Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Maxine
Datum: 26-04-2020 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 9183
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 64 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Zussen,
Na een heerlijke nacht alleen met elkaar, word ik wakker en als ik mijn ogen open, kijk ik recht in de groene ogen van Chantal.
‘Morgen, prinsesje!’
Ze glimlacht. ‘Goedemorgen, prins!’
Ze geeft me een zoen.
‘Zo, jij bent al vroeg wakker!’
‘En jij bent pas laat wakker!’
Ik streel met mijn vingers door haar mooie rode haren. Daar is nu vrijwel het laatste van haar kleurspoeling nu wel uit.
‘Je kleurspoeling is eruit, Chantal. Ik snap niet, waarom je die ooit hebt willen verven.’
‘Tja, toen voelde ik me wat onzekerder, John. Maar nu ik weet, dat jij mijn natuurlijke kleur veel leuker vindt, wil ik ook weer liever mijn natuurlijke kleur terug. Staat me ook veel beter!’
‘Als je dat maar weet! En wat gaan we vandaag doen?’
‘Boodschappen doen! We hebben amper nog iets in huis! En ik wil ook vast wat inkopen doen voor oud en nieuw. Als we dan toch zoveel bezoek krijgen, dan moeten we ons ook maar goed voorbereiden. En ik kan al wat voorbereidingen doen, zodat ik niet het hele weekend achter het fornuis sta.’
‘En kan ik daarbij helpen?’
‘Nee, jij gaat maar lekker aan de caravan werken. Alleen met de boodschappen mag je me even helpen!’
‘Dan moeten we toch maar even met jouw wagen gaan, Chantal. Joey heeft mijn wagen nog bij.’
We staan op en frissen ons op na een lange actieve nacht. Een uur later zijn we al in de supermarkt, waar we grondig inkopen. En ook de slager en de groenteboer heeft een goede klant aan ons. Het is maar goed, dat Chantals wagen zo’n grote kofferbak heeft, want die zit nu aardig vol. Thuis laden we alles uit, en terwijl we bezig zijn, komt Joey thuis. Die is nogal verbaasd, want hij had ons nog niet thuis verwacht.
‘Hey, jullie zijn al thuis?’
We begroeten hem uitbundig en ik zeg: ‘Ja, we zijn gisteren al terug gekomen. Hoewel Rome erg leuk was, Chantal wilde toch eerder naar huis. En ik begreep dat wel.’
‘Oké. Maar het is wel leuk geweest?’
‘Ontzettend leuk. Maar we hebben dingen beleefd, dat geloof je amper! Als je even wacht, dan ruimen we vlug alles op en dan vertellen we je alles!’
Een paar minuten later zijn we klaar en vertellen Joey dan alles over Rome. Hij hoort met open mond toe. Als we uitverteld zijn, zegt hij: ‘Wat een avontuur! En ja, na alles wat er dan gebeurd is, kan ik Chantal wel begrijpen, waarom ze eerder weg wilde.’
Chantal antwoordt: ‘Dat was niet de enige reden, Joey. Ik had ook een beetje heimwee naar huis. Hier is mijn plekje. Hier is alles waar ik me gelukkig bij voel. En dat was ook een reden om naar huis te willen.’
Joey knikt, maar vraagt: ‘En hoe moet dat dan met de zomervakantie?’
‘Dat zal niet zo’n probleem zijn, Joey. We nemen dan toch ons huis op wielen mee? Dan heb ik mijn wagen mee, John zijn Cadillac en de caravan. Dan is het toch wat meer alsof ik gewoon thuis ben.’
Joey lacht. ‘Je bent al bijna net zo autogek als John en ik!’
Chantal haalt haar schouders op. ‘Ik kan me wel ergere dingen voorstellen, Joey. Maar ik wil best toegeven, dat ik erg gesteld ben op mijn Dodge. Dat heb ik me pas echt goed beseft afgelopen week.’

Dan kijkt ze Joey aan en vraagt: ‘En hoe is het met jou gegaan, afgelopen week?’
‘Prima! Ik heb bij Daan mijn schuld betaald met laswerk. Hij was er zelf al aan begonnen, maar het leek echt nergens op. Hij kan echt niet lassen!’
Ik lach. ‘Ik weet het. En dan moet hij auto’s gaan restaureren?’
Joey lacht. ‘Ik heb met hem afgesproken, dat ik hem vaker ga helpen. Dan kan ik via hem goedkoper onderdelen voor mijn wagen bestellen, en verdien ik ook nog wat bij. Alleen kan ik dan ’s zaterdags niet meer bij Henk werken. Maar daar heb ik Henk ook al voor gebeld, en dat was niet zo’n probleem. Hij heeft nu andere stagiaires, die graag ’s zaterdags komen werken. Dus zo is iedereen tevreden.’
‘Kijk aan, je krijgt nu wel de smaak te pakken!’
Joey knikt. ‘En met Kerst zelf ben ik dus naar huis gegaan. Dat ging best goed. Soms nog wel wat onwennig, maar mijn stiefvader was echt aardig voor me. Maar ik heb ze nu wel verteld, dat ik niet meer thuis kom wonen. Daar heb ik goed over gepraat met mijn stiefvader en mijn moeder, en ze begrijpen het nu. Ik heb ze wel moeten beloven, dat ik hun toch regelmatig kom opzoeken. Maar dat was ik toch al van plan, zeker nu het beter met hun gaat.’
‘En, hoe gaat het nu met je stiefvader?’
‘Goed, hij heeft nu weer werk. En dat bevalt hem prima. En zelfs mijn moeder heeft nu een baan, wel voor halve dagen, zodat ze nog wel voor mijn broer en zus kan zorgen, maar daardoor hebben ze het financieel wat beter gekregen. Ze willen komende zomer zelfs op vakantie gaan! Dat hebben we eerst nooit gedaan.’
‘Dus je wil ook met hun nog op vakantie?’
‘Dat gaat niet, ze gaan in dezelfde periode, als wij. Maar misschien dat ik er op de terugweg nog even langs ga. Dan zijn ze nog net een paar dagen daar in Friesland.’
‘Dat moet je dan ook zeker doen, Joey. Maar ik ben blij te horen, dat het nu wel beter tussen jullie gaat.’
‘Ja, daar ben ik zelf ook blij om. Maar het was wel moeilijk om ze te vertellen, dat ik niet meer thuis kom wonen.’
‘En hoe ziet je toekomst er hier uit, Joey? Heb je daar ook al over nagedacht?’
Joey knikt. ‘Ja, als het mag wil ik mijn school hier afmaken. Maar dan wil ik toch wel op eigen benen gaan staan. Ik denk, dat ik het nog niet allebei aankan.’
‘Je bent hier altijd welkom, Joey. Maar je maakt goede vorderingen, en je ontwikkelt je nu snel als persoon. Als ik dat met enkele maanden geleden vergelijk, dan is dat een hemelsbreed verschil!’
‘Dat besef ik me heel goed! En dat is ook de reden, waarom ik niet meer naar Kampen wil. Dit is hoe ik me graag wil voelen en dat gevoel heb ik in Kampen niet meer. Dit is de ware Joey, die ik ook wil zijn. En ik zal je altijd dankbaar blijven voor deze enorme kans, die je me gegeven hebt. Dat zal ik nooit vergeten!’

‘Dat hoor ik graag. Je hebt me ook niet teleurgesteld, en ik ben blij, dat ik het destijds goed heb ingezien.’
Joey knikt. ‘Maar er is wel iets, waar je misschien minder blij mee zult zijn, John. Ik heb een klein ongelukje gehad met je wagen. Daar kon ik zelf niets aan doen, er reed iemand tegen de wagen aan, toen ik nog in het parkeervak stond. Maar ik heb wel het schadeformulier ingevuld, dus de verzekering betaalt wel je schade.’
‘O, is er flinke schade?’
‘Nee, dat valt wel mee, maar er is wel een deukje. Die mevrouw was best geschrokken, maar ik ben vriendelijk gebleven en heb haar gezegd, dat zoiets wel kan gebeuren. We hebben toen samen het formulier ingevuld en daarmee was het klaar.’
‘Dat heb je dan volwassen afgehandeld. Laat dan maar eens de schade zien!’
We lopen naar de wagen toe. En inderdaad, er zit een klein deukje in de achterklep en wat krassen op de bumper.
‘Nou ja, als het dat maar is, en de verzekering dekt de schade, dan is het niet erg. Dat had mij ook kunnen gebeuren.’
‘Maar ik schrok wel even! Ik zat in de wagen, want ik wilde ook wegrijden. Maar ik zag dat die vrouw wilde wegrijden, dus ik wachtte nog even. En toen gebeurde het.’
Ik haal mijn schouders op. ‘Ik zal volgende week wel even langs een schadeherstelbedrijf rijden om te kijken wat ze er aan kunnen doen.’

Joey haalt dan zijn kleren uit de auto, maar terwijl ik dat doe, ruik ik een bekende geur in de auto. Chantal is alweer naar binnen en ik zeg tegen Joey.
‘Volgens mij heb je met Veerle hier in mijn wagen bepaalde dingen gedaan? Ik ruik iets in mijn wagen!’
Joey kijkt wat schuldig. ‘Nou ja, we hebben een beetje seks gehad. Veerle heeft me afgetrokken en ik heb haar gevingerd.’
‘Laat de volgende keer de wagen wat meer luchten, dan ruik je dat niet zo. Dus jullie beginnen wat meer stappen te maken?’
Joey knikt. Dan lacht hij en zegt: ‘Ja, maar weet je hoe koud het nu is?’
‘Pff, klein offer voor zo’n leuke en intieme momenten, of niet dan?’
Joey lacht weer. ‘Dat vind ik nou zo leuk aan jou. Jij kan er gewoon om lachen, in plaats dat je er boos om wordt.’
‘Je doet toch ook niets fout, of wel? En je hebt de leeftijd ervoor. Je wilt niet weten, wat ik en Chantal gisteren nog allemaal gedaan hebben… En daar schaam ik me echt niet voor.’
Chantal is al bezig met haar voorbereidingen voor oud en nieuw. Joey zegt: ‘Ik denk, dat ik maar naar de loods vlucht, anders laat ze me haar nog meehelpen!’
Chantal hoort het en antwoordt: ‘Nee, want dan snoep je me alles weg, net zoals John! Ga jij John maar lekker meehelpen met de caravan!’

Lachend loopt Joey naar zijn kamer, waar hij zich dan vlug omkleedt. In de caravan zijn we nu met een wat minder leuk klusje bezig, want nadat we alle leidingen weer opnieuw hebben gelegd, moet de caravan ook opnieuw geïsoleerd worden. En dat doen we met steenwol, want zo was het oorspronkelijk ook geïsoleerd. Maar met lange handschoenen aan maken we goede vorderingen en zijn we met dat klusje al snel klaar. Nu begint het al wat meer op een caravan te lijken. Op de vloer hebben we al uitgetekend waar de wanden van de verschillende ruimtes zullen komen. Mijn vriend Sander heeft al wat hout op maat gezaagd, die we alvast beginnen te monteren. Het is weer eens wat anders om met hout te werken, in plaats van metaal. En zo maken we de eerste vorderingen in de indeling van de caravan. Als Chantal eens een kijkje komt nemen, kijkt ze verwonderd.
‘Zo, dat schiet nu wel al flink op! Jullie hebben die isolatie er al tegenaan en ook al een wand geplaatst!’
Ik lach. ‘Ook al zijn straks de wanden geplaatst, dan zijn we nog lang niet klaar, Chantal. Het moet er straks wel mooi uitzien, en de afwerking duurt nog wel het langste.’
Chantal knikt. ‘Dat geloof ik wel, maar het is toch leuk om te zien, dat alles al wat vorm begint te krijgen, of niet dan?’
Ik sla mijn arm om haar middel en zeg: ‘Dat klopt wel. Maar dat hier wordt onze slaapkamer.’
Chantal knikt. ‘En daarachter komen de keuken en de badkamer, als ik het goed heb.’
Ik knik. ‘En ook nog wat kastjes. En daarachter komt dan de leefruimte, die we ook kunnen omtoveren naar bedden.’
Chantal probeert het te visualiseren. ‘Dat gaat zeker erg mooi worden, John. Ik kan bijna niet wachten, tot het klaar is.’

We werken dan nog even door, want we hebben nog werk genoeg te doen. Er moeten tussen de wanden ook leidingen gelegd worden voor de schakelaars, lampen en stroomvoorziening. De wanden zijn van dun plaatmateriaal, dat gemonteerd wordt tegen een heel framewerk van houten latten. Dat scheelt enorm in gewicht, en bovendien kunnen we zo gemakkelijk al die leidingen mooi wegwerken.
En daar zijn we ook de volgende dag wel mee bezig, maar dan komt Sander ons weer helpen. Dat hadden we al van tevoren afgesproken, maar hij is wel verbaasd, dat we al een en ander klaar hebben. Als ik het hem uitleg, begrijpt hij dat meteen. We maken daarna eerst werk van de kastjes en de keuken, omdat dat gedeelte veel werk kost. De badkamer, die er tegenover komt te liggen, is veel gemakkelijker en op deze manier houden we genoeg ruimte om te werken.
Terwijl we af en toe een pauze nemen, zegt Sander tegen me: ‘John? Ik heb misschien een leuk idee voor de afwerking. Op mijn werk hebben we op het moment een prachtig fineer liggen, dat zou hier zeker niet misstaan. Zeker niet als je het dan ook nog afwerkt met gepolijste aluminium delen.’
Hij laat me dan een foto zien, want een werkstuk, dat ze met die fineer gemaakt hebben. Dat ziet er echt fantastisch uit.
‘Dat ziet er goed uit, Sander. Maar hoe duur gaat het dan worden?’
‘Als ik het inkoop tegen personeelsprijs, dan moet het wel te doen zijn, John. Maar dan ziet je caravan er wel top uit!’
Hij laat me dan een foto zien van een camper, waar ongeveer hetzelfde is gedaan, en nu begin ik te begrijpen, waar hij op uit wil. Dat ziet er inderdaad heel erg mooi uit, en bovendien alsof het zo uit de fabriek is gekomen. En ik vertrouw Sander wel op zijn vakmanschap, want hij is immers meubelmaker.
‘Ik zal het er eens over hebben met Chantal, Sander. Dat moet ik eens goed met haar bespreken, want de komende tijd heb ik al genoeg uitgaven.’
Sander knikt. ‘Dat eikenfineer hebben ze nu op ons werk wel in de aanbieding. Je zou je daar flink op kunnen besparen.’
‘Hoeveel zou ik dan nodig hebben?’
‘Dat ligt eraan, of je de slaapkamer ook met die fineer wilt doen, of die anders bekleedt. Hier voor de keuken heb ik ongeveer drie platen nodig, voor de buitenkant van de badkamer ook nog eens drie. En voor de leefruimte ongeveer negen. En dan nog een voor reserve, mocht je een fout maken. Dan kom je op zestien platen uit. Zou je dus normaal achthonderd kosten, als ik ze nu voor je koop, ben je net geen vijfhonderd kwijt.’
Ik zucht eens een keer. ‘Pff, nog steeds flink wat geld, maar goed, ik zal het toch nodig hebben. Doe het maar, ik praat er wel met Chantal over. De slaapkamer doen we wel anders, anders zou het echt te veel gaan kosten.’
‘Dat zou ik ook gedaan hebben, John. Maar misschien heb ik daar ook nog wel een oplossing voor.’
We gaan dan weer verder met onze werkzaamheden. Dat bestaat uit nog meer framewerk van houten latten op maat maken en monteren.

Chantal komt eens een kijkje nemen, en heeft wat hapjes bij.
‘Ik dacht, de heren lusten wel een versterking. En bovendien heb ik vrijwilligers nodig om even te proeven.’
Sander lacht. ‘Dus als we hier dadelijk kermend op de grond liggen van de buikpijn, dan weet je, dat je het straks niet moet serveren?’
Chantal kijkt zuur. ‘Ha ha, wat ben je weer grappig, Sander! Nee, ik wil alleen weten of de smaak goed is. Dit heb ik nu afgebakken, de rest kan ik nog aanpakken.’
We maken dan een pauze, en proeven de lekkernijen.
‘Hmm, dit is echt lekker, Chantal. Wat is het eigenlijk?’
‘Dit gebak maakte mijn oma altijd. Het is lekker hartig, maar je maakt het te snel te zout. Is het echt niet te zout?’
‘Nee, perfect zo! Wat zit er eigenlijk allemaal in?’
‘Wat fijngesneden vlees, een kruidenmengsel en bladerdeeg.’
‘Echt, heel erg lekker! Je zal Ilse wel niet het recept willen geven?’
‘Het is wel een familiegeheim, Sander. Misschien later eens een keer. Maar weet je wat? Ik zal nog wat extra klaarmaken, die kun je dan straks meenemen naar huis. Zeg maar tegen Ilse, dat ze die met honderdvijfenzeventig graden moet opwarmen, en dan ongeveer tien minuten in de oven. Dat is genoeg.’
‘O, dat zou erg fijn zijn, Chantal. Maar wat vind je van onze vorderingen, Chantal?’

Ze neemt een kijkje in de caravan, waar nu een heel framewerk en een behoorlijke wirwar aan bekabeling is te zien. Maar ze ziet wel de vooruitgang.
‘Zo, dat schiet al behoorlijk op, jongens! Ik wist niet, dat het zo snel zou gaan.’
Sander glimlacht. ‘De afwerking kost de meeste tijd. Hier kun je nog wel eens een foutje gemakkelijk herstellen, maar als je straks de fineer erop gaat lijmen, dan kun je je geen enkele fout veroorloven.’
Ik zeg tegen Chantal: ‘Sander kan aan een heel mooi fineer komen, maar dat zal ons wel weer vijfhonderd euro gaan kosten.’
‘Tja, als het nodig is, John. Maar we moeten wel sparen voor onze bruiloft.’
‘Dat komt ook wel goed, Chantal. Maar nu kunnen we die nog vrij goedkoop krijgen, dus we besparen ons dat geld wel op termijn.’
‘Doe het dan maar, John.’
‘Dat had ik al tegen Sander gezegd, dat hij die maar moet bestellen. Ik dacht al, dat je akkoord zou gaan.’
‘En als ik nou nee had gezegd?’
‘Dan had ik Sander nog gezegd, toch maar even te wachten. Dit deden we toch samen, Chantal?’
Chantal glimlacht. ‘Alleen heb ik zelf nog niet zo veel kunnen doen, John.’
‘Jouw tijd komt nog wel, Chantal. Zodra het houtwerk gedaan is, mag jij je helemaal uitleven op het schilderwerk en de stoffering.’
We gaan dan weer aan de slag. Na anderhalf uur vinden we het echter wel weer genoeg, en wens ik Sander nog een prettige voorzetting van zijn weekend. Zondag houden we een rustdag, en gaan we nog even op bezoek in Kampen.

Maandag, als ik weer aan het werk ben, krijg ik telefoon van Sander, die ook aan het werk is.
‘John, je kunt de hele partij, die we nog hebben staan, kopen voor vijfhonderdvijftig euro. Dat is echt een koopje. Dat zijn nog drieëntwintig platen. Dan kun je ook je slaapkamer nog doen, en heb je waarschijnlijk nog over.’
‘Daar hoef ik niet lang over na te denken, Sander. Doe dat dan maar. Dan hoeven we niets aparte te bedenken voor de slaapkamer. Bedankt, man!’
We nemen weer afscheid en ik ga weer verder met mijn werk. Tijdens de koffiepauze vertel ik over mijn kerstvakantie met Chantal, en wat we beleefd hebben in Rome. Maar ook dat ik weer goede vorderingen heb gemaakt met mijn caravan, omdat ik weet, dat enkele collega’s dat enorm interesseert. Ik laat ze wat foto’s zien van de vorderingen.

‘Dat gaat er mooi uitzien, John! Maar dan krijg je toch best een ruime keuken en ook een ruime badkamer.’
‘Ja, die worden lekker ruim. Het wordt een apart toilet, zodat die niet bezet is, als er iemand op de badkamer is. Dat kost wel iets aan ruimte, maar de ruimte is er. En we hebben nu ook een besluit genomen over de afwerking. Een vriend van me, die me meehelpt met het inrichten, kan aan een partij fineer komen. Als dat straks allemaal verlijmd is, en in de lak gezet, gaat dat er prachtig uitzien.’

Als ik later thuiskom, heeft Sander de fineervellen al in de loods afgeleverd, en bekijk ik het met Chantal. We zijn best onder de indruk van het hout en Chantal zegt: ‘Als dit straks klaar is, hebben we de mooiste caravan van heel Europa!’
‘Ja, maar eerst moet alles klaar zijn, Chantal. Er komen nog een paar grote uitgaves aan. Er moet nog een nieuw toilet in, een nieuwe douchebak, dat kost ook weer flink geld. En we moeten nog sparen voor de bruiloft. Dus ik denk, dat we even het project moeten stilleggen, hoe graag ik ook zou willen doorgaan.’
Chantal knikt begrijpend.
‘Ja, je hebt gelijk. Anders zou het zelfs dit jaar al klaar zijn, en dan zouden we die andere caravan helemaal voor niets gekocht hebben.’
‘De caravan zou echt niet dit jaar klaar zijn, Chantal. We zijn nu net voor het nieuwe jaar, en vanaf het voorjaar hebben we de nodige dagen, dat we er niet meer aan kunnen werken. We hebben meetings, de nodige verjaardagen, bruiloften, en niet te vergeten, onze eigen bruiloft. Dus kunnen we ook rustig onze tijd nemen en alles goed maken, in plaats ons te haasten.’
Dat is Chantal ook met me eens. En bovendien, er is een wedstrijd, waar ik me voor moet voorbereiden. Afgelopen week heb ik niet getraind, en dat moet ik wel weer goedmaken. Maar dat heb ik goed doorgesproken met Otto, en de komende week zal ik hard en lang moeten trainen. Maar ik voel wel wat spanning oplopen, nu de wedstrijd steeds dichterbij komt.

Tegen de avond pak ik mijn spullen en zeg tegen Chantal: ‘Ik ga trainen. Wens me geluk!’
Ze geeft me een zoen, maar ik zie weer haar zorgen in haar ogen. Ze weet, dat ze me er niet vanaf kan brengen, maar ze zou liever zien, dat ik ervan af zou zien. Maar dat kan niet meer, de wedstrijd wordt nu gepromoot, en naar verluid is de zaal al behoorlijk uitverkocht. Tijdens de training moet ik er hard aan, harder dan normaal het geval is. Otto drijft me op mijn grenzen van mijn kunnen, gewoon om me te testen of ik het ook wel aankan. Maar ik doorzie al zijn acties, en laat me niet door hem verrassen.
Als we na de training nog even napraten, zeg ik tegen Otto: ‘Je bent een stuk agressiever aan het trainen. Met oog op de wedstrijd?’
Otto knikt. ‘Ja, en dat zal je nodig hebben. Ik heb een paar dagen geleden een video van hem gezien, waarop hij aan het trainen was. Hij begint beter te worden, dat had ik niet voorzien. Want hij is al jaren op eenzelfde niveau, maar als ik die video bekijk, heeft hij toch wel wat stappen gemaakt. Maar ik denk nog steeds, dat je hem goed aankunt. Hij traint nog steeds niet op zijn zwakke plekken, terwijl jij er haast geen hebt. Jij bent allround goed, en dat is een zeldzaamheid. Daarom kun je jezelf ook goed handhaven, als je met mij spart. Enrico’s zwakke plekken weet je inmiddels wel, maar staar je daar ook niet blind op. Je hebt het talent van een wereldkampioen, al besef je je dat niet eens. Zonde, maar ik begrijp heel goed, waarom je je nooit geroepen hebt gevoelen om mee te doen aan wedstrijden.’

Ik rijd dan weer naar huis toe, en nestel me lekker naast Chantal. Ik ben best moe van het trainen, en dat ziet Chantal ook.
‘John, moet je nu echt die wedstrijd doen? Is het dat echt waard?’, vraagt ze me voor de zoveelste keer.
Ik kijk haar aan en zeg: ‘Chantal, ik kan hiervoor niet weglopen. Dat druist tegen mijn hele gevoel in. Je weet waarom ik het doe. En ik beloof je echt, deze wedstrijd is mijn eerste, maar ook mijn laatste.’
‘Maar ik ben zo bang, dat je wat overkomt! Ik hoor van die verhalen, wat die Enrico allemaal met zijn tegenstanders doet!’
‘Juist daarom moet ik het doen, Chantal. Ik weet, dat je je zorgen maakt. En dat trek ik me ook wel aan, maar ik ga niet stoppen. Geen denken aan!’
Dat laatste zeg ik best geïrriteerd en hard. Daar schrikt Chantal wel een beetje van. Ik ben niet snel boos, maar ik begin nu toch wel boos te worden. Ze huilt, en dat kalmeert me meteen.
‘Sorry, ik had niet tegen je moeten schreeuwen.’
Ze snikt in mijn armen. ‘Het is al goed. Ik weet, dat je het niet zo meent. Maar ik maak me echt zorgen, John. Wat als hij je nu ook zo ernstig verwondt, zoals hij bij die andere jongen gedaan heeft? Ik zou me dan geen enkele raad weten!’
‘Zover komt het niet, Chantal. Otto heeft me zelf gezegd, dat hij zelf zal ingrijpen, mocht Enrico weer over de schreef gaan. En geloof me, dan zal Otto echt niet alleen staan. Er staan er een hoop meer te trappelen om Enrico een flinke afstraffing te geven. Maar niemand van hen is in staat om stand tegen hem te houden. Maar ik maak mezelf ook geen illusies. Otto kan wel tegen me blijven zeggen, dat ik gemakkelijk van hem win, maar daar geloof ik niet in. Het zal een harde en moeilijke strijd worden. En als het geluk aan mijn zijde is, dan zal ik winnen. En als dat niet zo is, dan zal ik het heel zwaar krijgen.
Maar ik heb jouw hulp ook nodig om me door die strijd heen te slaan, Chantal. Want zonder jouw steun, ga ik het niet redden. Op dat niveau maakt zulke details een wereld van verschil.’
‘Denk je dat echt?’
Ik knik. ‘Als ik weet, dat je me steunt en aanmoedigt, dan is er niemand die van me kan winnen, Chantal. Want dan vecht ik niet voor mezelf, maar voor jou en iedereen, die wraak wil nemen op Enrico. Denk je, dat je dat voor me kunt doen?’
Chantal knikt. ‘Ik zal er niet blij mee zijn, maar ik zal je steunen en aanmoedigen. Hoe zwaar dat ook voor mij zal zijn.’
‘Meer vraag ik ook niet van je, Chantal. En ik weet, dat het moeilijk voor je is, maar het is wel belangrijk voor me.’
Ik geef haar dan een zoen. ‘Het gaat heus wel goedkomen, Chantal. Ik zal erg oppassen, als ik met Enrico vecht.’
Het kalmeert Chantal wel wat. We gaan dan slapen.

In de dagen erna moet ik weer veel trainen, waarbij Otto me iedere keer op mijn limiet drijft. En ik merk, dat hij me daarmee qua niveau op een nog hoger niveau tilt.
Maar in de week voor de wedstrijd hoef ik juist niet meer zoveel te trainen. Wel zorg ik ervoor, dat mijn spieren goed soepel blijven door wat oefeningen te doen, maar daar blijft het dan ook wel een beetje bij.
Vrijdags, voor de wedstrijd, net voordat ik na mijn werk naar huis toe ga, wensen mijn collega’s me geluk toe voor de wedstrijd. Van enkele weet ik, dat ze kaarten hebben gekocht om de wedstrijd te kunnen zien. Ze willen mij wel eens in actie zien. Ik heb ze er wel over verteld, en een kleine demonstratie gegeven, maar ze willen het gewoon eens meemaken.
Vrijdagavond ga ik nog wel even naar de sportschool om te trainen, maar dat is geen heel zware training. Zaterdag ga ik dan wel weer wat intensiever trainen.
Als ik aan het trainen ben, zegt Otto tegen me: ‘Ik geloof, dat Enrico toch een beetje bang voor je aan het worden is, John. Hij wilde proberen om me te weren om bij de wedstrijd te zijn.’
‘O? Is dat zo? Je bent toch mijn trainer, of niet dan? Geen trainer, geen wedstrijd, zo eenvoudig is dat, Otto!’
‘Dat heb ik hem al meteen duidelijk gemaakt. Maar zo probeert hij je te verzwakken. En zondag zal hij nog wel een paar pogingen doen, geloof me maar. Bah, het is echt een kwal van een vent!’
Ik lach. ‘Ik hoef je niet te vragen, wat je van hem vindt, of wel?’
‘Nee, niet echt. Geloof me, ik zal een hele grote smile op mijn gezicht hebben, als je hem verslagen hebt!’
‘Dat geloof ik meteen, Otto. Maar genoeg over Enrico. Ik wil gewoon ontspannen trainen en gewoon even niet aan de wedstrijd denken.’
Otto knikt, en ik ga weer relaxt verder met trainen. Het is niet zo, dat ik niet aan de wedstrijd denk, maar ik kan het wel gemakkelijk naast me heen leggen. Als we klaar zijn met trainen, zegt Otto tegen me: ‘Weet je, John! Ik ken echt niemand, die een paar dagen voor zijn belangrijkste wedstrijd ooit, zo relaxt kan zijn. Je staat hier te trainen, alsof die wedstrijd pas over een jaar plaatsvindt!’
Ik grap meteen: ‘Oh? Is dat overmorgen al? Verdorie, dat had je me ook wel eens kunnen zeggen!’
Otto lacht en schudt zijn hoofd. ‘Ongelofelijk! Ik snap niet, hoe dat je het doet!’
‘Het is niet zo, dat ik geen zenuwen voel, Otto. Die heb ik wel degelijk. Maar ik weet, dat veel mensen me steunen. En ik weet, waarvoor ik het doe. En ik kan me er wel druk om maken, maar daar schiet ik niets mee op. Dus probeer ik gewoon relaxt te doen, en dat lukt me aardig. Het is dus schijn, want ik voel mijn zenuwen dus echt wel.’
‘Ik zou willen, dat ik zoiets kon, John. Echt, je weet niet eens half, hoe bijzonder dat is.’
Ik haal mijn schouders op. Ik ga gewoon verder met mijn training. Maar ik heb niet gelogen tegen Otto. Ik voel de spanning wel, en ik heb echt wel zenuwen voor de wedstrijd, maar ik weet mezelf te kalmeren, omdat ik weet, dat ik er niets meer aan kan veranderen. Het enigste, wat ik nog wel kan doen, is zorgen, dat ik in goede conditie ben.

De zaterdag besteed ik vrijwel geheel aan de voorbereiding van mijn wedstrijd. Al ’s morgens ben ik bezig met hardlopen, oefeningen en mediteren. Maar ’s middags wordt mijn schema door Chantal overhoop gegooid. Terwijl ik aan het mediteren ben, komt ze naast me zitten.
‘John, ik moet even met je praten. Ik weet, je zit nu midden in je voorbereiding, maar ik moet het nu echt even kwijt.’
Ik onderbreek mijn meditatie, want ik zie, dat Chantal echt iets dwars zit.
‘Oké, wat is er?’
‘Het gaat over morgen. Ik begrijp, dat ik je niet kan overtuigen het niet te doen. Daar zal ik dus ook niet over praten. Maar je vroeg me je te steunen. Dat doe ik ook, maar ik zie er wel erg tegenop om morgen met je mee te gaan.’
Ik glimlach. ‘Je wil niet zien, als Enrico me probeert te raken?’
Chantal knikt. ‘Ach, meisje toch! Dat begrijp ik toch wel! Als je liever thuis blijft, dan moet je dat doen! Je stelt me daarmee echt niet teleur.’
Als Chantal dat hoort, valt haar schijnbaar een last van haar schouders. ‘Ach, daar ben ik blij om. Ja, ik blijf liever thuis, en misschien ga ik wel naar je moeder, zodat ik niet alleen ben.’
Ik trek haar tegen me aan, terwijl ik haar omhels.
‘Waarom heb je dat niet eerder gezegd?’
‘Omdat je me vroeg je te steunen, John. En ik weet, hoe belangrijk het voor je is. Dus daarom heb ik maar niets gezegd.’
‘Dat was toch niet nodig geweest. Ik heb je gevraagd me te steunen voor wat ik doe. Maar je hoeft van mij echt niet daarbij aanwezig te zijn, als je dat niet wilt. Ik had al niet verwacht, dat je daar wilde zijn. Zo goed ken ik je inmiddels wel.’
Chantal glimlacht even. ‘Je vindt het echt niet erg?’
‘Ik zou het leuker vinden, als jij er wel was, maar ik begrijp waarom je niet wil komen. Net als jij van mij begrijpt, waarom ik het doe. Zolang we dat van elkaar kunnen accepteren, dan is er toch niets aan de hand?’
‘Ik hou van je, John. En ik hoop echt, dat je die kerel met de grond gelijk maakt!’
‘Dat hoop ik ook.’
Ze geeft me een zoen, en laat me dan weer verder gaan met mediteren. ’s Middags ga ik naar Otto doen, om de laatste training af te wikkelen, en de strategie door te spreken. En ik spreek met Otto af, dat hij me komt afhalen. Want dan hoef ik niet te rijden, waardoor ik minder energie hoef te steken in het autorijden. Na de training ga ik naar huis, en ga vroeg naar bed. Want Otto zal mij en Joey al zeer vroeg ophalen.

Rond vier uur staat Otto al aan de deur, hoewel de wedstrijd pas veel later is. Die begint pas om acht uur ‘s avonds. Maar Otto wil me perfect voorbereiden voor de wedstrijd.
En zo gaat het ook. In de auto van Otto krijg ik amper wat mee van de reis. De wedstrijd wordt in Arnhem gehouden in een grote sporthal. Naar het schijnt komen er bijna vijftienhonderd bezoekers op af, voor mijn gevoel veel te veel. Bij een sportschool in de buurt kan ik me voorbereiden op mijn wedstrijd. Het is me meteen duidelijk, dat de eigenaar van de sportschool, zijn naam is Kenny, niet veel op heeft met Enrico. Want daar heeft hij een duidelijke mening over. Ik moet Enrico maar verrot schoppen, zodat Enrico nooit weer een ring zal betreden, zo verkondigde hij zijn mening over Enrico aan mij. Ik heb er maar niets over gezegd. Enrico mag dan wel een klootzak zijn, maar hij is ook een mens. En zolang de wedstrijd verder maar fair blijft, dan ga ik hem zeker niet met opzet iets aandoen. Maar mocht dat veranderen, dan kan ik voor mezelf ook niet instaan.

Ik doe mijn oefeningen met Joey, die me helpt mijn spieren op te warmen. Ik hoor Otto met Kenny praten.
‘Hoe goed is John nu eigenlijk? Je vertelt altijd wel, dat hij heel erg goed is, maar ik weet natuurlijk helemaal niets van hem.’
‘Ken, ik zou het je niet aanraden om met John te gaan sparren. John is heel erg allround, maar hij heeft een enorm harde trap in zijn benen zitten. Als hij zou willen, zou hij daarmee iemands ribben gewoon kunnen verpulveren. Je hebt gehoord, wat er gebeurd is, toen hij zichzelf moest verdedigen daar in Kampen?’
Kenny knikt. Daar heeft hij inderdaad van gehoord.
‘De jongen, die hem aanviel met dat mes, heeft een volledig verbrijzelde kaak. Het had niet veel gescheeld, of die jongen had niet meer eens geleefd. En dat was nog een redelijk gecontroleerde trap.’
‘Wow, dat is dan een indrukwekkend wapen! Heb je een idee, hoeveel kracht hij daarmee heeft? Want als ik hem zo zie, dan lijkt hij niet al te gespierd. Wel stevig, maar niet enorm sterk. Hoeveel kracht zou hij werkelijk in zijn benen hebben zitten? Ik heb een impactmeter, waarmee we dat eens zouden kunnen testen. Het is eigenlijk niet meer, dan een aangepaste boksbal van de kermis, maar het werkt wel.’
‘In andere omstandigheden zou ik dat toelaten, maar ik wil niet, dat John zich blesseert met dat ding. Dat zou zonde zijn, of niet?’
‘Dat is ook weer waar. Misschien eens iets voor een andere keer. Maar ik geloof je meteen, dat je je gemakkelijk op hem verkijkt. Hij ziet er wat zwaar uit, wat zijn beweging zou kunnen vertragen. Maar als ik zie, hoe hij hier die oefeningen doet, dan weet ik wel beter. Een wolf in schaapskleren. Is er nog iets, wat ik van hem zou moeten weten?’
‘Zijn incasseringsvermogen. Daarom is hij voor mij ook de ideale sparringspartner. Met hem kan ik bijna tot aan de limiet gaan. Maar de afgelopen maanden heb ik die lat nog wat hoger gelegd. Hij is echt een beest. Enrico gaat echt een verrassing krijgen, zoals hij die nog nooit eerder heeft beleefd.’
‘Dat geloof ik best. Maar Enrico heeft ook niet stilgezeten, Otto! Hij heeft zich nu een goede trainer ingehuurd, en dat heeft toch wel resultaten opgeleverd, als ik de geruchten moet geloven.’
‘We zullen het snel zien. Over vier uur weten we meer.’

Ik heb de hele conversatie tussen de beiden gehoord, maar houd me wijselijk erbuiten. Ik concentreer me liever op mijn oefeningen, en mijn beheerstheid. In een veldbed kan ik nog even rusten, voordat de wedstrijd begint. Maar verder wordt er ook goed voor me gezorgd. Als ik genoeg gerust heb, praat ik nog even met Kenny.
Ik vraag hem: ‘Kun je me nog wat meer vertellen over Enrico? Otto vertelt me niet zo heel veel over hem.’
‘Hoe bedoel je, als persoon of als kickbokser?’
‘Als persoon. Als kickbokser weet ik wel, wat ik van hem kan verwachten. Maar ik heb zo de indruk, dat je hem wel kent.’
‘O ja, ik ken hem. Meer dan me lief is. Hij heeft het kickboksen van mij geleerd, maar ik heb hem de deur uit geschopt, toen hij agressief en arrogant begon te worden tegenover mijn andere leerlingen. Er zit geen hart in die jongen. Ik weet het niet helemaal zeker, maar hij verdient zijn geld niet helemaal zuiver. Daar heb ik allerhande geruchten over gehoord, daar word je niet echt vrolijk van. Hij gaat om met mensen van het verkeerde milieu, als je begrijpt, wat ik bedoel.’
‘Ik heb wel een indruk. Kijk, voor mij is het belangrijk om te weten, tegen wie ik vecht. Ik wil weten, wat voor persoon dat is. Als hij werkelijk zo’n gajes is, dan heb ik er geen probleem mee om hem zijn knoken te breken. Maar ik hoop desondanks op een goed en fair gevecht.’
‘Als je zo goed bent, als Otto zegt, dan hoef je daar niet op te rekenen, John. Dat is juist het probleem van Enrico, hij kan niet tegen zijn verlies! Als hij merkt, dat hij op een normale manier niet kan winnen, dan gaat hij gemeen spelen. Dus dan hoef je al niet te rekenen op een fair gevecht.’
‘Oké, dan weet ik in ieder geval, hoe ik me op de wedstrijd moet instellen.’
‘Je gaat het wel tegen hem redden. Ik zal je wat tips geven. Ik weet een paar van zijn sterktes en zijn zwaktes. Ik heb hem immers kickboksen bijgebracht. Hij zal nu wel wat beter zijn geworden, maar je kunt nooit al je minpunten wegwerken. Dus probeer daar je voordeel mee te doen.’
Ken vertelt me dan zijn tips, die ik me zeer goed inprent. En dan is het tijd om richting de sporthal te gaan. In de kleedkamers van de sporthal bereid ik me verder voor. Opeens gaat mijn telefoon, en ik zie dat het Chantal is.
Ik neem op. ‘Hoi, lieverd!’
‘John, ben je daar?’
Chantal klinkt wat angstig.
‘Wat is er, Chantal?’
‘Er reed net een wagen hier richting het huis, maar ik vertrouw het niet.’
‘Waar is die wagen nu?’
‘Hij is weer weggereden, maar volgens mij staat hij nu op het einde van de weg. Wat moet ik nu doen?’
‘Er is weinig, wat je kunt doen. Je zou de beveiliging kunnen opbellen, dat er een verdachte wagen in de straat staat. De politie kan in dit geval weinig doen. Maar de beveiliging moet komen kijken, als je daarom vraagt. Daarvoor betaal ik ook. En zet het alarm maar aan, ook voor de loods.’
‘Oké, dat zal ik dan wel doen. Wanneer begint je wedstrijd?’
‘Over een klein half uur. Wens me geluk!’
‘Ik hou van je, en ik wil dat je van hem wint voor me! Maak die vent helemaal in!’
‘Wow, dat klinkt heel anders, dan gisteren, Chantal!’
‘Ik heb er nog eens goed over nagedacht, John. Je hebt je zo goed voorbereid, dat ik er wel op kan vertrouwen, dat je er redelijk zonder kleerscheuren vanaf komt. Ik had ook mee kunnen gaan, en in de kleedruimte af kunnen wachten.’
‘Dat is nu te laat, maar ik ben blij, dat je er nu zo over nadenkt. Maar zoals ik je al gezegd heb: Dit is mijn eerste en laatste wedstrijd.’
‘Dat weet ik, maar ik voel me nu een beetje schuldig, dat ik niet mee ben gegaan. En dat ik je nu lastig val met mijn zorgen over die auto.’
‘Het zal waarschijnlijk iemand zijn, die zich verreden heeft. Dat komt wel goed.’
‘Ik hou van je!’
‘Ik hou ook heel veel van jou! Tot vanavond!’
Ik hoor haar zuchten. ‘Tot straks!’

Ik leg mijn telefoon neer. Otto vraagt: ‘Was dat Chantal?’
Ik knik. ‘Ja, ze maakte zich zorgen over een auto, die de straat in was gereden. En je weet, dat daar zelden een auto komt. Ik heb haar gezegd, de bewakingsdienst te bellen. Meer kan ik nu toch niet doen.’
Kenny kijkt me verbaasd aan. ‘Woon je in zo’n kast van een huis, dat je bewaking nodig hebt?’
‘Nee, maar het is wel een boerderij, net buitenaf, langs een industrieterrein. En hoewel we in een betrekkelijk rustige gemeente wonen, gebeuren er toch wel eens wat dingen, die het daglicht niet mogen zien. Dus daarom ook bewaking, en die heb ik al een paar keren nodig gehad, helaas.’
Otto zegt tegen Kenny: ‘Ik zal je dat verhaal nog wel eens vertellen. Dat is nu niet de tijd en plaats om te vertellen.’
Kenny knikt. Otto zegt: ‘Kom, dan gaan we je eerst nog even wat masseren, en dan gaan we je handschoenen aantrekken.’

Ik knik en ga op de massagetafel liggen. Otto geeft me dan een goede massage, en daarna bereiden Kenny en Otto me samen voor op de wedstrijd. De spanning begint nu wel op te lopen, maar ik voel me eigenlijk meer gespannen om de zorgen van Chantal, dan om de wedstrijd zelf. Eigenlijk is het wel een goede afleiding voor me. Maar als ik de speaker de bezoekers hoor opwarmen voor de hoofdact van vanavond, dan is mijn focus weer helemaal weer op de wedstrijd. Als we dan hal inlopen, ben ik best onder de indruk van alle toeschouwers. Die juichen me allemaal toe, terwijl ik de ring inloop. Mijn tegenstander staat er al, en hij probeert me intimiderend aan te kijken. Niet dat ik me daar iets van aantrek. Ik probeer te wennen aan het lawaai en geschreeuw rond om me heen.
Otto heeft dat direct in de gaten en roept me toe: ‘Concentreer je op mijn stemgeluid. Ik weet, dat je het kunt, je bent een absoluut talent! En trek je niets aan van Enrico, die probeert je alleen maar bang te maken.’
‘Enrico interesseert me niet. Ik moet alleen even wennen aan het geschreeuw en lawaai!’
Otto knikt, en wenkt de scheidsrechter naar zich toe.
‘Zouden we een minuutje extra mogen hebben? Het is zijn eerste wedstrijd in zo’n grote hal. Hij is het niet gewend om met zoveel lawaai en herrie te vechten. Geef hem een minuut om eraan te wennen.’
‘Dat is niet gebruikelijk, maar daar heb ik wel begrip voor. Een minuut, en niet langer! Ik zal jullie tegenstander even inlichten.’
‘Bedankt, scheids!’

De man loopt weg en informeert Enrico en zijn crew. Die protesteren natuurlijk, maar dat helpt ze natuurlijk niets. Maar het geeft me wel even de tijd om te wennen. En als ik me concentreer hoor ik al zelfs al dat lawaai niet meer eens. Alleen de stemmen van Otto, Joey en Kenny dringen nog tot me door. Na een minuut kijkt de scheidsrechter me aan, en ik knik, dat ik er klaar voor ben. Daarop wenkt hij mij en Enrico naar zich toe, de wedstrijd gaat beginnen.

Hij vertelt ons de gebruikelijke regels, waarop we elkaar een hand geven en terug onze hoek in gaan. Otto vertelt me nog even de strategie, die we moeten gaan toepassen en ik keer dan terug naar het midden van de ring. De gong gaat, en de wedstrijd begint. In het begin gebeurt er nog niet veel. We wachten allebei af, tot de ander begint. Dat levert wel gefluit op van het publiek, maar iedereen weet, dat degene, die begint, een grote kans maakt om meteen afgemaakt te worden. We beginnen met wat kleine plaagstootjes, en het is duidelijk, dat Enrico me hoog inschat. Want anders zou hij me al meteen hebben aangevallen.
Maar uiteindelijk is hij toch degene, die de aanval kiest, en dat moet hij bekopen met een paar rake tikken. En daardoor is hij meteen op zijn hoede. Ik concentreer me goed op hem. Ik test hem goed uit, door wat schijnaanvallen te doen en daar komen wel wat zwakke plekken tevoorschijn. De tips van Kenny heb ik me goed in mijn oren geknoopt. Na wat schijnaanvallen, die Enrico gemakkelijk doorziet, plaats ik mijn eerste echte aanval. En Enrico moet een flink pak slaag incasseren, zonder dat hij zich daarvoor afdoende kan verweren. Het gejoel van de menigte is enorm! En dan gaat de bel voor de eerste ronde.

Ik ga op de kruk zitten en Otto zegt me: ‘Dat was een goede eerste ronde, die is al helemaal voor jou! Die aanval van je, was geniaal, die zag hij helemaal niet aankomen! Maar in de volgende ronde zal hij van tactiek veranderen, dus pas op! Kom, je kunt hem aan!’
En inderdaad, na de gong begint Enrico weer helemaal anders. En hij maakt het me zowaar moeilijk. Zijn aanvallen zijn fel en hard, maar hij kan me niet op de juiste plaatsen raken. En tijdens een aanval, lukt het me om de rollen om te draaien. Het publiek smult van de sensatie, want het is een prachtig gevecht om te zien. Ze schreeuwen hun longen uit hun lijf.
Als de ronde voorbij is, staan Enrico en ik ongeveer gelijk in deze ronde.
‘Goed gedaan, John. Het was te verwachten, dat Enrico je nu meer ging aanvallen. Maar nu wordt het tijd, dat je hem eens een kijkje in jouw keuken laat zien.’
Ik knik en drink nog vlug wat en dan gaat de gong alweer.

Nu begin ik veel actiever te vechten. Enrico heeft het daar duidelijk moeilijk mee, en moet een paar flinke klappen en trappen incasseren. Zelf lukt het hem ook om een goed geplaatste klap op mijn hoofd te plaatsen, maar het is duidelijk, dat Enrico zelf de meeste schade heeft geleden. Maar hij begint duidelijk roekelozer te worden. De vlammen schieten bijna uit zijn ogen, en getuigen van razernij.

In de vierde ronde klampt hij zich aan me vast, en fluistert dan in mijn oor: ‘Je hebt een mooi huis, daar in Echt! Als je wilt, dat je vriendin daar veilig is, dan verlies je dit gevecht!’
En dat had hij nu net even beter niet tegen me kunnen zeggen.
‘Als haar ook maar een haartje gekrenkt wordt, dan ben je dood! Het interesseert me niet, wat er dan met mij gebeurt, maar ik maak je af, en voordat ik dat doe, breek ik al je botten, zodat je me smeekt om je te doden!’
‘Dat weet je, wat je te doen staat!’
Ik druk hem van me af, en zet me in de houding. Otto ziet een verandering in mijn houding, en kijkt geschokt toe.

Otto fluistert tegen Kenny: ‘Dit is foute boel, Ken! John begint pissig te worden, dus Enrico moet iets tegen hem gezegd hebben, waarover John zich opwindt. En als John boos is, dan kunnen er foute dingen gebeuren!’
‘Wat kan hij dan gezegd hebben?’
‘John krijg je echt niet snel boos, dus dan moet Enrico met iets gedreigd hebben.’
‘Wat moeten we nu doen?’
‘Er is niets, wat we nog kunnen doen. Enrico heeft zojuist zijn eigen doodsvonnis getekend. Er is maar een iemand, die hem nog kan tegenhouden, en die zit nu thuis.’
‘Je bedoelt zijn vriendin?’
Otto knikt. ‘Jezus, dus dit gaat nasty worden?’
‘Ik ben er bang voor. Heel nasty. Enrico wilde een show krijgen. Nou, dat gaat hij nu ook krijgen, maar niet zoals hij wil!’

Ze kijken dan weer naar de wedstrijd. Otto heeft het helemaal niet zo bij het verkeerde eind, ik ben woedend. Alleen al het feit, dat hij Chantal bedreigt, dat maakt me zo woedend, dat ik maar een ding wil, en dat is Enrico volledig uitschakelen. En daardoor let ik wat minder op mijn verdediging, waar Enrico handig gebruik van maakt.
Maar ik word gered door de bel. Hoewel, ik wil helemaal niet terug naar mijn hoek, en wordt gedwongen door de scheidsrechter en ook Otto, die de ring in is gesprongen en me terugsleept naar de kruk.

‘Wat is er gebeurd, John! Je bent pissig, dat kon ik vanuit hier merken!’
‘Hij heeft me gedreigd Chantal wat aan te doen! Otto, wat er ook gebeurt, niemand bedreigt Chantal ongestraft! Hij gaat eraan! Ik ga hier niet weg, voordat ik hem al zijn knoken gebroken heb!’
‘Hij probeert je te forceren, uit te lokken, begrijp je dat dan niet?’
‘Dat weet ik heel goed! Maar als hij probeert zo te winnen, dan komt hij van een koude kermis thuis. Hij gaat neer, dat geef ik je op een briefje!’

De gong gaat dan alweer. Enrico kijkt me grijnzend aan, alsof hij al gewonnen heeft. Maar die grijns blijft niet lang. Zodra de scheidsrechter het gevecht vrij geeft, val ik Enrico vol aan. De man krijgt amper de kans zich te verdedigen tegen de stormvloed aan slagen en trappen, die ik hem geef. De scheidsrechter moet er regelmatig aan te pas komen om me van hem af te trekken, en ik krijg zelfs een waarschuwing. Dat kalmeert me iets, maar ik ben nog steeds woedend. Buiten de ring kijkt Kenny geschokt toe. Hij zegt tegen Otto: ‘Nu geloof ik je wel, dat hij een beest is in de ring! Mijn God! Ik zou nou niet graag in de plaats van Enrico staan! Maar wat doe je, als John te ver gaat?’
‘Bidden! Ik werp me er echt niet tussen. Ik heb het te doen met de scheidsrechter, maar die zal nu ook wel beseffen, dat er iets aan de hand is.’

Als de gong weer gaat, komt de scheidsrechter dan ook naar ons toe.
‘Mag ik vragen, wat er aan de hand is? Waarom is hij opeens zo agressief? Want als ik hem nog eens moet waarschuwen, diskwalificeer ik hem!’
‘Dan wens ik je veel succes. Enrico heeft geprobeerd de vriendin van John te bedreigen, om zo de wedstrijd naar zijn hand te zetten. Nou, dan heeft hij net de verkeerde bij John getroffen. Die is nu in staat om Enrico echt af te maken.’

‘Oké. Ik laat dit uitzoeken, en mocht dat waar zijn, dan worden er passende maatregelen tegen Enrico genomen. Zoiets is echt ontoelaatbaar! Maar tot het einde van de wedstrijd hou je John in toom! Begrepen!’
Otto knikt. Dan zegt Otto tegen mij: ‘John, ik weet, dat je boos bent, maar je moet het niet te ver drijven. Dat zou Chantal niet willen!’
En die woorden dringen tot me door. Het kalmeert me weer, en brengt me weer bij zinnen. Otto merkt het meteen en zegt: ‘Kom, nog twee rondes en dan is het over! Ben je weer wat rustig?’
Ik knik. ‘Ik zal me inhouden, maar dat hangt natuurlijk wel van Enrico af.’
‘Begrijpelijk. Maar nu gewoon fair en volgens de regels vechten!’
Ik knik nog eens. Otto geeft me nog vlug wat te drinken, en ik ga weer staan om verder te gaan met het gevecht. Enrico is nog niet klaar, zijn trainers zijn hem nog aan het oplappen. Hij heeft veel geleden van de afgelopen ronde.

Maar als de gong gaat, is hij wel weer paraat.
Ik begin het gevecht weer, zoals ik normaal zou vechten, maar Enrico werpt het dan over een heel andere boeg. Hij gebruikt trucs, die niet toegestaan zijn, en raakt me dan ook een paar keren flink. Daarvoor krijgt hij dan ook een waarschuwing, maar mij is het dan wel duidelijk, dat ik een eind aan dit gevecht moet maken, voordat dit te ver gaat. Ik laat Enrico me weer aanvallen, en plaats dan mijn aanval, een dodelijke combinatie van een paar harde treffers in zijn maagstreek, gevolgd door een harde kick tegen zijn hoofd, die hij probeert op te vangen met zijn armen. Het misselijke geluid van krakende botten wordt gevolgd door een hard plof, als Enrico bewusteloos op de grond valt.

Ik besef me meteen, wat er is gebeurd, en ik hef mijn armen, dat ik het gevecht staak. De scheidsrechter grijpt meteen in, en wenkt een dokter de ring in. Ik verontschuldig me bij de scheidsrechter.
‘Sorry, dit was niet de bedoeling. Ik wilde hem gewoon raken met die kick, maar het pakte wat verkeerd uit.’
‘Nou ja, het zat eraan te komen. Het was misschien overdreven hard, maar gezien de omstandigheden zie ik daar verder geen overtreding in. Je deed het volgens de regels, dus technisch gezien ben je nu gewoon winnaar.’
‘Ja, maar volgens mij heeft hij iets gebroken.’
‘Zover als ik zo snel kon ontdekken, was zijn pols gebroken. Maar dat was een behoorlijk harde trap! Hij mag blij zijn, dat hij niet meer gebroken heeft. Als hij niet met zijn arm afgeweerd had, zou de schade misschien nog groter zijn geweest.’
‘Ja, dat besef ik me nu ook. Ik voel me daar best wel schuldig over.’
‘Daar hoef je je niet schuldig over te voelen. Hij heeft je geprovoceerd, en daar heeft hij nu de rekening van gekregen.’

De dokter heeft dan Enrico weer bij bewustzijn gekregen, wat me wel wat oplucht. Maar nu pas zie ik, dat zijn pols een wat onnatuurlijke hoek heeft gekregen. Enrico wordt op een brancard gelegd en afgevoerd. De scheidsrechter praat nog even met de trainer en de dokter, en komt dan naar mij en Otto toe.
‘De tegenstander is het ermee eens, dat je de wedstrijd op legale wijze gewonnen hebt. Volgens de dokter zal Enrico waarschijnlijk een lichte hersenschudding hebben opgelopen, maar zijn pols is wel flink gebroken. Ik zal even met de jury praten, over hoe we nu verder gaan.’
En dat doet de man. Heel erg lang hebben ze niet nodig, en dan roept de scheidsrechter me uit als winnaar. En ondanks, dat ik me weer schuldig voel, omdat ik iemand flink verwond heb met kickboksen, voelt de overwinning wel goed aan.

De trainer van Enrico komt naar me toe en zegt: ‘Je hebt goed en waardig gevochten tegen Enrico. Dat kan ik niet zeggen van Enrico zelf, maar daar zal ik nog wel met hem over spreken. Maar wat gebeurde er eigenlijk in de vierde ronde? Want toen gebeurde er duidelijk iets!’
Otto zegt: ‘Dat zal Enrico je wel niet verteld hebben, Eduard. Enrico heeft gedreigd de vriendin van John iets aan te doen, als Enrico zou verliezen. En je kan alles doen bij John, maar dat niet.’
‘Nou, dat heb ik in de gaten! Verdomme, wat heeft hij een traptechniek! Daarmee zou hij zomaar wereldkampioen mee kunnen worden!’
‘En dan heb je nog niet eens zijn andere technieken gezien, Eduard. Maar ik ben bang, dat je die ook nooit te zien zult krijgen. Dit was zijn eerste en tevens laatste wedstrijd. John ging het alleen maar om Enrico te verslaan, en dat is hem nu gelukt.’

De man kijkt verbaasd. ‘Wat een verspilling van talent! Echt zonde. Maar aan de andere kant, ik geloof niet dat de wereld zit te wachten op iemand, die zo dominant gevechten naar zijn hand kan zetten. Want ik ben van mening, dat hij meer gespeeld heeft met Enrico, dan dat hij zich ingespannen heeft. Want toen hij eenmaal aanzette, was het ook meteen gedaan. En Enrico is zeker geen katje om zonder handschoen aan te pakken.’
‘Ik denk ook, dat het beter is, dat John het hierbij laat. Maar hij is ook niet de man voor zulke gevechten. Dit vergt meer van hem psychisch, als fysiek. Die loopt morgen gewoon weer rond, alsof er niets gebeurd is.’
Ik kijk Otto aan en zeg: ‘Ik was anders morgen toch wel van plan om te gaan werken!’
Otto lacht. ‘Dat bedoel ik nou. We hebben hem nog niet eens op zijn toppen van zijn kunnen gezien, en ik weet niet of ik dat ooit eens wil zien.’
De man lacht. ‘Daar kan ik me wel iets bij voorstellen. Ik geloof, dat Enrico nu wel iets geleerd heeft, en dat is, dat hij zijn tegenstanders nooit moet onderschatten. Maar ik ga nu maar eens naar het ziekenhuis, kijken hoe ernstig die breuk is. Want de dokter meende, dat zijn pols op meerdere plaatsen gebroken is. Dat kan slecht nieuws voor Enrico betekenen, want dat kan het einde van zijn kickbokscarrière betekenen.’
‘Hmm, als hij zijn handschoenen ook aan de wilgen zou hangen, zou dat echt geen verlies zijn.’
‘Als ik heel eerlijk ben, moet ik je gelijk geven. Maar goed, ik ben zijn trainer, dus ik zal hem voorlopig nog even moeten steunen.’

De man geeft me een hand en feliciteert me nogmaals. En dan pas dringt het tot me door, dat ik echt gewonnen heb. Ik zie dat Joey er staat en vraag hem om Chantal te bellen. Dat doet hij meteen, en geeft dan de telefoon aan mij.
Chantal neemt meteen op.
‘Joey?’
‘Nee, niet Joey! Met John!’
‘Ah, John! Hoe is het gegaan?’
‘Ik heb gewonnen. Maar met Enrico is het wat minder afgelopen. Hij heeft een gebroken pols en hij is even knock-out gegaan.’
‘En hoe is het met jou?’
‘Ik heb niets. Een paar blauwe plekken, meer zal het niet zijn.’
‘Gelukkig! Ik was echt beter met je meegegaan! Dit was nog erger!’
‘Nou ja, ik geloof, dat je hier ook niet echt gelukkig geweest zou zijn. Wat een herrie hier! Ik kom zo snel mogelijk naar huis heen! En hoe is het afgelopen met die auto?’
‘De bewaking is gekomen, maar het bleek, dat de bestuurder verkeerd was gereden. Die moest wel hier in de buurt zijn, maar moest bij die boerderijen aan de andere kant zijn. Dus dat was uiteindelijk niets.’
‘Oké, gelukkig maar. Dan zie ik je straks!’
‘Tot straks! Kusje!’
‘Kusje terug!’

Ik geef dan de telefoon aan Joey terug. Ik voel me nu opgelucht en praat dan nog even met de jury over de wedstrijd. En daaruit blijkt, dat ik de wedstrijd ook zonder knock-out gewonnen zou hebben. Ze hebben dan al gehoord van de scheidsrechter, wat Enrico tegen me gezegd heeft, en dat vragen ze me dan ook nog eens. Ik bevestig het verhaal en herhaal de exacte woorden, die Enrico tegen me gezegd heeft.
‘Dan zullen we hem binnenkort eens flink aan de tand voelen over deze klacht. Want zoiets kunnen we absoluut niet door de beugel zien, mocht dit waar zijn!’
‘Pff, hij zal het toch wel ontkennen. Nou ja, niets aan te doen. Maar ik denk niet, dat hij me nog eens ooit zal uitdagen. Ik zou toch niet accepteren, dit was mijn eerste en tevens laatste wedstrijd. Dit is namelijk een belofte aan mezelf en aan mijn vriendin, die het vreselijk vindt, dat ik aan deze wedstrijd meedeed.’
‘Jammer, want u heeft een uitzonderlijk talent, maar het is natuurlijk uw eigen keuze. Ik heb in ieder geval genoten van de wedstrijd, die van enorm hoog niveau was. Wel wat acties, die onreglementair waren, maar verder best wel in orde.’
‘Dank u, zo wilde ik het ook doen. Hem fair en square verslaan. Maar doordat hij mijn vriendin bedreigde, dat deed even mijn stoppen doorslaan.’
‘Het is u vergeven. En dan ben ik nog meer onder de indruk, omdat u zich zo snel herpakt heeft.’
‘Daarvoor moet u mijn trainer Otto aankijken, want die wist tot me door te dringen.’
Otto zegt daarop: ‘Ik wist, dat je zou luisteren naar Chantal, dus heb ik dat gebruikt om tot je door te dringen. En gelukkig hielp dat. Want anders zou Enrico er veel minder gelukkig vanaf zijn gekomen.’

Ik neem dan afscheid van de heren, en vertrek richting de kleedkamer. Op de weg terug naar de kleedkamer word ik nog gefeliciteerd door de bezoekers, maar ik ben toch wel blij om weer in de kleedkamer te zijn. Daar masseert Otto me nog een keer, zodat ik straks niet met vastzittende spieren kom te zitten. En niet veel later rijden we op huis aan, maar niet zonder dat ik Kenny een keer goed bedankt heb. En wederom krijg ik niet veel mee van de rit, en word pas wakker, als ik thuis aankom.

Daar staat Chantal al op me te wachten, die me met zoentjes over mijn hele gezicht begroet. En dat doet me het hele nare gevoel, dat ik nog overhouden had aan het gevecht, helemaal vergeten.
Trefwoord(en): Zussen, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...