Door: Jaakske
Datum: 29-05-2018 | Cijfer: 8.8 | Gelezen: 2919
Lengte: Lang | Leestijd: 20 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Leraar,
Lengte: Lang | Leestijd: 20 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Leraar,
Vervolg op: De Zes Van Klas 6a - 20
Bart, bijna twintig jaar, begint vandaag zijn eerste lesdag en maakt kennis met de zes leerlingen uit zijn klas.
Dit is een episode uit een langer verhaal. Veel seks is er niet in terug te vinden. Dat komt nog !
Dinsdagochtend. Wakker worden en weten : vandaag begint het !
Bart, jongen, this is the first day of the rest of your life !
Douchen. Scheren. Aankleden. Jeansbroek en geruit hemd.
Naar beneden. Grijze hemel. Helemaal anders dan de dag voordien.
Verse koffie. Sandwiches met smeerkaas. Twee klontjes suiker bij de koffie.
Tegen acht uur naar de school, “next door”. Toch gemakkelijk als je vlak naast de school woont. De eerste leerlingen kwamen ook al aan. Misschien zagen ze in mij wel een laatstejaars leerling.
Naar de leraarskamer. Meer vrouwen dan mannen. Eenmaal de evolutie van de tijd.
Tegen kwart over acht naar het klaslokaal. Mijn klas ! Tot aan de speeltijd om tien over tien bleef elke klassentitularis in zijn klas. Heel wat informatie geven, wat administratieve zaken afhandelen. Kennis maken met de leerlingen.
Jas uittrekken, rugtas op de tafel vooraan plaatsen. Even in de gang kijken. Een praatje met mevrouw Dekimpe, titularisse van klas 6W waar ik wiskunde zou geven.
- Hoeveel leerlingen ? vroeg ik.
- Achttien. En jij ?
- Zes. Ja, is ook een speciaal jaar hé. En geen meisjes.
- Geen enkel ?
- Nee.
De eerste leerlingen kwamen de gang binnen. Ik nam plaats aan de deur van mijn lokaal. Twee leerlingen kwamen aan, hielden halt, bekeken het nummer van het lokaal.
- Ha, hier !
- Kom d’r in, heren.
Ik reikte hen de hand. Aarzelend gaven ze me de hand.
- Gaat u binnen en neem plaats.
Er kwam een derde. Amaai, bijna twee meter. Lachend gezicht.
- Luc, zegde hij, terwijl hij me de hand gaf.
Er kwamen nog twee jongens. Een ervan gebruind als niet een.
Ik wachtte. Er kwam niemand meer opdagen. Half negen. Nee, niemand.
Dus ik naar binnen en ging gewoon op een vrije plaats zitten in de kring van tafeltjes en stoeltjes.
- Heren, begon ik.
Ze keken me aan.
Op dat moment werd op de deur geklopt, de deur vloog open en er stond een niet zo groot kereltje in het deurgat, pikzwart haar, donkere huidskleur , deugnietachtig gezicht. Hij kwam gezwind binnen, deed de deur dicht, keek ons aan en stapte op Luc af, de grootste van ons allen.
- Excuseer, meneer, ik was verloren gelopen…
Luc was blijkbaar niet op zijn tong gevallen.
- Goed, jongen, goed… en wil je dat nu ook aan onze leraar vertellen ?
Luc wees mij aan. De anderen schoten in een lach. Het kereltje stond daar eerst wat bedremmeld, kwam op mij af;
- Meneer, ik was verloren gelopen. Sorry.
- Ja, en hier blijkbaar ook hé ! Neem plaats, neem plaats.
Ze waren er alle zes. Ik bekeek ze een voor een. Dit waren ze dus, de jongens van mijn eerste klas ! Allen jongens die reeds hun laatste jaar uitgedaan hadden, en nu een extra jaar zouden volgen in voorbereiding op verder wetenschappelijke studies. Zij keken mij aan. Wachtend op wat komen zou. Ik keek hen aan. Ik zag die grote gast, en die kleinste. Er zat ook een vreemde tussen. Gelaatskleur café-au-lait, rond gezicht, en ook pikzwart haar. Leuke gast.
- Mijne Heren…
Mens, hoe plechtig ! Ze keken ervan op.
- Mijne Heren, herbegon ik, laten we bij het begin van dit nieuwe schooljaar de zegen vragen aan de Heer onze God.
De jongens keken verbaasd.
- Willen jullie op staan ?
Ze deden het.
- Heer, we zijn hier met zeven mensen samen om het nieuwe schooljaar in te zetten. Geef ons de volharding om door te zetten. Geef ons de kracht om samen een team te vormen. Met dank voor de nieuwe vrienden die we zullen maken…. Amen.
Ze gingen neer zitten.
- Hoy…
Ja hoe spreek je kerels van zeventien, achttien jaar aanals leraar ?
- .. ik ben Bart, jullie klassentitularis voor dit schooljaar. Bart Debackere.
Ze knikten.
- Oke… en wij moeten het samen kunnen runnen, jullie en ik. Ikzelf ben nog vrij jong. Ja hoor. Voor mij geen probleem. Hopelijk voor jullie ook niet. Ik wil proberen jullie de komende maanden een heleboel kennis bij te brengen. Jullie zullen die moeten verwerken en eigen maken. Daar wil ik jullie bij helpen, steunen, aanmoedigen…
Even zwijgen. Ik zag zes ernstige gezichten. Het leken me stuk voor stuk toffe kerels. Echt.
- Ik heb zopas mijn master behaald in de wiskundige wetenschappen. Leuk vak, hé ! Jullie komen dit jaar hier speciaal volgen om jullie wiskunde bij te schaven. Oke, dat zal zeker lukken. Dat ikzelf pas enkele jaren ouder ben dan jullie, dat doet er niet toe : ik wil jullie vooruit helpen en dat kan enkel lukken als jullie mee willen werken. En dat meewerken bestaat er ook in dat jullie samen een echte clan vormen, die elkaar ook door dik en door dun willen bijstaan.
Ik zweeg even. Stond op. Schakelde mijn laptop en de projector aan. De jongens zaten gespannen te kijken. Er verscheen op het projectiebord een deel van de défilé in Parijs op quatorze juillet. De jongens lachten, stilletjes.
- Kijk, heren… Jullie komen vanuit diverse richtingen en van uit diverse scholen. Voor mij zijn jullie een soort vreemdelingenlegioen…
Op het bord verscheen het Franse Vreemdelingenlegioen.
- Kijk, dit zijn soldaten uit alle windstreken van Frankrijk en van daarbuiten. Ze hebben een zware opleiding doorstaan. Alles gericht op discipline en het helpen van elkaar. Wel, jullie zijn dat ook in mijn ogen. Kijk eens hoe zij marcheren. Niet het gewone marcheren hé ! Nee, je moet eens kijken. En luister naar hun lied !
De jongens keken naar de beelden. Ze luisterden naar de tekst, voor zover ze die konden begrijpen.
Nous sommes des dégourdis,
Nous sommes des lascars
Des types pas ordinaires.
Nous avons souvent notre cafard,
Nous sommes des légionnaires.
Ik schakelde laptop en beamer uit. Ging opnieuw tussen de jongens zitten.
- Gehoord mannen? Nous sommes des types pas ordinaires…
Ze keken me vragend aan.
- Heb je vragen ?
Die grote stak zijn hand op.
- Ja, Luc, zeg eens.
- Meneer, u ziet er inderdaad vrij jong uit. Hoe oud of hoe jong bent u ?
- Raad eens.
- Drieëntwintig ?
- Nee.
- Tweeëntwintig ?
- Nee.
- Eenentiwntig dan ?
- Nee.
Die kleinste stak zijn hand op.
- Zeg eens, Arnold.
- Twintig, meneer ?
- Hmmm… Bijna.
- Hé, en al een masterdiploma ?
Ik knikte.
- Amaai zeg…
Ze keken mij plots met meer ontzag aan.
Er werd op de deur geklopt. Een opvoeder kwam binnen. Hij noteerde wie die middag op school bleef eten. Alle zes.
- En mij niet vergeten, hé !
De opvoeder vertrok. Ik voelde dat ik de jongens mee had. Ik voelde het.
Ik deelde een vooraf klaar gemaakt briefje uit. Daar noteerden ze hun gegevens, naam, geboortedatum, adres, adres van de ouders, van vader en van moeder indien de ouders gescheiden waren, aantal broers en aantal zussen en welke studies ze het jaar voordien gevolgd hadden.
Zo’n briefje zou ik ook laten invullen in de andere klassen waar ik les gaf.
Briefjes ingezameld, ik zat terug neer in de kring.
- Mijne heren…
Ze keken me aan.
- .. een vraagje. hoe zal ik jullie voor de rest van het jaar aanspreken ? Jullie vormen een speciale klas, de hoogste klas van de hele school. Jullie hebben het zesde jaar reeds beëindigd, hier of elders. Je wilt echter hoger op, en daarvoor dit specialisatiejaar. Jullie zijn al heren, geen pubers meer. Doch de aanspreking “heren” vind ik zo archaïsch, zo plechtig.
Ze knikten.
- En “leerlingen” is zo doodgewoon.
Ze knikten.
Daarom… Ja… Jullie zijn jongens, alle zes. Boys… Hé, “boys”, wat vinden jullie daarvan als ik jullie zo aanspreek ?
Ze knikten.
- Ja… Ja…
- En mogen wij U dan aanspreken met “chef” of “chief” vroeg Arnold de kleine zwarte.
- Hé, ja zeg, beaamde Luc, de grootste.
- Oké boys.
Ik keek even rond. Boys en Chief. Wie kon daar ooit op gekomen zijn ?
- Bon, boys, nu kennen jullie mij zo al een beetje. Nu wil ik van elk van jullie ook wat meer vernemen en ook jullie kameraden moeten wat meer over jullie weten. Oke ?
Ze knikten instemmend.
- Goed, we beginnen bij onze kleinste, Arnold. Zeg eens boy, wie ben je, van waar kom je, wat wil je ?
Arnold wilde op staan.
- Nee, nee, boy, blijf gerust zitten.
Arnold keek eens rond.
- Wel ja, ik ben Arnold hé. Zoals je ziet, ik ben niet zo groot, amper een meter zevenenzestig, op mijn blote voeten…
De anderen lachten.
- … en zwart haar. Volgens dat mij ma vertelt, zit er Spaans bloed in mij, haar grootvader was een Spanjaard. Haar moeder heette Rodriguez en die haar vader, dus de opa van mijn ma, werd geboren in Valencia en is tijdens de Spaanse burgeroorlog in negentien zevenendertig naar België gekomen. Hij moet dan twaalf geweest zijn, denk ik. Hij werd geadopteerd door een apotheker Hij is hier gehuwd en mijn oma was de apothekersdochter. Ikzelf heb een Spaanse voornaam gekregen. Eigenlijk heet ik Arnoldo, zoals de opa van mijn ma. Maar iedereen zegt Arnold.
Hij had snel aan één stuk door gepraat. Hij was vlot van tong, absoluut zeker.
- En.. waar ging je verleden jaar naar school ?
- Ik was intern in Sint-Lodewijk in Brugge en ik heb latijn-griekse humaniora gevolgd.
- Sint-Lodewijk ! Whaw, kwam Lionel tussen. Amaai zeg ! De elite van Brugge.
- Dank je, dank je, dankte Arnold, ik groei meteen een centimeter.
Dat ventje was absoluut niet op zijn tong gevallen. Dat beloofde voor de rest van het schooljaar. En toch was er iets met Arnold, iets wat ik niet meteen thuis kon schrijven. Hij was opgewekt, of toch niet ? Ik had een jaar lang de tijd om het uit te vissen.
- Oke, besloot ik, eerst even jullie uurrooster voor de week.
Ik projecteerde het uurrooster op het witte bord. De jongens noteerden het.
- Hé, chief, hebben wij je elf uur per week ?
- Inderdaad… Is dat erg ?
Het viel hen op dat ze ook heel wat lesuren aan talen zouden besteden. en zelf twee uur economie per week.
De bel rinkelde. einde eerste lesuur. Als titularis bleef ik die eerste september tot aan de pauze in mijn klas. Dus tot na het tweede lesuur.
- Oké, boys, laten we verder gaan met jullie verhalen. Wie komt nu aan de beurt ?
Willem stak zijn hand op.
- Ja, zeg eens Willem. Jij ziet er nogal een vreemde uit. Is dat zo ?
Willem knikte.
- Zeg eens.
- Eigenlijk heet ik Guillermo. Dat is de Mexicaanse naam voor Willem.
- Ben jij dan Mexicaan ?
- Ja. Mijn ouders zijn Mexicanen. Mijn vader – Guillermo Silva - is verongelukt twee maanden voor mijn geboorte. Ik heb hem dus nooit gekend. Mijn moeder was secretaresse in een weverij in Tampico aan de oostkust van Mexico. Er werden nieuwe machines geïnstalleerd en die kwamen hier uit België. Twee Vlamingen kwamen die machines plaatsen en afregelen. Tijdens de lunch raakte mijn moeder in gesprek met een van hen en het werd liefde op het eerste zicht. Het jaar daarom is mijn ma met mij naar Vlaanderen gekomen en hier gehuwd. Ik werd geadopteerd door mijn nieuwe pa en kreeg een Vlaamse naam en mijn voornaam werd ook vervlaamst, omdat mijn eigenlijke naam hier moeilijk uit te spreken was. Dus heet ik nu Willem Vercouttere.
- Je bent dus eigenlijk Mexicaan , vroeg Lionel.
- Ja.
- En waar ging je vorig jaar naar school ?
- In Ieper. Sociaal-wetenschappen. Ik zou graag civil ingenieur worden maar ken geen wiskunde genoeg.
- Spreek jij ook Spaans ?
- Bijna niets. Thuis spreken we Vlaams.
- En ga je soms naar Mexico ?
- Twee jaar geleden. Daar woont nog familie.
Willem zweeg. Hij intrigeerde me. Ik had al eens foto’s gezien van naakte Mexicaanse jongeren. Die hadden een bijna zwarte penis, in elk geval zeer donker. Gek, dat ik daar nu aan dacht.
- Wat doe jij voor sport ? vroeg ik.
- Ik zwem veel. Ben lid van een zwemclub.
- En heb je broers of zussen ?
- Nog één zus – een halfzus, want we hebben een verschillende vader.
Zijn lachend gezicht straalde vertrouwen in. Ik mocht hem wel. Alhoewel, ik was zijn leraar he.
Het was de beurt aan Mario.
- Ik ben Mario, heb nog een oudere broer en een jongere zus en mijn pa is ingenieur en werkt als chef onderhoud in een diepvriesbedrijf van groenten.
Hij keek even rond.
- Verleden jaar was ik met AFS in Davao in de Filippijnen.
Over AFS wist ik wel een en ander. zouden de andere jongens ook weten wat dit was ? Daarom stelde ik de vraag
- Kun je wat meer vertellen over AFS ?
- Ja. AFS staat voor Americam Field Service en is ontstaan door Amerikaanse ambulanciers die tijdens de eerste wereldoorlog naar de slagvelden trokken om gewonden te verzorgen. Na de tweede wereldoorlog is dat uitgegroeid tot een vereniging van culturele uitwisseling die zowat overal in de wereld afdelingen heeft. Zij zorgen ervoor dat jongens of meisjes die hun laatste jaar middelbare gedaan hebben, dit laatste jaar opnieuw kunnen doen in het buitenland. Ik ben dus een jaar naar de Filippijnen geweest in Davao, dat is een stad van ongeveer anderhalf miljoen inwoners op het eiland Mindanao, in het zuiden van de Filippijnen.
- Zat je daar dan op kot of zo , wilde Luc weten;
- Nee, als AFS-student woon je in een gezin en je maakt er deel van uit. Ik woonde in een gezin van drie kinderen, twee zonen en een meisje en ik zegde ook pa en ma tegen de ouders. Ik was gewoon een van hen.
- Welke taal spreken ze daar ?
- Veel dialecten. Doch bijna iedereen spreekt Engels.
- En moest je daar naar school ?
- Ja, het laatste jaar college in de Davao Christian High School.
Mario vertelde enthousisast over zijn verblijf in Davao. Ik moest hem onderbreken.
- Oke, oke, Mario, prachtig… Misschien kun je in een van de taallessen eens uitgebreid verder gaan over je verhaal in de Filippijnen.
- Oké, chief.
- Pedro ?
Deze was, volgens ik las op zijn fiche, reeds negentien en een half jaar. Vrij atletisch en sportief zo te zien.
- Dank je, chief. Ik ben Pedro Acx. Ik ben verleden jaar afgestudeerd, economische richting en ik zou verleden jaar aan dit extra schooljaar begonnen zijn. Maar, op twintig juli van verleden jaar werd ik ’s avonds met mijn fiets onderste boven gereden door een zatlap. Gevolg, dubbele bekkenbreuk, dijbeenbreuk en nog een en ander. Gelukkig niets aan mijn hoofd.
- Hoe lang kliniek , vroeg Luc.
- Twee maanden in de kliniek met benen in lussen, opgehangen. Kon er niet uit, mocht er niet uit. Er zijn zaken die leuker zijn, geloof me, hoor. Daarna twee maanden in revalidatiecentrum en daarna nog maanden kine. Gelukkig dat ik zelf veel aan sport doe, fitness vooral. Thuis heb ik een eigen fitnesskamer. Dus ik kon thuis ook een en ander doen.
- En nu ? vroeg ik.
- Nu ben ik bijna voor honderd procent hersteld.
- Gelukkig maar. En wat wil je later studeren ? vroeg ik.
- Ik wil graag naar het de militaire school, polytechnische afdeling, dat is zowat hetzelfde als burgerlijk, civil ingenieur.
- Broers of zussen , vroeg ik.
- Ja, van elk een. Ik ben de jongste. Mijn zus is reeds gehuwd en ik ben reeds oom van een tweeling.
Spontaan applaus. Pedro glimlachte.
- Heb je een hobby ? Ja ? vroeg ik.
- Ja. Buiten fitnessen doe ik ook aan dansen. Geen ballet, nee maar een mix tussen gym en dans.
Na Pedro kwam Luc aan de beurt. Met zijn bijna twee meter was hij een imposante verschijning.
- Ik heb latijn-grieks gestudeerd, hier aan dit colllege, begon hij. Ik was intern, en ik heb u, chief, hier nog gekend. U was altijd actief en een haantje-de-voorste.
De jongens lachen.
- Dank je, Luc, voor jouw compliment.
- Mijn ouders zijn gescheiden en hebben elk een nieuwe partner. Maar… Ze komen nog best overeen hoor met elkaar, vooral voor mij en mijn jongere zus. Ik ben leider bij de Chiro ( = jeugdbeweging gegroeid uit de christelijke patronaten op parochies ) en als hobby heb ik zwemmen en ik heb ook al eens deelgenomen aan een kwart triatlon. Fietsen is echter mijn slechtste van de drie, van zwemmen, fietsen en lopen.
- Ben je nog intern ? wilde ik weten.
- Nee, ik heb een brommer waarmee ik naar school kom.
Als laatste deed Lionel zijn verhaal. Hij had de latijn-griekse humaniora gevolgd in Wetteren, in Oost-Vlaanderen, waar hij intern was geweest. Graag had hij voor burgerlijk ingenieur geleerd.
- En, ging hij verder, tijdens de tweede wereldoorlog was die school een speciale school voor de opleiding van Vlaamse jongens vanaf twaalf jaar die bij het Duitse leger wilden gaan. Het was er enorm streng. Zo moesten ze onder andere bij vriesweer, buiten met enkel een kort sportbroekje aan, anders niets aan hun lijf, buiten turnen en zelfs in de sneeuw. Wie niet kon zwemmen werd gewoon in het water geworpen en wanneer ze bijna verdronken, dan werden ze er uit gehaald. .Er zij ook nog bunkers te zien en onderaardse gangen die de Duitsers aangelegd hebben.
Elk had zijn verhaal gedaan. Het was tien uur. Bijna pauze. Vroeger heette dat speeltijd. Nu speelden ze niet meer. Dus pauze.
- Oke, boys, na de pauze zien jullie me terug voor de les wetenschappen. We kennen elkaar nu al zo een beetje. Dus, het wordt werken.
De bel rinkelde. De pauze begon. De jongens naar buiten. Arnold bleef als laatste. Hij was ook als laatste binnen gekomen.
- Meneer..;
- Ja, Arnold;
Hij stond daar een beetje bedremmeld. Kwam tot bij mij.
- Meneer… Ik wil je iets bekennen, meneer.
- Ja, Arnold…
- Mijn pa heeft in de bak gezeten.
- E… ?
- Ja, meneer;
Er stonden tranen in Arnold zijn ogen. Wat moet een mens daar op antwoorden ? De eerste keer in mijn leven dat ik met zo iets te maken kreeg.
- Reeds lang geleden?
- Tot vlak voor de vakantie. Hij heeft drie maanden gezeten. Pa was verzekeraar en hij had een mooie klantenkring. Wij stelden het echt zeer goed. Tot… tot plots de recherche bij ons stond. Pa zou honderdduizenden verduisterd hebben…
Arnold zweeg. Keek me aan.
- Ik wilde dat u dit wist, meneer.
- Ging je hem bezoeken ?
- Ja, we zagen elkaar achter glas. Hij weende veel.
- En je ma ?
- Gelukkig heeft werk als verpleegster.
- en heeft je pa nu opnieuw werk ,
- Ja, als gewone bediende zonder veel verantwoordelijkheid, gewoon papierwerk en computerwerk, meer niet.
- Oke Arnold. Dank dat je dit bekend hebt. Je mag altijd een beroep doen op mij. Als ik kan, dan help ik jou. Beloofd.
- Dank je, chief…
Hij verliet de klas. Wat opgelucht ? Ik vond van wel.
Dit is een episode uit een langer verhaal. Veel seks is er niet in terug te vinden. Dat komt nog !
Dinsdagochtend. Wakker worden en weten : vandaag begint het !
Bart, jongen, this is the first day of the rest of your life !
Douchen. Scheren. Aankleden. Jeansbroek en geruit hemd.
Naar beneden. Grijze hemel. Helemaal anders dan de dag voordien.
Verse koffie. Sandwiches met smeerkaas. Twee klontjes suiker bij de koffie.
Tegen acht uur naar de school, “next door”. Toch gemakkelijk als je vlak naast de school woont. De eerste leerlingen kwamen ook al aan. Misschien zagen ze in mij wel een laatstejaars leerling.
Naar de leraarskamer. Meer vrouwen dan mannen. Eenmaal de evolutie van de tijd.
Tegen kwart over acht naar het klaslokaal. Mijn klas ! Tot aan de speeltijd om tien over tien bleef elke klassentitularis in zijn klas. Heel wat informatie geven, wat administratieve zaken afhandelen. Kennis maken met de leerlingen.
Jas uittrekken, rugtas op de tafel vooraan plaatsen. Even in de gang kijken. Een praatje met mevrouw Dekimpe, titularisse van klas 6W waar ik wiskunde zou geven.
- Hoeveel leerlingen ? vroeg ik.
- Achttien. En jij ?
- Zes. Ja, is ook een speciaal jaar hé. En geen meisjes.
- Geen enkel ?
- Nee.
De eerste leerlingen kwamen de gang binnen. Ik nam plaats aan de deur van mijn lokaal. Twee leerlingen kwamen aan, hielden halt, bekeken het nummer van het lokaal.
- Ha, hier !
- Kom d’r in, heren.
Ik reikte hen de hand. Aarzelend gaven ze me de hand.
- Gaat u binnen en neem plaats.
Er kwam een derde. Amaai, bijna twee meter. Lachend gezicht.
- Luc, zegde hij, terwijl hij me de hand gaf.
Er kwamen nog twee jongens. Een ervan gebruind als niet een.
Ik wachtte. Er kwam niemand meer opdagen. Half negen. Nee, niemand.
Dus ik naar binnen en ging gewoon op een vrije plaats zitten in de kring van tafeltjes en stoeltjes.
- Heren, begon ik.
Ze keken me aan.
Op dat moment werd op de deur geklopt, de deur vloog open en er stond een niet zo groot kereltje in het deurgat, pikzwart haar, donkere huidskleur , deugnietachtig gezicht. Hij kwam gezwind binnen, deed de deur dicht, keek ons aan en stapte op Luc af, de grootste van ons allen.
- Excuseer, meneer, ik was verloren gelopen…
Luc was blijkbaar niet op zijn tong gevallen.
- Goed, jongen, goed… en wil je dat nu ook aan onze leraar vertellen ?
Luc wees mij aan. De anderen schoten in een lach. Het kereltje stond daar eerst wat bedremmeld, kwam op mij af;
- Meneer, ik was verloren gelopen. Sorry.
- Ja, en hier blijkbaar ook hé ! Neem plaats, neem plaats.
Ze waren er alle zes. Ik bekeek ze een voor een. Dit waren ze dus, de jongens van mijn eerste klas ! Allen jongens die reeds hun laatste jaar uitgedaan hadden, en nu een extra jaar zouden volgen in voorbereiding op verder wetenschappelijke studies. Zij keken mij aan. Wachtend op wat komen zou. Ik keek hen aan. Ik zag die grote gast, en die kleinste. Er zat ook een vreemde tussen. Gelaatskleur café-au-lait, rond gezicht, en ook pikzwart haar. Leuke gast.
- Mijne Heren…
Mens, hoe plechtig ! Ze keken ervan op.
- Mijne Heren, herbegon ik, laten we bij het begin van dit nieuwe schooljaar de zegen vragen aan de Heer onze God.
De jongens keken verbaasd.
- Willen jullie op staan ?
Ze deden het.
- Heer, we zijn hier met zeven mensen samen om het nieuwe schooljaar in te zetten. Geef ons de volharding om door te zetten. Geef ons de kracht om samen een team te vormen. Met dank voor de nieuwe vrienden die we zullen maken…. Amen.
Ze gingen neer zitten.
- Hoy…
Ja hoe spreek je kerels van zeventien, achttien jaar aanals leraar ?
- .. ik ben Bart, jullie klassentitularis voor dit schooljaar. Bart Debackere.
Ze knikten.
- Oke… en wij moeten het samen kunnen runnen, jullie en ik. Ikzelf ben nog vrij jong. Ja hoor. Voor mij geen probleem. Hopelijk voor jullie ook niet. Ik wil proberen jullie de komende maanden een heleboel kennis bij te brengen. Jullie zullen die moeten verwerken en eigen maken. Daar wil ik jullie bij helpen, steunen, aanmoedigen…
Even zwijgen. Ik zag zes ernstige gezichten. Het leken me stuk voor stuk toffe kerels. Echt.
- Ik heb zopas mijn master behaald in de wiskundige wetenschappen. Leuk vak, hé ! Jullie komen dit jaar hier speciaal volgen om jullie wiskunde bij te schaven. Oke, dat zal zeker lukken. Dat ikzelf pas enkele jaren ouder ben dan jullie, dat doet er niet toe : ik wil jullie vooruit helpen en dat kan enkel lukken als jullie mee willen werken. En dat meewerken bestaat er ook in dat jullie samen een echte clan vormen, die elkaar ook door dik en door dun willen bijstaan.
Ik zweeg even. Stond op. Schakelde mijn laptop en de projector aan. De jongens zaten gespannen te kijken. Er verscheen op het projectiebord een deel van de défilé in Parijs op quatorze juillet. De jongens lachten, stilletjes.
- Kijk, heren… Jullie komen vanuit diverse richtingen en van uit diverse scholen. Voor mij zijn jullie een soort vreemdelingenlegioen…
Op het bord verscheen het Franse Vreemdelingenlegioen.
- Kijk, dit zijn soldaten uit alle windstreken van Frankrijk en van daarbuiten. Ze hebben een zware opleiding doorstaan. Alles gericht op discipline en het helpen van elkaar. Wel, jullie zijn dat ook in mijn ogen. Kijk eens hoe zij marcheren. Niet het gewone marcheren hé ! Nee, je moet eens kijken. En luister naar hun lied !
De jongens keken naar de beelden. Ze luisterden naar de tekst, voor zover ze die konden begrijpen.
Nous sommes des dégourdis,
Nous sommes des lascars
Des types pas ordinaires.
Nous avons souvent notre cafard,
Nous sommes des légionnaires.
Ik schakelde laptop en beamer uit. Ging opnieuw tussen de jongens zitten.
- Gehoord mannen? Nous sommes des types pas ordinaires…
Ze keken me vragend aan.
- Heb je vragen ?
Die grote stak zijn hand op.
- Ja, Luc, zeg eens.
- Meneer, u ziet er inderdaad vrij jong uit. Hoe oud of hoe jong bent u ?
- Raad eens.
- Drieëntwintig ?
- Nee.
- Tweeëntwintig ?
- Nee.
- Eenentiwntig dan ?
- Nee.
Die kleinste stak zijn hand op.
- Zeg eens, Arnold.
- Twintig, meneer ?
- Hmmm… Bijna.
- Hé, en al een masterdiploma ?
Ik knikte.
- Amaai zeg…
Ze keken mij plots met meer ontzag aan.
Er werd op de deur geklopt. Een opvoeder kwam binnen. Hij noteerde wie die middag op school bleef eten. Alle zes.
- En mij niet vergeten, hé !
De opvoeder vertrok. Ik voelde dat ik de jongens mee had. Ik voelde het.
Ik deelde een vooraf klaar gemaakt briefje uit. Daar noteerden ze hun gegevens, naam, geboortedatum, adres, adres van de ouders, van vader en van moeder indien de ouders gescheiden waren, aantal broers en aantal zussen en welke studies ze het jaar voordien gevolgd hadden.
Zo’n briefje zou ik ook laten invullen in de andere klassen waar ik les gaf.
Briefjes ingezameld, ik zat terug neer in de kring.
- Mijne heren…
Ze keken me aan.
- .. een vraagje. hoe zal ik jullie voor de rest van het jaar aanspreken ? Jullie vormen een speciale klas, de hoogste klas van de hele school. Jullie hebben het zesde jaar reeds beëindigd, hier of elders. Je wilt echter hoger op, en daarvoor dit specialisatiejaar. Jullie zijn al heren, geen pubers meer. Doch de aanspreking “heren” vind ik zo archaïsch, zo plechtig.
Ze knikten.
- En “leerlingen” is zo doodgewoon.
Ze knikten.
Daarom… Ja… Jullie zijn jongens, alle zes. Boys… Hé, “boys”, wat vinden jullie daarvan als ik jullie zo aanspreek ?
Ze knikten.
- Ja… Ja…
- En mogen wij U dan aanspreken met “chef” of “chief” vroeg Arnold de kleine zwarte.
- Hé, ja zeg, beaamde Luc, de grootste.
- Oké boys.
Ik keek even rond. Boys en Chief. Wie kon daar ooit op gekomen zijn ?
- Bon, boys, nu kennen jullie mij zo al een beetje. Nu wil ik van elk van jullie ook wat meer vernemen en ook jullie kameraden moeten wat meer over jullie weten. Oke ?
Ze knikten instemmend.
- Goed, we beginnen bij onze kleinste, Arnold. Zeg eens boy, wie ben je, van waar kom je, wat wil je ?
Arnold wilde op staan.
- Nee, nee, boy, blijf gerust zitten.
Arnold keek eens rond.
- Wel ja, ik ben Arnold hé. Zoals je ziet, ik ben niet zo groot, amper een meter zevenenzestig, op mijn blote voeten…
De anderen lachten.
- … en zwart haar. Volgens dat mij ma vertelt, zit er Spaans bloed in mij, haar grootvader was een Spanjaard. Haar moeder heette Rodriguez en die haar vader, dus de opa van mijn ma, werd geboren in Valencia en is tijdens de Spaanse burgeroorlog in negentien zevenendertig naar België gekomen. Hij moet dan twaalf geweest zijn, denk ik. Hij werd geadopteerd door een apotheker Hij is hier gehuwd en mijn oma was de apothekersdochter. Ikzelf heb een Spaanse voornaam gekregen. Eigenlijk heet ik Arnoldo, zoals de opa van mijn ma. Maar iedereen zegt Arnold.
Hij had snel aan één stuk door gepraat. Hij was vlot van tong, absoluut zeker.
- En.. waar ging je verleden jaar naar school ?
- Ik was intern in Sint-Lodewijk in Brugge en ik heb latijn-griekse humaniora gevolgd.
- Sint-Lodewijk ! Whaw, kwam Lionel tussen. Amaai zeg ! De elite van Brugge.
- Dank je, dank je, dankte Arnold, ik groei meteen een centimeter.
Dat ventje was absoluut niet op zijn tong gevallen. Dat beloofde voor de rest van het schooljaar. En toch was er iets met Arnold, iets wat ik niet meteen thuis kon schrijven. Hij was opgewekt, of toch niet ? Ik had een jaar lang de tijd om het uit te vissen.
- Oke, besloot ik, eerst even jullie uurrooster voor de week.
Ik projecteerde het uurrooster op het witte bord. De jongens noteerden het.
- Hé, chief, hebben wij je elf uur per week ?
- Inderdaad… Is dat erg ?
Het viel hen op dat ze ook heel wat lesuren aan talen zouden besteden. en zelf twee uur economie per week.
De bel rinkelde. einde eerste lesuur. Als titularis bleef ik die eerste september tot aan de pauze in mijn klas. Dus tot na het tweede lesuur.
- Oké, boys, laten we verder gaan met jullie verhalen. Wie komt nu aan de beurt ?
Willem stak zijn hand op.
- Ja, zeg eens Willem. Jij ziet er nogal een vreemde uit. Is dat zo ?
Willem knikte.
- Zeg eens.
- Eigenlijk heet ik Guillermo. Dat is de Mexicaanse naam voor Willem.
- Ben jij dan Mexicaan ?
- Ja. Mijn ouders zijn Mexicanen. Mijn vader – Guillermo Silva - is verongelukt twee maanden voor mijn geboorte. Ik heb hem dus nooit gekend. Mijn moeder was secretaresse in een weverij in Tampico aan de oostkust van Mexico. Er werden nieuwe machines geïnstalleerd en die kwamen hier uit België. Twee Vlamingen kwamen die machines plaatsen en afregelen. Tijdens de lunch raakte mijn moeder in gesprek met een van hen en het werd liefde op het eerste zicht. Het jaar daarom is mijn ma met mij naar Vlaanderen gekomen en hier gehuwd. Ik werd geadopteerd door mijn nieuwe pa en kreeg een Vlaamse naam en mijn voornaam werd ook vervlaamst, omdat mijn eigenlijke naam hier moeilijk uit te spreken was. Dus heet ik nu Willem Vercouttere.
- Je bent dus eigenlijk Mexicaan , vroeg Lionel.
- Ja.
- En waar ging je vorig jaar naar school ?
- In Ieper. Sociaal-wetenschappen. Ik zou graag civil ingenieur worden maar ken geen wiskunde genoeg.
- Spreek jij ook Spaans ?
- Bijna niets. Thuis spreken we Vlaams.
- En ga je soms naar Mexico ?
- Twee jaar geleden. Daar woont nog familie.
Willem zweeg. Hij intrigeerde me. Ik had al eens foto’s gezien van naakte Mexicaanse jongeren. Die hadden een bijna zwarte penis, in elk geval zeer donker. Gek, dat ik daar nu aan dacht.
- Wat doe jij voor sport ? vroeg ik.
- Ik zwem veel. Ben lid van een zwemclub.
- En heb je broers of zussen ?
- Nog één zus – een halfzus, want we hebben een verschillende vader.
Zijn lachend gezicht straalde vertrouwen in. Ik mocht hem wel. Alhoewel, ik was zijn leraar he.
Het was de beurt aan Mario.
- Ik ben Mario, heb nog een oudere broer en een jongere zus en mijn pa is ingenieur en werkt als chef onderhoud in een diepvriesbedrijf van groenten.
Hij keek even rond.
- Verleden jaar was ik met AFS in Davao in de Filippijnen.
Over AFS wist ik wel een en ander. zouden de andere jongens ook weten wat dit was ? Daarom stelde ik de vraag
- Kun je wat meer vertellen over AFS ?
- Ja. AFS staat voor Americam Field Service en is ontstaan door Amerikaanse ambulanciers die tijdens de eerste wereldoorlog naar de slagvelden trokken om gewonden te verzorgen. Na de tweede wereldoorlog is dat uitgegroeid tot een vereniging van culturele uitwisseling die zowat overal in de wereld afdelingen heeft. Zij zorgen ervoor dat jongens of meisjes die hun laatste jaar middelbare gedaan hebben, dit laatste jaar opnieuw kunnen doen in het buitenland. Ik ben dus een jaar naar de Filippijnen geweest in Davao, dat is een stad van ongeveer anderhalf miljoen inwoners op het eiland Mindanao, in het zuiden van de Filippijnen.
- Zat je daar dan op kot of zo , wilde Luc weten;
- Nee, als AFS-student woon je in een gezin en je maakt er deel van uit. Ik woonde in een gezin van drie kinderen, twee zonen en een meisje en ik zegde ook pa en ma tegen de ouders. Ik was gewoon een van hen.
- Welke taal spreken ze daar ?
- Veel dialecten. Doch bijna iedereen spreekt Engels.
- En moest je daar naar school ?
- Ja, het laatste jaar college in de Davao Christian High School.
Mario vertelde enthousisast over zijn verblijf in Davao. Ik moest hem onderbreken.
- Oke, oke, Mario, prachtig… Misschien kun je in een van de taallessen eens uitgebreid verder gaan over je verhaal in de Filippijnen.
- Oké, chief.
- Pedro ?
Deze was, volgens ik las op zijn fiche, reeds negentien en een half jaar. Vrij atletisch en sportief zo te zien.
- Dank je, chief. Ik ben Pedro Acx. Ik ben verleden jaar afgestudeerd, economische richting en ik zou verleden jaar aan dit extra schooljaar begonnen zijn. Maar, op twintig juli van verleden jaar werd ik ’s avonds met mijn fiets onderste boven gereden door een zatlap. Gevolg, dubbele bekkenbreuk, dijbeenbreuk en nog een en ander. Gelukkig niets aan mijn hoofd.
- Hoe lang kliniek , vroeg Luc.
- Twee maanden in de kliniek met benen in lussen, opgehangen. Kon er niet uit, mocht er niet uit. Er zijn zaken die leuker zijn, geloof me, hoor. Daarna twee maanden in revalidatiecentrum en daarna nog maanden kine. Gelukkig dat ik zelf veel aan sport doe, fitness vooral. Thuis heb ik een eigen fitnesskamer. Dus ik kon thuis ook een en ander doen.
- En nu ? vroeg ik.
- Nu ben ik bijna voor honderd procent hersteld.
- Gelukkig maar. En wat wil je later studeren ? vroeg ik.
- Ik wil graag naar het de militaire school, polytechnische afdeling, dat is zowat hetzelfde als burgerlijk, civil ingenieur.
- Broers of zussen , vroeg ik.
- Ja, van elk een. Ik ben de jongste. Mijn zus is reeds gehuwd en ik ben reeds oom van een tweeling.
Spontaan applaus. Pedro glimlachte.
- Heb je een hobby ? Ja ? vroeg ik.
- Ja. Buiten fitnessen doe ik ook aan dansen. Geen ballet, nee maar een mix tussen gym en dans.
Na Pedro kwam Luc aan de beurt. Met zijn bijna twee meter was hij een imposante verschijning.
- Ik heb latijn-grieks gestudeerd, hier aan dit colllege, begon hij. Ik was intern, en ik heb u, chief, hier nog gekend. U was altijd actief en een haantje-de-voorste.
De jongens lachen.
- Dank je, Luc, voor jouw compliment.
- Mijn ouders zijn gescheiden en hebben elk een nieuwe partner. Maar… Ze komen nog best overeen hoor met elkaar, vooral voor mij en mijn jongere zus. Ik ben leider bij de Chiro ( = jeugdbeweging gegroeid uit de christelijke patronaten op parochies ) en als hobby heb ik zwemmen en ik heb ook al eens deelgenomen aan een kwart triatlon. Fietsen is echter mijn slechtste van de drie, van zwemmen, fietsen en lopen.
- Ben je nog intern ? wilde ik weten.
- Nee, ik heb een brommer waarmee ik naar school kom.
Als laatste deed Lionel zijn verhaal. Hij had de latijn-griekse humaniora gevolgd in Wetteren, in Oost-Vlaanderen, waar hij intern was geweest. Graag had hij voor burgerlijk ingenieur geleerd.
- En, ging hij verder, tijdens de tweede wereldoorlog was die school een speciale school voor de opleiding van Vlaamse jongens vanaf twaalf jaar die bij het Duitse leger wilden gaan. Het was er enorm streng. Zo moesten ze onder andere bij vriesweer, buiten met enkel een kort sportbroekje aan, anders niets aan hun lijf, buiten turnen en zelfs in de sneeuw. Wie niet kon zwemmen werd gewoon in het water geworpen en wanneer ze bijna verdronken, dan werden ze er uit gehaald. .Er zij ook nog bunkers te zien en onderaardse gangen die de Duitsers aangelegd hebben.
Elk had zijn verhaal gedaan. Het was tien uur. Bijna pauze. Vroeger heette dat speeltijd. Nu speelden ze niet meer. Dus pauze.
- Oke, boys, na de pauze zien jullie me terug voor de les wetenschappen. We kennen elkaar nu al zo een beetje. Dus, het wordt werken.
De bel rinkelde. De pauze begon. De jongens naar buiten. Arnold bleef als laatste. Hij was ook als laatste binnen gekomen.
- Meneer..;
- Ja, Arnold;
Hij stond daar een beetje bedremmeld. Kwam tot bij mij.
- Meneer… Ik wil je iets bekennen, meneer.
- Ja, Arnold…
- Mijn pa heeft in de bak gezeten.
- E… ?
- Ja, meneer;
Er stonden tranen in Arnold zijn ogen. Wat moet een mens daar op antwoorden ? De eerste keer in mijn leven dat ik met zo iets te maken kreeg.
- Reeds lang geleden?
- Tot vlak voor de vakantie. Hij heeft drie maanden gezeten. Pa was verzekeraar en hij had een mooie klantenkring. Wij stelden het echt zeer goed. Tot… tot plots de recherche bij ons stond. Pa zou honderdduizenden verduisterd hebben…
Arnold zweeg. Keek me aan.
- Ik wilde dat u dit wist, meneer.
- Ging je hem bezoeken ?
- Ja, we zagen elkaar achter glas. Hij weende veel.
- En je ma ?
- Gelukkig heeft werk als verpleegster.
- en heeft je pa nu opnieuw werk ,
- Ja, als gewone bediende zonder veel verantwoordelijkheid, gewoon papierwerk en computerwerk, meer niet.
- Oke Arnold. Dank dat je dit bekend hebt. Je mag altijd een beroep doen op mij. Als ik kan, dan help ik jou. Beloofd.
- Dank je, chief…
Hij verliet de klas. Wat opgelucht ? Ik vond van wel.
Lees verder: De Zes Van Klas 6a - 22
Trefwoord(en): Leraar,
Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10