Door: Mucike
Datum: 03-08-2025 | Cijfer: 9.8 | Gelezen: 2244
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 56 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 56 minuten | Lezers Online: 1
Terug Naar Hoe Het Bedoeld Was
Tessel had lang gedacht dat haar lichaam geen geheugen had. Dat wat haar overkomen was, ver achter haar lag, in een afgesloten kamer waar ze de sleutel van had weggegooid. Althans, dat had ze zichzelf wijsgemaakt. Wat niet benoemd werd, bestond gewoonweg niet. Wat geen beeld kreeg, kon niet bestaan.
Ze was achtentwintig inmiddels en op papier zelfstandig. Ze had immers een voltooide studie culturele antropologie, een baan bij een NGO die zich richtte op seksespecifiek geweld en een appartement op drie hoog in Rotterdam, met een balkon dat uitkeek op een verlaten schoolplein. Ze was geen slachtoffer, niet meer. Dat had ze vastgelegd in heldere bewoordingen, tijdens de vele therapie sessies, in haar dagboeken en in één lange, ingehouden mail aan haar moeder die ze nooit had verzonden.
Wat gebeurd was had ze ver weggestopt, bedolven onder meerdere mentale beschermingslagen. Iets van vroeger op de middelbare school. Een oudere jongen. Geen verkrachting in de juridische zin. Geen geweld met blauwe plekken. Maar wel een situatie waarin haar grenzen als glijmiddel dienden en haar aarzeling als toestemming werd gelezen. En waarin dwang en manipulatie als mannelijke kwaliteiten werden gezien. Wat anderen, als het hen overkwam, achteloos achter zich lieten, bleef bij haar, zeurend en soms etterend.
Tessel had daarna de lijnen strak proberen te trekken. Geen vaste relaties of andere verwarring. Seks kon, maar onder voorwaarden. Zij bepaalde het tempo, het moment en het verloop. Ze had zich op een functionele manier leren openstellen, net genoeg om nabijheid toe te laten zonder dat die te intiem werd. Het werkte meestal, in zekere zin. Soms liep ze vast in het bed van iemand die te veel vroeg. Dan trok ze zich terug, met een vaag bericht of een plots einde aan het contact. Dan ging ze de stad in met vriendinnen, dronk iets met limoen en munt en danste op haar gemak tot de beat de laatste gedachten uit haar hoofd had geslagen.
Ze wist natuurlijk dat er iets niet klopte. Ze voelde het niet dagelijks, maar het zat er, soms onder haar huid en soms erop. In de manier waarop ze nooit echt ontspande. In het schrikken van een plotselinge aanraking. In het niet kunnen klaarkomen, tenzij ze helemaal alleen was met een koptelefoon op, in controle over het beeld en het geluid van vrouwvriendelijke porno.
Tessel kende de woorden. Dissociatie. Seksuele scriptverstoring. Chronische spanning. Ze had ze niet zelf bedacht, maar was er in de loop der jaren door anderen op gewezen en herkende zich erin. Ze kon er helder over spreken, in de abstractie, op veilige afstand. Maar niet in het lijf. Niet als het echt werd. Niet als iemand iets in haar wilde raken wat zij had afgeleerd om te voelen.
En toch, de laatste tijd wilde ze iets anders. Niet onmiddellijk en zeker niet met iedereen. Maar ze voelde het al een tijdje. Dat iets vanbinnen zich niet meer op zijn plek voelde en zich voorzichtig aan het uitstrekken was. Een verlangen, niet naar seksuele intimiteit persé, maar naar verzachting, naar een toestand waarin ze alle muren om haar heen kon laten afbrokkelen en alle maskers kon laten vallen. Naar een ontmoeting waarin niets moest, maar wél alles mocht.
En net in de periode dat dat verlangen in haar langzaam boven kwam drijven, kwam er uit onverwachte hoek iets binnen wat ze niet had zien aankomen.
Een uitnodiging. Niet persé zakelijk of vrijblijvend vriendschappelijk bedoeld, maar iets daartussenin. Een suggestie van iemand die haar kende, al jaren, en die aan weinig woorden genoeg had om te begrijpen dat er iets scheef zat, al sprak Tessel er zelden over. Ze opende het bericht met scepsis, maar las het tot het eind.
De uitnodiging kwam via een vriendin die haar langer kende dan wie dan ook. Niet uit de kindertijd, maar van de universiteit, waar ze samen hadden gestudeerd en sindsdien met tussenpozen contact hielden. Het was geen voorstel dat ze meteen serieus nam. “Het is een meerdaagse retraite,” had de vriendin gezegd. “Niet zweverig, niet soft. Wel echt. En je hoeft niks te delen wat je niet wilt.”
Tessel had de website bekeken. Een oud klooster op het platteland, omgebouwd tot een stille plek voor kleine groepen. Geen workshops met cirkels en klankschalen, of rebirthing sessies, maar sessies in tweetallen. Lichaamsgerichte oefeningen en massages, geïnspireerd op Shiatsu, bedoeld om vertrouwen, aanwezigheid en contact in relaties te herstellen. Gebruikmakend van de meridianen waardoor de verschillende soorten energie in het menselijk lichaam stromen. En dat allemaal gebaseerd op Traditional Chinese Medicine.
Ze voelde weerstand tegen de taal en het idee aangeraakt te worden door vreemden. Maar ze was ook nieuwsgierig naar de mogelijkheden. Ze had het gevoel dat haar lichaam iets wilde wat haar hoofd nog niet bij kon benen. En misschien kon dit de weg zijn waarop haar lichaam en haar hoofd gezamenlijk aan een reis konden beginnen. Ze sloeg de pagina weg, maar de dag erna zocht ze hem toch weer op.
Ze schreef zich in zonder erover te praten. Een korte mail, daarna een bevestiging. De groep zou uit acht tot tien mensen bestaan. Mannen en vrouwen, zonder programma dat toewerkte naar een vooraf vastgesteld en vastomlijnd einddoel. Alleen aanwezigheid, aanraking en afstemming. Tessel besloot haar vriendin niet mee te nemen. Ze wilde dit alleen doen. Niet uit onafhankelijkheid, maar omdat ze niet wilde dat iemand daar haar kende zoals ze was. Ze wilde met een schone lei beginnen, aan iets nieuws.
De week voor vertrek bleef ze onrustig. Ze kon zich niet goed concentreren op haar werk, scrolde door e-mails zonder te lezen, was wat sneller geïrriteerd dan anders. Ze had zich voorgenomen om geen verwachtingen te hebben, maar merkte dat die zich toch stilletjes opdrongen. Misschien zou er niets gebeuren. Misschien zou ze na één oefening al afhaken. Maar iets in haar wilde in elk geval aanwezig zijn, niet als deelnemer aan een programma, maar als iemand die haar lichaam wilde terugvinden.
Op zaterdagochtend pakte ze haar tas. Twee comfortabele broeken, vier T-shirts, een vest dat ze zelden droeg omdat het te zacht was, bijna teder. Ze nam haar notitieboek mee, haar telefoonlader, een boek dat ze waarschijnlijk niet zou lezen. En een flesje massageolie, gekregen ooit, nog ongeopend.
De treinrit was rustig. Ze keek uit het raam, zag hoe de stad langzaam oploste in weilanden en verspreide dorpen. Bij aankomst stond er een bordje met de naam van de plek, een pad dat leidde naar een oude abdij, gedeeltelijk omgeven door een lage muur. Binnen rook het naar hout en boenwas. In de entree lag een lijst met namen en kamernummers. Ze vond de hare. Kamer 7.
Niemand sprak. Alleen een vrijwilliger wees haar de weg. Op haar kamer stond een linnen zak met een foldertje erin en een kort bericht. “Welkom. Hier mag je vertragen.”
Ze legde haar tas neer, ging op het bed zitten en luisterde naar de stilte. Er was buiten geen verkeer te horen, en binnen was het stil. Ze hoorde geen muziek of stemmen. Alleen een traag gekraak van het gebouw zelf, als er iemand ergens over de houten vloer liep. Het had allemaal iets bekends en dat gaf haar een vertrouwd gevoel.
Ze had haar jas over de stoel gehangen, haar tas nog gesloten op het bed. De kamer was klein, met witgekalkte muren en een houten vloer die licht kraakte toen ze naar de passpiegel liep die tussen kast en raam was bevestigd.
Ze bleef staan en bekeek zichzelf in de spiegel. Rechte rug, armen losjes naast haar lichaam. Haar figuur was slank maar niet fragiel. Goed geproportioneerd met misschien net iets te brede schouders voor haar postuur, lange benen en een platte buik die ze meestal als grens beschouwde, iets tussen haarzelf en de ander in. Haar borsten waren noch klein, noch groot, vol en duidelijk zichtbaar onder het losvallende T-shirt. Haar haar, bruinrood, met een lichte slag, droeg ze meestal los, maar nu had ze het samengebonden in een nonchalante knot die halverwege haar nek begon uit te zakken. Haar gezicht was fijn, met een lichte scherpte rond haar kaak en een frons tussen haar wenkbrauwen die zich de laatste jaren had ingegraven, maar alleen bij stress zichtbaar werd.
Ze had een dubbel gevoel bij haar verschijning — dankbaar voor haar goede figuur, maar tegelijk was het vaak ook een bron van ongewilde aandacht.
Ze keek niet lang. Maar lang genoeg om iets te zien dat haar verraste: haar gezicht stond zachter dan ze had verwacht.
Misschien kwam het door de stilte en de serene rust van het oord. Of door het ontbreken van blikken van anderen. Misschien zelfs door het idee dat ze hier niets hoefde te bewijzen. Ze bewoog haar handen naar haar buik en legde ze daar neer, alsof ze iets wilde bevestigen. Niet bezweren. Alleen even voelen dat ze er nog was, als lichaam. En dat ze niet alleen in haar hoofd zat.
Straks zou het beginnen.
Ze had net haar trui opgevouwen en op de stoel gelegd toen er zacht op haar deur werd geklopt. Twee korte tikken, niet opdringerig. Ze opende de deur. Een vrouw van in de vijftig, met grijs opgestoken haar en een linnen tuniek, glimlachte vriendelijk.
‘Welkom, Tessel. Ik ben Marianne, de gastvrouw tijdens de retraite. Als je wil, verzamelen we straks in de serre voor een eerste kennismaking.’
Tessel knikte, bedankte, en sloot de deur weer. Ze trok een vest aan en liep een paar minuten later naar beneden, haar voeten zacht op de houten trap.
In de serre was het licht diffuus. De zon had zich teruggetrokken achter dunne wolken, en het glas ademde zacht in de koelere lucht van de ochtend. Tessel stond bij een schaal met kruidenthee toen ze hoorde dat er iemand aan kwam lopen. Met een rustige tred, zonder aarzeling, met een vanzelfsprekendheid die haar onbewust alert maakte.
Ze draaide zich om…., en zag hèm.
Een man van in de dertig, iets langer dan gemiddeld, slank maar stevig gebouwd. Zijn gezicht had iets rustigs, met een stoppelbaard en bruine ogen die niet aan het zoeken waren, en daardoor rust uitstraalden.
En meteen wist ze wie hij was.
Michaël.
Haar borstkas trok samen. Alsof er een oude herinnering uit haar lichaam werd losgeweekt, nog voor haar hoofd het kon benoemen. Eén seconde slechts, maar intens.
Hij keek haar aan met een zweem van herkenning. Niet indringend, maar gewoon kalm. Hij glimlachte lichtjes.
Ze zette haar beker neer. Haar vingers trilden nauwelijks zichtbaar. Ze wist niet of hij het zag.
‘Goedemorgen,’ zei hij, ‘Tessel, toch?’
‘Hallo! Inderdaad en jij bent toch Michaël?’ zei ze terug, haar stem iets te hoog, haar glimlach kort. Ze klonk net iets te vrolijk, te lichtvoetig. Niet zoals ze had gewild.
‘Klopt! Het moet zeker alweer een paar jaar geleden zijn geweest dat we elkaar hebben ontmoet. Hoe is het met je?’
‘Het gaat zijn gangetje, niets bijzonders. Nog steeds bezig met hetzelfde onderwerp. En jij?’
‘O, ik heb een sabbatical. Ga nu voor een jaar allerlei interessante onderwerpen na, zoals deze retraite.’
Voordat hij aan Tessel kon vragen waarom zij bij de retraite aanwezig was, werden ze verzocht te gaan zitten.
Hij verontschuldigde zich, reikte langs haar heen om een map van de tafel te pakken en ging zitten. Geen opdringerigheid. Alleen zijn aanwezigheid, precies zoals ze die herinnerde van toen.
Ze had hem één keer eerder meegemaakt. Tijdens dat panelgesprek in de aula van de universiteit, nu drie jaar geleden. Zij was toen een van de sprekers, en het ging mis. De zaal, het onderwerp, haar eigen zenuwen, op een bepaald moment had ze zich verslikt in haar woorden, de draad kwijtgeraakt. En hij, de moderator, had haar gered. Niet door het over te nemen, maar door een vraag te stellen die haar terugbracht. Rustig. Respectvol. Maar ook onmiskenbaar sturend.
Ze had zich verschrikkelijk gevoeld daarna. Omdat hij het goed bedoelde, ja. Maar vooral omdat zij het niet zélf had gedaan.
En nu was hij hier en zij moest de tijd in zijn nabijheid doorbrengen, terwijl ze lichaamsgericht bezig zouden gaan. Niet wat ze had gehoopt of voorzien.
Ze pakte haar thee en een map van de tafel en ging ook maar zitten.
De stoelen in de serre stonden in een halve cirkel opgesteld. De ochtendzon probeerde door de beslagen ruiten te breken, maar werd getemperd door het vocht in de lucht. Er hing een geconcentreerde rust, alsof niemand te hard durfde te ademen.
De leider van de retraite, een tengere man van in de zestig met grijs haar tot op zijn schouders, heette Marco; zo had hij zich voorgesteld. Hij had een kalme stem en sprak traag, zonder nadruk, alsof de woorden vanzelf hun plek moesten vinden.
‘We gaan deze dagen niet praten over relaties,’ zei hij. ‘We gaan ze voelen. Niet in abstracte termen, maar in aanraking, houding en in ademhaling. Dat kan ongemakkelijk zijn, zeker in het begin. Dat mag. Je hoeft niets te forceren. Maar ik vraag je wel om aanwezig te blijven. Niet alleen voor de ander, maar vooral voor jezelf.’
Hij keek de kring rond en liet een stilte vallen.
‘De oefeningen zijn gebaseerd op shiatsutechnieken, maar je hoeft niets te weten of te geloven. Alleen je lichaam is voldoende. Soms wordt er gewerkt met drukpunten, soms met massages. En soms is het niet meer dan elkaars aanwezigheid leren verdragen.’
Weer een korte pauze.
‘Voor het grootste gedeelte van de retraite werken we in tweetallen. De meeste van jullie hebben zich per twee aangemeld. Voor wie dat niet het geval is, zorgen wij voor een evenwichtige koppeling.’
Tessel voelde iets in haar borst samentrekken. Ze keek niet opzij, maar ze wist het.
Marco keek op zijn lijstje. ‘Tessel, jij werkt samen met Michaël.’
Hij zei het zonder nadruk. Het klonk als een constatering, zonder enige verborgen of diepere betekenis. En kennelijk waren Michaël en zij de enigen die zich niet als koppel hadden aangemeld.
Ze haalde adem, knikte bijna onmerkbaar en keek pas daarna opzij. Michaël zat rechtop, handen op zijn bovenbenen, zijn blik kalm en open. Hij knikte haar toe. Een flauwe glimlach op zijn gezicht en die kalme aanwezigheid die haar opnieuw uit balans bracht.
De groep begon te bewegen, stoelen werden verschoven, tweetallen vormden zich. Marco wees hen een mat aan in een enigszins afgescheiden deel van de ruimte, waar het stiller was en het licht zachter viel. En waar zij de enigen waren.
Tessel liep voor hem uit, haar rug iets rechter dan nodig. Ze hurkte neer op de mat, vouwde haar benen onder zich, zoals ze bij yoga geleerd had. Michaël ging tegenover haar zitten. Ze ontmoetten elkaars blik. Niet dwingend of ontwijkend. Alleen het begin van een oefening. Maar haar binnenkant stond strak gespannen.
Marco’s stem klonk vanuit de serre.
‘We beginnen eenvoudig. Ga tegenover elkaar zitten. Sluit je ogen. En luister eerst een minuut lang naar de ademhaling van de ander. Doe zelf niets. Alleen luisteren.’
Tessel sloot haar ogen. In haar buik bonkte het ritme van haar hart tegen de binnenkant van haar ribbenkast. Ze luisterde. Naar hem.
Zijn adem was rustig, beheerst, en niet oppervlakkig. Alleen aanwezig. In en uit. In en uit.
Ze voelde hoe haar borstkas zich langzaam begon aan te passen aan zijn ritme. Niet vanuit ontspanning, maar vanuit iets anders. Misschien was het overgave. Misschien was het vermoeidheid. Misschien was het iets wat ze nog geen naam kon geven.
Marco’s stem klonk opnieuw, vanuit de andere ruimte:
‘Voor deze oefening blijven jullie tegenover elkaar zitten. Jullie gaan elkaar nu aanraken, zonder een ander doel dan te voelen. Alleen maar verkennen hoe het is om iemand aan te raken, of aangeraakt te worden, met volledige aandacht. Begin met de handen. Eén legt de hand in de hand van de ander. En dan omgekeerd. Zonder te praten. Daarna wissel je blikken uit, dertig seconden. Dan ronden we af.’
Tessel opende haar ogen. Michaël keek haar aan. Een zachte kalme blik in zijn ogen. Slechts met berusting en een kleine glimlach die haar net niet ontwapende. Hij wachtte.
Ze knikte kort. Haar handen bewogen naar voren, aarzelend. Michaël liet zijn handen rusten op zijn knieën, met de palmen opengedraaid, alsof hij niets aanbood en niets eiste, alleen beschikbaar was.
Zij legde haar hand in de zijne. De aanraking was nauwelijks voelbaar, haar vingers licht gespannen. Hij sloot zijn hand om de hare, warm, stevig, maar niet hard. Ze voelde hoe haar schouders zich aanspanden, reflexmatig.
Zijn duim maakte een trage, kleine beweging over haar handrug. Niet als geruststelling, maar als erkenning.
Ze haalde adem. Langzaam. Niet diep.
Toen wisselden ze. Zijn hand kwam in de hare. Haar vingers sloten zich eromheen, stroef eerst, daarna iets losser. Ze probeerde zich te focussen op de huid, de temperatuur, de textuur van zijn hand. Niet op het feit dat het een man was. Of op dat ze dit toeliet.
‘Is dit oké?’ fluisterde hij, zijn hoofd licht gebogen, zijn stem nauwelijks hoorbaar.
Ze knikte. ‘Ja.’
Ze wist niet waarom ze het zei. Misschien omdat het waar was of omdat het een reflex was.
‘Dank je,’ zei hij zacht.
Toen zei Marco: ‘Kijk elkaar nu in de ogen. Dertig seconden. Zeg niets.’
Ze draaide haar hoofd op, hun handen nog verbonden. Michaël keek haar aan. Niet op zoek naar iets specifieks of bij wijze van een analyse. Hij keek alleen met aandacht, zacht en open.
Ze hield zijn blik vast. Eerst uit beleefdheid. Daarna uit iets wat daarachter lag en dat haar onrust gaf, maar haar ook ergens raakte.
Een rilling trok langs haar rug. Niet van kou, maar van binnenuit. Zijn blik vroeg niets. Maar nam ook niets weg van haar onrust.
Ze merkte dat haar ademhaling onregelmatiger werd. Dat haar buik iets samentrok. Dat haar knieën stijf aanvoelden, alsof ze zichzelf bijeenhield.
Toen, voor het eerst, zag ze zijn mondhoeken iets omhooggaan.
Niet om te lachen.
Maar om haar te laten weten: ik zie je.
En dat was erger dan aanraken.
Want het voelde… alsof ze even niets kon verbergen.
Na een korte drinkpauze werd de groep opnieuw uitgenodigd op de matten. Marco stond in het midden van de ruimte, zijn stem beheerst maar uitnodigend.
‘Deze oefening is bedoeld om ontspanning en overgave te verkennen via de rug. Een van jullie ligt op de buik, de ander maakt contact via lichte druk op de ruggengraat en met langzame bewegingen van boven, beginnend bij de nekwervels tot aan het sacrum. Niet therapeutisch, zonder expliciet doel. Alleen voelen, luisteren en volgen. Dan wisselen jullie.’
Tessel aarzelde niet zichtbaar, maar voelde vanbinnen hoe alles zich aanspande. Haar rug was een plek waar ze liever met rust werd gelaten. Maar dit was de opdracht, en zij had ervoor gekozen hier te zijn.
Ze lag op de buik, haar hoofd opzij gedraaid, ogen gesloten. Ze voelde hoe Michaël zich naast haar neerzette, hoe zijn handen even boven haar hingen, dat kleine moment van aarzeling waarin hij kennelijk voelde dat zijn aanraking iets zou betekenen.
Toen raakten zijn handpalmen haar nek en haar schouders. Niet opdringerig. Alleen warm, open. Zijn vingers spreidden zich langzaam over haar schouderbladen en gleden toen via lichte druk langs haar ruggengraat naar beneden. Geen grijp- of kneedbewegingen. Alleen de lijnen volgen van wat er al was.
Ze merkte hoe haar ademhaling zich verdiepte. Niet omdat ze dat wilde, maar omdat haar lichaam zich eraan overgaf. Voor het eerst in tijden voelde ze haar rug niet als een grens, maar als een plek waar aanraking welkom was.
Toen hij bij haar onderrug aankwam, pauzeerde hij even. Zijn handen bleven liggen, warm, stil.
Ze voelde hoe haar kaken ontspanden.
Niet alles was weg. Niet de alertheid, niet de twijfel.
Maar iets in haar zei: dit kan. Zo, precies zo.
Na afloop had iedereen zich teruggetrokken: sommigen naar hun kamer, anderen naar de tuin of de kleine bibliotheek. Tessel was op haar sokken de gang overgestoken naar het keukentje. Ze had geen zin in sociale gesprekken, alleen in iets warms.
Toen ze het theekastje opende, hoorde ze een zachte beweging achter zich. Ze draaide zich half om.
‘Zit je ook al in de fase van behoefte aan cafeïne?’ vroeg Michaël. Zijn stem was laag, niet opdringerig. Hij leunde met zijn heup en een hand tegen het aanrecht, de andere arm losjes langs zijn lichaam.
Ze knikte. ‘Of iets dat lijkt op houvast.’
‘Mag ik je iets vragen?’ zei hij.
Ze keek op.
‘Tijdens de oefening… je veranderde halverwege. Alsof je van weerstand naar iets anders ging. Wat gebeurde er?’
Ze zweeg even. Dacht na. ‘Mijn rug is een moeilijke plek. Ik laat daar bijna niemand komen. Maar jij… forceerde niet. Je drong niets op.’
Hij knikte langzaam. ‘Het was alsof jouw rug mijn handen vertelde wat wél mocht. Ik weet nog dat iemand ooit iets soortgelijks zei over míjn ademhaling. Dat ze hem wilde volgen, maar dat ik niet durfde te ademen. Ik vond het toen vreselijk confronterend… maar het was wèl ergens het begin van.’
Ze zweeg opnieuw. Zijn woorden waren precies goed. Niet te intiem of te afstandelijk.
‘Ik denk dat ik dat niet gewend ben,’ zei ze. ‘Dat iemand luistert, laat staan met zijn handen.’
Ze schonk twee mokken in. Deed er niets in, geen suiker, geen melk. Gaf hem één van de mokken aan.
‘Dank je,’ zei hij.
Ze namen allebei een slok. Geen stilte vol spanning, alleen het genot van de cafeïne.
‘Ik ben blij dat jij mijn partner bent hier,’ zei hij toen, terwijl hij zijn mok neerzette. ‘Je bent helder. Zelfs als je je afsluit.’
Ze keek hem aan. Kort.
‘Dat zie je goed,’ zei ze.
‘En ik hoop dat we dit zo kunnen voortzetten,’ voegde hij eraan toe.
‘Al zouden we het anders willen, veel mogelijkheid om het anders in te delen heeft Marco niet,’ zei ze toen.
‘Dan ben ik bang dat je met mij opgescheept zit,’ zei hij met een glimlach.
Ze keek hem aan, met iets van een glimlach op haar lippen en zei op plagende toon: ‘Ach, ik had het véél slechter kunnen treffen!’
Aan zijn gezicht zag ze dat hij dit wel kon waarderen.
Ze bleven nog even staan in de keuken, ieder met een mok in de hand, zonder dat er nog veel gezegd werd. Het was geen ongemak, eerder een tijdelijke verzadiging van wat gedeeld kon worden.
Toen zette zij haar lege mok op het aanrecht. ‘Ik ga me even terugtrekken,’ zei ze zacht. Niet als excuus, maar als grens.
Hij knikte alleen. ‘Tot straks.’
Ze liep terug naar haar kamer, met langzame passen, alsof ze iets van het gesprek nog met zich meedroeg. De gang was stil. In haar kamer rook het nog naar haar vest. Ze sloot de deur achter zich en leunde er even tegenaan.
Haar hoofd was niet vol. Maar ook niet leeg. Er zat iets tussenin. Ze wist alleen nog niet wat.
In haar kamer was het stil. Het raam stond op een kier. De lucht was koel, het geluid van de wind zacht en gedempt door de dikke muren van het gebouw. Tessel trok haar vest uit, legde het over de leuning van de stoel en ging op het bed zitten. Niet uit vermoeidheid, maar om bij te komen van wat ze niet goed kon benoemen.
Ze ademde diep in. De geur van kruidenthee hing nog in haar neus. Onder haar trui voelde ze een lichte warmte op haar rug, precies op de plek waar Michaëls handen haar hadden geraakt. Niet spectaculair, niet intiem, maar precies afgestemd. Zacht, traag, afstemmend. En haar lichaam had geantwoord, zonder dat ze het had gevraagd.
Ze liet zich langzaam achterover zakken op het bed en keek naar het plafond. Haar handen lagen losjes op haar buik, haar knieën iets opgetrokken. Ze voelde haar lijf natrillen, niet van spanning, maar van een trage ontspanning die haar onrustig maakte. Alsof haar lichaam iets had toegestaan waar haar hoofd nog niet helemaal in mee was gegaan.
Ze sloot haar ogen. De aanraking was nergens grensoverschrijdend geweest, maar toch voelde ze zich ietwat ontdaan. Niet uitgekleed, maar doorzien. En vreemd genoeg… niet onveilig. Ze dacht aan zijn blik, aan de manier waarop hij niets vroeg en toch alles leek te horen.
Ze legde haar hand op haar zij, waar zijn hand kort had gerust. Haar vingers drukten zacht. Er was niets mis met deze aanraking. Niets mis met wat ze voelde. En toch… het was jaren geleden dat haar lijf zo direct had geantwoord.
Een lichte huivering trok door haar heen. Ze bleef liggen, haar ogen gesloten, terwijl haar ademhaling langzaam zakte naar haar onderbuik.
Ze was verbaasd over zichzelf. Over hoe haar lichaam iets had toegestaan zonder dat ze eerst alles had afgetast, gecontroleerd of overdacht. Het was geen toeval. En ook geen uitglijder. Iets in haar wilde dit blijkbaar al langer.
’Misschien,’ dacht ze, ’begint het hier.’
Niet met een gesprek of een plan. Maar met het opnieuw toelaten van wat je jarenlang zorgvuldig had afgehouden.
De middag stond in het teken van balans. Na een serie ademhalingsoefeningen in tweetallen volgde een oefening waarbij de ene deelnemer op de grond zat, met gesloten ogen, en de ander erachter, als rugsteun, benen gespreid, rug recht, handen losjes op de knieën.
Tessel voelde een lichte spanning toen Michaël achter haar kwam zitten. Zijn benen aan weerszijden van haar heupen, zijn romp amper een centimeter van de hare verwijderd.
‘Als het niet goed voelt, zeg je het gewoon,’ fluisterde hij.
Ze knikte zonder zich om te draaien. Haar ademhaling was oppervlakkig, maar niet opgejaagd. Alleen alert.
Toen liet ze zich langzaam achterover zakken, tot haar rug zijn borst raakte. Eerst alleen met haar schouderbladen. Daarna zakte ze verder. Zijn lijf gaf niet mee, maar bood precies de juiste tegendruk. Niet dwingend. Alleen aanwezig.
Hij ademde langzaam. Zij luisterde. Ze voelde zijn warmte, zijn stevigheid, en tegelijk: zijn terughoudendheid.
Ze sloot haar ogen.
Een minuut verstreek.
Toen nog een.
Er gebeurde niets, behalve dat ze hem voelde. En hij haar.
Langzaam ontspande haar nek. Haar schouders. Haar onderrug. Ze voelde zich gedragen zonder vastgehouden te worden. En daar, in die schijnbaar eenvoudige houding, drong een besef tot haar door: Dat ze zich kon laten rusten. Op iemand. Zonder zichzelf te verliezen.
Na afloop bleef ze nog even zitten. Hij ook. Geen woorden. Alleen de restwarmte van wat zich had afgespeeld. En voordat ze opstond, legde ze haar hand even op zijn knie. Niet als gebaar van dank. Maar als teken van vertrouwen. Heel klein. Maar dit keer: van haar uit.
De dag liep ten einde. De laatste oefening was afgerond, de groep had samen gegeten, een eenvoudige maaltijd van soep en brood, en daarna liep het huis langzaam leeg. Sommigen trokken zich terug op hun kamer, anderen zochten de tuin op.
Tessel had zich in het halletje laten tegenhouden door een vergeten sjaal. Ze had hem bijna niet gepakt. Maar toen ze de stof tegen haar hals voelde, wist ze: ze wilde naar buiten.
In de tuin was het stil. De schemering viel als een zachte deken over het gras. De bomen langs de rand hielden hun silhouetten scherp, alsof ze iets bewaakten. De lucht rook naar nat hout en blad.
Ze liep het pad af langs de kruidentuin, haar handen diep in haar jaszakken. Ze wist niet hoe lang ze al buiten was toen ze voetstappen achter zich hoorde. Een bekende tred.
‘Mag ik?’ vroeg Michaël.
Ze keek opzij. Zijn gezicht was vaag in het avondlicht. Geen glimlach. Alleen de vraag. Ze knikte.
Ze liepen samen verder. Een tijdlang zei geen van beiden iets.
Toen, op een open plek tussen de bomen, bleef ze staan. Haar blik gericht op de rand van de lucht, waar het blauw nog niet helemaal verdwenen was.
‘Die oefening van vanmiddag,’ zei ze, ‘dat ik tegen je aanleunde… dat was moeilijker dan het leek.’
‘Ik weet het,’ zei hij.
Ze keek hem aan.
‘Ik ben het niet gewend dat iemand achter me zit. Letterlijk niet, en figuurlijk ook niet.’
‘En hoe voelde het?’
‘Meer ontspannen dan verwacht. Alsof ik iets losliet zonder te weten wat.’
Hij zei niets.
Ze stond een moment stil. Haar blik op de grond, haar stem zachter nu.
‘Jij doet niks wat ik niet wil. Maar toch kom je dichtbij. En ik merk dat ik dat niet wil stoppen.’
Ze hoorde zichzelf het zeggen en voelde hoe haar hart iets sneller ging. Niet van angst, maar van het besef dat ze het meende.
Hij boog zijn hoofd een beetje. Niet als buiging. Meer als erkenning.
‘Dan ben ik hier,’ zei hij. ‘Zolang jij het wilt.’
Ze knikte. Even. En toen: ‘Dat vind ik fijn.’
Ze liepen samen verder over het slingerende bospad achter het klooster. Niet meer als twee vreemden die toevallig samen kwamen. Maar als twee mensen waarvan de een voorzichtig begon te kiezen en de ander er gewoon was indien nodig.
De lucht was opgeklaard na de regen, maar de geur van nat blad en aarde hing nog in het loof. Tessel liep iets voor hem uit, haar passen beheerst, maar niet afgemeten. Af en toe zei een van hen iets, een losse observatie, een opmerking over het landschap, maar de stilte ertussen was niet ongemakkelijk. Integendeel, het was een teken van onderling vertrouwen.
Toen haar voet plotseling wegzakte op een glad stuk wortel, voelde ze hoe haar balans verdween. Ze hapte naar adem, haar armen schoten kort omhoog.
Maar voor ze kon vallen, had Michaël haar al vast.
Zijn hand greep haar elleboog, zijn andere hand lag stevig tegen haar taille, net boven haar heup. Geen ruk, geen paniek. Alleen onmiddellijke, gerichte aanwezigheid.
Ze stond stil. Zijn lichaam dicht bij het hare. Haar hart sloeg snel, maar het was geen schrik. Eerder een vorm van alertheid die haar scherp maakte, niet om te vluchten, maar om te voelen.
Ze keek op. Hun gezichten dichter bij elkaar dan ooit. Zijn ogen rustig, niet opdringerig. Zijn ademhaling gelijkmatig.
Ze gleed niet terug. De gedachte er afstand van te nemen kwam niet eens bij haar op. Haar hand rustte nu op zijn onderarm, niet om zich los te maken, maar om hem te bevestigen.
‘Gaat het?’ vroeg hij, zijn stem zacht, bijna intiem in de open lucht.
Ze knikte. ‘Ja. Je was snel.’
‘Je liet het toe,’ zei hij.
En ze glimlachte. Niet verlegen. Maar open, met iets van erkenning dat haar zelf verraste.
Zijn hand bleef even liggen. Niet als bezit, maar als uitnodiging die zij niet wegschoof.
‘Ik weet niet wat er gebeurt,’ zei ze, bijna fluisterend.
‘Je stelt je open,’ zei hij. ‘Dat is alles.’
Ze slikte. Haar borst voelde warm, haar schouders los. En iets in haar onderbuik trok samen, niet gespannen, maar levend.
Ze liet haar hand iets verschuiven, van zijn onderarm naar zijn hand. Geen beweging met een doel. Alleen een aanraking die overging in een versmelting van twee handen.
Toen stapten ze samen verder, alsof de pas zich vanzelf hervond. Geen terugtrekking, geen uitleg. Alleen de wetenschap dat er iets basaals gewijzigd was, zonder dat het benoemd hoefde te worden.
Bij de ingang van het gebouw bleven ze even staan. Het grind knarste onder hun schoenen. Tessel draaide zich naar hem toe, haar hand nog in de zijne.
‘Dank je,’ zei ze zacht.
Hij knikte, alsof woorden overbodig waren. Maar hij liet haar hand pas los toen zij dat deed.
Ze leunde kort naar voren en drukte haar lippen tegen zijn wang. Niet vluchtig. Niet bezitterig. Alleen warm. En oprecht.
Daarna liep ze naar binnen, haar hand even op de houten trapleuning. Michaël bleef buiten staan. Keek haar na zonder te roepen. Zijn gezicht stil, maar niet onbewogen.
Boven op haar kamer trok Tessel haar vest uit, liet het achteloos op het bed vallen en bleef staan voor het raam. Haar hart klopte niet snel, maar ze voelde het in haar hals. Een aanraking. Een zoen. Geen grote daad, maar ze wist: het was van haar uit gegaan.
En dat maakte alles anders.
Later die avond zaten ze samen op de brede vensterbank in de gang, net buiten de kleine bibliotheek, waar nog zacht licht brandde. Het was laat, de meeste deuren gesloten. De stilte had een andere kwaliteit gekregen: niet meer als afwachtende rust, maar als een soort bescherming. Een cocon waarin woorden konden vallen zonder te botsen.
Tessel had een plaid over haar schouders geslagen. Michaël zat naast haar, zijn rug tegen de muur, één knie opgetrokken. Hun schouders raakten elkaar net niet.
‘Ik wil je iets vragen,’ zei ze. Haar stem was rustig, maar er zat spanning onder, niet onprettig.
Hij knikte alleen.
‘Wat je bij me hebt aangeraakt, daar in het bos, dat was niet alleen fysiek. Het riep iets wakker waar ik lang niet aan heb willen komen.’
Hij zweeg, zijn blik op haar gericht, maar zonder verwachting.
‘En ik zou verder willen gaan omdat het voor mij een belangrijke doorbraak was, iets waar ik al heel lang mee worstel. Maar niet zomaar. Alleen als jij dat wilt en kunt natuurlijk. En ik wil dat je dan weet waar je aan begint.’
Ze draaide zich iets naar hem toe, trok de plaid strakker rond haar bovenlichaam en keek hem vragend aan.
Met een zachte blik in zijn ogen antwoordde Michaël: ‘ Dat wil ik zeker en niet alleen omdat jij het wilt, maar omdat ik voel dat het belangrijk is voor ons beiden. Ik ben er klaar voor, voor jou, met alles wat je met je meedraagt. Ja, ik wil dit ook. En ik kan het omdat er niets is dat mij ervan weerhoudt jou te helpen. Ik ben in alle opzichten een vrij man. Er is niemand anders. Ik heb geen verplichtingen. Dus vertel.’
‘Er is iets met mij, iets vanuit mijn verleden. Iets dat ik lang verborgen heb gehouden. Niet omdat ik het niet wilde zien, maar omdat ik niet wist hoe ik ermee moest leven zonder dat het alles zou bepalen.’
‘Kun je me er meer over vertellen?’ vroeg hij zacht.
Ze knikte. ‘Later, als je het niet erg vindt, want wat ik je net heb verteld, is voor mij al een hele stap. Maar het komt op het volgende neer: er is iets gebeurd, lang geleden, waardoor mijn lichaam en mijn hoofd uit de pas zijn geraakt. Ik heb geleerd om nabijheid met anderen te doseren, te controleren. Seks was voor mij een manier om de regie te houden, niet om me over te geven.’
Ze keek hem nu recht aan. ‘Maar dat wil ik niet meer. En zeker niet bij jou.’
Hij legde zijn hand op de hare. Wachtte.
‘Ik wil niet dat je me spaart,’ zei ze. ‘Maar ik wil wel dat je afstemt. Op mij. Op wat ik nu kan dragen. En ik wil dat je het me laat zeggen als ik afdwaal, als ik in mijn hoofd schiet. Dat wil zeggen als je hiervoor openstaat.’
‘Dat sta ik,’ zei hij. ‘Als jij me binnenlaat.’
Ze legde haar andere hand bovenop de zijne. ‘Dat doe ik nu.’
Hij boog zich iets naar haar toe. Geen vraag. Geen dwang. Alleen de mogelijkheid.
Zij bracht daarop haar gezicht naar het zijne. Haar lippen raakten de zijne, niet aarzelend, niet gretig. Alleen echt. Haar ademhaling bleef rustig, haar handen bewogen niet. Ze wilde alleen dat dit gebeurde. Zo, precies zo.
Toen ze zich terugtrok, bleef ze dichtbij.
‘Ik ben er nog niet,’ fluisterde ze. ‘Maar ik ben onderweg.’
‘Dan loop ik met je mee,’ zei hij op zachte toon en keek even naar de vloer, zijn hand nog steeds onder de hare. ‘Het is niet de eerste keer dat ik me aangetrokken voel door iemand die een last met zich meedraagt,’ vervolgde hij. ‘Weliswaar niet hetzelfde als wat jij beschrijft, maar ik heb er wel door geleerd heb om niet alles te willen begrijpen. Handreikingen te doen alleen als daar behoefte aan is. En het vol te houden als het even lastig wordt.’
Ze legde haar hoofd tegen zijn schouder. En zo bleven ze zitten. Zonder haast. In een stilte die nu van hen was. Totdat het tijd was om naar bed te gaan.
De ochtend erna, aan het begin van de tweede dag, vonden ze elkaar snel weer als duo. De opdracht was simpel: een niet-beklemmende omhelzing. Eén zat geknield achter de ander, de armen om de romp van de ander heen, niet om de torso, zonder beweging. Alleen voelen. Alleen zijn.
Tessel had gevraagd om eerst te mogen ontvangen. Ze zat op de mat, benen gekruist, ogen gesloten. Michaël zat achter haar, zijn knieën aan weerszijden van haar heupen, zijn armen losjes op haar onderbuik rustend.
De aanraking was nauwelijks aanwezig. Geen druk, geen verwachting. Alleen de nabijheid van de ander, ervaren door textiel heen.
In het begin was ze vooral bezig met wat hij voelde, of hij spanning merkte, of dat haar ademhaling te snel ging. Maar na een tijdje kantelde er iets. Niet spectaculair, niet groots. Gewoon… een moment vanbinnen, waarin haar lichaam niet meer anticipeerde op wat er ging komen.
Hij bewoog niet, sprak niet. Maar hij was er. En zij bleef.
Toen de tijd voorbij was, schoof hij zijn armen weer van haar af, zonder geluid. Ze draaide zich langzaam om, hun knieën raakten elkaar. Geen lach, geen woorden. Alleen een blik die zei: dit gebeurt echt.
Later die middag liep ze met hem naar de kleine keuken bij de eetzaal. Ze hadden zich vrijwillig aangemeld om wat te helpen met het snijden van groenten. Het was geen verplichting, maar het voelde goed om iets met haar handen te doen.
Er lag venkel, wortel, bleekselderij. Ze roken fris, kruidig, aards. Tessel hield van die geur. Michaël pakte twee snijplanken, legde ze naast elkaar neer en bood haar een mes aan.
Even stonden ze zwijgend naast elkaar te werken. Hun schouders raakten elkaar af en toe. Niet omdat het moest. Gewoon omdat de ruimte klein was. En omdat het mocht.
‘Ik weet niet waarom dit me zo rustig maakt,’ zei ze, terwijl ze de wortels in dunne plakjes sneed.
‘Misschien omdat je voelt dat je iets dóet en dat het iets bijdraagt,’ zei hij.
Ze knikte langzaam. ‘Ja. Dat. Een eenvoudig resultaat zonder oordeel.’
Ze sneed verder. Zijn handen werkten secuur. Niet gehaast, niet overgeconcentreerd. Gewoon kalm. Aandachtig.
‘Je handen zijn zo… afgestemd,’ zei ze zonder erbij na te denken.
‘Op jou?’
Ze zweeg. Maar haar blik was zacht toen ze opzij keek.
‘Op het moment,’ antwoordde ze uiteindelijk. ‘Maar dat is hetzelfde, denk ik.’
Hij glimlachte. ‘Dat is wel eens anders geweest. Ik had de neiging om alles te willen oplossen. Tot iemand me vroeg of ik wist hoe het voelde om gewoon bij iemand te blijven, zonder iets te doen. Dat was toen een erg ongemakkelijke vraag.’
Ze voelden allebei de lading van die zin, maar lieten hem liggen. Niet om te ontwijken, maar alleen omdat hij nog even mocht bezinken.
Toen alles gesneden was, verzamelde Michaël de schillen. Tessel waste haar handen. Haar vingers bewogen langzaam onder het lauwe water, haar blik op de stroming gericht. Hij stond iets achter haar, zijn bewegingen hoorbaar, maar niet opdringerig.
Toen ze zich omdraaide, stond hij er. Niet dichtbij, maar ook niet ver. Maar precies in die zone waarin aanraking vanzelf zou kunnen ontstaan.
Ze droogde haar handen aan een linnen doek. Hij hield haar blik vast.
‘Ik denk dat ik voor het eerst sinds lange tijd voel dat ik niet op mijn hoede ben,’ zei ze zacht.
‘En dat voelt veilig?’ vroeg hij.
Ze glimlachte en knikte lichtjes. Haar lichaam voelde licht. Geen vlinders, geen vuurwerk. Maar een stille vorm van vertrouwen die ze niet kende.
‘Wil je straks weer samen oefenen?’ vroeg ze.
‘Graag.’
Ze wist: er was geen haast. Maar er was ook geen terugtrekking meer.
Alleen vooruitgang. In haar tempo. Op haar voorwaarden. En voor het eerst in lange tijd… met haar hele lichaam erbij.
Het was laat toen ze samen de trap op liepen. Er werd nauwelijks nog gepraat in het huis. De oefeningen overdag en de interacties hadden hun weerslag gehad. Iedereen had veel om over na te denken. En voor sommigen was er een deur opengegaan.
In de gangen hing de geur van hout en linnen en iets dat deed denken aan langvervlogen tijden toen er nog monniken op hun sandalen doorheen liepen.
Michaël liep een halve pas achter haar, niet uit aarzeling, maar omdat zij voorging. Voor haar deur bleef ze staan.
‘Wil je even blijven?’ vroeg ze toen ze zich naar hem toe wendde.
Er lag geen beleefdheid of onzekerheid in die vraag. Alleen een weloverwogen uitnodiging.
Hij knikte. Zij opende de deur, deed het lampje naast het bed aan en sloot geruisloos achter hem.
Ze ging op het bed zitten, trok haar trui uit en legde hem op de stoel. Daaronder droeg ze een hemdje. Michaël was blijven staan, leunend op een been, afwachtend met een hand in zijn broekzak. Ze keek op en wenkte hem. Hij kwam dichterbij, ging op de rand naast haar zitten.
Ze draaide zich half naar hem toe en legde haar hand op zijn borst, vlak onder zijn sleutelbeen.
‘Ik voel dat er iets in me is losgekomen en ik wil graag dat je me aanraakt,’ zei ze. ‘Niet overal. Niet alles. Alleen dáár waar ik je toelaat.’
‘Laat me maar zien waar,’ zei hij zacht.
Ze pakte zijn hand en bracht die naar haar hals, liet hem daar rusten. Zijn vingers bleven stil. Alleen de warmte verspreidde zich.
Ze ademde langzaam, diep. Toen gleed haar hand verder, over haar eigen romp naar haar buik, waar ze zijn hand weer op legde. Ze sloot haar ogen.
Hij begreep het zonder woorden. Zijn hand bewoog traag, de muis van zijn duim cirkelde rond haar navel, met aandacht en niet als een mechanische handeling. Ze zuchtte. Geen geluid van lust. Eerder een bevrijding.
Ze ging liggen, haar hoofd op het kussen, haar knieën iets opgetrokken. Haar andere hand wees hem de weg. Hij volgde.
Zijn aanraking gleed nu onder haar hemd, over haar buik, haar ribbenkast, toen terug naar beneden. Zij boog haar hoofd opzij, haar mond iets geopend. ‘Toe maar,’ zei ze ademloos.
Toen zijn vingers haar sliprand bereikten, hield hij stil. Ze opende haar ogen.
‘Ja,’ fluisterde ze. ‘Daar ook.’
Hij gleed voorzichtig naar binnen, niet meteen naar haar kern, maar langs haar lies, haar heup. Hij voelde hoe haar spieren zich aanspanden, zich daarna langzaam weer ontspanden.
‘Laat me weten om te stoppen,’ zei hij. ‘Altijd.’
Ze knikte.
Zijn vingertoppen vonden haar vocht, verkenden haar langzaam. Geen druk, geen haast. Ze trok haar benen iets verder op, gaf zich meer bloot. Ze duwde haar hoofd in het kussen, haar lippen bewogen zonder klank.
Hij boog zich naar haar toe en kuste haar sleutelbeen. Zij legde haar hand op zijn nek en trok hem zachtjes naar zich toe.
‘Zo mag je blijven doorgaan,’ fluisterde ze hem in zijn oor.
Hij trok daarna een spoor van zachte zoentjes over de bovenkant van haar borstkas terwijl hij haar uit haar hemdje hielp. Haar volle borsten kwamen bloot te liggen met haar erecte tepels vol in het zicht. Zachtjes cirkelde hij met tong om ze heen totdat ze zachtjes begon te hijgen en ze haar vingers door de achterkant van zijn haren kroelde.
Toen stroopte hij haar slip naar beneden en richtte zijn aandacht volledig op haar vrouwelijkheid. Zijn vinger cirkelde nu over haar clitoris, traag, met tussenpozen terwijl hij haar navel teder likte. Zij bewoog zich niet. Ze liet het gebeuren. Niet als overgave aan hem, maar aan haar verlangen.
Een rilling gleed over haar buik. Ze klemde haar benen om zijn hand, niet om hem tegen te houden, maar om hem dieper toe te laten.
‘Blijf…’ zei ze, bijna onhoorbaar.
Haar adem stokte. Haar rug spande zich. En toen kwam het. Geen schok, geen gil. Maar een diepe trilling vanuit haar bekken die zich uitstrekte tot haar kruin. Een korte verkramping van haar beenspieren. Haar vingers grepen het laken. Haar ogen gesloten, haar mond stil.
Hij trok zich langzaam terug, kuste haar slaap, legde zijn hand op haar buik.
Zij opende haar ogen. ‘Dank je,’ zei ze. ‘Niet alleen voor wat je me gaf, maar ook voor het blijven. Het…’
Hij legde zich naast haar, trok het dekentje over hen heen en zei: ‘Stil maar, ik begrijp je en ik ga helemaal nergens heen.’
Zij draaide zich naar hem toe, haar hand tegen zijn borst. Haar hoofd tegen zijn hals.
En zo lagen ze daar. Niet als twee mensen die iets hadden afgerond, maar als twee die ergens aan waren begonnen.
De volgende ochtend werd Tessel wakker nog vóór het eerste geluid door het klooster trok. De kamer was schemerig, de lucht fris. Michaël lag naast haar, op zijn zij, zijn arm onder het kussen, zijn gezicht naar haar toe. Zijn ademhaling was diep en regelmatig. Ze bleef liggen, roerloos, en keek naar hem. Niet slechts in bewondering of uit verliefdheid, maar vooral in een soort stille verwondering over hoe vertrouwd dit voelde.
Ze draaide zich op haar zij, dichter naar hem toe. Haar knie raakte de zijne. Heel even aarzelde ze, maar legde toen haar hand op zijn borst. Zacht. Alsof ze zijn hartslag wilde volgen.
Zijn ogen openden zich langzaam. Geen schrik, geen vraag. Alleen een lichte glimlach.
‘Goedemorgen,’ zei hij. Zijn stem klonk schor van de slaap.
‘Goedemorgen,’ antwoordde ze. Haar stem was helder, bijna licht.
Hij bracht zijn hand naar haar gezicht en streek met zijn duim langs haar kaaklijn, traag, zonder iets te willen. Gewoon, omdat het kon.
‘Je voelt anders aan dan gisteren,’ zei hij zacht.
Ze knikte. ‘Ik voel me anders. Niet alleen door jou. Maar wel mede dankzij jou.’
Hij zei niets. Legde alleen zijn voorhoofd tegen het hare. Even maar.
Toen trok hij de dekens iets omhoog, sloeg zijn arm om haar heen en trok haar rustig tegen zich aan. Geen spanning, geen vraag. Alleen een beslotenheid die haar goed deed.
Ze gleed haar arm om zijn middel, haar hand op zijn onderbuik.
‘Ik heb gisteravond alleen ontvangen,’ zei ze zachtjes, ‘en heb niets teruggeven.’
Hij streek met zijn vingers door haar haren, kuste haar op haar kruin en zei: ‘Dat hoefde ook niet, lieverd. Gisteravond was voor jou en voor jou alleen.’
‘Maar ik wil je zo graag laten zien dat wat je me gaf niet niks is.’ Ze bracht haar hand langzaam naar beneden toe en raakte zachtjes zijn halfharde penis aan.
‘Het hoeft niet, meisje. Maar ik hou je ook niet tegen.’
‘Ik heb er alleen niet zoveel ervaring mee.’
‘Dat geeft niet,’ zei hij zacht. ‘Je hoeft niets te weten. Alleen te voelen.’
Ze vond het onwennig en een beetje vreemd dat ze dit deed. Niet omdat het niet mocht, maar omdat ze het altijd had vermeden. En nu leek haar lichaam toch zelf de weg te kennen, zonder aansporing of richting te hebben gekregen. Ze wist niet waar dit vandaan kwam, maar het voelde niet als een rol die ze speelde. Eerder alsof ze eindelijk zichzelf mocht zijn van zichzelf, zonder schuldgevoel.
Ze bleef nog even liggen zoals ze lag, haar hand rustend tegen zijn schaamstreek. Toen begon ze hem te strelen, aarzelend eerst, met vingertoppen die langs zijn huid gleden zonder direct doel. Zijn ademhaling veranderde nauwelijks, maar zijn lichaam reageerde. Zijn penis werd harder onder haar hand, langzaam, zonder schokken, als een beweging die zich vanzelf voltrok.
Ze bewoog haar hand iets steviger nu, verkende de vorm en het gewicht, liet haar vingers over zijn eikel glijden en voelde de warmte, de gladheid, de respons. Zijn ogen bleven gesloten, maar zijn gezicht ontspande verder.
Toen draaide ze zich iets op, leunde op haar elleboog en boog voorover. Ze kuste hem in zijn hals, langzaam, met gesloten lippen. Daarna zijn borstbeen, zijn navel. Steeds verder omlaag. Niet gehaast, niet doelgericht. Alleen in aandacht.
Haar mond vond zijn erectie. Ze opende haar lippen, nam hem gedeeltelijk in haar mond en liet haar tong zacht om hem heen glijden. Ook dit was geen mechanische of plichtmatige handeling. Het was een authentieke beweging die uit haarzelf kwam, omdat ze het wilde en niet omdat het misschien verwacht werd. Ze hoorde zijn ademhaling versnellen, voelde hoe zijn buikspieren licht aanspanden.
Na een tijdje stopte ze. Niet omdat het niet goed ging, maar omdat ze iets anders wilde. Ze kroop langzaam over hem heen, haar bovenlijf tegen het zijne, haar borsten zacht op zijn huid.
‘Wil je in me?’ vroeg ze zacht.
‘Ja,’ zei hij, zijn handen op haar heupen.
Ze ging boven hem zitten, leidde hem naar binnen, langzaam, geconcentreerd. Zijn handen rustten op haar dijen, haar ogen gesloten. Ze ademde diep uit toen hij helemaal in haar was.
Ze bewoog niet meteen. Bleef even stil zitten. Alleen het gevoel toelaten, zonder haast.
Toen begon ze te bewegen, langzaam en gecontroleerd. Ze voelde zichzelf openen, voelde hoe zijn aanwezigheid haar vulde, letterlijk en figuurlijk. Ze steunde met haar handen op zijn borst, haar hoofd iets naar achter. Hij keek naar haar, met een blik die niet vroeg, niet eiste, alleen alles ontving wat ze gaf.
Haar tempo versnelde, schokkerig even, toen weer vloeiend. Hij legde zijn duimen op haar heupbotten, hield haar niet tegen, maar volgde haar beweging.
Ze kwam voorover, haar lichaam tegen het zijne, haar lippen bij zijn oor. ‘Ik voel alles,’ fluisterde ze. ‘En ik wil alles voelen.’
Zijn armen sloten zich om haar, en nu bewoog hij mee. Ze vonden een ritme dat zacht en vol was, een dans waarin geven en ontvangen hetzelfde bleken.
Ze kwam klaar met haar gezicht tegen zijn hals, haar adem versnellend, haar bekken trillend. Geen uitbarsting, maar een trage, diepe golf.
Hij volgde haar, zijn handen stevig op haar rug, zijn adem schokkend, zijn gezicht tegen haar hals. Zijn zaad spoot diep in haar, zijn hele lichaam schokte onder het hare.
Daarna hing ze gekromd boven hem, haar gezicht half verborgen door haar haren, steunend op haar handen naast zijn gezicht. Tranen trokken warme sporen over haar wangen en vielen zachtjes op het laken. Terwijl haar schouders zacht bewogen van het snikken, vroeg ze, bijna kinderlijk: ‘Was dit goed zo?’
‘Het was meer dan goed,’ zei hij. ‘Je was er helemaal.’
Door haar tranen heen glimlachte ze en wreef met haar natte wang over de zijne.
Daarna bleef ze boven hem hangen, haar haar langs zijn gezicht, haar handen naast zijn hoofd op het laken. Een traan gleed van haar kaak op zijn sleutelbeen. Ze veegde hem niet weg.
Hij zei niets. Hij hoefde niets te zeggen.
Ze liet zich naast hem zakken. Haar rug tegen zijn borst, zijn arm vanzelfsprekend om haar heen.
In de kamer hing een diepe stilte. Geen leegte. Geen gewicht. Alleen iets wat eerder ontbrak.
Haar ademhaling zakte, haar lichaam nog warm. Zijn hand rustte op haar buik. Haar vingers lagen erop.
Er werd niets meer gezegd. De nacht deed wat hij moest doen: beschermen wat net was aangeraakt. En hij wist met een zekerheid die hij niet kon verklaren: ze was niet alleen bij hem gekomen. Ze was thuisgekomen in zichzelf.
Nawoord:
Het bovenstaande verhaal is het laatste van het drieluik, getiteld: ‘Wat onder de huid zit.’ De reacties die ik, verrassend genoeg vooral via e-mail, op de eerste twee verhalen had ontvangen, waren uiteenlopend, en terecht. Sommige lezers voelden zich geraakt door de herkenning, de traagheid en de eerlijke taal. Anderen vonden de verhalen te ingetogen, te weinig expliciet of de thema’s niet geheel correct behandeld. Een enkeling vindt mijn verhalen maar niks, immers niet plat genoeg.
Deze verhalen zijn niet alleen bedoeld om te behagen, maar om iets bloot te leggen: hoe complex, verwarrend en soms pijnlijk seksualiteit kan zijn wanneer ze botst met overtuigingen, trauma of het beeld dat we van onszelf hebben.
Wat onder de huid zit, zit daar niet toevallig. Het heeft een geschiedenis, een vorm en een stem. En soms ook een schaamte. Door elk van deze drie verhalen heb ik geprobeerd die onderstromen zichtbaar te maken.
Of u nu geraakt of geïrriteerd was na het lezen: dank dat u deze mensen hebt willen volgen. Ze bestaan niet echt. En toch zijn ze echt genoeg om iets in ons wakker te maken.
Ze was achtentwintig inmiddels en op papier zelfstandig. Ze had immers een voltooide studie culturele antropologie, een baan bij een NGO die zich richtte op seksespecifiek geweld en een appartement op drie hoog in Rotterdam, met een balkon dat uitkeek op een verlaten schoolplein. Ze was geen slachtoffer, niet meer. Dat had ze vastgelegd in heldere bewoordingen, tijdens de vele therapie sessies, in haar dagboeken en in één lange, ingehouden mail aan haar moeder die ze nooit had verzonden.
Wat gebeurd was had ze ver weggestopt, bedolven onder meerdere mentale beschermingslagen. Iets van vroeger op de middelbare school. Een oudere jongen. Geen verkrachting in de juridische zin. Geen geweld met blauwe plekken. Maar wel een situatie waarin haar grenzen als glijmiddel dienden en haar aarzeling als toestemming werd gelezen. En waarin dwang en manipulatie als mannelijke kwaliteiten werden gezien. Wat anderen, als het hen overkwam, achteloos achter zich lieten, bleef bij haar, zeurend en soms etterend.
Tessel had daarna de lijnen strak proberen te trekken. Geen vaste relaties of andere verwarring. Seks kon, maar onder voorwaarden. Zij bepaalde het tempo, het moment en het verloop. Ze had zich op een functionele manier leren openstellen, net genoeg om nabijheid toe te laten zonder dat die te intiem werd. Het werkte meestal, in zekere zin. Soms liep ze vast in het bed van iemand die te veel vroeg. Dan trok ze zich terug, met een vaag bericht of een plots einde aan het contact. Dan ging ze de stad in met vriendinnen, dronk iets met limoen en munt en danste op haar gemak tot de beat de laatste gedachten uit haar hoofd had geslagen.
Ze wist natuurlijk dat er iets niet klopte. Ze voelde het niet dagelijks, maar het zat er, soms onder haar huid en soms erop. In de manier waarop ze nooit echt ontspande. In het schrikken van een plotselinge aanraking. In het niet kunnen klaarkomen, tenzij ze helemaal alleen was met een koptelefoon op, in controle over het beeld en het geluid van vrouwvriendelijke porno.
Tessel kende de woorden. Dissociatie. Seksuele scriptverstoring. Chronische spanning. Ze had ze niet zelf bedacht, maar was er in de loop der jaren door anderen op gewezen en herkende zich erin. Ze kon er helder over spreken, in de abstractie, op veilige afstand. Maar niet in het lijf. Niet als het echt werd. Niet als iemand iets in haar wilde raken wat zij had afgeleerd om te voelen.
En toch, de laatste tijd wilde ze iets anders. Niet onmiddellijk en zeker niet met iedereen. Maar ze voelde het al een tijdje. Dat iets vanbinnen zich niet meer op zijn plek voelde en zich voorzichtig aan het uitstrekken was. Een verlangen, niet naar seksuele intimiteit persé, maar naar verzachting, naar een toestand waarin ze alle muren om haar heen kon laten afbrokkelen en alle maskers kon laten vallen. Naar een ontmoeting waarin niets moest, maar wél alles mocht.
En net in de periode dat dat verlangen in haar langzaam boven kwam drijven, kwam er uit onverwachte hoek iets binnen wat ze niet had zien aankomen.
Een uitnodiging. Niet persé zakelijk of vrijblijvend vriendschappelijk bedoeld, maar iets daartussenin. Een suggestie van iemand die haar kende, al jaren, en die aan weinig woorden genoeg had om te begrijpen dat er iets scheef zat, al sprak Tessel er zelden over. Ze opende het bericht met scepsis, maar las het tot het eind.
De uitnodiging kwam via een vriendin die haar langer kende dan wie dan ook. Niet uit de kindertijd, maar van de universiteit, waar ze samen hadden gestudeerd en sindsdien met tussenpozen contact hielden. Het was geen voorstel dat ze meteen serieus nam. “Het is een meerdaagse retraite,” had de vriendin gezegd. “Niet zweverig, niet soft. Wel echt. En je hoeft niks te delen wat je niet wilt.”
Tessel had de website bekeken. Een oud klooster op het platteland, omgebouwd tot een stille plek voor kleine groepen. Geen workshops met cirkels en klankschalen, of rebirthing sessies, maar sessies in tweetallen. Lichaamsgerichte oefeningen en massages, geïnspireerd op Shiatsu, bedoeld om vertrouwen, aanwezigheid en contact in relaties te herstellen. Gebruikmakend van de meridianen waardoor de verschillende soorten energie in het menselijk lichaam stromen. En dat allemaal gebaseerd op Traditional Chinese Medicine.
Ze voelde weerstand tegen de taal en het idee aangeraakt te worden door vreemden. Maar ze was ook nieuwsgierig naar de mogelijkheden. Ze had het gevoel dat haar lichaam iets wilde wat haar hoofd nog niet bij kon benen. En misschien kon dit de weg zijn waarop haar lichaam en haar hoofd gezamenlijk aan een reis konden beginnen. Ze sloeg de pagina weg, maar de dag erna zocht ze hem toch weer op.
Ze schreef zich in zonder erover te praten. Een korte mail, daarna een bevestiging. De groep zou uit acht tot tien mensen bestaan. Mannen en vrouwen, zonder programma dat toewerkte naar een vooraf vastgesteld en vastomlijnd einddoel. Alleen aanwezigheid, aanraking en afstemming. Tessel besloot haar vriendin niet mee te nemen. Ze wilde dit alleen doen. Niet uit onafhankelijkheid, maar omdat ze niet wilde dat iemand daar haar kende zoals ze was. Ze wilde met een schone lei beginnen, aan iets nieuws.
De week voor vertrek bleef ze onrustig. Ze kon zich niet goed concentreren op haar werk, scrolde door e-mails zonder te lezen, was wat sneller geïrriteerd dan anders. Ze had zich voorgenomen om geen verwachtingen te hebben, maar merkte dat die zich toch stilletjes opdrongen. Misschien zou er niets gebeuren. Misschien zou ze na één oefening al afhaken. Maar iets in haar wilde in elk geval aanwezig zijn, niet als deelnemer aan een programma, maar als iemand die haar lichaam wilde terugvinden.
Op zaterdagochtend pakte ze haar tas. Twee comfortabele broeken, vier T-shirts, een vest dat ze zelden droeg omdat het te zacht was, bijna teder. Ze nam haar notitieboek mee, haar telefoonlader, een boek dat ze waarschijnlijk niet zou lezen. En een flesje massageolie, gekregen ooit, nog ongeopend.
De treinrit was rustig. Ze keek uit het raam, zag hoe de stad langzaam oploste in weilanden en verspreide dorpen. Bij aankomst stond er een bordje met de naam van de plek, een pad dat leidde naar een oude abdij, gedeeltelijk omgeven door een lage muur. Binnen rook het naar hout en boenwas. In de entree lag een lijst met namen en kamernummers. Ze vond de hare. Kamer 7.
Niemand sprak. Alleen een vrijwilliger wees haar de weg. Op haar kamer stond een linnen zak met een foldertje erin en een kort bericht. “Welkom. Hier mag je vertragen.”
Ze legde haar tas neer, ging op het bed zitten en luisterde naar de stilte. Er was buiten geen verkeer te horen, en binnen was het stil. Ze hoorde geen muziek of stemmen. Alleen een traag gekraak van het gebouw zelf, als er iemand ergens over de houten vloer liep. Het had allemaal iets bekends en dat gaf haar een vertrouwd gevoel.
Ze had haar jas over de stoel gehangen, haar tas nog gesloten op het bed. De kamer was klein, met witgekalkte muren en een houten vloer die licht kraakte toen ze naar de passpiegel liep die tussen kast en raam was bevestigd.
Ze bleef staan en bekeek zichzelf in de spiegel. Rechte rug, armen losjes naast haar lichaam. Haar figuur was slank maar niet fragiel. Goed geproportioneerd met misschien net iets te brede schouders voor haar postuur, lange benen en een platte buik die ze meestal als grens beschouwde, iets tussen haarzelf en de ander in. Haar borsten waren noch klein, noch groot, vol en duidelijk zichtbaar onder het losvallende T-shirt. Haar haar, bruinrood, met een lichte slag, droeg ze meestal los, maar nu had ze het samengebonden in een nonchalante knot die halverwege haar nek begon uit te zakken. Haar gezicht was fijn, met een lichte scherpte rond haar kaak en een frons tussen haar wenkbrauwen die zich de laatste jaren had ingegraven, maar alleen bij stress zichtbaar werd.
Ze had een dubbel gevoel bij haar verschijning — dankbaar voor haar goede figuur, maar tegelijk was het vaak ook een bron van ongewilde aandacht.
Ze keek niet lang. Maar lang genoeg om iets te zien dat haar verraste: haar gezicht stond zachter dan ze had verwacht.
Misschien kwam het door de stilte en de serene rust van het oord. Of door het ontbreken van blikken van anderen. Misschien zelfs door het idee dat ze hier niets hoefde te bewijzen. Ze bewoog haar handen naar haar buik en legde ze daar neer, alsof ze iets wilde bevestigen. Niet bezweren. Alleen even voelen dat ze er nog was, als lichaam. En dat ze niet alleen in haar hoofd zat.
Straks zou het beginnen.
Ze had net haar trui opgevouwen en op de stoel gelegd toen er zacht op haar deur werd geklopt. Twee korte tikken, niet opdringerig. Ze opende de deur. Een vrouw van in de vijftig, met grijs opgestoken haar en een linnen tuniek, glimlachte vriendelijk.
‘Welkom, Tessel. Ik ben Marianne, de gastvrouw tijdens de retraite. Als je wil, verzamelen we straks in de serre voor een eerste kennismaking.’
Tessel knikte, bedankte, en sloot de deur weer. Ze trok een vest aan en liep een paar minuten later naar beneden, haar voeten zacht op de houten trap.
In de serre was het licht diffuus. De zon had zich teruggetrokken achter dunne wolken, en het glas ademde zacht in de koelere lucht van de ochtend. Tessel stond bij een schaal met kruidenthee toen ze hoorde dat er iemand aan kwam lopen. Met een rustige tred, zonder aarzeling, met een vanzelfsprekendheid die haar onbewust alert maakte.
Ze draaide zich om…., en zag hèm.
Een man van in de dertig, iets langer dan gemiddeld, slank maar stevig gebouwd. Zijn gezicht had iets rustigs, met een stoppelbaard en bruine ogen die niet aan het zoeken waren, en daardoor rust uitstraalden.
En meteen wist ze wie hij was.
Michaël.
Haar borstkas trok samen. Alsof er een oude herinnering uit haar lichaam werd losgeweekt, nog voor haar hoofd het kon benoemen. Eén seconde slechts, maar intens.
Hij keek haar aan met een zweem van herkenning. Niet indringend, maar gewoon kalm. Hij glimlachte lichtjes.
Ze zette haar beker neer. Haar vingers trilden nauwelijks zichtbaar. Ze wist niet of hij het zag.
‘Goedemorgen,’ zei hij, ‘Tessel, toch?’
‘Hallo! Inderdaad en jij bent toch Michaël?’ zei ze terug, haar stem iets te hoog, haar glimlach kort. Ze klonk net iets te vrolijk, te lichtvoetig. Niet zoals ze had gewild.
‘Klopt! Het moet zeker alweer een paar jaar geleden zijn geweest dat we elkaar hebben ontmoet. Hoe is het met je?’
‘Het gaat zijn gangetje, niets bijzonders. Nog steeds bezig met hetzelfde onderwerp. En jij?’
‘O, ik heb een sabbatical. Ga nu voor een jaar allerlei interessante onderwerpen na, zoals deze retraite.’
Voordat hij aan Tessel kon vragen waarom zij bij de retraite aanwezig was, werden ze verzocht te gaan zitten.
Hij verontschuldigde zich, reikte langs haar heen om een map van de tafel te pakken en ging zitten. Geen opdringerigheid. Alleen zijn aanwezigheid, precies zoals ze die herinnerde van toen.
Ze had hem één keer eerder meegemaakt. Tijdens dat panelgesprek in de aula van de universiteit, nu drie jaar geleden. Zij was toen een van de sprekers, en het ging mis. De zaal, het onderwerp, haar eigen zenuwen, op een bepaald moment had ze zich verslikt in haar woorden, de draad kwijtgeraakt. En hij, de moderator, had haar gered. Niet door het over te nemen, maar door een vraag te stellen die haar terugbracht. Rustig. Respectvol. Maar ook onmiskenbaar sturend.
Ze had zich verschrikkelijk gevoeld daarna. Omdat hij het goed bedoelde, ja. Maar vooral omdat zij het niet zélf had gedaan.
En nu was hij hier en zij moest de tijd in zijn nabijheid doorbrengen, terwijl ze lichaamsgericht bezig zouden gaan. Niet wat ze had gehoopt of voorzien.
Ze pakte haar thee en een map van de tafel en ging ook maar zitten.
De stoelen in de serre stonden in een halve cirkel opgesteld. De ochtendzon probeerde door de beslagen ruiten te breken, maar werd getemperd door het vocht in de lucht. Er hing een geconcentreerde rust, alsof niemand te hard durfde te ademen.
De leider van de retraite, een tengere man van in de zestig met grijs haar tot op zijn schouders, heette Marco; zo had hij zich voorgesteld. Hij had een kalme stem en sprak traag, zonder nadruk, alsof de woorden vanzelf hun plek moesten vinden.
‘We gaan deze dagen niet praten over relaties,’ zei hij. ‘We gaan ze voelen. Niet in abstracte termen, maar in aanraking, houding en in ademhaling. Dat kan ongemakkelijk zijn, zeker in het begin. Dat mag. Je hoeft niets te forceren. Maar ik vraag je wel om aanwezig te blijven. Niet alleen voor de ander, maar vooral voor jezelf.’
Hij keek de kring rond en liet een stilte vallen.
‘De oefeningen zijn gebaseerd op shiatsutechnieken, maar je hoeft niets te weten of te geloven. Alleen je lichaam is voldoende. Soms wordt er gewerkt met drukpunten, soms met massages. En soms is het niet meer dan elkaars aanwezigheid leren verdragen.’
Weer een korte pauze.
‘Voor het grootste gedeelte van de retraite werken we in tweetallen. De meeste van jullie hebben zich per twee aangemeld. Voor wie dat niet het geval is, zorgen wij voor een evenwichtige koppeling.’
Tessel voelde iets in haar borst samentrekken. Ze keek niet opzij, maar ze wist het.
Marco keek op zijn lijstje. ‘Tessel, jij werkt samen met Michaël.’
Hij zei het zonder nadruk. Het klonk als een constatering, zonder enige verborgen of diepere betekenis. En kennelijk waren Michaël en zij de enigen die zich niet als koppel hadden aangemeld.
Ze haalde adem, knikte bijna onmerkbaar en keek pas daarna opzij. Michaël zat rechtop, handen op zijn bovenbenen, zijn blik kalm en open. Hij knikte haar toe. Een flauwe glimlach op zijn gezicht en die kalme aanwezigheid die haar opnieuw uit balans bracht.
De groep begon te bewegen, stoelen werden verschoven, tweetallen vormden zich. Marco wees hen een mat aan in een enigszins afgescheiden deel van de ruimte, waar het stiller was en het licht zachter viel. En waar zij de enigen waren.
Tessel liep voor hem uit, haar rug iets rechter dan nodig. Ze hurkte neer op de mat, vouwde haar benen onder zich, zoals ze bij yoga geleerd had. Michaël ging tegenover haar zitten. Ze ontmoetten elkaars blik. Niet dwingend of ontwijkend. Alleen het begin van een oefening. Maar haar binnenkant stond strak gespannen.
Marco’s stem klonk vanuit de serre.
‘We beginnen eenvoudig. Ga tegenover elkaar zitten. Sluit je ogen. En luister eerst een minuut lang naar de ademhaling van de ander. Doe zelf niets. Alleen luisteren.’
Tessel sloot haar ogen. In haar buik bonkte het ritme van haar hart tegen de binnenkant van haar ribbenkast. Ze luisterde. Naar hem.
Zijn adem was rustig, beheerst, en niet oppervlakkig. Alleen aanwezig. In en uit. In en uit.
Ze voelde hoe haar borstkas zich langzaam begon aan te passen aan zijn ritme. Niet vanuit ontspanning, maar vanuit iets anders. Misschien was het overgave. Misschien was het vermoeidheid. Misschien was het iets wat ze nog geen naam kon geven.
Marco’s stem klonk opnieuw, vanuit de andere ruimte:
‘Voor deze oefening blijven jullie tegenover elkaar zitten. Jullie gaan elkaar nu aanraken, zonder een ander doel dan te voelen. Alleen maar verkennen hoe het is om iemand aan te raken, of aangeraakt te worden, met volledige aandacht. Begin met de handen. Eén legt de hand in de hand van de ander. En dan omgekeerd. Zonder te praten. Daarna wissel je blikken uit, dertig seconden. Dan ronden we af.’
Tessel opende haar ogen. Michaël keek haar aan. Een zachte kalme blik in zijn ogen. Slechts met berusting en een kleine glimlach die haar net niet ontwapende. Hij wachtte.
Ze knikte kort. Haar handen bewogen naar voren, aarzelend. Michaël liet zijn handen rusten op zijn knieën, met de palmen opengedraaid, alsof hij niets aanbood en niets eiste, alleen beschikbaar was.
Zij legde haar hand in de zijne. De aanraking was nauwelijks voelbaar, haar vingers licht gespannen. Hij sloot zijn hand om de hare, warm, stevig, maar niet hard. Ze voelde hoe haar schouders zich aanspanden, reflexmatig.
Zijn duim maakte een trage, kleine beweging over haar handrug. Niet als geruststelling, maar als erkenning.
Ze haalde adem. Langzaam. Niet diep.
Toen wisselden ze. Zijn hand kwam in de hare. Haar vingers sloten zich eromheen, stroef eerst, daarna iets losser. Ze probeerde zich te focussen op de huid, de temperatuur, de textuur van zijn hand. Niet op het feit dat het een man was. Of op dat ze dit toeliet.
‘Is dit oké?’ fluisterde hij, zijn hoofd licht gebogen, zijn stem nauwelijks hoorbaar.
Ze knikte. ‘Ja.’
Ze wist niet waarom ze het zei. Misschien omdat het waar was of omdat het een reflex was.
‘Dank je,’ zei hij zacht.
Toen zei Marco: ‘Kijk elkaar nu in de ogen. Dertig seconden. Zeg niets.’
Ze draaide haar hoofd op, hun handen nog verbonden. Michaël keek haar aan. Niet op zoek naar iets specifieks of bij wijze van een analyse. Hij keek alleen met aandacht, zacht en open.
Ze hield zijn blik vast. Eerst uit beleefdheid. Daarna uit iets wat daarachter lag en dat haar onrust gaf, maar haar ook ergens raakte.
Een rilling trok langs haar rug. Niet van kou, maar van binnenuit. Zijn blik vroeg niets. Maar nam ook niets weg van haar onrust.
Ze merkte dat haar ademhaling onregelmatiger werd. Dat haar buik iets samentrok. Dat haar knieën stijf aanvoelden, alsof ze zichzelf bijeenhield.
Toen, voor het eerst, zag ze zijn mondhoeken iets omhooggaan.
Niet om te lachen.
Maar om haar te laten weten: ik zie je.
En dat was erger dan aanraken.
Want het voelde… alsof ze even niets kon verbergen.
Na een korte drinkpauze werd de groep opnieuw uitgenodigd op de matten. Marco stond in het midden van de ruimte, zijn stem beheerst maar uitnodigend.
‘Deze oefening is bedoeld om ontspanning en overgave te verkennen via de rug. Een van jullie ligt op de buik, de ander maakt contact via lichte druk op de ruggengraat en met langzame bewegingen van boven, beginnend bij de nekwervels tot aan het sacrum. Niet therapeutisch, zonder expliciet doel. Alleen voelen, luisteren en volgen. Dan wisselen jullie.’
Tessel aarzelde niet zichtbaar, maar voelde vanbinnen hoe alles zich aanspande. Haar rug was een plek waar ze liever met rust werd gelaten. Maar dit was de opdracht, en zij had ervoor gekozen hier te zijn.
Ze lag op de buik, haar hoofd opzij gedraaid, ogen gesloten. Ze voelde hoe Michaël zich naast haar neerzette, hoe zijn handen even boven haar hingen, dat kleine moment van aarzeling waarin hij kennelijk voelde dat zijn aanraking iets zou betekenen.
Toen raakten zijn handpalmen haar nek en haar schouders. Niet opdringerig. Alleen warm, open. Zijn vingers spreidden zich langzaam over haar schouderbladen en gleden toen via lichte druk langs haar ruggengraat naar beneden. Geen grijp- of kneedbewegingen. Alleen de lijnen volgen van wat er al was.
Ze merkte hoe haar ademhaling zich verdiepte. Niet omdat ze dat wilde, maar omdat haar lichaam zich eraan overgaf. Voor het eerst in tijden voelde ze haar rug niet als een grens, maar als een plek waar aanraking welkom was.
Toen hij bij haar onderrug aankwam, pauzeerde hij even. Zijn handen bleven liggen, warm, stil.
Ze voelde hoe haar kaken ontspanden.
Niet alles was weg. Niet de alertheid, niet de twijfel.
Maar iets in haar zei: dit kan. Zo, precies zo.
Na afloop had iedereen zich teruggetrokken: sommigen naar hun kamer, anderen naar de tuin of de kleine bibliotheek. Tessel was op haar sokken de gang overgestoken naar het keukentje. Ze had geen zin in sociale gesprekken, alleen in iets warms.
Toen ze het theekastje opende, hoorde ze een zachte beweging achter zich. Ze draaide zich half om.
‘Zit je ook al in de fase van behoefte aan cafeïne?’ vroeg Michaël. Zijn stem was laag, niet opdringerig. Hij leunde met zijn heup en een hand tegen het aanrecht, de andere arm losjes langs zijn lichaam.
Ze knikte. ‘Of iets dat lijkt op houvast.’
‘Mag ik je iets vragen?’ zei hij.
Ze keek op.
‘Tijdens de oefening… je veranderde halverwege. Alsof je van weerstand naar iets anders ging. Wat gebeurde er?’
Ze zweeg even. Dacht na. ‘Mijn rug is een moeilijke plek. Ik laat daar bijna niemand komen. Maar jij… forceerde niet. Je drong niets op.’
Hij knikte langzaam. ‘Het was alsof jouw rug mijn handen vertelde wat wél mocht. Ik weet nog dat iemand ooit iets soortgelijks zei over míjn ademhaling. Dat ze hem wilde volgen, maar dat ik niet durfde te ademen. Ik vond het toen vreselijk confronterend… maar het was wèl ergens het begin van.’
Ze zweeg opnieuw. Zijn woorden waren precies goed. Niet te intiem of te afstandelijk.
‘Ik denk dat ik dat niet gewend ben,’ zei ze. ‘Dat iemand luistert, laat staan met zijn handen.’
Ze schonk twee mokken in. Deed er niets in, geen suiker, geen melk. Gaf hem één van de mokken aan.
‘Dank je,’ zei hij.
Ze namen allebei een slok. Geen stilte vol spanning, alleen het genot van de cafeïne.
‘Ik ben blij dat jij mijn partner bent hier,’ zei hij toen, terwijl hij zijn mok neerzette. ‘Je bent helder. Zelfs als je je afsluit.’
Ze keek hem aan. Kort.
‘Dat zie je goed,’ zei ze.
‘En ik hoop dat we dit zo kunnen voortzetten,’ voegde hij eraan toe.
‘Al zouden we het anders willen, veel mogelijkheid om het anders in te delen heeft Marco niet,’ zei ze toen.
‘Dan ben ik bang dat je met mij opgescheept zit,’ zei hij met een glimlach.
Ze keek hem aan, met iets van een glimlach op haar lippen en zei op plagende toon: ‘Ach, ik had het véél slechter kunnen treffen!’
Aan zijn gezicht zag ze dat hij dit wel kon waarderen.
Ze bleven nog even staan in de keuken, ieder met een mok in de hand, zonder dat er nog veel gezegd werd. Het was geen ongemak, eerder een tijdelijke verzadiging van wat gedeeld kon worden.
Toen zette zij haar lege mok op het aanrecht. ‘Ik ga me even terugtrekken,’ zei ze zacht. Niet als excuus, maar als grens.
Hij knikte alleen. ‘Tot straks.’
Ze liep terug naar haar kamer, met langzame passen, alsof ze iets van het gesprek nog met zich meedroeg. De gang was stil. In haar kamer rook het nog naar haar vest. Ze sloot de deur achter zich en leunde er even tegenaan.
Haar hoofd was niet vol. Maar ook niet leeg. Er zat iets tussenin. Ze wist alleen nog niet wat.
In haar kamer was het stil. Het raam stond op een kier. De lucht was koel, het geluid van de wind zacht en gedempt door de dikke muren van het gebouw. Tessel trok haar vest uit, legde het over de leuning van de stoel en ging op het bed zitten. Niet uit vermoeidheid, maar om bij te komen van wat ze niet goed kon benoemen.
Ze ademde diep in. De geur van kruidenthee hing nog in haar neus. Onder haar trui voelde ze een lichte warmte op haar rug, precies op de plek waar Michaëls handen haar hadden geraakt. Niet spectaculair, niet intiem, maar precies afgestemd. Zacht, traag, afstemmend. En haar lichaam had geantwoord, zonder dat ze het had gevraagd.
Ze liet zich langzaam achterover zakken op het bed en keek naar het plafond. Haar handen lagen losjes op haar buik, haar knieën iets opgetrokken. Ze voelde haar lijf natrillen, niet van spanning, maar van een trage ontspanning die haar onrustig maakte. Alsof haar lichaam iets had toegestaan waar haar hoofd nog niet helemaal in mee was gegaan.
Ze sloot haar ogen. De aanraking was nergens grensoverschrijdend geweest, maar toch voelde ze zich ietwat ontdaan. Niet uitgekleed, maar doorzien. En vreemd genoeg… niet onveilig. Ze dacht aan zijn blik, aan de manier waarop hij niets vroeg en toch alles leek te horen.
Ze legde haar hand op haar zij, waar zijn hand kort had gerust. Haar vingers drukten zacht. Er was niets mis met deze aanraking. Niets mis met wat ze voelde. En toch… het was jaren geleden dat haar lijf zo direct had geantwoord.
Een lichte huivering trok door haar heen. Ze bleef liggen, haar ogen gesloten, terwijl haar ademhaling langzaam zakte naar haar onderbuik.
Ze was verbaasd over zichzelf. Over hoe haar lichaam iets had toegestaan zonder dat ze eerst alles had afgetast, gecontroleerd of overdacht. Het was geen toeval. En ook geen uitglijder. Iets in haar wilde dit blijkbaar al langer.
’Misschien,’ dacht ze, ’begint het hier.’
Niet met een gesprek of een plan. Maar met het opnieuw toelaten van wat je jarenlang zorgvuldig had afgehouden.
De middag stond in het teken van balans. Na een serie ademhalingsoefeningen in tweetallen volgde een oefening waarbij de ene deelnemer op de grond zat, met gesloten ogen, en de ander erachter, als rugsteun, benen gespreid, rug recht, handen losjes op de knieën.
Tessel voelde een lichte spanning toen Michaël achter haar kwam zitten. Zijn benen aan weerszijden van haar heupen, zijn romp amper een centimeter van de hare verwijderd.
‘Als het niet goed voelt, zeg je het gewoon,’ fluisterde hij.
Ze knikte zonder zich om te draaien. Haar ademhaling was oppervlakkig, maar niet opgejaagd. Alleen alert.
Toen liet ze zich langzaam achterover zakken, tot haar rug zijn borst raakte. Eerst alleen met haar schouderbladen. Daarna zakte ze verder. Zijn lijf gaf niet mee, maar bood precies de juiste tegendruk. Niet dwingend. Alleen aanwezig.
Hij ademde langzaam. Zij luisterde. Ze voelde zijn warmte, zijn stevigheid, en tegelijk: zijn terughoudendheid.
Ze sloot haar ogen.
Een minuut verstreek.
Toen nog een.
Er gebeurde niets, behalve dat ze hem voelde. En hij haar.
Langzaam ontspande haar nek. Haar schouders. Haar onderrug. Ze voelde zich gedragen zonder vastgehouden te worden. En daar, in die schijnbaar eenvoudige houding, drong een besef tot haar door: Dat ze zich kon laten rusten. Op iemand. Zonder zichzelf te verliezen.
Na afloop bleef ze nog even zitten. Hij ook. Geen woorden. Alleen de restwarmte van wat zich had afgespeeld. En voordat ze opstond, legde ze haar hand even op zijn knie. Niet als gebaar van dank. Maar als teken van vertrouwen. Heel klein. Maar dit keer: van haar uit.
De dag liep ten einde. De laatste oefening was afgerond, de groep had samen gegeten, een eenvoudige maaltijd van soep en brood, en daarna liep het huis langzaam leeg. Sommigen trokken zich terug op hun kamer, anderen zochten de tuin op.
Tessel had zich in het halletje laten tegenhouden door een vergeten sjaal. Ze had hem bijna niet gepakt. Maar toen ze de stof tegen haar hals voelde, wist ze: ze wilde naar buiten.
In de tuin was het stil. De schemering viel als een zachte deken over het gras. De bomen langs de rand hielden hun silhouetten scherp, alsof ze iets bewaakten. De lucht rook naar nat hout en blad.
Ze liep het pad af langs de kruidentuin, haar handen diep in haar jaszakken. Ze wist niet hoe lang ze al buiten was toen ze voetstappen achter zich hoorde. Een bekende tred.
‘Mag ik?’ vroeg Michaël.
Ze keek opzij. Zijn gezicht was vaag in het avondlicht. Geen glimlach. Alleen de vraag. Ze knikte.
Ze liepen samen verder. Een tijdlang zei geen van beiden iets.
Toen, op een open plek tussen de bomen, bleef ze staan. Haar blik gericht op de rand van de lucht, waar het blauw nog niet helemaal verdwenen was.
‘Die oefening van vanmiddag,’ zei ze, ‘dat ik tegen je aanleunde… dat was moeilijker dan het leek.’
‘Ik weet het,’ zei hij.
Ze keek hem aan.
‘Ik ben het niet gewend dat iemand achter me zit. Letterlijk niet, en figuurlijk ook niet.’
‘En hoe voelde het?’
‘Meer ontspannen dan verwacht. Alsof ik iets losliet zonder te weten wat.’
Hij zei niets.
Ze stond een moment stil. Haar blik op de grond, haar stem zachter nu.
‘Jij doet niks wat ik niet wil. Maar toch kom je dichtbij. En ik merk dat ik dat niet wil stoppen.’
Ze hoorde zichzelf het zeggen en voelde hoe haar hart iets sneller ging. Niet van angst, maar van het besef dat ze het meende.
Hij boog zijn hoofd een beetje. Niet als buiging. Meer als erkenning.
‘Dan ben ik hier,’ zei hij. ‘Zolang jij het wilt.’
Ze knikte. Even. En toen: ‘Dat vind ik fijn.’
Ze liepen samen verder over het slingerende bospad achter het klooster. Niet meer als twee vreemden die toevallig samen kwamen. Maar als twee mensen waarvan de een voorzichtig begon te kiezen en de ander er gewoon was indien nodig.
De lucht was opgeklaard na de regen, maar de geur van nat blad en aarde hing nog in het loof. Tessel liep iets voor hem uit, haar passen beheerst, maar niet afgemeten. Af en toe zei een van hen iets, een losse observatie, een opmerking over het landschap, maar de stilte ertussen was niet ongemakkelijk. Integendeel, het was een teken van onderling vertrouwen.
Toen haar voet plotseling wegzakte op een glad stuk wortel, voelde ze hoe haar balans verdween. Ze hapte naar adem, haar armen schoten kort omhoog.
Maar voor ze kon vallen, had Michaël haar al vast.
Zijn hand greep haar elleboog, zijn andere hand lag stevig tegen haar taille, net boven haar heup. Geen ruk, geen paniek. Alleen onmiddellijke, gerichte aanwezigheid.
Ze stond stil. Zijn lichaam dicht bij het hare. Haar hart sloeg snel, maar het was geen schrik. Eerder een vorm van alertheid die haar scherp maakte, niet om te vluchten, maar om te voelen.
Ze keek op. Hun gezichten dichter bij elkaar dan ooit. Zijn ogen rustig, niet opdringerig. Zijn ademhaling gelijkmatig.
Ze gleed niet terug. De gedachte er afstand van te nemen kwam niet eens bij haar op. Haar hand rustte nu op zijn onderarm, niet om zich los te maken, maar om hem te bevestigen.
‘Gaat het?’ vroeg hij, zijn stem zacht, bijna intiem in de open lucht.
Ze knikte. ‘Ja. Je was snel.’
‘Je liet het toe,’ zei hij.
En ze glimlachte. Niet verlegen. Maar open, met iets van erkenning dat haar zelf verraste.
Zijn hand bleef even liggen. Niet als bezit, maar als uitnodiging die zij niet wegschoof.
‘Ik weet niet wat er gebeurt,’ zei ze, bijna fluisterend.
‘Je stelt je open,’ zei hij. ‘Dat is alles.’
Ze slikte. Haar borst voelde warm, haar schouders los. En iets in haar onderbuik trok samen, niet gespannen, maar levend.
Ze liet haar hand iets verschuiven, van zijn onderarm naar zijn hand. Geen beweging met een doel. Alleen een aanraking die overging in een versmelting van twee handen.
Toen stapten ze samen verder, alsof de pas zich vanzelf hervond. Geen terugtrekking, geen uitleg. Alleen de wetenschap dat er iets basaals gewijzigd was, zonder dat het benoemd hoefde te worden.
Bij de ingang van het gebouw bleven ze even staan. Het grind knarste onder hun schoenen. Tessel draaide zich naar hem toe, haar hand nog in de zijne.
‘Dank je,’ zei ze zacht.
Hij knikte, alsof woorden overbodig waren. Maar hij liet haar hand pas los toen zij dat deed.
Ze leunde kort naar voren en drukte haar lippen tegen zijn wang. Niet vluchtig. Niet bezitterig. Alleen warm. En oprecht.
Daarna liep ze naar binnen, haar hand even op de houten trapleuning. Michaël bleef buiten staan. Keek haar na zonder te roepen. Zijn gezicht stil, maar niet onbewogen.
Boven op haar kamer trok Tessel haar vest uit, liet het achteloos op het bed vallen en bleef staan voor het raam. Haar hart klopte niet snel, maar ze voelde het in haar hals. Een aanraking. Een zoen. Geen grote daad, maar ze wist: het was van haar uit gegaan.
En dat maakte alles anders.
Later die avond zaten ze samen op de brede vensterbank in de gang, net buiten de kleine bibliotheek, waar nog zacht licht brandde. Het was laat, de meeste deuren gesloten. De stilte had een andere kwaliteit gekregen: niet meer als afwachtende rust, maar als een soort bescherming. Een cocon waarin woorden konden vallen zonder te botsen.
Tessel had een plaid over haar schouders geslagen. Michaël zat naast haar, zijn rug tegen de muur, één knie opgetrokken. Hun schouders raakten elkaar net niet.
‘Ik wil je iets vragen,’ zei ze. Haar stem was rustig, maar er zat spanning onder, niet onprettig.
Hij knikte alleen.
‘Wat je bij me hebt aangeraakt, daar in het bos, dat was niet alleen fysiek. Het riep iets wakker waar ik lang niet aan heb willen komen.’
Hij zweeg, zijn blik op haar gericht, maar zonder verwachting.
‘En ik zou verder willen gaan omdat het voor mij een belangrijke doorbraak was, iets waar ik al heel lang mee worstel. Maar niet zomaar. Alleen als jij dat wilt en kunt natuurlijk. En ik wil dat je dan weet waar je aan begint.’
Ze draaide zich iets naar hem toe, trok de plaid strakker rond haar bovenlichaam en keek hem vragend aan.
Met een zachte blik in zijn ogen antwoordde Michaël: ‘ Dat wil ik zeker en niet alleen omdat jij het wilt, maar omdat ik voel dat het belangrijk is voor ons beiden. Ik ben er klaar voor, voor jou, met alles wat je met je meedraagt. Ja, ik wil dit ook. En ik kan het omdat er niets is dat mij ervan weerhoudt jou te helpen. Ik ben in alle opzichten een vrij man. Er is niemand anders. Ik heb geen verplichtingen. Dus vertel.’
‘Er is iets met mij, iets vanuit mijn verleden. Iets dat ik lang verborgen heb gehouden. Niet omdat ik het niet wilde zien, maar omdat ik niet wist hoe ik ermee moest leven zonder dat het alles zou bepalen.’
‘Kun je me er meer over vertellen?’ vroeg hij zacht.
Ze knikte. ‘Later, als je het niet erg vindt, want wat ik je net heb verteld, is voor mij al een hele stap. Maar het komt op het volgende neer: er is iets gebeurd, lang geleden, waardoor mijn lichaam en mijn hoofd uit de pas zijn geraakt. Ik heb geleerd om nabijheid met anderen te doseren, te controleren. Seks was voor mij een manier om de regie te houden, niet om me over te geven.’
Ze keek hem nu recht aan. ‘Maar dat wil ik niet meer. En zeker niet bij jou.’
Hij legde zijn hand op de hare. Wachtte.
‘Ik wil niet dat je me spaart,’ zei ze. ‘Maar ik wil wel dat je afstemt. Op mij. Op wat ik nu kan dragen. En ik wil dat je het me laat zeggen als ik afdwaal, als ik in mijn hoofd schiet. Dat wil zeggen als je hiervoor openstaat.’
‘Dat sta ik,’ zei hij. ‘Als jij me binnenlaat.’
Ze legde haar andere hand bovenop de zijne. ‘Dat doe ik nu.’
Hij boog zich iets naar haar toe. Geen vraag. Geen dwang. Alleen de mogelijkheid.
Zij bracht daarop haar gezicht naar het zijne. Haar lippen raakten de zijne, niet aarzelend, niet gretig. Alleen echt. Haar ademhaling bleef rustig, haar handen bewogen niet. Ze wilde alleen dat dit gebeurde. Zo, precies zo.
Toen ze zich terugtrok, bleef ze dichtbij.
‘Ik ben er nog niet,’ fluisterde ze. ‘Maar ik ben onderweg.’
‘Dan loop ik met je mee,’ zei hij op zachte toon en keek even naar de vloer, zijn hand nog steeds onder de hare. ‘Het is niet de eerste keer dat ik me aangetrokken voel door iemand die een last met zich meedraagt,’ vervolgde hij. ‘Weliswaar niet hetzelfde als wat jij beschrijft, maar ik heb er wel door geleerd heb om niet alles te willen begrijpen. Handreikingen te doen alleen als daar behoefte aan is. En het vol te houden als het even lastig wordt.’
Ze legde haar hoofd tegen zijn schouder. En zo bleven ze zitten. Zonder haast. In een stilte die nu van hen was. Totdat het tijd was om naar bed te gaan.
De ochtend erna, aan het begin van de tweede dag, vonden ze elkaar snel weer als duo. De opdracht was simpel: een niet-beklemmende omhelzing. Eén zat geknield achter de ander, de armen om de romp van de ander heen, niet om de torso, zonder beweging. Alleen voelen. Alleen zijn.
Tessel had gevraagd om eerst te mogen ontvangen. Ze zat op de mat, benen gekruist, ogen gesloten. Michaël zat achter haar, zijn knieën aan weerszijden van haar heupen, zijn armen losjes op haar onderbuik rustend.
De aanraking was nauwelijks aanwezig. Geen druk, geen verwachting. Alleen de nabijheid van de ander, ervaren door textiel heen.
In het begin was ze vooral bezig met wat hij voelde, of hij spanning merkte, of dat haar ademhaling te snel ging. Maar na een tijdje kantelde er iets. Niet spectaculair, niet groots. Gewoon… een moment vanbinnen, waarin haar lichaam niet meer anticipeerde op wat er ging komen.
Hij bewoog niet, sprak niet. Maar hij was er. En zij bleef.
Toen de tijd voorbij was, schoof hij zijn armen weer van haar af, zonder geluid. Ze draaide zich langzaam om, hun knieën raakten elkaar. Geen lach, geen woorden. Alleen een blik die zei: dit gebeurt echt.
Later die middag liep ze met hem naar de kleine keuken bij de eetzaal. Ze hadden zich vrijwillig aangemeld om wat te helpen met het snijden van groenten. Het was geen verplichting, maar het voelde goed om iets met haar handen te doen.
Er lag venkel, wortel, bleekselderij. Ze roken fris, kruidig, aards. Tessel hield van die geur. Michaël pakte twee snijplanken, legde ze naast elkaar neer en bood haar een mes aan.
Even stonden ze zwijgend naast elkaar te werken. Hun schouders raakten elkaar af en toe. Niet omdat het moest. Gewoon omdat de ruimte klein was. En omdat het mocht.
‘Ik weet niet waarom dit me zo rustig maakt,’ zei ze, terwijl ze de wortels in dunne plakjes sneed.
‘Misschien omdat je voelt dat je iets dóet en dat het iets bijdraagt,’ zei hij.
Ze knikte langzaam. ‘Ja. Dat. Een eenvoudig resultaat zonder oordeel.’
Ze sneed verder. Zijn handen werkten secuur. Niet gehaast, niet overgeconcentreerd. Gewoon kalm. Aandachtig.
‘Je handen zijn zo… afgestemd,’ zei ze zonder erbij na te denken.
‘Op jou?’
Ze zweeg. Maar haar blik was zacht toen ze opzij keek.
‘Op het moment,’ antwoordde ze uiteindelijk. ‘Maar dat is hetzelfde, denk ik.’
Hij glimlachte. ‘Dat is wel eens anders geweest. Ik had de neiging om alles te willen oplossen. Tot iemand me vroeg of ik wist hoe het voelde om gewoon bij iemand te blijven, zonder iets te doen. Dat was toen een erg ongemakkelijke vraag.’
Ze voelden allebei de lading van die zin, maar lieten hem liggen. Niet om te ontwijken, maar alleen omdat hij nog even mocht bezinken.
Toen alles gesneden was, verzamelde Michaël de schillen. Tessel waste haar handen. Haar vingers bewogen langzaam onder het lauwe water, haar blik op de stroming gericht. Hij stond iets achter haar, zijn bewegingen hoorbaar, maar niet opdringerig.
Toen ze zich omdraaide, stond hij er. Niet dichtbij, maar ook niet ver. Maar precies in die zone waarin aanraking vanzelf zou kunnen ontstaan.
Ze droogde haar handen aan een linnen doek. Hij hield haar blik vast.
‘Ik denk dat ik voor het eerst sinds lange tijd voel dat ik niet op mijn hoede ben,’ zei ze zacht.
‘En dat voelt veilig?’ vroeg hij.
Ze glimlachte en knikte lichtjes. Haar lichaam voelde licht. Geen vlinders, geen vuurwerk. Maar een stille vorm van vertrouwen die ze niet kende.
‘Wil je straks weer samen oefenen?’ vroeg ze.
‘Graag.’
Ze wist: er was geen haast. Maar er was ook geen terugtrekking meer.
Alleen vooruitgang. In haar tempo. Op haar voorwaarden. En voor het eerst in lange tijd… met haar hele lichaam erbij.
Het was laat toen ze samen de trap op liepen. Er werd nauwelijks nog gepraat in het huis. De oefeningen overdag en de interacties hadden hun weerslag gehad. Iedereen had veel om over na te denken. En voor sommigen was er een deur opengegaan.
In de gangen hing de geur van hout en linnen en iets dat deed denken aan langvervlogen tijden toen er nog monniken op hun sandalen doorheen liepen.
Michaël liep een halve pas achter haar, niet uit aarzeling, maar omdat zij voorging. Voor haar deur bleef ze staan.
‘Wil je even blijven?’ vroeg ze toen ze zich naar hem toe wendde.
Er lag geen beleefdheid of onzekerheid in die vraag. Alleen een weloverwogen uitnodiging.
Hij knikte. Zij opende de deur, deed het lampje naast het bed aan en sloot geruisloos achter hem.
Ze ging op het bed zitten, trok haar trui uit en legde hem op de stoel. Daaronder droeg ze een hemdje. Michaël was blijven staan, leunend op een been, afwachtend met een hand in zijn broekzak. Ze keek op en wenkte hem. Hij kwam dichterbij, ging op de rand naast haar zitten.
Ze draaide zich half naar hem toe en legde haar hand op zijn borst, vlak onder zijn sleutelbeen.
‘Ik voel dat er iets in me is losgekomen en ik wil graag dat je me aanraakt,’ zei ze. ‘Niet overal. Niet alles. Alleen dáár waar ik je toelaat.’
‘Laat me maar zien waar,’ zei hij zacht.
Ze pakte zijn hand en bracht die naar haar hals, liet hem daar rusten. Zijn vingers bleven stil. Alleen de warmte verspreidde zich.
Ze ademde langzaam, diep. Toen gleed haar hand verder, over haar eigen romp naar haar buik, waar ze zijn hand weer op legde. Ze sloot haar ogen.
Hij begreep het zonder woorden. Zijn hand bewoog traag, de muis van zijn duim cirkelde rond haar navel, met aandacht en niet als een mechanische handeling. Ze zuchtte. Geen geluid van lust. Eerder een bevrijding.
Ze ging liggen, haar hoofd op het kussen, haar knieën iets opgetrokken. Haar andere hand wees hem de weg. Hij volgde.
Zijn aanraking gleed nu onder haar hemd, over haar buik, haar ribbenkast, toen terug naar beneden. Zij boog haar hoofd opzij, haar mond iets geopend. ‘Toe maar,’ zei ze ademloos.
Toen zijn vingers haar sliprand bereikten, hield hij stil. Ze opende haar ogen.
‘Ja,’ fluisterde ze. ‘Daar ook.’
Hij gleed voorzichtig naar binnen, niet meteen naar haar kern, maar langs haar lies, haar heup. Hij voelde hoe haar spieren zich aanspanden, zich daarna langzaam weer ontspanden.
‘Laat me weten om te stoppen,’ zei hij. ‘Altijd.’
Ze knikte.
Zijn vingertoppen vonden haar vocht, verkenden haar langzaam. Geen druk, geen haast. Ze trok haar benen iets verder op, gaf zich meer bloot. Ze duwde haar hoofd in het kussen, haar lippen bewogen zonder klank.
Hij boog zich naar haar toe en kuste haar sleutelbeen. Zij legde haar hand op zijn nek en trok hem zachtjes naar zich toe.
‘Zo mag je blijven doorgaan,’ fluisterde ze hem in zijn oor.
Hij trok daarna een spoor van zachte zoentjes over de bovenkant van haar borstkas terwijl hij haar uit haar hemdje hielp. Haar volle borsten kwamen bloot te liggen met haar erecte tepels vol in het zicht. Zachtjes cirkelde hij met tong om ze heen totdat ze zachtjes begon te hijgen en ze haar vingers door de achterkant van zijn haren kroelde.
Toen stroopte hij haar slip naar beneden en richtte zijn aandacht volledig op haar vrouwelijkheid. Zijn vinger cirkelde nu over haar clitoris, traag, met tussenpozen terwijl hij haar navel teder likte. Zij bewoog zich niet. Ze liet het gebeuren. Niet als overgave aan hem, maar aan haar verlangen.
Een rilling gleed over haar buik. Ze klemde haar benen om zijn hand, niet om hem tegen te houden, maar om hem dieper toe te laten.
‘Blijf…’ zei ze, bijna onhoorbaar.
Haar adem stokte. Haar rug spande zich. En toen kwam het. Geen schok, geen gil. Maar een diepe trilling vanuit haar bekken die zich uitstrekte tot haar kruin. Een korte verkramping van haar beenspieren. Haar vingers grepen het laken. Haar ogen gesloten, haar mond stil.
Hij trok zich langzaam terug, kuste haar slaap, legde zijn hand op haar buik.
Zij opende haar ogen. ‘Dank je,’ zei ze. ‘Niet alleen voor wat je me gaf, maar ook voor het blijven. Het…’
Hij legde zich naast haar, trok het dekentje over hen heen en zei: ‘Stil maar, ik begrijp je en ik ga helemaal nergens heen.’
Zij draaide zich naar hem toe, haar hand tegen zijn borst. Haar hoofd tegen zijn hals.
En zo lagen ze daar. Niet als twee mensen die iets hadden afgerond, maar als twee die ergens aan waren begonnen.
De volgende ochtend werd Tessel wakker nog vóór het eerste geluid door het klooster trok. De kamer was schemerig, de lucht fris. Michaël lag naast haar, op zijn zij, zijn arm onder het kussen, zijn gezicht naar haar toe. Zijn ademhaling was diep en regelmatig. Ze bleef liggen, roerloos, en keek naar hem. Niet slechts in bewondering of uit verliefdheid, maar vooral in een soort stille verwondering over hoe vertrouwd dit voelde.
Ze draaide zich op haar zij, dichter naar hem toe. Haar knie raakte de zijne. Heel even aarzelde ze, maar legde toen haar hand op zijn borst. Zacht. Alsof ze zijn hartslag wilde volgen.
Zijn ogen openden zich langzaam. Geen schrik, geen vraag. Alleen een lichte glimlach.
‘Goedemorgen,’ zei hij. Zijn stem klonk schor van de slaap.
‘Goedemorgen,’ antwoordde ze. Haar stem was helder, bijna licht.
Hij bracht zijn hand naar haar gezicht en streek met zijn duim langs haar kaaklijn, traag, zonder iets te willen. Gewoon, omdat het kon.
‘Je voelt anders aan dan gisteren,’ zei hij zacht.
Ze knikte. ‘Ik voel me anders. Niet alleen door jou. Maar wel mede dankzij jou.’
Hij zei niets. Legde alleen zijn voorhoofd tegen het hare. Even maar.
Toen trok hij de dekens iets omhoog, sloeg zijn arm om haar heen en trok haar rustig tegen zich aan. Geen spanning, geen vraag. Alleen een beslotenheid die haar goed deed.
Ze gleed haar arm om zijn middel, haar hand op zijn onderbuik.
‘Ik heb gisteravond alleen ontvangen,’ zei ze zachtjes, ‘en heb niets teruggeven.’
Hij streek met zijn vingers door haar haren, kuste haar op haar kruin en zei: ‘Dat hoefde ook niet, lieverd. Gisteravond was voor jou en voor jou alleen.’
‘Maar ik wil je zo graag laten zien dat wat je me gaf niet niks is.’ Ze bracht haar hand langzaam naar beneden toe en raakte zachtjes zijn halfharde penis aan.
‘Het hoeft niet, meisje. Maar ik hou je ook niet tegen.’
‘Ik heb er alleen niet zoveel ervaring mee.’
‘Dat geeft niet,’ zei hij zacht. ‘Je hoeft niets te weten. Alleen te voelen.’
Ze vond het onwennig en een beetje vreemd dat ze dit deed. Niet omdat het niet mocht, maar omdat ze het altijd had vermeden. En nu leek haar lichaam toch zelf de weg te kennen, zonder aansporing of richting te hebben gekregen. Ze wist niet waar dit vandaan kwam, maar het voelde niet als een rol die ze speelde. Eerder alsof ze eindelijk zichzelf mocht zijn van zichzelf, zonder schuldgevoel.
Ze bleef nog even liggen zoals ze lag, haar hand rustend tegen zijn schaamstreek. Toen begon ze hem te strelen, aarzelend eerst, met vingertoppen die langs zijn huid gleden zonder direct doel. Zijn ademhaling veranderde nauwelijks, maar zijn lichaam reageerde. Zijn penis werd harder onder haar hand, langzaam, zonder schokken, als een beweging die zich vanzelf voltrok.
Ze bewoog haar hand iets steviger nu, verkende de vorm en het gewicht, liet haar vingers over zijn eikel glijden en voelde de warmte, de gladheid, de respons. Zijn ogen bleven gesloten, maar zijn gezicht ontspande verder.
Toen draaide ze zich iets op, leunde op haar elleboog en boog voorover. Ze kuste hem in zijn hals, langzaam, met gesloten lippen. Daarna zijn borstbeen, zijn navel. Steeds verder omlaag. Niet gehaast, niet doelgericht. Alleen in aandacht.
Haar mond vond zijn erectie. Ze opende haar lippen, nam hem gedeeltelijk in haar mond en liet haar tong zacht om hem heen glijden. Ook dit was geen mechanische of plichtmatige handeling. Het was een authentieke beweging die uit haarzelf kwam, omdat ze het wilde en niet omdat het misschien verwacht werd. Ze hoorde zijn ademhaling versnellen, voelde hoe zijn buikspieren licht aanspanden.
Na een tijdje stopte ze. Niet omdat het niet goed ging, maar omdat ze iets anders wilde. Ze kroop langzaam over hem heen, haar bovenlijf tegen het zijne, haar borsten zacht op zijn huid.
‘Wil je in me?’ vroeg ze zacht.
‘Ja,’ zei hij, zijn handen op haar heupen.
Ze ging boven hem zitten, leidde hem naar binnen, langzaam, geconcentreerd. Zijn handen rustten op haar dijen, haar ogen gesloten. Ze ademde diep uit toen hij helemaal in haar was.
Ze bewoog niet meteen. Bleef even stil zitten. Alleen het gevoel toelaten, zonder haast.
Toen begon ze te bewegen, langzaam en gecontroleerd. Ze voelde zichzelf openen, voelde hoe zijn aanwezigheid haar vulde, letterlijk en figuurlijk. Ze steunde met haar handen op zijn borst, haar hoofd iets naar achter. Hij keek naar haar, met een blik die niet vroeg, niet eiste, alleen alles ontving wat ze gaf.
Haar tempo versnelde, schokkerig even, toen weer vloeiend. Hij legde zijn duimen op haar heupbotten, hield haar niet tegen, maar volgde haar beweging.
Ze kwam voorover, haar lichaam tegen het zijne, haar lippen bij zijn oor. ‘Ik voel alles,’ fluisterde ze. ‘En ik wil alles voelen.’
Zijn armen sloten zich om haar, en nu bewoog hij mee. Ze vonden een ritme dat zacht en vol was, een dans waarin geven en ontvangen hetzelfde bleken.
Ze kwam klaar met haar gezicht tegen zijn hals, haar adem versnellend, haar bekken trillend. Geen uitbarsting, maar een trage, diepe golf.
Hij volgde haar, zijn handen stevig op haar rug, zijn adem schokkend, zijn gezicht tegen haar hals. Zijn zaad spoot diep in haar, zijn hele lichaam schokte onder het hare.
Daarna hing ze gekromd boven hem, haar gezicht half verborgen door haar haren, steunend op haar handen naast zijn gezicht. Tranen trokken warme sporen over haar wangen en vielen zachtjes op het laken. Terwijl haar schouders zacht bewogen van het snikken, vroeg ze, bijna kinderlijk: ‘Was dit goed zo?’
‘Het was meer dan goed,’ zei hij. ‘Je was er helemaal.’
Door haar tranen heen glimlachte ze en wreef met haar natte wang over de zijne.
Daarna bleef ze boven hem hangen, haar haar langs zijn gezicht, haar handen naast zijn hoofd op het laken. Een traan gleed van haar kaak op zijn sleutelbeen. Ze veegde hem niet weg.
Hij zei niets. Hij hoefde niets te zeggen.
Ze liet zich naast hem zakken. Haar rug tegen zijn borst, zijn arm vanzelfsprekend om haar heen.
In de kamer hing een diepe stilte. Geen leegte. Geen gewicht. Alleen iets wat eerder ontbrak.
Haar ademhaling zakte, haar lichaam nog warm. Zijn hand rustte op haar buik. Haar vingers lagen erop.
Er werd niets meer gezegd. De nacht deed wat hij moest doen: beschermen wat net was aangeraakt. En hij wist met een zekerheid die hij niet kon verklaren: ze was niet alleen bij hem gekomen. Ze was thuisgekomen in zichzelf.
Nawoord:
Het bovenstaande verhaal is het laatste van het drieluik, getiteld: ‘Wat onder de huid zit.’ De reacties die ik, verrassend genoeg vooral via e-mail, op de eerste twee verhalen had ontvangen, waren uiteenlopend, en terecht. Sommige lezers voelden zich geraakt door de herkenning, de traagheid en de eerlijke taal. Anderen vonden de verhalen te ingetogen, te weinig expliciet of de thema’s niet geheel correct behandeld. Een enkeling vindt mijn verhalen maar niks, immers niet plat genoeg.
Deze verhalen zijn niet alleen bedoeld om te behagen, maar om iets bloot te leggen: hoe complex, verwarrend en soms pijnlijk seksualiteit kan zijn wanneer ze botst met overtuigingen, trauma of het beeld dat we van onszelf hebben.
Wat onder de huid zit, zit daar niet toevallig. Het heeft een geschiedenis, een vorm en een stem. En soms ook een schaamte. Door elk van deze drie verhalen heb ik geprobeerd die onderstromen zichtbaar te maken.
Of u nu geraakt of geïrriteerd was na het lezen: dank dat u deze mensen hebt willen volgen. Ze bestaan niet echt. En toch zijn ze echt genoeg om iets in ons wakker te maken.
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10