Door: MindsEye
Datum: 31-07-2016 | Cijfer: 8.1 | Gelezen: 7454
Lengte: Lang | Leestijd: 20 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Huwelijksnacht,
Lengte: Lang | Leestijd: 20 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Huwelijksnacht,
Dit is het eerste hoofdstuk van mijn roman: "De tiende huwelijksnacht". Het bevat geen seks, maar wellicht is het toch leuk om de sfeer te proeven. Bekijk mijn schrijverprofiel voor meer informatie.
“In naam van de Heerser zweer ik deel van je huishouden en je gezin te zijn. In naam van de Schone zal ik je liefde geven en respect en vertrouwen.” Het lukte haar de zin uit te spreken zonder te haperen. Ze was trots op zichzelf, ondanks alle angst en alle twijfel die er in haar hart leefden.
“Dan sta nu op, als man en vrouw, Colin en Audicla Lenacardi”, klonk de stem van de Priester van de Zes. Voor het eerst hoorde ze haar nieuwe naam. Tot die dag was ze alleen maar “Audicla” geweest, of eigenlijk Auda, zoals iedereen haar noemde. Om onderscheid te maken tussen de drie andere Auda’s die in de buurt woonden was zij “Auda, dochter van de Veedrijver.” Maar nu had ze officieel een tweede naam. Dat was in de stadstaat Soroga een belangrijke zaak. Alleen de hogere kaste had het recht twee namen te voeren en met dit huwelijk was Auda opeens toegetreden tot die kaste.
En dat was nogal wat voor iemand die niet zover van de Kattensteeg woonde en wier vader een gewone veedrijver was. Zeker, hij was een fatsoenlijk man, dat wist iedereen, een stuk minder ruw dan veedrijvers normaal waren en hij was een graag geziene figuur in de buurt. Nooit te beroerd iets voor een ander te doen, zelfs gerespecteerd, maar daarmee stond hij nog lang niet op dezelfde sport van de sociale ladder als Colin Lenacardi. Ook Colin was weliswaar geen telg uit een eeuwenoud geslacht, maar hij was een van de rijkste mannen van Soroga. Hij had een zakenimperium en de reputatie dat hij zo’n groot zakelijk inzicht had dat hij niet eens rijker zou zijn als hij stro tot goud kon omspinnen, zoals de Dwergen uit de verhalen van weleer. Alleen het Prinsenhuis en de Douairière waren rijker.
Auda wist dat ze erg gezegend was dat hij haar had uitgekozen als bruid. Het was als een volslagen verrassing gekomen dat zich op een avond een bediende bij hun huis had gemeld en met respect had gevraagd of zijn heer, Colin Lenacardi, kennis mocht komen maken met de familie, omdat hij de dochter des huizes zo’n charmante verschijning vond. Haar vader had eerst gedacht het slachtoffer te zijn van een grap, ondanks de dure kleding van de bediende, maar haar oom Zarod had hem overtuigd het gesprek toch aan te gaan. Dat was het begin geweest van wat officieel de hofmakerij had geheten, maar in werkelijkheid was het meer een onderhandeling geweest over bruidsschat en geschenken. Alhoewel, ook onderhandeling was het verkeerde woord, want Colin Lenacardi bood haar vader zoveel voor haar hand dat hij er de hele straat een maand van zou kunnen onderhouden. Wat hij trouwens ook deed.
Auda was er echter zeker van dat haar vader niet om puur materiële redenen toe had gestemd in het aanzoek. Hij was was er zo oprecht blij mee dat hij haar met tranen in zijn ogen over het huwelijk vertelde: “Je moeder en jij zullen nooit honger hoeven te lijden als ik er niet meer ben.”
Een waar woord.Haar vader was, ondanks zijn veertig levensjaren, nog altijd krachtig, maar het zware werk putte hem meer uit dan vroeger, toen Auda nog een klein meisje was. En deze winter was hij geplaagd geweest door een hardnekkige hoest, die pas in de vroege lente was overgegaan. Auda had hem vaak in zichzelf horen mompelen: “Wat moet er van mijn familie worden als ik er niet meer ben?”
Hij had geen zoons en ondanks het feit dat de stad Sogora de laatste eeuw welvarend en modern was geworden, was de stad nog niet zover dat een vrouw, zonder de steun van een man in de minder bedeelde wijken kon overleven. De enige schat die haar vader had, was zij en zij was hem dierbaar. Toen Colin Lenacardi zijn oog op haar had laten vallen was haar vader bijna tastbaar opgelucht geweest dat die last van zijn schouders was getild. Als zijn blijdschap om te zetten was geweest in goud, dan was hij minstens zo rijk geweest als Colin.
Dus Auda had helemaal niets gezegd over de twijfels die ze had bij dit huwelijk. Zelfs niet tegen haar moeder, hoewel ze wel rakelings langs het onderwerp gescheerd was. Op haar zeventiende was Auda door haar moeder voorgelicht over wat echtelieden zoal doen wanneer ze samen alleen zijn. En blozend had haar moeder toegevoegd dat er ook lieden zijn die deze activiteiten ondernamen zonder getrouwd te zijn. Het verhaal had Auda eerst wat vreemd in de oren geklonken, maar haar vriendinnen, allemaal rond dezelfde leeftijd, kregen van hun moeders een soortgelijk verhaal te horen. De jongedames legden die eens naast elkaar en zagen dat er teveel overeenkomsten bestonden om niet waar te kunnen zijn. Kortom, Auda hoorde van de erotiek zoals die bestond en eerlijk gezegd was zij er bijzonder nieuwsgierig naar geworden. Sinds zij de details wist, werden haar nachten soms verstoord door heftige dromen, die ze zich niet precies herinnerde bij het wakker worden, maar die haar heet en zweterig deden ontwaken. Soms met het gevoel alsof haar onderlijf in brand stond. Een niet onaangenaam gevoel en ergens keek Auda er wel naar uit om deze gevoelens samen met haar toekomstige echtgenoot te onderzoeken. In haar verbeelding was het een knappe jongeman geweest die in haar huwelijksnacht haar maagdelijkheid zou nemen. Een heel plechtig moment. Maar Colin was inmiddels de vijftig al gepasseerd.
Al was Auda’s familie niet arm, ze wist heel goed wat armoede inhield. Ze kende de hologige kindertjes die langs de straten zwierven, op zoek naar eten of stukjes kopergeld om één nacht ergens warm te slapen. Ze wist dat ze nauwelijks twee stappen verwijderd was geweest van een dergelijk lot en wat nu, door haar huwelijk, voorgoed afgewend was.
Nadat de priester zijn zegening had uitgesproken stond Auda al snel overeind. Naast haar kwam haar echtgenoot, ondanks zijn zwaarlijvigheid, al bijna net zo soepel overeind. Auda probeerde niet opzij te kijken, bang dat ze hem zou uitlachen. In plaats daarvan concentreerde ze zich op de trouwjurk die hij haar cadeau had gegeven. Hij had zijn persoonlijke kleedster naar haar toegestuurd en deze had haar een jurk aangemeten die haar goed paste. Het was een simpel model, bijna boers te noemen, maar van een dure, gladde stof. In plaats van het gebruikelijk wit was de jurk rood geweest, op haar verzoek. De kleedster had, na wat gesputter, ja gezegd. Het model sloot nauw om haar borsten en liet een deel van haar boezem bloot, ging daarna over in een strak lijfje en hing af. Zoals gezegd, een simpel model, maar haar toekomstige man had haar op een wonderbaarlijk respectvolle toon gezegd dat opsmuk niet nodig was en alleen maar de aandacht afleidde van haar natuurlijke, frisse schoonheid. En Auda had zich ongelooflijk mooi en sensueel gevoeld toen ze de jurk had aangetrokken. De ochtend van hun huwelijk had hij haar persoonlijk twee geschenken gegeven. Een ruim zittende riem met een dure edelsteen voor om haar middel en een bloem, om in haar weelderige haardos te steken. Het had haar bijzonder verrast, vooral de manier waarop hij haar had benaderd. Ze hadden tot op die morgen nauwelijks contact gehad.
Terwijl ze naast hem stond en de priester de gepaste offerandes aan de Heerser en de Schone bracht keek ze even naar hem vanuit haar ooghoek. Ze vroeg zich af wat er in hem omging. In haar binnenste vochten verwarring, blijdschap, angst en verwondering om de eerste plaats. Ze vroeg zich af of het van haar gezicht te lezen was of dat haar gezicht net zo’n ondoorgrondelijk masker was als dat van hem.
Auda had nooit heel diepgaande religieuze gevoelens gekoesterd. Ze kwam wel eens in de tempel van de Zes en als klein meisje had ze natuurlijk vurig tot de Schone gebeden om later prinses te worden. Er kwam een herinnering boven van jaren terug, toen zij en haar buurmeisje ruzieden over wat het gepaste offer was aan de Schone als je de Godin wilde vragen of ze een prinses van je wilde maken. Haar buurmeisje had een vlinder gevangen en verpletterd op het altaar, terwijl zijzelf een veldboeket had geschonken. Hun moeders hadden zelfs tussenbeide moeten komen, zo hoog was de ruzie opgelopen. Blijkbaar had zij het juiste offer gebracht, want al was ze officieel geen prinses nu, het kwam toch heel dicht in de buurt, terwijl haar buurmeisje ergens op de achterste rijen zat. Toch voelde dit niet aan als een overwinning.
De priester bracht nog gauw even de offerandes aan de andere vier Goden, om ook hen tevreden te tellen. Nu kan ik niet meer terug, dacht Auda. Ze had gelijk. Natuurlijk was het niet zo dat het huwelijk weigeren een serieuze optie was geweest. Colin Lenacardi leek haar niet het type om “nee” te accepteren. En Auda zag ook hoeveel vreugde en opluchting haar naaste familie beleefde aan dit huwelijk en ze begreep ook hoe voordelig dit was voor alle partijen. Ja, ze zou wel trouwen met haar vette vangst.
Kijk, daar zat hem nou de kneep. Colin Lenacardi was, bij gebrek aan een betere omschrijving, dik. Niet een extra kilootje dat hij droeg, nee, hij woog zeker vierhonderd pond, omdat hij, zoals iedereen wist, ontzettend gesteld was op lekkere spijzen en drank. Volgens de geruchten at hij zes, zestien of zelfs wel zestig maaltijden per dag en spoelde hij die weg met liters wijn. Het vooruitzicht met hem te trouwen was al verontrustend genoeg, maar het was vooral de huwelijksnacht waar ze nog het meest tegenop zag.
Sinds het huwelijk was aangekondigd waren haar dagen vervuld van visioenen en de nachten van dromen over de huwelijksnacht. Ze zag beelden voor haar geestesoog waar zij door haar reusachtige echtgenoot verpletterd en soms gespiest werd. In haar verbeelding was zijn mannelijkheid al net zo dik als de rest van zijn lichaam, hoewel ze het bewijs daarvan nooit afgetekend gezien had onder zijn kledij. Dat zou zeker te zien moeten zijn geweest als het daadwerkelijk de afmetingen had van haar gedachten. Nu de priester zijn ceremonie af had gerond was ze weer een stap dichter bij dat gevreesde moment. Ze had echt geprobeerd om het hier met haar moeder over te hebben. Die had haar even geknuffeld en gezegd: “Och, hij is waarschijnlijk toch impotent. Met al dat gewicht.”
Auda kende het woord niet, maar begreep de strekking wel. Ze wist alleen niet of ze daar wel zo blij mee moest zijn, want ergens wilde ze nog steeds weten wat het huwelijkse leven nu precies in zou gaan houden.
Gelukkig voor haar wachtte er eerst nog iets anders. Het huwelijksmaal. Colin leidde haar, haar familie en de ontelbare gasten naar het huis dat ze voortaan het hare mocht noemen. Zoals verwacht konden ze meteen aan tafel. De spijzen waren uitgelezen. Gevogelte zoals fazant en kwartel. Lichte, zoete salades en gerechten waar ze nog nooit van gehoord had, maar die wonderbaarlijk lekker waren. Het was echter haar echtgenoot die haar verbaasde. Auda had verwacht dat hij zich op de schalen zou werpen alsof hij uitgehongerd was en zich als een zwijn aan de trog zou laten gaan. In plaats daarvan at hij kleine hapjes, met zilveren bestek dat nauwelijks vies leek te worden. Op elke hap leek hij zich te verheugen en hij kauwde langzaam om de smaak zo lang mogelijk te behouden. Dit alles had tot gevolg dat de maaltijd urenlang duurde, maar het werd niet vervelend. Colin had gezorgd dat behalve de smaak ook de andere zintuigen gestreeld werden, door de beste minstrelen van de stad uit te nodigen. Zij zongen smartelijke liefdesliedjes, sommige traditioneel, andere gecomponeerd voor de gelegenheid en heel af en toe kwam er een liedje voorbij waarin de levenslust van de bruidegom en bruid werd opgehemeld en die voorspelden hen veel zinnelijk genot. Auda verloor gedurende de maaltijd een deel van de angst. Deels omdat haar echtgenoot haar zo meeviel, anderzijds omdat ze de gangen wegspoelde met een wijn die wat koppiger was dan ze gewend was. Een niet onaangenaam gevoel van lichte dronkenschap had zich meester van haar gemaakt en ze had nauwelijks in de gaten dat de meeste gasten zich discreet uit de voeten maakten, zodat bruid en bruidegom zich naar het huwelijksbed konden begeven.
Colin leidde haar, met zijn worstenhandje zachtjes op haar arm. Hij rook lekker, naar kruiden. Een tikje licht in haar hoofd liep Auda naast hem en volgde waar hij heenliep. Het slaapvertrek waarin ze terecht kwamen was even groot als het gehele huis waarin ze was opgegroeid. Auda keek rond. Zachte tapijten op de vloer en aan de muur, kasten zo ruim als kamers en in het midden een hemelbed waar zelfs haar omvangrijke echtgenoot drie keer in paste. Bij het zien van dit bed echter kroop de angst weer omhoog, want nu zou het gebeuren… Haar echtgenoot had haar arm losgelaten en ze was het bed tot op een pas genaderd. Zonder te weten waarom stak ze haar hand uit en streelde ze de dekens. Ze waren zacht. En wit. Maagdelijk wit, zoals zijzelf was, ondanks haar rode jurk. Ze vroeg zich af of ze de volgende morgen in bloed gedrenkt zouden zijn. Het vreemde geluid achter haar deed haar omdraaien. Colin had ergens nog een schaaltje vandaan gehaald en nam met een zilveren lepeltje muizenhapjes van een chocolademousse. Daar had hij meer aandacht voor, dan voor de bruid die voor hem stond. De situatie was zo absurd dat Auda een gegiechel niet kon onderdrukken. Een zenuwsnik ontsnapte haar. Colin keek van zijn maaltijd op en leek haar voor het eerst te zien. Hij bood haar het schaaltje aan. “Wil je ook een hapje? Het is altijd veel lekkerder om iets te eten als er iemand met je mee-eet.” Auda vroeg zich af of hij nu letterlijk over eten sprak, of dat hij een parallel trok met de huwelijksnacht. Midden in een giechel stopte ze. “Eh nee, nee dank u.” Colin nam het lepeltje weer tussen duim en wijsvinger en nam nog een hapje. “Ik snap het. Dat is de pest met chocolade. Je wordt er dik van. Ik heb er al te veel van gegeten om mijn figuur terug te winnen. Maar ik snap dat jij jezelf niet wilt bederven.”
Hij schraapte het laatste beetje uit het schaaltje. “Daarnaast, twee van mijn postuur zou dat bed wellicht niet houden.” Toen hij hun bed noemde voelde Auda alle kleur wegtrekken uit haar gezicht. De wijn en het eten roerden zich in haar maag en ze hoopte dat ze alles binnen zou houden. Maar voor de derde keer die dag verraste haar echtgenoot haar. “Geen angst. Ik zal je niet aanraken. Maar dat wist je waarschijnlijk al.” Auda keek hem aan. “Mijn heer?” “Je bent vast niet met me getrouwd omdat je me zo’n aantrekkelijke man vindt. Ik snap dat een man als ik, die geen knappe maar wel een rijke man is, zijn bruid zal moeten behagen op een andere manier. Anders werkt het niet. Het geeft niet. Mijn goud is eerlijk verdiend en in tegenstelling tot jouw schoonheid niet aangeboren. Ik heb het opgebouwd met duiten en koperstukken. Jij hebt je schoonheid te danken aan de Goden. Ik schaam me er dus niet voor om mijn goud te gebruiken om comfort en status te kopen en jij gebruikt je schoonheid op eenzelfde manier.” Auda was op slag nuchter. En boos. Deze achteloze analyse van hun situatie maakte hun huwelijk een simpele rekensom. Ze was niet meer bang voor hem en voor wat hij haar kon aandoen met zijn gewicht. Maar de belofte van hartstocht, zelfs dat kleine sprankje hoop dat ze daarop gekoesterd had, doofde. Ze wist niet wat te voelen. Colin keek haar aan. “Ik heb je beledigd. Dat was niet mijn bedoeling en ik bied je mijn verontschuldigingen aan. Ik zeg soms dingen die helemaal verkeerd overkomen. Maar ik wil je vragen: Er zijn Zes Goden. Vier van hen zijn niet betrokken bij het huwelijk. De Jager heeft niets te zoeken in het huwelijksbed. De Krijger hoort er niet, maar is er te vaak. De Bedrieger is de doodsteek voor het huwelijk. De Wijze wordt veronachtzaamd, terwijl bij liefde een dosis wijsheid komt kijken en dat is wat ik net bedoelde. De Schone wordt geprezen, omdat de liefde mooi is en dingen creëert. Maar er is een Zesde God die er wel bij betrokken wordt.” “De Heerser”, fluisterde Auda. Ze had dat altijd vreemd gevonden. “De Heerser”, beaamde Colin. “Ja, hij hoort erbij. Een huwelijk is gebaseerd op gevoel, zeggen de dichters. Liefde, passie, genegenheid. Misschien hebben ze gelijk, maar met liefde kun je niets kopen en verliefde lieden sterven net zo snel van de honger als ouwe vrijsters. Als het erop aankomt zijn de huwelijken die als een Verbond staan, zoals de Heerser ons leert, veel succesvoller.” Auda keek hem ongelovig aan. “U bent koud.” Hij schudde het hoofd. “Realistisch.” Auda dacht aan de rest van haar leven. Eenzaam en alleen. Maar vooral dacht ze aan het vuur dat zou doven voordat het goed en wel gebrand had. Hij leek haar teleurstelling aan te voelen. “Waar denk je aan?”
Ze kon hem niet antwoorden. Het idee alleen al dat hij haar teleurstelling zou fileren en ontleden was teveel. Maar haar woorden waren niet nodig. Hij leek haar gedachten al te lezen. “Je denkt dat je voorgoed in een kil huwelijk zit? Ah, echtgenote, daar vergis je je in. De passie is niet zo makkelijk te onderdrukken en ook de Heerser moet zich er soms aan onderwerpen. Laat me je vertellen over een ander huwelijk dat ooit gesloten is en dat het aanzien van de wereld veranderde.”
Colin zette zich in een fauteuil die in de kamer stond. Hij begon zacht te spreken. Zijn stem was laag en sonoor, maar ondanks haar boosheid voelde Auda dat ze ernaar moest luisteren.
“In naam van de Heerser zweer ik deel van je huishouden en je gezin te zijn. In naam van de Schone zal ik je liefde geven en respect en vertrouwen.” Het lukte haar de zin uit te spreken zonder te haperen. Ze was trots op zichzelf, ondanks alle angst en alle twijfel die er in haar hart leefden.
“Dan sta nu op, als man en vrouw, Colin en Audicla Lenacardi”, klonk de stem van de Priester van de Zes. Voor het eerst hoorde ze haar nieuwe naam. Tot die dag was ze alleen maar “Audicla” geweest, of eigenlijk Auda, zoals iedereen haar noemde. Om onderscheid te maken tussen de drie andere Auda’s die in de buurt woonden was zij “Auda, dochter van de Veedrijver.” Maar nu had ze officieel een tweede naam. Dat was in de stadstaat Soroga een belangrijke zaak. Alleen de hogere kaste had het recht twee namen te voeren en met dit huwelijk was Auda opeens toegetreden tot die kaste.
En dat was nogal wat voor iemand die niet zover van de Kattensteeg woonde en wier vader een gewone veedrijver was. Zeker, hij was een fatsoenlijk man, dat wist iedereen, een stuk minder ruw dan veedrijvers normaal waren en hij was een graag geziene figuur in de buurt. Nooit te beroerd iets voor een ander te doen, zelfs gerespecteerd, maar daarmee stond hij nog lang niet op dezelfde sport van de sociale ladder als Colin Lenacardi. Ook Colin was weliswaar geen telg uit een eeuwenoud geslacht, maar hij was een van de rijkste mannen van Soroga. Hij had een zakenimperium en de reputatie dat hij zo’n groot zakelijk inzicht had dat hij niet eens rijker zou zijn als hij stro tot goud kon omspinnen, zoals de Dwergen uit de verhalen van weleer. Alleen het Prinsenhuis en de Douairière waren rijker.
Auda wist dat ze erg gezegend was dat hij haar had uitgekozen als bruid. Het was als een volslagen verrassing gekomen dat zich op een avond een bediende bij hun huis had gemeld en met respect had gevraagd of zijn heer, Colin Lenacardi, kennis mocht komen maken met de familie, omdat hij de dochter des huizes zo’n charmante verschijning vond. Haar vader had eerst gedacht het slachtoffer te zijn van een grap, ondanks de dure kleding van de bediende, maar haar oom Zarod had hem overtuigd het gesprek toch aan te gaan. Dat was het begin geweest van wat officieel de hofmakerij had geheten, maar in werkelijkheid was het meer een onderhandeling geweest over bruidsschat en geschenken. Alhoewel, ook onderhandeling was het verkeerde woord, want Colin Lenacardi bood haar vader zoveel voor haar hand dat hij er de hele straat een maand van zou kunnen onderhouden. Wat hij trouwens ook deed.
Auda was er echter zeker van dat haar vader niet om puur materiële redenen toe had gestemd in het aanzoek. Hij was was er zo oprecht blij mee dat hij haar met tranen in zijn ogen over het huwelijk vertelde: “Je moeder en jij zullen nooit honger hoeven te lijden als ik er niet meer ben.”
Een waar woord.Haar vader was, ondanks zijn veertig levensjaren, nog altijd krachtig, maar het zware werk putte hem meer uit dan vroeger, toen Auda nog een klein meisje was. En deze winter was hij geplaagd geweest door een hardnekkige hoest, die pas in de vroege lente was overgegaan. Auda had hem vaak in zichzelf horen mompelen: “Wat moet er van mijn familie worden als ik er niet meer ben?”
Hij had geen zoons en ondanks het feit dat de stad Sogora de laatste eeuw welvarend en modern was geworden, was de stad nog niet zover dat een vrouw, zonder de steun van een man in de minder bedeelde wijken kon overleven. De enige schat die haar vader had, was zij en zij was hem dierbaar. Toen Colin Lenacardi zijn oog op haar had laten vallen was haar vader bijna tastbaar opgelucht geweest dat die last van zijn schouders was getild. Als zijn blijdschap om te zetten was geweest in goud, dan was hij minstens zo rijk geweest als Colin.
Dus Auda had helemaal niets gezegd over de twijfels die ze had bij dit huwelijk. Zelfs niet tegen haar moeder, hoewel ze wel rakelings langs het onderwerp gescheerd was. Op haar zeventiende was Auda door haar moeder voorgelicht over wat echtelieden zoal doen wanneer ze samen alleen zijn. En blozend had haar moeder toegevoegd dat er ook lieden zijn die deze activiteiten ondernamen zonder getrouwd te zijn. Het verhaal had Auda eerst wat vreemd in de oren geklonken, maar haar vriendinnen, allemaal rond dezelfde leeftijd, kregen van hun moeders een soortgelijk verhaal te horen. De jongedames legden die eens naast elkaar en zagen dat er teveel overeenkomsten bestonden om niet waar te kunnen zijn. Kortom, Auda hoorde van de erotiek zoals die bestond en eerlijk gezegd was zij er bijzonder nieuwsgierig naar geworden. Sinds zij de details wist, werden haar nachten soms verstoord door heftige dromen, die ze zich niet precies herinnerde bij het wakker worden, maar die haar heet en zweterig deden ontwaken. Soms met het gevoel alsof haar onderlijf in brand stond. Een niet onaangenaam gevoel en ergens keek Auda er wel naar uit om deze gevoelens samen met haar toekomstige echtgenoot te onderzoeken. In haar verbeelding was het een knappe jongeman geweest die in haar huwelijksnacht haar maagdelijkheid zou nemen. Een heel plechtig moment. Maar Colin was inmiddels de vijftig al gepasseerd.
Al was Auda’s familie niet arm, ze wist heel goed wat armoede inhield. Ze kende de hologige kindertjes die langs de straten zwierven, op zoek naar eten of stukjes kopergeld om één nacht ergens warm te slapen. Ze wist dat ze nauwelijks twee stappen verwijderd was geweest van een dergelijk lot en wat nu, door haar huwelijk, voorgoed afgewend was.
Nadat de priester zijn zegening had uitgesproken stond Auda al snel overeind. Naast haar kwam haar echtgenoot, ondanks zijn zwaarlijvigheid, al bijna net zo soepel overeind. Auda probeerde niet opzij te kijken, bang dat ze hem zou uitlachen. In plaats daarvan concentreerde ze zich op de trouwjurk die hij haar cadeau had gegeven. Hij had zijn persoonlijke kleedster naar haar toegestuurd en deze had haar een jurk aangemeten die haar goed paste. Het was een simpel model, bijna boers te noemen, maar van een dure, gladde stof. In plaats van het gebruikelijk wit was de jurk rood geweest, op haar verzoek. De kleedster had, na wat gesputter, ja gezegd. Het model sloot nauw om haar borsten en liet een deel van haar boezem bloot, ging daarna over in een strak lijfje en hing af. Zoals gezegd, een simpel model, maar haar toekomstige man had haar op een wonderbaarlijk respectvolle toon gezegd dat opsmuk niet nodig was en alleen maar de aandacht afleidde van haar natuurlijke, frisse schoonheid. En Auda had zich ongelooflijk mooi en sensueel gevoeld toen ze de jurk had aangetrokken. De ochtend van hun huwelijk had hij haar persoonlijk twee geschenken gegeven. Een ruim zittende riem met een dure edelsteen voor om haar middel en een bloem, om in haar weelderige haardos te steken. Het had haar bijzonder verrast, vooral de manier waarop hij haar had benaderd. Ze hadden tot op die morgen nauwelijks contact gehad.
Terwijl ze naast hem stond en de priester de gepaste offerandes aan de Heerser en de Schone bracht keek ze even naar hem vanuit haar ooghoek. Ze vroeg zich af wat er in hem omging. In haar binnenste vochten verwarring, blijdschap, angst en verwondering om de eerste plaats. Ze vroeg zich af of het van haar gezicht te lezen was of dat haar gezicht net zo’n ondoorgrondelijk masker was als dat van hem.
Auda had nooit heel diepgaande religieuze gevoelens gekoesterd. Ze kwam wel eens in de tempel van de Zes en als klein meisje had ze natuurlijk vurig tot de Schone gebeden om later prinses te worden. Er kwam een herinnering boven van jaren terug, toen zij en haar buurmeisje ruzieden over wat het gepaste offer was aan de Schone als je de Godin wilde vragen of ze een prinses van je wilde maken. Haar buurmeisje had een vlinder gevangen en verpletterd op het altaar, terwijl zijzelf een veldboeket had geschonken. Hun moeders hadden zelfs tussenbeide moeten komen, zo hoog was de ruzie opgelopen. Blijkbaar had zij het juiste offer gebracht, want al was ze officieel geen prinses nu, het kwam toch heel dicht in de buurt, terwijl haar buurmeisje ergens op de achterste rijen zat. Toch voelde dit niet aan als een overwinning.
De priester bracht nog gauw even de offerandes aan de andere vier Goden, om ook hen tevreden te tellen. Nu kan ik niet meer terug, dacht Auda. Ze had gelijk. Natuurlijk was het niet zo dat het huwelijk weigeren een serieuze optie was geweest. Colin Lenacardi leek haar niet het type om “nee” te accepteren. En Auda zag ook hoeveel vreugde en opluchting haar naaste familie beleefde aan dit huwelijk en ze begreep ook hoe voordelig dit was voor alle partijen. Ja, ze zou wel trouwen met haar vette vangst.
Kijk, daar zat hem nou de kneep. Colin Lenacardi was, bij gebrek aan een betere omschrijving, dik. Niet een extra kilootje dat hij droeg, nee, hij woog zeker vierhonderd pond, omdat hij, zoals iedereen wist, ontzettend gesteld was op lekkere spijzen en drank. Volgens de geruchten at hij zes, zestien of zelfs wel zestig maaltijden per dag en spoelde hij die weg met liters wijn. Het vooruitzicht met hem te trouwen was al verontrustend genoeg, maar het was vooral de huwelijksnacht waar ze nog het meest tegenop zag.
Sinds het huwelijk was aangekondigd waren haar dagen vervuld van visioenen en de nachten van dromen over de huwelijksnacht. Ze zag beelden voor haar geestesoog waar zij door haar reusachtige echtgenoot verpletterd en soms gespiest werd. In haar verbeelding was zijn mannelijkheid al net zo dik als de rest van zijn lichaam, hoewel ze het bewijs daarvan nooit afgetekend gezien had onder zijn kledij. Dat zou zeker te zien moeten zijn geweest als het daadwerkelijk de afmetingen had van haar gedachten. Nu de priester zijn ceremonie af had gerond was ze weer een stap dichter bij dat gevreesde moment. Ze had echt geprobeerd om het hier met haar moeder over te hebben. Die had haar even geknuffeld en gezegd: “Och, hij is waarschijnlijk toch impotent. Met al dat gewicht.”
Auda kende het woord niet, maar begreep de strekking wel. Ze wist alleen niet of ze daar wel zo blij mee moest zijn, want ergens wilde ze nog steeds weten wat het huwelijkse leven nu precies in zou gaan houden.
Gelukkig voor haar wachtte er eerst nog iets anders. Het huwelijksmaal. Colin leidde haar, haar familie en de ontelbare gasten naar het huis dat ze voortaan het hare mocht noemen. Zoals verwacht konden ze meteen aan tafel. De spijzen waren uitgelezen. Gevogelte zoals fazant en kwartel. Lichte, zoete salades en gerechten waar ze nog nooit van gehoord had, maar die wonderbaarlijk lekker waren. Het was echter haar echtgenoot die haar verbaasde. Auda had verwacht dat hij zich op de schalen zou werpen alsof hij uitgehongerd was en zich als een zwijn aan de trog zou laten gaan. In plaats daarvan at hij kleine hapjes, met zilveren bestek dat nauwelijks vies leek te worden. Op elke hap leek hij zich te verheugen en hij kauwde langzaam om de smaak zo lang mogelijk te behouden. Dit alles had tot gevolg dat de maaltijd urenlang duurde, maar het werd niet vervelend. Colin had gezorgd dat behalve de smaak ook de andere zintuigen gestreeld werden, door de beste minstrelen van de stad uit te nodigen. Zij zongen smartelijke liefdesliedjes, sommige traditioneel, andere gecomponeerd voor de gelegenheid en heel af en toe kwam er een liedje voorbij waarin de levenslust van de bruidegom en bruid werd opgehemeld en die voorspelden hen veel zinnelijk genot. Auda verloor gedurende de maaltijd een deel van de angst. Deels omdat haar echtgenoot haar zo meeviel, anderzijds omdat ze de gangen wegspoelde met een wijn die wat koppiger was dan ze gewend was. Een niet onaangenaam gevoel van lichte dronkenschap had zich meester van haar gemaakt en ze had nauwelijks in de gaten dat de meeste gasten zich discreet uit de voeten maakten, zodat bruid en bruidegom zich naar het huwelijksbed konden begeven.
Colin leidde haar, met zijn worstenhandje zachtjes op haar arm. Hij rook lekker, naar kruiden. Een tikje licht in haar hoofd liep Auda naast hem en volgde waar hij heenliep. Het slaapvertrek waarin ze terecht kwamen was even groot als het gehele huis waarin ze was opgegroeid. Auda keek rond. Zachte tapijten op de vloer en aan de muur, kasten zo ruim als kamers en in het midden een hemelbed waar zelfs haar omvangrijke echtgenoot drie keer in paste. Bij het zien van dit bed echter kroop de angst weer omhoog, want nu zou het gebeuren… Haar echtgenoot had haar arm losgelaten en ze was het bed tot op een pas genaderd. Zonder te weten waarom stak ze haar hand uit en streelde ze de dekens. Ze waren zacht. En wit. Maagdelijk wit, zoals zijzelf was, ondanks haar rode jurk. Ze vroeg zich af of ze de volgende morgen in bloed gedrenkt zouden zijn. Het vreemde geluid achter haar deed haar omdraaien. Colin had ergens nog een schaaltje vandaan gehaald en nam met een zilveren lepeltje muizenhapjes van een chocolademousse. Daar had hij meer aandacht voor, dan voor de bruid die voor hem stond. De situatie was zo absurd dat Auda een gegiechel niet kon onderdrukken. Een zenuwsnik ontsnapte haar. Colin keek van zijn maaltijd op en leek haar voor het eerst te zien. Hij bood haar het schaaltje aan. “Wil je ook een hapje? Het is altijd veel lekkerder om iets te eten als er iemand met je mee-eet.” Auda vroeg zich af of hij nu letterlijk over eten sprak, of dat hij een parallel trok met de huwelijksnacht. Midden in een giechel stopte ze. “Eh nee, nee dank u.” Colin nam het lepeltje weer tussen duim en wijsvinger en nam nog een hapje. “Ik snap het. Dat is de pest met chocolade. Je wordt er dik van. Ik heb er al te veel van gegeten om mijn figuur terug te winnen. Maar ik snap dat jij jezelf niet wilt bederven.”
Hij schraapte het laatste beetje uit het schaaltje. “Daarnaast, twee van mijn postuur zou dat bed wellicht niet houden.” Toen hij hun bed noemde voelde Auda alle kleur wegtrekken uit haar gezicht. De wijn en het eten roerden zich in haar maag en ze hoopte dat ze alles binnen zou houden. Maar voor de derde keer die dag verraste haar echtgenoot haar. “Geen angst. Ik zal je niet aanraken. Maar dat wist je waarschijnlijk al.” Auda keek hem aan. “Mijn heer?” “Je bent vast niet met me getrouwd omdat je me zo’n aantrekkelijke man vindt. Ik snap dat een man als ik, die geen knappe maar wel een rijke man is, zijn bruid zal moeten behagen op een andere manier. Anders werkt het niet. Het geeft niet. Mijn goud is eerlijk verdiend en in tegenstelling tot jouw schoonheid niet aangeboren. Ik heb het opgebouwd met duiten en koperstukken. Jij hebt je schoonheid te danken aan de Goden. Ik schaam me er dus niet voor om mijn goud te gebruiken om comfort en status te kopen en jij gebruikt je schoonheid op eenzelfde manier.” Auda was op slag nuchter. En boos. Deze achteloze analyse van hun situatie maakte hun huwelijk een simpele rekensom. Ze was niet meer bang voor hem en voor wat hij haar kon aandoen met zijn gewicht. Maar de belofte van hartstocht, zelfs dat kleine sprankje hoop dat ze daarop gekoesterd had, doofde. Ze wist niet wat te voelen. Colin keek haar aan. “Ik heb je beledigd. Dat was niet mijn bedoeling en ik bied je mijn verontschuldigingen aan. Ik zeg soms dingen die helemaal verkeerd overkomen. Maar ik wil je vragen: Er zijn Zes Goden. Vier van hen zijn niet betrokken bij het huwelijk. De Jager heeft niets te zoeken in het huwelijksbed. De Krijger hoort er niet, maar is er te vaak. De Bedrieger is de doodsteek voor het huwelijk. De Wijze wordt veronachtzaamd, terwijl bij liefde een dosis wijsheid komt kijken en dat is wat ik net bedoelde. De Schone wordt geprezen, omdat de liefde mooi is en dingen creëert. Maar er is een Zesde God die er wel bij betrokken wordt.” “De Heerser”, fluisterde Auda. Ze had dat altijd vreemd gevonden. “De Heerser”, beaamde Colin. “Ja, hij hoort erbij. Een huwelijk is gebaseerd op gevoel, zeggen de dichters. Liefde, passie, genegenheid. Misschien hebben ze gelijk, maar met liefde kun je niets kopen en verliefde lieden sterven net zo snel van de honger als ouwe vrijsters. Als het erop aankomt zijn de huwelijken die als een Verbond staan, zoals de Heerser ons leert, veel succesvoller.” Auda keek hem ongelovig aan. “U bent koud.” Hij schudde het hoofd. “Realistisch.” Auda dacht aan de rest van haar leven. Eenzaam en alleen. Maar vooral dacht ze aan het vuur dat zou doven voordat het goed en wel gebrand had. Hij leek haar teleurstelling aan te voelen. “Waar denk je aan?”
Ze kon hem niet antwoorden. Het idee alleen al dat hij haar teleurstelling zou fileren en ontleden was teveel. Maar haar woorden waren niet nodig. Hij leek haar gedachten al te lezen. “Je denkt dat je voorgoed in een kil huwelijk zit? Ah, echtgenote, daar vergis je je in. De passie is niet zo makkelijk te onderdrukken en ook de Heerser moet zich er soms aan onderwerpen. Laat me je vertellen over een ander huwelijk dat ooit gesloten is en dat het aanzien van de wereld veranderde.”
Colin zette zich in een fauteuil die in de kamer stond. Hij begon zacht te spreken. Zijn stem was laag en sonoor, maar ondanks haar boosheid voelde Auda dat ze ernaar moest luisteren.
Lees verder: De Tiende Huwelijksnacht - 2
Trefwoord(en): Huwelijksnacht,
Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10