Door: Keith
Datum: 09-04-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 2962
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 46 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 46 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 355
Het was uitslapen op de maandagochtend! De wekker liep om half zeven af in plaats van half zes. Ondanks dat was het toch even aanpoten, want Mocca moest er natuurlijk ook nog uit… daar moest ik thuis toch een kwartiertje extra voor inplannen. En Lot, Margot, Gerben en Rogier moesten natuurlijk ook de nodige aandacht krijgen en geven. Maar goed, om kwart over zeven reden we achter elkaar richting Gorinchem. Bij DT werd Mocca natuurlijk uitgebreid bewonderd, maar hij had z’n hulphond-vestje aan, dus mocht niet afgeleid worden. De hond vond het zelf allemaal wel interessant: nieuwe omgeving, allemaal mensen om hem heen, nieuwe luchtjes…
Ik ging maar snel richting m’n eigen hok. Daar legde ik zijn kleedje neer, naast mijn bureau. “Mocca: kleedje!” Dat commando begreep hij ondertussen wel en hij ging zitten. Hup, brokje er in… Tijdens de teambespreking moest hij op het kleedje blijven liggen; ik had de deur open gelaten, dus hij kon me wel horen. Frits kon hem ook zien. “Prima hondje, Kees. Hij blijft gewoon netjes liggen. Hij kijkt wel, maar…” “Prima Frits. Als hij in beweging komt graag even zeggen, dan stuur ik hem terug.”
Dat bleek niet nodig. De bespreking duurde bijna een uur en Mocca was in slaap gedonderd. Prima… Aan het einde van de bespreking zei ik: “Ik doe zo dadelijk zijn Hulphond-vestje af; dan is hij ‘vrij’. Dan mag hij ook hierheen drentelen en mag hij even kennismaken met jullie. En dan mag je ‘m ook aanhalen. Maar jongens denk er aan: niet voeren. Hij krijgt écht genoeg te eten, ook al kijken die bruine ogen nog zo zielig…” De kennismaking met het team verliep prima: bij Gerben en Rogier kwispelde zijn staart wat meer dan bij de rest; logisch. Maar hij liep de club netjes langs, hier een snuffel, daar een lik… om vervolgens weer achter mij te slenteren en op het kleedje te ploffen.
“Nou hondenbeest… ik benieuwd hoe jij je gaat gedragen als we straks gaan rennen. Volgens mij ben je nog stijf van gisteren…” Dat bleek mee te vallen: ik liep voorop om het tempo aan te geven. Een loopje van vier kilometer in een redelijk tempo. Mocca liep aan de lijn naast me. Eerst wilde hij nogal trekken, maar op een gegeven moment draafde hij keurig naast me mee. En af en toe ging die bruine kop omhoog om te controleren of ik nog wel netjes naast hem liep.
Stiekem was ik best wel trots op de hond en nam me voor om Adria te vragen het vorige gastgezin te complimenteren met hun opvoeding. Na het lopen gingen we douchen; in de gemeenschappelijke herendouche maakte Mocca zich populair door bij alle heren stuk voor stuk de voeten af te likken. Tijdens het afdrogen. Hij waagde zich niet onder de douche!
“Kijk Fred… Ondanks al jouw gemiep over mijn zweetpoten: Mocca likt ook mijn voeten gewoon af. Het valt allemaal dus wel mee.”
Fred keek smerig.
“Nou, één ding weet ik dan zeker: speurhond wordt hij niet. Getver… Kees z’n voeten likken. Zelfs na het douchen geen haar op mijn hoofd die erover denkt om dat te doen.”
“Nee, bij mij ook niet, Fred”, klonk de stem van Henk.
“Jouw haren zijn tien jaar geleden al gestopt met denken, Henk! Konden alleen maar uitvallen…”
Tijdens de lunch mocht Mocca ook ‘los’ rondlopen en werd nogal overladen met aandacht. Dat was hij op een gegeven moment blijkbaar zat en toen kwam hij naast me zitten. “Goed zo! Brave hond, Mocca!” Kwispel… brokje. Na de lunch: weer aan het werk. Om twee uur een mailtje van Adria: ‘Ik kom rond zeven uur wel even langs in Veldhoven, Kees. Tot vanavond.’ Mooi, ook geregeld. En doorwerken, tot half vijf. ’s Middags had Mocca zich uiterst rustig gehouden. Waarschijnlijk even uitpuffen van het rondje rennen. Op deze manier zou de hond een bijzonder goeie conditie krijgen…
’s Maandags rennen, dinsdag ’s avonds rennen, woensdag rennen, donderdag even rust, vrijdag Mariëtte… en in het weekend ook nog wel een keertje, als we zin hadden. We reden naar huis, Mocca lag achterin te slapen op z’n kleedje. Dat sleepte ik nu telkens mee en dat vond ik geen goed plan. Dus in Veldhoven reed ik langs een stoffeerwinkel en kocht daar twee andere kleedjes: dikpolig. Eentje voor thuis, eentje voor in de auto. Het kleedje van Hulphond zou ik op kantoor laten liggen. En daarna even langs de Halfords voor een hondenrek. Weliswaar had de Volvo forse hoofsteunen achterin, maar ik wilde het risico niet lopen dat Mocca bij een botsing over de middelste hoofsteun, die ik altijd omlaag had staan, naar voren geslingerd zou worden. 25 kilo hond met een versnelling van 6G in je nek was geen goed plan. Voor de hond niet, voor ons ook niet. Héhé…
Eenmaal thuis begon ik met koken; Mocca werd op zijn kleedje gecommandeerd en bleef daar netjes liggen. Wél volgden zijn ogen elke beweging van mij. ten slotte weet je nooit of Kees ergens iets eetbaars laat vallen… Het diner bestond uit aardappelen, rode bietjes uit glas en een stukje ‘draadjesvlees’ uit de vriezer. Geen dessert en de kop koffie kwam wel als Adria er was. Snel opruimen en afwassen. De afwasmachine bleef leeg; die paar dingen deed ik wel met de hand. Koffie zetten, en om zeven uur exact ging de benedenbel.
“Kom maar boven Adria, je weet de weg!” Even later de bel van de voordeur. Mocca trippelde mee naar de hal. En toen hij Adria zag begon de staart hevig te kwispelen. “Hoi Kees. Alles goed hier?” “Kijk naar z’n staart, Adria. Het beest heeft het hier prima, maar is duidelijk ook blij dat jij er bent. Kom verder. Koffie?” Ze glimlachte. “Wéér met mokkagebak? De koffie: graag, het gebak: nee, dank je wel.”
“Het is hier niet altijd feest, hoor. Ga lekker zitten. En waarom is dat bruine monster zo vreselijk blij dat jij er bent?” “Dat zijn alle hondjes, Kees. Niet alleen ruiken mijn collega’s en ik nogal overduidelijk naar hond, ze associëren onze blauwe jas en polo ook met ‘leuke dingen doen’ in Herpen.” Op een gegeven moment vond Adria het welletjes. “Mocca: go to bed!” De hond sjokte naar zijn kleedje en met de bekende ‘bonk’ ging hij liggen. “Goed zo! Brave hond hoor!” Ik zette de mokken neer.
“Zo, koffie. En voor mij: dessert. Ik heb nét gegeten.” “Nou, ik ruik geen hamburger of frites, Kees…” “Dat zul je in dit huis ook niet zo vaak ruiken, dame. Voor de volledigheid: ik heb zojuist gedineerd met gekookte aardappeltjes, rode bietjes uit glas waar je de groe(n)ten van moet hebben en een stukje rundvlees uit de vriezer. Het is niet zo dat, als mijn echtgenote weg is, dat ik overga op fastfood of ‘Plan PAP’ hoor.” “Plan Pap? Wat is dat?” Ik grinnikte. “Pizza, Afhaalchinees of Patat.” Ze knikte. “Ik ken een paar gezinnen waar dat wél zo is. Maar goed, hier niet dus. En hoe is het met dit bruine loedertje?”
“Dat ‘loedertje’ is een hele brave, gehoorzame hond. Echt, ik heb soms met verbazing zitten kijken. Als je het vorige gastgezin nog spreekt: geef hen hele grote complimenten hoe ze Mocca hebben opgevoed. Hij is gehoorzaam, leert bliksemsnel, is een hele sociale hond en kan prima opschieten met andere honden. Hij geeft netjes aan als hij er uit wil en hij heeft een goeie conditie. En windt iedereen om zijn poot, met z’n mooie bruine ogen.” Ze lachte. “Dat laatste herken ik wel. Hij kan je soms aankijken met een enorm ‘verliefde’ blik. Maarre… die goeie conditie? Waar blijkt dat uit?”
“Tussen de middag gaan wij als bedrijf altijd naar buiten. Maandag en woensdag een stuk rennen, vrijdag naar de fitness. Dinsdag en donderdag gewoon wandelen. Nou, vandaag was ik de trainer en hebben we vier kilometer gerend. Oh, geen wereldrecords hoor, maar een redelijk duurlooptempo. We waren na 17 minuten weer binnen. Ik liep voorop met Mocca aan de lijn. Meneer wilde er eerst vandoor sprinten, maar na 500 meter had hij door dat dát weinig zin had. De rest van de tijd liep hij keurig met een slappe lijn naast me. En checkte hij regelmatig in om te kijken of ik het nog een beetje vol kon houden.
En gisteren was ik bij vrienden van ons en kwam het gastgezin van Blondie op bezoek. En die twee hebben elkaar een uurtje bezig gehouden op een weiland achter hun boerderij. Rennen, rollen, stoeien, stokken van elkaar afpakken… Konden prima met elkaar opschieten.” Ze knikte. “Peter en Anna van Wiers? Die ken ik wel. En Blondie ook. Schat van een beest. Binnenkort komt hij naar Herpen.” “Ik weet ‘t. En Peter en Anna, én Blondie hebben ons overgehaald om ook gastgezin te worden.” Adria schoot in de lach. “Dan zal ik ze binnenkort eens verblijden met een bedankpakket.” “Bedankpakket? Een soort aanbrengpremie?” “Nee hoor. Geintje. Binnenkort ga ik Blondie bij hen ophalen. Die gaat over een week of twee naar Herpen. Dan hebben Anna en Peter weer een paar weekjes rust.”
Zo kletsten we nog een tijdje verder; samen keken we op de website van Hulphond naar alle tips & tools voor gastgezinnen. En Mocca lag lekker aan de voeten van Adria, af en toe omhoogkijkend. Om half negen stond ze op. “Ik ga naar huis, Kees. Ik heb het wel gezien. Mocca is prima op z’n plek hier.” “Ja. En ik denk dat, wanneer Joline, mijn vrouw, weer terug is, hij nog veel meer op z’n plek is. Het zou me niets verwonderen als die twee hele dikke maatjes worden.”
Ze keek naar de foto’s van Fred, Wilma, Joline en mij. “Is dat jouw echtgenote? Die blonde dame? Oei, wat een schoonheid…” “Ja. Een schoonheid, dat klopt. Maar belangrijker: een schat van een vrouw, met een enorm hoog IQ en om onverklaarbare reden een zwak voor deze lompe techneut en de bijzondere gave om goed om zich heen te kijken naar een medemens die in de shit zit. En nee, dat was ik niet, voor de duidelijkheid.” Ze lachte. “Zo zie je er ook niet uit. Ik bel volgende week wel op wanneer het jullie schikt dat ik een keer met je vrouw kennis maak. Wanneer komt ze terug?” “Vrijdag. Dus is het niet zo handig als je vrijdagavond op de stoep staat; het zou zo maar eens kunnen dat je geen gehoor krijgt als je op de benedenbel drukt.”
Ze knipoogde. “Vreemd. Begrijp ik helemaal niets van, maar goed… Nee, zonder dollen: ergens volgende week kom ik wel een keertje langs, Kees.” “Da’s prima, maar dat zou dan maandag, woensdag of zaterdag moeten zijn, Adria. Dinsdagavond leid ik een hardloopgroepje hier in Veldhoven, donderdagavond heb ik bugelles in een kerk in Eindhoven en dan gaat Joline ook mee en vrijdagavond hebben we dansles.” Ze trok een paar rimpels.
“Dus… Mocca gaat morgenavond wéér rennen… En wat doe je met ‘m als jij, als jullie les hebben?” “Dan gaat Mocca gewoon mee. Gisteren heeft hij de kerk waar ik les heb al een keer van binnen gezien en toen was het best druk. Geen probleem. En als ik de bugel bespeel: heb ik zaterdag hier ook een half uurtje gedaan. Hij keek me aan met een bek van ‘Wat doe jij nou?’ maar na vijf minuten was het nieuwtje er af en plofte hij op z’n kleedje. En de dansles… tja, dat wordt spannend. Al die dames in die wijde, zwierige rokken… uiterst verleidelijk om daar aan te gaan hangen natuurlijk.” “Nou, ik zie het voor me… Ik zal eens komen kijken dan. Maar goed, ik ga op huis aan. Daar eens kijken of er nog een Spanjaard in de tuin zit, dan stuur ik daar de honden op af.” Ze gaf Mocca een aai, mij een hand en was verdwenen.
Ik maakte nog een kop koffie en ging even op de grond zitten. Mocca zag dat als een uitnodiging om te spelen: hij legde zijn kop op mijn schoot en duwde zich tegen me aan. “Zo meneer. Jij wil even aandacht? Kun je krijgen, hoor.” Ik duwde hem weg en hij gleed over het laminaat een paar meter bij me vandaan. Om meteen terug te komen en zijn poten op mijn schouders te zetten. Een bruine kop vlak bij de mijne en… lébber! … een tong vol over mijn gezicht. “Nou, volgens mij mogen wij elkaar wel, Mocca… Gek beest. Maar nu ga ik nog even de bugel hanteren. Anders krijg ik van Greet op mijn kop en daar wil je niet bij zijn!”
Ik liep naar de studeerkamer en werd gevolgd door een bruine schaduw. Ik speelde nog een half uurtje, toen vond ik het welletjes. Mocca lag in een hoekje, de ogen half dicht. Die was er dus aan gewend geraakt. Mooi. Benieuwd hoe hij het donderdag zou vinden, met het orgel erbij… Ik liet Mocca nog even rennen op het losloopveld, maar die had het na vijf minuten wel gezien. Slenterend verkende hij alle luchtjes, maar achter een bal aan hollen was er niet meer bij. DT was blijkbaar vermoeiend genoeg geweest!
Ik belde met Joline, maar die had niet zoveel te melden. “Ik ben hartstikke druk hier. Vanaf half acht tot vijf. ’s Morgens over de werf lopen, met lui praten… Gelukkig heb ik een tolk, een wat oudere man die goed Engels spreekt. ’s Middags de zaken uitwerken en kijken waar de vraagtekens te vinden zijn. En ’s avonds die vraagtekens uitwerken in een flowchart. En oplossingen bedenken. En daarna om tien uur naar bed.”
“Mooi meissie, dan heb je geen tijd om… nou ja, laat maar.” We grinnikten samenzweerderig.
“En hoe gaat het met Mocca?”
“Die voelt zich hier prima. En bij DT ook. Een vreselijk makkelijk dier. Iedereen is gek op ‘m.”
“Ik zie ernaar uit om hem te zien Kees. En vooruit, jou ook wel een beetje… En nu ga ik slapen. Nog vier dagen, schatje, dan ben ik er weer.” “Het kan me niet snel genoeg gaan, schat. Lekker slapen, morgen gezond weer op!”
“Gaat lukken. Welterusten!”
Mooi, ook voor haar gingen de dagen blijkbaar snel… Om tien uur deed ik het licht uit in de slaapkamer. Vanaf het kleedje klonk vrij snel geronk. Mooi dat Mocca zich hier zo snel ‘thuis’ voelde… En als Joline hier was, zou het beest helemaal vrolijk zijn…
De dinsdag, woensdag en de donderdag gingen voor mij ook snel voorbij. Overdag dwong ik me er toe om hard te werken. De tekeningen voor Nijmegen samen met Rogier, het offshorewerk samen met Frits, Gerben, André en Miranda. Tussendoor nog wat kleine dingen, telefoontjes, mails beantwoorden…
Van Mocca had ik geen last. Als ik aan het werk was op mijn kantoortje lag hij naast me, bij besprekingen liep hij mee en ging in de ruimte ook in een hoekje liggen, af en toe opstaand, zich uitrekken en z’n kop op mijn schoot leggen met een blik van ‘Hé Kees… Ik ben er ook nog! Heb je wat te bikken?’ En dan strooide ik wat brokjes over de vloer, zodat hij wat te zoeken had. Om tien uur, als we koffie dronken, nam ik ‘m daarna even naar buiten. Naast DT was een braakliggend veldje, daar kon hij z’n behoefte doen. En als dat een drol was, pakte ik die in zo’n poepzakje van de gemeente Veldhoven en dat ging ik de container.
En op de heen- en terugweg zat Zelda achterin en hield de hond bezig. Ook die twee waren ondertussen dikke maatjes geworden. Bij de loopgroep op dinsdag deed ik een spinnenweb-run: steeds korte sprints in diverse richtingen. Zelf liep ik nauwelijks, maar bleef op het verzamelpunt. En dat had natuurlijk spottende opmerkingen tot gevolg, maar daar trok ik me even niets van aan. Jammer voor de lopers…
Woensdag en donderdag bleef Zelda thuis werken, hadden we afgesproken. Want woensdagavond ging ik naar Fred. En daar was het als vanouds gezellig, met veel slap geklets. Loeki de kat hield het heel snel voor gezien; die vluchtte als de bliksem de trap op toen ze Mocca zag. Mocca zat er niet zo mee. Fred en Mocca kenden elkaar natuurlijk al, en ik was benieuwd hoe de hond op Wilma zou reageren. Dat was simpel. Hij drentelde kwispelend op haar toe, even snuffelen en toen: lik-lik-lik over haar handen, al kwispelend.
En even daarna zat Wilma op de grond, Mocca naast zich op z’n rug, ogen half dicht te genieten. “Ik ga straks ook maar eens op m’n rug naast je liggen, Wil. Eens kijken of jij me ook zo gaat verwennen…” Wilma keek op. “Dat kun je proberen, Frederik van Laar, maar jou kennende lig je dan al na twee minuten te snurken!”
Ik moest grinniken. “Oh? Dus al die sterke verhalen over de torenklok van Driel die half vijf sloeg zijn gelogen?”
Fred zuchtte. “Nee, rotzak. Toen lag zij op…”
Hij werd hárd afgebekt. “Fréd van Laar! Kijk uit met wat je zegt, anders slaap jij vannacht in de garage!” En met een blik op mij vervolgde Wilma: “En dat geldt ook voor jou, Kees Jonkman!” Fred en ik zuchtten collectief, maar deden er het zwijgen toe. Wilma had thuis gewerkt, en dus was het haar kookbeurt. “Ik had het plan om jou aan het koken te zetten, Kees, maar vooruit, jij moest nog een stuk rijden.” Ik wees op Fred. “Hé, hij reed hoor. Mijn auto staat nog braaf in Gorinchem, op het parkeerterrein van DT. Dan denken ze daar ten minste dat Kees Jonkman weer eens keihard aan het overwerken is…”
Fred bromde: “Nou, dan is het te hopen dat de receptionistes goed functionerende auto’s hebben. Anders staan ze de hele nacht op die parkeerplaats te wachten op zo’n namaak ‘ridder-op-een-wit-paard’ en die vent komt maar niet opdagen.” We grinnikten. “Die act voer ik maar één keer op, Fred. En alleen bij blonde jongedames in een witte Mini. Chantal, Anneke en de andere receptionistes kunnen wat dat aangaat de boom in, ondanks dat het lieve dames zijn.”
Na het eten ging Wilma nog ‘even aan het werk’. Fred en ik bleven lekker kletsen, totdat me iets te binnen schoot. “Oh, Fred, ik ben van de week gebeld door iemand met een afgeschermd nummer die zich voordeed als Joline. Kun jij daar eens naar kijken?” “Heb je dat telefoontje nog?” “Meteen opgeslagen… Eén moment…” Ik ging naar de historie van m’n telefoon en even later was de conversatie te horen. “Da’s A.I., Kees. Iemand heeft Joline d’r stem ergens opgenomen en met haar intonatie en stemgebruik wordt jij genept. Overigens niet de modernste versie van A.I.; dit is nog redelijk te onderscheiden van Jolien’s echte stem. En slim dat je die vraag stelde. Had ik niet achter je gezocht…” Hij grijnsde. “Ik zal het woord ‘lulhannes’ nu maar even niet gebruiken, vriend…”
Hij tikte op mijn schouder. “Mee naar boven. Dan hang ik jouw telefoon even aan mijn PC. Eens kijken wat de uitkomst is.” Eenmaal boven in hun ‘werkkamer’ keek Wilma op. “Oh? Kunnen de heren niet zonder charmant vrouwelijk gezelschap? Denk er aan: hier worden nu geen grove grappen gemaakt; deze dame is aan het werk en daar wordt serieus geld mee verdiend.” “Goed bezig, schatje. Met dat serieuze geld van jou kunnen we de hypotheek weer betalen.”
Fred gaf een zoen op haar hoofd. “Met dat ‘serieuze geld’ bedoel ik het geld wat ik nu terughaal bij een oplichter, Fredje.” Hij keek teleurgesteld. “Oh… jammer. Jouw salaris is dus geen serieus geld, begrijp ik?” Wilma zuchtte en keek mij aan. “Ik zeg niks, Wilma. Ik wil graag vannacht nog in jullie comfortabele logeerbed slapen, in plaats van de garage te moeten delen met Fred z’n modderbak.” “Nou, wat doen jullie hier, stelletje macho’s? Behalve iemand van haar werk af te houden?”
“Kees heeft blijkbaar een bewonderaar, maar die wil anoniem blijven. Ga ik eens uitzoeken, schatje.” Fred startte zijn PC op en op de grote beeldschermen kwam een opstartscherm voorbij wat ik niet kende. En nog één. En nog één. Mocca was ondertussen naar Wilma gedribbeld en ging aan haar voeten liggen. “Die hond heeft een voetfetish, Kees. Vreemd beest… Geef me die telefoon maar eens, dan doe je ook nog wat nuttigs.” Hij plugde er een kabeltje in.
“Zooo… Wat telefoontjes van en naar Roemenië? En dat op kosten van DT? Ik vraag me af wat Theo daarvan vind, Kees…” “Dat waren telefoontjes tussen twee hardwerkende lieden van datzelfde DT, makker. Gingen puur en alleen maar over projecten.” Wilma, naast ons gezeten, schoot in een spottende lach. “Jaja, en dat moeten wij geloven?”
“Wantrouwend rotmens… Ik snap niet dat ik met jou getrouwd ben”, mopperde ik.
Ze keek om. “Jij bent sámen met mij getrouwd, meneertje Jonkman. Ik heet Wilma van Laar – Lierop. En geen Wilma Jonkman – Lierop, mocht je dat vergeten zijn.”
“En anders help ik hem wel even herinneren, schatje. Met mijn vuisten of zo”, bromde Fred dreigend.
“Schiet nou maar op met die telefoon, maat. Je hebt dat ding in je handen om te kijken waar die nep-telefoontjes vandaan kwamen, niet om te luisteren welke projecten Jolien en ik bespraken.” Hij bromde nog wat en begon toen wat programma’s te laten draaien. Ik zag een enorme rij enen en nullen in DOS voorbij komen en na drie minuten kwam er een enigszins leesbare tekst tevoorschijn.
Ik kon in ieder geval de locatie onderscheiden: N51.852032, E4.889904. En een 06-nummer. Fred keek me aan. “Ik denk dat, als ik de locatiegegevens in Google Maps invoer, dat ik in Giessenburg uitkom, Kees. Deze telefoon is eigendom van ‘Token Design’, dat bedrijfje…”
“…van Luna van den Akker” vulde ik aan. “De vuile trut. Wil ze me wéér dwarszitten? Daar gaat ze enorm spijt van krijgen. En ik vraag me af hoe zij wist dat Joline weg was…”
Fred wees op een van zijn beeldschermen. “Ik ga die telefoon eens natrekken, Kees. Welke telefoontjes hiermee zijn gepleegd. Want op die manier krijg ik misschien te weten welke vriendjes zij heeft. Want ondanks dat die A.I.-juffrouw niet de nieuwste van de nieuwste was, zo’n conversatie, hoe simpel en kort ook, heeft een redelijk stevige computer als backup nodig. En dat is bepaald geen Commodore 64.” Hij keek grimmig. “Daar ga ik morgen eens mee aan het werk. Want voor hetzelfde geld probeert ze weer dingen tegen DT te doen…” “Zet die coördinaten eens op Google Earth, Fred. Komen die inderdaad bij haar bedrijf vandaan of…” Niet dus: we kwamen uit in een straat met doorzonwoningen; een hoekhuis met een uitbouw bleek de bron van het telefoontje.
Inzoomend op de gevel zagen we naast de voordeur een klein schildje met het logo van ‘Token Design’. “Bingo, Kees. Weliswaar niet in tijd, maar dit is wel een heterdaadje. Mevrouw weet het nog niet, maar ze hangt. Eens verder kijken…” Langzaam gleed het plaatje van het huis over het beeldscherm. De monitoren van Fred hadden een prima oplossend vermogen; veel beter dan op mijn beeldscherm! Toen ik daar een opmerking over maakte grijnsde hij. “Dit is niet de ‘gewone’ Google Earth, Kees. Zoals jij en die andere bijna 18 miljoen zielen in Nederland ‘m op de PC heeft. Dit is twee generaties verder. Kost een paar centen, maar dan heb je ook wat. Twee jaar terug betaald door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, als dank voor bewezen diensten. Bah, wat vervelend…”
Plotseling bleef het beeld stilstaan. “Kijk eens aan… Wat hebben we hier? Dát is leuk…” Hij zoomde in op de aanbouw. “Kees, eens kijken of jij net zo stom bent als de rest van Nederland… Vertel eens, wat zie jij hier?”
Ik keek nauwkeurig. “Ik zie een redelijk onderhouden eengezinswoning met een beduidend grotere tuin dan de rest. Bewoner of bewoners zitten goed in de slappe was want er is een aanbouw naast het huis, er liggen twee vrij nieuwe dakkapellen op. Bewoners hebben kleine kinderen of kleinkinderen, gezien de klimtoestellen in de tuin… Mag ik die muis eens vasthouden, Fred?”
Op mijn beurt scrollde ik over het beeld. “Hé grappig… De auto van Google Earth is hier op 4 mei 2016 langsgekomen, waarschijnlijk tussen 18:00 en zonsondergang. Want in de straat hangen vlaggen halfstok en gezien de lichtinval én de oriëntatie van het huis wijst de achtergevel naar het westen. Bewoners zijn óf niet thuis, óf 4 mei interesseert ze geen lor; ze hebben de vlag niet buiten hangen… Maar… Dat is maar één foto uit die tijd; de rest stamt uit 2023.”
Fred bromde goedkeurend. “Ga door…”
“De bewoners zijn blijkbaar nogal self-supporting: op beide dakkapellen zonnepanelen, ja zelfs op de uitbouw. Maar… Hé, wacht even. Die dakkapellen zijn tussen 2016 en 2023 geplaatst. En gezien het uiterlijk zijn beide dakkapellen van dezelfde fabrikant en volgens mij van dezelfde datum. En de zonnepanelen op de dakkapellen liggen beiden anders georiënteerd. In mijn optiek vreemd, maar goed, ik ben geen zonnepaneeloloog… En het zonnepaneel op de uitbouw zal volgens mij weinig opbrengst hebben, want die krijgen ’s morgens geen zon, en ’s avonds liggen ze waarschijnlijk in de schaduw van het huis er achter…
En verrek… Tussen 2016 en 2023 is er waarschijnlijk een nieuwe eigenaar komen wonen. Kijk maar naar de zijtuin. Die was in 2015 redelijk open; in 2023 staat er een dikke haag omheen. En de voordeur is ook vernieuwd; niet meer de standaard ‘woningbouwcorporatie-voordeur’ die er eerst in zat. Kortom: nieuwe bewoners en wellicht was de woning in 2016 nog een huurwoning en heeft de woningsbouwstichting hem voor 2023 verkocht, wie zal het zeggen…”
Fred knikte waarderend. “Netjes. Jij ziet in ieder geval meer dan anderen. Nu bekijken we het pandje nog even van boven: Een foto gemaakt rond 12:00. Je opmerking over die zonnepanelen op de uitbouw: volkomen terecht. Die komen nú pas uit de schaduw van het huis. En bekijk het middelste paneel eens goed: dat is geen zonnepaneel, Kees. Dat is een vermomde digitale satelliet-ontvanger. Ja, digitaal. Geen parabool-antenne meer nodig, maar gewoon een platte plaat. Ongeveer net zoals de radars op die Amerikaanse destroyers van de Aegis-klasse. Afgestemd op een geo-stationaire satelliet. Zo’n ding wat exact op hetzelfde punt boven de aarde blijft hangen. Deze mevrouw heeft nogal merkwaardige vriendjes en bulkt in het geld, ondanks haar piepkleine PR-bureautje.”
Hij keek me aan. “Alles rond deze mevrouw stinkt, Kees. Morgen ga ik wat vriendjes aan het werd zetten. Als mevrouw met die antenne ook kan zenden… Moeilijk te detecteren… Het zendsignaal van zo’n ding is niet breder dan een potlood…” Hij plugde mijn telefoon uit zijn computer en gaf het ding terug. “Alle gegevens staan nu ook op de server van DT. Morgen ga ik daar eens verder mee. Kijken wat voor telefoontjes mevrouw de laatste tijd heeft gedaan. Maar goed, met een beetje pech is ze slimmer dan ze er uit ziet en heeft ze deze telefoon alleen voor deze actie gebruikt. Zou ik ten minste wél doen. In ieder geval zou ik de simkaart nergens anders voor gebruiken…”
Hij stond op en rekte zich uit. “Leuk… Weer eens ouderwets speurwerk doen.” Ook Wilma sloot haar PC af. “Ja. Speurwerk doen. Naar je bedje, Fredje. En jij ook, Kees. Morgen is het weer vroeg dag en zo. Het is bijna half elf, we gaan slapen.” Ze bukte zich. “En jij ook, bruin schatje. Misschien moet je er nog uit?”
Een roffel van een staart klonk. “Hmm, da’s duidelijk. Kees, doe je plicht!” Ik bromde: “Ja hoor, het is weer zover… Wiens voeten werden net zo liefhebbend afgelikt? Volgens mij waren die van jou, Wilma!” “Ja, dat klopt. Maar wiens voeten werden er vanmiddag onder de douche afgelikt, Kees? Die van jou! Dus…” Fred keek me pesterig aan. “Maar ik zal je matsen; ik loop wel even mee. Frisse neus halen en zo. En zorgen dat je niet verdwaald en je handje vasthouden. Rhenen kan ’s avonds best gevaarlijk zijn… Er is hier recent nog een kinderfietsje gestolen.”
We liepen naar buiten, Mocca netjes rechts van me. Die kon nog even plassen. Poepen hoefde blijkbaar niet; oké, dan niet, ook goed. “Mooi beest, Kees. En Wil is helemaal idolaat. Heb je gezien dat ze ‘m bijna constant aan het aaien was?” Ik keek Fred aan. “Niks voor jullie? Een hulphond opvoeden? Jullie hebben de ruimte, via jullie achtertuin ben je met twee stappen in het bos… Ideaal.” “Ik heb wat ervaring met honden van huis uit, Kees. Wilma niet. Haar moeder was als de dood voor honden, dus…
En bovendien: na dik een jaar moet je weer afscheid nemen. Dat wordt best moeilijk; ik ben thuis twee honden kwijtgeraakt: eentje puur door ouderdom, de ander kreeg in z’n derde levensjaar kanker. En elke keer was ik kapot.” “Snap ik. Maar goed onthouden: Als ‘jouw’ hulphond in opleiding naar Herpen gaan, en een half jaar later naast een rolstoel loopt, weet je wel waarvoor je het gedaan hebt, vriend.”
Ik stond stil. “Dát is onze grootste drijfveer, Fred. Ja, het is heel gezellig en leuk, zo’n hond om je heen, zeker als hij zo voorbeeldig is als Mocca, maar uiteindelijk doe je het ergens anders voor. Om iemand te helpen meer zelfstandig te leven. En of dat nou iemand met een dwarslaesie in een rolstoel is, iemand met epilepsie, een veteraan met PTSS… Het zal me jeuken.
En ja, mijn grootste wens is dat een Hulphond, die Joline en ik hebben opgevoed, later rondstapt als PTSS-hond. En een veteraan helpt om weer normaal in het leven te staan. En niet bij elk geluidje klaar staat voor actie. Of ’s nachts herbelevingen heeft. Of een ex-brandweer- of ex-politieman, die te vaak een kinderlijkje heeft moeten oppakken en daardoor arbeidsongeschikt is…”
Fred was even stil, toen zei hij zachtjes: “Godverdomme, Kees… Die hakte er hard in. Je drukte je weer eens lekker beeldend uit. Want ik realiseerde me net dat ík, zonder jouw hulp en de hulp van het Veteranen-Instituut, wel eens die veteraan kon zijn die thuis zat te verpieteren… Ik ga hier met Wilma over kletsen. Kijken of zij het ziet zitten.” Ik tikte hem op zijn rug. “Goed zo. Maar hou er rekening mee: je moet er sámen voor gaan. Er honderd procent achter staan. Denk er goed over na, samen met je lieve vrouw met die lekkere voetjes.” Hij grinnikte en het geluid van een zware tank dreunde door de stille straten van Rhenen.
“En nou naar huis. Geen stomme opmerkingen meer maken, anders slapen we tóch nog in de garage. Geen zin in, Kees.” Even later waren we weer binnen. Wilma zat nog in de kamer, met Loeki de kat op schoot. Mocca keek nieuwsgierig, Loeki enigszins afwachtend. “Laten we het eens proberen, Kees. Loeki en Mocca bij elkaar… Mocca! Kom maar!” Wilma hield Loeki vast en Mocca kwam rustig dichterbij. “Goed zo… Brave hond… Rustig. Loeki, jij ook rustig…”
Even later tikten de twee neuzen tegen elkaar en Mocca gaf Loeki een lik. “Goed zo Mocca. Brave hond, hoor! Netjes!” Loeki bleef op Wilma’s schoot liggen en Wilma liet haar los. Ook toen bleef ze liggen. Van beide kanten geen agressie, geen angst… Ze keken letterlijk beiden ‘de kat uit de boom’. “Gaat goed komen, Kees. Die twee rooien het wel. Waar slaapt Mocca?”
“Bij mij op de kamer. Z’n kleedje ligt daar al.” “Haal dat kleedje maar naar beneden. Ik denk dat die twee dikke vrienden worden.” Ik aarzelde. “Weet je het zeker, Wilma? Straks moet je midden in de nacht uit bed, omdat je huiskamer plotseling is veranderd in een dieren-arena en hangt Loeki in de gordijnen die Mocca van de roedes af wil scheuren…”
Ze gniffelde gemeen. “Ik mag er van uitgaan dat jij een goeie W.A.-verzekering hebt, Kees. Dan kunnen we eindelijk eens nieuwe gordijnen kopen. Deze zijn nog van de vorige bewoners…” Ik keek Fred aan. “Ik dacht dat jouw echtgenote iets met financiële dingen deed bij een verzekeraar. Fraude voorkomen en zo. En uitgerekend dié dame komt met dit soort voorstellen?” Hij haalde zijn schouders op. “Je kent het spreekwoord, Kees. ‘Wie appelen vaart, die appelen eet.’ Geldt hier ook.”
Ik haalde het kleedje van Mocca en legde het in een hoek van de kamer. De waterbak in de keuken… “Mocca! Kleedje!” De hond sjokte er naar toe en ging liggen. “Goed zo. Lekker maffen jochie. En laat Loeki een beetje met rust.” We gingen naar boven, ik wenste Wilma en Fred welterusten, en een kwartier later lag ik in bed. De deur open; voor hetzelfde geld wilde Mocca tóch bij mij slapen. Ik lag nog even te denken over de laatste ‘stunt’ van mevrouw van den Akker. Die dame ging het moeilijk krijgen. Als Fred echt aan het zoeken ging…
Donderdagochtend vonden we Mocca en Loeki samen op het kleedje, dicht tegen elkaar aan. “Krijg nou wat… Die twee kunnen het prima met elkaar vinden!” Beide dieren werden wakker en Loeki begon meteen Mocca te likken. Met name zijn oren waren blijkbaar bijzonder interessant. En Mocca zat er niet zo mee, die bleef in eerste instantie lekker liggen. Totdat ik de riem pakte… Een bruine flits kwam naast me zitten. “Goed zo, Mocca. Dress…”
Hij stak zijn kop door de riem en we liepen de achtertuin van Fred en Wilma in. Door het gat in de heg… Er werd geplast en even later gepoept en een ‘zakje met inhoud’ ging in de afvalbak. “Mooi zo, beest.” Ontbijten, spullen pakken, afscheid nemen van Wilma en vervolgens bij Fred instappen. De Landrover reed laag grommend weg, op de snelweg hoorde je de terreinbanden tegen het asfalt roffelen.
“Waarom rij jij nog steeds in deze modderbak, Fred?” Hij keek beledigd. “Modderbak? Pas jij een beetje op? Dit prachtige en praktische voertuig heeft er wel voor gezorgd dat de biologische verwekker van twee goeie vriendinnen met z’n veredelde accubak tot de assen in de blubber stond, weet je nog? Met als kleine toegift een fonteintje van modder op zijn carrosserie… Dat was je met dat Zweedse rendier van jou niet gelukt, vriend. Dus: een beetje consideratie graag, anders mag je lopen. Bovendien is dit een van de weinige auto’s waar ik, zonder m’n hoofd tegen het plafond te wrijven, in kan zitten. Ook wel wat waard. En het ding rijdt op LPG. Elke tankbeurt sta ik mensen uit te lachen. Ja, zo’n 60 liter LPG-tank achterin kost wat ruimte, maar in deze auto heb je ruimte genoeg. Dus deze Laro gaat voorlopig écht niet weg. Prima auto voor een modaal echtpaar van bescheiden afmetingen.”
Ik schoot in de lach. “Jaja… Een modaal echtpaar van bescheiden afmetingen. Nou nog een keer zeggen, maar dan zonder te lachen.” Al kletsend bereikten we keurig op tijd Gorinchem. Ik gooide mijn logeerspullen in de Volvo, liet Mocca nog even plassen en liep naar binnen. Oké, het volgende experiment: ik maakte de riem los en liep zonder Mocca naar de koffie-automaat. Mocca liep netjes naast me mee. Steeds naar me opkijkend. Mooi, dan had ik ten minste m’n handen vrij voor een bak koffie. Even kletsen, daarna aan het werk. Weer een dag hard werken. Ik dwong mezelf er toe, dan had ik ten minste geen gelegenheid om veel aan Joline te denken. Want zo langzamerhand begon ik haar wel behoorlijk te missen, ondanks de aandacht die ik aan Mocca moest schenken. Dat beest was weliswaar een prima afleiding, maar geen vervanging van de vrouw van m’n dromen…
Tussen de middag: een stukje wandelen met de meute. Na een paar keer te willen sprinten hield Mocca zich maar in; het had geen zin om te trekken, die slome Kees wilde vandaag blijkbaar niet rennen. Nou ja, dan niet… Bij de paardjes bleek dat Mocca toch niet helemaal zonder vrees was. Hij vond die grote beesten in eerste instantie maar niks en bleef schuin achter me. Maar toen de paarden brood kregen, stapte hij naar voren om ook…
“Mocca, back.” Twee bruine ogen keken me verwijtend aan. ‘Waarom die grote beesten wel en ik niet? Ik moet er nog van groeien…’ Tineke zag het. “Mag Mocca geen boterham, Kees? Dit is zielig.” “Ja, die indruk wekt hij inderdaad, maar straks krijgt hij z’n brokken. Heus, hij komt echt niet om van de honger, ook al lijkt dat nu zo. Hij mag niks, Tineke.”
Ze keek Mocca aan. “Sorry mooie hond, ik heb het geprobeerd maar je hebt een hele strenge baas…” “Ja, vertel ons wat”, deed Willem zijn duit in het gesprek. “Wij moeten er elke werkdag mee dealen.” Tineke stak een oude, droge boterham naar hem uit. “Zielepoot. Jij mag wél een boterham van me, hoor. Kan Kees niks van zeggen.” Willem keek twijfelachtig. “Ik prefereer toch de boterhammen maar die ik vanmorgen zelf gesmeerd heb, Tineke. Maar dan voor dit gulle aanbod.” De boterham ging alsnog richting paardjes en even later liepen we terug. Nog een gezamenlijke kop koffie in de ‘kantine’ en hup, weer aan het werk.
En Mocca zijn brokken geven natuurlijk. Die waren weer binnen 15 seconden verdwenen. Ik had er een filmpje van gemaakt en stuurde dat naar Joline, met als commentaar: ‘Theo heeft de middagpauze bekort nu gebleken is dat we binnen 15 seconden ons eten op kunnen hebben. Wat denk jij?’ Er kwam niet meteen antwoord, dus Jolien was druk.
Om drie uur kwam Fred mijn bureau binnen en deed de deur dicht. “Kees… even over die lieve mevrouw van den Akker: ik heb mijn bevindingen overgedragen aan de MIVD. Niet de AIVD; het spulletje wat mevrouw op haar dak heeft liggen is van militaire origine. Chinees of Russisch. En ik heb mijn collega’s bij de MIVD op het hart gedrukt dat ze alles in het werk moeten stellen om ons er buiten te houden. Als deze mevrouw, of beter gezegd: als haar vriendjes er achter komen dat wij hier iets mee te maken hebben, zijn de rapen gaar. Voor Wil, voor mij, maar ook voor Jo en jou. Deze dame moet onverwacht van haar bedje gelicht worden en héél snel in Kamp van Zeist gezet worden. Of misschien wel de EBI in Vught. En daar nogal pittig verhoord worden. Momenteel is men aan het vergaderen of en zo ja wát en hoe er iets tegen deze mevrouw gedaan gaat worden. En daarbij is het een mazzeltje dat jij even gewacht hebt om je grote vriend te informeren na dat telefoontje van haar. Dan legt ze hopelijk niet meteen de link tussen dat telefoontje en een grofstoffelijke inval in haar huis.”
Ik haalde mijn schouders op. “Het zal me jeuken, Fred. Ergens volgende week samen met Joline maar weer eens naar de schietvereniging gaan. Te lang geleden.” Hij bromde wat een beende het bureau uit om meteen terug te komen. “Ehh… Kees: dit komt niet…” “Verder dan de muren van dit bureau, Fred. En binnen een bepaald appartement in Veldhoven; Joline moet hier ook van weten.” Een opgestoken duim kwam retour en weer dreunde hij het bureau uit.
En meteen daarna hoorde ik hem bassen: “Zeg juffie! Zit jij nou in de baas z’n tijd je nagels te vijlen?” Het antwoord kwam meteen en klonk snijdend. “Ja natuurlijk! Dan zijn ze ten minste scherp als de een of andere lompe vent mijn bureau op komt rennen om me wat aan te doen!”
Uit het bureau van Theo kwam de kreet: “Prima, Irene! Doorgaan met vijlen, tot ze messcherp zijn. ten slotte ben jij, als receptioniste, de waakhond van deze toko!” “Sinds een paar dagen heeft Irene assistentie, chef. Maar of Mocca Fred aan gaat vallen… ik betwijfel het.”
Van twee kanten klonk gegrinnik, van één kant een giechel. “Kom maar, Mocca! Kom maar bij Ireentje. Dan houden we samen de boel wel veilig.” De hond keek naar mij. “Toe maar Mocca. Release!”
Trippeldetrippel… Met een zwaaiende staart liep hij naar de receptie. “Kijk nou… de beveiliging van DT. Een corrupte Labrador en een lief uitziend meisje met scherpe nagels… Nou, dát zal ze leren!” Lachend liep Fred weer richting Backoffice. Even later stak Irene haar hoofd om mijn deur. “Kees, mag Mocca bij mij zijn?” Ik knikte. “Vind ik prima, Ireen. Als je ‘m maar bij mij brengt als je iets anders moet doen. Hij moet wel weten dat dit bureau z’n thuisbasis is.” Ik keek zielig. “En met ingang van volgende week: Joline d’r bureau. Mag hij daar onder haar bureau gaan liggen, de mazzelaar.”
Ze giebelde. “Wou je ruilen?” Ik schudde mijn hoofd. “Liever niet. Hier naakt op handen en voeten rondkruipen met alleen zo’n hulphond-vestje aan? Best wel frisjes. En nee, de gedachte om op die manier onder jouw bureau te liggen, gaat me niet van gedachten later veranderen, dame.” Ze trok een gezicht. “Nee, dat lijkt me ook geen goed plan. Dan maar Mocca, nietwaar, mooie hond?”
Die bemoeide zich niet met deze conversatie; hij plofte naar Irene d’r stoel op de grond en leek het daar prima te vinden. Om kwart voor vijf werd ik door Irene uit m’n werk gehaald. “Hé Kees… Hier is Mocca terug. Werk jij over vanavond?” “Ehhh… Nee. Sorry, ik zat midden in een tekening. Tijd vergeten. Dank voor het attenderen, Irene.” Ze knikte. “”Volgende week heb je je eigen blonde tijdklok weer bij je. Fijne avond!” “Jij ook Ireen. Tot morgen.” Ik sloot mijn bestanden af en ruimde m’n hok even op.
Alle Piraten waren al weg. Afsluiten, Mocca meenemen en even later reed ik het parkeerterrein af.
Vanavond bugelles. Benieuwd hoe Mocca zich zou gedragen op de orgelgalerij. Zeker als Greet alle registers zou uittrekken...
Ik ging maar snel richting m’n eigen hok. Daar legde ik zijn kleedje neer, naast mijn bureau. “Mocca: kleedje!” Dat commando begreep hij ondertussen wel en hij ging zitten. Hup, brokje er in… Tijdens de teambespreking moest hij op het kleedje blijven liggen; ik had de deur open gelaten, dus hij kon me wel horen. Frits kon hem ook zien. “Prima hondje, Kees. Hij blijft gewoon netjes liggen. Hij kijkt wel, maar…” “Prima Frits. Als hij in beweging komt graag even zeggen, dan stuur ik hem terug.”
Dat bleek niet nodig. De bespreking duurde bijna een uur en Mocca was in slaap gedonderd. Prima… Aan het einde van de bespreking zei ik: “Ik doe zo dadelijk zijn Hulphond-vestje af; dan is hij ‘vrij’. Dan mag hij ook hierheen drentelen en mag hij even kennismaken met jullie. En dan mag je ‘m ook aanhalen. Maar jongens denk er aan: niet voeren. Hij krijgt écht genoeg te eten, ook al kijken die bruine ogen nog zo zielig…” De kennismaking met het team verliep prima: bij Gerben en Rogier kwispelde zijn staart wat meer dan bij de rest; logisch. Maar hij liep de club netjes langs, hier een snuffel, daar een lik… om vervolgens weer achter mij te slenteren en op het kleedje te ploffen.
“Nou hondenbeest… ik benieuwd hoe jij je gaat gedragen als we straks gaan rennen. Volgens mij ben je nog stijf van gisteren…” Dat bleek mee te vallen: ik liep voorop om het tempo aan te geven. Een loopje van vier kilometer in een redelijk tempo. Mocca liep aan de lijn naast me. Eerst wilde hij nogal trekken, maar op een gegeven moment draafde hij keurig naast me mee. En af en toe ging die bruine kop omhoog om te controleren of ik nog wel netjes naast hem liep.
Stiekem was ik best wel trots op de hond en nam me voor om Adria te vragen het vorige gastgezin te complimenteren met hun opvoeding. Na het lopen gingen we douchen; in de gemeenschappelijke herendouche maakte Mocca zich populair door bij alle heren stuk voor stuk de voeten af te likken. Tijdens het afdrogen. Hij waagde zich niet onder de douche!
“Kijk Fred… Ondanks al jouw gemiep over mijn zweetpoten: Mocca likt ook mijn voeten gewoon af. Het valt allemaal dus wel mee.”
Fred keek smerig.
“Nou, één ding weet ik dan zeker: speurhond wordt hij niet. Getver… Kees z’n voeten likken. Zelfs na het douchen geen haar op mijn hoofd die erover denkt om dat te doen.”
“Nee, bij mij ook niet, Fred”, klonk de stem van Henk.
“Jouw haren zijn tien jaar geleden al gestopt met denken, Henk! Konden alleen maar uitvallen…”
Tijdens de lunch mocht Mocca ook ‘los’ rondlopen en werd nogal overladen met aandacht. Dat was hij op een gegeven moment blijkbaar zat en toen kwam hij naast me zitten. “Goed zo! Brave hond, Mocca!” Kwispel… brokje. Na de lunch: weer aan het werk. Om twee uur een mailtje van Adria: ‘Ik kom rond zeven uur wel even langs in Veldhoven, Kees. Tot vanavond.’ Mooi, ook geregeld. En doorwerken, tot half vijf. ’s Middags had Mocca zich uiterst rustig gehouden. Waarschijnlijk even uitpuffen van het rondje rennen. Op deze manier zou de hond een bijzonder goeie conditie krijgen…
’s Maandags rennen, dinsdag ’s avonds rennen, woensdag rennen, donderdag even rust, vrijdag Mariëtte… en in het weekend ook nog wel een keertje, als we zin hadden. We reden naar huis, Mocca lag achterin te slapen op z’n kleedje. Dat sleepte ik nu telkens mee en dat vond ik geen goed plan. Dus in Veldhoven reed ik langs een stoffeerwinkel en kocht daar twee andere kleedjes: dikpolig. Eentje voor thuis, eentje voor in de auto. Het kleedje van Hulphond zou ik op kantoor laten liggen. En daarna even langs de Halfords voor een hondenrek. Weliswaar had de Volvo forse hoofsteunen achterin, maar ik wilde het risico niet lopen dat Mocca bij een botsing over de middelste hoofsteun, die ik altijd omlaag had staan, naar voren geslingerd zou worden. 25 kilo hond met een versnelling van 6G in je nek was geen goed plan. Voor de hond niet, voor ons ook niet. Héhé…
Eenmaal thuis begon ik met koken; Mocca werd op zijn kleedje gecommandeerd en bleef daar netjes liggen. Wél volgden zijn ogen elke beweging van mij. ten slotte weet je nooit of Kees ergens iets eetbaars laat vallen… Het diner bestond uit aardappelen, rode bietjes uit glas en een stukje ‘draadjesvlees’ uit de vriezer. Geen dessert en de kop koffie kwam wel als Adria er was. Snel opruimen en afwassen. De afwasmachine bleef leeg; die paar dingen deed ik wel met de hand. Koffie zetten, en om zeven uur exact ging de benedenbel.
“Kom maar boven Adria, je weet de weg!” Even later de bel van de voordeur. Mocca trippelde mee naar de hal. En toen hij Adria zag begon de staart hevig te kwispelen. “Hoi Kees. Alles goed hier?” “Kijk naar z’n staart, Adria. Het beest heeft het hier prima, maar is duidelijk ook blij dat jij er bent. Kom verder. Koffie?” Ze glimlachte. “Wéér met mokkagebak? De koffie: graag, het gebak: nee, dank je wel.”
“Het is hier niet altijd feest, hoor. Ga lekker zitten. En waarom is dat bruine monster zo vreselijk blij dat jij er bent?” “Dat zijn alle hondjes, Kees. Niet alleen ruiken mijn collega’s en ik nogal overduidelijk naar hond, ze associëren onze blauwe jas en polo ook met ‘leuke dingen doen’ in Herpen.” Op een gegeven moment vond Adria het welletjes. “Mocca: go to bed!” De hond sjokte naar zijn kleedje en met de bekende ‘bonk’ ging hij liggen. “Goed zo! Brave hond hoor!” Ik zette de mokken neer.
“Zo, koffie. En voor mij: dessert. Ik heb nét gegeten.” “Nou, ik ruik geen hamburger of frites, Kees…” “Dat zul je in dit huis ook niet zo vaak ruiken, dame. Voor de volledigheid: ik heb zojuist gedineerd met gekookte aardappeltjes, rode bietjes uit glas waar je de groe(n)ten van moet hebben en een stukje rundvlees uit de vriezer. Het is niet zo dat, als mijn echtgenote weg is, dat ik overga op fastfood of ‘Plan PAP’ hoor.” “Plan Pap? Wat is dat?” Ik grinnikte. “Pizza, Afhaalchinees of Patat.” Ze knikte. “Ik ken een paar gezinnen waar dat wél zo is. Maar goed, hier niet dus. En hoe is het met dit bruine loedertje?”
“Dat ‘loedertje’ is een hele brave, gehoorzame hond. Echt, ik heb soms met verbazing zitten kijken. Als je het vorige gastgezin nog spreekt: geef hen hele grote complimenten hoe ze Mocca hebben opgevoed. Hij is gehoorzaam, leert bliksemsnel, is een hele sociale hond en kan prima opschieten met andere honden. Hij geeft netjes aan als hij er uit wil en hij heeft een goeie conditie. En windt iedereen om zijn poot, met z’n mooie bruine ogen.” Ze lachte. “Dat laatste herken ik wel. Hij kan je soms aankijken met een enorm ‘verliefde’ blik. Maarre… die goeie conditie? Waar blijkt dat uit?”
“Tussen de middag gaan wij als bedrijf altijd naar buiten. Maandag en woensdag een stuk rennen, vrijdag naar de fitness. Dinsdag en donderdag gewoon wandelen. Nou, vandaag was ik de trainer en hebben we vier kilometer gerend. Oh, geen wereldrecords hoor, maar een redelijk duurlooptempo. We waren na 17 minuten weer binnen. Ik liep voorop met Mocca aan de lijn. Meneer wilde er eerst vandoor sprinten, maar na 500 meter had hij door dat dát weinig zin had. De rest van de tijd liep hij keurig met een slappe lijn naast me. En checkte hij regelmatig in om te kijken of ik het nog een beetje vol kon houden.
En gisteren was ik bij vrienden van ons en kwam het gastgezin van Blondie op bezoek. En die twee hebben elkaar een uurtje bezig gehouden op een weiland achter hun boerderij. Rennen, rollen, stoeien, stokken van elkaar afpakken… Konden prima met elkaar opschieten.” Ze knikte. “Peter en Anna van Wiers? Die ken ik wel. En Blondie ook. Schat van een beest. Binnenkort komt hij naar Herpen.” “Ik weet ‘t. En Peter en Anna, én Blondie hebben ons overgehaald om ook gastgezin te worden.” Adria schoot in de lach. “Dan zal ik ze binnenkort eens verblijden met een bedankpakket.” “Bedankpakket? Een soort aanbrengpremie?” “Nee hoor. Geintje. Binnenkort ga ik Blondie bij hen ophalen. Die gaat over een week of twee naar Herpen. Dan hebben Anna en Peter weer een paar weekjes rust.”
Zo kletsten we nog een tijdje verder; samen keken we op de website van Hulphond naar alle tips & tools voor gastgezinnen. En Mocca lag lekker aan de voeten van Adria, af en toe omhoogkijkend. Om half negen stond ze op. “Ik ga naar huis, Kees. Ik heb het wel gezien. Mocca is prima op z’n plek hier.” “Ja. En ik denk dat, wanneer Joline, mijn vrouw, weer terug is, hij nog veel meer op z’n plek is. Het zou me niets verwonderen als die twee hele dikke maatjes worden.”
Ze keek naar de foto’s van Fred, Wilma, Joline en mij. “Is dat jouw echtgenote? Die blonde dame? Oei, wat een schoonheid…” “Ja. Een schoonheid, dat klopt. Maar belangrijker: een schat van een vrouw, met een enorm hoog IQ en om onverklaarbare reden een zwak voor deze lompe techneut en de bijzondere gave om goed om zich heen te kijken naar een medemens die in de shit zit. En nee, dat was ik niet, voor de duidelijkheid.” Ze lachte. “Zo zie je er ook niet uit. Ik bel volgende week wel op wanneer het jullie schikt dat ik een keer met je vrouw kennis maak. Wanneer komt ze terug?” “Vrijdag. Dus is het niet zo handig als je vrijdagavond op de stoep staat; het zou zo maar eens kunnen dat je geen gehoor krijgt als je op de benedenbel drukt.”
Ze knipoogde. “Vreemd. Begrijp ik helemaal niets van, maar goed… Nee, zonder dollen: ergens volgende week kom ik wel een keertje langs, Kees.” “Da’s prima, maar dat zou dan maandag, woensdag of zaterdag moeten zijn, Adria. Dinsdagavond leid ik een hardloopgroepje hier in Veldhoven, donderdagavond heb ik bugelles in een kerk in Eindhoven en dan gaat Joline ook mee en vrijdagavond hebben we dansles.” Ze trok een paar rimpels.
“Dus… Mocca gaat morgenavond wéér rennen… En wat doe je met ‘m als jij, als jullie les hebben?” “Dan gaat Mocca gewoon mee. Gisteren heeft hij de kerk waar ik les heb al een keer van binnen gezien en toen was het best druk. Geen probleem. En als ik de bugel bespeel: heb ik zaterdag hier ook een half uurtje gedaan. Hij keek me aan met een bek van ‘Wat doe jij nou?’ maar na vijf minuten was het nieuwtje er af en plofte hij op z’n kleedje. En de dansles… tja, dat wordt spannend. Al die dames in die wijde, zwierige rokken… uiterst verleidelijk om daar aan te gaan hangen natuurlijk.” “Nou, ik zie het voor me… Ik zal eens komen kijken dan. Maar goed, ik ga op huis aan. Daar eens kijken of er nog een Spanjaard in de tuin zit, dan stuur ik daar de honden op af.” Ze gaf Mocca een aai, mij een hand en was verdwenen.
Ik maakte nog een kop koffie en ging even op de grond zitten. Mocca zag dat als een uitnodiging om te spelen: hij legde zijn kop op mijn schoot en duwde zich tegen me aan. “Zo meneer. Jij wil even aandacht? Kun je krijgen, hoor.” Ik duwde hem weg en hij gleed over het laminaat een paar meter bij me vandaan. Om meteen terug te komen en zijn poten op mijn schouders te zetten. Een bruine kop vlak bij de mijne en… lébber! … een tong vol over mijn gezicht. “Nou, volgens mij mogen wij elkaar wel, Mocca… Gek beest. Maar nu ga ik nog even de bugel hanteren. Anders krijg ik van Greet op mijn kop en daar wil je niet bij zijn!”
Ik liep naar de studeerkamer en werd gevolgd door een bruine schaduw. Ik speelde nog een half uurtje, toen vond ik het welletjes. Mocca lag in een hoekje, de ogen half dicht. Die was er dus aan gewend geraakt. Mooi. Benieuwd hoe hij het donderdag zou vinden, met het orgel erbij… Ik liet Mocca nog even rennen op het losloopveld, maar die had het na vijf minuten wel gezien. Slenterend verkende hij alle luchtjes, maar achter een bal aan hollen was er niet meer bij. DT was blijkbaar vermoeiend genoeg geweest!
Ik belde met Joline, maar die had niet zoveel te melden. “Ik ben hartstikke druk hier. Vanaf half acht tot vijf. ’s Morgens over de werf lopen, met lui praten… Gelukkig heb ik een tolk, een wat oudere man die goed Engels spreekt. ’s Middags de zaken uitwerken en kijken waar de vraagtekens te vinden zijn. En ’s avonds die vraagtekens uitwerken in een flowchart. En oplossingen bedenken. En daarna om tien uur naar bed.”
“Mooi meissie, dan heb je geen tijd om… nou ja, laat maar.” We grinnikten samenzweerderig.
“En hoe gaat het met Mocca?”
“Die voelt zich hier prima. En bij DT ook. Een vreselijk makkelijk dier. Iedereen is gek op ‘m.”
“Ik zie ernaar uit om hem te zien Kees. En vooruit, jou ook wel een beetje… En nu ga ik slapen. Nog vier dagen, schatje, dan ben ik er weer.” “Het kan me niet snel genoeg gaan, schat. Lekker slapen, morgen gezond weer op!”
“Gaat lukken. Welterusten!”
Mooi, ook voor haar gingen de dagen blijkbaar snel… Om tien uur deed ik het licht uit in de slaapkamer. Vanaf het kleedje klonk vrij snel geronk. Mooi dat Mocca zich hier zo snel ‘thuis’ voelde… En als Joline hier was, zou het beest helemaal vrolijk zijn…
De dinsdag, woensdag en de donderdag gingen voor mij ook snel voorbij. Overdag dwong ik me er toe om hard te werken. De tekeningen voor Nijmegen samen met Rogier, het offshorewerk samen met Frits, Gerben, André en Miranda. Tussendoor nog wat kleine dingen, telefoontjes, mails beantwoorden…
Van Mocca had ik geen last. Als ik aan het werk was op mijn kantoortje lag hij naast me, bij besprekingen liep hij mee en ging in de ruimte ook in een hoekje liggen, af en toe opstaand, zich uitrekken en z’n kop op mijn schoot leggen met een blik van ‘Hé Kees… Ik ben er ook nog! Heb je wat te bikken?’ En dan strooide ik wat brokjes over de vloer, zodat hij wat te zoeken had. Om tien uur, als we koffie dronken, nam ik ‘m daarna even naar buiten. Naast DT was een braakliggend veldje, daar kon hij z’n behoefte doen. En als dat een drol was, pakte ik die in zo’n poepzakje van de gemeente Veldhoven en dat ging ik de container.
En op de heen- en terugweg zat Zelda achterin en hield de hond bezig. Ook die twee waren ondertussen dikke maatjes geworden. Bij de loopgroep op dinsdag deed ik een spinnenweb-run: steeds korte sprints in diverse richtingen. Zelf liep ik nauwelijks, maar bleef op het verzamelpunt. En dat had natuurlijk spottende opmerkingen tot gevolg, maar daar trok ik me even niets van aan. Jammer voor de lopers…
Woensdag en donderdag bleef Zelda thuis werken, hadden we afgesproken. Want woensdagavond ging ik naar Fred. En daar was het als vanouds gezellig, met veel slap geklets. Loeki de kat hield het heel snel voor gezien; die vluchtte als de bliksem de trap op toen ze Mocca zag. Mocca zat er niet zo mee. Fred en Mocca kenden elkaar natuurlijk al, en ik was benieuwd hoe de hond op Wilma zou reageren. Dat was simpel. Hij drentelde kwispelend op haar toe, even snuffelen en toen: lik-lik-lik over haar handen, al kwispelend.
En even daarna zat Wilma op de grond, Mocca naast zich op z’n rug, ogen half dicht te genieten. “Ik ga straks ook maar eens op m’n rug naast je liggen, Wil. Eens kijken of jij me ook zo gaat verwennen…” Wilma keek op. “Dat kun je proberen, Frederik van Laar, maar jou kennende lig je dan al na twee minuten te snurken!”
Ik moest grinniken. “Oh? Dus al die sterke verhalen over de torenklok van Driel die half vijf sloeg zijn gelogen?”
Fred zuchtte. “Nee, rotzak. Toen lag zij op…”
Hij werd hárd afgebekt. “Fréd van Laar! Kijk uit met wat je zegt, anders slaap jij vannacht in de garage!” En met een blik op mij vervolgde Wilma: “En dat geldt ook voor jou, Kees Jonkman!” Fred en ik zuchtten collectief, maar deden er het zwijgen toe. Wilma had thuis gewerkt, en dus was het haar kookbeurt. “Ik had het plan om jou aan het koken te zetten, Kees, maar vooruit, jij moest nog een stuk rijden.” Ik wees op Fred. “Hé, hij reed hoor. Mijn auto staat nog braaf in Gorinchem, op het parkeerterrein van DT. Dan denken ze daar ten minste dat Kees Jonkman weer eens keihard aan het overwerken is…”
Fred bromde: “Nou, dan is het te hopen dat de receptionistes goed functionerende auto’s hebben. Anders staan ze de hele nacht op die parkeerplaats te wachten op zo’n namaak ‘ridder-op-een-wit-paard’ en die vent komt maar niet opdagen.” We grinnikten. “Die act voer ik maar één keer op, Fred. En alleen bij blonde jongedames in een witte Mini. Chantal, Anneke en de andere receptionistes kunnen wat dat aangaat de boom in, ondanks dat het lieve dames zijn.”
Na het eten ging Wilma nog ‘even aan het werk’. Fred en ik bleven lekker kletsen, totdat me iets te binnen schoot. “Oh, Fred, ik ben van de week gebeld door iemand met een afgeschermd nummer die zich voordeed als Joline. Kun jij daar eens naar kijken?” “Heb je dat telefoontje nog?” “Meteen opgeslagen… Eén moment…” Ik ging naar de historie van m’n telefoon en even later was de conversatie te horen. “Da’s A.I., Kees. Iemand heeft Joline d’r stem ergens opgenomen en met haar intonatie en stemgebruik wordt jij genept. Overigens niet de modernste versie van A.I.; dit is nog redelijk te onderscheiden van Jolien’s echte stem. En slim dat je die vraag stelde. Had ik niet achter je gezocht…” Hij grijnsde. “Ik zal het woord ‘lulhannes’ nu maar even niet gebruiken, vriend…”
Hij tikte op mijn schouder. “Mee naar boven. Dan hang ik jouw telefoon even aan mijn PC. Eens kijken wat de uitkomst is.” Eenmaal boven in hun ‘werkkamer’ keek Wilma op. “Oh? Kunnen de heren niet zonder charmant vrouwelijk gezelschap? Denk er aan: hier worden nu geen grove grappen gemaakt; deze dame is aan het werk en daar wordt serieus geld mee verdiend.” “Goed bezig, schatje. Met dat serieuze geld van jou kunnen we de hypotheek weer betalen.”
Fred gaf een zoen op haar hoofd. “Met dat ‘serieuze geld’ bedoel ik het geld wat ik nu terughaal bij een oplichter, Fredje.” Hij keek teleurgesteld. “Oh… jammer. Jouw salaris is dus geen serieus geld, begrijp ik?” Wilma zuchtte en keek mij aan. “Ik zeg niks, Wilma. Ik wil graag vannacht nog in jullie comfortabele logeerbed slapen, in plaats van de garage te moeten delen met Fred z’n modderbak.” “Nou, wat doen jullie hier, stelletje macho’s? Behalve iemand van haar werk af te houden?”
“Kees heeft blijkbaar een bewonderaar, maar die wil anoniem blijven. Ga ik eens uitzoeken, schatje.” Fred startte zijn PC op en op de grote beeldschermen kwam een opstartscherm voorbij wat ik niet kende. En nog één. En nog één. Mocca was ondertussen naar Wilma gedribbeld en ging aan haar voeten liggen. “Die hond heeft een voetfetish, Kees. Vreemd beest… Geef me die telefoon maar eens, dan doe je ook nog wat nuttigs.” Hij plugde er een kabeltje in.
“Zooo… Wat telefoontjes van en naar Roemenië? En dat op kosten van DT? Ik vraag me af wat Theo daarvan vind, Kees…” “Dat waren telefoontjes tussen twee hardwerkende lieden van datzelfde DT, makker. Gingen puur en alleen maar over projecten.” Wilma, naast ons gezeten, schoot in een spottende lach. “Jaja, en dat moeten wij geloven?”
“Wantrouwend rotmens… Ik snap niet dat ik met jou getrouwd ben”, mopperde ik.
Ze keek om. “Jij bent sámen met mij getrouwd, meneertje Jonkman. Ik heet Wilma van Laar – Lierop. En geen Wilma Jonkman – Lierop, mocht je dat vergeten zijn.”
“En anders help ik hem wel even herinneren, schatje. Met mijn vuisten of zo”, bromde Fred dreigend.
“Schiet nou maar op met die telefoon, maat. Je hebt dat ding in je handen om te kijken waar die nep-telefoontjes vandaan kwamen, niet om te luisteren welke projecten Jolien en ik bespraken.” Hij bromde nog wat en begon toen wat programma’s te laten draaien. Ik zag een enorme rij enen en nullen in DOS voorbij komen en na drie minuten kwam er een enigszins leesbare tekst tevoorschijn.
Ik kon in ieder geval de locatie onderscheiden: N51.852032, E4.889904. En een 06-nummer. Fred keek me aan. “Ik denk dat, als ik de locatiegegevens in Google Maps invoer, dat ik in Giessenburg uitkom, Kees. Deze telefoon is eigendom van ‘Token Design’, dat bedrijfje…”
“…van Luna van den Akker” vulde ik aan. “De vuile trut. Wil ze me wéér dwarszitten? Daar gaat ze enorm spijt van krijgen. En ik vraag me af hoe zij wist dat Joline weg was…”
Fred wees op een van zijn beeldschermen. “Ik ga die telefoon eens natrekken, Kees. Welke telefoontjes hiermee zijn gepleegd. Want op die manier krijg ik misschien te weten welke vriendjes zij heeft. Want ondanks dat die A.I.-juffrouw niet de nieuwste van de nieuwste was, zo’n conversatie, hoe simpel en kort ook, heeft een redelijk stevige computer als backup nodig. En dat is bepaald geen Commodore 64.” Hij keek grimmig. “Daar ga ik morgen eens mee aan het werk. Want voor hetzelfde geld probeert ze weer dingen tegen DT te doen…” “Zet die coördinaten eens op Google Earth, Fred. Komen die inderdaad bij haar bedrijf vandaan of…” Niet dus: we kwamen uit in een straat met doorzonwoningen; een hoekhuis met een uitbouw bleek de bron van het telefoontje.
Inzoomend op de gevel zagen we naast de voordeur een klein schildje met het logo van ‘Token Design’. “Bingo, Kees. Weliswaar niet in tijd, maar dit is wel een heterdaadje. Mevrouw weet het nog niet, maar ze hangt. Eens verder kijken…” Langzaam gleed het plaatje van het huis over het beeldscherm. De monitoren van Fred hadden een prima oplossend vermogen; veel beter dan op mijn beeldscherm! Toen ik daar een opmerking over maakte grijnsde hij. “Dit is niet de ‘gewone’ Google Earth, Kees. Zoals jij en die andere bijna 18 miljoen zielen in Nederland ‘m op de PC heeft. Dit is twee generaties verder. Kost een paar centen, maar dan heb je ook wat. Twee jaar terug betaald door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, als dank voor bewezen diensten. Bah, wat vervelend…”
Plotseling bleef het beeld stilstaan. “Kijk eens aan… Wat hebben we hier? Dát is leuk…” Hij zoomde in op de aanbouw. “Kees, eens kijken of jij net zo stom bent als de rest van Nederland… Vertel eens, wat zie jij hier?”
Ik keek nauwkeurig. “Ik zie een redelijk onderhouden eengezinswoning met een beduidend grotere tuin dan de rest. Bewoner of bewoners zitten goed in de slappe was want er is een aanbouw naast het huis, er liggen twee vrij nieuwe dakkapellen op. Bewoners hebben kleine kinderen of kleinkinderen, gezien de klimtoestellen in de tuin… Mag ik die muis eens vasthouden, Fred?”
Op mijn beurt scrollde ik over het beeld. “Hé grappig… De auto van Google Earth is hier op 4 mei 2016 langsgekomen, waarschijnlijk tussen 18:00 en zonsondergang. Want in de straat hangen vlaggen halfstok en gezien de lichtinval én de oriëntatie van het huis wijst de achtergevel naar het westen. Bewoners zijn óf niet thuis, óf 4 mei interesseert ze geen lor; ze hebben de vlag niet buiten hangen… Maar… Dat is maar één foto uit die tijd; de rest stamt uit 2023.”
Fred bromde goedkeurend. “Ga door…”
“De bewoners zijn blijkbaar nogal self-supporting: op beide dakkapellen zonnepanelen, ja zelfs op de uitbouw. Maar… Hé, wacht even. Die dakkapellen zijn tussen 2016 en 2023 geplaatst. En gezien het uiterlijk zijn beide dakkapellen van dezelfde fabrikant en volgens mij van dezelfde datum. En de zonnepanelen op de dakkapellen liggen beiden anders georiënteerd. In mijn optiek vreemd, maar goed, ik ben geen zonnepaneeloloog… En het zonnepaneel op de uitbouw zal volgens mij weinig opbrengst hebben, want die krijgen ’s morgens geen zon, en ’s avonds liggen ze waarschijnlijk in de schaduw van het huis er achter…
En verrek… Tussen 2016 en 2023 is er waarschijnlijk een nieuwe eigenaar komen wonen. Kijk maar naar de zijtuin. Die was in 2015 redelijk open; in 2023 staat er een dikke haag omheen. En de voordeur is ook vernieuwd; niet meer de standaard ‘woningbouwcorporatie-voordeur’ die er eerst in zat. Kortom: nieuwe bewoners en wellicht was de woning in 2016 nog een huurwoning en heeft de woningsbouwstichting hem voor 2023 verkocht, wie zal het zeggen…”
Fred knikte waarderend. “Netjes. Jij ziet in ieder geval meer dan anderen. Nu bekijken we het pandje nog even van boven: Een foto gemaakt rond 12:00. Je opmerking over die zonnepanelen op de uitbouw: volkomen terecht. Die komen nú pas uit de schaduw van het huis. En bekijk het middelste paneel eens goed: dat is geen zonnepaneel, Kees. Dat is een vermomde digitale satelliet-ontvanger. Ja, digitaal. Geen parabool-antenne meer nodig, maar gewoon een platte plaat. Ongeveer net zoals de radars op die Amerikaanse destroyers van de Aegis-klasse. Afgestemd op een geo-stationaire satelliet. Zo’n ding wat exact op hetzelfde punt boven de aarde blijft hangen. Deze mevrouw heeft nogal merkwaardige vriendjes en bulkt in het geld, ondanks haar piepkleine PR-bureautje.”
Hij keek me aan. “Alles rond deze mevrouw stinkt, Kees. Morgen ga ik wat vriendjes aan het werd zetten. Als mevrouw met die antenne ook kan zenden… Moeilijk te detecteren… Het zendsignaal van zo’n ding is niet breder dan een potlood…” Hij plugde mijn telefoon uit zijn computer en gaf het ding terug. “Alle gegevens staan nu ook op de server van DT. Morgen ga ik daar eens verder mee. Kijken wat voor telefoontjes mevrouw de laatste tijd heeft gedaan. Maar goed, met een beetje pech is ze slimmer dan ze er uit ziet en heeft ze deze telefoon alleen voor deze actie gebruikt. Zou ik ten minste wél doen. In ieder geval zou ik de simkaart nergens anders voor gebruiken…”
Hij stond op en rekte zich uit. “Leuk… Weer eens ouderwets speurwerk doen.” Ook Wilma sloot haar PC af. “Ja. Speurwerk doen. Naar je bedje, Fredje. En jij ook, Kees. Morgen is het weer vroeg dag en zo. Het is bijna half elf, we gaan slapen.” Ze bukte zich. “En jij ook, bruin schatje. Misschien moet je er nog uit?”
Een roffel van een staart klonk. “Hmm, da’s duidelijk. Kees, doe je plicht!” Ik bromde: “Ja hoor, het is weer zover… Wiens voeten werden net zo liefhebbend afgelikt? Volgens mij waren die van jou, Wilma!” “Ja, dat klopt. Maar wiens voeten werden er vanmiddag onder de douche afgelikt, Kees? Die van jou! Dus…” Fred keek me pesterig aan. “Maar ik zal je matsen; ik loop wel even mee. Frisse neus halen en zo. En zorgen dat je niet verdwaald en je handje vasthouden. Rhenen kan ’s avonds best gevaarlijk zijn… Er is hier recent nog een kinderfietsje gestolen.”
We liepen naar buiten, Mocca netjes rechts van me. Die kon nog even plassen. Poepen hoefde blijkbaar niet; oké, dan niet, ook goed. “Mooi beest, Kees. En Wil is helemaal idolaat. Heb je gezien dat ze ‘m bijna constant aan het aaien was?” Ik keek Fred aan. “Niks voor jullie? Een hulphond opvoeden? Jullie hebben de ruimte, via jullie achtertuin ben je met twee stappen in het bos… Ideaal.” “Ik heb wat ervaring met honden van huis uit, Kees. Wilma niet. Haar moeder was als de dood voor honden, dus…
En bovendien: na dik een jaar moet je weer afscheid nemen. Dat wordt best moeilijk; ik ben thuis twee honden kwijtgeraakt: eentje puur door ouderdom, de ander kreeg in z’n derde levensjaar kanker. En elke keer was ik kapot.” “Snap ik. Maar goed onthouden: Als ‘jouw’ hulphond in opleiding naar Herpen gaan, en een half jaar later naast een rolstoel loopt, weet je wel waarvoor je het gedaan hebt, vriend.”
Ik stond stil. “Dát is onze grootste drijfveer, Fred. Ja, het is heel gezellig en leuk, zo’n hond om je heen, zeker als hij zo voorbeeldig is als Mocca, maar uiteindelijk doe je het ergens anders voor. Om iemand te helpen meer zelfstandig te leven. En of dat nou iemand met een dwarslaesie in een rolstoel is, iemand met epilepsie, een veteraan met PTSS… Het zal me jeuken.
En ja, mijn grootste wens is dat een Hulphond, die Joline en ik hebben opgevoed, later rondstapt als PTSS-hond. En een veteraan helpt om weer normaal in het leven te staan. En niet bij elk geluidje klaar staat voor actie. Of ’s nachts herbelevingen heeft. Of een ex-brandweer- of ex-politieman, die te vaak een kinderlijkje heeft moeten oppakken en daardoor arbeidsongeschikt is…”
Fred was even stil, toen zei hij zachtjes: “Godverdomme, Kees… Die hakte er hard in. Je drukte je weer eens lekker beeldend uit. Want ik realiseerde me net dat ík, zonder jouw hulp en de hulp van het Veteranen-Instituut, wel eens die veteraan kon zijn die thuis zat te verpieteren… Ik ga hier met Wilma over kletsen. Kijken of zij het ziet zitten.” Ik tikte hem op zijn rug. “Goed zo. Maar hou er rekening mee: je moet er sámen voor gaan. Er honderd procent achter staan. Denk er goed over na, samen met je lieve vrouw met die lekkere voetjes.” Hij grinnikte en het geluid van een zware tank dreunde door de stille straten van Rhenen.
“En nou naar huis. Geen stomme opmerkingen meer maken, anders slapen we tóch nog in de garage. Geen zin in, Kees.” Even later waren we weer binnen. Wilma zat nog in de kamer, met Loeki de kat op schoot. Mocca keek nieuwsgierig, Loeki enigszins afwachtend. “Laten we het eens proberen, Kees. Loeki en Mocca bij elkaar… Mocca! Kom maar!” Wilma hield Loeki vast en Mocca kwam rustig dichterbij. “Goed zo… Brave hond… Rustig. Loeki, jij ook rustig…”
Even later tikten de twee neuzen tegen elkaar en Mocca gaf Loeki een lik. “Goed zo Mocca. Brave hond, hoor! Netjes!” Loeki bleef op Wilma’s schoot liggen en Wilma liet haar los. Ook toen bleef ze liggen. Van beide kanten geen agressie, geen angst… Ze keken letterlijk beiden ‘de kat uit de boom’. “Gaat goed komen, Kees. Die twee rooien het wel. Waar slaapt Mocca?”
“Bij mij op de kamer. Z’n kleedje ligt daar al.” “Haal dat kleedje maar naar beneden. Ik denk dat die twee dikke vrienden worden.” Ik aarzelde. “Weet je het zeker, Wilma? Straks moet je midden in de nacht uit bed, omdat je huiskamer plotseling is veranderd in een dieren-arena en hangt Loeki in de gordijnen die Mocca van de roedes af wil scheuren…”
Ze gniffelde gemeen. “Ik mag er van uitgaan dat jij een goeie W.A.-verzekering hebt, Kees. Dan kunnen we eindelijk eens nieuwe gordijnen kopen. Deze zijn nog van de vorige bewoners…” Ik keek Fred aan. “Ik dacht dat jouw echtgenote iets met financiële dingen deed bij een verzekeraar. Fraude voorkomen en zo. En uitgerekend dié dame komt met dit soort voorstellen?” Hij haalde zijn schouders op. “Je kent het spreekwoord, Kees. ‘Wie appelen vaart, die appelen eet.’ Geldt hier ook.”
Ik haalde het kleedje van Mocca en legde het in een hoek van de kamer. De waterbak in de keuken… “Mocca! Kleedje!” De hond sjokte er naar toe en ging liggen. “Goed zo. Lekker maffen jochie. En laat Loeki een beetje met rust.” We gingen naar boven, ik wenste Wilma en Fred welterusten, en een kwartier later lag ik in bed. De deur open; voor hetzelfde geld wilde Mocca tóch bij mij slapen. Ik lag nog even te denken over de laatste ‘stunt’ van mevrouw van den Akker. Die dame ging het moeilijk krijgen. Als Fred echt aan het zoeken ging…
Donderdagochtend vonden we Mocca en Loeki samen op het kleedje, dicht tegen elkaar aan. “Krijg nou wat… Die twee kunnen het prima met elkaar vinden!” Beide dieren werden wakker en Loeki begon meteen Mocca te likken. Met name zijn oren waren blijkbaar bijzonder interessant. En Mocca zat er niet zo mee, die bleef in eerste instantie lekker liggen. Totdat ik de riem pakte… Een bruine flits kwam naast me zitten. “Goed zo, Mocca. Dress…”
Hij stak zijn kop door de riem en we liepen de achtertuin van Fred en Wilma in. Door het gat in de heg… Er werd geplast en even later gepoept en een ‘zakje met inhoud’ ging in de afvalbak. “Mooi zo, beest.” Ontbijten, spullen pakken, afscheid nemen van Wilma en vervolgens bij Fred instappen. De Landrover reed laag grommend weg, op de snelweg hoorde je de terreinbanden tegen het asfalt roffelen.
“Waarom rij jij nog steeds in deze modderbak, Fred?” Hij keek beledigd. “Modderbak? Pas jij een beetje op? Dit prachtige en praktische voertuig heeft er wel voor gezorgd dat de biologische verwekker van twee goeie vriendinnen met z’n veredelde accubak tot de assen in de blubber stond, weet je nog? Met als kleine toegift een fonteintje van modder op zijn carrosserie… Dat was je met dat Zweedse rendier van jou niet gelukt, vriend. Dus: een beetje consideratie graag, anders mag je lopen. Bovendien is dit een van de weinige auto’s waar ik, zonder m’n hoofd tegen het plafond te wrijven, in kan zitten. Ook wel wat waard. En het ding rijdt op LPG. Elke tankbeurt sta ik mensen uit te lachen. Ja, zo’n 60 liter LPG-tank achterin kost wat ruimte, maar in deze auto heb je ruimte genoeg. Dus deze Laro gaat voorlopig écht niet weg. Prima auto voor een modaal echtpaar van bescheiden afmetingen.”
Ik schoot in de lach. “Jaja… Een modaal echtpaar van bescheiden afmetingen. Nou nog een keer zeggen, maar dan zonder te lachen.” Al kletsend bereikten we keurig op tijd Gorinchem. Ik gooide mijn logeerspullen in de Volvo, liet Mocca nog even plassen en liep naar binnen. Oké, het volgende experiment: ik maakte de riem los en liep zonder Mocca naar de koffie-automaat. Mocca liep netjes naast me mee. Steeds naar me opkijkend. Mooi, dan had ik ten minste m’n handen vrij voor een bak koffie. Even kletsen, daarna aan het werk. Weer een dag hard werken. Ik dwong mezelf er toe, dan had ik ten minste geen gelegenheid om veel aan Joline te denken. Want zo langzamerhand begon ik haar wel behoorlijk te missen, ondanks de aandacht die ik aan Mocca moest schenken. Dat beest was weliswaar een prima afleiding, maar geen vervanging van de vrouw van m’n dromen…
Tussen de middag: een stukje wandelen met de meute. Na een paar keer te willen sprinten hield Mocca zich maar in; het had geen zin om te trekken, die slome Kees wilde vandaag blijkbaar niet rennen. Nou ja, dan niet… Bij de paardjes bleek dat Mocca toch niet helemaal zonder vrees was. Hij vond die grote beesten in eerste instantie maar niks en bleef schuin achter me. Maar toen de paarden brood kregen, stapte hij naar voren om ook…
“Mocca, back.” Twee bruine ogen keken me verwijtend aan. ‘Waarom die grote beesten wel en ik niet? Ik moet er nog van groeien…’ Tineke zag het. “Mag Mocca geen boterham, Kees? Dit is zielig.” “Ja, die indruk wekt hij inderdaad, maar straks krijgt hij z’n brokken. Heus, hij komt echt niet om van de honger, ook al lijkt dat nu zo. Hij mag niks, Tineke.”
Ze keek Mocca aan. “Sorry mooie hond, ik heb het geprobeerd maar je hebt een hele strenge baas…” “Ja, vertel ons wat”, deed Willem zijn duit in het gesprek. “Wij moeten er elke werkdag mee dealen.” Tineke stak een oude, droge boterham naar hem uit. “Zielepoot. Jij mag wél een boterham van me, hoor. Kan Kees niks van zeggen.” Willem keek twijfelachtig. “Ik prefereer toch de boterhammen maar die ik vanmorgen zelf gesmeerd heb, Tineke. Maar dan voor dit gulle aanbod.” De boterham ging alsnog richting paardjes en even later liepen we terug. Nog een gezamenlijke kop koffie in de ‘kantine’ en hup, weer aan het werk.
En Mocca zijn brokken geven natuurlijk. Die waren weer binnen 15 seconden verdwenen. Ik had er een filmpje van gemaakt en stuurde dat naar Joline, met als commentaar: ‘Theo heeft de middagpauze bekort nu gebleken is dat we binnen 15 seconden ons eten op kunnen hebben. Wat denk jij?’ Er kwam niet meteen antwoord, dus Jolien was druk.
Om drie uur kwam Fred mijn bureau binnen en deed de deur dicht. “Kees… even over die lieve mevrouw van den Akker: ik heb mijn bevindingen overgedragen aan de MIVD. Niet de AIVD; het spulletje wat mevrouw op haar dak heeft liggen is van militaire origine. Chinees of Russisch. En ik heb mijn collega’s bij de MIVD op het hart gedrukt dat ze alles in het werk moeten stellen om ons er buiten te houden. Als deze mevrouw, of beter gezegd: als haar vriendjes er achter komen dat wij hier iets mee te maken hebben, zijn de rapen gaar. Voor Wil, voor mij, maar ook voor Jo en jou. Deze dame moet onverwacht van haar bedje gelicht worden en héél snel in Kamp van Zeist gezet worden. Of misschien wel de EBI in Vught. En daar nogal pittig verhoord worden. Momenteel is men aan het vergaderen of en zo ja wát en hoe er iets tegen deze mevrouw gedaan gaat worden. En daarbij is het een mazzeltje dat jij even gewacht hebt om je grote vriend te informeren na dat telefoontje van haar. Dan legt ze hopelijk niet meteen de link tussen dat telefoontje en een grofstoffelijke inval in haar huis.”
Ik haalde mijn schouders op. “Het zal me jeuken, Fred. Ergens volgende week samen met Joline maar weer eens naar de schietvereniging gaan. Te lang geleden.” Hij bromde wat een beende het bureau uit om meteen terug te komen. “Ehh… Kees: dit komt niet…” “Verder dan de muren van dit bureau, Fred. En binnen een bepaald appartement in Veldhoven; Joline moet hier ook van weten.” Een opgestoken duim kwam retour en weer dreunde hij het bureau uit.
En meteen daarna hoorde ik hem bassen: “Zeg juffie! Zit jij nou in de baas z’n tijd je nagels te vijlen?” Het antwoord kwam meteen en klonk snijdend. “Ja natuurlijk! Dan zijn ze ten minste scherp als de een of andere lompe vent mijn bureau op komt rennen om me wat aan te doen!”
Uit het bureau van Theo kwam de kreet: “Prima, Irene! Doorgaan met vijlen, tot ze messcherp zijn. ten slotte ben jij, als receptioniste, de waakhond van deze toko!” “Sinds een paar dagen heeft Irene assistentie, chef. Maar of Mocca Fred aan gaat vallen… ik betwijfel het.”
Van twee kanten klonk gegrinnik, van één kant een giechel. “Kom maar, Mocca! Kom maar bij Ireentje. Dan houden we samen de boel wel veilig.” De hond keek naar mij. “Toe maar Mocca. Release!”
Trippeldetrippel… Met een zwaaiende staart liep hij naar de receptie. “Kijk nou… de beveiliging van DT. Een corrupte Labrador en een lief uitziend meisje met scherpe nagels… Nou, dát zal ze leren!” Lachend liep Fred weer richting Backoffice. Even later stak Irene haar hoofd om mijn deur. “Kees, mag Mocca bij mij zijn?” Ik knikte. “Vind ik prima, Ireen. Als je ‘m maar bij mij brengt als je iets anders moet doen. Hij moet wel weten dat dit bureau z’n thuisbasis is.” Ik keek zielig. “En met ingang van volgende week: Joline d’r bureau. Mag hij daar onder haar bureau gaan liggen, de mazzelaar.”
Ze giebelde. “Wou je ruilen?” Ik schudde mijn hoofd. “Liever niet. Hier naakt op handen en voeten rondkruipen met alleen zo’n hulphond-vestje aan? Best wel frisjes. En nee, de gedachte om op die manier onder jouw bureau te liggen, gaat me niet van gedachten later veranderen, dame.” Ze trok een gezicht. “Nee, dat lijkt me ook geen goed plan. Dan maar Mocca, nietwaar, mooie hond?”
Die bemoeide zich niet met deze conversatie; hij plofte naar Irene d’r stoel op de grond en leek het daar prima te vinden. Om kwart voor vijf werd ik door Irene uit m’n werk gehaald. “Hé Kees… Hier is Mocca terug. Werk jij over vanavond?” “Ehhh… Nee. Sorry, ik zat midden in een tekening. Tijd vergeten. Dank voor het attenderen, Irene.” Ze knikte. “”Volgende week heb je je eigen blonde tijdklok weer bij je. Fijne avond!” “Jij ook Ireen. Tot morgen.” Ik sloot mijn bestanden af en ruimde m’n hok even op.
Alle Piraten waren al weg. Afsluiten, Mocca meenemen en even later reed ik het parkeerterrein af.
Vanavond bugelles. Benieuwd hoe Mocca zich zou gedragen op de orgelgalerij. Zeker als Greet alle registers zou uittrekken...
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10