Door: Leen
Datum: 16-01-2021 | Cijfer: 9.3 | Gelezen: 2949
Lengte: Lang | Leestijd: 14 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Bad, Borsten, Masturberen, Romantiek,
Lengte: Lang | Leestijd: 14 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Bad, Borsten, Masturberen, Romantiek,
Vervolg op: Het Satorvierkant - 8: Live Or Let Die
Stad Van Verloren Zielen
Rouen, Normandië - september 1066
Maryam ligt met gesloten ogen achterover wanneer hij de deur van de kamer zachtjes opent. Even blijft hij in de deuropening staan en heeft hij moeite met slikken wanneer hij haar in bad ziet liggen. Het licht van de kaarsen die rond de badkuip staan, geven haar vochtige huid een gouden gloed. De toppen van haar borsten steken boven het water uit en zijn duidelijk zichtbaar.
Het badwater is lauw en ondiep, maar dat vindt Maryam niet erg. Lang in een warm bad weken is een luxe die slechts weinigen gegund zijn. Ze schuift onderuit zodat ze plat op haar rug kan liggen, met de knieën naar het plafond gebogen. Haar haren drijven als zeewier om haar gezicht.
Ze slaakt een lange, trage zucht in een poging zichzelf onder controle te houden. De zucht gaat over in een snik. Ze is het zo beu om machteloos te zijn. Zo lang ze zich kan herinneren zit ze gevangen in een leven dat wordt bepaald door anderen. Het is een leven dat net het tegenovergestelde is dan het leven waarvan ze droomt.
Misschien... als Wulfbehrt...
Ze verheft haar bovenlichaam en veegt haar gezicht met een nat waslapje af. Ze drapeert het lapje als een kleine handdoek over haar borsten en kijkt hoe het bij elke adem samentrekt en uitzet. Daarna doet ze opnieuw haar ogen dicht.
Trillerig spreidt ze haar benen en legt een voet op de badrand. Haar onderlijf schokt onder de lichte aanrakingen van haar eigen hand. Het is te lang geleden. Haar lichaam zindert, hunkert. Ze begint te kreunen, duwt ritmisch haar bekken tegen haar hand, omsluit een borst met haar andere hand, duwt haar omhoog, likt erlangs tot er elektrische vonken naar beneden schieten, allemaal naar hetzelfde punt in haar onderbuik.
In gedachten ziet ze hem voor zich. Zijn spieren zijn van dichtbij ontzagwekkend. Zijn huid diep gebronsd en vol littekens van een leven lang grenzen opzoeken. Hij is als geen enkele man die ze ooit had gekend.
Nat en opgewonden blijft ze zichzelf aanraken en strelen. Ze bijt op haar lip om een kreet van genot te onderdrukken, maar wat is ze heet. Ze voelt dat haar beenspieren zich spannen en onwillekeurig schokt ze met haar heupen. Kan ze hem maar zien terwijl ze zichzelf bevredigt. "Wulfbehrt" fluistert ze.
Eindelijk voelt ze haar hoogtepunt naderen. Ze helt haar hoofd achterover en begint als een razende haar klitje te vingeren. Haar huid tintelt en de spanning bouwt zich op. Haar heupen schokken oncontroleerbaar. Ze onderdrukt een kreet en knijpt nog wat harder in haar tepel. "Oh ja", fluistert ze. Ze zet haar tanden op elkaar om het niet uit te schreeuwen. Haar dijen spannen zich op en haar spieren trekken samen. Ze kromt haar lijf. Haar hand beweegt nu heel snel en ze zet haar tanden op elkaar om het genot te kunnen verdragen. "Oh", dan een snik en de ontlading. Haar mond half geopend, haar borsten die hevig op en neer deinen bij elke ademhaling, bleke tepels die afsteken tegen haar gebruinde huid. Ze blijft zich doorvingeren tot de laatste genotsgolf verdwenen is. "Oh hemel," fluistert ze.
Hij weet zeker dat hij geen geluid had gemaakt toen hij een stap naar het bad toe deed. Toch schiet ze verschrikt recht. Ze spert haar ogen open en draait haar hoofd naar hem toe. Hij schrikt omdat zij zo schrikt.
"Ah... Wulfbehrt..." schrikt ze. Heeft hij me bezig gezien, denkt ze betrapt.
"Myriam... Oh..." stottert hij. Verdomme, wat is ze mooi, denkt hij. Zijn ogen dwalen naar haar stevige borsten. "Ik kwam je een handdoek brengen."
ze is ineens verlegen. Haar stem is gespannen door de zenuwen. Hun ogen ontmoeten elkaar voor een kort moment.
Haar hart begint sneller te slaan wanneer hij dichterbij komt. Hij pakt de handdoek met beide handen vast en houdt die voor haar open. Zonder enige twijfel komt ze overeind, naakt en gebiologeerd door de intense blik in zijn ogen.
Beschermend legt hij zijn arm om haar schouder en willoos leunt ze tegen hem aan. Hij buigt zijn gezicht naar het hare en kust voorzichtig haar voorhoofd. Ze sluit haar ogen. Ze schikt zich als vanzelf in zijn omhelzing. Het voelen van haar lichaam in zijn armen, is in werkelijkheid nog veel intenser en opwindender dan hij in zijn fantasie voor mogelijk had gehouden. Overspoeld door de sensaties van de hitte van haar lichaam, haar geur, de streling van haar warme adem, voelt hij het tintelen tot in zijn tenen. Het enige wat eraan ontbreekt, is de intimiteit van een hartstochtelijk veroverende zoen op haar mond. Een ogenblik heeft Wulfbehrt het gevoel dat hij zou bezwijken aan zijn gevoelens van pure lust, maar op hetzelfde moment dringen de gebeurtenissen van de voorbije dag tot hem door en beseft hij dat het wel zeer ongepast zou zijn, een vrouw te beminnen die enkele uren daarvoor haar man is verloren.
Met een zucht duwt hij Maryam van zich af, streelt even met zijn hand over haar gezicht en draait zich om. "Als je wilt, kan je een hemd van mij als nachtkleed gebruiken." Wulfbehrt wijst naar de kast in de hoek van de kamer. "En als je klaar bent, kom dan naar beneden voor een warme kom soep. Ik denk dat je daar wel aan toe bent."
En ik ook, denkt hij. In alle eerlijkheid moet hij erkennen dat hij geen woorden heeft voor wat hij voelt. Hij weet zich geen raad met de warboel van emoties die hem overspoelen. En dat allemaal vanwege die omhelzing. Nee, niet alleen dat. De aanblik van haar wulpse lichaam, haar prachtige borsten en ronde heupen, heeft hem in lichterlaaie gezet. Hij heeft zich verzet, zich van haar afgeduwd, maar het vuur van verlangen blijft in hem branden. Hij heeft het gevoel dat de stuwdam van eenzaamheid bezweken is. Overspoeld door een vloedgolf van begeerte, beseft hij meer dan ooit dat er geen weg meer terug is. Hij wil haar, meer dan wie ook.
Zijn woorden dringen traag door de wazigheid in haar hoofd. "Ja..." mompelt ze nog schor van de passie die haar in de greep heeft. "Natuurlijk." Verloren in een zee van brandende hartstocht en verrukking, wankelt ze en niet bij machte om op de been te blijven, laat ze zich onhandig op de rand van de badkuip zakken. Door een waas ziet ze hoe Wulfbehrt zich bij het verlaten van de kamer, even omdraait en haar zwijgend aanstaart. Het begin van een glimlach doet zijn donkere ogen oplichten, waardoor er opnieuw een golf van lust haar onderbuik in vuur en vlam zet. "Voor eeuwig met elkaar verbonden." klinkt het in haar hoofd.
Later die avond kan Maryam maar moeilijk de slaap vatten. Ze draait en woelt. Ze dwingt zichzelf rustig en diep adem te halen, en haar gedachtestroom af te remmen. maar dat is moeilijk. De beelden van de afgelopen middag zitten op haar netvlies. Het besef dat Bernard dood is, dringt ten volle tot haar door. Het is allemaal zo snel gegaan, zo plots. Haar ogen vullen zich met tranen. Ze huilt zichzelf in slaap.
In de kamer naast haar staart Wulfbehrt naar het plafond. De herinnering aan het naakte lichaam van Maryam vult hem met een ontembaar verlangen. Met zijn rechterhand neemt hij zijn keiharde paal vast en begint er zachtjes aan te trekken. Hij sluit zijn ogen en even lijkt het alsof hij zich weer in de badkamer bevindt. Maar in plaats van haar van zich af te duwen, trekt hij Maryam nu stevig tegen zich aan. Als vanzelf kijkt ze omhoog en vinden hun monden elkaar. Overspoeld door verlangen naar meer, kan hij niet dicht genoeg tegen haar aan staan en niet genoeg van haar voelen. En wat hij wilt, wilt zij ook. De rest van de wereld, het verleden en alle zorgen vervagen. Er is alleen het heden en het vuur van hun laaiende passie. Het vuur dat hen meer en meer lijkt te verteren. Wulfbehrt haalt zijn ene hand uit haar haren om die strelend en knedend over haar lichaam te laten dwalen. Daarbij weet hij als een volleerd minnaar elk gevoelig plekje te vinden dat naar zijn liefkozing hunkert. Met die verrukkelijke strelingen wekt hij een diepe primitieve begeerte die sterker en sterker wordt. Een allesoverheersend wild verlangen dat bevrediging eist...
Hij versnelt het ritme van zijn hand, een verstikte kreun en dan is het zover. "Maryam" hijgt hij haar naam en schiet lading na lading over zijn buik.
---
De rust van de ochtend wordt verstoord door het luide geluid van de alarmklok in de toren op het marktplein. Het klokgeluid duidt op gevaar: drie slagen achter elkaar, een pauze en dan een vierde slag. Steeds weer opnieuw.
"Wat is dat? Waarom luidt die klok?" vraagt Maryam verschrikt.
"Er wordt alarm geslagen, iedereen wordt opgeroepen zich naar het marktplein te begeven."
Tijd om Maryam gerust te stellen heeft Wulfbehrt niet. Zoiets zeggen als "Maak je geen zorgen" of "Alles komt goed" zouden loze woorden zijn, weet hij.
Op straat heerst grote verwarring. Edellieden, bedienden, landlieden, vrouwen en kinderen, iedereen troept samen, onwetend over de oorzaak van het alarm. Te oordelen naar de blikken en verschrikte gezichten om hem heen, is hij niet de enige die zich zorgen maakt.
En dan verschijnt Mechyel, de witte pater, op de trappen van de kathedraal. Iets achter hem volgt Maurilius, de aartsbisschop. Het tumult verstomt.
Hij spreekt het volk toe: "Vrienden, parochianen, vandaag is het een donkere dag in de geschiedenis van jullie mooie stad Rouen. Want vandaag huist het kwaad onder jullie. Een heks, volgelinge van de duivel, heeft hier haar onderkomen gezocht. Het is belangrijk dat we haar opsporen en ontmaskeren. Want, onthou het goed, beste mensen, elke keer we een heks niet stoppen, wordt de duivel sterker. Het vergiftigt onze gezonde samenleving.
Vandaar hebben we met ingang van nu het volgende beslist. Deze stad gaat in lockdown tot we het kwaad hebben uitgeroeid. Het is verboden om een alleenstaande vrouw onderdak te geven. Verkoop ook geen eten aan een vrouw en praat niet met haar. Hou afstand en was je handen na elk contact. Iedereen blijft binnen tesamen met zijn eigen gezin. Enkel essentiële verplaatsingen zijn toegestaan. De stadspoorten gaan vanaf nu dicht en enkel wie geldige papieren heeft, mag nog binnen of buiten. Iedereen zal binnenkort grondig ondervraagd worden.
Iedereen die een heks helpt, zal vervolgd, gemarteld en geëxecuteerd worden. Het is belangrijk dat jullie, voornaamsten der stervelingen, aan onze zijde staan. Want jullie zijn mijn ogen als jullie haar ontmaskeren. Jullie zijn mijn benen als jullie haar achtervolgen. Jullie zijn mijn armen als jullie haar grijpen om haar van deze wereld te verjagen. Enkel met jullie hulp kunnen we dit. Het is hard om te horen, maar dit is noodzakelijk. Ooit komt de dag dat we weer vrij zijn en God opnieuw zijn licht over ons schijnt."
De witte pater gaat de mensen langs en blijft voor een klein jongetje staan.
"Weet jij soms waar de heks zich schuil houdt?"
De jongen, met neergeslagen blik, veegt met een voet door het zand op de grond. De witte pater schudt hem door elkaar.
"Spreek."
De jongen kijkt niet op en de pater wordt agressief.
"Nee!" scheeuwt het kind.
Mechyel kijkt hem strak aan.
"Vertel het me."
"Ik... ik weet het niet..." de stem van de jongen breekt.
De pater schudt hem opnieuw krachtig door elkaar en verheft zijn stem.
"Laat dat." roept Wulfbehrt die een eindje verder staat. "Het is nog maar een kind."
Mecheyl komt voor Wulfbehrt staan. "Zo zo, en wie mag jij dan wel zijn?"
"Wulfbehrt van Aragon, eerwaarde. Nederige dienaar van God en volgeling van hertog Willem I van Normandië. Ik heb in zijn leger als krijger gevochten en zal dit indien nodig opnieuw doen."
De witte pater schudt zijn hoofd en kijkt dan Maryam aan. "En deze dame?"
"Mijn vrouw, heer."
Mecheyl fronst zijn wenkbrauwen. "Ze ziet er niet van adel uit. Eerder als een boerin."
"Ik heb een vrouw nodig die me helpt in de smederij, niet een popje dat uren voor een spiegel staat."
"Dus u beweert dat dit uw vrouw is?"
Maryam krimpt ineen.
"Ja, eerwaarde. God is mijn getuige."
Mecheyl richt zich naar de priester die in de buurt staat. "Is dit zo?"
Wulfbehrt kijkt de man wanhopig aan. "Dat kan ik bevestigen."
De witte pater verliest alle interesse in Maryam en loopt weer richting kathedraal.
"Dank je," fluistert Wulfbehrt aan de priester.
"De witte paters hebben al genoeg leed veroorzaakt," antwoordt die. "Ik heb je nu kunnen helpen, maar lang gaat het niet duren eer het bedrog uit komt. De stad zit vol spionnen. Vlucht en zoek een ander onderkomen."
Maryam ligt met gesloten ogen achterover wanneer hij de deur van de kamer zachtjes opent. Even blijft hij in de deuropening staan en heeft hij moeite met slikken wanneer hij haar in bad ziet liggen. Het licht van de kaarsen die rond de badkuip staan, geven haar vochtige huid een gouden gloed. De toppen van haar borsten steken boven het water uit en zijn duidelijk zichtbaar.
Het badwater is lauw en ondiep, maar dat vindt Maryam niet erg. Lang in een warm bad weken is een luxe die slechts weinigen gegund zijn. Ze schuift onderuit zodat ze plat op haar rug kan liggen, met de knieën naar het plafond gebogen. Haar haren drijven als zeewier om haar gezicht.
Ze slaakt een lange, trage zucht in een poging zichzelf onder controle te houden. De zucht gaat over in een snik. Ze is het zo beu om machteloos te zijn. Zo lang ze zich kan herinneren zit ze gevangen in een leven dat wordt bepaald door anderen. Het is een leven dat net het tegenovergestelde is dan het leven waarvan ze droomt.
Misschien... als Wulfbehrt...
Ze verheft haar bovenlichaam en veegt haar gezicht met een nat waslapje af. Ze drapeert het lapje als een kleine handdoek over haar borsten en kijkt hoe het bij elke adem samentrekt en uitzet. Daarna doet ze opnieuw haar ogen dicht.
Trillerig spreidt ze haar benen en legt een voet op de badrand. Haar onderlijf schokt onder de lichte aanrakingen van haar eigen hand. Het is te lang geleden. Haar lichaam zindert, hunkert. Ze begint te kreunen, duwt ritmisch haar bekken tegen haar hand, omsluit een borst met haar andere hand, duwt haar omhoog, likt erlangs tot er elektrische vonken naar beneden schieten, allemaal naar hetzelfde punt in haar onderbuik.
In gedachten ziet ze hem voor zich. Zijn spieren zijn van dichtbij ontzagwekkend. Zijn huid diep gebronsd en vol littekens van een leven lang grenzen opzoeken. Hij is als geen enkele man die ze ooit had gekend.
Nat en opgewonden blijft ze zichzelf aanraken en strelen. Ze bijt op haar lip om een kreet van genot te onderdrukken, maar wat is ze heet. Ze voelt dat haar beenspieren zich spannen en onwillekeurig schokt ze met haar heupen. Kan ze hem maar zien terwijl ze zichzelf bevredigt. "Wulfbehrt" fluistert ze.
Eindelijk voelt ze haar hoogtepunt naderen. Ze helt haar hoofd achterover en begint als een razende haar klitje te vingeren. Haar huid tintelt en de spanning bouwt zich op. Haar heupen schokken oncontroleerbaar. Ze onderdrukt een kreet en knijpt nog wat harder in haar tepel. "Oh ja", fluistert ze. Ze zet haar tanden op elkaar om het niet uit te schreeuwen. Haar dijen spannen zich op en haar spieren trekken samen. Ze kromt haar lijf. Haar hand beweegt nu heel snel en ze zet haar tanden op elkaar om het genot te kunnen verdragen. "Oh", dan een snik en de ontlading. Haar mond half geopend, haar borsten die hevig op en neer deinen bij elke ademhaling, bleke tepels die afsteken tegen haar gebruinde huid. Ze blijft zich doorvingeren tot de laatste genotsgolf verdwenen is. "Oh hemel," fluistert ze.
Hij weet zeker dat hij geen geluid had gemaakt toen hij een stap naar het bad toe deed. Toch schiet ze verschrikt recht. Ze spert haar ogen open en draait haar hoofd naar hem toe. Hij schrikt omdat zij zo schrikt.
"Ah... Wulfbehrt..." schrikt ze. Heeft hij me bezig gezien, denkt ze betrapt.
"Myriam... Oh..." stottert hij. Verdomme, wat is ze mooi, denkt hij. Zijn ogen dwalen naar haar stevige borsten. "Ik kwam je een handdoek brengen."
ze is ineens verlegen. Haar stem is gespannen door de zenuwen. Hun ogen ontmoeten elkaar voor een kort moment.
Haar hart begint sneller te slaan wanneer hij dichterbij komt. Hij pakt de handdoek met beide handen vast en houdt die voor haar open. Zonder enige twijfel komt ze overeind, naakt en gebiologeerd door de intense blik in zijn ogen.
Beschermend legt hij zijn arm om haar schouder en willoos leunt ze tegen hem aan. Hij buigt zijn gezicht naar het hare en kust voorzichtig haar voorhoofd. Ze sluit haar ogen. Ze schikt zich als vanzelf in zijn omhelzing. Het voelen van haar lichaam in zijn armen, is in werkelijkheid nog veel intenser en opwindender dan hij in zijn fantasie voor mogelijk had gehouden. Overspoeld door de sensaties van de hitte van haar lichaam, haar geur, de streling van haar warme adem, voelt hij het tintelen tot in zijn tenen. Het enige wat eraan ontbreekt, is de intimiteit van een hartstochtelijk veroverende zoen op haar mond. Een ogenblik heeft Wulfbehrt het gevoel dat hij zou bezwijken aan zijn gevoelens van pure lust, maar op hetzelfde moment dringen de gebeurtenissen van de voorbije dag tot hem door en beseft hij dat het wel zeer ongepast zou zijn, een vrouw te beminnen die enkele uren daarvoor haar man is verloren.
Met een zucht duwt hij Maryam van zich af, streelt even met zijn hand over haar gezicht en draait zich om. "Als je wilt, kan je een hemd van mij als nachtkleed gebruiken." Wulfbehrt wijst naar de kast in de hoek van de kamer. "En als je klaar bent, kom dan naar beneden voor een warme kom soep. Ik denk dat je daar wel aan toe bent."
En ik ook, denkt hij. In alle eerlijkheid moet hij erkennen dat hij geen woorden heeft voor wat hij voelt. Hij weet zich geen raad met de warboel van emoties die hem overspoelen. En dat allemaal vanwege die omhelzing. Nee, niet alleen dat. De aanblik van haar wulpse lichaam, haar prachtige borsten en ronde heupen, heeft hem in lichterlaaie gezet. Hij heeft zich verzet, zich van haar afgeduwd, maar het vuur van verlangen blijft in hem branden. Hij heeft het gevoel dat de stuwdam van eenzaamheid bezweken is. Overspoeld door een vloedgolf van begeerte, beseft hij meer dan ooit dat er geen weg meer terug is. Hij wil haar, meer dan wie ook.
Zijn woorden dringen traag door de wazigheid in haar hoofd. "Ja..." mompelt ze nog schor van de passie die haar in de greep heeft. "Natuurlijk." Verloren in een zee van brandende hartstocht en verrukking, wankelt ze en niet bij machte om op de been te blijven, laat ze zich onhandig op de rand van de badkuip zakken. Door een waas ziet ze hoe Wulfbehrt zich bij het verlaten van de kamer, even omdraait en haar zwijgend aanstaart. Het begin van een glimlach doet zijn donkere ogen oplichten, waardoor er opnieuw een golf van lust haar onderbuik in vuur en vlam zet. "Voor eeuwig met elkaar verbonden." klinkt het in haar hoofd.
Later die avond kan Maryam maar moeilijk de slaap vatten. Ze draait en woelt. Ze dwingt zichzelf rustig en diep adem te halen, en haar gedachtestroom af te remmen. maar dat is moeilijk. De beelden van de afgelopen middag zitten op haar netvlies. Het besef dat Bernard dood is, dringt ten volle tot haar door. Het is allemaal zo snel gegaan, zo plots. Haar ogen vullen zich met tranen. Ze huilt zichzelf in slaap.
In de kamer naast haar staart Wulfbehrt naar het plafond. De herinnering aan het naakte lichaam van Maryam vult hem met een ontembaar verlangen. Met zijn rechterhand neemt hij zijn keiharde paal vast en begint er zachtjes aan te trekken. Hij sluit zijn ogen en even lijkt het alsof hij zich weer in de badkamer bevindt. Maar in plaats van haar van zich af te duwen, trekt hij Maryam nu stevig tegen zich aan. Als vanzelf kijkt ze omhoog en vinden hun monden elkaar. Overspoeld door verlangen naar meer, kan hij niet dicht genoeg tegen haar aan staan en niet genoeg van haar voelen. En wat hij wilt, wilt zij ook. De rest van de wereld, het verleden en alle zorgen vervagen. Er is alleen het heden en het vuur van hun laaiende passie. Het vuur dat hen meer en meer lijkt te verteren. Wulfbehrt haalt zijn ene hand uit haar haren om die strelend en knedend over haar lichaam te laten dwalen. Daarbij weet hij als een volleerd minnaar elk gevoelig plekje te vinden dat naar zijn liefkozing hunkert. Met die verrukkelijke strelingen wekt hij een diepe primitieve begeerte die sterker en sterker wordt. Een allesoverheersend wild verlangen dat bevrediging eist...
Hij versnelt het ritme van zijn hand, een verstikte kreun en dan is het zover. "Maryam" hijgt hij haar naam en schiet lading na lading over zijn buik.
---
De rust van de ochtend wordt verstoord door het luide geluid van de alarmklok in de toren op het marktplein. Het klokgeluid duidt op gevaar: drie slagen achter elkaar, een pauze en dan een vierde slag. Steeds weer opnieuw.
"Wat is dat? Waarom luidt die klok?" vraagt Maryam verschrikt.
"Er wordt alarm geslagen, iedereen wordt opgeroepen zich naar het marktplein te begeven."
Tijd om Maryam gerust te stellen heeft Wulfbehrt niet. Zoiets zeggen als "Maak je geen zorgen" of "Alles komt goed" zouden loze woorden zijn, weet hij.
Op straat heerst grote verwarring. Edellieden, bedienden, landlieden, vrouwen en kinderen, iedereen troept samen, onwetend over de oorzaak van het alarm. Te oordelen naar de blikken en verschrikte gezichten om hem heen, is hij niet de enige die zich zorgen maakt.
En dan verschijnt Mechyel, de witte pater, op de trappen van de kathedraal. Iets achter hem volgt Maurilius, de aartsbisschop. Het tumult verstomt.
Hij spreekt het volk toe: "Vrienden, parochianen, vandaag is het een donkere dag in de geschiedenis van jullie mooie stad Rouen. Want vandaag huist het kwaad onder jullie. Een heks, volgelinge van de duivel, heeft hier haar onderkomen gezocht. Het is belangrijk dat we haar opsporen en ontmaskeren. Want, onthou het goed, beste mensen, elke keer we een heks niet stoppen, wordt de duivel sterker. Het vergiftigt onze gezonde samenleving.
Vandaar hebben we met ingang van nu het volgende beslist. Deze stad gaat in lockdown tot we het kwaad hebben uitgeroeid. Het is verboden om een alleenstaande vrouw onderdak te geven. Verkoop ook geen eten aan een vrouw en praat niet met haar. Hou afstand en was je handen na elk contact. Iedereen blijft binnen tesamen met zijn eigen gezin. Enkel essentiële verplaatsingen zijn toegestaan. De stadspoorten gaan vanaf nu dicht en enkel wie geldige papieren heeft, mag nog binnen of buiten. Iedereen zal binnenkort grondig ondervraagd worden.
Iedereen die een heks helpt, zal vervolgd, gemarteld en geëxecuteerd worden. Het is belangrijk dat jullie, voornaamsten der stervelingen, aan onze zijde staan. Want jullie zijn mijn ogen als jullie haar ontmaskeren. Jullie zijn mijn benen als jullie haar achtervolgen. Jullie zijn mijn armen als jullie haar grijpen om haar van deze wereld te verjagen. Enkel met jullie hulp kunnen we dit. Het is hard om te horen, maar dit is noodzakelijk. Ooit komt de dag dat we weer vrij zijn en God opnieuw zijn licht over ons schijnt."
De witte pater gaat de mensen langs en blijft voor een klein jongetje staan.
"Weet jij soms waar de heks zich schuil houdt?"
De jongen, met neergeslagen blik, veegt met een voet door het zand op de grond. De witte pater schudt hem door elkaar.
"Spreek."
De jongen kijkt niet op en de pater wordt agressief.
"Nee!" scheeuwt het kind.
Mechyel kijkt hem strak aan.
"Vertel het me."
"Ik... ik weet het niet..." de stem van de jongen breekt.
De pater schudt hem opnieuw krachtig door elkaar en verheft zijn stem.
"Laat dat." roept Wulfbehrt die een eindje verder staat. "Het is nog maar een kind."
Mecheyl komt voor Wulfbehrt staan. "Zo zo, en wie mag jij dan wel zijn?"
"Wulfbehrt van Aragon, eerwaarde. Nederige dienaar van God en volgeling van hertog Willem I van Normandië. Ik heb in zijn leger als krijger gevochten en zal dit indien nodig opnieuw doen."
De witte pater schudt zijn hoofd en kijkt dan Maryam aan. "En deze dame?"
"Mijn vrouw, heer."
Mecheyl fronst zijn wenkbrauwen. "Ze ziet er niet van adel uit. Eerder als een boerin."
"Ik heb een vrouw nodig die me helpt in de smederij, niet een popje dat uren voor een spiegel staat."
"Dus u beweert dat dit uw vrouw is?"
Maryam krimpt ineen.
"Ja, eerwaarde. God is mijn getuige."
Mecheyl richt zich naar de priester die in de buurt staat. "Is dit zo?"
Wulfbehrt kijkt de man wanhopig aan. "Dat kan ik bevestigen."
De witte pater verliest alle interesse in Maryam en loopt weer richting kathedraal.
"Dank je," fluistert Wulfbehrt aan de priester.
"De witte paters hebben al genoeg leed veroorzaakt," antwoordt die. "Ik heb je nu kunnen helpen, maar lang gaat het niet duren eer het bedrog uit komt. De stad zit vol spionnen. Vlucht en zoek een ander onderkomen."
Lees verder: Het Satorvierkant - 10 - De Hemel Boven Parijs
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10