Door: Keith
Datum: 23-10-2019 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 13683
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 42 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 42 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 98
De volgende ochtend werden we om negen uur wakker. Ondanks het smalle bedje hadden Joline en ik prima geslapen en waren we er niet uitgedonderd. Tijdens het aankleden zei Joline tegen me: “Kees… Die weduwe van jouw loopmaatje… Daar wilde jij nog een keer naar toe. Waar woonde zij ook alweer?” Ze verraste me. “Barneveld.” “Nou, we zijn nu toch in de buurt. Als je haar rond tien uur eens belt of het schikt?” “Poeh! Dat is even… Nou ja, je hebt gelijk. Gaan we doen! En als het vandaag net kan, dan in ieder geval een afspraak maken. Goed idee van jou!” Ze gimlachte. “Ik ben de gasten voor onze bruiloft aan het veilig stellen, meneertje… En daarna terug naar Malden: nog even kijken bij mijn ‘tempeltje’.” Ik dacht even na. “Met nog een tussenstop, lieverd: Loenen. Ook dáár nog even kijken.” Ze knikte. “Is goed. Bloemen meenemen.”
Tijdens het ontbijt vertelden we onze plannen. Pa en Ma keken ons aan. “Dát is een pittig programma, jongelui…” Ik knikte. “Klopt. Maar ik ben al veel te lang niet in Barneveld geweest. En we willen haar vragen of zij en haar twee kinderen ook op onze bruiloft komen.” Pa keek me lang aan. “Daar doe je goed aan, knul.…” Ma knikte alleen maar. Het was even stil aan de ontbijttafel.
Joline keek Melissa aan. “Hé schoonzus… Wanneer kom jij bij ons voor een meidenavond? Dan schoppen we Kees de deur uit en gaan wij leuke dingen doen.” Mel keek even in haar agenda. “Vrijdag, kan dat? Dan kom ik na college jullie kant uit.” Joline knikte. “Is prima! En dan slaap je bij ons, begrepen?” Ze keek naar mij en ik begon breed te grijnzen. “Waarom lach jij zo geniepig, meneer Jonkman?” Ik zei maar twee woorden: “Vrijdag… Dansles?” Joline zuchtte. “Oh ja… Nou ja, dan komt die dansles maar een week later. Er zijn belangrijker dingen in het leven dan salsa.” Melissa gniffelde. “Je hoeft hem niet de deur uit te werken, Jo. We kunnen hem ook samen dansles geven…”
Ik keek wanhorig naar Pa en Ma. “Hélp! Kan ik vrijdag hier slapen?” Ma schudde haar hoofd. “Nee jongeman. Je laat je maar eens leiden door je vriendin. Is goed voor je.” Ik haalde m’n schouders op. “Nou ja… Misschien moet ik wel overwerken, wie weet…” Joline kneep haar ogen samen. “Jij gaat niet op vrijdag overwerken, vriendje. Want wie weet heeft dan een volgende receptioniste pech met haar auto en zit je voor ik het weet wéér bij Meerkerk naar mooie benen te kijken. Alleen dan andere. Niks ervan!” Ik keek beteuterd. “Shit, ze heeft me door. Goed schat, natuurlijk schat…” “Mooi, dat is geregeld”, zei Joline zelfvoldaan. “Mel, jij komt bij ons logeren en wij gaan dansen. We moeten die knul toch een béétje op het paard helpen voordat hij daadwerkelijk de dansschool betreedt…” Pa keek haar aan. “Wie van jullie tweeën is het paard, Joline? Jij of Mel?” Melissa trommelde demonstratief met haar schoenen. “Kijk uit, Pa… Gisteren heb ik al de voet van een manspersoon gemold… Dat kan vandaag ook hoor!”
Grinnikend vervolgden we het ontbijt en daarna deden Joline, Melissa en ik de afwas. Om tien uur pakte ik mijn telefoon. “Ik ga Barneveld eens bellen.” Ik zocht het nummer op en hoorde even later: “Met Betty, goedemorgen…” “Dag Betty, je spreekt met Kees Jonkman.” Het was even stil. “Kéés! Da’s lang geleden…” “Daar heb je helemaal gelijk in en ik schaam me ook een beetje daarvoor. En daarom vraag ik: heb jij tijd en gelegenheid om vandaag even bij te kletsen?”
Ze antwoordde meteen. “Ja, natuurlijk! Hoe laat?” “Nou… Ik ben nu bij mijn ouders in Amersfoort; als ik over een uurtje ga rijden ben ik rond half twaalf bij jullie.” “Wacht even, hoor… ik vraag het even aan de jongens…” Er was wat geroezemoes hoorbaar en toen was ze er weer. “Rond half twaalf ben je welkom. Adri en Wilma zijn er ook. Dan zien we je straks… Leuk!”
“Hohoho, Betty, nog niet ophangen… Ik kom niet alleen. Tenminste: mag ik mijn aanstaande vrouw meenemen?” Het was even stil. “Kees, jij bent hier inderdaad te lang niet geweest. Natuurlijk mag ze meekomen. Graag zelfs. Leuk! Nogmaals: we zien jullie straks!”
Ik verbrak de verbinding en keek Joline aan. “Leuk mens. En twee leuke kinderen. Hoewel… kinderen… Die zijn nu… even denken… Adri zal 19 zijn, Wilma 17 of zo. Toen ik er de laatste keer was, zaten ze allebei zwaar in de pubertijd. Had Betty het niet makkelijk mee. Maar zo te horen is dat wat veranderd…” Joline keek me aan. “Het lijkt me leuk, Kees. En wil je samen met hen naar Loenen gaan?” Ik haalde mijn schouders op. “Dat weet ik niet, schat. Dat laat ik van hen afhangen. Als zij samen willen: prima. Willen ze niet: ook prima, dan gaan wij samen.” Joline knikte. “Is goed. Wél even iets nets aantrekken. We kunnen niet in spijkerbroek en trui aankomen. Even naar boven, omkleden en jouw kamer weer in nette staat brengen. Húp!” We ruimden boven even op, haalden de stofzuiger nog even door de kamer heen en kleedden ons om: Ik in m’n blauwe pak en Joline in haar blauw/oranje combinatie. Toen waren we klaar.
Ik klopte bij Melissa op de deur en stak mijn hoofd om de hoek. Ze zat achter haar beeldscherm. “Oh, Kees… Rob wil je nog even spreken!” Joline en ik kwamen de kamer in en het hoofd van Rob was op de laptop te zien. “Hé, daar is de eenmalige date van mijn meissie… En mijn lieve zusje… Hoi allebei!” Hij zwaaide. “Dank je wel voor de service aan Melissa, maat.” “Graag gedaan, Rob. Voor een nieuwe collega moet je wat over hebben, nietwaar?” Hij grinnikte gevaarlijk. “Ik heb de foto’s gezien die jullie voor vertrek gemaakt hadden. Slecht voor m’n gemoedsrust, vriend! Het was dat het hoofd van Joline op de laatste foto zichtbaar was, anders had ik er iets van gevonden!”
Joline gniffelde. “Jij weet niet hoe goed hij is met photoshop, broertje…” “Trut! Doe iets nuttigs! Ga de was ophangen of zo! Ik zit hier verdomme in m’n hut nog steeds heen en weer te schommelen en voor koffie moet ik nog steeds naar de kombuis omdat ik met deze zeegang in m’n hut geen koffie kan zetten… En die troep uit de kombuis is niet te zuipen. Nou dan heb je een indicatie wat mijn humeur is…”
“Ongeveer recht evenredig met de temperatuur op de Noordpool in de eerste ijstijd?” Hij knikte. “Ja, zo ongeveer. Het goeie nieuws is dat ik over twee weken al thuis kan komen. Ik had nog wat extra verlofdagen verdiend; daar had ik geen rekening mee gehouden. We zijn nu onderweg richting Florida, daarna nog een stukkie Amerikaanse kust en daar ergens zal ik van boord gaan. Ben ik blij mee, en die rooie daar naast jullie ook.”
Ik keek even naar Mel. Die zat inderdaad te stralen. “Goed om te horen makker. Even een tip: als je weer koffie kunt zetten: maak dan een goeie, volle bak en gooi een deel in een thermoskan.”
Rob’s gezicht werd droevig. “Zeg toekomstig collega… Dacht jij dat ik daar niet allang aan gedacht had? Ik heb zo ongeveer alles geprobeerd om koffie warm te bewaren, schommelvrij bij windkracht 9 te zetten tot en met een cardanisch opgehangen koffiezet-apparaat aan toe. Tot nu toe: geen succes.” Ik grinnikte. “Dan stel ik voor dat dát je eerste project bij DT wordt. Kun je blijkbaar goudgeld mee verdienen. Zeker onder machinisten…” Ik kreeg een por van Melissa. “Zeg Kees, voordat jij Rob z’n humeur nog verder onderuit zit te halen: opbokken met je schatje, dan kunnen wij ten minste weer tegen elkaar vertellen hoe lief we elkaar vinden. Wegwezen!” “Doei, broertje!” riep Joline snel. “Tot snel, Rob!” “Ja, de groeten, mafketels. En Kees: dank je wel. En dat méén ik!” Ik stak m’n duim op. “Mel, tot vrijdag!” En gemeen als ik was, voegde ik er aan toe: "Gaan we weer dansen... Leg dat maar uit aan die stookolieslurper..." Snel sloot ik de deur achter ons. Joline keek me kort aan. "Wat ben jij een vuile rotzak..."
Even later, na afscheid te hebben genomen van Pa en Ma, reden we richting Barneveld. “Vertel me even iets over Betty en haar kinderen, Kees. Ik wil een beetje voorbereid zijn.” Ik dacht even na. “De eerste keer dat ik haar zag, was één dag na mijn terugkomst uit Afghanistan. Het was toen twee maanden geleden dat hij gesneuveld was. Ik ging er met lood in m’n schoenen heen, maar ik moést. Van mezelf. Dat was ik verplicht aan hem. Ik wist hoe Betty er uit zag; Peter had een grote foto van hun gezin boven zijn bed hangen. Een leuke vrouw, lieve lach. Toen ik aanbelde keek ze me aan alsof ze een geest zag. “Jij bent Kees!” was het eerste wat ze zei. Ik snapte er geen lor van, want we hadden elkaar nog nooit gezien Het bleek dat Peter het een en ander over mij naar huis gemaild had, inclusief een paar foto’s, waarop we samen liepen. Ik mocht binnenkomen en ze maakte koffie. Op de schoorsteenmantel een grote foto van Peter in Afghanistan. Ik wist exact waar die foto gemaakt was: vlakbij de ingang van het kamp. Ik had verdomd veel moeite om niet te janken; op die foto stond hij ten voeten uit: de sergeant-majoor; trots op wat hij deed, maar ook een klein lachje op zijn gezicht. En ik kende dat lachje; als je dat zag wist je dat er een rake opmerking zou komen.
Ik heb minuten naar die foto staan kijken. Toen raakten we aan de praat. Betty vertelde een beetje door welke hel ze was gegaan. Maar ook hoe ze door het bataljon enorm geholpen was met van alles. We hebben tijdens dat gesprek samen kunnen lachen. Een paar maanden later ben ik, samen met Fred, én Betty, en de kinderen, Adri en Wilma naar zijn graf gegaan. Op een hele mooie lentedag. Vogels floten, alles was fris en groen… En dan sta je bij de grafsteen van je maatje. Dáár heeft ze me bedankt dat ik ‘Amazing grace’ heb gespeeld tijdens de ‘Ramp-ceremony’ op het vliegveld. Ik had het er niet met haar over gehad; het was voor mij nog steeds te vers; anderen hadden haar dat later pas verteld. Samen hebben we daar een potje staan janken. Maar dat was goed. Toen we in Barneveld afscheid namen zijn Fred en ik naar Oirschot gereden en hebben samen een krat bier leeggemaakt...”
Ik moest grinniken. “De volgende dag was het maandag, en begonnen we altijd met een vijf kilometer veldloop. Die ging die dag wat minder soepel dan anders…” Ik startte de motor. “We kunnen weer. Je zal Betty wel mogen, denk ik.” Een kwartier later parkeerde ik de auto in het winkelcentrum van Barneveld. “Een bos bloemen meenemen, en een doos chocola.” Toen dat gelukt was, reden we door naar Betty. We stapten uit en de voordeur ging open. Betty stond breed lachend in de deuropening. “Kees! Da’s te lang geleden, vriend!” Ik liep naar haar toe en gaf haar een hand. “Je hebt helemaal gelijk. Mea culpa en zo. Maar om dat goed te maken heb ik iemand meegenomen: Joline mijn aanstaande vrouw. Joline, dit is Betty, Betty, dit is Joline.” Beiden gaven elkaar ook een hand. “Kom binnen, mensen… hartelijk welkom! Koffie?” “Eerst even een bos bloemen, dame. En een doos bonbons. Alsjeblieft.”
Betty lachte zachtjes. “Maar goed dat jullie met z’n tweeën zijn. Als je alleen hier aan was gekomen, Kees, met zo’n bos bloemen, had de straat gegonst van de geruchten… Maar: ga lekker zitten en vertel, dan maak ik ondertussen de koffie af.” “Wat moet ik vertellen, Betty?” Ze keek even om. “Hoe jij zo’n knappe dame heb versierd, natuurlijk!” Ik keek Joline aan en die grinnikte. “Zal ik het maar vertellen? Anders krijg je een wat ‘gekleurde’ versie van het verhaal te horen…”
Ik zuchtte overdreven en Betty moest lachen. Joline vertelde kort hoe we elkaar ontmoet hadden en in grove lijnen onze belevenissen van de afgelopen maanden. “En maandag gaan we weer aan ’t werk. Met een betaalde duik in een zwembad tijdens een of andere helikopter survival training, verdorie…” Ondertussen stond de koffie voor ons. Betty keek ons aan. “Leuk dat jullie hierheen wilden komen. Even bijkletsen met de protegé van Peter.” Ik wees Joline op de foto. “Dát is ‘m. Mijn mentor.” Ze stond op en keek, draaide zich toen om naar Betty. “Jij had een fijne kerel, zo te zien.” Betty knikte. “Ja. Een fijne vent, goeie vader van zijn kinderen, ook al was hij wel eens te streng in mijn ogen. ‘Niet goed is opnieuw’ was zijn lijfspreuk.” Joline keek naar mij. “Waar heb ik die eerder gehoord?” Ik grinnikte en keek Betty aan. “Ik hanteer ‘m ook nog wel eens…”
Er klonk gestommel in de keuken en even later ging de deur open. Een gedrongen knul en een stevige jongedame kwamen binnen. “Kees!" Ik stond op. “Nou, dame en heer… Het is aan jullie te zien dat ik te lang niet geweest ben! Potverdorie… De vorige keer waren jullie nog pubers, nu zijn jullie…” Wilma knipoogde. “Jaja… Grote mensen geworden. Hoi Kees.” Ze gaf me een hand, gevolgd door Adri. “Mag ik jullie voorstellen aan Joline? Zij heeft toegezegd dat ze dit voorjaar wel als ‘mevrouw Jonkman’ door het leven wil gaan.” Joline gaf hen een hand. “Hoi. Ik ben Joline.” Met de jeugd erbij kletsten we even over hun wel en wee. Ja, ze misten Peter ook nog steeds, maar de wond lag niet meer zo open. “... We moeten door, Kees. En sinds een half jaar ken ik een aardige vent uit Putten waarmee het bijzonder goed klikt. Wie weet…”
Ze bloosde.
“Jaja, moeder is op vrijersvoeten!” Adri grinnikte, maar Wilma zei simpel: “En dat is prima.” “Ik ben blij voor je, Betty. Als jij weer een beetje plezier kan hebben in het leven…” Ze knikte. “Het was moeilijk zat. Maar deze twee kanjers hebben me de laatste jaren ontzettend geholpen!” Ze keek trots naar haar kinderen. Zo praatten we nog even door, tot ik op een gegeven moment wat aarzelend zei: “Betty, wij komen hier niet zomaar. Ten eerste heb ik Joline veel over Peter verteld, en ze was benieuwd wie jij was, maar ten tweede… Mogen wij jullie uitnodigen op onze bruiloft? We hebben nog geen datum, maar ergens eind Mei, begin Juni zal het gebeuren. Zouden jullie onze gasten willen zijn?”
Ze keek ons aan. “Een jaar geleden had je me dat niet moeten vragen, Kees. Maar nu kan ik zeggen dat me dat heel leuk lijkt!” Ze keek vragend naar Adri en Wilma. “En jullie?” Beiden knikten. “Mooi. Dan is dat bij deze afgesproken. Jullie krijgen zo snel als mogelijk de datum door.” Joline vulde aan: “En dan willen wij graag dat jullie de complete bruiloft erbij zijn! Als eregasten.” Ik knikte. “Zo zouden we Peter ook hebben uitgenodigd. En als je wilt, is jouw vriend ook uitgenodigd.”
Betty keek twijfelend. “Rustig aan, Kees…” Ik grinnikte. “Daarom zei ik ook: ‘als je wilt.’ We willen een en ander niet forceren.” Even later stonden we op om afscheid te nemen. “Wij rijden nog even naar Loenen”, zei ik simpel. Betty knikte. “Daar doe je goed aan, Kees. Hij zal het waarderen. Wij zijn er vorig weekend geweest.” Ze gaf geen teken dat ze mee wilde en dat was goed. Met een knuffel voor zowel Joline als voor mij nam ze afscheid. Adri gaf ons een hand, Wilma een knuffel. “Dank voor jullie bezoek en voor de uitnodiging. En sterkte met alle voorbereidingen!” Joline glimlachte. “Valt mee hoor. Wij willen geen van beiden een over-the-top knalfeest waarbij alles tot op de seconde moét kloppen. Het moet een feest zijn. Ook voor ons, tijdens de voorbereidingen. En gaat er iets mis, nou… dan gaat er toch iets mis? Dan dondert de bruidegom maar van het podium en breekt een been of zo…” Betty lachte. “Ik ben benieuwd!” Ze zwaaide en deed de deur dicht toen wij instapten.
Eenmaal buiten Barneveld zuchtte Joline. “Hé schoonheid… What’s up?” “Ik zag er best een beetje tegenop, Kees. Maar: leuke vrouw, leuke kinderen. En Adri lijkt op z’n vader. Hetzelfde lachje.” Ik knikte. “Ja, nu je het zegt…” Al pratend reden we rustig richting Loenen. In het dorp kocht ik vijf rozen. Op een vragende blik van Joline antwoordde ik: “Ja, vijf stuks. Een van Betty, twee van hun kinderen, een van jou en een van mij.” Ze legde haar hand op mijn knie. “Prima, Kees.”
Een kwartier later stonden we bij Peter's graf. Een verwelkte bos bloemen lag er op. We verwijderden die, na eerst gekeken te hebben of er een kaartje bij zat. Nee dus. We maakten de steen even schoon; hij was een beetje groen uitgeslagen. Een voor een legden we de nieuwe rozen er op. “Zo makker… Je kunt trots zijn op je vrouw en kinderen.” Dat was het enige wat ik zei. Joline drukte mijn hand stevig. Geen tranen dit keer, alleen een gevoel van verbondenheid.
We liepen nog even naar de graven van de collega’s van Ton en ook die maakten we schoon en netjes. Een kwartier later, weer bij de auto keek Joline me aan. “Zal ik rijden Kees, of…” Ik sloeg mijn arm om haar heen. “Hoeft niet, schat. Tenzij dat jij wilt rijden?” Ik gooide de sleutels naar haar toe. Ze ving ze op en keek me aan. “Geen last van emoties, Kees?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Peter is een hele goeie herinnering geworden. Geen pijnlijke plek meer.” Ze knikte. “Ik denk dat ik het begrijp… Ben er blij mee! Dan gaan we nu naar Malden, schat.” We stapten in. Joline reed zoals gewoonlijk vlot en zeker. “Ik ben benieuwd naar mijn ‘tempeltje’, Kees…” “Ik ook. Maar… Wil je in Veldhoven ook zoiets maken?”
Ze knikte. “Ja. Op het balkon. Ik heb al een hoekje in m’n gedachten: tegen de studeerkamer aan. Dat is een blinde hoek van het terras, doen we niets mee. Als we dáár nu eens een mooie grote plantenbak neerzetten met een aantal winterharde, vaste planten en plaats voor een paar vazen met bloemen…” Ze keek me vragend aan. Ik knikte. “Lijkt me een goed plan, schoonheid. En wat doe je in de winter?” “Oók daar mediteren! Koud of warm maakt me niet zo veel uit, hoor. En ik weet dat er binnen iemand zit die me altijd op kan warmen…” “Misschien zit die iemand wel naast je te mediteren. Is hij net zo koud als jij…” Ze giechelde. “Dan kunnen we elkaar opwarmen, liefje. Is ook prettig, toch?” Ik gromde. “Dan eerst allebei in bad. Ik heb geen zin in kouwe jatten tussen m’n benen.” Joline bleef giechelen. “Dan doe je toch een panty aan, schat…”
Kletsend reden we over de A325 tussen Arnhem en Nijmegen. Joline sloeg bij het van de Valk-hotel in Lent rechtsaf, waar ik normaal rechtdoor gereden zou zijn. “Waarom rij je zo?” Ze keek me aan. “Ik kén Nijmegen een beetje beter dan jij, schat. En bovendien: heb jij deze route wel eens gereden?” Ik schudde mijn hoofd. Joline vervolgde: “We rijden zo meteen over de brug ‘De Oversteek’. Rings a bell?” Ik dacht even na en schudde toen mijn hoofd. Ze lachte triomfantelijk. “Dan ga ik jou eens een lesje militaire geschiedenis geven, meneertje. We reden ondertussen met een aantal bochten de nieuwe brug over de Waal op. “Wat gebeurde hier in september 1944, Kees?”
Ik keek om me heen. “Oh, wacht even… De oversteek van Amerikaanse para’s over de Waal in kleine bootjes. Om de Nijmeegse verkeersbrug te veroveren…” Ze knikte. “Precies. En bij die oversteek zijn tussen de 30 en de 40 para’s omgekomen. Neergeschoten in hun bootje of verdronken in de Waal. Vrijwel exact op dezelfde plaats waar deze brug nu ligt. En om die mannen te gedenken, gaat elke avond bij zonsondergang de straatverlichting op de brug op een speciale manier aan. De eerste lantaarnpaal aan de Nijmeegse kant gaat aan en, in het tempo van een rustige voetganger gaan één voor één de lantaarnpalen richting Lent aan. Daar heeft de architect goed over nagedacht.
En elke avond loopt er minimaal één veteraan met die lampen mee de brug over. En soms, op belangrijke dagen, hele groepen veteranen. Exact in hetzelfde tempo als de lantaarns. Om die para’s te herdenken. En aan de overkant van de brug staat een monument. Na de oversteek loopt men naar dat monument en herdenkt de gesneuvelden van die oversteek… Ik las dat ergens in een krant, een aantal maanden geleden, nog voor wij elkaar leerden kennen. Het trof me diep. Een soort levend monument.”
Ik keek haar aan. “Wat mooi! Maar hoe krijgen ze die veteranen bij elkaar dan?” Ze haalde haar schouders op. “Dat weet ik niet. Zal wel op Internet staan, denk ik.” Ondertussen reden we al door Nijmegen heen. De route die Joline nam, was redelijk vlot. “Als je deze route nog een keer neemt, Kees: hou je aan de maximum snelheid, want de Gemeente Nijmegen heeft een nogal progressief beleid met betrekking tot snelheidsovertreders en heeft veel geïnvesteerd in camera’s…”
Ik grinnikte. “Dan pak ik jouw Mini wel.” Een grom kwam vanaf de bestuurdersplaats. “Vriendje, er is nog nooit een boete uitgeschreven op het kenteken van mijn mooie Mini. En dat wil ik graag zou houden, begrepen?” Ik beperkte me tot het standaard antwoord: “Ja schat. Natuurlijk schat”, wat me wéér op een grom en een snelle boze blik kwam te staan.
Korte tijd later stonden we weer voor de poort in Malden. Ik belde aan, Tony antwoordde met: “Is dat jouw auto, Kees?” “Ja. Met een blonde bestuurster. Komt het uit?” Er kwam geen antwoord, maar de poort ging open. Eenmaal boven op de heuvel kwam Tony de deur uit. “Stomme vraag, Kees… ‘Komt het uit’… Als het niet uitkomt zijn er twee mogelijkheden: óf we zijn niet thuis en je krijgt geen antwoord, of we liggen in bed.” Ik omhelsde haar. “Ik zal niet vragen naar de activiteiten daar, lieve schoonmoeder.” “Doe dat inderdaad maar niet. Grote kans dat je ook een draai om je oren krijgt”, hoorde ik achter me.
Rob stond op laarzen en in een ouwe overall achter ons, met Bengel kwispelend naast zich. Joline stapte uit en omhelsde haar ouders. “Zo, daar zijn we weer. Een beetje snel, maar we waren nog iets vergeten.” Tony keek nieuwsgierig. “Vertel ik zo wel, Ma. Heb je koffie?” “Weer een stomme vraag… grossieren jullie vandaag daar in? Kom maar binnen. Jij ook Rob, als je je overall ten minste uitdoet en je laarzen.” Ik hielp Tony even met de koffie en even later zaten we gezellig aan de keukentafel. Bengel met haar kop op Joline’s schoot.
“Zo. En vertel nu maar eens wat jullie vergeten waren.”
Rob en Tony keken ons aan. “Mijn plekje in de tuin, Pa… Dát was ik vergeten. Tijdens onze vakantie kwam het gesprek er op. We zaten uit te rusten bij een kapelletje met een Mariabeeld, vlak achter de invasiestranden. Zó vredig en sereen…Schil cntrast tussen al die bunkers en herinneringen aan oorlogsgeweld. Ik heb daar een boeket veldbloemen bij neergelegd en toen vertelde ik Kees dat ik hier ook zo’n plekje had. En bij alle bezoeken hier was ik dat glad vergeten. Is het er nog?”
Rob keek haar aan. “Wat dacht je zelf, dochtertje? We hebben dat samen heel goed onderhouden in de tijd dat je weg was. En dan bedoel ik: écht weg. En regelmatig bloemen neergezet. En de dag nadat jij voor het eerst met Kees hier was gekomen, hebben we daar een hele grote bos bloemen in een vaas neergezet. Als teken dat we zo blij waren dat je terug was…” Het was even stil.
Toen stond Rob op. “Kom.” Achter hem aan liepen we rustig de tuin door. Helemaal achterin was een smal paadje tussen struiken door. Twintig meter verder, in het bos, verscholen achter de struiken was een kleine open plek. Een grote platte, witte natuursteen met daarnaast een paar vazen, half ingegraven. In één van de vazen verse bloemen. Het was er doodstil. Joline pakte mijn hand en ik keek haar aan. Tranen stonden in haar ogen. Toen deed ze een stap naar voren en omhelsde Rob en Tony. “Dank jullie wel. Voor het onderhouden van dit plekje. In die maanden dat ik jullie had verlaten, heb ik hier heel vaak naar verlangd. Om weer even hier te zitten. En toen ik weer terug was, was ik zo blij dat ik dit plekje compleet heb vergeten, stomme, ondankbare muts die ik was…”
Rob streelde haar haren en zei zachtjes: “Wij zijn het niet vergeten, schat. Wij hebben hier in die maanden heel vaak gezeten. Biddend en hopend dat je terug zou komen… En toen je terug was, met Kees, en toen Rob en Ton met Clara en Melissa op de proppen kwamen, zaten we hier wéér… Alleen toen héél blij. Er was altijd een vaas die vol was…”
Tony vulde zachtjes aan: “En wij waren niet de eigen die hier vaak waren. In de maanden dat jij weg was, Joline, lag Bengel hier heel vaak. Als ze niet binnen was, wisten we waar we haar konden vinden: hier, liggend op de steen. Weer of geen weer. Sinds dat jij weer terug was, heeft ze hier nooit meer gelegen. Kwam ze hier wel, als wij hier bezig waren, maar dan snuffelde ze even, kwispelde en liep dan weer het bos in. Héél apart. En dan zeggen ze nog dat honden stomme dieren zijn…” Bengel zat tussen ons in en ik bukte me om haar aan te halen. “Je bent een goeie hond, Bengel.” Ze keek me aan en likte mijn hand.
Joline ging op haar knieën zitten en omhelsde de hond. Zei niets, maar duwde haar gezicht in haar vacht. Bengel’s staart kwispelde heel langzaam. Tony en Rob knipoogden naar me, draaiden zich om en liepen langzaam terug naar huis. Ik zag Joline’s schouders schokken en ging naast haar zitten, Bengel tussen ons in.
Na een paar minuten keek Joline op. “Kees…” Ik omarmde haar. “Je bent nu pas helemaal thuis, schat.” Ze knikte. “Alsof het laatste ontbrekende puzzelstukje op z’n plaats viel.” Ze keek naar Bengel. “En jij bent een schat van een hond, Bengel… Je bewaakte mijn plekje. Dank je wel, mooi beest. Kees, wij gaan nóg een vaas vullen.” We liepen terug naar de bloemenborder. Joline plukte een groot aantal bloemen, ik vulde ondertussen een vaas met water. “Chrysanten, Kees. Herfstbloemen. Maakten me vroeger altijd wat triest, want het waren de laatste bloemen die bloeiden. Maar nu…”
Ze schikte de bloemen in de vaas en we deden een paar passen naar achteren. “Mooi.” Toen draaide ze zich naar mij om. “Help me herinneren dat we, telkens als we hier zijn, even hierheen gaan, Kees.” Ik knikte. “Ik denk niet dat ik je hoef helpen herinneren, lief. Maar ik zal je met alle liefde helpen om ook zo’n plekje in Veldhoven te maken.” Ze knuffelde me even. “Kom. We gaan naar Pa en Ma. De schatten…” We liepen langzaam terug, Bengel liep rustig mee. Eenmaal in de keuken was het even stil. “Zoals Kees net zei: ‘een puzzelstukje is op z’n plaats gevallen.’ Ik ben weer helemaal thuis, lieve Pa en Ma.”
Rob omhelsde haar. “Daar zijn we héél blij mee, kleintje…” Tony legde haar arm om mij heen. “En daar heb jij aan meegeholpen, vriend. Zijn wij ook heel blij mee.” Ik kuste haar. “En wij zijn blij met jullie, schoonmama…” Ze keek me afkeurend aan. “Kees, zo wil ik never niet aangesproken worden. Geeft bijzonder onprettige associaties. Een ‘schoonmama’ is per definitie lelijk, heeft haar man bijzonder stevig onder de duim en is uiterst wantrouwend tegen de knul die haar dochter gaat trouwen. En na het huwelijk wordt dat alleen maar erger. Flik me dat dus niet meer, duidelijk?”
Ik keek in haar félblauwe ogen en begon zachtjes te grinniken. “En stop met dat gehinnik! Je bent geen paard!” Ik legde een arm haar schouder. Joline’s ogen begonnen te lachen; die had een vermoeden wat er zou volgen. “Lieve Tony. Van jouw definitie klopte in ieder geval de tweede zin. Ontken het maar eens.” Haar ogen begonnen gevaarlijk te flikkeren. “Jij speelt met vuur, vriendje van mijn dochter…” Rob en Joline schaterden. “Geef het maar toe, Tony. Hij heeft gewoon gelijk. Ik heb hier altijd het laatste woord: ‘Natuurlijk, schat’. Ze draaide zich naar Rob om en snauwde: “Aan jou heb ik ook niks!” Hij liep naar haar toe en nam haar van me over. “Je hebt gelijk, schat…”
Joline en ik proestten het uit. “Tony, de rest van jouw definitie klopte van geen kant, dus ben ik wel blij met de moeder van mijn liefje. En ik weet zeker dat dat voor mijn zussen ook geldt!” Ze keek me aan. “En waarom ben jij zo blij met de moeder van je liefje? Nu wil ik het weten ook!” Ik ging op een stoel zitten. “Heb je even? Ten eerste: ook met de pa van mijn liefje en de combinatie van jullie twee. Maar als ik jou zie, zie ik Joline over een jaar of dertig. En daar ben ik best wel blij mee. En verder zijn jullie, maar dat heb ik al vaker gezegd, een mooi stel mensen. Verder ga ik lekker niet, want dan gaan jullie naast je schoenen lopen.”
Tony bromde. “Hmmm… we zullen het ermee moeten doen, Rob! Maar Kees, vertel eens: Jij bent gisteren als ‘Rob junior’ door het leven gegaan… Hoe was dat?” “Nou, in feite niet. Voordat ik ook maar iemand voor kon liegen dat ik het vriendje van Mel was, vonden een paar klootzakjes dat de dames wél, maar wij als heren niet naar binnen mochten. Twee van lui probeerden Claar en Mel naar binnen te trekken, terwijl Ton ik te horen kregen dat we niet welkom waren. De dames hebben toen gebruik gemaakt van hun geheime wapens: de twee die hen mee wilden nemen kregen allebei een scherpe naaldhak in hun voet. En als ik zeg ín hun voet, is dat letterlijk bedoeld. Het bloed zat aan Melissa’s hak. Vervolgens kregen ze nog een handvol scherpe nagels over hun gezicht; die waren uitgeschakeld. En een kwart seconde daarna werden Ton en ik aangevallen door twee andere klootzakjes. Sportschooltypes. Spiermassa omgekeerd evenredig aan het aantal hersencellen. Hoewel... het waren 2e jaars studenten... Nou ja, ze waren in ieder geval zo stom om Ton en mij te vallen. En die hebben wij met hun neus hard op de stoeptegels laten neerkomen. Beiden kleurden hun colbertjes mooi rood. Vervolgens alle vier vastgebonden tot de politie kwam. We werden verhoord, maar gelukkig waren er behoorlijk wat getuigen. Wij konden na een halfuurtje onze weg vervolgen. Die vier huftertjes niet; bloedend en wel mochten ze in een busje mee naar bureau. En daarna kwam het moeilijkste deel van de avond.”
Rob keek nieuwsgierig. “En dat was?” Ik trok een somber gezicht. Ik werd door Mel de dansvloer opgetrokken en kreeg een stoomcursus cha-cha-cha. Vervolgens door Claar een intensieve cursus ‘hupsen op rockmuziek’ gevolgd door twee sessies ‘intiem dansen met je zussen’. Daarna nog een paar lessen, waarvan ééntje een Weense wals was, de rest moet je me schuldig blijven. Vraag maar aan de dames.” Tony keek naar Joline. “En wat vond jij hiervan, dochtertje?” Joline haalde haar schouders op. “Ik had Mel zelf toestemming gegeven om Kees een avond te lenen, dus… En die machinekamer-baas was er, achteraf, ook blij mee. En die dans-sessies: wie weet heb ik daar voordeel van!”
Rob senior keek serieuzer. “Dit is het derde geweldsincident waarbij je betrokken bent, Kees. Die keer in je studie, de gevangenneming van Holtinge en nu dit… Jouw naam wordt nu wel in één adem met geweld genoemd.”
Ik haalde mijn schouders op. “Het incident tijdens mijn studie: tijdens de civiele zaak die beide klootzakjes tegen mij aanspanden ben ik voor de volle 100% vrijgesproken van alle kwaadsprekerij die de advocaten van de tegenstanders naar me toe slingerden. Ik zou uiterst gewelddadig zijn, labiel, een kort lontje hebben… Nou ja, noem alle persoonlijkheidsstoornissen maar op die te maken zouden kunnen hebben met PTSS. Gelul. Mijn advocaat heeft er gehakt van gemaakt. Hij heeft zo ongeveer letterlijk mijn militaire staat van dienst voorgelezen. Daarna was het redelijk stil aan de overkant. En de rechter heeft me in zijn vonnis een loeier van een compliment gemaakt over mijn functioneren tijdens mijn missies én tijdens dat incident in Eindhoven.
Het geval Holtinge: ja, op de rand van de wet, maar niemand kon daar ook maar één speld tussen krijgen. Hij was bewapend met een geladen pistool, weet je nog? Dat neem je niet mee om er gezellig mee te kwartetten.
En nu dit incidentje: minimaal acht getuigen die verklaarden dat onze opponenten Claar en Mel tegen hun wil mee wilden nemen én dat die andere twee klootzakjes óns aanvielen. Ik denk dat ze wel honderd keer nadenken voor ze iets tegen de meiden, Ton of mij willen proberen.”
Ik keek grimmig. “Rob, ik ben normaal een uiterst vredelievend mens. Ik wéét wat voor ellende geweld met zich meebrengt. Maar als iemand het lef heeft om één van mijn familieleden of vrienden kwaad te doen, gaat hij niet weten wat hem overkomt. Ik ben weliswaar geen militair meer, maar de spreuk ‘Beschermen wat je dierbaar is’ staat in mijn hart gegrift.”
Ik haalde diep adem en Joline kwam naast me staan. “Het laatste kan ik beamen, Pa. Ik heb nu twee keer meegemaakt dat iemand rot deed tegen mij of een de collega’s; diegenen dat flikten kregen eerst een duidelijke hint om te stoppen met hun gedrag; toen die niet het gewenste effect had, een enorme uitbrander waar de honden geen brood van lusten. Dan speelt Kees even voor ‘persoonlijke duivel’, hij wiens CV te vinden is in stookruimte 13 van de hel. Ik ben er één keer zelf bijgeweest: het lijdend voorwerp werd binnen een seconde lijkbleek. De andere keer heb ik alleen maar gehoord, en dát lijdend voorwerp kwam bibberend van angst mijn bureau binnen en was binnen een dag als een blad aan boom omgedraaid. Maak je dus geen zorgen over een eventueel strafblad van mijn aanstaande bruidegom; dat is er niet.”
Rob grinnikte. “Was ik ook niet bang voor, maar een waarschuwing op z’n tijd kan geen kwaad toch?” Ik keek hem aan. “Rob, ik heb in Bosnië en Afghanistan moeten opereren onder strikte ‘Rules of engagement’, oftewel regels wanneer wel en wanneer niet geweld toe te passen. Daar ben ik nooit overheen gegaan. Die regels gelden hier in Nederland ook, alleen zijn ze wat strikter. Ik hou me aan de wet. Maar ik heb geen compassie met lui die zich ten koste van mijn vrienden of familie niét aan de wet houden.”
Tony zei zachtjes: “Iets met een lief vogeltje wat plotseling een hele gemene havik blijkt te zijn, Kees?” Ik knikte. “Precies, lieve schoonm… ehhh… Tony.” Ze keek me streng aan. “Denk er aan, vriendje van mijn dochter: dat geldt ook voor mij, hoor!” Ik grinnikte. “Dat was een testcase, dame. Overigens, dat van dat vogeltje en die havik geldt onverkort ook voor jullie dochter, hoor.”
Ik vertelde van het incidentje in Brionne, waar Joline een oorvijg had uitgedeeld aan een straatschoffie wat haar liep te treiteren. “… die gaat lange, blonde en knappe vrouwen voorlopig uit de weg!” “Goed zo, meissie. Als kerels schunnige opmerkingen tegen je maken, moet je van je afbijten.” Tony keek waarderend naar Joline. “Nou, dan zal ik me voortaan maar inhouden…” zei ik zachtjes, waarop Joline reageerde met een vinnig: “Dat zou ik maar doen als ik jou was, Kees Jonkman! En nu ga ik nog even wat kleren uitzoeken!” Ze rende naar haar kamer.
Tony nam mij even apart. “Kees… Als je er geen antwoord op wil geven, is het ook goed, maar…” Ze keek aarzelend. “Je wilt vragen of ik mensen gedood heb, Tony?” Ze bloosde en knikte. “Het antwoord is ja, lieverd. In Bosnië zeven, misschien acht, in Afghanistan weet ik het niet zeker. Meer dan tien in ieder geval. En onder mijn leiding in ieder geval negen en dertig.” Ze schrok. “Afghanistan was toch een opbouwmissie?” Ik knikte grimmig. “Ja, zo werd het genoemd. Maar om iets op te kunnen bouwen, moet je wel zorgen dat de lui die dat tegenhouden, opgeruimd zijn. ‘Opbouwmissie’ was een politieke kreet om een aantal linkse partijen in de 2e Kamer over de streep te helpen. Politiek gezwets. Sinds de Korea-oorlog hebben Nederlandse militairen niet meer zo hevig gevochten als in Afghanistan.” “Dát lees je niet in de kranten, Kees…” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Maar Tony: als er militairen uitgezonden worden, is de kans groot dat er geweld wordt gebruikt. Die zijn daar voor getraind. Anders kun je namelijk beter een stel verpleegsters of een kudde welzijnswerkers naar zo’n land sturen.” Ze knikte. “Oké… ik begrijp het.”
Op dat moment kwam Joline naar beneden met drie plastic zakken met kleren. “Kees: het goede nieuws is: in mijn kledingkast hier zijn geen kleren meer te vinden die in aanmerking komen voor verhuizing naar Veldhoven. Het slechte nieuws is: deze drie zakken gaan wél mee.” Ze giechelde en ik rolde met m’n ogen. “Daar gaat weer een logeerkamer…” Rob gaf me een stomp. “Volgens mij hadden we daar al eens een discussie over gevoerd, vriend…” We namen afscheid en toen we in de auto zaten stak Rob zijn hoofd nog even door het raam en zei plagend: “Pas je goed op je meisje in het zwembad, Kees?” “Pa, je bent een rotzak!” was de reactie van Joline. Ik reed maar weg voordat ze uit zou stappen…
Tijdens het ontbijt vertelden we onze plannen. Pa en Ma keken ons aan. “Dát is een pittig programma, jongelui…” Ik knikte. “Klopt. Maar ik ben al veel te lang niet in Barneveld geweest. En we willen haar vragen of zij en haar twee kinderen ook op onze bruiloft komen.” Pa keek me lang aan. “Daar doe je goed aan, knul.…” Ma knikte alleen maar. Het was even stil aan de ontbijttafel.
Joline keek Melissa aan. “Hé schoonzus… Wanneer kom jij bij ons voor een meidenavond? Dan schoppen we Kees de deur uit en gaan wij leuke dingen doen.” Mel keek even in haar agenda. “Vrijdag, kan dat? Dan kom ik na college jullie kant uit.” Joline knikte. “Is prima! En dan slaap je bij ons, begrepen?” Ze keek naar mij en ik begon breed te grijnzen. “Waarom lach jij zo geniepig, meneer Jonkman?” Ik zei maar twee woorden: “Vrijdag… Dansles?” Joline zuchtte. “Oh ja… Nou ja, dan komt die dansles maar een week later. Er zijn belangrijker dingen in het leven dan salsa.” Melissa gniffelde. “Je hoeft hem niet de deur uit te werken, Jo. We kunnen hem ook samen dansles geven…”
Ik keek wanhorig naar Pa en Ma. “Hélp! Kan ik vrijdag hier slapen?” Ma schudde haar hoofd. “Nee jongeman. Je laat je maar eens leiden door je vriendin. Is goed voor je.” Ik haalde m’n schouders op. “Nou ja… Misschien moet ik wel overwerken, wie weet…” Joline kneep haar ogen samen. “Jij gaat niet op vrijdag overwerken, vriendje. Want wie weet heeft dan een volgende receptioniste pech met haar auto en zit je voor ik het weet wéér bij Meerkerk naar mooie benen te kijken. Alleen dan andere. Niks ervan!” Ik keek beteuterd. “Shit, ze heeft me door. Goed schat, natuurlijk schat…” “Mooi, dat is geregeld”, zei Joline zelfvoldaan. “Mel, jij komt bij ons logeren en wij gaan dansen. We moeten die knul toch een béétje op het paard helpen voordat hij daadwerkelijk de dansschool betreedt…” Pa keek haar aan. “Wie van jullie tweeën is het paard, Joline? Jij of Mel?” Melissa trommelde demonstratief met haar schoenen. “Kijk uit, Pa… Gisteren heb ik al de voet van een manspersoon gemold… Dat kan vandaag ook hoor!”
Grinnikend vervolgden we het ontbijt en daarna deden Joline, Melissa en ik de afwas. Om tien uur pakte ik mijn telefoon. “Ik ga Barneveld eens bellen.” Ik zocht het nummer op en hoorde even later: “Met Betty, goedemorgen…” “Dag Betty, je spreekt met Kees Jonkman.” Het was even stil. “Kéés! Da’s lang geleden…” “Daar heb je helemaal gelijk in en ik schaam me ook een beetje daarvoor. En daarom vraag ik: heb jij tijd en gelegenheid om vandaag even bij te kletsen?”
Ze antwoordde meteen. “Ja, natuurlijk! Hoe laat?” “Nou… Ik ben nu bij mijn ouders in Amersfoort; als ik over een uurtje ga rijden ben ik rond half twaalf bij jullie.” “Wacht even, hoor… ik vraag het even aan de jongens…” Er was wat geroezemoes hoorbaar en toen was ze er weer. “Rond half twaalf ben je welkom. Adri en Wilma zijn er ook. Dan zien we je straks… Leuk!”
“Hohoho, Betty, nog niet ophangen… Ik kom niet alleen. Tenminste: mag ik mijn aanstaande vrouw meenemen?” Het was even stil. “Kees, jij bent hier inderdaad te lang niet geweest. Natuurlijk mag ze meekomen. Graag zelfs. Leuk! Nogmaals: we zien jullie straks!”
Ik verbrak de verbinding en keek Joline aan. “Leuk mens. En twee leuke kinderen. Hoewel… kinderen… Die zijn nu… even denken… Adri zal 19 zijn, Wilma 17 of zo. Toen ik er de laatste keer was, zaten ze allebei zwaar in de pubertijd. Had Betty het niet makkelijk mee. Maar zo te horen is dat wat veranderd…” Joline keek me aan. “Het lijkt me leuk, Kees. En wil je samen met hen naar Loenen gaan?” Ik haalde mijn schouders op. “Dat weet ik niet, schat. Dat laat ik van hen afhangen. Als zij samen willen: prima. Willen ze niet: ook prima, dan gaan wij samen.” Joline knikte. “Is goed. Wél even iets nets aantrekken. We kunnen niet in spijkerbroek en trui aankomen. Even naar boven, omkleden en jouw kamer weer in nette staat brengen. Húp!” We ruimden boven even op, haalden de stofzuiger nog even door de kamer heen en kleedden ons om: Ik in m’n blauwe pak en Joline in haar blauw/oranje combinatie. Toen waren we klaar.
Ik klopte bij Melissa op de deur en stak mijn hoofd om de hoek. Ze zat achter haar beeldscherm. “Oh, Kees… Rob wil je nog even spreken!” Joline en ik kwamen de kamer in en het hoofd van Rob was op de laptop te zien. “Hé, daar is de eenmalige date van mijn meissie… En mijn lieve zusje… Hoi allebei!” Hij zwaaide. “Dank je wel voor de service aan Melissa, maat.” “Graag gedaan, Rob. Voor een nieuwe collega moet je wat over hebben, nietwaar?” Hij grinnikte gevaarlijk. “Ik heb de foto’s gezien die jullie voor vertrek gemaakt hadden. Slecht voor m’n gemoedsrust, vriend! Het was dat het hoofd van Joline op de laatste foto zichtbaar was, anders had ik er iets van gevonden!”
Joline gniffelde. “Jij weet niet hoe goed hij is met photoshop, broertje…” “Trut! Doe iets nuttigs! Ga de was ophangen of zo! Ik zit hier verdomme in m’n hut nog steeds heen en weer te schommelen en voor koffie moet ik nog steeds naar de kombuis omdat ik met deze zeegang in m’n hut geen koffie kan zetten… En die troep uit de kombuis is niet te zuipen. Nou dan heb je een indicatie wat mijn humeur is…”
“Ongeveer recht evenredig met de temperatuur op de Noordpool in de eerste ijstijd?” Hij knikte. “Ja, zo ongeveer. Het goeie nieuws is dat ik over twee weken al thuis kan komen. Ik had nog wat extra verlofdagen verdiend; daar had ik geen rekening mee gehouden. We zijn nu onderweg richting Florida, daarna nog een stukkie Amerikaanse kust en daar ergens zal ik van boord gaan. Ben ik blij mee, en die rooie daar naast jullie ook.”
Ik keek even naar Mel. Die zat inderdaad te stralen. “Goed om te horen makker. Even een tip: als je weer koffie kunt zetten: maak dan een goeie, volle bak en gooi een deel in een thermoskan.”
Rob’s gezicht werd droevig. “Zeg toekomstig collega… Dacht jij dat ik daar niet allang aan gedacht had? Ik heb zo ongeveer alles geprobeerd om koffie warm te bewaren, schommelvrij bij windkracht 9 te zetten tot en met een cardanisch opgehangen koffiezet-apparaat aan toe. Tot nu toe: geen succes.” Ik grinnikte. “Dan stel ik voor dat dát je eerste project bij DT wordt. Kun je blijkbaar goudgeld mee verdienen. Zeker onder machinisten…” Ik kreeg een por van Melissa. “Zeg Kees, voordat jij Rob z’n humeur nog verder onderuit zit te halen: opbokken met je schatje, dan kunnen wij ten minste weer tegen elkaar vertellen hoe lief we elkaar vinden. Wegwezen!” “Doei, broertje!” riep Joline snel. “Tot snel, Rob!” “Ja, de groeten, mafketels. En Kees: dank je wel. En dat méén ik!” Ik stak m’n duim op. “Mel, tot vrijdag!” En gemeen als ik was, voegde ik er aan toe: "Gaan we weer dansen... Leg dat maar uit aan die stookolieslurper..." Snel sloot ik de deur achter ons. Joline keek me kort aan. "Wat ben jij een vuile rotzak..."
Even later, na afscheid te hebben genomen van Pa en Ma, reden we richting Barneveld. “Vertel me even iets over Betty en haar kinderen, Kees. Ik wil een beetje voorbereid zijn.” Ik dacht even na. “De eerste keer dat ik haar zag, was één dag na mijn terugkomst uit Afghanistan. Het was toen twee maanden geleden dat hij gesneuveld was. Ik ging er met lood in m’n schoenen heen, maar ik moést. Van mezelf. Dat was ik verplicht aan hem. Ik wist hoe Betty er uit zag; Peter had een grote foto van hun gezin boven zijn bed hangen. Een leuke vrouw, lieve lach. Toen ik aanbelde keek ze me aan alsof ze een geest zag. “Jij bent Kees!” was het eerste wat ze zei. Ik snapte er geen lor van, want we hadden elkaar nog nooit gezien Het bleek dat Peter het een en ander over mij naar huis gemaild had, inclusief een paar foto’s, waarop we samen liepen. Ik mocht binnenkomen en ze maakte koffie. Op de schoorsteenmantel een grote foto van Peter in Afghanistan. Ik wist exact waar die foto gemaakt was: vlakbij de ingang van het kamp. Ik had verdomd veel moeite om niet te janken; op die foto stond hij ten voeten uit: de sergeant-majoor; trots op wat hij deed, maar ook een klein lachje op zijn gezicht. En ik kende dat lachje; als je dat zag wist je dat er een rake opmerking zou komen.
Ik heb minuten naar die foto staan kijken. Toen raakten we aan de praat. Betty vertelde een beetje door welke hel ze was gegaan. Maar ook hoe ze door het bataljon enorm geholpen was met van alles. We hebben tijdens dat gesprek samen kunnen lachen. Een paar maanden later ben ik, samen met Fred, én Betty, en de kinderen, Adri en Wilma naar zijn graf gegaan. Op een hele mooie lentedag. Vogels floten, alles was fris en groen… En dan sta je bij de grafsteen van je maatje. Dáár heeft ze me bedankt dat ik ‘Amazing grace’ heb gespeeld tijdens de ‘Ramp-ceremony’ op het vliegveld. Ik had het er niet met haar over gehad; het was voor mij nog steeds te vers; anderen hadden haar dat later pas verteld. Samen hebben we daar een potje staan janken. Maar dat was goed. Toen we in Barneveld afscheid namen zijn Fred en ik naar Oirschot gereden en hebben samen een krat bier leeggemaakt...”
Ik moest grinniken. “De volgende dag was het maandag, en begonnen we altijd met een vijf kilometer veldloop. Die ging die dag wat minder soepel dan anders…” Ik startte de motor. “We kunnen weer. Je zal Betty wel mogen, denk ik.” Een kwartier later parkeerde ik de auto in het winkelcentrum van Barneveld. “Een bos bloemen meenemen, en een doos chocola.” Toen dat gelukt was, reden we door naar Betty. We stapten uit en de voordeur ging open. Betty stond breed lachend in de deuropening. “Kees! Da’s te lang geleden, vriend!” Ik liep naar haar toe en gaf haar een hand. “Je hebt helemaal gelijk. Mea culpa en zo. Maar om dat goed te maken heb ik iemand meegenomen: Joline mijn aanstaande vrouw. Joline, dit is Betty, Betty, dit is Joline.” Beiden gaven elkaar ook een hand. “Kom binnen, mensen… hartelijk welkom! Koffie?” “Eerst even een bos bloemen, dame. En een doos bonbons. Alsjeblieft.”
Betty lachte zachtjes. “Maar goed dat jullie met z’n tweeën zijn. Als je alleen hier aan was gekomen, Kees, met zo’n bos bloemen, had de straat gegonst van de geruchten… Maar: ga lekker zitten en vertel, dan maak ik ondertussen de koffie af.” “Wat moet ik vertellen, Betty?” Ze keek even om. “Hoe jij zo’n knappe dame heb versierd, natuurlijk!” Ik keek Joline aan en die grinnikte. “Zal ik het maar vertellen? Anders krijg je een wat ‘gekleurde’ versie van het verhaal te horen…”
Ik zuchtte overdreven en Betty moest lachen. Joline vertelde kort hoe we elkaar ontmoet hadden en in grove lijnen onze belevenissen van de afgelopen maanden. “En maandag gaan we weer aan ’t werk. Met een betaalde duik in een zwembad tijdens een of andere helikopter survival training, verdorie…” Ondertussen stond de koffie voor ons. Betty keek ons aan. “Leuk dat jullie hierheen wilden komen. Even bijkletsen met de protegé van Peter.” Ik wees Joline op de foto. “Dát is ‘m. Mijn mentor.” Ze stond op en keek, draaide zich toen om naar Betty. “Jij had een fijne kerel, zo te zien.” Betty knikte. “Ja. Een fijne vent, goeie vader van zijn kinderen, ook al was hij wel eens te streng in mijn ogen. ‘Niet goed is opnieuw’ was zijn lijfspreuk.” Joline keek naar mij. “Waar heb ik die eerder gehoord?” Ik grinnikte en keek Betty aan. “Ik hanteer ‘m ook nog wel eens…”
Er klonk gestommel in de keuken en even later ging de deur open. Een gedrongen knul en een stevige jongedame kwamen binnen. “Kees!" Ik stond op. “Nou, dame en heer… Het is aan jullie te zien dat ik te lang niet geweest ben! Potverdorie… De vorige keer waren jullie nog pubers, nu zijn jullie…” Wilma knipoogde. “Jaja… Grote mensen geworden. Hoi Kees.” Ze gaf me een hand, gevolgd door Adri. “Mag ik jullie voorstellen aan Joline? Zij heeft toegezegd dat ze dit voorjaar wel als ‘mevrouw Jonkman’ door het leven wil gaan.” Joline gaf hen een hand. “Hoi. Ik ben Joline.” Met de jeugd erbij kletsten we even over hun wel en wee. Ja, ze misten Peter ook nog steeds, maar de wond lag niet meer zo open. “... We moeten door, Kees. En sinds een half jaar ken ik een aardige vent uit Putten waarmee het bijzonder goed klikt. Wie weet…”
Ze bloosde.
“Jaja, moeder is op vrijersvoeten!” Adri grinnikte, maar Wilma zei simpel: “En dat is prima.” “Ik ben blij voor je, Betty. Als jij weer een beetje plezier kan hebben in het leven…” Ze knikte. “Het was moeilijk zat. Maar deze twee kanjers hebben me de laatste jaren ontzettend geholpen!” Ze keek trots naar haar kinderen. Zo praatten we nog even door, tot ik op een gegeven moment wat aarzelend zei: “Betty, wij komen hier niet zomaar. Ten eerste heb ik Joline veel over Peter verteld, en ze was benieuwd wie jij was, maar ten tweede… Mogen wij jullie uitnodigen op onze bruiloft? We hebben nog geen datum, maar ergens eind Mei, begin Juni zal het gebeuren. Zouden jullie onze gasten willen zijn?”
Ze keek ons aan. “Een jaar geleden had je me dat niet moeten vragen, Kees. Maar nu kan ik zeggen dat me dat heel leuk lijkt!” Ze keek vragend naar Adri en Wilma. “En jullie?” Beiden knikten. “Mooi. Dan is dat bij deze afgesproken. Jullie krijgen zo snel als mogelijk de datum door.” Joline vulde aan: “En dan willen wij graag dat jullie de complete bruiloft erbij zijn! Als eregasten.” Ik knikte. “Zo zouden we Peter ook hebben uitgenodigd. En als je wilt, is jouw vriend ook uitgenodigd.”
Betty keek twijfelend. “Rustig aan, Kees…” Ik grinnikte. “Daarom zei ik ook: ‘als je wilt.’ We willen een en ander niet forceren.” Even later stonden we op om afscheid te nemen. “Wij rijden nog even naar Loenen”, zei ik simpel. Betty knikte. “Daar doe je goed aan, Kees. Hij zal het waarderen. Wij zijn er vorig weekend geweest.” Ze gaf geen teken dat ze mee wilde en dat was goed. Met een knuffel voor zowel Joline als voor mij nam ze afscheid. Adri gaf ons een hand, Wilma een knuffel. “Dank voor jullie bezoek en voor de uitnodiging. En sterkte met alle voorbereidingen!” Joline glimlachte. “Valt mee hoor. Wij willen geen van beiden een over-the-top knalfeest waarbij alles tot op de seconde moét kloppen. Het moet een feest zijn. Ook voor ons, tijdens de voorbereidingen. En gaat er iets mis, nou… dan gaat er toch iets mis? Dan dondert de bruidegom maar van het podium en breekt een been of zo…” Betty lachte. “Ik ben benieuwd!” Ze zwaaide en deed de deur dicht toen wij instapten.
Eenmaal buiten Barneveld zuchtte Joline. “Hé schoonheid… What’s up?” “Ik zag er best een beetje tegenop, Kees. Maar: leuke vrouw, leuke kinderen. En Adri lijkt op z’n vader. Hetzelfde lachje.” Ik knikte. “Ja, nu je het zegt…” Al pratend reden we rustig richting Loenen. In het dorp kocht ik vijf rozen. Op een vragende blik van Joline antwoordde ik: “Ja, vijf stuks. Een van Betty, twee van hun kinderen, een van jou en een van mij.” Ze legde haar hand op mijn knie. “Prima, Kees.”
Een kwartier later stonden we bij Peter's graf. Een verwelkte bos bloemen lag er op. We verwijderden die, na eerst gekeken te hebben of er een kaartje bij zat. Nee dus. We maakten de steen even schoon; hij was een beetje groen uitgeslagen. Een voor een legden we de nieuwe rozen er op. “Zo makker… Je kunt trots zijn op je vrouw en kinderen.” Dat was het enige wat ik zei. Joline drukte mijn hand stevig. Geen tranen dit keer, alleen een gevoel van verbondenheid.
We liepen nog even naar de graven van de collega’s van Ton en ook die maakten we schoon en netjes. Een kwartier later, weer bij de auto keek Joline me aan. “Zal ik rijden Kees, of…” Ik sloeg mijn arm om haar heen. “Hoeft niet, schat. Tenzij dat jij wilt rijden?” Ik gooide de sleutels naar haar toe. Ze ving ze op en keek me aan. “Geen last van emoties, Kees?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Peter is een hele goeie herinnering geworden. Geen pijnlijke plek meer.” Ze knikte. “Ik denk dat ik het begrijp… Ben er blij mee! Dan gaan we nu naar Malden, schat.” We stapten in. Joline reed zoals gewoonlijk vlot en zeker. “Ik ben benieuwd naar mijn ‘tempeltje’, Kees…” “Ik ook. Maar… Wil je in Veldhoven ook zoiets maken?”
Ze knikte. “Ja. Op het balkon. Ik heb al een hoekje in m’n gedachten: tegen de studeerkamer aan. Dat is een blinde hoek van het terras, doen we niets mee. Als we dáár nu eens een mooie grote plantenbak neerzetten met een aantal winterharde, vaste planten en plaats voor een paar vazen met bloemen…” Ze keek me vragend aan. Ik knikte. “Lijkt me een goed plan, schoonheid. En wat doe je in de winter?” “Oók daar mediteren! Koud of warm maakt me niet zo veel uit, hoor. En ik weet dat er binnen iemand zit die me altijd op kan warmen…” “Misschien zit die iemand wel naast je te mediteren. Is hij net zo koud als jij…” Ze giechelde. “Dan kunnen we elkaar opwarmen, liefje. Is ook prettig, toch?” Ik gromde. “Dan eerst allebei in bad. Ik heb geen zin in kouwe jatten tussen m’n benen.” Joline bleef giechelen. “Dan doe je toch een panty aan, schat…”
Kletsend reden we over de A325 tussen Arnhem en Nijmegen. Joline sloeg bij het van de Valk-hotel in Lent rechtsaf, waar ik normaal rechtdoor gereden zou zijn. “Waarom rij je zo?” Ze keek me aan. “Ik kén Nijmegen een beetje beter dan jij, schat. En bovendien: heb jij deze route wel eens gereden?” Ik schudde mijn hoofd. Joline vervolgde: “We rijden zo meteen over de brug ‘De Oversteek’. Rings a bell?” Ik dacht even na en schudde toen mijn hoofd. Ze lachte triomfantelijk. “Dan ga ik jou eens een lesje militaire geschiedenis geven, meneertje. We reden ondertussen met een aantal bochten de nieuwe brug over de Waal op. “Wat gebeurde hier in september 1944, Kees?”
Ik keek om me heen. “Oh, wacht even… De oversteek van Amerikaanse para’s over de Waal in kleine bootjes. Om de Nijmeegse verkeersbrug te veroveren…” Ze knikte. “Precies. En bij die oversteek zijn tussen de 30 en de 40 para’s omgekomen. Neergeschoten in hun bootje of verdronken in de Waal. Vrijwel exact op dezelfde plaats waar deze brug nu ligt. En om die mannen te gedenken, gaat elke avond bij zonsondergang de straatverlichting op de brug op een speciale manier aan. De eerste lantaarnpaal aan de Nijmeegse kant gaat aan en, in het tempo van een rustige voetganger gaan één voor één de lantaarnpalen richting Lent aan. Daar heeft de architect goed over nagedacht.
En elke avond loopt er minimaal één veteraan met die lampen mee de brug over. En soms, op belangrijke dagen, hele groepen veteranen. Exact in hetzelfde tempo als de lantaarns. Om die para’s te herdenken. En aan de overkant van de brug staat een monument. Na de oversteek loopt men naar dat monument en herdenkt de gesneuvelden van die oversteek… Ik las dat ergens in een krant, een aantal maanden geleden, nog voor wij elkaar leerden kennen. Het trof me diep. Een soort levend monument.”
Ik keek haar aan. “Wat mooi! Maar hoe krijgen ze die veteranen bij elkaar dan?” Ze haalde haar schouders op. “Dat weet ik niet. Zal wel op Internet staan, denk ik.” Ondertussen reden we al door Nijmegen heen. De route die Joline nam, was redelijk vlot. “Als je deze route nog een keer neemt, Kees: hou je aan de maximum snelheid, want de Gemeente Nijmegen heeft een nogal progressief beleid met betrekking tot snelheidsovertreders en heeft veel geïnvesteerd in camera’s…”
Ik grinnikte. “Dan pak ik jouw Mini wel.” Een grom kwam vanaf de bestuurdersplaats. “Vriendje, er is nog nooit een boete uitgeschreven op het kenteken van mijn mooie Mini. En dat wil ik graag zou houden, begrepen?” Ik beperkte me tot het standaard antwoord: “Ja schat. Natuurlijk schat”, wat me wéér op een grom en een snelle boze blik kwam te staan.
Korte tijd later stonden we weer voor de poort in Malden. Ik belde aan, Tony antwoordde met: “Is dat jouw auto, Kees?” “Ja. Met een blonde bestuurster. Komt het uit?” Er kwam geen antwoord, maar de poort ging open. Eenmaal boven op de heuvel kwam Tony de deur uit. “Stomme vraag, Kees… ‘Komt het uit’… Als het niet uitkomt zijn er twee mogelijkheden: óf we zijn niet thuis en je krijgt geen antwoord, of we liggen in bed.” Ik omhelsde haar. “Ik zal niet vragen naar de activiteiten daar, lieve schoonmoeder.” “Doe dat inderdaad maar niet. Grote kans dat je ook een draai om je oren krijgt”, hoorde ik achter me.
Rob stond op laarzen en in een ouwe overall achter ons, met Bengel kwispelend naast zich. Joline stapte uit en omhelsde haar ouders. “Zo, daar zijn we weer. Een beetje snel, maar we waren nog iets vergeten.” Tony keek nieuwsgierig. “Vertel ik zo wel, Ma. Heb je koffie?” “Weer een stomme vraag… grossieren jullie vandaag daar in? Kom maar binnen. Jij ook Rob, als je je overall ten minste uitdoet en je laarzen.” Ik hielp Tony even met de koffie en even later zaten we gezellig aan de keukentafel. Bengel met haar kop op Joline’s schoot.
“Zo. En vertel nu maar eens wat jullie vergeten waren.”
Rob en Tony keken ons aan. “Mijn plekje in de tuin, Pa… Dát was ik vergeten. Tijdens onze vakantie kwam het gesprek er op. We zaten uit te rusten bij een kapelletje met een Mariabeeld, vlak achter de invasiestranden. Zó vredig en sereen…Schil cntrast tussen al die bunkers en herinneringen aan oorlogsgeweld. Ik heb daar een boeket veldbloemen bij neergelegd en toen vertelde ik Kees dat ik hier ook zo’n plekje had. En bij alle bezoeken hier was ik dat glad vergeten. Is het er nog?”
Rob keek haar aan. “Wat dacht je zelf, dochtertje? We hebben dat samen heel goed onderhouden in de tijd dat je weg was. En dan bedoel ik: écht weg. En regelmatig bloemen neergezet. En de dag nadat jij voor het eerst met Kees hier was gekomen, hebben we daar een hele grote bos bloemen in een vaas neergezet. Als teken dat we zo blij waren dat je terug was…” Het was even stil.
Toen stond Rob op. “Kom.” Achter hem aan liepen we rustig de tuin door. Helemaal achterin was een smal paadje tussen struiken door. Twintig meter verder, in het bos, verscholen achter de struiken was een kleine open plek. Een grote platte, witte natuursteen met daarnaast een paar vazen, half ingegraven. In één van de vazen verse bloemen. Het was er doodstil. Joline pakte mijn hand en ik keek haar aan. Tranen stonden in haar ogen. Toen deed ze een stap naar voren en omhelsde Rob en Tony. “Dank jullie wel. Voor het onderhouden van dit plekje. In die maanden dat ik jullie had verlaten, heb ik hier heel vaak naar verlangd. Om weer even hier te zitten. En toen ik weer terug was, was ik zo blij dat ik dit plekje compleet heb vergeten, stomme, ondankbare muts die ik was…”
Rob streelde haar haren en zei zachtjes: “Wij zijn het niet vergeten, schat. Wij hebben hier in die maanden heel vaak gezeten. Biddend en hopend dat je terug zou komen… En toen je terug was, met Kees, en toen Rob en Ton met Clara en Melissa op de proppen kwamen, zaten we hier wéér… Alleen toen héél blij. Er was altijd een vaas die vol was…”
Tony vulde zachtjes aan: “En wij waren niet de eigen die hier vaak waren. In de maanden dat jij weg was, Joline, lag Bengel hier heel vaak. Als ze niet binnen was, wisten we waar we haar konden vinden: hier, liggend op de steen. Weer of geen weer. Sinds dat jij weer terug was, heeft ze hier nooit meer gelegen. Kwam ze hier wel, als wij hier bezig waren, maar dan snuffelde ze even, kwispelde en liep dan weer het bos in. Héél apart. En dan zeggen ze nog dat honden stomme dieren zijn…” Bengel zat tussen ons in en ik bukte me om haar aan te halen. “Je bent een goeie hond, Bengel.” Ze keek me aan en likte mijn hand.
Joline ging op haar knieën zitten en omhelsde de hond. Zei niets, maar duwde haar gezicht in haar vacht. Bengel’s staart kwispelde heel langzaam. Tony en Rob knipoogden naar me, draaiden zich om en liepen langzaam terug naar huis. Ik zag Joline’s schouders schokken en ging naast haar zitten, Bengel tussen ons in.
Na een paar minuten keek Joline op. “Kees…” Ik omarmde haar. “Je bent nu pas helemaal thuis, schat.” Ze knikte. “Alsof het laatste ontbrekende puzzelstukje op z’n plaats viel.” Ze keek naar Bengel. “En jij bent een schat van een hond, Bengel… Je bewaakte mijn plekje. Dank je wel, mooi beest. Kees, wij gaan nóg een vaas vullen.” We liepen terug naar de bloemenborder. Joline plukte een groot aantal bloemen, ik vulde ondertussen een vaas met water. “Chrysanten, Kees. Herfstbloemen. Maakten me vroeger altijd wat triest, want het waren de laatste bloemen die bloeiden. Maar nu…”
Ze schikte de bloemen in de vaas en we deden een paar passen naar achteren. “Mooi.” Toen draaide ze zich naar mij om. “Help me herinneren dat we, telkens als we hier zijn, even hierheen gaan, Kees.” Ik knikte. “Ik denk niet dat ik je hoef helpen herinneren, lief. Maar ik zal je met alle liefde helpen om ook zo’n plekje in Veldhoven te maken.” Ze knuffelde me even. “Kom. We gaan naar Pa en Ma. De schatten…” We liepen langzaam terug, Bengel liep rustig mee. Eenmaal in de keuken was het even stil. “Zoals Kees net zei: ‘een puzzelstukje is op z’n plaats gevallen.’ Ik ben weer helemaal thuis, lieve Pa en Ma.”
Rob omhelsde haar. “Daar zijn we héél blij mee, kleintje…” Tony legde haar arm om mij heen. “En daar heb jij aan meegeholpen, vriend. Zijn wij ook heel blij mee.” Ik kuste haar. “En wij zijn blij met jullie, schoonmama…” Ze keek me afkeurend aan. “Kees, zo wil ik never niet aangesproken worden. Geeft bijzonder onprettige associaties. Een ‘schoonmama’ is per definitie lelijk, heeft haar man bijzonder stevig onder de duim en is uiterst wantrouwend tegen de knul die haar dochter gaat trouwen. En na het huwelijk wordt dat alleen maar erger. Flik me dat dus niet meer, duidelijk?”
Ik keek in haar félblauwe ogen en begon zachtjes te grinniken. “En stop met dat gehinnik! Je bent geen paard!” Ik legde een arm haar schouder. Joline’s ogen begonnen te lachen; die had een vermoeden wat er zou volgen. “Lieve Tony. Van jouw definitie klopte in ieder geval de tweede zin. Ontken het maar eens.” Haar ogen begonnen gevaarlijk te flikkeren. “Jij speelt met vuur, vriendje van mijn dochter…” Rob en Joline schaterden. “Geef het maar toe, Tony. Hij heeft gewoon gelijk. Ik heb hier altijd het laatste woord: ‘Natuurlijk, schat’. Ze draaide zich naar Rob om en snauwde: “Aan jou heb ik ook niks!” Hij liep naar haar toe en nam haar van me over. “Je hebt gelijk, schat…”
Joline en ik proestten het uit. “Tony, de rest van jouw definitie klopte van geen kant, dus ben ik wel blij met de moeder van mijn liefje. En ik weet zeker dat dat voor mijn zussen ook geldt!” Ze keek me aan. “En waarom ben jij zo blij met de moeder van je liefje? Nu wil ik het weten ook!” Ik ging op een stoel zitten. “Heb je even? Ten eerste: ook met de pa van mijn liefje en de combinatie van jullie twee. Maar als ik jou zie, zie ik Joline over een jaar of dertig. En daar ben ik best wel blij mee. En verder zijn jullie, maar dat heb ik al vaker gezegd, een mooi stel mensen. Verder ga ik lekker niet, want dan gaan jullie naast je schoenen lopen.”
Tony bromde. “Hmmm… we zullen het ermee moeten doen, Rob! Maar Kees, vertel eens: Jij bent gisteren als ‘Rob junior’ door het leven gegaan… Hoe was dat?” “Nou, in feite niet. Voordat ik ook maar iemand voor kon liegen dat ik het vriendje van Mel was, vonden een paar klootzakjes dat de dames wél, maar wij als heren niet naar binnen mochten. Twee van lui probeerden Claar en Mel naar binnen te trekken, terwijl Ton ik te horen kregen dat we niet welkom waren. De dames hebben toen gebruik gemaakt van hun geheime wapens: de twee die hen mee wilden nemen kregen allebei een scherpe naaldhak in hun voet. En als ik zeg ín hun voet, is dat letterlijk bedoeld. Het bloed zat aan Melissa’s hak. Vervolgens kregen ze nog een handvol scherpe nagels over hun gezicht; die waren uitgeschakeld. En een kwart seconde daarna werden Ton en ik aangevallen door twee andere klootzakjes. Sportschooltypes. Spiermassa omgekeerd evenredig aan het aantal hersencellen. Hoewel... het waren 2e jaars studenten... Nou ja, ze waren in ieder geval zo stom om Ton en mij te vallen. En die hebben wij met hun neus hard op de stoeptegels laten neerkomen. Beiden kleurden hun colbertjes mooi rood. Vervolgens alle vier vastgebonden tot de politie kwam. We werden verhoord, maar gelukkig waren er behoorlijk wat getuigen. Wij konden na een halfuurtje onze weg vervolgen. Die vier huftertjes niet; bloedend en wel mochten ze in een busje mee naar bureau. En daarna kwam het moeilijkste deel van de avond.”
Rob keek nieuwsgierig. “En dat was?” Ik trok een somber gezicht. Ik werd door Mel de dansvloer opgetrokken en kreeg een stoomcursus cha-cha-cha. Vervolgens door Claar een intensieve cursus ‘hupsen op rockmuziek’ gevolgd door twee sessies ‘intiem dansen met je zussen’. Daarna nog een paar lessen, waarvan ééntje een Weense wals was, de rest moet je me schuldig blijven. Vraag maar aan de dames.” Tony keek naar Joline. “En wat vond jij hiervan, dochtertje?” Joline haalde haar schouders op. “Ik had Mel zelf toestemming gegeven om Kees een avond te lenen, dus… En die machinekamer-baas was er, achteraf, ook blij mee. En die dans-sessies: wie weet heb ik daar voordeel van!”
Rob senior keek serieuzer. “Dit is het derde geweldsincident waarbij je betrokken bent, Kees. Die keer in je studie, de gevangenneming van Holtinge en nu dit… Jouw naam wordt nu wel in één adem met geweld genoemd.”
Ik haalde mijn schouders op. “Het incident tijdens mijn studie: tijdens de civiele zaak die beide klootzakjes tegen mij aanspanden ben ik voor de volle 100% vrijgesproken van alle kwaadsprekerij die de advocaten van de tegenstanders naar me toe slingerden. Ik zou uiterst gewelddadig zijn, labiel, een kort lontje hebben… Nou ja, noem alle persoonlijkheidsstoornissen maar op die te maken zouden kunnen hebben met PTSS. Gelul. Mijn advocaat heeft er gehakt van gemaakt. Hij heeft zo ongeveer letterlijk mijn militaire staat van dienst voorgelezen. Daarna was het redelijk stil aan de overkant. En de rechter heeft me in zijn vonnis een loeier van een compliment gemaakt over mijn functioneren tijdens mijn missies én tijdens dat incident in Eindhoven.
Het geval Holtinge: ja, op de rand van de wet, maar niemand kon daar ook maar één speld tussen krijgen. Hij was bewapend met een geladen pistool, weet je nog? Dat neem je niet mee om er gezellig mee te kwartetten.
En nu dit incidentje: minimaal acht getuigen die verklaarden dat onze opponenten Claar en Mel tegen hun wil mee wilden nemen én dat die andere twee klootzakjes óns aanvielen. Ik denk dat ze wel honderd keer nadenken voor ze iets tegen de meiden, Ton of mij willen proberen.”
Ik keek grimmig. “Rob, ik ben normaal een uiterst vredelievend mens. Ik wéét wat voor ellende geweld met zich meebrengt. Maar als iemand het lef heeft om één van mijn familieleden of vrienden kwaad te doen, gaat hij niet weten wat hem overkomt. Ik ben weliswaar geen militair meer, maar de spreuk ‘Beschermen wat je dierbaar is’ staat in mijn hart gegrift.”
Ik haalde diep adem en Joline kwam naast me staan. “Het laatste kan ik beamen, Pa. Ik heb nu twee keer meegemaakt dat iemand rot deed tegen mij of een de collega’s; diegenen dat flikten kregen eerst een duidelijke hint om te stoppen met hun gedrag; toen die niet het gewenste effect had, een enorme uitbrander waar de honden geen brood van lusten. Dan speelt Kees even voor ‘persoonlijke duivel’, hij wiens CV te vinden is in stookruimte 13 van de hel. Ik ben er één keer zelf bijgeweest: het lijdend voorwerp werd binnen een seconde lijkbleek. De andere keer heb ik alleen maar gehoord, en dát lijdend voorwerp kwam bibberend van angst mijn bureau binnen en was binnen een dag als een blad aan boom omgedraaid. Maak je dus geen zorgen over een eventueel strafblad van mijn aanstaande bruidegom; dat is er niet.”
Rob grinnikte. “Was ik ook niet bang voor, maar een waarschuwing op z’n tijd kan geen kwaad toch?” Ik keek hem aan. “Rob, ik heb in Bosnië en Afghanistan moeten opereren onder strikte ‘Rules of engagement’, oftewel regels wanneer wel en wanneer niet geweld toe te passen. Daar ben ik nooit overheen gegaan. Die regels gelden hier in Nederland ook, alleen zijn ze wat strikter. Ik hou me aan de wet. Maar ik heb geen compassie met lui die zich ten koste van mijn vrienden of familie niét aan de wet houden.”
Tony zei zachtjes: “Iets met een lief vogeltje wat plotseling een hele gemene havik blijkt te zijn, Kees?” Ik knikte. “Precies, lieve schoonm… ehhh… Tony.” Ze keek me streng aan. “Denk er aan, vriendje van mijn dochter: dat geldt ook voor mij, hoor!” Ik grinnikte. “Dat was een testcase, dame. Overigens, dat van dat vogeltje en die havik geldt onverkort ook voor jullie dochter, hoor.”
Ik vertelde van het incidentje in Brionne, waar Joline een oorvijg had uitgedeeld aan een straatschoffie wat haar liep te treiteren. “… die gaat lange, blonde en knappe vrouwen voorlopig uit de weg!” “Goed zo, meissie. Als kerels schunnige opmerkingen tegen je maken, moet je van je afbijten.” Tony keek waarderend naar Joline. “Nou, dan zal ik me voortaan maar inhouden…” zei ik zachtjes, waarop Joline reageerde met een vinnig: “Dat zou ik maar doen als ik jou was, Kees Jonkman! En nu ga ik nog even wat kleren uitzoeken!” Ze rende naar haar kamer.
Tony nam mij even apart. “Kees… Als je er geen antwoord op wil geven, is het ook goed, maar…” Ze keek aarzelend. “Je wilt vragen of ik mensen gedood heb, Tony?” Ze bloosde en knikte. “Het antwoord is ja, lieverd. In Bosnië zeven, misschien acht, in Afghanistan weet ik het niet zeker. Meer dan tien in ieder geval. En onder mijn leiding in ieder geval negen en dertig.” Ze schrok. “Afghanistan was toch een opbouwmissie?” Ik knikte grimmig. “Ja, zo werd het genoemd. Maar om iets op te kunnen bouwen, moet je wel zorgen dat de lui die dat tegenhouden, opgeruimd zijn. ‘Opbouwmissie’ was een politieke kreet om een aantal linkse partijen in de 2e Kamer over de streep te helpen. Politiek gezwets. Sinds de Korea-oorlog hebben Nederlandse militairen niet meer zo hevig gevochten als in Afghanistan.” “Dát lees je niet in de kranten, Kees…” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Maar Tony: als er militairen uitgezonden worden, is de kans groot dat er geweld wordt gebruikt. Die zijn daar voor getraind. Anders kun je namelijk beter een stel verpleegsters of een kudde welzijnswerkers naar zo’n land sturen.” Ze knikte. “Oké… ik begrijp het.”
Op dat moment kwam Joline naar beneden met drie plastic zakken met kleren. “Kees: het goede nieuws is: in mijn kledingkast hier zijn geen kleren meer te vinden die in aanmerking komen voor verhuizing naar Veldhoven. Het slechte nieuws is: deze drie zakken gaan wél mee.” Ze giechelde en ik rolde met m’n ogen. “Daar gaat weer een logeerkamer…” Rob gaf me een stomp. “Volgens mij hadden we daar al eens een discussie over gevoerd, vriend…” We namen afscheid en toen we in de auto zaten stak Rob zijn hoofd nog even door het raam en zei plagend: “Pas je goed op je meisje in het zwembad, Kees?” “Pa, je bent een rotzak!” was de reactie van Joline. Ik reed maar weg voordat ze uit zou stappen…
Lees verder: Mini - 100
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10