Door: Keith
Datum: 18-11-2025 | Cijfer: 9.3 | Gelezen: 971
Lengte: Lang | Leestijd: 27 minuten | Lezers Online: 16
Lengte: Lang | Leestijd: 27 minuten | Lezers Online: 16
Vervolg op: Gonnie - 1: Inleiding
Sollicitatie
En toen was het vrijdag. Sollicitatie in Ede! Douchen, badjas aan, rustig ontbijten en daarna me een beetje opmaken. Het was redelijk weer; het zou vandaag 21 graden worden met een matig zonnetje, dus geen jas nodig. Na het ontbijt kleedde ik me aan. Zoals gewoonlijk genoot van het ritueel om m’n panty aan te trekken. Ik wist dat heel veel mannen dat geweldig opwindend vonden.
Ik zelf ook; het gevoel van het dunne nylon om m’n benen, de rok die even later lekker luchtig omheen zwierde… Zoals altijd keek ik even in de spiegel en draaide om m’n as. Het rokje kwam iets omhoog en onthulde een stukje van mijn lange bovenbenen. Dezelfde soort benen als Annet had, en waar ik intens van kon genieten als wij samen lagen te vrijen. Toen riep ik mezelf tot de orde. Verder aankleden Gon, anders plof je op bed en ga je jezelf weer verwennen…
Om kwart over tien pakte ik m’n spullen en stapte in de auto. Netjes op tijd reed ik de parkeerplaats van het IT-bedrijf in Ede op; tien minuten voor tijd. Nog even blijven wachten, Gonnie; vijf minuten voor elf binnen stappen, niet eerder. Als men een goeie receptioniste had was ik exact om elf uur bij de gesprekspartner. In de spiegel controleerde ik m’n make-up: lippen iets aangezet, een beetje oogschaduw, nauwelijks zichtbaar, maar het gaf mijn ogen nét iets meer… ja, wat? Zelfverzekerdheid? In ieder geval was ik tevreden met mijn uiterlijk. Nog snel een grove kam door mijn haren en toen stapte ik uit. Auto op slot en ik liep naar de ingang van het gebouw. Slechts twee verdiepingen ter grootte van een redelijk woonhuis. Misschien was het dat ooit wel geweest. Deur open…
Achter een desk zat een dame. Iets ouder dan ik en goed verzorgd. ‘Yvonne’ stond op een bordje op de desk.
“Goedemorgen mevrouw. Ik ben Gonnie Peters. Ik heb om elf uur een afspraak met meneer de Laat.”
Ze knikte. “Ik weet van uw komst, mevrouw Peters. Wilt u me volgen?”
Ze liep voor me uit naar een deur; haar hakjes maakten een duidelijk geluid in de verder stille hal. “Simon: mevrouw Peters.”
“Dank je wel, Yvon.”
Twee heren in de ruimte: Simon, ‘meneer de Laat’ dus en een andere vent, die ook opstond. Ik schudde de hand van meneer de Laat.
“Gonnie Peters, aangenaam.”
“Mevrouw Peters, dit is Frank Veenstra. Hij heeft de leiding op het bureau O&O.”
Aha, de wellicht toekomstige chef dus. Ik stak mijn hand naar hem uit. “Gonnie Peters.” Ik keek in een ‘doorsnee gezicht’.
“Frank Veenstra, aangenaam.”
“Wilt u koffie, mevrouw Peters? Of liever thee?”
“Graag een kop thee, meneer de Laat.” Hij liep richting deur.
“Volgt u mij maar, dan mag u de smaak zelf uitzoeken.” Halverwege draaide hij zich om en ik klapte bijna tegen hem aan.
“We spreken elkaar hier allemaal met de voornaam aan, mevrouw Peters. Ik ben Simon, en Frank is Frank. Mogen wij u ook tutoyeren?”
Ik glimlachte. “Als dat hier de omgangsvormen zijn… Prima. Ik ben Gonnie, maar dat wist je al.”
“Inderdaad. Oké, nu dat geregeld is… op naar de koffie en de thee.”
In een nis in de gang stond een koffieautomaat. “De keuze is reuze, maar het ding kent gelukkig het recept voor heet water.”
Even later had ik een beker in handen en kon ik een theezakje uitzoeken. Rooibos, prima. Beide heren gingen aan de koffie en die verstrekte de automaat in diverse soorten. En terug naar de ‘directiekamer’ of wat daarvoor doorging.
“Ga zitten Gonnie.”
Gelukkig zaten we in een ‘zitje’ op makkelijke stoelen met een tafeltje in het midden met daar op mijn sollicitatiebrief en CV. En op dat tafeltje een kleed wat het zicht op hun benen verborg. Dus ook op die van mij. Wel zo prettig.
Simon stak van wal.“Jouw CV is best wel indrukwekkend, Gonnie. Je bent Bachelor Bedrijfseconomie, je hebt ervaring als directiesecretaresse, plus nog wat andere administratieve jobs… Waarom wil jij nu als administratief medewerkster bij ons werken? Is dat geen stap terug?”
Simon keek me aan, de andere man, Frank ook
“In een job als directiesecretaresse ben je soms best kwetsbaar, heb ik gemerkt. En je bent een éénling. Ik werk liever in teamverband.” “Kwetsbaar? Zou je dat kunnen uitleggen?” De stem van Frank. Redelijk laag, prettig om naar te luisteren.
Ik besloot mijn kaarten meteen op tafel te leggen. “Ja, dat kan ik. Als één van de directeuren waar je voor werkt, ’s avonds laat op kantoor je functieomschrijving wil uitbreiden met het oraal bevredigen van zijn mannelijke lusten, voel je je als vrouw best wel kwetsbaar, Frank.”
Beide heren zaten me even aan te gapen.
“Pardon?” Simon had zich als eerste herpakt.
Ik knikte. “Precies wat ik zeg. Even later lag meneer overigens jankend op de grond; ik ken de kwetsbare plekjes van de mannelijke anatomie best wel aardig.”
Nu was het Frank die als eerste reageerde. Hij schoot in de lach en schoof met stoel en al een stukje naar achteren, van mij af. “Ik ga maar wat naar achteren, Gonnie. Ben een voorzichtig mens.”
Simon keek ernstiger. “Kunnen we dit ergens verifiëren, Gonnie? En, wat veel belangrijker is: heb jij er iets aan overgehouden?”
“Je kunt het verifiëren bij de andere directeur van de uitgeverij waar ik werkte. De oude directeur is een echte heer; gentleman van top tot teen, naar iedereen binnen zijn bedrijf. De jonge directeur, zijn zoon was degene die dacht dat…” Ik zocht naar woorden. “Ach, ik noem het beestje gewoon maar bij de naam, sorry. Die dacht dat ik hem wel zou pijpen. Type ‘ik ben de baas en jij doet wat ik zeg anders vlieg je er uit’. Een aantal collega’s waren al van plan om demonstratief ontslag te nemen op de dag dat hij het bedrijf formeel zou overnemen.
Het telefoonnummer van de oude directeur staat in het lijstje met referenties; u kunt hem zó bellen. Bij de jonge directeur is dat wat moeilijker; die is, nadat hij uit de politiecel kwam, naar het buitenland gevlucht. Geen flauw idee waar hij nu uithangt en om eerlijk te zijn…”
“Het interesseert je niet”, vulde Frank aan en ik knikte.
“Bijna; naast de strafzaak die boven zijn hoofd hangt wil ik hem via een civiele procedure héél hard te grazen nemen.”
Ik keek beide heren aan. “En dit is nogal een aparte opening van een sollicitatiegesprek, maar ik wil open kaart spelen hier over.”
“Mag ik die oude directeur even bellen, Gonnie?” Simon keek me aan.
“Natuurlijk. Daarom staat hij het referentielijstje.” “Ik loop even naar m’n bureau, Frank.”
Simon verdween. “Drink je thee lekker op, anders wordt die koud.” Frank wees op mijn beker.
“Ja. Sorry.”
Hij dronk zijn koffie en ik zag twee bruine ogen in dat ‘doorsnee gezicht’ En achter die bruine ogen werd snel nagedacht, zo te zien. Hij keek naar buiten, maar staarde in het niets En zijn mondhoeken zakten iets. Zijn gezicht kreeg wat grimmigs over zich.
Plotseling draaide hij zich naar me toe.
“Sorry, maar jouw verhaal… Hoe haal je het in je hoofd?”
Ik haalde mijn schouders op. “Bij sommige kerels werkt dat nu eenmaal zo. Als een vrouw onder je komt te werken, denken ze dat de vrouw in kwestie ook onder je komt líggen. Op het moment dat jij zin hebt. De prefrontale cortex is bij dat soort types nooit verder ontwikkeld sinds de tijd van de Neandertalers.”
Hij schoot, ondanks het onderwerp, in de lach en zijn gezicht zag er plotseling jongensachtig uit. Een leuke kop.
Op dat moment kwam Simon binnen. “Oh, gelukkig. Jullie kunnen nog lachen.”
Frank grinnikte. “Ik kreeg even een lesje anatomie. Over de prefrontale cortex, dat deel van de hersenen waar beslissingen worden genomen en wat actief is bij sociaal gedrag en het onderdrukken van impulsen.” In gedachten knikte ik goedkeurend. Frank bleek geen standaard IT-nerd te zijn...
Simon knikte. “Die kennis mag je dan straks met me delen. Maar Gonnie, ik kreeg van jouw vorige werkgever zo ongeveer de opdracht om je aan te nemen. Per eergisteren, als dat kon. Hij was zeer lovend over jouw organisatievermogen, flexibiliteit en werkethos.”
Ik voelde dat ik moest blozen. Simon gniffelde. “Zijn managements-samenvatting was: ‘Ik wilde dat ik zo’n dochter had, in plaats van een vent die alleen maar zijn penis achterna rent.’ Hij benoemde het lichaamsdeel in kwestie iets anders, maar we zijn hier in een net bedrijf. Nu is dat natuurlijk een enorme opsteker voor jou en een motivatie voor ons om jou inderdaad aan te nemen, maar er zijn nog wat andere zaken die wij met je willen doornemen. Als dat mag.”
“Daarvoor zit ik hier, Simon. Het zou niet fair zijn naar andere sollicitanten als jullie hén wel het vuur na aan de schenen zouden leggen en mij niet.”
“Er was één andere sollicitante, Gonnie. En die mevrouw hebben we rond half elf met een vriendelijk ‘bedankt voor uw tijd’ laten vertrekken. Mevrouw had een aantal noten op haar zang die wij hier niet zo waarderen. Meer zeg ik er niet over.”
De mond van Frank vertrok een beetje, alsof hij z’n lachen niet kon inhouden.
Het volgende halve uur werd ik redelijk aan de tand gevoeld over organisatiekunde, kwaliteitszorg, opleidingseisen en IT in het algemeen. Op de meeste vragen had ik een redelijk antwoord; op IT-gebied natuurlijk niet.
“Sorry heren, ik ben een IT-gebruiker. Ik weet me met de meeste Office-programma’s goed te redden, ik kan een mail versturen en ontvangen, maar mijn kracht ligt in: overzicht houden, organiseren en een beetje vrouwelijke orde in de mannelijke chaos scheppen.”
Ik besloot dat een grapje wel kon en besloot met: “En als jullie denken dat dat inhoudt dat ik ’s avonds hier sta af te wassen: keep on dreaming.”
Beide heren schoten in de lach. “Oké Gonnie, da’s duidelijk. Mogen we je vragen of je even bij Yvon of bij de koffie-automaat kunt wachten? Dan steken wij de koppen bij elkaar.” Ik knikte, liep naar de deur en sloot deze achter me. Naar de automaat. En nu koffie, want die rooibosthee was niet te pruimen geweest. Waarschijnlijk lag dat zakje al drie jaar uit te drogen omdat niemand rooibosthee dronk. Ik tapte een beker espresso en liep naar de receptie.
Yvonne keek me aan. “Zijn de heren in conclaaf?”
Ik knikte. “Ik wacht wel tot ik witte rook zie.”
Zij lachte. “Jaja… Echt niet! Dan moet ik als BHV-er meteen een brandblusser pakken. Geen zin in, want als je een poederblusser pakt is alle elektronica naar de bliksem. En laten we dáár nu juist ons geld mee verdienen…”
Gelukkig, ook die had humor. “Maar… Hoe ging het?” Ik haalde mijn schouders op. “Als die vraag gesteld wordt, dient de sollicitant in kwestie natuurlijk te zeggen: ‘Uitstekend!’ Maar Yvonne… Sorry, mag ik je zo noemen?”
Ze knikte. “Natuurlijk. We werken hier allemaal met voornamen. Ik heb je alleen formeel geïntroduceerd bij Simon. Maar nu graag voornamen, Gonnie.”
Ik knikte opgelucht. “Fijn, dank je wel. Om terug te komen op je vraag: We hebben een goed gesprek gehad en ik ben redelijk uitgehoord. Ik ga het wel horen hoe de heren er over denken.”
Ze knikte. “Als ik jou was zou ik me daar niet zoveel zorgen over maken.”
Natuurlijk maakte ik me wél zorgen. Nou ja, zorgen… Ik had nog een redelijk spaarpotje en het zou een aantal maanden duren voor ik bankroet zou gaan, maar een geregeld inkomen én een geregeld leven waren toch wel fijn…
De deur van het bureau ging open. “Kun je weer binnenkomen, Gonnie?” Eenmaal binnen keek ik in twee lachende gezichten.
“Als het van ons afhangt: je bent hartelijk welkom bij ons, Gonnie. De vraag is nu: wat vind jij ervan om hier te komen werken?”
Simon keek me aan. “Waarom denk je dat ik hier heb gesolliciteerd, Simon? De baan lijkt me leuk, het is niet al te ver rijden, ik heb jullie leren kennen en volgens mij klikt dat wel… Mijn antwoord is: ja, graag!”
Hij stak zijn hand uit. “Mooi! Gefeliciteerd met je nieuwe job. En Frank: jij gefeliciteerd met je lopend geweten.”
Frank grinnikte. “Dat geweten gaat het druk krijgen. Gonnie, proficiat en welkom binnen team O&O.”
Simon stond op. “Ik haal Yvon er even bij, die wikkelt de verdere zaken af. Gonnie, sorry, ik heb zo dadelijk een try-out waar ik bij moet zijn. We zien elkaar.”
Hij beende de deur uit en even daarna liep Yvonne naar binnen. En stak ook meteen haar hand uit. “Ik hoor dat je bent aangenomen! Gefeliciteerd!”
Ze ging achter het bureau zitten. “Ik ben niet alleen receptioniste, maar ook de HR-functionaris… We moeten nu wat zakelijke dingen afwikkelen. En kwartetten, daar beginnen we mee. Mag ik van jou, uit de verzameling formulieren: een recent VOG, kopieën van je diploma’s en eventuele getuigschriften, je ID-kaart en/of paspoort, je rijbewijs én je laatste salarisstrook? Dan trek ik daar kopieën van, je krijgt ze uiteraard terug. Daarna gaan we het eens hebben over je salaris…”
De rest van de dag ging in een stroomversnelling. Nadat Yvonne met me klaar was leverde ze me in bureau O&O af. “Frank… Je nieuwste steun en toeverlaat. Gonnie: Succes!” Ondertussen was het lunchtijd en Frank vroeg: “Wat wil je? Mee lunchen of heb je vanmiddag nog afspraken?”
Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Ik van plan om, afhankelijk of ik aangenomen werd, in Ede een hapje te eten.”
Hij fronste. “Afhankelijk of je… Hoe moet ik dat voor me zien?”
“Simpel. Als ik afgewezen zou worden, zou ik me ergens in een restaurant hebben volgepropt met ‘troost-voedsel’. Als ik aangenomen werd, zou ik me in een restaurant hebben volgepropt met een feestlunch. Qua ingrediënten zou het niks uitmaken overigens.”
Ik lachte om zijn gezicht en hij schudde zijn hoofd. “Vrouwen… Maar goed, hier dichtbij zit een prima restaurant voor een lunch: Amadeus. Dan rijden we daarheen en gebruiken de lunch om even wat informeler te kletsen.”
Ik knikte. “Prima, maar ik betaal m’n eigen eten, Frank. Laat dat duidelijk zijn!”
Hij grinnikte. “Dat lijkt me wel zo prettig. Als jij je te buiten gaat aan een feestmaal met dure wijn en kaviaar… Ik wil de rekening daarvan niet zien! Kom, ik zeg even tegen Yvon waar we uithangen; tot half twee heb ik de tijd, daarna heb ik een Zoom-meeting met een klant.”
Even daarna hield hij galant de deur van zijn auto voor me open en reden we weg. En bij het restaurant hield hij weer die deur open. “Ben je altijd zo galant?” “Alleen bij dames die ik welkom mag heten binnen mijn bureautje. Je hebt dus een dubbele primeur.” Tijdens het eten vertelde ik iets over mijn studie, werkervaring en thuissituatie. De ervaringen bij de uitgeverij liet ik nu achterwege en hij vroeg er ook niet verder naar. Wel zo prettig. En Frank vertelde iets over zijn privéleven. Hij bleek een relatie te hebben gehad.
“Bijna twee jaar. En na drie maanden trok ze bij mij in. Dat was in de lente, nu iets meer dan vijf jaar geleden. En na 18 maanden vertrok ze weer. ‘Ik ga kapot van de eenzaamheid, Frank. Ik trek het niet langer. Jij bent veel weg, en ik zit hier in m’n uppie, midden in de bossen.’
We hebben op een nette manier afscheid genomen, maar inwendig was ik er redelijk van ondersteboven. Achteraf gezien: het was Hetty’s eigen schuld. Ze was logopediste, ondersteunde een aantal scholen in Arnhem, maar toen ze bij me introk heeft ze die allemaal afgezegd. “Geen zin meer in gezeik met jengelende ouders en beknibbelende zorgverzekeringen.” Maar uiteindelijk was het sociale leven in Schaarsbergen, waar ik woon, toch niet wat ze er zich van had voorgesteld. En ze ging dus terug naar Arnhem-Zuid. En leerde daar een vent kennen die wél elke avond thuis kwam. Een paar maanden geleden ontmoette ik hen in het centrum van Arnhem. We hebben samen koffie gedronken. Hetty liep achter een kinderwagen; supertrots. En haar man, ze waren ondertussen getrouwd, leek me wel een geschikte peer. Een beetje suffig, maar duidelijk tot over z’n oren verliefd op zijn vrouw. En toen was ik er ook klaar mee; Hetty speelde daarna geen rol meer in mijn dromen.” Hij keek voor zich uit.
“Midden in de bossen, zei je…?” Ik keek vragend.
“Ik heb een nogal uniek huis. Vlak ten zuiden van de luchtmachtbasis Deelen, inderdaad midden in de bossen. In de jaren ’90 door een ouder echtpaar gebouwd op een ouwe Duitse bunker. Defensie verkocht terrein, onder andere een rand van de luchtmachtbasis. En daar stond die bunker, bovenzijde van het dak één meter onder het maaiveld. Zij kochten de grond, pasten de bunker aan naar hun wensen en lieten er vervolgens een bescheiden bungalow op bouwen. Heien hoefde niet; er zat ik-weet-niet-hoeveel kubieke meter gewapend beton onder het huis. En zes jaar geleden liep ik stomtoevallig tegen dat huis aan tijdens een ATB-ritje.
Bij de inrit stond een bord ‘Te Koop’. Enfin, de makelaar gebeld, het huis bezichtigd en de eigenaars gesproken. Ze wilden er van af, met pijn in het hart, want ze woonden er heerlijk, maar mevrouw kon de trap niet meer af naar de slaapkamer. Die was in de bunker. Enfin, ik kon het huis voor een fatsoenlijke prijs overnemen. Zij konden naar een aanleunwoning, ik had een eigen huis. Iedereen blij.”
Ik dacht na. “Een ouwe bunker als slaapkamer? Is dat niet vreselijk vochtig en kil?”
Frank schudde zijn hoofd. “Nee hoor. Defensie had een uitstekende CV aan laten leggen, die de bunker ook verwarmde. Na de oorlog hebben zij de bunker ook jaren in gebruik gehad; het was de Duitse reserve-commandobunker van het vliegveld. Defensie behield tot de jaren ’80 die optie, daarna werd de bunker gesloten. En na de val van de Muur verkocht Defensie dat deel van het terrein; de vliegbasis was een Luchtmachtbasis geworden. Geen geregeld vliegverkeer meer, maar het terrein bleef wel van Defensie, tot ze rond het jaar 2000 een aantal delen verkochten. Onder andere de strook bos waar de rolbanen waren gevestigd. En daar staat mijn huis dus.
Maar om op die verse lucht terug te komen: Defensie had voor de frisse lucht heel slim gebruik gemaakt van de buizen die de Duitsers al hadden aangelegd. Elke Duitse bunker moest namelijk een luchtverversingssysteem hebben, inclusief gasfilters. Nou, die gasfilters waren er al lang uitgehaald door Defensie, de buizen waren vernieuwd en voorzien van geregelde kleppen. Zodoende had je in de zomermaanden verse lucht beneden en in de winter was het daar zo behaaglijk als je maar wilde. Ik kan de temperatuur in de slaapkamer op laten lopen tot 28 graden, als ik dat wil. Vorige winter eens uitgeprobeerd, toen het buiten 5 graden vroor. Gewoon, ‘omdat het kan’.”
Hij keek nu zielig en ik moest lachen om zijn gezicht.
“Toen de gasrekening een maand later kwam, was dat grapje wel te zien op de rekening…”
We besloten de maaltijd met een kop koffie.
“En jouw familie, Frank?”
“Ik ben enig kind, Gon.” Hij schrok even. “Sorry… mag ik je zo wel noemen?”
Ik knikte. “Ja hoor. Meestal word ik thuis ook zo genoemd. En de keren dat ik niét zo genoemd word, is de aanspreektitel wat minder charmant, zeg maar.”
Hij gniffelde. “Begrijp ik niet, maar oké. Maar… mijn familie? Ik ben enig kind. Mijn ouders zijn zes en zeven jaar geleden overleden. Eerst mijn moeder: aan een hersentumor. Daarna ging mijn pa ook heel snel achteruit: hij had prostaatkanker. En het interesseerde hem weinig tot niets. Hij verzorgde zichzelf niet meer goed, was nonchalant met zijn medicijnen…
Toen ik hem daarop aansprak zei hij: ‘Wat heeft het leven mij nog te bieden, Frank? Ik ben 40 jaar dolgelukkig geweest met je moeder. En nu is ze dood. Zit ik hier in dit huis weg te kwijnen. Ik ben ook ziek; of ik die medicijnen nu wel of niet inneem: volgend jaar op deze dag ben ik er niet meer. Dus: zit me niet aan m’n kop te zaniken, dat doet de thuiszorg al genoeg.
Ik ben niet seniel, hier…’ Hij wees op z’n hoofd ‘…werkt alles nog feilloos. Maar daaronder, in m’n kruis, zit een vuil gezwel wat me langzaam vergiftigt. Ik heb alle documentatie, alles wat je moet weten als ik er niet meer ben, voorbereid. Dat wil ik binnenkort met je doorspreken. Als dat gereed is, ben ik klaar om weer bij je moeder te zijn, Frank.’
Een paar dagen later heb ik samen met hem die documentatie doorgenomen. Het huis, spaarrekeningen, het testament, waar de inboedel heen moest… Met onderbrekingen, want soms zaten we samen te janken. Daarna hebben we samen een borrel genomen en geproost op het leven. En toen ik weg ging wist ik in feite al: dit is de laatste keer dat ik hem levend zie.
En dat klopte; twee dagen later kreeg ik een telefoontje dat hij liggend op bed door de thuiszorg gevonden was. Het huis keurig opgeruimd; het enige wat op tafel stond was een halve beker water en een leeg doosje pijnstillers. En een korte brief, waarin hij zich verontschuldigde voor de overlast die hij veroorzaakte door uit het leven te stappen. Een bedankje aan de thuiszorg, een bedankje aan zijn huisarts en een opdracht aan mij: ‘Máák wat van je leven, Frank.’ De schouwarts was duidelijk: een overdosis pijnstillers. Bewust ingenomen.
En ik wist waarom juist op dié dag; het was hun trouwdag. Op die dag is hij naar mijn moeder gegaan. Daar geloofden zij vast in. Hij is in hetzelfde graf als mijn moeder begraven. En de maanden daarna waren voor mij héél druk. Een jaar na zijn sterfdag ben ik weer naar hun graf gegaan. Ze zijn begraven in Doorwerth, bij het kerkje op de heuvel.
En op die dag ben ik, met een fles Jägermeister, naar hun graf gegaan en wéér een borrel op het leven gedronken. En een glaasje op hun graf gesprenkeld, want beiden konden een borreltje op z’n tijd best waarderen. Eén glaasje, want anders zouden ze in hun graf wel eens aanstootgevende dingen kunnen gaan doen…”
Ik keek verbluft en hij grinnikte. “Er liep een mevrouw over die begraafplaats die zag wat ik deed en me er bij het weggaan op aansprak. Zij vond het niet kunnen dat ik me op een begraafplaats ‘vol liet lopen’ zoals zij dat uitdrukte. Ik heb haar vriendelijk verteld dat dit niet het laatste borreltje zou zijn wat ik met mijn ouders dronk; ik had me voorgenomen om elk jaar op hun trouwdag daarheen te gaan.”
Hij grinnikte weer. “Ik kan het nu op de fiets doen; Doorwerth is niet zo ver van Schaarsbergen. Loop ik minder kans dat ik aangehouden wordt met teveel alcohol op achter het stuur.” “Kijk maar uit dat je ouders niet door Petrus tegengehouden worden wegens openbare dronkenschap. Als jij elk jaar daar een borrel over hun graf giet…”
Hij keek me even aan en schoot in de lach. “Jij bent een fraaie…” Zijn gezicht, even daarvoor droevig, was nu ontspannen en ik keek in twee mooie bruine ogen. Ogen die ik nú pas goed zag. Frank deed me aan Henk, mijn stiefvader denken. Op het oog onopvallend, maar als je hem goéd bekeek…
Frank was van gemiddelde lengte, maar had stevige schouders en een goed figuur. Geen bureau-hangbuik. En hij was niet bang om zijn innerlijke gevoelens bloot te leggen bij een bijna-vreemde. En hij had humor. Er begon een vlindertje in mijn buik te kriebelen. Dit is een interessante vent… Maar verdorie: hij wordt mijn chef! Oh…. Problemen! Relaties op de werkvloer moet je te allen tijde voorkomen, was een wijze les van mijn moeder.
Tot nu was me dat prima gelukt; de paar scharrels die ik had gehad, hadden niet met ‘werk’ te maken gehad.
Frank keek op zijn horloge. “Potdomme… Kwart voor twee al! We moeten als de bliksem terug, Gonnie. Ik in ieder geval; wat doe jij?”
“Ik ga mee. Geen afspraken, ik kan me net zo goed gaan inlezen in het bedrijf.” Hij stak zijn duim op en we rekenden af. Apart.
In de auto zei hij, voor dat we wegreden: “Dank je wel voor je gezelschap Gonnie. En je luisterend oor. Weinig mensen die dit verhaal kennen; aan jou kon ik het kwijt.”
Ik knikte. “Da’s een groot compliment. Dank je wel. En dank voor je vertrouwen, Frank.”
Ik zelf ook; het gevoel van het dunne nylon om m’n benen, de rok die even later lekker luchtig omheen zwierde… Zoals altijd keek ik even in de spiegel en draaide om m’n as. Het rokje kwam iets omhoog en onthulde een stukje van mijn lange bovenbenen. Dezelfde soort benen als Annet had, en waar ik intens van kon genieten als wij samen lagen te vrijen. Toen riep ik mezelf tot de orde. Verder aankleden Gon, anders plof je op bed en ga je jezelf weer verwennen…
Om kwart over tien pakte ik m’n spullen en stapte in de auto. Netjes op tijd reed ik de parkeerplaats van het IT-bedrijf in Ede op; tien minuten voor tijd. Nog even blijven wachten, Gonnie; vijf minuten voor elf binnen stappen, niet eerder. Als men een goeie receptioniste had was ik exact om elf uur bij de gesprekspartner. In de spiegel controleerde ik m’n make-up: lippen iets aangezet, een beetje oogschaduw, nauwelijks zichtbaar, maar het gaf mijn ogen nét iets meer… ja, wat? Zelfverzekerdheid? In ieder geval was ik tevreden met mijn uiterlijk. Nog snel een grove kam door mijn haren en toen stapte ik uit. Auto op slot en ik liep naar de ingang van het gebouw. Slechts twee verdiepingen ter grootte van een redelijk woonhuis. Misschien was het dat ooit wel geweest. Deur open…
Achter een desk zat een dame. Iets ouder dan ik en goed verzorgd. ‘Yvonne’ stond op een bordje op de desk.
“Goedemorgen mevrouw. Ik ben Gonnie Peters. Ik heb om elf uur een afspraak met meneer de Laat.”
Ze knikte. “Ik weet van uw komst, mevrouw Peters. Wilt u me volgen?”
Ze liep voor me uit naar een deur; haar hakjes maakten een duidelijk geluid in de verder stille hal. “Simon: mevrouw Peters.”
“Dank je wel, Yvon.”
Twee heren in de ruimte: Simon, ‘meneer de Laat’ dus en een andere vent, die ook opstond. Ik schudde de hand van meneer de Laat.
“Gonnie Peters, aangenaam.”
“Mevrouw Peters, dit is Frank Veenstra. Hij heeft de leiding op het bureau O&O.”
Aha, de wellicht toekomstige chef dus. Ik stak mijn hand naar hem uit. “Gonnie Peters.” Ik keek in een ‘doorsnee gezicht’.
“Frank Veenstra, aangenaam.”
“Wilt u koffie, mevrouw Peters? Of liever thee?”
“Graag een kop thee, meneer de Laat.” Hij liep richting deur.
“Volgt u mij maar, dan mag u de smaak zelf uitzoeken.” Halverwege draaide hij zich om en ik klapte bijna tegen hem aan.
“We spreken elkaar hier allemaal met de voornaam aan, mevrouw Peters. Ik ben Simon, en Frank is Frank. Mogen wij u ook tutoyeren?”
Ik glimlachte. “Als dat hier de omgangsvormen zijn… Prima. Ik ben Gonnie, maar dat wist je al.”
“Inderdaad. Oké, nu dat geregeld is… op naar de koffie en de thee.”
In een nis in de gang stond een koffieautomaat. “De keuze is reuze, maar het ding kent gelukkig het recept voor heet water.”
Even later had ik een beker in handen en kon ik een theezakje uitzoeken. Rooibos, prima. Beide heren gingen aan de koffie en die verstrekte de automaat in diverse soorten. En terug naar de ‘directiekamer’ of wat daarvoor doorging.
“Ga zitten Gonnie.”
Gelukkig zaten we in een ‘zitje’ op makkelijke stoelen met een tafeltje in het midden met daar op mijn sollicitatiebrief en CV. En op dat tafeltje een kleed wat het zicht op hun benen verborg. Dus ook op die van mij. Wel zo prettig.
Simon stak van wal.“Jouw CV is best wel indrukwekkend, Gonnie. Je bent Bachelor Bedrijfseconomie, je hebt ervaring als directiesecretaresse, plus nog wat andere administratieve jobs… Waarom wil jij nu als administratief medewerkster bij ons werken? Is dat geen stap terug?”
Simon keek me aan, de andere man, Frank ook
“In een job als directiesecretaresse ben je soms best kwetsbaar, heb ik gemerkt. En je bent een éénling. Ik werk liever in teamverband.” “Kwetsbaar? Zou je dat kunnen uitleggen?” De stem van Frank. Redelijk laag, prettig om naar te luisteren.
Ik besloot mijn kaarten meteen op tafel te leggen. “Ja, dat kan ik. Als één van de directeuren waar je voor werkt, ’s avonds laat op kantoor je functieomschrijving wil uitbreiden met het oraal bevredigen van zijn mannelijke lusten, voel je je als vrouw best wel kwetsbaar, Frank.”
Beide heren zaten me even aan te gapen.
“Pardon?” Simon had zich als eerste herpakt.
Ik knikte. “Precies wat ik zeg. Even later lag meneer overigens jankend op de grond; ik ken de kwetsbare plekjes van de mannelijke anatomie best wel aardig.”
Nu was het Frank die als eerste reageerde. Hij schoot in de lach en schoof met stoel en al een stukje naar achteren, van mij af. “Ik ga maar wat naar achteren, Gonnie. Ben een voorzichtig mens.”
Simon keek ernstiger. “Kunnen we dit ergens verifiëren, Gonnie? En, wat veel belangrijker is: heb jij er iets aan overgehouden?”
“Je kunt het verifiëren bij de andere directeur van de uitgeverij waar ik werkte. De oude directeur is een echte heer; gentleman van top tot teen, naar iedereen binnen zijn bedrijf. De jonge directeur, zijn zoon was degene die dacht dat…” Ik zocht naar woorden. “Ach, ik noem het beestje gewoon maar bij de naam, sorry. Die dacht dat ik hem wel zou pijpen. Type ‘ik ben de baas en jij doet wat ik zeg anders vlieg je er uit’. Een aantal collega’s waren al van plan om demonstratief ontslag te nemen op de dag dat hij het bedrijf formeel zou overnemen.
Het telefoonnummer van de oude directeur staat in het lijstje met referenties; u kunt hem zó bellen. Bij de jonge directeur is dat wat moeilijker; die is, nadat hij uit de politiecel kwam, naar het buitenland gevlucht. Geen flauw idee waar hij nu uithangt en om eerlijk te zijn…”
“Het interesseert je niet”, vulde Frank aan en ik knikte.
“Bijna; naast de strafzaak die boven zijn hoofd hangt wil ik hem via een civiele procedure héél hard te grazen nemen.”
Ik keek beide heren aan. “En dit is nogal een aparte opening van een sollicitatiegesprek, maar ik wil open kaart spelen hier over.”
“Mag ik die oude directeur even bellen, Gonnie?” Simon keek me aan.
“Natuurlijk. Daarom staat hij het referentielijstje.” “Ik loop even naar m’n bureau, Frank.”
Simon verdween. “Drink je thee lekker op, anders wordt die koud.” Frank wees op mijn beker.
“Ja. Sorry.”
Hij dronk zijn koffie en ik zag twee bruine ogen in dat ‘doorsnee gezicht’ En achter die bruine ogen werd snel nagedacht, zo te zien. Hij keek naar buiten, maar staarde in het niets En zijn mondhoeken zakten iets. Zijn gezicht kreeg wat grimmigs over zich.
Plotseling draaide hij zich naar me toe.
“Sorry, maar jouw verhaal… Hoe haal je het in je hoofd?”
Ik haalde mijn schouders op. “Bij sommige kerels werkt dat nu eenmaal zo. Als een vrouw onder je komt te werken, denken ze dat de vrouw in kwestie ook onder je komt líggen. Op het moment dat jij zin hebt. De prefrontale cortex is bij dat soort types nooit verder ontwikkeld sinds de tijd van de Neandertalers.”
Hij schoot, ondanks het onderwerp, in de lach en zijn gezicht zag er plotseling jongensachtig uit. Een leuke kop.
Op dat moment kwam Simon binnen. “Oh, gelukkig. Jullie kunnen nog lachen.”
Frank grinnikte. “Ik kreeg even een lesje anatomie. Over de prefrontale cortex, dat deel van de hersenen waar beslissingen worden genomen en wat actief is bij sociaal gedrag en het onderdrukken van impulsen.” In gedachten knikte ik goedkeurend. Frank bleek geen standaard IT-nerd te zijn...
Simon knikte. “Die kennis mag je dan straks met me delen. Maar Gonnie, ik kreeg van jouw vorige werkgever zo ongeveer de opdracht om je aan te nemen. Per eergisteren, als dat kon. Hij was zeer lovend over jouw organisatievermogen, flexibiliteit en werkethos.”
Ik voelde dat ik moest blozen. Simon gniffelde. “Zijn managements-samenvatting was: ‘Ik wilde dat ik zo’n dochter had, in plaats van een vent die alleen maar zijn penis achterna rent.’ Hij benoemde het lichaamsdeel in kwestie iets anders, maar we zijn hier in een net bedrijf. Nu is dat natuurlijk een enorme opsteker voor jou en een motivatie voor ons om jou inderdaad aan te nemen, maar er zijn nog wat andere zaken die wij met je willen doornemen. Als dat mag.”
“Daarvoor zit ik hier, Simon. Het zou niet fair zijn naar andere sollicitanten als jullie hén wel het vuur na aan de schenen zouden leggen en mij niet.”
“Er was één andere sollicitante, Gonnie. En die mevrouw hebben we rond half elf met een vriendelijk ‘bedankt voor uw tijd’ laten vertrekken. Mevrouw had een aantal noten op haar zang die wij hier niet zo waarderen. Meer zeg ik er niet over.”
De mond van Frank vertrok een beetje, alsof hij z’n lachen niet kon inhouden.
Het volgende halve uur werd ik redelijk aan de tand gevoeld over organisatiekunde, kwaliteitszorg, opleidingseisen en IT in het algemeen. Op de meeste vragen had ik een redelijk antwoord; op IT-gebied natuurlijk niet.
“Sorry heren, ik ben een IT-gebruiker. Ik weet me met de meeste Office-programma’s goed te redden, ik kan een mail versturen en ontvangen, maar mijn kracht ligt in: overzicht houden, organiseren en een beetje vrouwelijke orde in de mannelijke chaos scheppen.”
Ik besloot dat een grapje wel kon en besloot met: “En als jullie denken dat dat inhoudt dat ik ’s avonds hier sta af te wassen: keep on dreaming.”
Beide heren schoten in de lach. “Oké Gonnie, da’s duidelijk. Mogen we je vragen of je even bij Yvon of bij de koffie-automaat kunt wachten? Dan steken wij de koppen bij elkaar.” Ik knikte, liep naar de deur en sloot deze achter me. Naar de automaat. En nu koffie, want die rooibosthee was niet te pruimen geweest. Waarschijnlijk lag dat zakje al drie jaar uit te drogen omdat niemand rooibosthee dronk. Ik tapte een beker espresso en liep naar de receptie.
Yvonne keek me aan. “Zijn de heren in conclaaf?”
Ik knikte. “Ik wacht wel tot ik witte rook zie.”
Zij lachte. “Jaja… Echt niet! Dan moet ik als BHV-er meteen een brandblusser pakken. Geen zin in, want als je een poederblusser pakt is alle elektronica naar de bliksem. En laten we dáár nu juist ons geld mee verdienen…”
Gelukkig, ook die had humor. “Maar… Hoe ging het?” Ik haalde mijn schouders op. “Als die vraag gesteld wordt, dient de sollicitant in kwestie natuurlijk te zeggen: ‘Uitstekend!’ Maar Yvonne… Sorry, mag ik je zo noemen?”
Ze knikte. “Natuurlijk. We werken hier allemaal met voornamen. Ik heb je alleen formeel geïntroduceerd bij Simon. Maar nu graag voornamen, Gonnie.”
Ik knikte opgelucht. “Fijn, dank je wel. Om terug te komen op je vraag: We hebben een goed gesprek gehad en ik ben redelijk uitgehoord. Ik ga het wel horen hoe de heren er over denken.”
Ze knikte. “Als ik jou was zou ik me daar niet zoveel zorgen over maken.”
Natuurlijk maakte ik me wél zorgen. Nou ja, zorgen… Ik had nog een redelijk spaarpotje en het zou een aantal maanden duren voor ik bankroet zou gaan, maar een geregeld inkomen én een geregeld leven waren toch wel fijn…
De deur van het bureau ging open. “Kun je weer binnenkomen, Gonnie?” Eenmaal binnen keek ik in twee lachende gezichten.
“Als het van ons afhangt: je bent hartelijk welkom bij ons, Gonnie. De vraag is nu: wat vind jij ervan om hier te komen werken?”
Simon keek me aan. “Waarom denk je dat ik hier heb gesolliciteerd, Simon? De baan lijkt me leuk, het is niet al te ver rijden, ik heb jullie leren kennen en volgens mij klikt dat wel… Mijn antwoord is: ja, graag!”
Hij stak zijn hand uit. “Mooi! Gefeliciteerd met je nieuwe job. En Frank: jij gefeliciteerd met je lopend geweten.”
Frank grinnikte. “Dat geweten gaat het druk krijgen. Gonnie, proficiat en welkom binnen team O&O.”
Simon stond op. “Ik haal Yvon er even bij, die wikkelt de verdere zaken af. Gonnie, sorry, ik heb zo dadelijk een try-out waar ik bij moet zijn. We zien elkaar.”
Hij beende de deur uit en even daarna liep Yvonne naar binnen. En stak ook meteen haar hand uit. “Ik hoor dat je bent aangenomen! Gefeliciteerd!”
Ze ging achter het bureau zitten. “Ik ben niet alleen receptioniste, maar ook de HR-functionaris… We moeten nu wat zakelijke dingen afwikkelen. En kwartetten, daar beginnen we mee. Mag ik van jou, uit de verzameling formulieren: een recent VOG, kopieën van je diploma’s en eventuele getuigschriften, je ID-kaart en/of paspoort, je rijbewijs én je laatste salarisstrook? Dan trek ik daar kopieën van, je krijgt ze uiteraard terug. Daarna gaan we het eens hebben over je salaris…”
De rest van de dag ging in een stroomversnelling. Nadat Yvonne met me klaar was leverde ze me in bureau O&O af. “Frank… Je nieuwste steun en toeverlaat. Gonnie: Succes!” Ondertussen was het lunchtijd en Frank vroeg: “Wat wil je? Mee lunchen of heb je vanmiddag nog afspraken?”
Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Ik van plan om, afhankelijk of ik aangenomen werd, in Ede een hapje te eten.”
Hij fronste. “Afhankelijk of je… Hoe moet ik dat voor me zien?”
“Simpel. Als ik afgewezen zou worden, zou ik me ergens in een restaurant hebben volgepropt met ‘troost-voedsel’. Als ik aangenomen werd, zou ik me in een restaurant hebben volgepropt met een feestlunch. Qua ingrediënten zou het niks uitmaken overigens.”
Ik lachte om zijn gezicht en hij schudde zijn hoofd. “Vrouwen… Maar goed, hier dichtbij zit een prima restaurant voor een lunch: Amadeus. Dan rijden we daarheen en gebruiken de lunch om even wat informeler te kletsen.”
Ik knikte. “Prima, maar ik betaal m’n eigen eten, Frank. Laat dat duidelijk zijn!”
Hij grinnikte. “Dat lijkt me wel zo prettig. Als jij je te buiten gaat aan een feestmaal met dure wijn en kaviaar… Ik wil de rekening daarvan niet zien! Kom, ik zeg even tegen Yvon waar we uithangen; tot half twee heb ik de tijd, daarna heb ik een Zoom-meeting met een klant.”
Even daarna hield hij galant de deur van zijn auto voor me open en reden we weg. En bij het restaurant hield hij weer die deur open. “Ben je altijd zo galant?” “Alleen bij dames die ik welkom mag heten binnen mijn bureautje. Je hebt dus een dubbele primeur.” Tijdens het eten vertelde ik iets over mijn studie, werkervaring en thuissituatie. De ervaringen bij de uitgeverij liet ik nu achterwege en hij vroeg er ook niet verder naar. Wel zo prettig. En Frank vertelde iets over zijn privéleven. Hij bleek een relatie te hebben gehad.
“Bijna twee jaar. En na drie maanden trok ze bij mij in. Dat was in de lente, nu iets meer dan vijf jaar geleden. En na 18 maanden vertrok ze weer. ‘Ik ga kapot van de eenzaamheid, Frank. Ik trek het niet langer. Jij bent veel weg, en ik zit hier in m’n uppie, midden in de bossen.’
We hebben op een nette manier afscheid genomen, maar inwendig was ik er redelijk van ondersteboven. Achteraf gezien: het was Hetty’s eigen schuld. Ze was logopediste, ondersteunde een aantal scholen in Arnhem, maar toen ze bij me introk heeft ze die allemaal afgezegd. “Geen zin meer in gezeik met jengelende ouders en beknibbelende zorgverzekeringen.” Maar uiteindelijk was het sociale leven in Schaarsbergen, waar ik woon, toch niet wat ze er zich van had voorgesteld. En ze ging dus terug naar Arnhem-Zuid. En leerde daar een vent kennen die wél elke avond thuis kwam. Een paar maanden geleden ontmoette ik hen in het centrum van Arnhem. We hebben samen koffie gedronken. Hetty liep achter een kinderwagen; supertrots. En haar man, ze waren ondertussen getrouwd, leek me wel een geschikte peer. Een beetje suffig, maar duidelijk tot over z’n oren verliefd op zijn vrouw. En toen was ik er ook klaar mee; Hetty speelde daarna geen rol meer in mijn dromen.” Hij keek voor zich uit.
“Midden in de bossen, zei je…?” Ik keek vragend.
“Ik heb een nogal uniek huis. Vlak ten zuiden van de luchtmachtbasis Deelen, inderdaad midden in de bossen. In de jaren ’90 door een ouder echtpaar gebouwd op een ouwe Duitse bunker. Defensie verkocht terrein, onder andere een rand van de luchtmachtbasis. En daar stond die bunker, bovenzijde van het dak één meter onder het maaiveld. Zij kochten de grond, pasten de bunker aan naar hun wensen en lieten er vervolgens een bescheiden bungalow op bouwen. Heien hoefde niet; er zat ik-weet-niet-hoeveel kubieke meter gewapend beton onder het huis. En zes jaar geleden liep ik stomtoevallig tegen dat huis aan tijdens een ATB-ritje.
Bij de inrit stond een bord ‘Te Koop’. Enfin, de makelaar gebeld, het huis bezichtigd en de eigenaars gesproken. Ze wilden er van af, met pijn in het hart, want ze woonden er heerlijk, maar mevrouw kon de trap niet meer af naar de slaapkamer. Die was in de bunker. Enfin, ik kon het huis voor een fatsoenlijke prijs overnemen. Zij konden naar een aanleunwoning, ik had een eigen huis. Iedereen blij.”
Ik dacht na. “Een ouwe bunker als slaapkamer? Is dat niet vreselijk vochtig en kil?”
Frank schudde zijn hoofd. “Nee hoor. Defensie had een uitstekende CV aan laten leggen, die de bunker ook verwarmde. Na de oorlog hebben zij de bunker ook jaren in gebruik gehad; het was de Duitse reserve-commandobunker van het vliegveld. Defensie behield tot de jaren ’80 die optie, daarna werd de bunker gesloten. En na de val van de Muur verkocht Defensie dat deel van het terrein; de vliegbasis was een Luchtmachtbasis geworden. Geen geregeld vliegverkeer meer, maar het terrein bleef wel van Defensie, tot ze rond het jaar 2000 een aantal delen verkochten. Onder andere de strook bos waar de rolbanen waren gevestigd. En daar staat mijn huis dus.
Maar om op die verse lucht terug te komen: Defensie had voor de frisse lucht heel slim gebruik gemaakt van de buizen die de Duitsers al hadden aangelegd. Elke Duitse bunker moest namelijk een luchtverversingssysteem hebben, inclusief gasfilters. Nou, die gasfilters waren er al lang uitgehaald door Defensie, de buizen waren vernieuwd en voorzien van geregelde kleppen. Zodoende had je in de zomermaanden verse lucht beneden en in de winter was het daar zo behaaglijk als je maar wilde. Ik kan de temperatuur in de slaapkamer op laten lopen tot 28 graden, als ik dat wil. Vorige winter eens uitgeprobeerd, toen het buiten 5 graden vroor. Gewoon, ‘omdat het kan’.”
Hij keek nu zielig en ik moest lachen om zijn gezicht.
“Toen de gasrekening een maand later kwam, was dat grapje wel te zien op de rekening…”
We besloten de maaltijd met een kop koffie.
“En jouw familie, Frank?”
“Ik ben enig kind, Gon.” Hij schrok even. “Sorry… mag ik je zo wel noemen?”
Ik knikte. “Ja hoor. Meestal word ik thuis ook zo genoemd. En de keren dat ik niét zo genoemd word, is de aanspreektitel wat minder charmant, zeg maar.”
Hij gniffelde. “Begrijp ik niet, maar oké. Maar… mijn familie? Ik ben enig kind. Mijn ouders zijn zes en zeven jaar geleden overleden. Eerst mijn moeder: aan een hersentumor. Daarna ging mijn pa ook heel snel achteruit: hij had prostaatkanker. En het interesseerde hem weinig tot niets. Hij verzorgde zichzelf niet meer goed, was nonchalant met zijn medicijnen…
Toen ik hem daarop aansprak zei hij: ‘Wat heeft het leven mij nog te bieden, Frank? Ik ben 40 jaar dolgelukkig geweest met je moeder. En nu is ze dood. Zit ik hier in dit huis weg te kwijnen. Ik ben ook ziek; of ik die medicijnen nu wel of niet inneem: volgend jaar op deze dag ben ik er niet meer. Dus: zit me niet aan m’n kop te zaniken, dat doet de thuiszorg al genoeg.
Ik ben niet seniel, hier…’ Hij wees op z’n hoofd ‘…werkt alles nog feilloos. Maar daaronder, in m’n kruis, zit een vuil gezwel wat me langzaam vergiftigt. Ik heb alle documentatie, alles wat je moet weten als ik er niet meer ben, voorbereid. Dat wil ik binnenkort met je doorspreken. Als dat gereed is, ben ik klaar om weer bij je moeder te zijn, Frank.’
Een paar dagen later heb ik samen met hem die documentatie doorgenomen. Het huis, spaarrekeningen, het testament, waar de inboedel heen moest… Met onderbrekingen, want soms zaten we samen te janken. Daarna hebben we samen een borrel genomen en geproost op het leven. En toen ik weg ging wist ik in feite al: dit is de laatste keer dat ik hem levend zie.
En dat klopte; twee dagen later kreeg ik een telefoontje dat hij liggend op bed door de thuiszorg gevonden was. Het huis keurig opgeruimd; het enige wat op tafel stond was een halve beker water en een leeg doosje pijnstillers. En een korte brief, waarin hij zich verontschuldigde voor de overlast die hij veroorzaakte door uit het leven te stappen. Een bedankje aan de thuiszorg, een bedankje aan zijn huisarts en een opdracht aan mij: ‘Máák wat van je leven, Frank.’ De schouwarts was duidelijk: een overdosis pijnstillers. Bewust ingenomen.
En ik wist waarom juist op dié dag; het was hun trouwdag. Op die dag is hij naar mijn moeder gegaan. Daar geloofden zij vast in. Hij is in hetzelfde graf als mijn moeder begraven. En de maanden daarna waren voor mij héél druk. Een jaar na zijn sterfdag ben ik weer naar hun graf gegaan. Ze zijn begraven in Doorwerth, bij het kerkje op de heuvel.
En op die dag ben ik, met een fles Jägermeister, naar hun graf gegaan en wéér een borrel op het leven gedronken. En een glaasje op hun graf gesprenkeld, want beiden konden een borreltje op z’n tijd best waarderen. Eén glaasje, want anders zouden ze in hun graf wel eens aanstootgevende dingen kunnen gaan doen…”
Ik keek verbluft en hij grinnikte. “Er liep een mevrouw over die begraafplaats die zag wat ik deed en me er bij het weggaan op aansprak. Zij vond het niet kunnen dat ik me op een begraafplaats ‘vol liet lopen’ zoals zij dat uitdrukte. Ik heb haar vriendelijk verteld dat dit niet het laatste borreltje zou zijn wat ik met mijn ouders dronk; ik had me voorgenomen om elk jaar op hun trouwdag daarheen te gaan.”
Hij grinnikte weer. “Ik kan het nu op de fiets doen; Doorwerth is niet zo ver van Schaarsbergen. Loop ik minder kans dat ik aangehouden wordt met teveel alcohol op achter het stuur.” “Kijk maar uit dat je ouders niet door Petrus tegengehouden worden wegens openbare dronkenschap. Als jij elk jaar daar een borrel over hun graf giet…”
Hij keek me even aan en schoot in de lach. “Jij bent een fraaie…” Zijn gezicht, even daarvoor droevig, was nu ontspannen en ik keek in twee mooie bruine ogen. Ogen die ik nú pas goed zag. Frank deed me aan Henk, mijn stiefvader denken. Op het oog onopvallend, maar als je hem goéd bekeek…
Frank was van gemiddelde lengte, maar had stevige schouders en een goed figuur. Geen bureau-hangbuik. En hij was niet bang om zijn innerlijke gevoelens bloot te leggen bij een bijna-vreemde. En hij had humor. Er begon een vlindertje in mijn buik te kriebelen. Dit is een interessante vent… Maar verdorie: hij wordt mijn chef! Oh…. Problemen! Relaties op de werkvloer moet je te allen tijde voorkomen, was een wijze les van mijn moeder.
Tot nu was me dat prima gelukt; de paar scharrels die ik had gehad, hadden niet met ‘werk’ te maken gehad.
Frank keek op zijn horloge. “Potdomme… Kwart voor twee al! We moeten als de bliksem terug, Gonnie. Ik in ieder geval; wat doe jij?”
“Ik ga mee. Geen afspraken, ik kan me net zo goed gaan inlezen in het bedrijf.” Hij stak zijn duim op en we rekenden af. Apart.
In de auto zei hij, voor dat we wegreden: “Dank je wel voor je gezelschap Gonnie. En je luisterend oor. Weinig mensen die dit verhaal kennen; aan jou kon ik het kwijt.”
Ik knikte. “Da’s een groot compliment. Dank je wel. En dank voor je vertrouwen, Frank.”
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10


Bezoek ook eens mijn profiel pagina om meer over mij te weten te komen, een overzicht te zien van mijn verhalen of om een berichtje achter te laten! Ook kun je jezelf aanmelden om een mail te ontvangen als ik een nieuw verhaal heb geplaatst!
