Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Reuel
Datum: 17-04-2025 | Cijfer: 9.4 | Gelezen: 1131
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 50 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Romantiek,
Fawaris
Suzanne en ik landen in het water van een ondiepe zee. In de verte zie ik een atol. We zouden ernaartoe kunnen waden maar zwemmen is minder vermoeiend. Er waait een zwoele passaatwind. Al gauw komen ze bij het ringvormige op koraal gefundeerde eiland. De ondiepe zee toont het rif opgebouwd uit steenkoralen in de meest uitbundige kleuren. Even later stappen ze op het maagdelijk witte zandstrand. We gaan op zoek naar voedsel. Aan de palmbomen groeien kokosnoten. Het is maar een klein atol en we lopen in een paar uur het eiland rond. Het is onbewoond.

We zijn allebei naakt verschenen op dit atol. Ik draag enkel mijn ring en een smartwatch die al een hele tijd niet meer werkt. Suzanne is helemaal naakt op haar horloge en oorbellen na.

We hebben in de gesloten ring van de atollagune zoet water gevonden en hebben er overvloedig van gedronken. Er zijn vooral veel kokospalmen, broodvruchtbomen, Bananen- mangobomen op dit atol. De bananen zijn zo typisch dat we er een opgegeten hebben. We zijn er niet ziek van geworden. De andere vruchten vertrouwen we nog niet helemaal en we hebben geen idee hoe we een kokosnoot open moeten krijgen.

Die avond vallen we in slaap aan het strand. Het wordt behoorlijk fris dus we kruipen lekker tegen elkaar aan. Suzannes heerlijke Kleine borstjes met haar harde tepels rusten tegen m’n borstkas.

Als we die ochtend wakker worden zien we dat er een grote catamaran voor anker is gegaan achter het rif.

Twee mannen zijn druk bezig met het inslaan van fruit. Een vrouw haalt water uit de atollagune. Ze komt terug met twee grote blazen vol met water. Net als Suzanne is ze gespierd en kost het haar weinig moeite de grote blazen met water te dragen. Ze gaat gekleed in een kort lendendoekje, ze is prachtig zongebruind en heeft volle grote borsten. Ze draagt een hele trits met armbanden aan zowel haar linker als aan haar rechterpols. Ze draagt oorbellen met de beeltenis van zwanen.

Het zou toch niet…

We lopen op de twee mannen en vrouw af en groeten hun.

‘Goede morgen.’

Ze kijken ons verrast aan.

‘Waar komen jullie vandaan?’, vraagt de vrouw ons.

‘We komen van Albireo’, naar de hemel wijzend.

Dan ziet de vrouw mijn ring.

‘Reiziger, drager van de ring, wie is je begeleidster?’

‘Suzanne, mijn geliefde.’

‘Oh, de liefde.’

‘Ja, ik houd van haar.’

‘Wat kunnen wij voor jullie doen?’

‘Kunnen jullie ons meenemen?’

‘Ja, we gaan naar Levianathu daar zul je ook de meesteres van aankomst treffen.’

‘Geweldig, we moeten naar haar toe.’

‘Dacht ik al, alle reizigers van Albireo moeten naar haar.’

‘Hoe weten jullie dat allemaal.’

‘Het is een eeuwige cyclus.’

‘En wanneer eindigt mijn reis, weet je dat ook?

‘Na Albireo komt Azelfafage en daarna keer je terug naar de aarde, maar zonder de ring. Die gaat dan vroeg of laat naar een nieuwe reiziger en dan start de rondgang langs de sterren opnieuw.’

‘Hoe weet je dat allemaal?’

‘Uit het heilige boek, de ring van Azelfafage.’

‘Dus na Fawaris nog een ster en dan gaan Suzanne en ik naar de aarde?’

‘Jouw Suzanne is een priesteres van Azelfafage, tenzij jullie je liefde op elke ster herbevestigen gaat zij niet met je mee.’

‘Maar met iedere ademtocht, met iedere blik en iedere hartslag van mijn lichaam betuig ik mijn liefde voor haar.’

‘Oh liefde, liefde is iets heel moois maar de Hogepriesteres van Azelfafage eist seks. Ze eist de overdracht van lichaamsvloeistoffen.’

‘Op Azelfafage moet jouw Suzanne in verwachting zijn van jouw kind, begrijp je dat Reiziger.’

‘Hoe weet je dat toch allemaal.’

‘Het staat allemaal in het heilige boek.’

‘Waar heb je dat boek?’

‘Aan boord van ons schip.’

‘Kun je het me laten zien?’

‘Natuurlijk, kom pak dat net met kokosnoten en zwem met ons mee naar het schip. En jij Suzanne pak een blaas met water.’

Als we aankomen bij de catamaran klimmen we aan boord en nemen het fruit en water mee.

‘We zijn nu met z’n zessen, we moeten nog een keer terug voor extra voedsel en water.’

We gaan nog een keer heen en weer naar het eiland en lichten dan het anker, hijsen het grootzeil en de fok en varen de zee op.

Een van de mannen houdt de helmstok vast en wij met z’n vijven zitten bij hem. We stellen ons aan elkaar voor. De twee mannen en vrouwen blijken twee echtparen. Mark en Joyce, Peter en Janneke en Suzanne en ik.

‘En Mark je had het over een Heilig boek.’

‘Ik zit aan de helm reiziger maar Peter haalt het wel even.’

‘Waarom zijn jullie met dit schip onderweg.’

‘We zijn vrachtvaarders reiziger, we zeilen op de passaatwind de planeet rond. Nu komen we van Joba waar we Jobaanse zijde hebben gekocht die we over dertig dagen op Levianathu gaan verkopen aan een aantal modehuizen. Op Levianathu kopen we koffie, thee en kleding in en dan varen we door naar Dinamathu en zo verdienen we ons kostje’, zegt Mark.

‘Ja, en onderweg hebben we lekkere seks met elkaar, we ruilen vaak. En jij maakt je Suzanne vannacht zwanger. We maken er een lekker geil feestje van vanavond’, zegt Joyce.

‘Ja reiziger, je hebt vanavond en vannacht een extra meisje erbij want ik heb de wacht dus je moet m’n Joyce gelukkig maken vannacht.’

‘Gaat dat bij jullie zo gemakkelijk Mark.’

‘De erotiek heeft twee gezichten reiziger de liefde en de lust en vanavond doen we de lust. Je schenkt je Suzanne liefde en je geeft m’n Joyce de lust.’

‘Peter, waar blijf je nou met dat boek’, schreeuwt Mark over de trampoline.

Peter komt terug met het boek onder zijn arm en verder draagt hij een kalebas. Hij geeft me het boek en neemt een slok uit de kalebas.

‘Lekker, mango en papaja’

‘Neem ook een slok.’ Hij geeft me de kalebas en ik neem een slok.

Het drankje is lekker fris, koud ook, maar ik proef ook de alcohol.

‘Veel alcohol’, vraag ik hem.

‘Valt mee, minder dan bier.’

‘Lekker koud, hoe komt dat zo?’

‘We bewaren dit drankje in het water en onder de traveller waar het donker is.’

‘Mag ik ook’, vraagt Joyce.

Ik geef Joyce de kalebas en ze neemt een flinke slok en geeft de kalebas vervolgens door.

Joyce kruipt tegen me aan en slaat een arm om me heen en met de andere grijpt ze mijn naakte penis.

‘Peter, geef de reiziger eens een broekje.’

Ondertussen kneedt Joyce m’n zwellende penis.

‘Ziet er lekker uit jongeman.’

Suzanne is een beetje jaloers en komt aan mijn andere zijde zitten.

‘Ha die Suzanne, ik haal even een rokje voor je, naakt is maar naakt.’

Even later komt Joyce terug met een wel heel kort rokje.

‘M’n kortste, lekker geil’. Kirt ze.

Joyce is geil en ze komt op me zitten en grijpt m’n penis en schuift die bij haar naar binnen.

‘En Joyce. Word je nu niet zwanger?’, vraagt Suzanne.

‘Ik gebruik de pil, wacht maar tot we op Levianathu zijn dan nemen we je mee naar een swingersclub, dat is pas neuken.’

‘Dan moet ik wel zwanger zijn Joyce.’

‘Maak je geen zorgen, het is nog ruim een maand varen naar Levianathu, tegen die tijd ben je vast wel zwanger.’

De kalebas gaat flink rond en is al gauw leeg. Peter haalt een nieuwe. Het licht alcoholische drankje maakt ze een beetje dronken. Het wordt een vrolijke boel.

Joyce zit lekker op me en neukt me, ze drukt haar weelderige boezem tegen mijn borst en ik voel haar harde tepels in m’n huid priemen.

Ik hijg van genot.

‘Ik ga je lekker laten klaarkomen, maar ik wil eerst.

Joyce kust me, Suzanne kust me, ik word belaagd door twee jaloerse vrouwen die me willen.

Suzanne is een echte fitness babe en trekt Joyce van me af en neemt haar plaats in.

Ze begint me hard te neuken.

‘Ik wil je zaad en je eerste lading, geen tweedehands kwakje’, fluistert ze in mijn oren.

Joyce trekt mijn lul uit Suzannes kut en begint me te pijpen.

Suzanne trekt aan haar haren.

‘Hé, niet doen, dat doet pijn’, gilt Joyce.

‘Hij is mijn man Joyce, ik wil zijn eerste zaad, duidelijk?’

‘Duidelijk, maar dat hoeft toch niet zo?’

‘Sorry Joyce maar je moet dat begrijpen.’

‘Oh, al goed, Suzanne.’

Peter en Janneke zijn ondertussen ook flink bezig.

Suzanne neukt me ondertussen als een wilde.

Dan grijp ik haar billen en ga staan. Suzanne klemt zich aan me vast met haar benen en dan leg ik haar in de trampoline en penetreer haar.

Ik kijk mijn Suzanne verliefd in haar ogen en kus haar. Ik proef de zoete smaak van haar lippenstift. De geur van haar subtiele parfum dringt in mijn neus. Die geur die me gek maakt van verlangen. De geur die me terug doet denken aan Deneb toen ik haar voor de eerste keer ontmoette in het labyrint. Toen ik haar voor het eerst kuste en verliefd op haar werd.

Suzanne beweegt onder me, haar stevige Kleine borstjes met hun harde tepels schuren tegen mijn lichaam.

Ik word helemaal buiten zinnen van verlangen.

Ik houd zo van mijn Suzanne.

Ik kus haar hartstochtelijk.

‘Ik houd van je’, vertel ik haar terwijl ik haar neuk.

‘Ik houd van je’, zucht ze, ze staat op het punt van klaarkomen.

‘Ik houd het niet meer’, kreunt ze.

Mark die niet gedronken heeft beziet alles met een welwillende blik. Joyce is tegen hem aangekropen en slaat haar arm om haar man en beiden zien ze toe hoe we gelijktijdig klaarkomen.

‘Joyce, nou is het jouw beurt’, zegt Mark.

‘Ze zijn verliefd, kun je dat niet zien, ik ga ze niet storen.’

‘En bovendien, ik houd van jou.’ En ze geeft haar man een vette kus.

Die ochtend staat Mark met de helmstok tussen z’n benen geklemd door een verrekijker naar achteren te staren.

Ik ga naast hem staan en vraag, ‘wat is er te zien?’

‘Het zwarte zeil van een piraat.’

‘Hebben ze ons gezien?’

‘Dat weet ik niet, ik hoop van niet.’

‘Een wit zeil valt toch minder op?’

‘Ik ben scherper aan de wind gaan varen, dan gaan we sneller, ik hoop dat we hem voor kunnen blijven.’

‘En als dat niet het geval is?’

‘Dan moeten we vechten tegen een overmacht.’

‘Valt niet mee te praten?’

‘Nee, iedereen wordt gedood, dat is hun principe.’

‘Dat is niet best.’

‘Zeker niet.’

‘Zijn er wapens aan boord.’

‘Ja een paar zwaarden, werpdolken en een Fawaris boog waar niemand mee overweg kan.’

‘Suzanne vast wel.’

‘Wat kan ik wel’, vraagt Suzanne die zojuist wakker is geworden.

‘Met een Fawaris boog schieten.’

‘Een echte Fawaris boog?’

‘Ja.’

‘Laat zien’, vraagt Suzanne enthousiast.

‘In die kist daar’, Mark wijst naar een langwerpige kist.

Suzanne loopt ernaartoe en opent de kist.

‘Oh echt, een echte Fawaris met de juiste trekkracht van 60# en een treklengte van 34” en ach nee carbonpijlen.’

‘Fantastisch, kun je een afstand overbruggen van tweehonderd meter?’

‘Dat kan wel, maar de nauwkeurigheid neemt flink af op zo’n afstand. Maar waarom vraag je dat?’

‘We worden achtervolgd door een piraat.’

‘Dus we moeten Vechten.’

‘Dat weet ik nog niet zeker, maar ik kan hun zeil nog steeds zien.’

‘Heeft jullie catamaran geen motor.’

‘In elke drijver een, maar ik wil ze nu nog niet gebruiken.’

‘De accu’s geven het schip maar een beperkt bereik. En een piratenschip heeft altijd veel zwaardere accu’s. Een piraat is gebouwd als een oorlogsschip. We kunnen er niet tegen op.’

‘En de radio?’

‘Je bedoelt de marifoon? Die heeft maar een bereik van dertig zeemijlen.’

Ondertussen wordt het zwarte zeil van het piratenschip groter en groter.

De dagen, ja weken verstrijken en het zwarte zeil blijft hen achtervolgen. Het is nu wel duidelijk dat zij de prooi zijn van de piraat.

Weer een week later komt de piraat binnen het bereik van de Fawaris boog.

‘Janneke, heb je wat repen katoen en iets dat wil branden?’, vraagt Suzanne.

‘Wat wil je daarmee Suzanne.’

‘Ik ga hun zeilen in brand schieten.’

‘Oh, wat goed.’

Janneke gaat naar de kombuis, in een kastje vind ze een fles lampenolie en zet die op het aanrecht van de kombuis. Dan haalt ze een oude T-shirt en pakt een schaar uit een lade. Ze knipt lange stroken uit de T-shirt.

Suzanne pakt een diep bord en giet er een laag olie in. Ze doordrenkt de stroken katoen met de olie en wikkelt ze om de pijlen.

Dan loopt ze naar voren en klimt op de linker drijver. Steekt een pijl aan, legt aan en drukt op de releaseknop van de boog. De pijl blijft steken in het grootzeil van het piratenschip en het duurt maar even en het zeil staat in lichterlaaie. Suzanne pakt een volgende pijl en doet hetzelfde met de fok. De piraat verliest snelheid en de afstand wordt snel groter. Totdat de piraat zijn motoren start.

Weer twee dagen gaan voorbij tot de afstand tot honderd meter is afgenomen. Nu doen de piraten wat Suzanne eerder deed, ze schieten onze zeilen in brand. Nu moeten wij onze motoren starten maar de afstand is nu minder dan vijftig meter geworden.

Suzanne neemt nu de bemanning van het piratenschip onder vuur. Diverse piraten storten dodelijk getroffen overboord of vallen in een van de trampolines.

Ons schip wordt geënterd en twaalf piraten stormen aan boord van ons schip. Suzanne vuurt de ene pijl na de andere op ze af. Mark, Peter, Joyce en Janneke treden hen tegemoet met hun zwaarden. Voor mij is er geen zwaard. Ik heb twee dolken. De piraten zien dat Suzanne gevaarlijk is en nemen haar onder vuur met hun bogen. Vijf pijlen vliegen gelijktijdig op haar af. Suzanne negeert het en blijft schieten op de piraten die ons schip enteren. Ik zie dat het verkeerd met haar zal aflopen en werp me tussen haar en de pijlen. Twee pijlen weet ik aan de kant te tikken, maar ik word in mijn borst en in mijn buik getroffen door twee pijlen. De laatste kan ik amper bij Suzanne vandaan tikken voor ik op het dek in elkaar zak. Suzanne komt op me afstormen en knielt bij me neer.

Ik kijk in Suzannes ogen. Ik zie haar verbijsterde blik, ik zie haar liefde.

‘Suzanne, hier is geen tijd voor, je moet vechten.’

Een traan vloeit uit haar ogen.

‘Ik houd van je’, is het laatste wat ik zeg voor ik buiten bewustzijn raak.

Suzanne droogt haar tranen en er ontsteekt een brandende haat in haar ogen. Ze grijpt een van de dolken die uit mijn handen zijn gegleden en neemt een handvol werpdolken uit de kist en steekt die tussen haar gordel en pakt haar boog. Ze rent naar voren en springt aan boord van het piratenschip. Ze vuurt twee pijlen af en twee piraten storten dodelijk getroffen neer. Dan pakt ze haar werpdolken en werpt ze met een door haar woede versterkte kracht naar de overgebleven piraten. Als een furie stort ze zich op de laatst overgebleven piraat. Het is een reus van een man. Hij heeft enorme biceps maar ook een veel te dikke buik van een goed leven. Ze geeft hem een diepe kras over zijn buik met haar dolk.

‘Jij vuile teef, ik maak je af.’

Suzanne kijkt hem aan met een diep minachtende blik in haar ogen. Suzanne is lenig en soepel en snel, ze danst als een ballerina om hem heen.

‘Ben je daar dan snel genoeg voor vetzak’, woorden die ze hem toe spuugt.

De dikke piraat haalt naar haar uit, maar ze is al lang niet meer waar hij haar verwachtte.

Weer geeft zij hem een diepe snee over zijn buik.

Hij schreeuwt het uit van de pijn.

‘Rotwijf, ik maak je kapot.’

Mark en Peter springen aan boord en willen haar te hulp schieten.

Maar ze houden zich terug als ze in haar ogen kijken.

Ze zien haar brandende haat. Ze is vastberaden, deze man zal door haar hand sterven.

Suzanne springt op de piraat af en steekt de dolk tot aan het heft in de man zijn hart.

De man kijkt haar verbijsterd aan.

Ze spuugt hem in zijn gezicht, ‘vuile piraat je hebt mijn man vermoord.’

Dan zakt de man door z’n knieën en sterft.

Mark en Peter stormen op haar af en nemen haar in hun armen. ‘We hebben gewonnen meisje dankzij jouw moed. Je bent een gevaarlijk meisje.’

‘We hebben niets gewonnen, mijn man is dood’, snikt Suzanne.

‘Je man is niet dood, zwaargewond maar niet dood. Joyce verzorgd hem nu. We moeten nu zo snel mogelijk naar een ziekenhuis. We zijn op een dag varen van Levianathu. Zo lang moeten we je man in leven zien te houden.’

Peter en Janneke stappen over op het piratenschip, ze gaan het schip naar de haven van Levianathu brengen. En Joyce en Mark varen achter hun aan zo goed en kwaad als het gaat.

Eerst brengen ze een nieuw grootzeil aan. Het is een oud zeil, grauw geworden door gebruik en meerdere keren versteld. Een extra fokzeil hebben ze niet dus het moet maar zo.

Suzanne houdt wake bij haar man. Hij is niet bij bewustzijn. Blijkbaar heeft hij last van boze dromen. Dan maakt hij schokkende bewegingen en trekt hij met z’n mond. Er loopt kwijl uit zijn mond die zij liefdevol met een doekje wegbet.

Suzanne wijkt niet van zijn zijde en waakt de hele lange nacht bij hem.

In de ochtend is dan eindelijk de haven van Levianathu in zicht en komt de marifoon in bereik van de kustwacht. Ze melden dat ze een piraat buit hebben gemaakt en dat ze een zwaargewonde aan boord hebben. De kustwacht zal voor een ambulance zorgen en stuurt een peloton gewapende kustwachten.

Peter en Janneke hebben drie nog levende piraten aangetroffen op het piratenschip. Ze hebben hun wonden verzorgd maar hen ook geboeid. Ze zullen worden overgedragen aan de kustwacht. Hun wacht de doodstraf. Niemand kent genade voor piraten.

Als ik wakker word lig ik in een ziekenhuisbed. Ik lig aan de bewaking. Suzanne zit op een stoel naast mijn bed. Ze is ingedommeld. Ik leg mijn hand op de hare. Ze wordt wakker en kijkt me in m’n ogen. Ze zegt niets maar haar ogen vertellen me wat ze niet uitspreekt. Ze neemt mijn hand en kust die. Met haar andere hand woelt ze door mijn haren.

‘Ik ben zo blij dat je er nog bent’, fluistert ze in mijn oor. Dan kust ze me op mijn lippen en ik kus haar terug.

Een verpleegster ziet gebeuren wat we doen en komt de kamer binnen.

‘U kunt nu beter gaan, de patiënt heeft zijn rust nodig en u kunt beter eens gaan slapen.’

De zuster houdt de deur open en ik loop maar naar buiten. De zuster sluit de deur en loopt met me mee.

‘Zuster, hoe gaat het met mijn man?’

‘Hij is sterk, hij redt het wel, en u hoeft niet meer elke nacht bij hem te waken, kom gewoon tijdens het bezoekuur.’

Suzanne gaat terug naar de haven waar de catamaran van Mark en Joyce en Peter en Janneke ligt aangemeerd. Mark houdt toezicht op het ontladen van de Jobaanse zijde. De bus van het modehuis “Womans Dreams” staat aan de wal en is al aardig volgeladen. Een wagen van een bedrijf voor scheepsbenodigdheden laadt een nieuw grootzeil en fokzeil uit.

‘Zal ik ze hier maar aan de wal laten liggen’, vraagt de man.

‘Dat is goed en wat krijgt u van me’, zegt Peter

‘4800 Cinti.’

‘Peter betaald de man’, hij moppert een beetje over het bedrag. Zijn ze de winst weer kwijt. Gelukkig is het opladen van hun accu’s gratis. Die laden op door de zonnepanelen op het dak van hun schip.

Suzanne klautert aan dek van het schip. Ze geeft Joyce en Janneke een kus op hun wang en ze gaan in de kombuis aan tafel zitten.

‘Wil je koffie Suzanne’, vraagt Joyce.

‘Ja lekker, dat houdt me nog even wakker.’

Joyce en Janneke komen bij haar zitten.

‘En hoe gaat het met je man’, vraagt Joyce.

‘Hij gaat het redden, oh echt Joyce ik ben zo opgelucht, dat kun je je niet voorstellen.’

‘Dat is fijn om te horen Suzanne.’

‘Kop op meisje, kijk een beetje vrolijker, alles komt goed.’

‘En ik heb nog meer goed nieuws, de havenmeester heeft me vertelt dat het piratenschip geen oorspronkelijke eigenaar heeft, dus het schip is van ons en de helft van de opbrengst is voor jou.’

‘Dat is toch niet nodig Joyce.’

‘Suzanne, als jij er niet was geweest dan hadden we niet meer geleefd. Ik heb het met de jongens en Janneke over gehad, je krijgt de helft van de opbrengst. Je hebt het gewoon verdiend.’

‘Maar…’

‘Niets te maren Suzanne, we doen het gewoon zo.’

‘Weet iemand van jullie waar de meesteres van aankomst is.’

‘In het zwanenpaleis, kwartiertje lopen vanaf hier.’

‘Dat is gemakkelijk, weer een zorg minder.’

‘Ja maar volgende week vrijdag gaat ze voor lange tijd op reis.’

‘Dan moeten we dus uiterlijk volgende week donderdag bij haar zijn. Ik weet niet of mijn man dan voldoende hersteld is.’

‘Vast wel, maak je maar geen zorgen. Hé, ik heb iets voor je gekocht.’ Joyce geeft me een doosje.

‘Wat is dat?’

‘Een zwangerschapstest, weet je hoe het werkt?’

‘Geen idee.’

‘Werkelijk niet, kom maar even mee aan dek, ik help je wel even.’

‘Gewoon er overheen plassen, meer is het niet.’

Suzanne plast over te test.

Plotseling moet ze lachen.

‘Waar ben je zo vrolijk van’, vraagt Joyce.

‘Nou, sta hier in alle openbaarheid mijn plas te doen.’

Joyce moet lachen, ‘Geeft niks hoor, je bent hier in Levianathu kijkt niemand van op.’

‘Suzanne, je bent positief.’

‘Dus dan ben ik zwanger?’

‘Ja, positief toch.’

‘Weer een zorg minder.’

‘Dan kun je vanavond mooi mee.’

‘Waarnaartoe.’

‘Het “SDC intergalactical” organiseert vanavond een swingersfeestje in EroRoma, daar gaan we met z’n drietjes fijn naar toe.’

‘Maar geldt daar geen dresscode, we hebben niets om aan te trekken.’

‘We komen als zeevaardsters, we dragen ons lendendoekje, onze gordel, een lei en ons armband, geen doorbitch die ons tegenhoudt.

‘Ja maar Joyce, Suzanne heeft geen armband’, zegt Janneke.

‘Lena’s armband, oh god Lena’, de tranen springen Joyce in de ogen en ze moet huilen.

Suzanne slaat haar armen om Joyce, ‘Joyce wat is er nou.’

‘Lena ging op haar laatste reis’, snikt Joyce.

Suzanne kijkt in Joyce haar diepbedroefde ogen.

‘Weet je Suzanne als mijn Mark iets zou overkomen, dan wil ik niet meer leven, dan ga ik op mijn laatste reis’, snikt ze.

‘Zelfmoord?’

‘Oh Suzanne, sommige mensen zullen dat zeggen maar voor ons zeevaardsters ligt dat anders. De band tussen man en vrouw is heilig.’

‘Maar…’

‘Zie je die donkere vlek in het hout van het dek?, dat is Lena’s bloed, ze ging op het dek liggen en sneed haar pols door. Zo schonk ze haar bloed aan het schip. Er is niets dat het ooit kan uitwissen Suzanne.’

‘Wil je Lena’s armband aanvaarden Suzanne dan ben je voor altijd een van ons.’

‘Ik ben priesteres van Azelfafage Joyce, ik heb deze ceremonie zelf een paar keer mogen begeleiden, we hebben een priesteres van Azelfafage nodig.’

‘Het zwanenpaleis is maar een kwartiertje lopen Suzanne.’

‘Je wilt naar de meesteres van aankomst?’

‘Een hogepriesteres van Azelfafage is toch ook goed?’

‘Ja, dat wel.’

‘Zullen we maar gaan dan.’

Het is inderdaad maar een kwartiertje lopen. Ze komen bij een prachtig wit gebouw dat veel gelijkenis vertoont met het Witte Huis. Het staat midden in een park en wordt omgeven door een hek van messing die glimmend gepoetst staat te fonkelen in de ochtendzon van de blauwe reus Delta Cygni A. Borders met prachtige rode rozen bloeien uitbundig langs het hek. De toegangspoorten met de beeltenis van elkaar aankijkende zwanen staan open en laten de lange oprijlaan zien. Een limousine staat klaar voor de dubbele toegangsdeuren van het zwanenpaleis. Een vrouw in een lange donkerblauwe jurk met een wel zeer hoge split en diep uitgesneden decolleté die haar volle zongebruinde borsten uitbundig tonen wil in de limousine stappen maar ziet dan de drie jonge vrouwen de oprijlaan oplopen. Ze wacht en ziet hoe de drie vrouwen naar haar toe komen.

‘Suzanne, wat doe jij hier.’

We hebben een priesteres van Azelfafage nodig Margôt.

‘Suzanne mijn meisje laat me eens even naar je kijken.’

‘Schat, er groeit nieuw leven in je, heb je je onsterfelijkheid opgegeven?’

‘Ja, voor mijn man de reiziger.’

‘Oh, de reiziger, ik verwacht hem binnenkort hier in ieder geval voor aanstaande vrijdag.’

‘Hij ligt in het ziekenhuis Margôt, ik weet niet of hij dat redt.’

‘En waar zijn jullie mij voor nodig.’

‘Voor de overdracht van een zeevaarders armband’

‘Nou, dat kun jij toch doen?’

‘Nee, want ik ben de ontvanger.’

‘Dus je wordt een zeevaardster. Kom mee naar binnen dan doen we het ritueel.’

‘James, je zult nog even moeten wachten’, zegt Margôt tegen haar chauffeur.

‘Ja mevrouw.’

Via de centrale hal komen ze Margôts werkkamer binnen. Kom meisjes ga daar aan die tafel zitten. Met z’n vieren zitten ze nu aan de tafel.

‘Wie van jullie heeft het armband’, vraagt Margôt.

‘Ik’, zegt Joyce.

‘Mag ik het van je overnemen Joyce, leg het maar plat op mijn vlakke hand.’

‘Joyce legt de armband op Margôts hand.’

‘Oh, ik zie Lena’s laatste reis, dit armband is geheiligd.’

‘Suzanne, ik weet niet…, maar we zullen zien.’

‘Suzanne, leg je vlakke hand op de mijne.’

‘Suzanne, zeg mij na.’

‘Als Azelfafage beschikt, draag dan over de armband van Lena, zeevaardster onder de blauwe zon van Fawaris en geheiligd door haar laatste reis uit liefde voor haar man.

Met deze woorden begint het armband rood op te gloeien. Margôts en Suzannes hand wordt doorlicht door het rode licht dat langzaam van rood naar oranje, geel, groen en blauw verschiet. Het blauwe licht wordt intenser en Margôts werkkamer kleurt helemaal blauw.

‘Je kunt de armband nu om doen Suzanne.’

Als Suzanne de armband omdoet begin het te krimpen tot het strak om haar pols zit. Het intens blauwe licht verdwijnt.

‘De armband heeft je geaccepteerd Suzanne, heel bijzonder.’

Janneke en Joyce vliegen op Suzanne af en omhelzen haar.

‘Hé meid nu ben je een van ons.’

‘Goed Suzanne, laat me eens even kijken, je bent in verwachting, van een dochter en je liefdesband met je man is gezegend door een geheiligd armband. Eigenlijk is aan alle voorwaarden voldaan. Jullie mogen doorreizen naar de Meesteres van Afscheid op Dinamathu. Alles voor elkaar. Dan ga ik er nu vandoor.’

De drie jonge vrouwen lopen vrolijk de lange oprijlaan van het paleis af. Joyce danst het pad af en draait een pirouette.

‘Vanavond gaan we lekker feesten, dansen, neuken met een stel leuke kerels en drinken natuurlijk. Papaja Tiki lekker.’

‘Oké, maar ik ga eerst op bezoek bij m’n man’, zegt Suzanne.

‘Wel op tijd terug zijn hoor’, zegt Janneke.

‘Maar eerst maken we even een echte zeevaardster van haar’, zegt Joyce

‘Ga je mee Suzanne.’

De twee meiden gaan naar Joyce haar kajuit.

‘Uit doen dat rokje meid, dat is geen feestrokje.’

Joyce reikt Suzanne een donkerblauw rokje aan, het zit vol met glitters en het fonkelt als de zon Fawaris. Dan geeft ze haar een brede riem, in een schede steekt een mes.

‘Voor lastige mannen’, zegt Joyce.

Dan grijpt ze een handvol armbanden.

Doe maar om, maakt niet uit, ze kosten geen scheet, gewoon voor de mooie kleurtjes.

‘Wat een prachtig horloge draag je, wel oppassen vanavond dat het niet gestolen wordt. In zo’n club heb je ook altijd last van zakkenrollers.’

‘En nu “the finishing touch” de lei.’

Joyce pakt een doos, opent die en haalt er een verse witgele bloemenkrans uit.

‘Voor over je naakte borstjes.’

Suzanne bekijkt zichzelf in de spiegel. Ze is sexy, Ja verdomde sexy.

‘Goed hè, een echte zeevaardster, ga nu maar naar je man.’

Als Suzanne terugkomt van haar bezoek staat er een witte limousine klaar aan de kade.

Joyce en Janneke wachten haar op.

‘We gaan op een grootse manier naar EroRoma’, zegt Janneke

‘En met een hele lekkere chauffeur erbij’, kirt Joyce

De chauffeur stapt uit de limousine en trekt de portieren van zijn wagen open om hun te laten instappen.

Hij is gekleed in een donkerblauw kostuum van perfecte pasvorm, een rode stropdas contrasteert met zijn gilet. Hij heeft een smal gezicht, ferme wenkbrauwen, een dun keurig getrimd snorretje. Zijn gitzwarte haren zijn kort geknipt en netjes gekamd. Zijn getailleerde colbert geeft weinig ruimte aan zijn gespierde lichaam.

‘Mijn god wat een mooie man’, denkt Suzanne.

De drie vrouwen zitten tegenover elkaar.

Suzanne ziet de chauffeur naar hun kijken, blijkbaar heeft hij wel interesse in deze zeevaarders vrouwen.

Ze schenkt hem een knipoog en werpt hem een kushandje toe.

‘Zeg Joyce, dragen zeevaarders vrouwen nooit slipjes?’

Joyce trekt een brede glimlach en Janneke moet hard lachen.

‘Nee Suzanne, we zijn altijd onderweg en als we even niets te doen hebben gaan we lekker op het dek van onze catamaran zitten. Lekker het zonnetje op onze geschoren poesjes.’

‘Waarom zijn Mark en Peter niet mee?’

‘De jongens hebben het druk. Ze plaatsen een langere mast, Meer zeiloppervlak, dan gaan we harder en kunnen we de piraten voor blijven. En er worden krachtiger motoren en accu’s geplaatst. Kortom ze hebben geen tijd.’

De limousine rijdt over een kustweg. Het prachtige witte strand begeleidt hen tijdens de rit. De blauwe reus Delta Cygni A staat laag boven de horizon en de schemering zal weldra zijn intrede doen. Als ze na drie kwartier rijden bij EroRoma aankomen is het al bijna donker. Ze rijden de oprijlaan van de thermen op. Het gebouw heeft een romeinse bouwstijl. De zuilen met hun kapitelen met daarachter de boogramen die doorlopen naar de eerste verdieping van het gebouw zijn wit geverfd en het hele gebouw is wit gestukt. Het gebouw maakt een reine indruk. De tuin waarin het gebouw staat heeft prachtige kort gemaaide gazons met een keur aan bloemperken. Het is altijd lente op Fawaris en de bloemen staan in bloei in een ongekende kleurenpracht. Het buitenbad wordt gebruikt door naakte mannen en vrouwen die enthousiast in het water springen en genieten van het heerlijke door de zon verwarmde water.

Onze chauffeur rijdt voor naar de ingang van de parenclub. Hij stapt uit en opent de portieren om de dames uit te laten stappen.

De drie meiden stappen uit, ze kijken hem aan.

‘Waarom ga je niet met ons mee’, zegt Suzanne.

‘Heb ik het geld niet voor en ik moet terug naar de stad, daar verdien ik mijn geld.’

‘Het is bijna een uur heen en een uur terug, je kunt net zo goed hier blijven en ik koop wel een toegangsbewijs voor je, wat denk je?’

‘En de dresscode?’

‘Je bent perfect gekleed, je stopt je kleren in je locker en daarna ben je perfect niet gekleed.’

‘Helemaal naakt?’

‘Hé, we zijn zeevaarders, meisjes een lendendoekje en mannen piemeltjenaakt.

‘Maar…’

‘Kom op, je bent een mooie man, laat het dan ook zien.’

‘Oké.’

‘Hoe heet je trouwens?’

‘Charles.’

‘Oké Charles, we gaan genieten maar geen alcohol hè, we willen wel heel terug.’

Ze melden zich bij de welkom balie.

‘Hoort die man bij jullie, mannen alleen zijn vanavond niet welkom’, vraagt de receptioniste.

‘Charles hoort vanavond bij mij’, zegt Suzanne.

‘Alleen vanavond?’

‘Hij is niet mijn man, is dat een probleem?’

‘Nee hoor, we zijn swingers toch.’

‘Fijn te horen.’

‘Dat is dan 480 Cinti.’

Suzanne betaald.

‘Ga je mee Charles vanavond ben je van mij.

Charles is een grote man en Suzanne moet op haar tenen gaan staan om hem te kussen.

Ze geeft hem een hartstochtelijke kus en hij reageert door haar in zijn sterke armen te nemen, hij tilt haar van de vloer en kust haar terug.

‘Kun je dansen Charles’, heupwiegend komt ze op hem af en legt haar handen op zijn schouders.

Voordat ik chauffeur werd gaf ik dansles Suzanne.

Dan neemt hij de leiding en zwieren ze over de dansvloer. Zo blijven ze uren dansen. Het stel heeft een goede conditie. Maar zweten doen ze wel.

‘Zullen we iets gaan drinken Charles?’

‘Lekker.’

Ze zoeken een intiem hoekje op en roepen een ober. De zitjes worden van elkaar gescheiden door gordijnen. Uit het belendende zitje zijn de geluiden van een liefdesspel te horen. Het gekreun en gesteun doet een verlangen opwekken bij Charles, zijn penis begint te zwellen.

De ober komt hun bestelling opnemen.

‘Een Papaja Tiki maar wel graag in een glas met veel gecrushed ijs en een cola light voor Charles met flink wat ijsklontjes.’

‘Ik mag geen Papaja Tiki?’

‘Nee, luister:

Rum (1,5 deel)

Apricot brandy (0,5 deel)

Passion likeur (0,5 deel)

Papaja (sap van 1 eetlepel papaja)

Mangosap (1 deel)

Limoen (sap van 1 limoen)

Angostura bitters (2-3 druppels)

1 deel = 30 ml

Dus nee, jij mag geen Papaja Tiki’

‘Oké Boss, maar mag ik dan wel water met bubbels, ik houd niet van die zoete troep.’

‘Ik ben je Boss niet, je gaat me zo meteen lekker neuken. En ja, je mag water met bubbels. Heb je dat ober?’

De ober grijnst, ‘Ja Boss.’

Suzanne kijkt hem, ‘heb je niet iets te doen?’

Luid lachend gaat de ober hun drankjes halen.

Suzanne gaat tegen Charles aan zitten. Ze legt haar linkerbeen over de zijne drukt haar kleine borstjes met hun harde tepels tegen zijn borstkas en kust hem.

‘Weet je dat je een lekker ding bent Charles’, zegt ze.

Zijn harde penis duwt tegen haar bovenbeen.

‘Dat is ook een lekker ding Charles’, fluistert ze.

Hun drankjes worden gebracht.

Een kan Papaja Tiki met veel gecrushed ijs met een set glazen en een kan met bubbeltjes water met een berg ijsklontjes.

‘Een hele kan?’

‘Ja, je vriendin Joyce wou ook.’

Hé Joyce kom erbij, waar heb je die mooie man gevonden?’

‘Knapperd hè, lekker veel spieren en een flinke conditie, heeft me al een orgasme bezorgd. Wil je hem ruilen voor Charles?’

‘Nee, we zijn nog maar net begonnen.’

‘Dus ik lig met één tegen nul voor?’

Suzanne grijnst, ‘Ik vrees van wel maar niet lang meer.’

‘Zeg maatje van me, hoe heette je ook alweer?’

‘Geert.’

Oké Geert kun je nog?’

Geert lacht, ‘we zijn nog maar net begonnen. We maken er zo twee en drie tegen één van.’

‘Maar eerst wat drinken Geert, wat wil je?’

‘Water Joyce, is gezond.’

Joyce schenkt zichzelf een Papaja Tiki in een geeft Geert een glas met water.

‘Jij ook Suzanne.’

‘Natuurlijk en Charles onze bob moet ook water.’

Charles leegt zijn glas en pakt Suzannes glas en zet het op het tafeltje.

‘Hij is nog niet leeg Charles.’

‘Tijd voor één tegen één Suzanne.’

Voor ze iets kan zeggen kust hij haar. Neemt haar in zijn armen en legt haar plat op het bankje en penetreert haar.

‘De lust Suzanne?’

‘Ja, de liefde is voor mijn man Charles.’

‘Houd je van hem Suzanne?’

‘Met heel mijn hart en heel mijn ziel Charles.’

‘En toch lig je hier met me te neuken?’

‘Gewoon een beetje lol maken Charles, het huwelijk wat spannender maken’, kreunt ze.

‘En wat vind je man hiervan?’

‘Hij weet het niet Charles’, kreunt ze luider.

‘Dat is niet best toch, zulke dingen voor elkaar verborgen houden, dat kun je elkaar maar beter vertellen toch?’

‘Hij begrijpt het wel’, kreunt ze nog luider.’

‘Ga je klaarkomen Suzanne.’

‘Oh ja’, hijgt ze.

Janneke komt binnen gestommeld, ze is aardig tipsy.

‘Zo zo, lekker bezig allemaal, ah ha Papaja Tiki lekker.

Janneke schenkt zich een glas in en neemt een slok.

‘Ah zalig’, zwijmelt ze.

‘Zijn jullie bevredigd dames, ik wil wel naar huis.’

‘Je bent dronken Janneke’, zegt Joyce

‘Welnee’, ze strompelt in de richting van het tafeltje voor nog een glas maar struikelt dan over haar eigen benen en landt dan met haar gezicht in Geerts kruis.

‘Als je daar van snoepen wil, ga je gang’, grijnst Geert.

‘Eh nee, die heb ik genoeg geproefd voor vanavond’, bazelt Janneke.

‘Wat jammer nou, is lekker toch?’

‘Ja, maar ook een beetje vissig’, zegt ze.’

‘Ik wil naar huis, het is halfvier, ik moet m’n nest in.’

‘Charles waar ben je, rijdt de auto voor.’

Suzanne staat op, het duizelt haar, dat Papaja Tiki is een pittig drankje.

‘Charles waar ben je, houd me vast.’

‘Oh god ja’, zegt Joyce.

‘Mooi lopen jullie maar naar de uitgang dan haal ik de limousine.’

Charles loopt naar de parkeerplaats terwijl de drie meiden gearmd naar de uitgang waggelen.

Ze staan bij de ingang als Charles voorrijdt. Hij stapt uit de limo en opent de portieren en helpt de meiden naar binnenstappen. Even later hoort hij ze snurken vanaf de bank.

Hij start de motor, zet stingray music op en draait de kustweg op. Hij houdt van "Easy listening" muziek. Volume niet te hoog. Lekker rustig rijden in het duister.

’s Morgens als ze wakker worden is de kombuistafel gedekt. Een kan verse koffie staat voor ze klaar en in een mandje liggen nog warme broodjes.

‘We hebben we toch schatten van mannen niet, kijk nou alles staat klaar voor ons ontbijt’, zegt Joyce.

Janneke ploft neer op een stoel, ‘Mijn god, wat heb ik een kater. Waar is de koffie, hier met die kan.

Ze schroeft de dop los en schenkt zichzelf in, dan valt de dop van de kan en plonst in haar kopje.

‘Shit, waar is een doekje, geef me een doekje.’

Joyce komt met een doekje en maakt de tafel droog.

‘Je moet ook niet zoveel van dat spul drinken.

Suzanne komt de kombuis binnen, ze geeuwt en wrijft de kladden uit haar ogen en gaat dan op de bank bij de kombuistafel zitten.

‘En hoe voelen jullie je’, vraagt Suzanne.

‘Gaat’, zegt Joyce.

‘Kut’, zegt Janneke

Mark en Peter komen de kombuis binnen via het trapje vanaf het dek.

‘Goede morgen dames en hoe was het feest?’

‘Kut, kut en nog eens kut, ik heb liggen neuken met een vent met een knik in zijn penis, dat voelde wel zo raar.

‘Ben je niet klaargekomen dan.’

‘Ja, dat wel…’

‘Nou wat zeur je dan.’

‘Suzanne, het schip is klaar voor vertrek, mag je man al een eindje rijden’, zegt Mark.

‘Hij wordt morgen uit het ziekenhuis ontslagen Mark.’

‘Mooi, dan varen we morgen uit. Er is een groep van drie piraten waargenomen bij Amtiki dat is halverwege onze tocht naar Dinemathu. Ze zullen proberen ons daar te onderscheppen maar dat zal ze niet lukken. We zijn nu veel sneller. We hebben gisteren een proefvaart gemaakt en het schip haalt nu zesentwintig knopen scherp aan de wind en jullie weten Dinemathu is de hele tocht scherp aan de wind. Het is zesduizend mijl dus tien dagen varen.’

Ik zit op het dek. We zijn het atol Amtiki zojuist voorbijgevaren en we verwachten ieder moment de zeilen van de drie piraten te zien. Ik herstel goed van mijn verwondingen maar ben nog niet de oude. Ik zit in de schaduw van het grootzeil. De blauwe zon Fawaris schemert door het zeildoek en kleurt alles blauw. Suzanne komt naast me zitten ze reikt me een kop koffie aan.

‘Waar denk je aan’, vraagt ze me.

Ik leg een hand op haar buik, ‘Aan onze dochter.’

‘Wat leuk.’

‘Ik zit me te bedenken dat ze planeet waar ze verwekt is nooit zal zien.’

‘Vind je dat erg?’

‘Ik houd van deze planeet en ik houd van dit leven. Zou je dat ook niet willen, varen van eiland naar eiland op de eeuwige passaatwind keer op keer de planeet rond. Zwemmen in het kristalheldere reine water als we voor anker liggen bij een atol om water en voedsel in te slaan, zo heerlijk ongecompliceerd.’

Ze kijkt me aan en vlijt zich tegen me aan.

‘Het zal niet gaan reiziger we moeten naar Azelfafage anders zul je sterven en echt dan maak ik mijn laatste reis.’

‘Ik woon in Winschoten, een provinciestadje in het Noorden van Nederland. Ik woon in een rijtjeshuis aan de kastanjelaan, tuintje voor, tuintje achter, woonkamer en drie slaapkamers.’

‘Dus ruimte genoeg voor een kinderkamer.’

‘Nieuw behang.’

‘Ja fotobehang, roze teddybeer met roze bloemetjes.’

‘Kijk daar.’

‘Wat bedoel je.’

‘Daarginds, drie zwarte zeilen.’

‘De piraten.’

‘Mark, Peter de piraten.’

Mark komt bij hen staan met zijn verrekijker.

‘Die twee achterste gaan ons missen, alleen over die voorste maak ik me zorgen. Ze varen alle drie in de wind dus ze gebruiken hun motoren. Wij varen op halve wind dus we bereiken onze topsnelheid. We zullen zien.’

De volgende ochtend zijn de twee achterste piraten achter de horizon verdwenen het derde piratenschip is langszij gekomen en gebruikt nu zijn zeilen. Het schip ligt nog voor ons maar we zijn sneller en halen het schip in.

Wat later in de ochtend komen we langszij maar de afstand is meer dan honderd meter.

Suzanne pakt de Fawaris boog en een handvol met pijlen.

‘Wat ga je doen Suzanne’, vraagt Mark.

‘Ik ga de stuurman doodschieten.’

‘Kun je dat?’

‘We zullen zien.’

Ze legt een pijl aan en drukt op de releaseknop van de compoundboog.

‘De pijl raakt de stuurman in zijn arm.’

Maar hij geeft geen krimp.

De tweede pijl treft hem echter in zijn keel. De helmstok schiet uit zijn handen en het schip maakt een rare slinger. Een van de drijvers komt uit het water en het schip verliest zijn stabiliteit. Even nog blijft het aarzelen maar slaat dan om. Een tiental piraten springen nog net op tijd over boord en zwemmen dan naar onze catamaran. Sommigen van hen met een mes tussen hun tanden. Maar ons schip vaart door en maar een viertal van hen weten ons schip te bereiken. De andere zes wacht een afschuwelijke dood op het water. De vier andere proberen aan boord te klimmen maar Mark en Peter schoppen ze terug het water in. Een van hen weet echter aan boord te komen en probeert Peter met zijn mes te steken. Maar voor Suzanne is dit geen probleem. Ze schiet de piraat een pijl door zijn hoofd.

‘Dat was dichtbij Suzanne’, zegt Peter geschrokken.

‘Heel dichtbij Peter, dus geen probleem’, zegt ze gelaten.

Na vijf dagen varen ze de haven van Dinamathu binnen. Ze meren aan bij een kade. En dan is het moment gekomen om afscheid te nemen.

‘Net als in Levianathu maar een kwartiertje lopen langs de boulevard en dan ben je bij het paleis van de meesteres van afscheid’, zegt Joyce.

‘Oh Suzanne’ en ze geeft haar een kus, ‘Je bent altijd welkom zeevaardster en de reiziger ook natuurlijk. Ga met Lena’s zegen’, Joyce laat een traan.

Ik geef Joyce en Janneke een kus en geef Mark en Peter een hand.

‘We zien jullie wel weer’, zeg ik.

Gezamenlijk lopen we langs de boulevard naar het paleis van de meesteres van afscheid. Het blijkt een imposant gebouw in Classicistische bouwstijl. De mooie symmetrische voorgevel met zijn witgepleisterde pilasters en het driehoekig fronton boven de ramen en zijn middenrisaliet met daaronder de toegangsdeuren. Het gebouw staat in een kleine maar goed verzorgde tuin. We lopen de trap op naar de toegangsdeur en bellen aan.

Een man in rokkostuum doet open en kijkt hen minachtend aan. Zeevaardersvolk denkt hij, lompenvolk.

Maar dan ziet hij mijn ring.

‘Reiziger komt u binnen de meesteres verwacht u.’

We willen naar binnen gaan. Maar hij houdt mijn Suzanne tegen.

‘Zij kan buiten blijven wachten.’

‘Zij is mijn vrouw, ze komt met me mee.’

De majordomus brengt ons naar de vertrekken van de meesteres van afscheid.

‘Mevrouw, de reiziger.’

Een wat ouder wordende vrouw in een bordeauxrode lange jurk staat op en komt op hen toe. Ze heeft prachtige lange krullende blonde haren die contrasteren met het rood van haar jurk. Haar parfum doet herinneringen in me opkomen. Haar fonkelende bruine ogen, haar kraaienpootjes die een gevorderde leeftijd verraden geven haar iets sympathieks.

‘Suzanne wat doe jij hier?’, zegt de vrouw.

‘Dit is mijn man Petronella.’

‘Oh, dus je hebt je onsterfelijkheid opgegeven voor deze man?’

‘Ja, ik houd van hem.’

‘Oh, de liefde. Kom meisje laat me eens even naar je kijken. Je bent zwanger van een dochter en je draagt een zeevaarders armband, geheiligd door Lena’s laatste reis. Ik hoef niets meer te doen. Vannacht slapen jullie in mijn bed en herbevestigen jullie je liefde en dan gaan jullie op reis naar Azelfafage. Op Azelfafage treden jullie in het huwelijk. De hoogste priesteres zal jullie huwelijk zegenen.’

Het is al laat in de middag en de meesteres vraagt of ze iets willen eten. Ze roept om Henri. De majordomus gekleed in zijn rokkostuum komt binnen.

‘Henri wil je iets te eten maken voor ons. Iets eenvoudigs dat snel klaar is?’

‘Ja mevrouw.’

‘En Henri, breng ons een glas van die heerlijke witte wijn van gisteren je weet wel Bella Vittoria Pinot Grigio delle Venezie.

‘Ja mevrouw.’

Petronella pakt Suzannes handen, ‘oh Suzanne ik zie het aan je ogen je bent echt verliefd op je man.’

Suzanne knikt, ze vindt het een beetje gênant om het te bevestigen waar haar man bij zit.

‘Maar ik moet jullie waarschuwen voor Azelfafage, het is een gevaarlijke planeet. Er zal jacht op jullie gemaakt worden. En het gevaar komt van alle zijden. Mensen waarvan je denkt dat het je vrienden zijn verraden je waar je bij staat. Je kunt echt niemand vertrouwen. Denk daaraan zodra je daar land.’

Henri komt binnen met een fles wijn en drie glazen en schenkt hen een glas in.

‘Wanneer kunnen we eten Henri.’

‘Over een halfuurtje mevrouw.’

‘Het zal moeilijk zijn om de meesteres van aankomst te vinden. Ze wordt zelf steeds bedreigd en houdt zich daarom verborgen en verblijft steeds op een andere plaats. Jullie moeten haar vertrouwelinge zien te vinden maar ook die laat zich niet gemakkelijk zien. Ze heet Marianne en ze woont in “Pacific High Town” Je kunt haar vinden in diverse gelegenheden. Maar vraag in godsnaam niet naar een Marianne.’

Petronella geeft Suzanne een omschrijving van het uiterlijk van Marianne.

‘Kun je haar zo herkennen Suzanne?’

‘Ja Petronella geen probleem.’

Henri brengt het eten binnen, inderdaad eenvoudig, worteltjes, aardappels en een gehaktbal. Gezonde Hollandse kost dat wel.

Na het eten blijven we nog een tijdje praten en drinken nog een glas wijn.

Dan staat Petronella op.

‘Kom, ik breng jullie naar mijn slaapkamer.’ We lopen de brede trap op naar boven en komen dan op een overloop. In het midden is er een dubbele deur die toegang geeft tot Petronella’s slaapkamer. `

We lopen de kamer binnen. Petronella blijft buiten staan en kijkt naar hen. Suzanne loopt terug en vliegt Petronella in de armen en geeft haar een kus.

‘Suzanne pas goed op jezelf en pas goed op je man.’

‘Doe ik Petronella, maak je geen zorgen en vaarwel. Dan sluit ze de deuren.

Ik lig inmiddels plat op het grote bed. De koele zwarte zijde voelt heerlijk aan. Ik voel de geborduurde zwaan in mijn nek. Ik rek me wellustig uit.

Suzanne komt naast me liggen.

‘En Suzanne, wat denk je, zou één kusje genoeg zijn?’

Suzanne rolt zich tegen me aan en legt haar arm op mijn borst. Met haar wijsvinger wrijft ze over het litteken van de pijlwond in mijn buik.

‘Eén kusje maar?’, vraagt ze.

Ik speel met haar lange krullende zwarte haren en kijk haar aan.

Ik zie de liefde in haar ogen. En zou zij de mijne zien?

Maar dan slaat ze haar armen om me heen en trekt ze me naar haar toe en kust me.

‘Eén kusje dan.’

Ach nee, niet genoeg. Ik neem haar gezicht in mijn handen en kus haar, kus haar en kus haar.

Dan wrijf ik over de ring en de slaapkamer hult zich in nevelen, de sterren schieten als schichten langs ons heen en de blauwwitte sub reus Azelfafage wordt groter en groter.

Copyright © Reuel 2025
Trefwoord(en): Romantiek, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...