Door: James
Datum: 12-10-2018 | Cijfer: 8.9 | Gelezen: 7415
Lengte: Lang | Leestijd: 27 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Gangbang, Heks,
Lengte: Lang | Leestijd: 27 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Gangbang, Heks,
15 mei 2027, Aan de archieven van het scheepvaartmuseum, Amsterdam
Een mooie dame van ergens achter in de twintig zat aan één van de leestafels van het archief. Haar chocolakleurige huid werd verlicht door de TL-lampen die de enorme ruimte verlichtten. Boekenkasten en speciale glazen opslagruimtes waren overal rondom haar. Ze droeg een jurkje dat haar vormen goed benadrukte in het donkergeel met een rood patroontje. Aan haar voeten droeg ze een zilverkleurige naaldhak. Aan haar handen had ze de iets minder flaterende witte handschoentjes, zodat ze de perkamenten niet zou beschadigen die ze aan het inkijken was. Op haar WristTab (een flexibele tablet die rond de pols gedragen kon worden, voor het eerst op de markt in 2021), maakte ze enkele notities. Er stonden vele namen en vele data, bij bijna elke datum stonden er tientallen namen. Behalve bij ééntje. Op die éne datum stond maar één naam, een naam die in heel het document, in heel het archief, maar één keer voor kwam: Clara Goessen. Stefie grijnsde breed.
Een vibratie in haar pols waarschuwde haar voor een inkomend bericht. Ze swipte naar rechts en nam de videocall aan. “Ryan, ik heb ze!” Zei Stefie triomfantelijk. Ryan keek haar verbaasd aan. “Wie heb je?” “Clara! Wie anders? Na al die jaren studies en onderzoek, hier staat haar naam! Bijna tien jaar geleden heeft ze mij gered van een Cherubijn, in 1603 zou ze gestorven zijn op de brandstapel, maar hier staat duidelijk dat onze dode heks in 1604, een jaar na haar veronderstelde dood, met een schip is weggevaren. Ik zie alleen een datum en de initialen van de kapitein: ‘WvdD’. Maar ik ben zeker dat dit genoeg is informatie is om meer over haar te weten te kunnen komen! Ik ben er bijna, Ryan!”
De man met de blonde haren zuchtte. “Ik ben blij voor je, Stefie. Echt waar. Maar denk je niet dat dit gewoon het begin is van een nieuwe zoektocht die tien jaar gaat duren? Waarom kom je niet gewoon naar mij? Er is plaats voor je, als je wilt.” Stefie trok haar blik los van de perkamenten. “Kijk, ik moet dit doen, ik moet haar opnieuw vinden. Als ik er achter ben hoe dit alles werkt, dan zal ik naar je penthouse komen, Ryan.” Ryan keek teleurgesteld. “Jij en ik zijn twee van de weinige mensen die van het spreukenboek af weten. En alles werkt, maakt het uit hoe?” Stefie drukte op een knopje en het gezicht van Ryan verdween.
17 april 1604, Ergens in de buurt van de havenstad Terneuzen
Wat aangestampte aarde als vloer, wat lemen muren en een dak van stro. Veel stelde de herberg niet voor. Luide zeemannen, nuchter op zee maar dronken op land, maakten het onveilig. De enige vrouw was de vrouw van de waard, en die hield zich uit het zicht bezig in de keuken. Eén van de zeelieden lag met zijn hoofd op een houten tafel, zijn haren nat van gemorst bier. De vloer van het eerste verdiep waren wat gammele planken, en enkelen waren zopas beginnen kraken nadat één van hen een jonge prostituee had meegebracht. Dansend, zingend en gulzig zuipend lieten de meesten zich meevoeren in de sfeer van typische zeeluigezelligheid.
Een magere vreemdeling die van top tot teen bedekt was met een zwarte mantel trok haast geen aandacht. Hij ging zitten aan de tafel waar degene met zijn hoofd op tafel lag. “Goedenavond” zei de vreemde. “rot op” zei Willem gedempt, die niet eens de moeite nam zijn hoofd op te tillen. Een zwarte kat sprong uit het niets op tafel, Willem schrok recht en sloeg naar het beest dat vijandig kirde. Hij keek naar de man tegenover zich. Er was iets geks met hem, al kon Willem niet zo snel zeggen wat het was.
“De Suzannah, dat is toch jouw schip? Ik zou morgen willen vertrekken op een reis, kan je haar tegen de middag klaar hebben voor vertrek?” Vroeg de vreemde. Willem bulderde het uit van het lachen. “Zelfs als dat zou lukken, morgen is het Pasen, welke idioot vertrekt er nu op een Christelijke feestdag? Kom dinsdag maar eens terug en dan zullen we de prijs bespreken.” Willem legde zijn hoofd terug op de tafel. “Ik had me meer van je voorgesteld” zuchtte de vreemdeling, en hij stond op. “Ik had op z’n minst gedacht dat je wat ballen aan je lijf zou hebben”.
Op dat moment was Willem recht gesprongen. “Wat zei je daar?” brulde hij. Maar niemand anders in de herberg leek hem te horen of te zien. “Ik zei dat ik gedacht had dat je wel wat ballen in je broek zou hebben, of een lul”. In eender welke omstandigheid had Willem de vreemdeling een klap gegeven. Toch voelde hij zich plots niet zo zeker, hij voelde een vreemde sensatie in zijn broek na de woorden van de vreemde. Hij voelde zo subtiel als mogelijk was, en slaakte een kreet. Weer leek niemand hem op te merken. Hij voelde niets. De vreemdeling kon een glimlachje niet onderdrukken terwijl Willem van zijn stokje viel.
Niet veel later lag Willem in een bed in diezelfde herberg. Het eerste dat hij deed was zijn broek controleren, dit keer was zijn zaakje compleet. Het was zeker en vast een droom, dacht hij. Toen merkte hij de vreemdeling op in de hoek van de kamer. Dit keer zonder lange zwarte mantel. De vreemdeling droeg dan wel een broek, maar buiten de mannenkleren was het overduidelijk een vrouw. Haar bleke huid, haar rosse haren en haar schattige sproeten waren het eerste dat hem opvielen. De lange, slanke gedaante met vormen die alleen maar van een vrouw konden zijn, maakte hem zeker van zijn stuk.
“Ik vertrek morgen, met jou en je bemanning richting India” zei de vreemde vrouw. “Vergeet het” zei Willem. “Bang?” Vroeg ze. “Helemaal niet!” riep Willem. “Nee dat zie ik, je bent eerder opgewonden.” Willem keek verward wat ze bedoelde. Een sensatie in zijn broek riep voor de tweede keer zijn aandacht naar zijn kruis. Dit keer zag hij een grote bult. De vreemdeling lachte. “Je moet je niet inhouden hoor Willempje” Ze zette haar rechtervoet (in een leren laars met hak) op een kist, en liet haar hand over haar buik naar beneden glijden. Haar hand ging moeiteloos onder de zoom van de broek. Voordat Willem het doorhad was de vrouw haar edele delen stevig aan het opwrijven. “Dit… hoe durf je! En ik ben getrouwd!” De vrouw grijnsde. “Kijk eens achter je?” Willem keek aarzelend naar achter, maar zag slechts de houten muur aan het hoofdeinde van zijn bed. “Dichterbij, door dat kleine gaatje daar”. Willem keek, en zag in de andere kamer een vrouw op bed liggen. De matroos tussen haar benen had zijn broek niet meer aan, en had haar rok hoog opgetrokken. Ze kreunde van genot en het bed en de vloer kraakte luid. “Zie je? Suzannah geeft er niet veel om, of je nu hier bent of op zee.” Zei de vreemdeling. “Dus waarom neem je me morgen niet mee op je boot? Ik betaal goed hoor.” Willem keek de vrouw bedenkelijk aan, maar zat met zijn gedachten nog in de andere kamer.
18 april 1604, Pasen, in de haven van Terneuzen
Een stel meeuwen vlogen met veel lawaai over de dokken van Terneuzen. Alle schepen waren netjes aangemeerd, maar van handelaars en matrozen was er geen spoor. Ook de winkeltjes en de gildehuizen waren dicht. Het was namelijk Pasen, waarop niemand in de Protestantse wereld werkte. Hierdoor was de hoofdstraat ook uitgestorven, op één persoon na. Clara had enkele maanden geleden haar mentor, Reynhilde, zien sterven. Hoewel het onderdeel was van haar plan om voorgoed te verdwijnen als sterveling en haar eigen dood te vervalsen, had ze toch enkele maanden gerouwd terwijl Sitri de eerste stappen van haar reis uitstippelde. Tijdens dit rouwproces had ze donkere kleren gedragen, en ondertussen had ze hier een liefde voor gekregen. Haar bleke huid en rosse haren stonden goed bij de zwarte kleding, zoals de lange jurk die ze nu droeg.
De zwarte leren laars die ze droeg klakte op de kasseiweg die haar naar de haven bracht. Steeds meer werd dit geluid overstemd door iets dat leek op een blaffende hond gecombineerd met een varken dat geslacht werd. Clara zag al snel de oorzaak van het lawaai: op één van de kaaien stond een blonde vrouw te roepen en te tieren naar de man die Clara de avond ervoor had bezocht. Beiden leken ze boos: de vrouw omdat Willem besloten had om halsoverkop te vertrekken (op een feestdag!), en de man wellicht om wat Clara hem eerder had laten zien. Toen Clara voet zette op de loopplank en aan boord klom van de “Suzannah” (het schip, niet de vrouw), hoorde ze Suzannah (de vrouw) nog harder tekeer gaan.
“Ah, u moet Clara zijn, de mysterieuze passagier die zodanig veel betaalt dat Willem op Pasen wilt vertrekken voor u.” zei een man met armspieren zoals alleen stuurmannen die hadden met een heerlijk diepe stem waar Clara een warm gevoel van kreeg. “Laat ik me even voorstellen, ik ben David Johanssen, vijf jaar marinier bij de Zweedse marine, vandaag uw stuurman.” David gaf Clara een stevige handdruk. “Uw bagage is reeds gearriveerd, ik zal u uw kajuit tonen”
In de achtersteven van het schip bevond zich een ruimte van ongeveer drie op vier meter. De muren, vloer en plafond waren (uiteraard) van hout. Een hangmat hing tussen twee palen die daar speciaal voor die reden waren gezet. Een boekenkast bevatte enkele spreukenboeken die Clara had geselecteerd, en de kist met haar kleren en andere spulletjes stond ongeopend tegen een tafel. “Ik hoop dat u het hier naar wens zult hebben, als u verder nog iets nodig heeft, zal de kapitein tot uw dienst staan. Als zijn vrouw hem dat toelaat uiteraard.”
De deur was nog maar net achter David gesloten en als uit het niets sprong een grote zwarte kat op tafel. “O daar ben je, Hildegone, ik vroeg me al af of je je weg naar hier zou vinden”. De kat was een cadeau van Sitri geweest vlak na de dood van Reynhilde. Al snel bleek het geen gewone kat te zijn. Vaak verdween ze gewoon om na enkele uren terug vanuit het niets op te duiken. Ze zou Clara altijd volgen en haar waarschuwen voor gevaren, en dat had ze al bewezen. Zo was Clara benaderd geweest door een struikrover op het pad van Antwerpen naar Terneuzen. Hildegonde (vernoemd naar Reynhilde) was vijf minuutjes ervoor naast Clara opgedoken en was heftig beginnen spinnen. Uiteraard was alles niet goed afgelopen met de struikrover, Clara was zo creatief geweest om even van lichaam te wisselen met hem. Maar dat is bijzaak.
Hildegonde miauwde goedkeurend en vond een plekje op de tafel waar ze ging liggen. Clara besloot om iets makkelijker aan te trekken. Ze kroop uit haar brede jurk, en stond zo in haar onderkleed (een soort maillot van katoen). Op dat moment kwam Willem binnen.
“O excuseer, ik wist niet dat u,… Als ik… dan…” Met rode wangen keek Willem weg en probeerde hij een excuus te mompelen. “Geen probleem hoor kapitein”. En Clara trok achter een kamerscherm haar onderkleed uit en trok een ander zwart jurkje aan. Het verschil was dat deze jurk van veel fijnere stof was en tot op haar knieën kwam, in plaats van op haar enkels. Het was één van de kledingstukken die ze van Sitri had gekregen voor haar reis.
De kapitein keek haar gretig aan. Hij had nog nooit de knieën van een volwassen vrouw gezien, behalve bij zijn vrouw. En op zee waren er natuurlijk ook bitter weinig knappe dames. “Binnen enkele minuten zetten we koers naar open zee, we zullen bij tafelberg in Zuid-Afrika een tussenstop houden en vervolgens recht naar India reizen.” Zei hij. “Mooi” antwoorde Clara “Maar is die tussenstop echt nodig? Zouden we niet beter rechtstreeks varen? Zo snel mogelijk?” Ze glimlachte, streelde flirtend over zijn borst en beet op haar lip. “Wel… ach… ja, ik neem aan, misschien lukt het wel” stommelde Willem.
De lezer moet weten dat een wereldreis in de vroege 17de eeuw geen pretje was. Het duurde twee maanden voordat de Suzannah nabij Zuid-Afrika voer, en dat was verbluffend snel dankzij een zeer gunstige wind. Die maanden waren opmerkelijk saai. Clara spendeerde het merendeel van dit stuk van de reis aan het schrijven van een passende inleiding van haar boek. Want dat boek, dat alle seksmagie zou moeten bevatten, was het doel van deze reis. Op enkele escapades met enkele matrozen na gebeurde er niets opmerkelijks. Tot op de nacht van 17 juni 1604.
17 juni 1604, De Suzannah, op zee nabij Kaap de Goede Hoop
Een spiernaakte Clara lagen te soezen in haar hangmat. Haar slanke vingertoppen gleden speels over haar eigen lichaam en ze zuchtte van opwinding. Ze zag hoe haar tepels hard werden, en fantaseerde over de sterke armen van David, de stuurman.
Hildegonde verscheen uit de schaduw en miauwde. Haar gele ogen staarden Clara beoordelend aan. Een donderslag klonk in de verte en Hildegonde miauwde harder. Clara’s vingers gleden verder naar beneden, naar haar poesje. Dat wist was er ging komen, en haar vocht drupte rijkelijk op de hangmat, haar vingers raakten haat genotsknopje bijna… En nog een donderslag, harder dan de vorige, harder dan eender welke donder ze ooit al gehoord had. Alsof het schip in tweeën spleet, het hout kraakte vervaarlijk en Hildegonde miauwde harder dan ooit tevoren.
Een dun katoenen laken wikkelde ze om haar lichaam, het was redelijk doorschijnend en ze moest het met een hand vasthouden om het op z’n plek te houden. Ze liep naar buiten met Hildegonde aan haar zij. Ondanks dat Juni op het zuidelijk halfrond een wintermaand is, was het behoorlijk warm. Een storm begon zich te vormen vlak voor het schip. En de regen spetterde op het dek en doorweekte de haren en het katoenen lakentje van Clara. Ze keek op en zag tot haar verbazing niet David de stuurman, maar Willem, de kapitein, aan het roer van de Suzannah. David stond naast hem en ze ruzieden luid. David riep: “Je kan je bemanning niet nog drie maanden laten varen zonder verlof te geven. We moeten bevoorraden, de mannen worden onrustig. En die storm wordt onze dood nog!” Het water droop over zijn gezicht en een deel van de bemanning keek bezorgd naar het duo. Clara merkte nu pas voor het eerst de angstige gezichten op. Ondanks dat haar naakte lichaam bijna helemaal zichtbaar was in het doorweekte stofje, sloeg niemand acht op haar. De meesten keken afwachtend naar David en Willem, maar sommigen staarden de andere kant uit, naar de nakende storm.
Eerst negeerde Willem zijn stuurman, maar toen draaide het uit tot een schermutseling toen David het roer probeerde over te nemen. Voordat iemand er iets aan kon doen, gaf Willem een harde beuk met de hand waarmee hij het roer niet vasthield. David kon zicht maar net overeind houden en kwam tegen de railing van het schip terecht. Willem keek naar hem, zijn gezicht getekend van een soort obsessie. Clara had die twee maanden geleden wellicht teveel magie gebruikt om hem te overtuigen haar zo snel mogelijk op haar bestemming te brengen. Een tweede heftige donderslag deed zelfs de bemanning beven. David ondernam een tweede poging om het roer over te nemen, maar deze keer duwde Willem nog harder door. David kwam weer tegen de railing, maar dit keer viel hij erover. Een plons was amper hoorbaar in het gewoel van de storm en sommige bemanningsleden haastten zich om een touw te gooien. Willem keek terug vastberaden voor zich. “God of de duivel... de Kaap vaar ik om, al moet ik varen tot het laatste oordeel” riep hij.
Enkele zaken gebeurden tegelijk. Een bliksemschicht sloeg in op de hoogste mast. Een gedaante gelijkend op een zwarte rookwolk die iets weg had van een mens stond plots op het dek tussen de matrozen, een vijftal meter van Clara. Een golf sloeg zo hoog in dat het over het dek spoelde. “En zo zal het zijn” riep een stem als die van Sitri “Kapitein Willem Van der Decken, jij en je voltallige bemanning zijn vanaf nu gebonden aan dit schip. Je zal sneller en beter varen dan wie ook, en waar je koers naar zet, daar zal je geraken. Nooit zal je schip zinken of je bemanning sterven. Maar tracht het schip te verlaten, en er zullen vreselijke dingen gebeuren.” De rookwolk loste op, en de storm ging liggen. Hildegonde miauwde nog één keer en werd daarna stil.
De Bemanning was ook ijzig stil, niet meer bang, niet meer muitend. Elke poging om David te redden werd gestaakt en één van de matrozen nam het roer over en zette zonder tegenstribbelen koers naar India. De vloek had hen al even geobsedeerd gemaakt als Willem.
“Jij lijkt me geen gewone vrouw te zijn” zei Willem toen hij naast haar kwam staan. “Wat is er zojuist gebeurd? Wat dat… De duivel?” vroeg hij. “Een demon, om precies te zijn. Eén van de prinsen van de hel” Zei Clara. “Een leven op zee… om eerlijk te zijn, is dat al waar ik van kon dromen” zei hij. “Alleen jammer van… ach ja” Clara keek op “Jammer van wat?” Vroeg ze. “Jammer at er geen vrouwen hier zijn. En Suzannah, tjah, zij ligt waarschijnlijk weer met een ander tussen haar benen. Zij was de reden waarom ik soms nog terug naar Terneuzen ging. Ik noemde dit schip niet naar haar omdat ik haar zo graag had. Eerder omdat ik haar anders zou vergeten. Een echte thuishaven heb ik nooit gehad. Misschien is een naamsverandering zelfs wel een goed idee.”
“Dus er zijn geen vrouwen aan boord?” Vroeg Clara sceptisch. “Wel, niet genoeg voor de hele crew natuurlijk, je snapt wat ik bedoel.” Zei hij. Clara liet het laken los, het viel op het dek en ze stond nu poedelnaakt tussen de starende matrozen. “Oh ik denk dat jullie je handen meer dan genoeg aan mij alleen zullen vol hebben.” Ze knipoogde speels.
Willem nam haar rosse haren en trok haar gezicht naar zich toe. “Denk je echt dat je ons allemaal aankunt? 32 man?” vroeg hij. Clara nam de gesp van zijn riem vast en trok hem dichter naar zich toe. “Geen enkel probleem” fluisterde ze. Plots klonk er gestommel vanuit de kajuiten. De kapitein keek om en zag verbaasd hoe Clara op dek kwam. Er stonden nu twee Clara’s naast hem. Weer kwam een Clara uit de deur, en nog één, en nog één. Tot er acht rosse deernen op dek stonden. “Als ik goed kan tellen” begon de oorspronkelijke Clara “is tweeëndertig gedeeld door acht gelijk aan vier”. Ze grijnsde.
Als een ander schip op dat moment voorbij gevaren had, hadden zij een vreemd schouwspel kunnen zien. Op het dek stonden vijf Clara’s. Alle vijf helemaal bloot. Eentje zat op haar knieën terwijl een matroos voor haar stond zodat ze hem kon pijpen, twee andere matrozen stonden naast haar en werden ruig afgetrokken. Een vierde zat onder haar en likte haar rosse poes. Een andere Clara werd door een matroos op z’n hondjes genomen, terwijl ze weer iemand anders in haar mondje had en één in elke hand. De drie anderen lagen op hun rug te genieten van de viervoudige aandacht. Eén Clara lag in de kombuis (de keuken van het schip) en werd tussen de voorraden anaal genomen terwijl iemand anders haar poes likte, nog iemand anders haar borsten masseerde en de vierde persoon haar innig tongzoende. De voorlaatste Clara hing in één van de vele hangmatten in de slaapruimte van de bemanning, waar de vier matrozen één voor één hun beurt afwachtten. De laatste en de echte Clara lag in haar eigen kajuit tussen haar perkamenten en ganzenveren op de tafel. Drie matrozen en Kapitein Willem waren bij haar. Ze had één matroos in elke hand. Een derde stootte in haar kut. Willem zelf stond bij haar gezicht en trok haar hoofd met haar haren tot over de rand van de tafel. Ze opende haar mond gretig en liet de penis van de kapitein in haar mond. Het gevaarte stootte steeds dieper en dieper. Voordat ze het doorhad gleed zijn pik door in haar keel.
De tafel kraakte en kreuntjes van mannelijke orgasmes begonnen doorheen heel het schip te klinken. Sperma vloog heen en weer en bekliederde alle acht Claras. Ook Willem spoot zijn lading van twee maanden achter in Clara’s keel. De mannen trokken zich terug. Alle Claras grijnsden en fluisterden spookachtig, tegelijk hetzelfde: “maar nu de echte vraag… denken jullie dat jullie mij aankunnen?” Ze giechelden eerst. Maar stonden toen recht. Elke Clara nam één van de mannen beet en begon hem langs achter af te trekken. De acht matrozen protesteerden. Hun lid was nog niet klaar, ze waren nog veel te gevoelig. Maar de Claras luisterden niet. De mannen probeerden zich los te maken en schreeuwden dat het te intens was, maar de acht Claras luisterden niet. Eén van de matrozen kwam een tweede keer klaar. Zijn ballen leeg, maar ook in zijn hoofd werd het zwart. Hij viel na het tweede orgasme bewusteloos neer in een plasje van zijn eigen zaad. Nog zeven matrozen werden snel hierna geforceerd om een tweede, pijnlijk orgasme te hebben.
De anderen waren al weggelopen, maar elke matroos werd gevonden en gedwongen tot een tweede orgasme dat zo intens was dat het pijn deed. De matroos die één van de Claras anaal had genomen in de kombuis, moest tijdens die martelende handjob een vinger in zijn eigen reet verdragen. Stuk voor stuk lag de bemanning bewusteloos op de vloer of het dek, plasjes sperma waren overal te vinden.
De acht Claras verzamelden en kwamen samen op het dek. De laatste man was de kapitein. Hij had de wanhoop bij de bemanning gezien en was gevlucht. Hij kende zijn schip zo goed dat hij enorm snel door de jakobsladder kon klimmen naar het kraaiennest. Maar de acht vrouwen klommen even snel naar boven en trokken hem terug naar het dek.
”Nee, nee alstublieft, heb geduld. Ik kan nog niet…” riep hij nog, vlak voor zijn stem werd gedempt door één van de Claras die met haar poes op zijn mond ging zitten. Zij nam zijn enkels vast (gaf een klein kusje op zijn piemel) en trok zijn benen omhoog. Zo kon een tweede Clara aan zijn kontgaatje. Zij ging languit op het dek liggen en gaf een klein likje, en dan een steviger likje. Een derde Clara duwde een hand van hem in haar kruis. Een vierde duwde zijn andere hand tegen haar borsten. Een vijfde kwam naast hem zitten en streelde zijn ballen. Een zesde zat aan de andere kant, nam zijn penis in de hand en begon hem af te trekken. Gedempte kreetjes kwamen van onder de poes van de eerste Clara. De zevende Clara kwam ook dicht naar zijn gezicht. De eerste schoof wat op zodat ze met twee poezen over zijn gezicht konden gaan. De achtste en echte Clara stond grijnzend toe te kijken hoe de kapitein zijn eerste reverse gangbang had. Toen hij weer kermend van de pijn en kirrend van plezier klaarkwam, verdwenen de overige Claras als bij toverslag. Ook de kapitein lag nu buiten westen, met zijn penis nog stijf en de laatste druppels sperma die er nog uit gepompt werden.
Toen de bemanning bijkwam van hun spetterende ervaring, hadden ze veel meer respect voor Clara dan eerst. En ook Willem zag Clara nu als meer dan een goed betalende maar mysterieuze passagier. “Weet je” had Willem gezegd “Ik heb nog eens over de naam gedacht. En ik heb er eentje gevonden. Eentje die past bij de snelheid ervan. Wat dacht je van ‘De Vliegende Hollander’?”
Bovendien genoten ze van die bovennatuurlijke snelheid en na nog een anderhalve maand (vol met keiharde seks, geholpen met Clara’s magie) zouden ze gaan aanmeren in haar bestemming: India.
Een mooie dame van ergens achter in de twintig zat aan één van de leestafels van het archief. Haar chocolakleurige huid werd verlicht door de TL-lampen die de enorme ruimte verlichtten. Boekenkasten en speciale glazen opslagruimtes waren overal rondom haar. Ze droeg een jurkje dat haar vormen goed benadrukte in het donkergeel met een rood patroontje. Aan haar voeten droeg ze een zilverkleurige naaldhak. Aan haar handen had ze de iets minder flaterende witte handschoentjes, zodat ze de perkamenten niet zou beschadigen die ze aan het inkijken was. Op haar WristTab (een flexibele tablet die rond de pols gedragen kon worden, voor het eerst op de markt in 2021), maakte ze enkele notities. Er stonden vele namen en vele data, bij bijna elke datum stonden er tientallen namen. Behalve bij ééntje. Op die éne datum stond maar één naam, een naam die in heel het document, in heel het archief, maar één keer voor kwam: Clara Goessen. Stefie grijnsde breed.
Een vibratie in haar pols waarschuwde haar voor een inkomend bericht. Ze swipte naar rechts en nam de videocall aan. “Ryan, ik heb ze!” Zei Stefie triomfantelijk. Ryan keek haar verbaasd aan. “Wie heb je?” “Clara! Wie anders? Na al die jaren studies en onderzoek, hier staat haar naam! Bijna tien jaar geleden heeft ze mij gered van een Cherubijn, in 1603 zou ze gestorven zijn op de brandstapel, maar hier staat duidelijk dat onze dode heks in 1604, een jaar na haar veronderstelde dood, met een schip is weggevaren. Ik zie alleen een datum en de initialen van de kapitein: ‘WvdD’. Maar ik ben zeker dat dit genoeg is informatie is om meer over haar te weten te kunnen komen! Ik ben er bijna, Ryan!”
De man met de blonde haren zuchtte. “Ik ben blij voor je, Stefie. Echt waar. Maar denk je niet dat dit gewoon het begin is van een nieuwe zoektocht die tien jaar gaat duren? Waarom kom je niet gewoon naar mij? Er is plaats voor je, als je wilt.” Stefie trok haar blik los van de perkamenten. “Kijk, ik moet dit doen, ik moet haar opnieuw vinden. Als ik er achter ben hoe dit alles werkt, dan zal ik naar je penthouse komen, Ryan.” Ryan keek teleurgesteld. “Jij en ik zijn twee van de weinige mensen die van het spreukenboek af weten. En alles werkt, maakt het uit hoe?” Stefie drukte op een knopje en het gezicht van Ryan verdween.
17 april 1604, Ergens in de buurt van de havenstad Terneuzen
Wat aangestampte aarde als vloer, wat lemen muren en een dak van stro. Veel stelde de herberg niet voor. Luide zeemannen, nuchter op zee maar dronken op land, maakten het onveilig. De enige vrouw was de vrouw van de waard, en die hield zich uit het zicht bezig in de keuken. Eén van de zeelieden lag met zijn hoofd op een houten tafel, zijn haren nat van gemorst bier. De vloer van het eerste verdiep waren wat gammele planken, en enkelen waren zopas beginnen kraken nadat één van hen een jonge prostituee had meegebracht. Dansend, zingend en gulzig zuipend lieten de meesten zich meevoeren in de sfeer van typische zeeluigezelligheid.
Een magere vreemdeling die van top tot teen bedekt was met een zwarte mantel trok haast geen aandacht. Hij ging zitten aan de tafel waar degene met zijn hoofd op tafel lag. “Goedenavond” zei de vreemde. “rot op” zei Willem gedempt, die niet eens de moeite nam zijn hoofd op te tillen. Een zwarte kat sprong uit het niets op tafel, Willem schrok recht en sloeg naar het beest dat vijandig kirde. Hij keek naar de man tegenover zich. Er was iets geks met hem, al kon Willem niet zo snel zeggen wat het was.
“De Suzannah, dat is toch jouw schip? Ik zou morgen willen vertrekken op een reis, kan je haar tegen de middag klaar hebben voor vertrek?” Vroeg de vreemde. Willem bulderde het uit van het lachen. “Zelfs als dat zou lukken, morgen is het Pasen, welke idioot vertrekt er nu op een Christelijke feestdag? Kom dinsdag maar eens terug en dan zullen we de prijs bespreken.” Willem legde zijn hoofd terug op de tafel. “Ik had me meer van je voorgesteld” zuchtte de vreemdeling, en hij stond op. “Ik had op z’n minst gedacht dat je wat ballen aan je lijf zou hebben”.
Op dat moment was Willem recht gesprongen. “Wat zei je daar?” brulde hij. Maar niemand anders in de herberg leek hem te horen of te zien. “Ik zei dat ik gedacht had dat je wel wat ballen in je broek zou hebben, of een lul”. In eender welke omstandigheid had Willem de vreemdeling een klap gegeven. Toch voelde hij zich plots niet zo zeker, hij voelde een vreemde sensatie in zijn broek na de woorden van de vreemde. Hij voelde zo subtiel als mogelijk was, en slaakte een kreet. Weer leek niemand hem op te merken. Hij voelde niets. De vreemdeling kon een glimlachje niet onderdrukken terwijl Willem van zijn stokje viel.
Niet veel later lag Willem in een bed in diezelfde herberg. Het eerste dat hij deed was zijn broek controleren, dit keer was zijn zaakje compleet. Het was zeker en vast een droom, dacht hij. Toen merkte hij de vreemdeling op in de hoek van de kamer. Dit keer zonder lange zwarte mantel. De vreemdeling droeg dan wel een broek, maar buiten de mannenkleren was het overduidelijk een vrouw. Haar bleke huid, haar rosse haren en haar schattige sproeten waren het eerste dat hem opvielen. De lange, slanke gedaante met vormen die alleen maar van een vrouw konden zijn, maakte hem zeker van zijn stuk.
“Ik vertrek morgen, met jou en je bemanning richting India” zei de vreemde vrouw. “Vergeet het” zei Willem. “Bang?” Vroeg ze. “Helemaal niet!” riep Willem. “Nee dat zie ik, je bent eerder opgewonden.” Willem keek verward wat ze bedoelde. Een sensatie in zijn broek riep voor de tweede keer zijn aandacht naar zijn kruis. Dit keer zag hij een grote bult. De vreemdeling lachte. “Je moet je niet inhouden hoor Willempje” Ze zette haar rechtervoet (in een leren laars met hak) op een kist, en liet haar hand over haar buik naar beneden glijden. Haar hand ging moeiteloos onder de zoom van de broek. Voordat Willem het doorhad was de vrouw haar edele delen stevig aan het opwrijven. “Dit… hoe durf je! En ik ben getrouwd!” De vrouw grijnsde. “Kijk eens achter je?” Willem keek aarzelend naar achter, maar zag slechts de houten muur aan het hoofdeinde van zijn bed. “Dichterbij, door dat kleine gaatje daar”. Willem keek, en zag in de andere kamer een vrouw op bed liggen. De matroos tussen haar benen had zijn broek niet meer aan, en had haar rok hoog opgetrokken. Ze kreunde van genot en het bed en de vloer kraakte luid. “Zie je? Suzannah geeft er niet veel om, of je nu hier bent of op zee.” Zei de vreemdeling. “Dus waarom neem je me morgen niet mee op je boot? Ik betaal goed hoor.” Willem keek de vrouw bedenkelijk aan, maar zat met zijn gedachten nog in de andere kamer.
18 april 1604, Pasen, in de haven van Terneuzen
Een stel meeuwen vlogen met veel lawaai over de dokken van Terneuzen. Alle schepen waren netjes aangemeerd, maar van handelaars en matrozen was er geen spoor. Ook de winkeltjes en de gildehuizen waren dicht. Het was namelijk Pasen, waarop niemand in de Protestantse wereld werkte. Hierdoor was de hoofdstraat ook uitgestorven, op één persoon na. Clara had enkele maanden geleden haar mentor, Reynhilde, zien sterven. Hoewel het onderdeel was van haar plan om voorgoed te verdwijnen als sterveling en haar eigen dood te vervalsen, had ze toch enkele maanden gerouwd terwijl Sitri de eerste stappen van haar reis uitstippelde. Tijdens dit rouwproces had ze donkere kleren gedragen, en ondertussen had ze hier een liefde voor gekregen. Haar bleke huid en rosse haren stonden goed bij de zwarte kleding, zoals de lange jurk die ze nu droeg.
De zwarte leren laars die ze droeg klakte op de kasseiweg die haar naar de haven bracht. Steeds meer werd dit geluid overstemd door iets dat leek op een blaffende hond gecombineerd met een varken dat geslacht werd. Clara zag al snel de oorzaak van het lawaai: op één van de kaaien stond een blonde vrouw te roepen en te tieren naar de man die Clara de avond ervoor had bezocht. Beiden leken ze boos: de vrouw omdat Willem besloten had om halsoverkop te vertrekken (op een feestdag!), en de man wellicht om wat Clara hem eerder had laten zien. Toen Clara voet zette op de loopplank en aan boord klom van de “Suzannah” (het schip, niet de vrouw), hoorde ze Suzannah (de vrouw) nog harder tekeer gaan.
“Ah, u moet Clara zijn, de mysterieuze passagier die zodanig veel betaalt dat Willem op Pasen wilt vertrekken voor u.” zei een man met armspieren zoals alleen stuurmannen die hadden met een heerlijk diepe stem waar Clara een warm gevoel van kreeg. “Laat ik me even voorstellen, ik ben David Johanssen, vijf jaar marinier bij de Zweedse marine, vandaag uw stuurman.” David gaf Clara een stevige handdruk. “Uw bagage is reeds gearriveerd, ik zal u uw kajuit tonen”
In de achtersteven van het schip bevond zich een ruimte van ongeveer drie op vier meter. De muren, vloer en plafond waren (uiteraard) van hout. Een hangmat hing tussen twee palen die daar speciaal voor die reden waren gezet. Een boekenkast bevatte enkele spreukenboeken die Clara had geselecteerd, en de kist met haar kleren en andere spulletjes stond ongeopend tegen een tafel. “Ik hoop dat u het hier naar wens zult hebben, als u verder nog iets nodig heeft, zal de kapitein tot uw dienst staan. Als zijn vrouw hem dat toelaat uiteraard.”
De deur was nog maar net achter David gesloten en als uit het niets sprong een grote zwarte kat op tafel. “O daar ben je, Hildegone, ik vroeg me al af of je je weg naar hier zou vinden”. De kat was een cadeau van Sitri geweest vlak na de dood van Reynhilde. Al snel bleek het geen gewone kat te zijn. Vaak verdween ze gewoon om na enkele uren terug vanuit het niets op te duiken. Ze zou Clara altijd volgen en haar waarschuwen voor gevaren, en dat had ze al bewezen. Zo was Clara benaderd geweest door een struikrover op het pad van Antwerpen naar Terneuzen. Hildegonde (vernoemd naar Reynhilde) was vijf minuutjes ervoor naast Clara opgedoken en was heftig beginnen spinnen. Uiteraard was alles niet goed afgelopen met de struikrover, Clara was zo creatief geweest om even van lichaam te wisselen met hem. Maar dat is bijzaak.
Hildegonde miauwde goedkeurend en vond een plekje op de tafel waar ze ging liggen. Clara besloot om iets makkelijker aan te trekken. Ze kroop uit haar brede jurk, en stond zo in haar onderkleed (een soort maillot van katoen). Op dat moment kwam Willem binnen.
“O excuseer, ik wist niet dat u,… Als ik… dan…” Met rode wangen keek Willem weg en probeerde hij een excuus te mompelen. “Geen probleem hoor kapitein”. En Clara trok achter een kamerscherm haar onderkleed uit en trok een ander zwart jurkje aan. Het verschil was dat deze jurk van veel fijnere stof was en tot op haar knieën kwam, in plaats van op haar enkels. Het was één van de kledingstukken die ze van Sitri had gekregen voor haar reis.
De kapitein keek haar gretig aan. Hij had nog nooit de knieën van een volwassen vrouw gezien, behalve bij zijn vrouw. En op zee waren er natuurlijk ook bitter weinig knappe dames. “Binnen enkele minuten zetten we koers naar open zee, we zullen bij tafelberg in Zuid-Afrika een tussenstop houden en vervolgens recht naar India reizen.” Zei hij. “Mooi” antwoorde Clara “Maar is die tussenstop echt nodig? Zouden we niet beter rechtstreeks varen? Zo snel mogelijk?” Ze glimlachte, streelde flirtend over zijn borst en beet op haar lip. “Wel… ach… ja, ik neem aan, misschien lukt het wel” stommelde Willem.
De lezer moet weten dat een wereldreis in de vroege 17de eeuw geen pretje was. Het duurde twee maanden voordat de Suzannah nabij Zuid-Afrika voer, en dat was verbluffend snel dankzij een zeer gunstige wind. Die maanden waren opmerkelijk saai. Clara spendeerde het merendeel van dit stuk van de reis aan het schrijven van een passende inleiding van haar boek. Want dat boek, dat alle seksmagie zou moeten bevatten, was het doel van deze reis. Op enkele escapades met enkele matrozen na gebeurde er niets opmerkelijks. Tot op de nacht van 17 juni 1604.
17 juni 1604, De Suzannah, op zee nabij Kaap de Goede Hoop
Een spiernaakte Clara lagen te soezen in haar hangmat. Haar slanke vingertoppen gleden speels over haar eigen lichaam en ze zuchtte van opwinding. Ze zag hoe haar tepels hard werden, en fantaseerde over de sterke armen van David, de stuurman.
Hildegonde verscheen uit de schaduw en miauwde. Haar gele ogen staarden Clara beoordelend aan. Een donderslag klonk in de verte en Hildegonde miauwde harder. Clara’s vingers gleden verder naar beneden, naar haar poesje. Dat wist was er ging komen, en haar vocht drupte rijkelijk op de hangmat, haar vingers raakten haat genotsknopje bijna… En nog een donderslag, harder dan de vorige, harder dan eender welke donder ze ooit al gehoord had. Alsof het schip in tweeën spleet, het hout kraakte vervaarlijk en Hildegonde miauwde harder dan ooit tevoren.
Een dun katoenen laken wikkelde ze om haar lichaam, het was redelijk doorschijnend en ze moest het met een hand vasthouden om het op z’n plek te houden. Ze liep naar buiten met Hildegonde aan haar zij. Ondanks dat Juni op het zuidelijk halfrond een wintermaand is, was het behoorlijk warm. Een storm begon zich te vormen vlak voor het schip. En de regen spetterde op het dek en doorweekte de haren en het katoenen lakentje van Clara. Ze keek op en zag tot haar verbazing niet David de stuurman, maar Willem, de kapitein, aan het roer van de Suzannah. David stond naast hem en ze ruzieden luid. David riep: “Je kan je bemanning niet nog drie maanden laten varen zonder verlof te geven. We moeten bevoorraden, de mannen worden onrustig. En die storm wordt onze dood nog!” Het water droop over zijn gezicht en een deel van de bemanning keek bezorgd naar het duo. Clara merkte nu pas voor het eerst de angstige gezichten op. Ondanks dat haar naakte lichaam bijna helemaal zichtbaar was in het doorweekte stofje, sloeg niemand acht op haar. De meesten keken afwachtend naar David en Willem, maar sommigen staarden de andere kant uit, naar de nakende storm.
Eerst negeerde Willem zijn stuurman, maar toen draaide het uit tot een schermutseling toen David het roer probeerde over te nemen. Voordat iemand er iets aan kon doen, gaf Willem een harde beuk met de hand waarmee hij het roer niet vasthield. David kon zicht maar net overeind houden en kwam tegen de railing van het schip terecht. Willem keek naar hem, zijn gezicht getekend van een soort obsessie. Clara had die twee maanden geleden wellicht teveel magie gebruikt om hem te overtuigen haar zo snel mogelijk op haar bestemming te brengen. Een tweede heftige donderslag deed zelfs de bemanning beven. David ondernam een tweede poging om het roer over te nemen, maar deze keer duwde Willem nog harder door. David kwam weer tegen de railing, maar dit keer viel hij erover. Een plons was amper hoorbaar in het gewoel van de storm en sommige bemanningsleden haastten zich om een touw te gooien. Willem keek terug vastberaden voor zich. “God of de duivel... de Kaap vaar ik om, al moet ik varen tot het laatste oordeel” riep hij.
Enkele zaken gebeurden tegelijk. Een bliksemschicht sloeg in op de hoogste mast. Een gedaante gelijkend op een zwarte rookwolk die iets weg had van een mens stond plots op het dek tussen de matrozen, een vijftal meter van Clara. Een golf sloeg zo hoog in dat het over het dek spoelde. “En zo zal het zijn” riep een stem als die van Sitri “Kapitein Willem Van der Decken, jij en je voltallige bemanning zijn vanaf nu gebonden aan dit schip. Je zal sneller en beter varen dan wie ook, en waar je koers naar zet, daar zal je geraken. Nooit zal je schip zinken of je bemanning sterven. Maar tracht het schip te verlaten, en er zullen vreselijke dingen gebeuren.” De rookwolk loste op, en de storm ging liggen. Hildegonde miauwde nog één keer en werd daarna stil.
De Bemanning was ook ijzig stil, niet meer bang, niet meer muitend. Elke poging om David te redden werd gestaakt en één van de matrozen nam het roer over en zette zonder tegenstribbelen koers naar India. De vloek had hen al even geobsedeerd gemaakt als Willem.
“Jij lijkt me geen gewone vrouw te zijn” zei Willem toen hij naast haar kwam staan. “Wat is er zojuist gebeurd? Wat dat… De duivel?” vroeg hij. “Een demon, om precies te zijn. Eén van de prinsen van de hel” Zei Clara. “Een leven op zee… om eerlijk te zijn, is dat al waar ik van kon dromen” zei hij. “Alleen jammer van… ach ja” Clara keek op “Jammer van wat?” Vroeg ze. “Jammer at er geen vrouwen hier zijn. En Suzannah, tjah, zij ligt waarschijnlijk weer met een ander tussen haar benen. Zij was de reden waarom ik soms nog terug naar Terneuzen ging. Ik noemde dit schip niet naar haar omdat ik haar zo graag had. Eerder omdat ik haar anders zou vergeten. Een echte thuishaven heb ik nooit gehad. Misschien is een naamsverandering zelfs wel een goed idee.”
“Dus er zijn geen vrouwen aan boord?” Vroeg Clara sceptisch. “Wel, niet genoeg voor de hele crew natuurlijk, je snapt wat ik bedoel.” Zei hij. Clara liet het laken los, het viel op het dek en ze stond nu poedelnaakt tussen de starende matrozen. “Oh ik denk dat jullie je handen meer dan genoeg aan mij alleen zullen vol hebben.” Ze knipoogde speels.
Willem nam haar rosse haren en trok haar gezicht naar zich toe. “Denk je echt dat je ons allemaal aankunt? 32 man?” vroeg hij. Clara nam de gesp van zijn riem vast en trok hem dichter naar zich toe. “Geen enkel probleem” fluisterde ze. Plots klonk er gestommel vanuit de kajuiten. De kapitein keek om en zag verbaasd hoe Clara op dek kwam. Er stonden nu twee Clara’s naast hem. Weer kwam een Clara uit de deur, en nog één, en nog één. Tot er acht rosse deernen op dek stonden. “Als ik goed kan tellen” begon de oorspronkelijke Clara “is tweeëndertig gedeeld door acht gelijk aan vier”. Ze grijnsde.
Als een ander schip op dat moment voorbij gevaren had, hadden zij een vreemd schouwspel kunnen zien. Op het dek stonden vijf Clara’s. Alle vijf helemaal bloot. Eentje zat op haar knieën terwijl een matroos voor haar stond zodat ze hem kon pijpen, twee andere matrozen stonden naast haar en werden ruig afgetrokken. Een vierde zat onder haar en likte haar rosse poes. Een andere Clara werd door een matroos op z’n hondjes genomen, terwijl ze weer iemand anders in haar mondje had en één in elke hand. De drie anderen lagen op hun rug te genieten van de viervoudige aandacht. Eén Clara lag in de kombuis (de keuken van het schip) en werd tussen de voorraden anaal genomen terwijl iemand anders haar poes likte, nog iemand anders haar borsten masseerde en de vierde persoon haar innig tongzoende. De voorlaatste Clara hing in één van de vele hangmatten in de slaapruimte van de bemanning, waar de vier matrozen één voor één hun beurt afwachtten. De laatste en de echte Clara lag in haar eigen kajuit tussen haar perkamenten en ganzenveren op de tafel. Drie matrozen en Kapitein Willem waren bij haar. Ze had één matroos in elke hand. Een derde stootte in haar kut. Willem zelf stond bij haar gezicht en trok haar hoofd met haar haren tot over de rand van de tafel. Ze opende haar mond gretig en liet de penis van de kapitein in haar mond. Het gevaarte stootte steeds dieper en dieper. Voordat ze het doorhad gleed zijn pik door in haar keel.
De tafel kraakte en kreuntjes van mannelijke orgasmes begonnen doorheen heel het schip te klinken. Sperma vloog heen en weer en bekliederde alle acht Claras. Ook Willem spoot zijn lading van twee maanden achter in Clara’s keel. De mannen trokken zich terug. Alle Claras grijnsden en fluisterden spookachtig, tegelijk hetzelfde: “maar nu de echte vraag… denken jullie dat jullie mij aankunnen?” Ze giechelden eerst. Maar stonden toen recht. Elke Clara nam één van de mannen beet en begon hem langs achter af te trekken. De acht matrozen protesteerden. Hun lid was nog niet klaar, ze waren nog veel te gevoelig. Maar de Claras luisterden niet. De mannen probeerden zich los te maken en schreeuwden dat het te intens was, maar de acht Claras luisterden niet. Eén van de matrozen kwam een tweede keer klaar. Zijn ballen leeg, maar ook in zijn hoofd werd het zwart. Hij viel na het tweede orgasme bewusteloos neer in een plasje van zijn eigen zaad. Nog zeven matrozen werden snel hierna geforceerd om een tweede, pijnlijk orgasme te hebben.
De anderen waren al weggelopen, maar elke matroos werd gevonden en gedwongen tot een tweede orgasme dat zo intens was dat het pijn deed. De matroos die één van de Claras anaal had genomen in de kombuis, moest tijdens die martelende handjob een vinger in zijn eigen reet verdragen. Stuk voor stuk lag de bemanning bewusteloos op de vloer of het dek, plasjes sperma waren overal te vinden.
De acht Claras verzamelden en kwamen samen op het dek. De laatste man was de kapitein. Hij had de wanhoop bij de bemanning gezien en was gevlucht. Hij kende zijn schip zo goed dat hij enorm snel door de jakobsladder kon klimmen naar het kraaiennest. Maar de acht vrouwen klommen even snel naar boven en trokken hem terug naar het dek.
”Nee, nee alstublieft, heb geduld. Ik kan nog niet…” riep hij nog, vlak voor zijn stem werd gedempt door één van de Claras die met haar poes op zijn mond ging zitten. Zij nam zijn enkels vast (gaf een klein kusje op zijn piemel) en trok zijn benen omhoog. Zo kon een tweede Clara aan zijn kontgaatje. Zij ging languit op het dek liggen en gaf een klein likje, en dan een steviger likje. Een derde Clara duwde een hand van hem in haar kruis. Een vierde duwde zijn andere hand tegen haar borsten. Een vijfde kwam naast hem zitten en streelde zijn ballen. Een zesde zat aan de andere kant, nam zijn penis in de hand en begon hem af te trekken. Gedempte kreetjes kwamen van onder de poes van de eerste Clara. De zevende Clara kwam ook dicht naar zijn gezicht. De eerste schoof wat op zodat ze met twee poezen over zijn gezicht konden gaan. De achtste en echte Clara stond grijnzend toe te kijken hoe de kapitein zijn eerste reverse gangbang had. Toen hij weer kermend van de pijn en kirrend van plezier klaarkwam, verdwenen de overige Claras als bij toverslag. Ook de kapitein lag nu buiten westen, met zijn penis nog stijf en de laatste druppels sperma die er nog uit gepompt werden.
Toen de bemanning bijkwam van hun spetterende ervaring, hadden ze veel meer respect voor Clara dan eerst. En ook Willem zag Clara nu als meer dan een goed betalende maar mysterieuze passagier. “Weet je” had Willem gezegd “Ik heb nog eens over de naam gedacht. En ik heb er eentje gevonden. Eentje die past bij de snelheid ervan. Wat dacht je van ‘De Vliegende Hollander’?”
Bovendien genoten ze van die bovennatuurlijke snelheid en na nog een anderhalve maand (vol met keiharde seks, geholpen met Clara’s magie) zouden ze gaan aanmeren in haar bestemming: India.
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10