen de tijd en de ruimte. Arend keek op waar ik was en een verstilde glimlach kwam op zijn lippen terwijl zijn helderblauwe ogen die van mij zochten. Ik ging naar hen toe en sloeg de armen om hen heen. Mijn hoofd legde ik bij Arend op de andere schouder. Hoe lang we zo hebben gestaan weet ik echt niet meer, maar het leek eindeloos.
Voorzichtig maakte Martijn zich los uit de omhelzing en keek ons beiden aan. Hij deed een stap naar voren pakte mijn hoofd tussen zijn handen en zei: ‘Welkom in de familie zwager,’ en gaf me een kus op mijn voorhoofd. Daarna pakte hij zijn broer bij beide handen. Keek hem diep in de ogen en spontaan welden er bij beide weer stille tranen. Ze lieten ze stromen. Het mocht ook. Wat hier gebeurde was zo echt zo oprecht.
‘Dit had ik niet verwacht, maar ik ben blij voor jullie twee’ en hij gaf zijn broer een kus pal op de mond en daarna bij mij. ‘Zo die hebben jullie verdient broertjes. Hij pakte onze handen en zo bleven we een tijdje staan. Onze hoofden tegen elkaar. Twee blonde en één donkere krullenkop. Allemaal met onze eigen gedachte.
Martijn was degene die los liet.
‘Het spijt me dat ik zo reageerde, maar ik werd hierdoor erg overvallen en alles was me toen even teveel. Mijn hoofd tolde en de ene film na de andere speelde zich in mijn hoofd af. Het was alsof er een bom in mijn hoofd ontplofte en ik kon niet meer goed nadenken. Nu zijn mij heel veel dingen duidelijk Arend. Ik ben blij dat ik het weet. Ik dacht ook direct aan Angela en wat daar allemaal is gebeurd. En dat Wim hier is om mij te helpen met Angela. Daarom ben ik het water ingelopen om even mijn kop weer helder te krijgen. Ik wilde echt geen gekke dingen doen hoor.
Maar toen jullie mij riepen met zo veel zorg en verontrusting in jullie stemmen, zo gemeend en zo eigen. Werd me in één keer heel veel duidelijk. In eens vielen de schellen van mijn ogen. Door wat thuis met pa gebeurd was, had mijn hele gevoel op slot gezet. Toen daarna het gesodemieter van de dominee en die meisjes en nog wel mijn Angela.’
Hij keek mij aan en zei: ‘Arend zal je dat nog wel eens vertellen, maar de gevolgen waren voor mij vreselijk.’
Martijn keek mij aan. In zijn ogen las ik woede en verdriet, maar vooral onrechtvaardigheid: ‘Ja ik spreek voor jou misschien wartaal maar Arend snapt me wel. En toen kwam dat alles van Angela er ook nog bij. Ik wist gisteren echt niet meer hoe ik het had. Het hoefde even voor mij echt niet meer. Ik heb het hem wel vergeven, maar ik ben het nog lang niet vergeten. Hij die altijd met de bijbel voorop liep en het menszijn gewoon vergat. Hij heeft heel veel moois van ons in een keer kapot gemaakt.
De afgelopen dagen heb ik me niet meer klaar durven te maken met alle gevolgen van dien. Ik streed maar met de gedachte dat kan toch niet van de duivel zijn! Zo iets lekkers en moois is juist toch goddelijk! Dat was ik deelde met mijn eigen broer en ook zo nu en dan met jou erbij. Het spel dat we speelden. De lol die we eraan beleefden. We deden er niemand en dan ook niemand kwaad mee. En nu weet ik ook dat jij wat meer wilde Arend. Je had me het moeten zeggen. Dan was ik er voor jou geweest.’ Hij keek Arend aan en zei: ‘Echt waar, en ook voor jou Jan, want ik hou van jullie allebei.’
Nu pakte Arend zijn broer bij de handen en keek hem aan.
‘Ik heb er altijd heel erg van genoten Martijn en Jan ook en dat kan niemand ons afnemen. Jij wilde niet meer en dat respecteerde ik. Ik houd van je en wilde dat beslist niet kwijt. Ik probeerde het wel, maar wat dat aangaat spraken we een andere taal. En daarom begrepen we elkaar niet.’
‘Dat is zo,’ en Martijn gaf zijn broer weer een kus. ‘Jij wilde wel praten en dat had ik moeten doen, maar ik kon gewoon niet. Daarom wees ik je gesprekken steeds af, maar later in bed huilde ik weer tranen en tuiten. En nog is dat niet over. Dat heb je net ook wel gemerkt. Het water stroomt bij mij snel over.’
‘Maar daar is niks mis mee. Ik heb het weg gehuild in de armen van Jan, maar daar kwam wat anders voor terug. Door hem wist ik dat ik op jongens viel. Onze vriendschap begon zich bij mij te veranderen in verliefdheid. Vanaf de eerste keer dat hij ons betrapte en daarna samen meedeed op de hooizolder. Maar ik wist niet of dat wederzijds was. Maar nu weet ik het wel.’
Hij kwam naast me staan en sloeg een arm om me heen.
‘En ik ook en ik vind het fijn voor jullie. Wij zijn de drie musketiers !!!’ en hij galmde: ‘ Eén voor allen en allen voor één! Kom ik heb een idee. We gaan dit bezegelen.’
Martijn liep weg en kwam terug met een stuk van een basaltblok.
‘Wat krijgen we nu dan?’ vroeg Arend verbaasd.
Martijn keek om zich heen.
‘Er is niemand in de buurt. Kom we bezegelen dit op de manier waarop we ook begonnen zijn. Ik heb een volle zak en wil daar niet mee blijven rondlopen.’
Hij schopte zijn natte zwembroek uit en keek ons geil aan en ging op zijn knieën voor de steen zitten.
‘Kom op jullie ook. Ik heb van de laatste dagen nog wat in te halen. Ik heb jullie wel vaker zien klaarkomen hoor, haha….’
Hij begon aan zijn pik te rukken die in een mum stokstijf was.
‘We trekken ons af en spuiten ons zaad op dit blok. Dat nemen we mee naar huis. Dat is ons verbond dat niemand ons af kan nemen. Het zaad van ons drieën samengevoegd op deze steen en op dit strandje.’
Arend keek me aan en stroopte zijn natte zwemboek af en ging ook op zijn knieën naast zijn broer zitten. Daar zat mijn schat. Het evenbeeld van zijn broer, maar toch anders. Deze hoorde bij mij en ik bij hem. Ik deed mijn broek uit en zo zaten we ons gezamenlijk af te trekken.
Ik keek naar de beide rukkende broers. Wat werd ik daar geil van. Dezelfde dikke pikken en ze rukten in dezelfde maat. Maar mijn aandacht ging vooral naar Arend. Wat een heerlijke vent toch.
De ademhaling van de jongens werd sneller en ik voelde dat bij mij het orgasme niet lang uit kon blijven. Ik keek naar onze trekprestaties. We gingen alle drie tegelijk naar voren, we voelden onze ademhaling versnellen en richtten alle drie op het midden van de steen. Martijn sloeg zijn vrije hand bij zijn broer om de schouder en Arend deed dat bij mij. Ik schoof wat naar hem toe. Ik voelde de warmte van zijn huid en genoot van dit moment.
Martijn was de eerste die begon te kreunen gevolgd door een enorm orgasme, waarbij dikke slierten zaag op de steen terecht kwamen. Gevold door Arend die ook met ferme stralen zijn zak leegde op de steen. Dit was zo’n geil gezicht dat ik direct volgde en mijn lading bij dat van hun voegde. Tot de laatste druppel knepen we onze knuppels uit en bleven even tegen elkaar hangen.
Arend, die midden in zat gaf zijn broer een kus en zei: ‘Dank je,’ en daarna voelde ik zijn lippen op mijn mond. Ik zou graag willen tongen maar dat wilde ik niet voor Martijn. Dat bewaarde ik voor straks wanneer we weer alleen waren.
Martijn was de eerste die actie ondernam. Hij roerde in het zaad en wreef dat uit over de steen. Nu jullie ook doen. Arend en ik deden het samen en het zaad trok door de warme van de zon in de warme steen.
‘Mooi mannen, kom we gaan ons even afspoelen’ en naakt liep Martijn de IJssel in.
Wij keken elkaar aan en hand in hand volgden we. Door de sterke stroming bleven we wat aan de kant maar het water werkte heerlijk verkoelend op onze hete lijven.
We stoeiden en ravotten totdat we even later op onze handdoeken in de zon lagen op te drogen. We lagen naakt en de natte zwembroeken lagen te drogen op de basaltblokken.
‘Wat ga je met die steen doen?’ vroeg Arend aan zijn broer.
‘Dat zul je wel zien. Dit is een aandenken een teken van vrijheid voor onze seks waar wij zelf voor kiezen. Ik heb een idee maar dat hoor je nog wel.’
Daar lagen de drie jonge mannen. Naakt op het strandje in de zon. Alle drie met hun eigen gedachten.
Zo uit het niets zei Martijn opeens: ‘Ik heb een gesprek met Wim gehad en hem vertelt over mijn gevoelens voor Angela. Hij gaat ons helpen en hij zei als die gevoelens van beide kanten oprecht zijn komt alles goed.’
Arend en ik keken elkaar aan. Zijn ogen hadden een warme gloed toe hij zei: ‘Dat komt vast goed kerel en het is een heerlijk gevoel wanneer je liefde wordt beantwoord.’
Mijn hart maakte gewoon een sprongetje en een overvloed van liefde doorstroomde mijn lijf.
Ik draaide in mijn slaaphouding en verheugde me al op morgen. Gewoon samen een dagje aan de rivier.
Deel 13:
Zondag. Er is volop zon. De heimelijke liefde tussen Arend en mij was er intens en hartstochtelijk. Ik leefde deze dagen voor mijn gevoel in een andere wereld wanneer we samen waren.
We wilden er beslist niet voor uit komen dat we samen wat hadden. We waren dus nog flink in de kast met een gigantisch slot erop. Soms was het wel moeilijk om een plekje te vinden waar we ongestoord ons gang konden gaan. Martijn was er ook bijna altijd.
Het was stil bij het strandje. Dat gedoe met de meiden was afgelopen, want de jongens waren met de meiden naar een andere inham gegaan. Daar konden ze rustig ……’jeweetwel’ onder het mom van: ‘even beste vrienden, maar jullie begrijpen het wel hè!’
En of wij het begrepen, maar ze wisten niet hoe blij we er mee waren.
Maar daardoor was het rustig. Erg rustig. We waren met z’n drieën. Arend en Martijn en ik. Maar omdat Arend en ik onze gevoelens niet wilden laten merken gedroegen we ons niet normaal. Bewust afstandelijk zou je kunnen zeggen. Het was Martijn gister ook al opgevallen.
‘Hebben jullie gisteren bonje gehad of zo waar ik niets van weet?‘
‘Hoezo?’
Arend en ik keken elkaar aan kregen beide een vuurrode kop en haalden de schouders op en zeiden: ‘Nee hoor, ben me nergens van bewust.’
‘Kom nou Arend, ik ken je net zo goed als mijn eigen broekzak, kom op. Jullie hebben allebei nu een kop als een biet. Jullie mijden elkaar, tenminste wanneer ik erbij ben. Tijdens het film kijken zat ik op de bank tussen jullie in, dat is anders nooit. Jan zit altijd in het midden. Dacht je dat dat mij niet opviel. Jullie stoeiden gister ook helemaal niet meer. Het is net of jullie samen iets hebben of hebben gehad wat ik niet mag weten. Van morgen hebben jullie ook nauwelijks wat tegen elkaar gezegd, terwijl jullie anders continu kwaken. Ik krijg er in ieder geval een raar gevoel bij. Als jullie bonje hebben gehad moet je dat toch samen uitpraten? Of moet ik jullie daarbij helpen. Kom op kerels. Jij bent mijn broer en jij mijn beste vriend, wat scheelt er aan.’
Het bleef een tijd doodstil. Ik keek uit over het water en durfde Arend niet aan te kijken. Het was of de roodheid die eerst alleen op mijn hoofd zichtbaar was zich over mijn hele lichaam verspreidde. Grote rode vlekken ontstonden er in mijn nek. Ik voelde een enorme tweestrijd in mij woelen. Het liefste zou ik het gewoon uit willen schreeuwen: ‘Man ik ben stapel op je broer, ik ben gewoon hartstikke verliefd.’ Maar alles verlamde. Ik zat als een soort zombie en wist met de situatie geen raad. Op dit moment kon ik er echt niets mee.
‘Martijn’, zei Arend met een zachte stem. ‘Het klopt wat jij zegt. Jan en ik hebben gisteren en ook eergisteren wat gehad.’
Ik keek op en mijn blik ging van Arend naar Martijn en weer terug. Beiden keken mijn kant op. Martijn keek mij vragend aan en trok één wenkbrauw op. Daarna keek hij naar Arend en deze beantwoordde zijn blik krachtig en keek hem recht in de ogen aan. Twee helder blauwe ogen die zich in elkaar spiegelden alsof ze elkaars ziel wilden lezen. Zo intens, zo inmens echt.
‘Maar, het is niet wat jij denkt.’
Nu keek Martijn van de een naar de ander.
‘Vertel me, wat is er dan wel aan de hand…. Toe man schiet eens op, zo ken ik je helemaal niet. Hebben jullie iets uitgevreten wat niet door de beugel kan of zo. Jullie zijn toch niet bij de politie geweest en dat ik dat dan niet weet. We moeten in de situatie waarin we zitten toch voor elkaar zijn en elkaar toch helpen?’
Arend keek zijn broer weer strak aan. ‘Ja, je kan ons helpen, maar ik weet niet of je dat wel wilt. Ik weet zelfs niet of je nog met ons om zou willen gaan wanneer je het zou weten.’ Hij dacht aan het niet ingaan van Martijn op zijn seksuele toenaderingen. Ook geen directe afwijzingen. Maar gewoon bij jezelf was voor Martijn genoeg en verder durfde hij, Arend nooit te gaan. Stel je voor dat hun broederliefde daar een deuk van zou oplopen, daarvan was hij nog niet zeker van zichzelf en was het hem helemaal niet waard. Hij genoot al van de trekpartijen op de hooizolder.
‘Toe Arend, doe niet zo stom. Je weet ik ben je broer en meer dan dat. En ook voor Jan, hij is ook een soort broer van me. Ik beloof je, vertel het me. Jullie zitten ergens mee en samen moeten we er toch uitkomen. Wat het ook is. Jullie leven toch en moorden doen jullie ook niet dus vooruit, voor de draad er mee: Wat is hier aan de hand.’
‘We hadden afgesproken om het nog een tijd voor ons zelf te houden Martijn, het is nog maar zo pril. Maar je hebt gelijk. Het is niet eerlijk om het niet met jou te delen. Echt, daar heb je helemaal gelijk aan. Maar man het is zo moeilijk.’
En Arend sloeg zijn blik neer en deed zijn hoofd tussen zijn handen en staarde naar zijn voeten. Ik voelde me verschrikkelijk en kon geen woord uitbrengen en keek naar de in elkaar gedoken Arend. Het liefst was ik naar hem toegevlogen en had mijn armen om hem heen geslagen.
‘Jongens toe, ik weet nu toch al dat er wat aan de hand is. Vertel het nu maar en dan zal ik wel beslissen of wat ik er van vind. Maar weet één ding wel. Ik laat jullie echt niet vallen.’
En lachend zei hij er achter aan: ‘Al zouden jullie vertellen dat jullie verliefd op elkaar zijn sta ik nog achter jullie, maar aan jullie vreemde gedrag te zien is dat verre van dat.’
Het bleef een tijdje stil. Arend keek me aan en knikte. Ik stond op en liep naar hem toe, sloeg een arm om hem heen en trok hem tegen me aan.
‘Nou komt er nog wat van?’
In Godsnaam dan. We zouden wel zien waar het schip zou stranden.
‘Martijn,’ begon Arend en hij keek zijn broer oprecht aan weer met diezelfde open blik.
‘Je bedoelde het net als een grapje, maar je zat er niet ver naast……….. Jan en ik hebben al een paar dagen wat met elkaar, ik bedoel iets meer dan gewoon vriendschap, we denken dat we elkaar meer dan gewoon mogen. Daar zijn we een paar dagen geleden achter gekomen.’
‘Zeg het zoals het is Arend,’ kwam ik tussenbeide. ‘Martijn, ik denk dat ik verliefd ben op je broer en hij op mij.’
Als ogen spontaan uit de kassen zouden kunnen springen zou dat nu bij Martijn gebeurd zijn. Het was een lang moment doodstil. Alleen het kabbelen van het water verbrak die stilte. Martijn keek ons beiden beurtelings aan. Je zag dat zijn hersenen op volle toeren draaiden door dit onverwachte nieuws. Zijn ogen werden steeds groter en straalden een soort verbijstering uit. Hij sprong op, en keek ons nog steeds aan van de een naar de ander zonder een woord te zeggen. Hier zag hij zijn beide beste kameraden met de armen om elkaar heen. Elkaar steunend in deze bekentenis. Vastberaden blikken, geen spoor van twijfel. Hun blikken waren helder, duidelijk oprecht zonder ook maar één keer neer te slaan. Blikken die achter hetgeen stonden wat net gezegd was. Blikken van een vastberaden stel. Maar ook blikken van een groot vertrouwen jegens hem. Deze blikken schreeuwden om zijn reactie.
‘Wat??!! Zijn jullie verliefd!!! Zijn jullie een stelletje? Zijn jullie homo?’
Gedachteflitsen bleven Martijn door zijn hoofd schieten. Hoe had hij zo blind kunnen zijn. Nu vielen vele puzzelstukjes in elkaar. Hij was altijd zo druk bezig geweest met zijn Angela dat hij dit dat vlak onder zijn ogen afspeelde niet was opgevallen. Voor de twee die hem het naast en dierbaarst waren was hij blind geweest. Als in een flits werd nu hem heel veel duidelijk. De verschillende voorzichtige toenaderingen van Arend naar hem. Toen ze jong waren en samen in bed lagen, dat Arend aan hem friemelde en dat hij hem zijn gang liet gaan en zich slapende hield. Het intense genieten van de trekfestijnen van hun drieën. Hoe ze naar elkaar keken vooral die twee. Hoe Arend verschillende keren geprobeerd had hem aan te raken. Dus dit zat er achter. Arend had gevoelens voor jongens. Anders dan hij. Dat wist hij zeker, vandaar dat hij dat ook helemaal niet door had gehad. Hij hield van ze natuurlijk, heel veel, maar als broers, maatjes, vrienden. Hij had er spijt van dat Arend dat niet met hem gedeeld had. Als hij dit had geweten had hij best van hem mogen genieten, hem mogen gebruiken, dat had hij misschien best lekker gevonden. Hij had beslist geen afkeer van hun seksuele handelingen. Maar hij had hem afgewezen omdat hij dat eenmaal niet zo voelde. En er nooit bij stilgestaan dat dat voor Arend anders was. Wel lekker geil trekken op de hooizolder. Samen, maar bij jezelf en verder hoefde dat voor hem niet. Niet dat hij daar een hekel van had, maar zo was het voor hem goed. Maar voor Arend was het wel belangrijk, die had behoeft aan meer en nu zo te merken voor Jan ook. Het duizelde hem allemaal ervan. Hij wachtte het antwoord niet af. Even de kop helder maken. Even alles van je afschudden. Hij draaie zich om en zonder wat te zeggen liep hij hard het water in zwom de rivier op.
Arend sprong op en schreeuwde: ‘Martijn, niet over zwemmen, kom terug! De stroming is veel te sterk. Martijn……Martijn……. Kom.’
En zonder er bij na te denken vloog hij zijn broer achterna. Het ging allemaal zo snel.
Ik stond vastgenageld aan de grond. Het was nu levensgevaarlijk. De stroom was veel te sterk. Aan het einde van de rivierhoofden kolkte het water gevaarlijk. Ik liep over de basaltblokken die kant op en schreeuwde, gilde: ‘Kom terug Arend, Martijn, kom terug. Arend kom……..’
Beide broers keken elkaar aan en keerden tegelijk om en zwommen naast elkaar terug. Zonder maar één woord te zeggen liepen ze het water uit naar de plek waar we zaten.
Ik zat als in een film. Twee identieke boers, druipnat van het water stapten resoluut het water uit. Beiden met hun eigen gedachten. Beiden met een gezicht waarvan niets af te lezen viel. Beiden met een zo’n gebeeldhouwde standvastige uitdrukking op kun kop dat menig fotograaf jaloers zou zijn dit op dit moment niet te hebben kunnen vastleggen.
Martijn liep voorop. Hij bleef plotseling staan en draaide zich om en keek Arend recht in de ogen aan. Arend rechtte zijn rug en keek terug zonder zijn blik af te wenden. Hier stonden twee jonge mannen die qua strijdvaardigheid niets aan elkaar onder deden. Op het ergste voorbereid, maar standvastig. Klaar om deze strijd aan te gaan. De strijd om hun liefde een strijd om hun broederschap.
Maar Martijn sloeg de armen om Arends nek en begon heel hard te huilen, zijn hele lichaam schokte. Arend sloeg zijn armen om hem heen en drukte hem tegen zich aan. Het huilen werd minder maar de grip om elkaar heen niet. ‘Waarom heb je me dit niet eerder gezegd, dan was ik er voor je geweest. Je bent mijn liefste dat ik heb, je bent mijn enige fijne broer.’
En daar begonnen bij Arend ook spontaan de waterlanders te stromen. Hij zei niets maar kneep zijn broer stijf tegen zich aan. Ik zag dit aan met gemengde gevoelens. Wat moest ik doen? Dit was iets van hen beiden. Ik bleef even op afstand staan en gaf hen de tijd en de ruimte. Arend keek op waar ik was en een verstilde glimlach kwam op zijn lippen terwijl zijn helderblauwe ogen die van mij zochten. Ik ging naar hen toe en sloeg de armen om hen heen. Mijn hoofd legde ik bij Arend op de andere schouder. Hoe lang we zo hebben gestaan weet ik echt niet meer, maar het leek eindeloos.
Voorzichtig maakte Martijn zich los uit de omhelzing en keek ons beiden aan. Hij deed een stap naar voren pakte mijn hoofd tussen zijn handen en zei: ‘Welkom in de familie zwager,’ en gaf me een kus op mijn voorhoofd. Daarna pakte hij zijn broer bij beide handen. Keek hem diep in de ogen en spontaan welden er bij beide weer stille tranen. Ze lieten ze stromen. Het mocht ook. Wat hier gebeurde was zo echt zo oprecht.
‘Dit had ik niet verwacht, maar ik ben blij voor jullie twee’ en hij gaf zijn broer een kus pal op de mond en daarna bij mij. ‘Zo die hebben jullie verdient broertjes. Hij pakte onze handen en zo bleven we een tijdje staan. Onze hoofden tegen elkaar. Twee blonde en één donkere krullenkop. Allemaal met onze eigen gedachte.
Martijn was degene die los liet.
‘Het spijt me dat ik zo reageerde, maar ik werd hierdoor erg overvallen en alles was me toen even teveel. Mijn hoofd tolde en de ene film na de andere speelde zich in mijn hoofd af. Het was alsof er een bom in mijn hoofd ontplofte en ik kon niet meer goed nadenken. Nu zijn mij heel veel dingen duidelijk Arend. Ik ben blij dat ik het weet. Ik dacht ook direct aan Angela en wat daar allemaal is gebeurd. En dat Wim hier is om mij te helpen met Angela. Daarom ben ik het water ingelopen om even mijn kop weer helder te krijgen. Ik wilde echt geen gekke dingen doen hoor.
Maar toen jullie mij riepen met zo veel zorg en verontrusting in jullie stemmen, zo gemeend en zo eigen. Werd me in één keer heel veel duidelijk. In eens vielen de schellen van mijn ogen. Door wat thuis met pa gebeurd was, had mijn hele gevoel op slot gezet. Toen daarna het gesodemieter van de dominee en die meisjes en nog wel mijn Angela.’
Hij keek mij aan en zei: ‘Arend zal je dat nog wel eens vertellen, maar de gevolgen waren voor mij vreselijk.’
Martijn keek mij aan. In zijn ogen las ik woede en verdriet, maar vooral onrechtvaardigheid: ‘Ja ik spreek voor jou misschien wartaal maar Arend snapt me wel. En toen kwam dat alles van Angela er ook nog bij. Ik wist gisteren echt niet meer hoe ik het had. Het hoefde even voor mij echt niet meer. Ik heb het hem wel vergeven, maar ik ben het nog lang niet vergeten. Hij die altijd met de bijbel voorop liep en het menszijn gewoon vergat. Hij heeft heel veel moois van ons in een keer kapot gemaakt.
De afgelopen dagen heb ik me niet meer klaar durven te maken met alle gevolgen van dien. Ik streed maar met de gedachte dat kan toch niet van de duivel zijn! Zo iets lekkers en moois is juist toch goddelijk! Dat was ik deelde met mijn eigen broer en ook zo nu en dan met jou erbij. Het spel dat we speelden. De lol die we eraan beleefden. We deden er niemand en dan ook niemand kwaad mee. En nu weet ik ook dat jij wat meer wilde Arend. Je had me het moeten zeggen. Dan was ik er voor jou geweest.’ Hij keek Arend aan en zei: ‘Echt waar, en ook voor jou Jan, want ik hou van jullie allebei.’
Nu pakte Arend zijn broer bij de handen en keek hem aan.
‘Ik heb er altijd heel erg van genoten Martijn en Jan ook en dat kan niemand ons afnemen. Jij wilde niet meer en dat respecteerde ik. Ik houd van je en wilde dat beslist niet kwijt. Ik probeerde het wel, maar wat dat aangaat spraken we een andere taal. En daarom begrepen we elkaar niet.’
‘Dat is zo,’ en Martijn gaf zijn broer weer een kus. ‘Jij wilde wel praten en dat had ik moeten doen, maar ik kon gewoon niet. Daarom wees ik je gesprekken steeds af, maar later in bed huilde ik weer tranen en tuiten. En nog is dat niet over. Dat heb je net ook wel gemerkt. Het water stroomt bij mij snel over.’
‘Maar daar is niks mis mee. Ik heb het weg gehuild in de armen van Jan, maar daar kwam wat anders voor terug. Door hem wist ik dat ik op jongens viel. Onze vriendschap begon zich bij mij te veranderen in verliefdheid. Vanaf de eerste keer dat hij ons betrapte en daarna samen meedeed op de hooizolder. Maar ik wist niet of dat wederzijds was. Maar nu weet ik het wel.’
Hij kwam naast me staan en sloeg een arm om me heen.
‘En ik ook en ik vind het fijn voor jullie. Wij zijn de drie musketiers !!!’ en hij galmde: ‘ Eén voor allen en allen voor één! Kom ik heb een idee. We gaan dit bezegelen.’
Martijn liep weg en kwam terug met een stuk van een basaltblok.
‘Wat krijgen we nu dan?’ vroeg Arend verbaasd.
Martijn keek om zich heen.
‘Er is niemand in de buurt. Kom we bezegelen dit op de manier waarop we ook begonnen zijn. Ik heb een volle zak en wil daar niet mee blijven rondlopen.’
Hij schopte zijn natte zwembroek uit en keek ons geil aan en ging op zijn knieën voor de steen zitten.
‘Kom op jullie ook. Ik heb van de laatste dagen nog wat in te halen. Ik heb jullie wel vaker zien klaarkomen hoor, haha….’
Hij begon aan zijn pik te rukken die in een mum stokstijf was.
‘We trekken ons af en spuiten ons zaad op dit blok. Dat nemen we mee naar huis. Dat is ons verbond dat niemand ons af kan nemen. Het zaad van ons drieën samengevoegd op deze steen en op dit strandje.’
Arend keek me aan en stroopte zijn natte zwemboek af en ging ook op zijn knieën naast zijn broer zitten. Daar zat mijn schat. Het evenbeeld van zijn broer, maar toch anders. Deze hoorde bij mij en ik bij hem. Ik deed mijn broek uit en zo zaten we ons gezamenlijk af te trekken.
Ik keek naar de beide rukkende broers. Wat werd ik daar geil van. Dezelfde dikke pikken en ze rukten in dezelfde maat. Maar mijn aandacht ging vooral naar Arend. Wat een heerlijke vent toch.
De ademhaling van de jongens werd sneller en ik voelde dat bij mij het orgasme niet lang uit kon blijven. Ik keek naar onze trekprestaties. We gingen alle drie tegelijk naar voren, we voelden onze ademhaling versnellen en richtten alle drie op het midden van de steen. Martijn sloeg zijn vrije hand bij zijn broer om de schouder en Arend deed dat bij mij. Ik schoof wat naar hem toe. Ik voelde de warmte van zijn huid en genoot van dit moment.
Martijn was de eerste die begon te kreunen gevolgd door een enorm orgasme, waarbij dikke slierten zaag op de steen terecht kwamen. Gevold door Arend die ook met ferme stralen zijn zak leegde op de steen. Dit was zo’n geil gezicht dat ik direct volgde en mijn lading bij dat van hun voegde. Tot de laatste druppel knepen we onze knuppels uit en bleven even tegen elkaar hangen.
Arend, die midden in zat gaf zijn broer een kus en zei: ‘Dank je,’ en daarna voelde ik zijn lippen op mijn mond. Ik zou graag willen tongen maar dat wilde ik niet voor Martijn. Dat bewaarde ik voor straks wanneer we weer alleen waren.
Martijn was de eerste die actie ondernam. Hij roerde in het zaad en wreef dat uit over de steen. Nu jullie ook doen. Arend en ik deden het samen en het zaad trok door de warme van de zon in de warme steen.
‘Mooi mannen, kom we gaan ons even afspoelen’ en naakt liep Martijn de IJssel in.
Wij keken elkaar aan en hand in hand volgden we. Door de sterke stroming bleven we wat aan de kant maar het water werkte heerlijk verkoelend op onze hete lijven.
We stoeiden en ravotten totdat we even later op onze handdoeken in de zon lagen op te drogen. We lagen naakt en de natte zwembroeken lagen te drogen op de basaltblokken.
‘Wat ga je met die steen doen?’ vroeg Arend aan zijn broer.
‘Dat zul je wel zien. Dit is een aandenken een teken van vrijheid voor onze seks waar wij zelf voor kiezen. Ik heb een idee maar dat hoor je nog wel.’
Daar lagen de drie jonge mannen. Naakt op het strandje in de zon. Alle drie met hun eigen gedachten.
Zo uit het niets zei Martijn opeens: ‘Ik heb een gesprek met Wim gehad en hem vertelt over mijn gevoelens voor Angela. Hij gaat ons helpen en hij zei als die gevoelens van beide kanten oprecht zijn komt alles goed.’
Arend en ik keken elkaar aan. Zijn ogen hadden een warme gloed toe hij zei: ‘Dat komt vast goed kerel en het is een heerlijk gevoel wanneer je liefde wordt beantwoord.’
Mijn hart maakte gewoon een sprongetje en een overvloed van liefde doorstroomde mijn lijf.
Lees verder: Gruwel Of Gewoon Gay - 14
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10