Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Jefferson
Datum: 11-04-2025 | Cijfer: 9.1 | Gelezen: 4327
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 34 minuten | Lezers Online: 1
Het was typisch Haileys moeder om alles van tevoren te willen controleren, ook als ze er zelf niet bij was. Nu zij en haar man een weekend weg waren, had ze me apart genomen in de keuken, net voor vertrek, en op een toon die zogenaamd luchtig moest klinken gezegd: “We vinden het fijn dat je er bent dit weekend, Lindsay. Gewoon... een beetje een oogje in het zeil, snap je?” Alsof ik niet al jaren in- en uitliep bij dit huis, alsof ik niet al sinds de brugklas met Hailey bevriend was. Alsof ik hier kwam om te spioneren. Maar het was geen onschuldige opmerking. Ze bedoelde maar één ding: Toni. En wat er misschien kon gebeuren tussen hem en Hailey nu ze even vrij spel hadden.

Wat op zich al belachelijk was. Want Hailey en Toni hadden dan wel officieel verkering—al bijna acht maanden inmiddels—maar ze hadden letterlijk nog niks gedaan. Geen seks, geen gefriemel, zelfs nauwelijks zoenen. En dat lag niet aan hem. Toni was lief, beleefd, charmant zelfs. Maar Hailey… Hailey had gewoon geen behoefte aan dat soort dingen. Ze vond alles wat met seks te maken had ongemakkelijk, plakkerig, te intens. En dat zei ze niet boos of defensief, maar alsof het gewoon een feit was. Zoals dat ze niet van koriander hield. Toni accepteerde het, in stilte. Maar het hing tussen hen in als een gesloten deur die niemand hardop durfde te benoemen.

En ik? Ik was toch al van plan geweest te komen dit weekend. Ik sliep hier vaker. Voor mij was dit een gewone logeerpartij: films kijken, chips eten, de kat aaien, te laat naar bed. Geen plan, geen spanning. Gewoon Lindsay en Hailey. Zoals altijd.

Toni is er ook. Zoals zo vaak. Hij hoort inmiddels net zo goed bij dit huis als het koffieapparaat op het aanrecht of de kat die altijd op de trap ligt. Niemand kijkt er meer van op. Hailey al helemaal niet. Zij was al uren geleden naar boven gegaan met een stapel kussens en haar vaste avondritueel: tanden poetsen, gezicht reinigen, pyjama aan, lampjes uit. Ze had Toni nog een vluchtige kus op zijn wang gegeven—meer een gebaar dan een moment. En nu sliep ze. Of deed alsof. Dat kon ook.

Hailey was de liefste persoon die ik kende. Zachtaardig, beleefd, warm. Maar als het over seks ging, veranderde er iets in haar. Alsof iemand het licht dimde. Alsof haar hele lijf op slot ging. Ze zei wel eens dat ze “er gewoon niet zo mee bezig was,” maar ik had haar ook meegemaakt als ze nieuwe outfitjes paste of zichzelf bekeek in de spiegel. Ze wist dondersgoed dat ze mooi was. En eerlijk? Ze wás ook mooi. Alles aan haar klopte. Strakke tops, perfect vallende leggings, de manier waarop haar haar altijd net een beetje speels over één schouder gleed. Ze liep erbij als een droom. Maar eentje die niemand mocht aanraken.

Ik zag het aan Toni, hoe het aan hem vrat. Hoe hij probeerde zich niks aan te trekken van die afstand. Hij zei er nooit iets over. Geen klaagzang, geen frustratie. En juist dat maakte hem bijzonder. Hij was lief, echt. Een nette student met een open blik, iemand die naar je luisterde als je sprak. Hij verdiende geen medelijden. Maar ik voelde soms wel met hem mee.

Dat Hailey al naar bed was, verraste me dan ook niet. En het voelde ook niet raar dat ik nu hier beneden zat met Toni. We kenden elkaar al zo lang. We hadden eindeloze gesprekken gevoerd aan keukentafels, op bankjes, in de achtertuin. En we waren allebei braaf. Misschien wel te braaf. We begrepen elkaar in die voorzichtigheid, die beleefdheid. Alsof we allebei in een taal leefden die anderen niet meer spraken—zacht, afwachtend, zonder haast. En misschien was het juist daarom dat het tussen ons altijd zo moeiteloos bleef. Zo stil. Maar niet leeg.

Het was laat. De film was al even afgelopen, maar geen van ons zei iets. De aftiteling had zijn ritme, zachtjes wiegend met die trage pianomuziek, en Toni zat nog steeds op de bank, alsof hij het niet merkte. Zijn armen lagen losjes achter zijn hoofd gevouwen, zijn T-shirt wat opgekruld bij zijn buik, net genoeg om een streep huid te laten zien boven de rand van zijn joggingbroek. Zijn benen had hij wijd, ontspannen. Niet opzichtig, gewoon… open. Er zat geen spanning in zijn houding, maar ik voelde hem wel.

Ik zat schuin tegenover hem, op het vloerkleed, half onder een dekentje, mijn rug leunend tegen de bank. Een dun hemdje, grijs, zacht katoen, net iets te wijd aan de schouder. Daaronder mijn pyjamashort, een donkerblauwe met kleine witte sterretjes. Alles voelde licht op mijn huid. De warmte van de kamer zat in mijn benen, in mijn hals, in hoe dicht we eigenlijk bij elkaar zaten.

Hij keek vaker dan anders. Niet vluchtig. Niet uit gewoonte. Maar echt. Zijn blik gleed af naar mijn knieën, mijn hals, mijn mond, telkens weer terug naar mijn ogen zodra ik opkeek. En dit keer keek ik terug. Iets langer dan ik gewend was. Iets langer dan ik durfde.

Normaal zou hij nu naar huis gaan. Hailey lag boven. En hij wist dat proberen geen zin had. Niet bij haar. Maar hij bleef zitten. En ik liet hem. Onze ogen kruisten elkaar opnieuw, en even werd het stil.

Hij was de jongen die Hailey gelukkig wilde maken, dat wist ik. Hij probeerde het, elke dag. Maar ik zag ook hoe hij zich inhield. Hoe zijn handen vaak niets deden terwijl ze iets anders wilden. En ik… ik begreep hem. Soms dacht ik dat ik hem beter kende dan Hailey ooit zou doen. Misschien omdat ik hem hoorde zonder woorden. Misschien omdat ik hem zag kijken, op die manier die je niet kunt faken. Alsof hij zich afvroeg waarom ik degene was die wél aanvoelde wat hij nodig had.

“Het is moeilijk soms,” zei hij zacht. Zijn stem was vlak, bijna te rustig, maar ik hoorde iets daaronder. Een barst. “Ze is lief. Echt waar. En ik hou van haar, dat weet ik zeker. Maar er is gewoon… zo weinig ruimte. Voor mij. Voor dit.”

Ik keek niet meteen naar hem. Mijn ogen bleven hangen op de kaars op tafel, op hoe het vlammetje een schaduw wierp tegen het glas. Zijn stem trilde iets toen hij verderging. “Ik raak haar nauwelijks aan. En als ik dat wel doe, voelt het alsof ik haar stoor. Alsof ik me moet verontschuldigen voor wat ik voel.”

Hij liet zijn hoofd tegen de leuning vallen en sloot even zijn ogen. “Ik wil haar niet kwijt. Maar ik wil ook... voelen dat ik besta.”

Zijn woorden bleven hangen tussen ons in, zacht maar dof, alsof hij zichzelf nauwelijks durfde te horen. En ik dacht aan Hailey, hoe ze dit wel eens zei—grappend, schouderophalend, alsof het niet uitmaakte. “Toni wil alles, denk ik. Echt álles. En ik… ik ben gewoon niet zo.” Dan lachte ze het weg. Maar ik had het gezien, vaker nu. Hoe zijn hand op haar been bleef liggen en zij die na twee seconden weghaalde.

En ik vond het zielig voor hem. Echt. Want hij deed zó zijn best. En hij was lief. En zacht. En warm. Maar dit… dit was glad ijs. Ik wist dat. Toch voelde ik iets in mijn borst bewegen. Niet groot. Maar aanwezig. Omdat ik wist wat hij miste. En omdat ik wist dat Hailey het hem niet zou geven. Niet nu. Misschien nooit.

Ik dacht: ik kan helpen. Niet voor mezelf—daar hield ik me aan vast. Ik kon iets kleins doen. Iets wat níét alles veranderde, maar genoeg was om hem te laten voelen dat hij nog gezien werd. Gevoeld werd.

Maar ik loog tegen mezelf.

Want het knaagde. Omdat het verlangen niet van één kant kwam. Omdat ik hem zag zitten, die brede schouders, dat rustige gezicht, die zachte blik. Omdat ik hem mooi vond. En omdat ik Hailey al vaker had gezegd dat ze gek was. “Je hebt een jongen die ál je vriendinnen stiekem willen. En je doet er niks mee?” Dan lachte ze weer. Alsof het onzin was.

Maar ik dacht er vaker over na, de laatste tijd. Hoe het zou zijn om een vriend te hebben zoals Toni. Hoe hij zou zijn als hij zich niet hoefde in te houden. Als hij zijn frustratie liet spreken met zijn lijf. En eerlijk? Die fantasieën werden steeds minder onschuldig.

Ik had me voorgesteld hoe hij voelde. Hoe hij klonk als hij zijn controle verloor. Juist omdat hij zo lang z’n best deed om het binnen te houden.

Ik wist niet zeker of het moed was of iets anders, iets zachters misschien, iets wat uit een andere plek in mij kwam—maar zonder iets te zeggen kwam ik overeind. Mijn hart bonkte zo hard dat ik het in mijn hals voelde, in mijn lippen zelfs. Hij keek me aan, maar bewoog niet. Geen frons, geen glimlach. Alleen zijn ademhaling, die iets veranderde. Korter. Stiller, bijna onzichtbaar. Alsof hij bang was dat geluid het zou verpesten. Of bevestigen.

Ik gleed langzaam naar hem toe, op mijn knieën, tussen zijn benen, mijn hand steunend op de bank naast zijn dij. Nog steeds geen woorden. Het was duidelijk. Té duidelijk. En juist daarom mocht het niet misgaan. We mochten dit niet laten ontsporen.

Ik keek hem aan. Mijn ogen zochten de zijne. Hij slikte hoorbaar.

“Eén keer,” fluisterde ik, nauwelijks hoorbaar. Mijn stem trilde. “Daarna wil ik je nooit meer horen klagen.” Ik glimlachte. Maar gespannen. Serieus. Mijn hart zat nog steeds in mijn keel.

Hij staarde me aan alsof hij het niet begreep. Alsof zijn hersenen te langzaam werkten om het te geloven. Maar ik wachtte. Zacht, stil, met een blik die zei dat ik dit echt meende. En toen—heel even maar—knikte hij. Hij begreep het. Waar we aan gingen beginnen.

Mijn vingers trilden toen ik naar zijn kruis gleed. De stof van zijn broek was zacht, dun. Geen weerstand. Ik voelde hem al zitten. Groot. Warm. Steeds harder. Mijn hand vormde zich eromheen, voorzichtig, tastend. Mijn vingers bewogen traag, met aandacht. Zijn adem stokte.

Nu al meer gedaan dan Hailey ooit heeft gedaan, dacht ik, half lachend, half geschrokken van mezelf. Maar ik snapte haar gewoon niet. Hoe moeilijk kan het zijn?

Mijn mond opende zich terwijl ik hem bleef voelen. De bobbel werd een tent. Zijn hele lijf reageerde, een ruk in zijn buik, een trilling in zijn been. Mijn handen bleven zich eromheen vouwen, als in een soort ritueel. Het was stiller dan ooit in de kamer, maar binnenin mij stormde alles.

Hij begon zwaarder te ademen, zijn benen licht gespannen nu. Alsof hij zich moest beheersen. Alsof hij niet mocht bewegen. En ik… ik vond het stiekem heerlijk dat ík dit met hem deed. Dat het míjn handen waren. Mijn keuze. Mijn moment.

Hij begrijpt me. Nog steeds zeggen we niets, maar alles is duidelijk. Ik kijk hem aan, knik bijna onmerkbaar naar zijn middel, en hij komt langzaam overeind. Niet abrupt—alsof hij mij de regie laat houden. Alsof hij wacht op mijn toestemming voor elke beweging. Zijn buikspieren spannen zich licht terwijl hij zich met zijn armen omhoog duwt, en terwijl hij daar zo zit, half rechtop, glijdt mijn hand naar de rand van zijn trainingsbroek.

Langzaam trek ik het elastiek omhoog, over de tent die zich gevormd heeft, en meteen zie ik hoe zijn boxer strak staat. De bobbel schuift naar voren, valt dan tegen zijn buik als hij zich weer laat zakken. De stof spant. Alles is zichtbaar. Alles. Ik slik. En ik zie hem kijken hoe ik slik. Toch nog groter dan ik gedacht had.

Mijn adem stokt even. Dit… is een uitdaging.

Ik denk aan Hailey. Aan hoe ze dit nooit zou doen. Niet voor hem, niet voor iemand. En ik? Ik voelde me altijd te verlegen, te voorzichtig. Maar nu voel ik het in mijn buik, mijn borst, mijn keel: de drang om hem iets te geven. Iets wat hij nooit gehad heeft. Iets wat ik stiekem altijd al wilde doen—maar niet mocht denken.

Had ik maar een vriend zoals hij. Iemand die zó graag wil. Die zacht is, en oplettend. Iemand die vast ook kan geven, niet alleen nemen. Ik stel me heel even voor hoe het zou zijn om onder hem te liggen. Naakt. Zijn huid tegen de mijne. Deze stijve pik diep in me. De manier waarop hij beweegt, zijn mond bij mijn oor. Mijn benen om zijn middel. Hoe goed dat wel niet zou voelen.

Maar niet nu. Nooit. Dit is al te ver. Veel te ver. Al is het om te helpen—wat een leugen eigenlijk. Wie help ik hier? Hem? Of mezelf?

Mijn vingers glijden onder het randje van zijn boxer, langs zijn lies, tot ik zijn huid voel. Hij is warm. En zo hard. Zijn stijve veert licht op bij het contact. Of misschien was het alleen mijn blik die hem deed schokken. En ja, hij is enorm. Ik staar ernaar, zonder gêne nu. Mijn vingers volgen de vorm, langzaam, zacht. En als ik hem aankijk, zie ik het weer bewegen. Een korte speling. Alsof hij in mijn blik leest hoe graag ík dit ook wil. Ook zijn boxershorts trek in over de stijve heen. En dan ligt hij bloot. En zie ik hem pas echt in al zijn pracht.

Wat wil hij graag. Wat wíl hij ongelooflijk graag.

En ik… ik misschien ook.

Zijn ogen zijn gesloten wanneer ik omhoogkijk. Niet omdat hij zich ontspant, maar juist omdat hij het nauwelijks kan bevatten. Alles aan hem staat strak—zijn kaak, zijn schouders, zijn buik. Alsof hij zichzelf bijeen probeert te houden, nog één keer tegen zichzelf wil zeggen dat het niet mag. Dat dit fout is. Dat hij moet stoppen. Maar hij fluistert het niet. Hij zegt niets. Want diep vanbinnen weet hij dat het nu echt gaat gebeuren. En dat hij het al te lang heeft gewild.

Mijn handen glijden over zijn huid, gespannen en warm. Zijn erectie rust kaarsrecht op zijn buik, het begin dik, daarna iets breder, alsof zijn lichaam alles naar boven heeft geduwd, tot aan die paars glanzende eikel die pulserend wacht, opgezwollen van opwinding. Zijn voorhuid heeft zich al lang teruggetrokken en ligt als een zachte rand onderaan. Alles is zichtbaar. Alles ruikt naar verlangen. En ik ruik het ook. Die diepe, warme geur van opwinding, mannelijk en rauw, maar tegelijk… intiem. Het maakt iets los in me. Omdat hij zijn ogen dicht houdt, durf ik te kijken. Echt kijken. Naar wat ik in mijn handen houd. Naar hoe zijn buik samentrekt telkens als ik hem aanraak. Naar het verlangen dat hij nog steeds krampachtig in zich houdt.

Ik beweeg voorover, traag. Mijn mond op een paar centimeter van zijn huid. En pas als mijn lippen hem raken, opent hij zijn ogen en legt hij teder zijn hand tegen mijn wang. Zijn adem hapert. Zijn blik is intens. Zachtjes kus ik hem—bij zijn basis, halverwege—terwijl mijn hand onder zijn lengte blijft, hem ondersteunt en optilt, beetje bij beetje. Mijn lippen laten kusjes achter, warm, nat, hongerig, en ik zie hoe hij naar me kijkt. Alsof hij het niet gelooft. Alsof hij nooit had durven dromen dat ik dit zou doen. Maar ik doe het. En ik kijk terug. Mijn blik glijdt zwoel omlaag naar zijn stijve terwijl ik hem kus, en precies op dat moment kreunt hij zacht. Hij weet dat ik dit wil. Misschien nog wel meer dan hij. En dat… dat maakt het voor hem pas echt opwindend.

Ik neem mijn tijd. Dit is geen haastklus. Geen schuld. Geen opgekropte frustratie die eruit moet. Ik streel hem met mijn vingers, mijn handpalm, zelfs de binnenkant van mijn pols. Ik kus hem, opnieuw en opnieuw. Niet alleen met mijn lippen, maar ook met de warme binnenkant ervan—een glijdende, vlezige aanraking die hem doet trillen. Maar ik lik hem niet. Ik neem hem nog niet in mijn mond. Ik wil dat hij went. Dat hij geniet van dit moment, van het gezien worden, van het gewild zijn.

Boven blijft het stil. Geen voetstappen op de trap. Geen vragen. Geen Hailey. Dus mag dit doorgaan. We worden niet betrapt. De stilte geeft ons toestemming. En in die stilte ontstaat iets nieuws. Geen wrok. Geen haast. Alleen warmte. Hij ademt me in. Ik leer hem kennen.

En eerlijk… het is meer dan ik aankon. Ik heb vaker jongens gepijpt. Ik schaam me daar niet voor, ik ben geen slet. Maar ik weet wat ik doe. Alleen bij hem… moest ik even slikken. Niet figuurlijk. Echt. Want die van Toni is groter dan ik gewend ben. Breder. Dikker. Mijn hoofd moest even schakelen. Ik wilde hem geen pijn doen. Wilde het goed doen. Wilde hem voelen, maar ook de controle houden.

Dus ik neem uitgebreid de tijd. Dit is voorspel voor wat komen gaat. Geen gehaaste daad, geen instinctief moment. Gewoon… samen genieten. Even. Nu het kan. Nu het een keertje mag.

Maar dan komt het moment. Het moment waarop de grens echt overschreden wordt—bewust, traag, met een ademhaling die ik nauwelijks onder controle hou. Ik pak hem met één hand bij de basis en buig hem langzaam naar me toe. Hij is zo stijf dat het kracht kost om hem die richting op te dwingen, maar het lukt. Hij zucht diep, een rauw, onderdrukt geluid, omdat hij voelt wat ik doe. En hij vindt het heerlijk. Zijn spieren trillen kort onder mijn aanraking, zijn buik spant aan, en mijn vingers sluiten zich om zijn dikte alsof ik hem wil voelen kloppen in mijn hand. Wat ook gebeurt.

“Ik meen het, Toni,” fluister ik, mijn stem laag, dwingend, maar warm. “Je moet stil zijn. Echt.”

Hij knikt. Niet één keer. Twee keer. Driftig. Dankbaar. Zijn ogen zijn groot, zijn pupillen donker. Hij weet dat hij dit niet verdient, en juist daarom waardeert hij het zoveel meer. Hij begrijpt wat dit is: niet om hem te plagen, niet om iets af te pakken, maar om hem te geven wat hij gewoon nodig heeft. Eén keer.

Zijn hoofd valt achterover, ogen dicht, en een zware zucht rolt over zijn lippen terwijl hij een kreun inslikt. En ik kijk naar wat ik nu vasthoud. Naar wat hij is geworden in mijn handen. Zijn eikel wijst recht naar me, dik en glanzend, precies op mijn gezicht gericht. Ik open mijn mond. Wijd. En terwijl ik inadem door mijn open lippen, verdwijnt de eikel langzaam naar binnen. Mijn lippen sluiten zich pas als ik hem helemaal heb—de volle, bonkende top rustend op mijn tong, mijn wangen iets bol van zijn volume.

Ik kijk naar hem terwijl ik zacht zuig. Zijn smaak vult meteen mijn mond. Zout, zwaar, warm. Mijn speeksel reageert vanzelf, ik voel het stromen langs mijn tong terwijl ik hem proef. Zijn geur vult mijn neus, diep en scherp en opwindend. En als zijn eikel tegen mijn gehemelte klopt, sluit ik mijn ogen. Heel even. Niet om me af te sluiten, maar om het te voelen. En ik kreun zacht. Een fluistering, voelbaar meer dan hoorbaar. Een trilling in mijn keel. En dat ene geluid stuurt rillingen door zijn lijf.

Ik beweeg langzaam. Niet gehaast. Een stukje eruit, mijn lippen glijden mee, nat en losjes. En dan weer terug naar binnen, tot voorbij zijn rand. Mijn mond wendt zich langzaam aan zijn grootte. Mijn kaken ook. En toch wil ik hem telkens dieper. Elke keer als ik hem in mijn mond neem, voel ik meer honger. Tot halverwege laat ik hem los, net tot de eikel glipt, en dan zuig ik hem langzaam weer naar binnen, één hand als gids bij de basis.

Ik neem m’n tijd. Geen haast. Alleen aandacht. Mijn hand glijdt af en toe van zijn schacht naar zijn buik, streelt zijn huid, voelt de spanning in zijn spieren. Soms kus ik zijn schacht zacht, speels, met een glimlach in mijn blik. En als ik hem weer neem, kijk ik hem aan. Wat ik zie? Ongeloof. Verlangen. Pure extase. Het is beter dan hij had durven hopen. En ik? Ik zit hier op mijn knieën, genietend, met zijn stijve pik in mijn hand, in mijn mond, als iets kostbaars.

Zou hij enig idee hebben? Dat hij dit van mij zou kunnen krijgen… wanneer hij maar wilde?

Als hij míjn vriendje was?

Waarschijnlijk maar beter van niet dat hij dit weet. Ik zeg niks. Ik gebruik mijn mond wel op een andere manier.

Ik vind mijn ritme, langzaam eerst, verkennend. Maar al snel wordt het gretiger. Mijn hand beweegt met meer overtuiging langs zijn lengte, glijdt nat en stevig over zijn hete huid. Mijn speeksel druipt van zijn eikel af elke keer als ik hem uit mijn mond laat glijden—lange, glanzende draden die zich als vanzelf over zijn schacht verdelen. Mijn vingers maken er gebruik van, draaien ermee, masseren hem met die gladde, warme natheid die alles makkelijker maakt. Intenser.

Hij is zó heet. Mijn speeksel koelt hem niet af—integendeel, hij lijkt er nog harder van te worden. Mijn grip blijft stevig, mijn pols volgt een vloeiende beweging, op en neer, draaiend, strelend. Alsof ik precies weet wat hij nodig heeft. En eigenlijk… weet ik dat ook.

Ik blijf hem aankijken. Terwijl ik zuig. Zacht, teder, niet te diep—dat lukt niet met hem. Maar zijn eikel krijgt alles. Alle zorg die ik in me heb. Mijn aandacht zit in elke beweging van mijn nek, in elk zacht zuigend geluid, in de manier waarop mijn lippen zich sluiten en zich net weer te openen als ik hem voel kloppen. Ik kom steeds iets verder omhoog, laat hem recht overeind staan in mijn hand, mijn mond ritmisch werkend aan de top. En ik doe het niet gedachteloos. Ik bén er. Vol overgave. Soms hoor ik mezelf zacht kreunen. Alsof het uit mijn buik komt, door mijn keel omhoog naar hem toe. Voor hem.

Mijn hand beweegt sneller dan mijn mond. Ze werkt hem op, brengt hem dichter bij dat punt. Sneller dan ik zelf had gedacht. Ik zou dit uren kunnen doen. Echt. Als het mocht. Als het kon. Want ik vind dit heerlijk. Helemaal zo—bij Toni. Met z’n warme lijf, z’n geur, z’n omvang. Maar het mag niet. Het mág eigenlijk niet gebeuren. Dus ik stuur langzaam aan op het einde.

Mijn hand trekt hem met elke beweging dichter naar die grens. Mijn lippen werken mee, zuigend, kussend, likkend. Soms expres overdreven, speels, opwindend. Mijn speeksel vormt bellen bij zijn eikel, kleine plopjes die zich in strengen over zijn schacht verdelen. Dan duw ik hem weer in mijn mond, diep, glijdend, en hij zakt weg in dat warme, natte vacuüm waar hij zichtbaar gek van wordt.

Ik blijf doorgaan. Mijn bewegingen versnellen, vloeiend en intens. Mijn nek beweegt ritmisch. Mijn hand is het verlengstuk van mijn lippen—draaiend, stuwend, werkend. Zijn eikel klotst tegen mijn gehemelte, glijdt telkens dieper richting mijn keel. En ik voel het. Zijn lijf spant zich op. Zijn adem hapert. Hij is er bijna. Ik voel het in zijn buik. In mijn hand. In míjn buik. Alles laadt zich op. Alles trekt samen.

Ik sluit mijn ogen. Alles is nu gevoel. Concentratie. Toewijding.

Als hij maar stil blijft…

Ik ben er bijna.

Hij begint voorzichtig mee te bewegen. Zijn heupen tillen zich nauwelijks van de bank, maar ik voel het — dat kleine beetje extra druk, die instinctieve honger die hem voortduwt, dichter bij mij. Dichter in mij. Zijn lichaam eist het, neemt het, terwijl ik doorga. Hij duwt zichzelf nét iets dieper, en ik knijp mijn ogen dicht wanneer ik voel hoe mijn keel zich aanspant, zich als vanzelf probeert af te sluiten. Maar het opwindende brandt daar dwars doorheen. Hij is zó dichtbij nu. Té dichtbij om nog terug te gaan.

Dan glijdt hij iets te ver. Ik voel het. Mijn lijf protesteert. Maar ik laat me niet kennen. Ik hou hem vast. Mijn mond sluit zich om hem, mijn lippen strak, zelfs als de kokhalsreflex zich aandient. Een ruk, een geluid, een trilling door mijn keel. Ik onderdruk het snel, instinctief. Maar het is te laat om het voor hem verborgen te houden. Hij hoort het. Hij voelt het. En het doet iets met hem. Hij vindt het geweldig — dat zie ik aan zijn gezicht, aan zijn gespannen kaak. Ze vinden het allemaal geweldig. Die reflex, dat ongemak. Die controle die ze eventjes verliezen.

“Oh, god…” fluistert hij rauw. De kreun is gesmoord, maar het is duidelijk. Hij is daar. Ik voel het aankomen. En ik zet me schrap.

Ik neem zijn eikel diep in mijn mond. Zelf. Wil hem voelen, echt voelen. Maar het is niet genoeg.

“Lindsay…” hijgt hij. Zacht, schor, alsof hij het wil uitschreeuwen maar nog net beseft dat boven iemand slaapt. Zijn hand vindt mijn hoofd. Zijn vingers vergrijpen zich in mijn haar. En precies op het moment dat ik voel hoe zijn eikel opzwelt, drukt hij me omlaag. Fanatiek. Harder dan ik aankan.

Mijn ogen schieten open. Mijn adem stokt. Mijn handen grijpen zijn dijen, proberen mij af te zetten. Maar ik hou mezelf tegen. Dit is wat hij nodig heeft. En ik kan het. Dacht ik.

Hij komt. Niet gewoon. Hij explodeert. Zijn eikel diep in mijn keel, en dan schiet het eruit — warme, dikke stralen, krachtig en hevig. Het vult meteen mijn mond, mijn keel. Mijn reflexen vechten, mijn adem is weg. Ik probeer te slikken, echt, maar het lukt nauwelijks. Het is te veel. Te heet. Te plotseling.

Ik hoest. Stil, zo goed als ik kan, maar mijn lijf werkt niet meer mee. En toch verzet ik me niet. Want dit — dit moment van overgave, van pure, rauwe drift — maakt me kletsnat. Deze zoete Toni, deze lieve Toni, ineens wild, ongecontroleerd, instinctief. Hij geeft zich over aan mij. En ik aan hem.

Maar dan houdt hij mijn hoofd vast. Te lang. Te stevig. Ik kan niet weg. Het is te veel. De eerste paar keer slikken lukten al niet, en nu… nu stroomt het terug. Ik verslik me. Een warme golf komt via mijn neus naar buiten. Langs mijn lippen. Ik stoot zacht tegen zijn been — mijn waarschuwing. Als hij me niet loslaat, dan is dit echt de laatste keer.

Hij schrikt. Meteen. Laat me los alsof hij zich brandt. Ik trek mezelf omhoog, hoestend, proestend, volkomen oncharmant, tranen brandend in mijn ogen, keel rauw, neus verdoofd. Zaad druipt uit mijn neus, mijn lippen, mijn kin. Alsof ik gewaterboard ben in lust.

Hij wil iets zeggen. Verontschuldigen. Ik zie het aan hem.

Maar hij komt er niet aan toe.

Want ik kijk hem aan. En ik grijns.

Ondanks alles. Ondanks het hoesten, de smeer, de klap van het moment — ik lach. Met mijn ogen, mijn mond, mijn hele lijf. Tranen nog op mijn wangen, zijn smaak nog op mijn tong, zijn lul nog slap in mijn hand. En het is alsof de extase door ons beiden heen kolkt, niet alleen door hem.

Dit had hij vast niet verwacht.

Ik ook niet.

Ik herpak langzaam mijn adem. Mijn keel tintelt nog, mijn lippen voelen rauw, maar ik voel me kalm. Stil vanbinnen. Niet schuldig. Ook niet euforisch. Gewoon… stil. Even later sta ik op en loop naar de keuken, het licht fel en koel na de zachte gloed van de woonkamer. Ik open de kraan, buk voorover en was mijn gezicht met beide handen, alsof ik het moment kan afspoelen, wegspoelen misschien — maar dat lukt niet. Zijn zaad zat nog op mijn huid toen ik opstond. Het prikkelde. Brandde zacht. En het zette iets in me aan. Een herinnering die geen pijn deed, alleen warmte gaf. Het is goed zo. Het was één keer.

Ik drink een glas water. En nog één.

Naast me schuift Toni binnen. Zijn broek hangt losjes op zijn heupen, zijn blik naar de vloer. Zonder iets te zeggen hengelt hij zijn slappe, maar nog steeds indrukwekkende lul de gootsteen in en begint zich te wassen. Koud water. Grondig. Geen sporen. Behalve op zijn broek. Een vlek die niet te missen is. Maar de bank is schoon gebleven. En misschien ook wel… hun relatie.

Toni gaat naar huis. We wisselen geen woorden. Niet nodig. Geen drama. Geen vragen.

Ik loop naar boven, naar Hailey’s kamer. Ze is wakker. Natuurlijk. Maar ze zit met oortjes in, haar gezicht verlicht door het scherm van haar telefoon. “Jullie hebben het lang volgehouden,” zegt ze droog, zonder op te kijken. Het is al laat. Ik lach.

Ik slik. Proef hem nog één keer.

Dan kleed ik me om.

Geen spijt. Totaal niet. Moet ik me schamen? Ik doe het niet. Hailey weet van niks. Echt niet. Had ze geen oortjes ingehad, had ze het misschien gehoord — hoe ik bijna stikte in Toni’s zaad, en er nog van genoot ook. Maar het was nodig. Het hielp.

Achteraf bleek dat ik ze echt geholpen had, met die ene daad. Toni wilde meer. Logisch. Nu hij wist hoe het voelde, wilde hij het weer. Niet van mij. Van haar. Van Hailey. Het meisje waar hij echt om gaf. En toen zij weer weigerde, verloor hij zijn geduld. Dreigde zelfs. Niet gemeen, maar duidelijk. En Hailey schrok. Ze had geen idee dat het zó belangrijk voor hem was geworden.

Ik heb met haar gepraat. Liefdevol. Eerlijk. Ik heb haar uitgelegd wat hij nodig had. Wat hij miste. Waarom het geen schande was om toe te geven. En toen… gaf ze toe. Voorzichtig. Stukje bij beetje.

Nu zijn we drie maanden verder. Ik hoor flarden. Van haar. Van hem. Dingen die ze eerst nooit zou hebben gedeeld. Ze doet het nu. Langzaam maar zeker. Ze laat hem haar aanraken. Ze geeft hem orale seks. En hij haar. Dat had ik al wel gedacht. Dat laatste maakt me nog het meest jaloers. Niet dat hij haar pijpt. Maar dat hij het wíl. Dat hij haar wil plezieren zoals ik hem ooit pleziert heb, zonder iets terug te verwachten.

En ja… ze hebben seks. Ze zei eerst dat het pijnlijk was. Maar nu niet meer. Nu vindt ze het lekker. Ze kan niet geloven dat ze het niet eerder gedaan heeft. Ik hum dan maar zachtjes.

En ik?

Ik heb geen seks. Niet met Toni. Niet met een ander. Ik ben geen slet. ten minste, zo zie ik mezelf niet. Behalve die ene keer. Voor Toni. Voor hen. Soms kijk ik hem aan, als hij langskomt, als hij zijn hand even op haar onderrug legt, als hij haar kusjes geeft. Soms kijkt hij mij dan aan. En dan weet ik dat hij eraan denkt.

We zeggen er niets over.

We hoeven het er nooit over te hebben.

Maar vergeten?

Nee. Dat zullen we nooit doen.

Een goede daad.

Zeg dat zeker.

-
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...